• No results found

"Wie bepaalt dan wat waar is?"

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share ""Wie bepaalt dan wat waar is?""

Copied!
31
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

“Wie bepaalt dan wat waar is?”

Een kwalitatief onderzoek naar meningen van sociale media gebruikers over

de inzet van de Nederlandse overheid om polarisatie als gevolg van

desinformatie tegen te gaan

Dido Verstegen 11871288 10/05/2021

Begeleider: dhr. R. (Roman) Pankow MSc

2e Examinator: mw. drs. A.L. (Lisa) van Pappelendam Bachelorscriptie Informatiekunde

Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica Universiteit van Amsterdam

(2)

2

Abstract

De verspreiding van desinformatie (fake news) vormt een steeds grotere bedreiging voor de samenleving. Om de polarisatie die desinformatie mogelijk kan veroorzaken te mitigeren heeft de Nederlandse overheid maatregelen genomen. Omdat desinformatie het meest circuleert op sociale media platformen, zijn de gebruikers van sociale media de mensen die direct in aanraking zouden kunnen komen met desinformatie en tevens het effect van de maatregelen zullen merken. Daarom richt dit onderzoek zich op de meningen van sociale media gebruikers op de inzet van de Nederlandse overheid om polarisatie veroorzaakt door de verspreiding van desinformatie tegen te gaan. Dit is onderzocht door twaalf gebruikers van enkele sociale media platformen te interviewen over hun ervaringen met desinformatie en de meningen over de getroffen maatregelen van de overheid. Door middel van inductive coding zijn de resultaten geanalyseerd. Uit het onderzoekt blijkt dat de respondenten de maatregelen die de overheid heeft genomen niet voldoende vinden om de verspreiding van desinformatie en de daaruit volgende polarisatie tegen te gaan. De kwaliteit van de journalistiek en het aanpakken van de verspreiders van desinformatie zouden volgens de respondenten meer aandacht moeten krijgen. Burgers zelf desinformatie laten herkennen vonden de respondenten minder effectief. Het aanvechten van verspreiders van desinformatie zou volgens de respondenten nooit ten koste mogen gaan van de vrijheid van meningsuiting

.

(3)

3

Inhoudsopgave

Abstract ... 2 1. Introductie ... 4 2. Theoretisch kader ... 6 2.1 Fake news... 6 2.2 Polarisatie ... 7 2.2.1 De filter bubbel ... 8 2.2.2 Selectieve mediablootstelling ... 8 2.3 Effecten ... 9 2.4 Bestaande maatregelen ... 10 3. Methode ... 12 3.1 Onderzoeksontwerp ... 12 3.2 Participanten ... 12 3.3 Materialen ... 13 3.4 Procedure ... 14 3.5 Analyse ... 15 4. Resultaten ... 16 4.1 Desinformatie ... 16

4.1.1 Bekendheid met het onderwerp ... 16

4.1.2 Ervaringen ... 16 4.1.3 Massacommunicatie ... 17 4.2 Filter bubbel... 18 4.3 Maatregelen ... 21 4.3.1 Rol overheid ... 21 5. Conclusie ... 24 6. Discussie ... 25 7. Referenties ... 27 8. Appendix ... 30 Topic list ... 30

(4)

4

1. Introductie

De afgelopen jaren is het fenomeen fake news een groeiende maatschappelijke uitdaging. Fake news is de Engelse term voor de term ‘nepnieuws’, wat wordt gedefinieerd door het vaak geciteerde onderzoek van Allcott & Gentzkow (2017) als: ‘News articles that are intentionally and verifiably false, and could mislead readers’. Dit kan vertaald worden naar ‘nieuwsartikelen die opzettelijk en verifieerbaar onwaar zijn, en die lezers kunnen misleiden’. Door het grootschalige gebruik van sociale media platformen zoals Facebook, Twitter en YouTube kunnen deze misleidende nieuwsartikelen eenvoudig en snel verspreid worden. Ze kunnen miljoenen views gegenereerd hebben voordat ze uiteindelijk worden ontdekt en verwijderd (Campan et al., 2017). Deze ‘nieuwsartikelen’ kunnen een bedreiging vormen voor de samenleving. Zo heeft fake news geleid tot veel controverse tijdens de Amerikaanse presidentsverkiezingen in 2016 (Allcott & Gentzkow, 2017). Fake news was waarschijnlijk grotendeels de aanleiding voor een schietpartij bij een pizzarestaurant in de Verenigde Staten (NOS, 2016; Tokmetzis, 2018). Bij de schietpartij, die bekend staat als ‘Pizzagate’, drong een man een pizzarestaurant binnen met een geweer, waarna hij aandrong om de kelder te zien. De man was er van overtuigd dat vanuit de kelder van het restaurant een kinderseksnetwerk gerund werd onder leiding van toenmalig presidentskandidaat Hillary Clinton (NOS, 2016; Tokmetzis, 2018),

Volgens Bakir & McStay (2018) wordt fake news onder andere gecreëerd met als doel emotie te gebruiken om zoveel mogelijk aandacht en views te krijgen, wat moet resulteren in hoge advertentie-opbrengsten. Dit bedrijfsmodel is er op gericht om controversiële nieuwsberichten te verspreiden, omdat deze veel aandacht krijgen en veel emotionele reacties uitlokken. Tijdens de Amerikaanse verkiezingen van 2016 kregen pro-Donald Trump nepnieuws berichten zelfs meer aandacht dan echte online nieuwsberichten van gerenommeerde kranten over Trump (Silverman, 2016). Door de controversiële berichten wordt een heftige emotionele reactie uitgelokt bij de lezer (Bakir & McStay, 2018), en kunnen deze reacties op den duur leiden tot polarisatie (Spohr, 2017). Fake news wordt er van verdacht een flinke impact te kunnen hebben op de samenleving in de Verenigde Staten. In 2018 zijn vergelijkbare significante effecten van

fake news op de Nederlandse samenleving nog niet gevonden (Van Keulen et al., 2018). Van Keulen et al. vertaald fake news naar het Nederlandse woord ‘desinformatie’. De Nederlandse overheid zet zich sinds 2018 wel in tegen de verspreiding van desinformatie en de schadelijke effecten die deze zou kunnen aanrichten tegen te gaan. In november 2020 zijn de meest recente maatregelen aangekondigd om de invloed van desinformatie te beperken met het oog op de Tweede Kamerverkiezingen in Nederland in maart 2021 (Ministerie van Algemene Zaken, 2020).

Omdat de maatregelen bedoeld zijn om de burgers te beschermen tegen de effecten van de verspreiding van desinformatie, is het belangrijk om het draagvlak te onderzoeken bij de burgers. Omdat desinformatie voornamelijk circuleert op sociale media platformen (Spohr, 2017), richt dit onderzoek zich hoofdzakelijk op de meningen van sociale media gebruikers over effecten van de getroffen maatregelen. Hoewel er tot op heden nog geen statistisch significante effecten gevonden zijn van de verspreiding van desinformatie in Nederland (Van Keulen et al., 2018), zijn er misschien toch lichte effecten zichtbaar in de ervaringen en meningen van burgers. Hierbij zijn de persoonlijke ervaringen met desinformatie en polarisatie leidende onderwerpen om zo een beeld te kunnen schetsen van de meningen over de getroffen maatregelen door de

(5)

5 overheid. Deze scriptie dient als een onderzoek naar het draagvlak van de maatregelen die de Nederlandse overheid getroffen heeft. Hierbij is de volgende onderzoeksvraag geformuleerd: ‘Wat vinden sociale media gebruikers van de inzet van de Nederlandse overheid om polarisatie veroorzaakt door de verspreiding van desinformatie in de samenleving tegen te gaan?’ Om de onderzoeksvraag volledig te kunnen beantwoorden zijn er een aantal deelvragen opgesteld.

1. Wat is er bekend over de effecten van de verspreiding van desinformatie op de Nederlandse samenleving?

Met het antwoord op deze deelvraag worden de huidige effecten van de verspreiding van desinformatie op de Nederlandse samenleving weergegeven. Hiermee worden de bekende effecten in de Verenigde Staten vergeleken met de situatie in Nederland.

2. Wat zijn andere relevante factoren van polarisatie online?

In dit onderzoek is polarisatie een belangrijk onderwerp. Het is daarom ook belangrijk om de andere relevante factoren of oorzaken van polarisatie op sociale media platformen weer te geven. Met het antwoord op deze deelvraag wordt geprobeerd een helder beeld te vormen over welke rol desinformatie speelt in de polarisatie van de Nederlandse samenleving, en hoe andere factoren zich daartoe verhouden.

3. Welke maatregelen worden er door de Nederlandse overheid getroffen tegen de verspreiding van desinformatie, en hoe zijn deze tot stand gekomen?

Om de meningen van mensen te kunnen onderzoeken is een diepe kennis van de huidig getroffen maatregelen tegen de verspreiding van desinformatie vereist. Zo kunnen individuele maatregelen worden getoetst bij de respondenten. Ook is belangrijk te weten met welk specifiek doel de verschillende maatregelen zijn opgezet.

4. Wat zijn de ervaringen van sociale media gebruikers met betrekking tot desinformatie?

Naast de meningen van de sociale media gebruikers zijn de persoonlijke ervaringen ook leidend in het onderzoek, om zo te bepalen in hoeverre sociale media gebruikers te maken hebben met het onderwerp. Persoonlijke ervaringen kunnen misschien van invloed zijn op de meningen tegenover de besproken maatregelen.

