• No results found

Niet loslaten maar vasthouden : een onderzoek naar de brede aanpak van islamitische radicalisering in Amsterdam

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Niet loslaten maar vasthouden : een onderzoek naar de brede aanpak van islamitische radicalisering in Amsterdam"

Copied!
101
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Niet loslaten maar vasthouden

een onderzoek naar de brede aanpak van islamitische radicalisering in Amsterdam

Naam: Lot Feijen

Studentnummer: 6229328/10017356 Email: lotfeijen@hotmail.com Opleiding: Politicologie

Afstudeerrichting: Bestuur en Beleid Bachelorproject: Religie en Democratie Docent: Drs. K.M.H.D Roex

Tweede lezer: Dr. A.M.R de Dijn Datum: 25-01-2013

(2)

2

Inhoudsopgave

1. Inleiding ... 3

De opzet van het artikel

2. Theoretisch kader ... 6 Theorie 7 Conceptualisatie 8 3. Methodische verantwoording ... 14 De onderzoeksmethode 14 De onderzoeksstrategie 15

De methode van dataverzameling 15

4. Resultaten en analyse... 17

Beleidsmogelijkheden tegen islamitische radicalisering 17

De Amsterdamse beleidsaanpak 20

Voordelen van een brede radicaliseringsaanpak 24 Nadelen van een brede radicaliseringsaanpak 26

Kritische analyse 29

5. Conclusie ... 32

6. Bibliografie ... 34

(3)

3

1. Inleiding

"Er is vandaag een Amsterdammer vermoord. Afschuw en verbijstering over deze daad vervullen ons. Zoals wij hier zijn, verschillen we van elkaar op allerlei manieren, maar wij zijn één in onze woede en verdriet. Één in onze overtuiging dat de vrijheid om te zeggen wat je vindt een fundament is van onze samenleving. (...) Wij beslechten verschillen in opvatting door overleg, door de pen en in laatste instantie voor de rechter, maar niet door het recht in eigen hand te nemen. Dat accepteren wij niet" (Cohen, 2004).

Op twee november 2004 nam de radicale moslim Mohammed B. het recht wel in eigen hand op het moment dat hij cineast Theo van Gogh in Amsterdam vermoordde (Peters, 2011:145). De moord had een ontwrichtende werking op het heersende politieke discours in Nederland. Er ontstond een groot maatschappelijk debat over de manier waarop radicalisering

tegengegaan moet worden (De Graaf, De Poot, Kleemans, 2009:332). Mede door deze discussie is de radicale islam in gestaag tempo gesecuritiseerd. Onder securitisering wordt verstaan dat steeds meer zaken binnen het domein van de nationale veiligheid vallen (De Graaf, 2011:62). Beleidsmakers werden min of meer gedwongen om met een antwoord op de toegenomen onrust omtrent islamitische radicalisering te komen. De afgelopen jaren zijn dan ook veel maatregelen getroffen met betrekking tot de radicale islam. Gesteld kan worden dat het aanpakken van de radicale islam tegenwoordig inderdaad binnen het domein van de nationale veiligheid valt. Zo werden er legio instellingen opgericht die zich expliciet bezighouden met veiligheidsbeleid.1 Tevens gingen er, zowel centraal als decentraal, verscheidene programma's en projecten van start om radicalisering tegen te gaan (ibid., 2011:74).

Ook de gemeente Amsterdam is na de moord op Theo van Gogh een grootschalig actieprogramma ter voorkoming van islamitische radicalisering gestart. Dit, omdat de moord gepleegd werd door een radicale moslim van eigen bodem (Veldhuis en Bakker, 2007:447). Tevens is hiertoe besloten op basis van een dreigingsanalyse van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) uit 2003. Deze stelt dat de belangrijkste bedreiging voor de

1 Zo werd binnen het Ministerie van Binnenlandse zaken een programmadirectie Polarisatie en Radicalisering

opgericht. Daarnaast kreeg de AIVD een speciale Directie Inlichtingen Buitenland en verdrievoudigde het personeelsbestand.