(6)

6

2. Theoretisch kader

Om een helder beeld te scheppen bij dit onderzoek zal er in dit hoofdstuk een toelichting gegeven worden over de belangrijkste begrippen en gevonden literatuur. Allereerst zal er op zoek worden gegaan naar de correcte vertaling en definitie van de Engelse term fake news, om zo een duidelijke afbakening te creëren en een uniforme term te kunnen gebruiken in de rest van het onderzoek. Daarna zullen de verschillende vormen van fake news worden uiteengezet, samen met de mogelijke effecten op de samenleving dan wel de politiek, gevolgd door de huidig geïmplementeerde maatregelen van de Nederlandse overheid om deze effecten te mitigeren.

2.1 Fake news

In een onderzoek van Van Keulen et al. (2018) wordt het woord ‘desinformatie’ gebruikt om de term fake news te vertalen. Hierbij hebben ze gekeken naar twee uitgebrachte rapporten die

fake news definiëren, een van de Raad van Europa (2017) en een van de High Level Expert Group (HLEG) on Fake News and Online Disinformation (2018). Van Keulen et al. (2018) concludeert uit deze artikelen dat er een onderscheid gemaakt wordt tussen drie verschillende soorten van foutieve informatie: disinformation, misinformation, en malinformation.

Desinformatie (Disinformation)

Desinformatie is ‘inaccurate informatie die opzettelijk wordt gecreëerd en verspreid om een persoon, sociale groep, organisatie of land te schaden’ (Wardle & Derakhshan, 2017), en volgens de HLEG kan ook onware of misleidende informatie geclassificeerd worden als desinformatie, en wordt schade aan democratische- of politieke processen en waarden ook meegeteld (de Cock Buning, 2018). Hierbij gaat het ook vooral om de intentie waarmee het wordt verspreid, namelijk de bedoeling om schade aan te richten.

Misinformatie (Misinformation)

Misinformatie is ‘informatie welke niet nadrukkelijk met de intentie om schade aan te richten wordt verspreid’ (Van Keulen et al., 2018). Het voorbeeld wat Van Keulen et al. (2018) gebruiken is dat in het geval van extreme gebeurtenissen, waarbij nog weinig bekend is over de situatie, verschillende media zo snel mogelijk updates willen leveren. Hierdoor wordt er vaak informatie naar buiten gebracht welke afkomstig kan zijn van onofficiële bronnen, die later moet worden gecorrigeerd omdat deze niet blijkt te kloppen (bijv. de hoeveelheid slachtoffers bij een aanslag of live updates bij grote evenementen).

Smaad (Malinformation)

Smaad is ‘gevoelige informatie die opzettelijk wordt verspreid om schade aan te richten aan een persoon, sociale groep, organisatie of land’ (Van Keulen et al., 2018). Hierbij gaat het vaak om informatie waarvan het uitlekken schadelijk is, zoals het plaatsen van naaktfoto’s of het online zetten van iemand zijn/haar huisadres.

Het blijkt dus dat het voornaamste verschil tussen des- en misinformatie is dat desinformatie inaccurate informatie is die opzettelijk gecreëerd en verspreid wordt, terwijl misinformatie inaccurate informatie is die overhaast naar buiten komt. Smaad wordt gedefinieerd als weliswaar accuraat maar de verspreiding gebeurt met kwade bedoeling. Van Keulen et al. (2018) plaatsen echter de kanttekening dat de scheidslijn tussen mis- en desinformatie vaak lastig vast te stellen is, omdat het vaak niet duidelijk is wat de exacte bedoelingen zijn van het

(7)

7 verspreiden ervan. Zo kan feitelijk kloppende informatie waarvan de context onvoldoende belicht is of een eenzijdig of overdreven uitgelegd standpunt ook gezien worden als desinformatie, omdat de intentie hiervan vaak ook is om schade aan te richten (Van Keulen et al., 2018).

Om het begrip verder af te bakenen moet er gekeken worden naar de verschillende gebruiken van de term fake news. In een onderzoek van Tandoc Jr et al. (2018) zijn de verschillende vormen verzameld door een overzicht te maken van het gebruik van de term fake news in 34 wetenschappelijke artikelen. Hieruit blijkt dat er zes verschillende types fake news in gebruik zijn; nieuws satire, nieuws parodieën, nieuwsfabricatie, mediamanipulatie, advertenties, en propaganda. Tandoc Jr et al. hebben vervolgens een model opgesteld om de verschillende vormen van het gebruik van de term fake news te beoordelen op basis van de mate van authenticiteit en de intentie van de auteur, beide geschaald van hoog naar laag. Het model is weergegeven in Tabel 1 (Tandoc Jr et al., 2018). De intentie van de auteur om te misleiden ligt bij zowel nieuwssatire als nieuwsparodieën laag, maar nieuwssatire is voor het overgrote deel gebaseerd op feiten, terwijl nieuwsparodieën gefabriceerde artikelen zijn. Bij beide vormen worden er door middel van humor actuele maatschappelijke ontwikkelingen bekritiseerd dan wel bespot, en is de intentie om daadwerkelijk te misleiden laag. Bij advertenties, propaganda, mediamanipulatie en fabricages is er sprake van een hoge intentie om te misleiden, zij het om zoveel mogelijk clicks te genereren of om meningen te beïnvloeden. Advertenties bestaan wel uit feiten, maar deze feiten zijn vaak eenzijdig (Tandoc Jr et al., 2018).

Tabel 1

Een typologie van ´fake news’ definities

Noot. Overgenomen uit: Defining “fake news” A typology of scholarly definitions, door Tandoc Jr, E. C., Lim, Z. W., & Ling, R., 2018, Digital journalism, 6(2), p. 137-153.

Omdat dit onderzoek zich richt op de schadelijke effecten die inaccurate informatie kan veroorzaken, zal de focus liggen bij de term desinformatie van Van Keulen et al., waarmee de vormen met een hoge intentie om te misleiden volgens Tandoc Jr et al. (advertenties, propaganda, mediamanipulatie en fabricages) worden bedoeld.

2.2 Polarisatie

Polarisatie ‘typeert een conflict waarbij sprake is van twee groepen meningen die lijnrecht tegenover elkaar staan’ (Oosterwaal, 2009). Oosterwaal maakt het onderscheid tussen twee

(8)

8 soorten polarisatie; politiek en sociaal. Men spreekt van politieke polarisatie wanneer er twee politieke fronten ontstaan van partijen waar de meningen sterk tegenover elkaar staan. In het geval van sociale polarisatie ontstaan er twee groepen tussen burgers waarbij de meningen over een maatschappelijk vraagstuk in zulke grote mate verschillen dat een consensus lastig te bereiken is. Uit een onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) (2019) blijkt dat driekwart van de Nederlandse bevolking denkt dat de meningsverschillen onder Nederlanders groter zijn geworden. Zeventig procent van de Nederlanders gelooft dat internet en nieuwe media een polariserend effect hebben op de bevolking (Dekker & Den Ridder, 2019).

2.2.1 De filter bubbel

In 2016 gebruikte 62 procent van de Amerikaanse bevolking sociale media als primaire bron van nieuwsconsumptie, en 66 procent van alle Facebook gebruikers gebruikt Facebook voor het consumeren van nieuws (Spohr, 2017). In Nederland ligt het gebruik van sociale media voor het consumeren van nieuws lager. Zo consumeerde in 2018 31 procent van de Nederlanders hun aandeel van digitaal nieuws via sociale media platformen, en 32 procent van de Nederlanders gebruikte Facebook wekelijks voor nieuws (Van Keulen et al., 2018). Sociale media platformen worden beschuldigd van het hebben van een polariserend effect op hun gebruikers, waarbij zowel desinformatie als de zogeheten filter bubble een grote rol zouden spelen (Spohr, 2017; Bakir & McStay, 2018). Een filter bubble (filter bubbel) is de term gegeven door Pariser (2011) aan het fenomeen van de presentatie van informatie aan een gebruiker (vaak op een social media platform) wat bepaald wordt door een algoritme, waarbij de inhoud van die informatie is gebaseerd op de gebruiker zijn online gedrag en de kijkgeschiedenis van de gebruiker. Deze aanbevelingssystemen zijn oorspronkelijk bedoeld om de gebruikers een gepersonaliseerde ervaring te bieden, met aanbevelingen gebaseerd op hun interesses. Er wordt echter gevreesd dat gebruikers hierdoor in een bubbel van informatie terecht komen, waardoor de diversiteit van het aanbod van informatie vermindert. Dit geldt ook voor politieke advertenties en politiek nieuws. Het algoritme creëert een online profiel van de gebruiker, en voorspelt zijn voorkeuren aan de hand van zijn online gedrag. Als iemand dus bijvoorbeeld interesse toont in een conservatieve politieke partij door de naam van de partij vaak op te zoeken op sociale media, zal het algoritme zich aanpassen en mogelijk meer conservatief nieuws aanbevelen (Bakir & McStay, 2018). Hierdoor ziet de gebruiker dus steeds minder alternatieve politieke berichten of nieuws, en komt minder in aanraking met alternatieve ideologieën (Spohr, 2017; Bakir & McStay, 2018; Pariser, 2011).

2.2.2 Selectieve mediablootstelling

Een andere oorzaak van polarisatie op sociale media heeft te maken met het fenomeen

confirmation bias oftewel bevestigingsvooroordeel, de neiging van mensen om alleen aandacht te hebben voor informatie die met de eigen ideeën of ideologie overeenkomt. Dit fenomeen is mogelijk ook te zien op sociale media. Er wordt gespeculeerd dat sociale media gebruikers zelf actief zoeken naar informatie die met hun mening overeenkomt, zodat ze niet worden geconfronteerd met conflicterende ideologieën (Trilling & van Klingeren, 2018). Dit effect wordt ook wel selectieve mediablootstelling (selective exposure) genoemd. Het wordt gevreesd dat deze selectieve blootstelling aan (eenzijdig) nieuws een polariserend effect kan hebben, omdat men minder in aanraking komt met verschillende meningen. Traditionele media zouden polarisering juist tegengaan, doordat er regelmatig nieuws wordt getoond waar beide denkbeelden rondom een vraagstuk belicht worden. Bij deze theorieën moet echter een kanttekening geplaatst worden, omdat er nog relatief weinig wetenschappelijk bewijs bestaat

(9)

9 over de polariserende effecten van selectieve blootstelling. Een relatief recentelijk onderzoek, uitgevoerd in Nederland, vond bewijs dat men wel degelijk kiest voor informatie die overeenkomt met hun mening (Trilling & van Klingeren, 2018). Trilling & van Klingeren merken op dat het onderzoek is uitgevoerd in Nederland, dat een meerpartijenstelsel kent, en waarvan het overgrote deel van de bevolking zichzelf in het midden van het politiek spectrum plaatst. Veel voorgaand onderzoek is namelijk uitgevoerd in de Verenigde Staten, waar er een tweepartijensysteem heerst waardoor er in eerste instantie al meer polarisatie bestaat. Ook speelt ‘partijdige media’ een grotere rol speelt in de Verenigde Staten, omdat er daar een sterker verdeeld nieuwsaanbod bestaat vergeleken met het aanbod van Nederlandse nieuwskanalen (Van Keulen et al., 2018). Uit een onderzoek van het Reuters instituut (2017) naar de mate van polarisatie van online nieuwsmedia blijkt namelijk dat Nederland als een van de laagste scoort (polarisatiescore van 2.1) van ten opzichte van koploper VS (5.93). Portugal had de laagste mate van polarisatie van het online medialandschap (0.99) (Newman et al., 2017).

2.3 Effecten

Volgens Bakir & McStay (2018) heeft de verspreiding van fake news drie schadelijke gevolgen; “(1) its production of wrongly informed citizens, that (2) are likely to stay wrongly informed in echo chambers and (3) be emotionally antagonised or outraged given the affective and provocative nature of much fake news” (Bakir & McStay, 2018). Omdat men historisch gezien het prefereert om zich te omcirkelen met gelijkgestemde mensen en ideologieën, ontstaan er clusters van mensen met gelijkwaardige meningen (Bishop, 2008). Hier komt bij dat door effecten zoals de filter bubbel, men een minder divers aanbod te zien krijgt van verschillende opinies. Hierdoor bestaat de angst dat zulke homogene groepen een zelfversterkende ‘echokamer’ van meningen en vooroordelen tot gevolg heeft, waarbij tegengestelde meningen en wereldbeelden worden weggefilterd en mensen binnen die groep nog sterker overtuigd worden van hun gelijk. Dit heeft tot gevolg dat mensen die in een echokamer zitten minder geneigd zijn om in discussie te gaan met mensen met een andere mening of visie (Spohr, 2017), en tot een gepolariseerde maatschappij waarbij men grote positieve gevoelens ontwikkeld voor gelijkgestemden, en voornamelijk negatieve gevoelens voor mensen met een tegengestelde politieke mening (Gentzkow, 2016). Dit heeft bijvoorbeeld mogelijk invloed op de kans dat mensen een nep nieuwsartikel geloven over hun tegenstanders, waardoor ze mogelijk sneller slachtoffer worden van de gevolgen van desinformatie (Allcott & Gentzkow, 2017).

Als burgers dus verkeerd worden geïnformeerd door desinformatie is, door het ontstaan van echo kamers en het wegfilteren van tegengestelde meningen door filter bubbels, de kans kleiner dat de foutieve informatie wordt gecorrigeerd. Op den duur kan dit leiden tot polarisatie in de samenleving, voornamelijk op politiek vlak (Tucker et al., 2018). In een gepolariseerde samenleving neemt de kans op opstanden en sociale onrust toe (Oosterwaal, 2009).

Uit de eerder besproken rapportage van het Rathenau Instituut blijkt dat de Nederlandse samenleving nog relatief resistent is gebleven tegen de negatieve gevolgen van de verspreiding van desinformatie (Van Keulen et al., 2018). Ook blijkt uit een rapport van het SCP dat ondanks dat driekwart van de Nederlandse bevolking gelooft dat de polarisatie in Nederland is toegenomen, er uit bevolking enquêtes naar voren komt dat er geen sprake is van een toename van de polarisatie in Nederland (Dekker & Den Ridder, 2019). Van Keulen et al. (2018) geven de verklaring dat veel Nederlanders naast sociale media, in tegenstelling tot de Amerikaanse bevolking, veelal hun nieuws ook nog via andere bronnen, zoals radio, tv of krant consumeren. Daarnaast consumeren veel mensen in Nederland hun nieuws via dezelfde bronnen of instituten,

(10)

10 en is het vertrouwen in het nieuws van deze bronnen veel hoger dan het vertrouwen in nieuws wat gelezen wordt op sociale media platformen (Van Keulen et al., 2018). Hieruit blijkt dus dat de Nederlandse samenleving potentieel bestand kan zijn tegen de effecten van nepnieuws, waardoor extra maatregelen wellicht minder nodig zijn. Om dit te kunnen bewijzen is verder onderzoek vereist.

2.4 Bestaande maatregelen

De Nederlandse overheid neemt sinds eind 2018 actief deel aan een actieplan van de Europese Unie om de democratische processen te beschermen en desinformatie tegen te gaan in de EU (Ministerie van Algemene Zaken, 2019). Het actieplan focust zich op vier verschillende punten; (1) Het verbeteren van de detectie van desinformatiecampagnes; (2) de structuur bouwen voor een gecoördineerde aanpak; (3) het verantwoordelijk stellen van online platformen en bedrijven; en (4) het bewust maken van EU-burgers. Zo wordt er een Rapid Alert System ontwikkeld dat het delen van data over desinformatietrends en de communicatie over dreigingen moet verbeteren tussen zowel lidstaten onderling als tussen lidstaten en EU instituties. Daarnaast is er een gedragscode ondertekend met grote technologiebedrijven zoals Facebook, Google, Twitter en Mozilla, naast verschillende vertegenwoordigers van grote advertentiebedrijven over het omgaan met de verspreiding van desinformatie (Europese Commissie, 2020). Met deze maatregelen worden grote bedrijven verantwoordelijk gehouden voor de mate waarin hun platformen de verspreiding van desinformatie faciliteren. Om het bewustzijn te verbeteren onder burgers zouden er door hulp vanuit de EU-instituties campagnes met betrekking tot mediawijsheid gestimuleerd worden, en worden nationale onafhankelijke fact-checkers

ondersteund.

Het kabinet Rutte III heeft in 2019 een strategie gelanceerd tegen desinformatie waarbij de focus vooral ligt op de transparantie van de oorsprong van nieuwsberichten. Het uitgangspunt is dat burgers zelf nepnieuws moeten kunnen herkennen. Om dit te verbeteren is er tussen 11 maart en 14 juli 2019 een bewustwordingscampagne gelanceerd genaamd Mediawijsheid. Deze campagne bestaat uit meerdere onderdelen zoals lespakketten op scholen, alsmede mediawijsheid tips voor ouderen en mensen die niet goed overweg kunnen met computers. Hiermee hoopt het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de algemene bewustwording van de schadelijke effecten van desinformatie te verbeteren (Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, 2019a).

Op 16 november 2020 heeft minister Ollongren (Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) een nieuw pakket maatregelen aangekondigd om desinformatie tegen te gaan. Hierin wordt een Nederlandse gedragscode voor transparantie bij politieke advertenties opgesteld, en wordt bij de verkiezingen van 2021 door een onafhankelijke externe partij door middel van open bronnen desinformatie gemonitord (Ministerie van Algemene Zaken, 2020a). Daarnaast wordt er een motie ingediend om een wijziging aan te brengen in de Wet financiering politieke partijen (wfpp), waardoor giften van buiten de EU aan politieke partijen verboden worden, en worden politieke partijen verplicht om bij giften aan rechtspersonen de belanghebbenden openbaar te maken. Ten slotte moet er een nieuwe informatieve website gelanceerd worden waar burgers zich kunnen informeren over hoe desinformatie herkend kan worden en hoe hier mee dient te worden omgegaan. Op de website van Rijksoverheid is momenteel al een sectie toegewezen aan onder andere fake news, maar die wordt verbreed naar de titel ‘desinformatie en nepnieuws’ (Ministerie van Binnenlandse Zaken en

(11)

11 Koninkrijksrelaties, 2019b). Op deze pagina worden alle nieuwsberichten omtrent dit thema weergegeven en zijn er links naar campagnes. Met de invoering van deze recentelijk aangekondigde maatregelen lijkt er een stap in de goede richting te worden gezet, alleen het is nog onduidelijk of deze maatregelen voldoende zullen zijn in de ogen van de gebruikers van sociale media.

(12)

12

3. Methode

In dit hoofdstuk wordt een toelichting op de onderzoeksmethode worden gegeven. Eerst zal het ontwerp van het onderzoek besproken worden en worden de keuzes die zijn gemaakt gemotiveerd. Hierna zullen de verschillende participanten worden beschreven. Vervolgens zullen de keuzes voor de opzet van de vragenlijst worden uitgelegd, door middel van stap voor stap de vragenlijst te bespreken. Ten slotte wordt het gehele proces van het onderzoek beschreven, en wordt toegelicht op welke manier de data zal worden geanalyseerd.