(4)

4 nationale veiligheid en de Nederlandse democratie van radicaal-islamitische signatuur is (AIVD, 2003:11). Radicalisering wordt gezien als een geleidelijk proces welke beïnvloed kan worden. Om radicalisering tegen te gaan is het van groot belang aanknopingspunten voor interventies aan te wijzen (Willemse, 2007:32). De gemeente Amsterdam is van mening dat radicalisering bestreden kan worden door middel van tijdige en gerichte interventies

(Gemeente Amsterdam, 2005:10). Derhalve acht de gemeente het haar verantwoordelijkheid om radicalisering en de mogelijke negatieve effecten hiervan op de samenleving, zoals maatschappelijke onrust en toenemende polarisatie, door middel van beleid te voorkomen (Gemeente Amsterdam, 2007:26).

1.1 De opzet van het artikel

Binnen dit artikel zal een inventarisatie van het radicaliseringsbeleid vanaf 2004 met

betrekking tot islamitisch extremisme van de gemeente Amsterdam gegeven worden. Tevens zal dit beleid, aan de hand van theoretische inzichten en empirisch materiaal, kritisch

geanalyseerd worden. Om tot een grondige analyse van het gemeentelijke beleid te komen, zijn interviews gehouden met academici, beleidsambtenaren van de gemeente Amsterdam en betrokken veldactoren. Tevens zijn alle beleidsnotities over radicalisering, opgesteld vanaf 2004, bekeken.

De gemeente Amsterdam heeft de afgelopen tien jaar omvangrijk beleid gemaakt en veel praktische maatregelen genomen om radicalisering te bestrijden. Inmiddels zijn de effecten hiervan zichtbaar (Joustra, 2007:7). Het doel van dit artikel is om inzicht te

verkrijgen in de positieve en negatieve kanten van de Amsterdamse beleidsaanpak. Derhalve luidt de onderzoeksvraag: Wat zijn de voor- en nadelen van de radicaliseringsaanpak van de gemeente Amsterdam met betrekking tot islamitisch extremisme? Om de onderzoeksvraag volledig te kunnen beantwoorden, zal allereerst een theoretisch kader uiteengezet worden. Hierbinnen zal de reeds bestaande theorie over radicalisering en wicked problems besproken worden, om vervolgens de belangrijkste begrippen te conceptualiseren. Daarna zullen de gehanteerde methoden verantwoord worden. Aansluitend worden de resultaten van het empirische en theoretische onderzoek weergegeven, en wordt het vergaarde materiaal geanalyseerd. Zodoende wordt getracht een antwoord op de hoofdvraag te formuleren. Om deze te kunnen beantwoorden, zijn een aantal tussenstappen noodzakelijk. Daarom wordt allereerst uitgelegd welk beleid er gevoerd kan worden om islamitische radicalisering tegen te gaan en zal nadien de Amsterdamse beleidsaanpak nader bekeken worden. Vervolgens zullen

(5)

5 de voor- en nadelen van deze beleidsaanpak gepresenteerd worden. Aansluitend volgt een kritische analyse van de Amsterdamse beleidsaanpak. Geëindigd wordt met de conclusie waarin de onderzoeksresultaten worden samengevat en overzichtelijk worden weergegeven.

Dit artikel is maatschappelijk relevant, omdat de moord op Theo van Gogh en de ogenschijnlijke snelle opkomst van het islamitisch radicalisme hebben geleid tot vragen en ongerustheid onder de bevolking (Gemeente Amsterdam, 2008:10). Het was de start van een periode waarin morele paniek de boventoon voerde (De Graaff, De Poot, Kleemans,

2009:332). De angst die jegens het islamitische extremisme ontstond, heeft geleid tot negatieve beeldvorming omtrent moslims (Sociaal Cultureel Planbureau, 2004:159). Angst heeft vaak te maken met onwetendheid (Tichelaar, 2006:33). Dit artikel concretiseert de problematiek rondom islamitische radicalisering en maakt de beleidsaanpak ervan

inzichtelijk. Anders geformuleerd verstrekt dit artikel dus (meer) informatie over islamitische radicalisering en de bestrijding hiervan aan de lezer. Deze kennistoename kan een

vermindering van de angst voor moslims als gevolg hebben, en zodoende de ongerustheid onder de bevolking reduceren.

Daarnaast is dit onderzoek wetenschappelijk relevant. Op het moment dat de gemeente Amsterdam startte met haar radicaliseringsaanpak was dit pionierswerk: zowel landelijk als internationaal gezien was de aanpak uniek (Gemeente Amsterdam, 2012:19). Ook bestond er grote internationale belangstelling voor de lokale aanpak van radicalisering die Nederland voorstaat (Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, 2007:28). Ondanks deze belangstelling, is in wetenschappelijke zin nog altijd onbekend of interventies om radicalisering tegen te gaan de gewenste uitwerking hebben. Tevens is de effectiviteit van radicaliseringsbeleid nog niet vastgesteld. Er bestaan derhalve vraagtekens over het rendement van de beleidsinterventies (Demant et al., 2008:168-170). Dit artikel biedt een overzicht van de voor- en nadelen van de Amsterdamse beleidsaanpak, en levert zodoende een bijdrage aan de reeds bestaande literatuur over de verschillende aanpakken van

radicalisering. Voorts is er een grootschalig theoretisch debat gaande over het tegengaan en voorkomen van radicalisering. Een belangrijke vraag binnen dit debat is welke aanpak werkt en welke niet (Miller, 2007:331). Dit onderzoek levert aan de hand van theoretische inzichten en empirisch materiaal verkregen binnen het veld, een bijdrage aan dat debat.

(6)

6

2. Theoretisch kader

Binnen dit deel van het artikel zal gereflecteerd worden op de reeds bestaande theorie over radicalisering en zal radicalisering binnen de context van de onderzoeksvraag geduid worden. Daarnaast zullen de belangrijkste begrippen aan de hand van bepaalde kenmerken

geconcretiseerd worden.

2.1 Theorie

Radicalisering wordt gezien als een complex proces (Cauley en Moskalenko, 2008:417). Het feit dat iedere extremistische daad op zichzelf staat, vormt een aanzienlijke barrière bij het verklaren van deze daden (Horgan, 2008:80). Gesteld kan worden dat ieder

radicaliseringsproces zich compleet verschillend ontwikkelt. Telkens weer zijn verscheidene oorzaken aan te wijzen als potentiële voedingsbodem voor de radicalisering (Moghaddam, 2005:161).

Het is hierdoor dus problematisch om radicaliseringsbeleid op te stellen.

Dientengevolge kan radicalisering worden aangeduid als een wicked problem. Deze term wordt gegeven aan problemen die moeilijk of zelfs onmogelijk op te lossen zijn, omdat er niet één sluitende, directe en simpele oplossing voor bestaat. Wicked problems kenmerken zich door reactiviteit en onvoorspelbaarheid (Rittel en Weber, 1973:160). De economische crisis, klimaatverandering en armoede zijn naast radicalisering andere illustraties van wicked problems. De academici Horst Rittel en Melvin Weber (1973:161-166) formuleerden tien karakteristieken van wicked problems.

"1. There is no definitive formulation of a wicked problem.

2. Wicked problems have no stopping rule. Because there are no ends to the causal chains that link interacting open systems, the planner can always try to do better. 3. Solutions to wicked problems are not true or false, but good or bad.

4. There is no immediate and no ultimate test of a solution to a wicked problem 5. Every solution to a wicked problem is a "one-shot operation"; because there is no opportunity to learn by trial-and-error, every attempt counts significantly.

6. Wicked problems do not have an enumerable (or an exhaustively describable) set of potential solutions, nor is there a well-described set of permissible operations that may be incorporated into the plan.

(7)

7 7. Every wicked problem is essentially unique.

8. Every wicked problem can be considered to be a symptom of another problem. 9. The existence of a discrepancy representing a wicked problem can be explained in numerous ways. The choice of explanation determines the nature of the problem's resolution.