3.1 Onderzoeksontwerp

De onderzoeksmethodologie die in dit onderzoek gebruikt zal worden is het van kwalitatieve vorm. Kwalitatief onderzoek kan als volgt worden gedefinieerd: ‘Kwalitatieve onderzoeksmethoden zijn strategieën voor de systematische verzameling, organisatie, en interpretatie van tekstueel materiaal dat is verkregen door gesprekken of observaties met het doel concepten te ontwikkelen die ons helpen om sociale verschijnselen in hun natuurlijke context te begrijpen met de nadruk op betekenissen, ervaringen, en gezichtspunten van alle betrokkenen.’ (Evers, 2015). Bij dit onderzoek ligt de prioriteit bij de meningen en ervaringen van gebruikers van sociale media platformen. Door met hen in gesprek te gaan over hun ervaringen met de concepten desinformatie en polarisatie kan het draagvlak getoetst worden voor de huidige maatregelen. Om deze reden is er voor gekozen voor om interviews af te nemen. Zo kunnen de meningen van sociale media gebruikers gebruikt worden om een beeld te scheppen van hoe zij tegen de huidige maatregelen aankijken, om zo een empirisch gefundeerd advies te kunnen geven aan de overheid.

De platformen die het meest van toepassing waren op dit onderzoek zijn Facebook, Instagram, Twitter, Reddit en YouTube. De platformen Facebook, Instagram, YouTube, Reddit en Twitter zijn gekozen voor dit onderzoek omdat uit een rapportage van Van der Veer et al. (2020) blijkt dat deze platformen na WhatsApp de meest gebruikte sociale media platformen zijn in Nederland. Cijfers over Nederlandse gebruikers van het platform Reddit zijn er niet, maar deze is gekozen omdat Reddit een grote rol speelde in het Pizzagate schandaal (Royster, 2017; Tokmetzis, 2018). De hoofdonderwerpen van de interviews zijn bekendheid van fake news, ervaringen met fake news, en meningen over het huidige beleid van de Nederlandse overheid om polarisering tegen te gaan.

De interviews die afgenomen zullen worden zijn semi gestructureerd van aard. De meningen en gedachtes van de personen zijn het meest waardevol waardoor een compleet gestructureerd interview niet de voorkeur heeft, omdat daarin niet op een flexibele manier dieper kan worden ingegaan op de antwoorden van de respondenten. Ook omdat het karakter van de interviews verkennend zal zijn, heeft een semi gestructureerde vorm de voorkeur.

3.2 Participanten

Voor dit onderzoek lag het doel om tussen de tien en twintig respondenten te werven om te interviewen om zo beter te kunnen categoriseren, en de oorzaken van overeenkomsten of verschillen te kunnen vergelijken. De enige twee eisen aan de participanten waren dat ze (1) gebruikers waren van minstens één van de eerder genoemde sociale media platformen, en (2)

(13)

13 dat de gebruikers van de sociale media platformen een platform gebruiken waar ze het meeste tijd op spendeerden. De tweede eis was opgesteld met als doel op deze manier de verschillen of overeenkomsten tussen de mening van de gebruikers van de verschillende platformen beter te kunnen onderscheiden.

Uiteindelijk hebben twaalf participanten deelgenomen aan het onderzoek (zie Tabel 2). Hiervan waren er acht participanten geïnteresseerd in het onderwerp, waarvan twee dagelijks met het onderwerp bezig waren voor hun werk. Er zijn vier participanten voor Facebook, vijf voor Instagram, en twee voor Reddit en één voor YouTube. Er zijn helaas geen respondenten gevonden voor Twitter. De leeftijd van de respondenten lag tussen de 20 en 56 jaar oud. Om de privacy van de participanten te waarborgen zijn fictieve namen gegeven aan de respondenten.

Tabel 2

Participanten in het onderzoek

Naam Leeftijd Sociale media platform

Victor 24 Facebook Gerard 35 Facebook Ronald 58 Facebook Joop 56 Facebook Sophie 29 Instagram Marieke 56 Instagram Ben 23 Instagram Amber 24 Instagram Emma 25 Instagram Mark 56 YouTube Juno 25 Reddit Mats 20 Reddit

3.3 Materialen

De vragen die gesteld werden in de interviews zijn gebaseerd op de bevindingen uit het theoretisch kader. Hieronder staat een korte samenvatting van de onderwerpen die werden besproken, en de volgorde waarin het gesprek ongeveer diende te lopen. Zie bijlage 1 voor de daadwerkelijke vragenlijst.

1. Ten eerste werden de respondenten gevraagd of zij bekend waren met de concepten desinformatie, filter bubbel, en polarisatie. Zo ja, dan werd hen gevraagd om hun definities te geven van de termen om inzicht te krijgen op de perspectieven op de verschillende begrippen. Deze perspectieven werden daarna vergeleken met de definities zoals vastgesteld in het theoretisch kader van dit onderzoek, om zo de respondenten een uniform beeld te geven van wat de termen precies inhouden en opvallende verschillen te bespreken.

2. Hierna werd er verder ingegaan op de eigen ervaringen met de onderwerpen, en of de respondenten zelf het gevoel hadden of zij onderhevig waren aan de effecten van desinformatie dan wel van de filter bubbel, en waar zich dat in uitte. Hierbij werden

(14)

14 ook voorbeelden gevraagd. Ook werden de meningen van de respondenten over de mogelijke effecten op de samenleving van deze onderwerpen uitgebreid besproken. 3. Ten derde werd er dieper op het onderwerp polarisatie ingegaan, door middel van de

vraag of de respondenten zelf het gevoel hadden dat er meer polarisatie bestaat tegenwoordig, en door hun eigen ervaringen aangaande dit onderwerp te bespreken. Hierbij werd alleen gekeken naar polarisatie die online zou moeten zijn ontstaan door de eerder besproken onderwerpen. Andere mogelijke oorzaken van polarisatie waren minder relevant voor dit onderzoek.

4. Ten slotte werden de getroffen maatregelen door de overheid tegen de verspreiding van desinformatie besproken, en of de participanten überhaupt het gevoel hadden dat de overheid een rol zou moeten spelen in het tegengaan van desinformatie. Dit om te toetsen in hoeverre de respondenten voorstander waren voor overheidsinmenging. Ook werd gevraagd of de respondenten vonden of de overheid zou moeten ingrijpen tegen de mogelijke polariserende werking van de filter bubbel op sociale media. Hierna werden de meningen over de inzet van de overheid besproken, en er werd geëindigd met de vraag of de respondenten het gevoel hadden of deze mogelijke problemen in de toekomst nog zouden bestaan, of dat het opgelost zou worden.

Het doel van deze gekozen vormgeving van de structuur van het interview was om zoveel mogelijk de eigen meningen en gedachtes van de respondenten over de actuele mate van polarisatie in Nederland en de invloed van desinformatie daarop weer te geven. Omdat niet elke respondent evenveel afwist van of geïnteresseerd was in de besproken onderwerpen, was het de bedoeling om de verschillende perspectieven op deze problemen weer te geven en zo wellicht tot nieuwe inzichten te komen.

3.4 Procedure

Door de huidige COVID-19 crisis worden ontmoetingen sterk afgeraden en zijn dus face-to-face interviews momenteel moeilijk te realiseren (Ministerie van Algemene Zaken, 2020b). Om deze reden zijn alle interviews digitaal afgenomen, via een online videochatservice zoals Zoom of Skype.

Door het relatief gelimiteerde tijdsbestek is gekozen om respondenten te werven volgens de

non-probability sampling method van Burns & Burns (2008). De strategie van het werven van de respondenten zou moeten gebeuren met snowball sampling (Burns & Burns, 2008) en zou er met behulp van oproepen op sociale media mensen geworven moeten worden. Als er zo een paar respondenten geworven zouden kunnen worden zou er na de interviews aan elke respondent gevraagd worden of zij één of twee respondenten zouden kunnen voordragen om mee te doen aan het onderzoek. Deze aanpak bleek onsuccesvol, omdat er slechts één respondent geworven werd via de oproepen op Facebook, Instagram en Reddit. Hierna is er uit noodzaak gekozen om de rest van de respondenten te werven via opportunity sampling (Burns & Burns, 2008). Dit is gerealiseerd door oproepen te versturen in verschillende groepsgesprekken op WhatsApp, waardoor meerdere respondenten konden worden geworven. Via deze paar initiële interviews zijn wel via snowball sampling de overige respondenten geworven. Voorafgaand aan de interviews werd aan de participanten gevraagd of de interviews opgenomen mochten worden

(15)

15 via een microfoon. Nadat alle interviews waren getranscribeerd zijn de geluidsopnames verwijderd.

3.5 Analyse

Voor de analyse van de interviews zijn de stappen gevolgd van inductive coding naar Thomas (2003). Deze methode bestond uit vijf verschillende stappen:

1. Preparation of raw data files (“data cleaning”).

Bij deze eerste stap heb ik alle audiobestanden van de interviews letterlijk getranscribeerd naar een bestand met tekst waar beide sprekers te zien zijn. Na het letterlijk uittypen zijn alle stopwoorden verwijderd en zijn de vragen duidelijk opgemaakt zodat men de interviews gemakkelijk leest.

2. Close reading of text.

Na het prepareren van de teksten zijn de teksten zorgvuldig bestudeerd om zo de onderliggende thema’s te herkennen en de verschillende antwoorden op de vragen te vergelijken.

3. Creation of categories.

Bij deze stap is er ten eerste iteratief over de teksten heen gegaan om deze te coderen. Bij de eerste iteratie zijn vooral opvallende en belangrijke stukken tekst gecodeerd. Hierbij is een groot deel van de tekst als rauwe data gecodeerd ‘in vivo’, wat inhoudt dat de letterlijke tekst van de antwoorden van de respondenten worden gebruikt als code, en er dus nog geen thema is toegewezen. In totaal zijn er 54 initiële codes of categorieën geïdentificeerd.

4. Overlapping coding and uncoded text.

Na het coderen van de relevante stukken tekst zijn alle teksten nogmaals doorlopen om overhangende thema’s toe te wijzen. Veel stukken tekst kregen hierbij meerdere categorieën. Na het toewijzen van de categorieën is er gekeken naar overlap tussen categorieën en zijn deze waar mogelijk samengevoegd tot een bredere categorie. Zo zijn bijvoorbeeld alle codes die een sterke relatie hadden met het thema ‘polarisatie’ samengevoegd onder deze categorie. Ook is gekeken naar overbodige categorieën en zijn deze herverdeeld of verwijderd. Aan het einde van deze stap bestonden er nog 15 categorieën.

5. Continuing revision and refinement of category system.

Bij de laatste stap is herhaaldelijk gekeken naar de onderliggende thema’s en gedachtegangen van de categorieën en zijn deze verder samengevoegd of verfijnd om zo tot een kleine selectie te komen van de meest belangrijke categorieën. Hier is dus ook verder gekeken naar de samenhang in codes, verbanden, en elementen die samengaan. Hierdoor leiden niet de codes tot een afzonderlijk resultaat, maar ziet men het verband tussen de codes. Dit resultaat van 7 categorieën zal ook besproken worden in de resultatensectie.

(16)

16

4. Resultaten

In dit hoofdstuk zullen de resultaten van het onderzoek besproken worden. Na de analyse van de transcripten door middel van ‘inductive coding’ zijn de meest interessante codes en de verbanden daartussen geanalyseerd en worden in dit hoofdstuk besproken. Allereerst worden de ervaringen van de respondenten met de concepten zoals desinformatie, filter bubbel en polarisatie toegelicht, waarna de meningen van de respondenten over de maatregelen worden weergegeven en besproken.

4.1 Desinformatie

4.1.1 Bekendheid met het onderwerp

Bijna alle respondenten waren bekend met het concept ‘desinformatie’. Veel respondenten gaven ook een vergelijkbare definitie, alhoewel er wel verschillende visies op het concept zijn. Zo had desinformatie voor de ene respondent meer de betekenis van “leugens die worden verspreid en die verpakt worden als waarheid”, terwijl een andere respondent ook het “delen van koppen van artikelen in een verkeerde context” beschouwde als desinformatie. Het bleek dat het erg verschilt per persoon over hoe iemand denkt over het concept desinformatie. Dit is interessant omdat er in het theoretisch kader ook naar voren kwam dat er zeer veel verschillende vormen van fake news in omloop zijn. Dit was dus terug te zien in de verschillende definities van de respondenten.

4.1.2 Ervaringen

Acht van de twaalf respondenten antwoordden dat ze zich niet konden herinneren dat ze daadwerkelijk desinformatie waren tegengekomen op hun sociale media platform. Twee van die acht respondenten merkten wel op dat ze een aantal keer een verdacht nieuwsartikel voorbij hadden zien komen dat volgens Victor (23, Facebook) op het eerste gezicht “een beetje shady” leek, maar later “niks bleek te zijn”, of volgens Sophie (29, Instagram) “een stuk genuanceerder bleek te liggen of te kort door de bocht” opgeschreven was. Sophie merkte op dat dit vaker het geval was wanneer vrienden een bericht delen op Instagram, maar dat het ook wel eens voorkwam bij gerenommeerde nieuwszenders op het platform. Het overgrote deel van de respondenten had dus het gevoel dat ze nooit een stukje desinformatie zijn tegengekomen. Een van de respondenten die wel een ervaring met desinformatie zei te hebben was Amber (24, Instagram). Zij kreeg in het begin van de coronapandemie een WhatsApp bericht doorgestuurd waarin een waarschuwing stond dat “Ibuprofen slecht is voor je als je corona hebt.” Deze bewering zou gedaan zijn door een neuroloog van Treant Zorggroep, maar dit werd later ontkracht (NU.nl, 2020). Hoewel het gerucht gebaseerd was op een wetenschappelijk artikel, kon er door de kleine steekproefomvang van 32 personen in het onderzoek niet bewezen worden dat ibuprofen daadwerkelijk corona-gerelateerde klachten verergerde.

Dat was echt heel erg in het begin van corona tijd. Toen werden er wel heel veel dingen op internet gegooid en op een gegeven moment dacht ik wel, oké, ik weet niet meer zo goed wat ik wat hier nou wel en niet waar is. Ja, dat was gewoon een berichtje en dat gingen mensen allemaal met elkaar delen. Dan zei iedereen van: ja, ik heb dit van mijn tante uit de zorg ofzo. En een collega die stuurde dat naar mij door, waardoor ik het makkelijker geloofde. (Amber)

(17)

17 Marieke (56, Instagram) was ook een respondent die een ervaring had met wat voor haar desinformatie was. Ze vertelde “erg geschokt” te zijn toen een persoon die ze volgde en erg respecteert vanwege zijn professie “berichten begon te plaatsen zoals ´corona is een hoax´.” “Dat vond ik toen wel ingewikkeld, want daarmee ging hij wel echt over de streep, maar ik kan me voorstellen dat ik ook dingen voor mijn neus geschoteld krijg waarvan ik niet onderken dat het eigenlijk fake news is.”

Uit deze ervaringen van respondenten met desinformatie blijkt dat weinig mensen het idee hadden dat ze daadwerkelijk desinformatie tegen zijn gekomen. De voorbeelden die wel genoemd werden kwamen gedeeltelijk overeen met de beschrijving van desinformatie in het theoretisch kader. Het voorbeeld van Amber zou namelijk beter bij de omschrijving van misinformatie uit het onderzoek van Van Keulen et al. passen. Het voorbeeld van Marieke komt meer overeen met de definitie van desinformatie zoals beschreven in het theoretisch kader. Ook uit de antwoorden van de respondenten kon er opgemaakt worden dat desinformatie iets is wat duidelijk nep is. Dit is opvallend aangezien desinformatie niet altijd volledig nep is; bijvoorbeeld in het geval van mediamanipulatie waarbij enkele delen van een artikel of foto worden veranderd om zo de context van het onderwerp te veranderen (Tandoc Jr et al., 2018). Het is daarom niet altijd te onderscheiden welk deel van een artikel oprechte informatie is en wat fictief is. Het is mogelijk dat veel respondenten onbewust wel in aanraking zijn gekomen met stukjes desinformatie, maar dit niet als zodanig bestempeld hebben. Ook blijkt dat de meeste ervaringen die de respondenten hebben gehad met desinformatie afkomstig waren uit hun eigen sociale kringen, vaak van personen waarvan men het niet verwachtte.

Een groot deel van de respondenten namen aan dat desinformatie iets is van de laatste paar jaren. Al waren een aantal respondenten van mening dat desinformatie al heel lang bestaat. Zowel Juno (25, Reddit) als Joop (56, Facebook) merkten op dat desinformatie ook niks nieuws is. Joop vergelijkt de desinformatiecampagnes met de propagandacampagnes van Joseph Goebbels van voor de Tweede Wereldoorlog, omdat daar ook “heel subtiel het gedachtegoed via radio en toespraken en bioscoopfilms werd beïnvloed om polarisatie te veroorzaken.” Alleen zijn de boodschappen volgens Joop nu veel subtieler.

Juno maakte ook een vergelijking met vroeger. “Ik studeer kunstgeschiedenis en heel veel kunst van een tijd geleden, is pure propaganda. Dus [desinformatie] is misschien wel in een nieuw jasje gestoken, maar ik denk niet dat het iets nieuws is.” Juno vertelde dat ze tegenwoordig ook sceptischer is online. Als ze op Reddit bijvoorbeeld een bericht over de Russische president Vladimir Putin ziet dat erg positief geladen is, dan twijfelt ze vaak of het geen bericht is wat geplaatst is door Russische bots. “Dat is wel lastig omdat het soms zo subtiel kan zijn zonder een overduidelijke post van; wees pro-Poetin. In plaats daarvan worden er gewoon heel veel kleine dingetjes over iemand gepost en misschien is het wel een sneeuwbaleffect.”

Juno en Joop waren dus beiden van mening dat desinformatie al een langere tijd bestaat en dat het eigenlijk een moderne versie is van propaganda. Het verschil is echter volgens hen dat de berichten subtieler zijn om zo mensen onopvallend over een langere tijd te beïnvloeden.

4.1.3 Massacommunicatie

Ronald (58, Facebook) stelde dat er tegenwoordig een soort “massacommunicatie” is ontstaan, waardoor het bepalen van of iets waar is steeds lastiger is.

(18)

18 Omdat men tegenwoordig zoveel meer in contact staat met iedereen, is het voor social media gebruikers lastig om te bepalen wat waar is en wat niet. De snelheid van informatie-uitwisseling is zo toegenomen, je kan nu gewoon thuis iets in Amerika volgen tot op de minuut. En door de snelheid van de informatie-uitwisseling online tegenwoordig vallen de mensen die het normaliter horen te controleren en het nieuws uitkiezen allemaal weg. Je kan tegenwoordig meteen zien dat iemand van zijn fiets afvalt in Mongolië, en als je alleen maar dat soort informatie ziet krijg je al snel het idee dat het onveilig is in Mongolië om op je fiets te rijden. Dus fake news is voor mij meer dan alleen nieuwsgaring. Nee, we hebben het over informatie-uitwisseling tussen mensen. Uit de antwoorden van de respondenten kwam naar voren dat het heel makkelijk is om iets aan te nemen als het van een persoon komt die ze al kennen, zoals vrienden of bekende personen. Amber noemde dit ook in het voorbeeld van een collega dat een bericht deelde op Instagram. Hoewel meerdere respondenten aangegeven hebben geen aanvaring te hebben gehad met desinformatie, is wel gebleken dat meerdere respondenten op hun sociale media platformen dingen gedeeld hebben zien worden die als desinformatie geclassificeerd zou kunnen worden.

4.2 Filter bubbel

Hoewel veel respondenten niet bekend waren met de specifieke term ‘filter bubbel’, herkenden veel respondenten zich wel in de betekenis. Na de vraag of ze zelf het gevoel hadden dat ze in een filter bubbel zaten, antwoorde alle twaalf de respondenten dat ze zich bewust waren in een filter bubbel te zitten op de platformen waar zij gebruik van maken.

Ja, daar ben ik me wel bewust van. Tenminste, ik weet wel dat alles wat ik zie op social media wel gebaseerd is op hoe ik Instagram gebruik. Dus wat ik wel niet aanklik, hoe leuk ik het vind en hoelang ik ernaar kijk. (Amber)

Mark (56, YouTube) merkte op dat hoewel hij niet heel actief is op sociale media, “dat volgens mij iedereen [in een filter bubbel] zit.” Maar hij vond dit geen verassing; “je zoekt eigenlijk ook je vrienden uit op basis van je eigen interesses, voorkeuren, et cetera.” Maar de bubbel van informatie wordt “absoluut wel versterkt.” “Door zo’n algoritme geef je eigenlijk een soort voorkeur aan van dit interesseert mij en dan kom je vanzelf natuurlijk steeds meer berichten tegen die dat alleen maar bevestigen, dus dat wordt wel sterker.”

Victor (23, Facebook) had het gevoel dat hij “qua meningen […] en welk deel van de politiek wordt besproken” wel heel erg in een bubbel zat, omdat hij bijna alleen maar gelijkgestemden volgt online. “Daardoor krijg ik, denk ik, wel altijd een soort van dezelfde mening of kijk op iets mee.” Sophie (29, Instagram) deelt veel op haar Instagram over politieke of maatschappelijke onderwerpen die ze belangrijk vind. “Dat komt weer terug; ik krijg nagenoeg geen rechts nieuws te zien.” Amber (24, Instagram) merkte op dat ze gelezen had dat de lijstrekker van de PVV, Geert Wilders, bijna geen betaalde campagnes hoeft te voeren voor de Tweede Kamerverkiezingen in maart; hij bereikt zijn achterban bijna volledig via sociale media.

Toen dacht ik: Wow, dit gaat helemaal langs mij heen, want er is niemand die ik ken die op hem zou stemmen of iets zou posten over hem. Dus ik zie niks van Geert Wilders op mijn tijdlijn. Als ik het niet beter zou weten, dan zou hij in mijn realiteit niet eens bestaan.

(19)

19 Marieke (56, Instagram) was zich wel bewust van dat ze in een filter bubbel zat, maar vind “het gemak van die algoritmes te groot om het niet te doen en op die manier onzichtbaar te zijn.” “Een vriendin zei ook een keer tegen mij dat je ook kan googelen via een andere zoekmachine zodat je gegevens privé blijven, maar ik ben toch te gemakzuchtig daarvoor. Veel respondenten dachten dus zich bewust te zijn over het feit dat ze in een filter bubbel zitten, en dat ze beïnvloed worden door de algoritmes van de sociale media platformen. Toch is Mark de enige respondent die zich heeft afgemeld voor een sociale media platform vanwege de manier waarop Facebook met de gegevens van zijn gebruikers omgaat. Hij vertelde dat hij zich “meer een product dan een klant” voelde door de algoritmes die Facebook gebruikt. Op de vraag of de respondenten dachten dat de filter bubbel een schadelijk effect zou hebben in Nederland, stemden alle respondenten in. Marieke denkt dat de filter bubbel “heel schadelijk is.” Zij merkte op dat dat mensen door de bubbel van informatie waarin zij zich bevinden “heel makkelijk op te jutten zijn”, en ze had het gevoel dat “we met z’n allen, mezelf meegenomen, heel snel oordelen.” Als voorbeeld gaf ze dat als een politicus een kleine fout begaan had, dat hij/zij “meteen belaagd wordt.” “Maar dat zijn ook maar mensen die fouten kunnen maken […] Ik heb dus heel erg het gevoel dat iedereen zelfs op kleine foutjes er bovenop zit, dat het relativeringsvermogen verdwijnt.” Er ontstaat dus volgens haar een “wij-zij” soort denken, waarbij mensen zich minder goed kunnen verplaatsen in anderen. Ook Amber was geschrokken van de effecten van de filter bubbel.

Volgens mij is het echt een mega groot probleem. Want ik ben nu een paar van die mensen weer gaan volgen omdat ik dat dan interessant vindt, en dan merk ik gewoon dat er een hele parallelle wereld bestaat met allemaal problematiek waar ik me niet druk over maakte, want het ging niet over mij. (Amber)

Hoewel elke respondent geloofde dat de filter bubbel een schadelijk effect kan hebben, lagen de meningen wel uit elkaar over of er al effecten te zien zijn in de samenleving. Veel respondenten waren bezorgd over de mogelijke vervreemding van de samenleving. “Het vervreemd je van de mensen die gewoon je buren zouden kunnen zijn” (Amber), en er zou “minder nuancering” (Juno) zitten in de meningen van mensen. Echter, een terugkerend thema was dat dit fenomeen niet nieuw was. Meerdere respondenten, zoals Mark en Amber ook al eerder noemden, gaven aan dat het vaker gebeurde in de samenleving. Zo maakte Juno (25, Instagram) een vergelijking met de verzuiling van vroeger.

Je had een speciale krant voor als je protestant bent en je voor als je katholiek bent, en dat mocht absoluut niet mengen. Dat is allemaal ver pre-internet en dus bestonden die bubbels toen ook al, maar dan op basis van sociale klasse, inkomen, huidskleur, etc. Dus die bubbels bestaan al verschrikkelijk lang en ik geloof niet dat het internet daar iets nieuws in heeft gebracht, behalve dat het misschien meer uitgelicht wordt. (Juno) Ook Emma (25, Instagram) betwijfelde of er meer polarisatie bestaat tegenwoordig, ook al was ze niet zeker van haar zaak. “Ik denk gewoon dat we sneller worden blootgesteld aan haat door social media en het internet.” Ze beargumenteerd dat door het grote bereik wat mensen tegenwoordig hebben op sociale media, kleine incidenten vaker gezien worden wat volgens haar tot een gevoel van een polariserende samenleving kan leiden. Andere respondenten gaven soortgelijke argumenten. Zo stelt Sophie dat mensen online sneller geneigd zijn om vervelende dingen te zeggen die ze in het echt misschien niet zouden zeggen, waardoor de negativiteit

(20)

20 zichtbaarder is. Juno had het gevoel dat ze veel meer meningen meekrijgt tegenwoordig door sociale media, in de plaats van dat “het gefilterd wordt door een medium, zoals een krant of de tv.” Ook Victor vindt dat polarisatie alleen zichtbaarder is geworden, omdat “dit 'luifel' naar alle groepen van de samenleving stond nooit zo open stond, maar je krijgt het nu allemaal wel mee.” Deze respondenten schreven de polarisatie in de samenleving dus niet toe aan een gevolg van de filter bubbel of selectieve mediablootstelling, maar aan een toename van de zichtbaarheid van negatieve incidenten door de opkomst van sociale media en de snelheid van informatie-uitwisseling. De respondenten waren het wel eens dat de filter bubbel kan leiden tot polarisatie.

Uit deze antwoorden van de respondenten blijkt dat de meningen over in hoeverre de samenleving gepolariseerd is door de filter bubbel verschillen. Veel van de respondenten geloven dat de polarisatie in de samenleving is toegenomen door de filter bubbel en selectieve mediablootstelling, maar er was ook een deel van hen die stelt dat de polarisatie in de samenleving alleen zichtbaarder is geworden.

Juno geloofde niet dat polarisatie een nieuw probleem is, maar het zou volgens haar zeker wel schadelijk effecten kunnen hebben.

Zonder sociale media zit je ook in je eigen sociale groep en krijgt dan ook weinig mee van een andere sociale groep. [..] Maar omdat je op social media alleen maar meningen ziet waarmee je het eens bent in de plaats van kritische andere blikken, kan dat volgens mij wel heel veel gevolgen hebben als het buiten de entertainment stapt en meer richting politiek gaat. Je staat er minder voor open op die manier, denk ik, voor andermans mening. (Juno)

Volgens Amber had het te maken met dat iedereen tegenwoordig zelf de keuze heeft over wat voor informatie men tot zich neemt. “Vroeger waren het alleen de mensen in Hilversum die konden bepalen wat er dan op de tv te zien was. Nu maakt iedereen zijn eigen content, maar kiezen we ook zelf wat we willen zien.” Iedereen zou hierdoor in zijn eigen bubbel opgesloten zitten, omdat “het niet leuk is om er uit te komen.” Deze gedachte van Amber heeft veel overeenkomsten met het fenomeen selectieve mediablootstelling zoals besproken in het theoretisch kader. Volgens Amber gaan mensen zoveel mogelijk opzoek gaat naar informatie die met hun eigen mening overeenkomt en andere meningen negeren. Volgens Amber faciliteren dus de sociale media platformen deze manier van eenzijdige blootstelling aan nieuws.

Er lijken twee verschillende visies tegenover elkaar te staan. Aan de ene kant waren de respondenten wel bezorgd over de mogelijke polariserende effecten van de filter bubbel en desinformatie, maar wanneer er gevraagd wordt of ze het gevoel hebben dat er meer polarisatie bestaat in vergelijking met vroeger gaven zes van de twaalf respondenten aan dat ze het gevoel hadden dat het wel meevalt, omdat veel voornamelijk kleinere incidenten zichtbaarder geworden zijn door de faciliteit van sociale media om met veel mensen je mening of informatie te kunnen delen en ook redelijk anoniem te blijven. De andere zes geloofden dat de polarisatie in de samenleving is toegenomen door de filter bubbel en selectieve mediablootstelling. Alle zes respondenten die minder zorgen toonden waren tussen de 22 en 29 jaar oud, dus relatief jong. Het zou mogelijk kunnen zijn dat leeftijd of ervaring met digitale omgevingen een relatie heeft met de verminderde zorgen over de mate van polarisatie, maar om dat vast te stellen is vervolgonderzoek vereist.

(21)

21

4.3 Maatregelen

4.3.1 Rol overheid

Alle twaalf respondenten waren van mening dat de overheid een rol heeft in het bestrijden van de verspreiding van desinformatie. Echter, maar 2 respondenten vonden dat de overheid moet gaan reguleren op sociale media Er waren bijvoorbeeld veel zorgen over mogelijk misbruik van de definitie van desinformatie. Hierbij werd de term ‘censuur’ vaak genoemd.

Wanneer is iets oprecht nep en wanneer is iets censuur? Dus als ik tegen de grote mening in ga en als daar dan van wordt gezegd dat dat niet zo is, dat het desinformatie is, dat kan ook wel kwalijk zijn. Want je mag dan niet meer iets anders zeggen dan wat al gezegd wordt. (Gerard, 57, Facebook)

Ik denk niet per se dat de overheid desinformatie [van sociale media] af zou moeten halen, maar wel dat je aangeeft dat iets misschien niet helemaal klopt. Of mensen zelf de tools leert om erachter te komen of iets niet echt is, of heel eenzijdig of heel gekleurd. Dat zou ik liever hebben denk ik. (Mats, 20, Reddit)

Ook Amber (24, Instagram) vond ingrijpen op sociale media “vrij beperkend” voor de vrijheid van meningsuiting. “Dat voelt een beetje aan als censureren.” En Ben (22, Instagram) zou eerder kiezen voor vrijheid in de plaats van “dat je bijvoorbeeld geen comments meer kan plaatsen op nieuwsartikelen omdat dat kan leiden tot haat.” Veel van de respondenten maakten zich dus zorgen over het misbruiken van de definitie van desinformatie door de overheid om politieke tegenstanders of activisten de mond te snoeren. De respondenten vroegen zich ook af wie zou bepalen wat als waarheidsgetrouwe journalistiek gezien zou worden en wat gelabeld zou worden als desinformatie. De respondenten vonden dat de vrijheid van meningsuiting bewaard moet blijven online, ook als dat betekent dat er veel haatvolle berichten verspreid kunnen worden.

Na het oplezen van de verschillende maatregelen vonden alle respondenten het een stap in de goede richting, alleen was het vertrouwen in de effectiviteit van de maatregelen niet bij elke respondent even hoog. Over het uitgangspunt van de strategie tegen desinformatie van het kabinet Rutte III dat burgers zelf nepnieuws zouden moeten kunnen herkennen door de transparantie van de oorsprong van nieuwsberichten en de mediawijsheid te verbeteren werd naar het gevoel van Sophie (29, Instagram) “de verantwoordelijkheid toch weer bij de burger gelegd”. Zij vond juist dat “de verantwoordelijkheid moet liggen bij de mensen die desinformatie verspreiden.” Mark maakte een vergelijking met de aanpak van het klimaatprobleem.

Het is natuurlijk heel mooi dat de verantwoordelijkheid bij de burger zelf wordt neergelegd. Maar dan kom je eigenlijk een beetje weer bij hetzelfde punt als jaren geleden. Toen was er ook zo’n slogan, 'een beter milieu begint bij jezelf', maar dat is eigenlijk ook een heel achterhaald idee, want dat kan helemaal niet. Je kan wel mensen er toe zetten om hun afval te scheiden en vooral veganistisch te eten, maar daar win je de oorlog niet mee. (Mark)

Mark doelde op het punt dat de overheid in zijn ogen de voornaamste middelen en macht heeft “om het probleem bij de kern aan te pakken”, namelijk het tegengaan van de verspreiders van desinformatie.

(22)

22 Gerard zette bijvoorbeeld zijn twijfels bij de effectiviteit van de extra mediawijsheid lessen voor ouderen. “Het zijn in de basis goeie maatregelen, maar gaan mijn ouders van bijna tachtig ontdekken hoe ze desinformatie moeten leren herkennen? Ik weet niet of het gaat werken.” Ook Marieke (56, Instagram) twijfelde over de effectiviteit van de maatregelen. “Ik vraag me af of bijvoorbeeld de Russische partijen en de andere partijen die baat hebben bij het verspreiden van desinformatie niet al tien stappen verder zijn dan deze maatregelen.”

Verder was het vertrouwen in de capaciteit van overheid ook soms laag. Sophie heeft al “heel lang het gevoel dat ze heel erg achterlopen op het gebied van internet en privacy.” Ze heeft het gevoel dat er “te weinig kennis over is” en dat “de regelgeving altijd na problemen pas komt.” Er was wel veel onzekerheid over welke maatregelen dan wel passend zouden zijn. Veel respondenten vonden het lastig om de grens te leggen tussen vrijheid van meningsuiting en desinformatie. Daarom betwijfelde Ronald of meer maatregelen wel effectief zijn. “Waar ik heel erg bezorgd over ben is de over-juridisering van de samenleving. Fake news los je niet op met regels.” Daarom pleitte Ronald voor een nieuwe vorm van sociale media, een waar “betekenisgeving en verbinding centraal staat”.

Heel veel fake news wordt verspreid op social media, want daar zit een bedrijfsmodel achter waar dat hyper-interactieve belang bij heeft. Als je dan denkt dat als die meer regels opgelegd krijgen dat het daardoor dan verdwijnt, dan denk ik dat je wel een beetje naïef bent. Als jij in de positie zit dan denk ik van bedenk een nieuw model. Wees inventief. Ik denk dat de enige manier om hier vanaf te komen is een heel nieuw ontwerp. (Ronald)

Het ‘hyper-interactieve’ wat Ronald noemde, werd ook besproken in een paar andere interviews. Zo vond Victor (23, Facebook) dat een groot probleem ook de “sensatie” is op sociale media. “Het gaat alleen maar om kliks en advertentie-inkomsten, en helemaal niet meer om wat de inhoud is.” Volgens Victor is deze gerichtheid op advertentie-inkomsten schadelijk voor de geloofwaardigheid van nieuwsbedrijven, omdat mensen volgens hem “alleen de koppen lezen, of niet verder lezen dan de inleiding.” “Je ziet ook vaak dat er ophef ontstaat om misleidende koppen boven nieuwsartikelen op sociale media, omdat het niet de lading dekt van het artikel.” Ook Sophie vond de kwaliteit van de journalistiek achteruitgaan. “Mensen zijn alleen maar bezig met kliks. Niet perse journalisten trouwens, ik denk vooral hoofdredacteuren. Bij dat soort dingen kan ik me voorstellen dat dat iets is waar [de overheid] zich op zouden moeten focussen.” Uit deze antwoorden van de respondenten blijkt dus dat er zorgen bestaan over het verdienmodel van nieuwsbedrijven op sociale media platformen, en dat dit model ook schadelijk kan zijn voor de geloofwaardigheid van de online-journalistiek.

Op de vraag of de respondenten dachten dat het probleem van desinformatie in de toekomst opgelost kan worden wisten de meeste respondenten geen duidelijk antwoord op te geven. Zo vond Joop het lastig te zeggen. “Ik denk dat het misschien wel meer wordt, maar dat het ook het bewustzijn groeit. Dus misschien leven we straks in een tijd waarbij iedereen het juist heel goed kan onderscheiden.” Juno (25, Instagram) vond dat het probleem nooit compleet opgelost zou worden, maar dat dat niet betekend dat er niks aan gedaan moet worden.

Ik studeer kunstgeschiedenis en heel veel kunst van een tijd geleden, is pure propaganda. Dus [desinformatie] is misschien wel in een nieuw jasje gestoken, maar ik denk niet dat het iets nieuws is. Het heeft altijd al bestaan voor zover wat ik weet van de geschiedenis, en

(23)

23 daardoor heb ik ook het idee dat het niet iets is wat compleet weggaat, maar je moet het zeker wel managen. Het is hetzelfde als met de politie van ‘oh criminaliteit gaat altijd blijven bestaan, dus ze kunnen net zo goed de politie opdoeken.’ Dat is niet hoe het werkt natuurlijk, maar het gaat dus niet weg. (Juno)

(24)

24

5. Conclusie

In dit onderzoek is geprobeerd om een antwoord te zoeken op de vraag: ‘Wat vinden sociale media gebruikers van de inzet van de Nederlandse overheid om ideologische polarisatie door de verspreiding van desinformatie in de samenleving tegen te gaan?’ Om de meningen van sociale media gebruikers bloot te leggen is er gebruik gemaakt van een kwalitatief onderzoek.

Uit de resultaten van het onderzoek is onder andere gebleken dat de meningen van de respondenten verschilden over of de mate van polarisatie in de samenleving daadwerkelijk is toegenomen de laatste vijf jaar. Ongeveer de helft was van mening dat polarisatie alleen zichtbaarder was geworden in de samenleving door de opkomst van sociale media platformen waardoor iedereen zijn mening kan delen met een groot publiek. Waar de meningen grotendeels wel overeenkwamen was over een mogelijke toename van ideologische polarisatie in de toekomst door een toename van de verspreiding van desinformatie. Alle respondenten waren van mening dat de overheid een rol heeft in het tegengaan van die verspreiding.

Meerdere respondenten waren echter niet overtuigd van de huidige maatregelen en de huidige inzet van de overheid. Er bestond veel twijfel over de effectiviteit van de maatregelen en veel respondenten waren het niet eens met het uitgangspunt dat de burger voornamelijk zelf in staat gebracht moet worden om desinformatie te herkennen. Veel respondenten antwoorde namelijk dat ze geen herinneringen hadden aan mogelijke blootstellingen aan desinformatie. Desinformatie is vaak moeilijk te herkennen en dus zou het kunnen dat de respondenten toch vaker zijn blootgesteld aan desinformatie dan ze oorspronkelijk zouden denken. Een aantal respondenten gaf wel toe dat ze waarschijnlijk wel vaker aan desinformatie bloot zijn gesteld, alleen dat ze dat niet doorhadden. Daarom geloofden veel respondenten dat de oplossing meer zit in het aanpakken van de verspreiders van desinformatie.

Daarnaast moet er meer aandacht komen voor de kwaliteit van de journalistiek. Meerdere respondenten drukten namelijk hun zorgen uit over de kwaliteit van de journalistiek in Nederland. Er bestonden hoofdzakelijk zorgen over de manier waarop nieuwsbedrijven geld verdienen online. Zo zouden nieuwsartikelen voornamelijk geschreven worden met het doel om zoveel mogelijk advertentie-inkomsten te genereren, en zou dit ten koste gaan van de kwaliteit van de inhoud en de geloofwaardigheid van nieuwsbedrijven. Bij het bespreken van de verschillende maatregelen tijdens de interviews misten de respondenten de aandacht op het verbeteren van de journalistiek in de gepubliceerde strategie van de overheid.

Er bestond echter veel onzekerheid over mogelijke extra maatregelen die de overheid zou kunnen nemen. Bijna alle respondenten waren van mening dat de overheid niet moet ingrijpen op sociale media, omdat dit ten koste zou gaan van de vrijheid van meningsuiting. Deze mening lijkt de complexiteit van het probleem te onderstrepen aangezien de respondenten wel voorstander waren van het aanpakken van de verspreiders van desinformatie.

Uit dit kwalitatieve onderzoek is gebleken dat de respondenten niet overtuigd waren van de effectiviteit van de inzet van de Nederlandse overheid om de verspreiding van desinformatie en de daaruit volgende polarisatie aan te pakken. De overheid zou zich, volgens de respondenten, meer moeten richten op de kwaliteit van de journalistiek en het aanpakken van de verspreiders van desinformatie in de plaats van het weerbaar maken van de bevolking. Een prioriteit moet wel zijn dat de vrijheid van meningsuiting wordt gewaarborgd in de strijd tegen de verspreiding van desinformatie.

(25)

25

6. Discussie

In dit onderzoek is er onder andere gekeken naar de meningen van sociale media gebruikers over de huidige inzet van de Nederlandse overheid tegen de verspreiding van desinformatie en de daaruit volgende polarisatie. Uit de resultaten is gebleken dat weinig respondenten de indruk hadden desinformatie online tegen te zijn gekomen. Dit kwam overeen met de verwachtingen voor dit onderzoek, omdat desinformatie als zodanig moeilijk te herkennen is. Maar de ervaringen die sommige respondenten wel hadden bleken erg interessant, juist omdat de ervaringen ver uiteen liepen. Bijvoorbeeld het verhaal van de respondent Marieke waarbij een persoon van aanzien bepaalde dingen begon te verkondigen die wetenschappelijk ongegrond waren, en bijvoorbeeld met respondenten Victor en Sophie, die meldden enkele aanvaringen te hebben gehad met berichten van nieuwsartikelen die verdacht leken. Uit deze voorbeelden bleek dat net zoals beschreven was in het theoretisch kader, desinformatie een erg breed begrip is en dat het soms moeilijk kan zijn de grenzen te bepalen of iets nou wel of niet onder het begrip desinformatie valt. Veel respondenten gaven ook na het interview toe dat het een erg moeilijk op te lossen probleem leek, mede door de moeilijk te bepalen definitie van desinformatie. Het probleem schijnt voor een individuele burger lastig op te lossen, wat een argument geeft voor het bestrijden van de verspreiding van desinformatie door een overheid.

Om deze meningen van de respondenten over de maatregelen bloot te leggen is gebruik gemaakt van kwalitatief onderzoek in de vorm van semigestructureerde interviews. Door de mislukte poging om respondenten te werven voor dit onderzoek via snowball sampling is er voor gekozen om respondenten te werven via persoonlijke kennissen of familie. Dit kan betekenen dat er een mate van bias bestaat met betrekking tot de achtergrond van de respondenten. Alle geïnterviewden waren namelijk woonachtig rondom de regio Amsterdam en hadden een goede opleiding genoten, waardoor de uitkomst van het onderzoek moeilijk te generaliseren is met betrekking tot heel Nederland. Hoewel de respondenten over het algemeen hierdoor wel bekend waren met het onderwerp wat de kwaliteit van de interviews baatte, kan de externe validiteit hierdoor mogelijk lager uitvallen. Een vervolgonderzoek dient te worden uitgevoerd om na te gaan of vergelijkbare resultaten worden behaald met respondenten uit andere delen van Nederland. Het ontwerp van het vervolgonderzoek zal met gelijkwaardig ontwerp als dit onderzoek moeten worden uitgevoerd, om zo de verschillen in meningen bloot te leggen rondom het complexe begrip desinformatie.

Hoewel er interessante resultaten behaald zijn wat betreft de meningen over de maatregelen, bleek het lastig om deze maatregelen volledig te bespreken omdat veel respondenten niet volledig waren ingelezen in het onderwerp. Het gaf wel een beeld van hoe individuele burgers tegen de problematiek aankijken, en onderstreept daardoor de complexiteit van het onderwerp. Aan de andere kant bemoeilijkte dit bijvoorbeeld eventuele alternatieve maatregelen te bedenken en die te bespreken. Om deze reden kan het interessant zijn om in een vervolgonderzoek om met experts in gesprek te gaan die veel kennis hebben over het onderwerp desinformatie en polarisatie, en die dagelijks met deze onderwerpen bezig zijn. Zo zouden er nieuwe maatregelen kunnen worden voorgesteld met behulp van deze experts op het gebied van desinformatie en polarisatie, waarna de meningen van de burgers gebruikt kunnen worden als een belangrijke bijdrage voor het draagvlak van de voorgestelde nieuwe maatregelen. Hierdoor zouden goed onderbouwde veranderingen en aanbevelingen kunnen worden gedaan aan de

(26)

26 Nederlandse overheid om beter te kunnen omgaan met het risico van toenemende polarisatie door de verspreiding van desinformatie.

(27)

27

7. Referenties

Allcott, H., & Gentzkow, M. (2017). Social media and fake news in the 2016 election. Journal of economic perspectives, 31(2), 211-36.

Bakir, V., & McStay, A. (2018). Fake news and the economy of emotions: Problems, causes, solutions. Digital journalism, 6(2), 154-175.

Burns, R. P., & Burns, R. (2008). Business research methods and statistics using SPSS. Sage.

Campan, A., Cuzzocrea, A., & Truta, T. M. (2017, December). Fighting fake news spread in online social networks: Actual trends and future research directions. In 2017 IEEE International Conference on Big Data (Big Data) (pp. 4453-4457). IEEE.

de Cock Buning, M. (2018). A multi-dimensional approach to disinformation: Report of the independent High level Group on fake news and online disinformation. Publications Office of the European Union.

Dekker, P., & Den Ridder, J. (2019). Burgerperspectieven 2019|1. Den Haag: Sociaal en

Cultureel Planbureau. Geraadpleegd van https://www.scp.nl/publicaties/monitors/2019/03/29/burgerperspectieven-2019-1

Europese Comissie. (2020, 7 juli). Code of Practice on Disinformation. Geraadpleegd op 6 januari 2021, van https://ec.europa.eu/digital-single-market/en/news/code-practice-disinformation

Evers, J. (2015). Kwalitatief interviewen: kunst én kunde. Boom Lemma uitgevers.

Gentzkow, M. (2016). Polarization in 2016. Toulouse Network for Information Technology Whitepaper, 1-23.

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. (2019a, 11 maart). Campagne nepnieuws vandaag van start. Geraadpleegd op 7 januari 2021, van

https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/desinformatie-nepnieuws/nieuws/2019/03/11/campagne-nepnieuws-vandaag-van-start

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. (2019b, 11 maart). Desinformatie en nepnieuws. Geraadpleegd op 7 januari 2021, van https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/desinformatie-nepnieuws

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Over het verlies van moeder wordt weinig gesproken, vader kan er niet mee omgaan en haar broer leidt meer en meer zijn eigen leven, ver weg van het gezin.. Al tijdens de

Wanneer een verblijf in de werkloosheid ertoe leidt dat men later een grotere kans heeft om terug werkloos te worden dan wat het geval zou geweest zijn als men die

Door deze link expli- ciet te leggen wordt immers pas duidelijk wat de mogelijke ge- volgen van een eenmaking zouden kunnen zijn voor de structuur en kwaliteit van het sociaal

De Wereldgezondheidsorganisatie riep het virus tot een pandemie uit en er is bijna niemand in Nederland die zich daar niet naar schikt, maar naar de rest van zijn tweet kijk

En daarom zeg ik: wanneer het socialisme vandaag zijn taak aanvaardt in het verzet tegen de totalitaire agressie, met alle daaraan verbonden consequenties, met de wetenschap ook,

Deze koningin- nen zijn echter kleiner, hebben een opvallende gele tekening op het borststuk en missen de karakteristieke gele uiteinden van de poten en donkere

Bij bunzing is er weliswaar nog geen sprake van inteelt, maar bunzings uit West- Vlaanderen vertonen wel een lagere genetische diversiteit dan bunzings uit Limburg!. Op vlak

Het gaat in dat geval om een combinatie van omstandigheden die zijn genoemd in twee of meer van de hiervoor al genoemde redelijke ontslaggronden (zie artikel 7:669 lid 3