10. The planner had no right to be wrong. Planners are liable for the consequences of the actions they generate."

Wanneer deze theorie wordt toegepast op de praktijk, blijkt dat de complexiteit van het formuleren van een radicaliseringsaanpak zich grotendeels laat verklaren aan de hand van bovengenoemde karakteristieken van een wicked problem. Allereerst is radicalisering geen statische situatie, maar een langdurig en veelvormig proces gelaagd op verschillende dimensies (Gielen, 2008:14). Er bestaat derhalve dus geen onmiddellijke oplossing om het probleem omtrent radicalisering tegen te gaan. Volgens de academici Floris Vermeulen en Frank Bovenkerk (2012:7) brengen oplossingen die aangedragen worden om islamitische radicalisering tegen te gaan, gewenste en ongewenste effecten met zich mee. De verschillende beleidsaanpakken kennen zodoende dus sterke en zwakke kanten, maar er kan niet gesproken worden van één stringente oplossing. Ten derde bestaat er volgens Anja Dalgaard-Nielsen (2010:799)

"not one single explanation of radicalization."

De problematiek omtrent de bestrijding van radicalisering kent dus inderdaad geen definitieve formulering. Ten vierde moet volgens de wetenschapper John Horgan (2008:80) erkend worden dat elke extremist een uniek individu is. Dit maakt het formuleren van een

radicaliseringsaanpak in wezen ook een uniek probleem. Tot slot kan radicalisering inderdaad beschouwd worden als een verschijnsel van diverse problemen. Iemand wordt immers niet zomaar een extremist. Dikwijls worden sociale belemmeringen, zoals discriminatie en isolatie, aangehaald om radicalisering te verklaren (Vermeulen en Bovenkerk, 2012:32).

2.2 Conceptualisatie

Het is van belang een aantal begrippen te conceptualiseren voordat overgegaan kan worden tot de analyse van de onderzoeksresultaten. De begrippen die verduidelijkt worden, vloeien

(8)

8 voort uit de onderzoeksvraag en zullen veelvuldig binnen dit artikel voorkomen. De begrippen die geconcretiseerd worden zijn: radicalisering, islamitisch radicalisme, extremisme en

polarisatie. Daarnaast zal het beginsel van scheiding van kerk en staat uitgelegd worden. Het is essentieel om dit beginsel te expliciteren, omdat de gemeente Amsterdam het noodzakelijk achtte om de moslimbevolking te betrekken bij het radicaliseringsbeleid ter versterking ervan. Daarnaast heeft de gemeente middels de notitie 'scheiding kerk en staat' een positie ten opzichte van (samenwerking met) de islam ingenomen. Bovenstaande ging gepaard met een hevig publiek en politiek debat over de relatie tussen kerk en staat (Vermeulen en Bovenkerk, 2012:15).

2.2.1 Radicalisering

Het concept radicalisering kent uiteenlopende betekenissen voor verschillende mensen. Dit uit zich in een aanzienlijk aantal definities (Schmid, 2004:375). Derhalve kan gesteld worden dat er binnen de academische wereld geen overeenstemming bestaat over de wijze waarop het begrip gedefinieerd dient te worden. De opvallendste discrepantie tussen de definities ontstaat over de vraag of er bij radicalisering altijd sprake is van bereidheid om geweld te hanteren. Zo wordt aan de ene kant gesteld dat radicalisering verwijst naar ernstige onvrede over de

bestaande maatschappelijke constellatie en de personen en instituties die hiervoor

verantwoordelijk zijn (Buijs et al., 2006:14). Binnen deze definitie wordt niet perse geweld gebruikt door de geradicaliseerde personen. Aan de andere kant staat bijvoorbeeld de definitie van Van der Pligt en Koomen (2009:2), zij beschrijven radicalisering als een geesteshouding waarbinnen men bereid is een denkwijze om te zetten in concrete daden. Volgens deze wetenschappers gaat radicalisering dan ook wel gepaard met geweldsuitingen. De

wetenschapper Amy-Jane Gielen (2008:14) kiest voor de middenweg tussen bovenstaande definities. Zij ziet radicalisering als een proces waarbij de bereidheid groeit om zelf vergaande veranderingen van de democratische rechtsorde te bewerkstelligen en/of te ondersteunen. Binnen deze definitie is het dus mogelijk dat de bereidheid ontstaat om geweld te hanteren, maar is dit niet noodzakelijk. De term radicalisering is dus multi-interpretabel. Binnen dit artikel zal een veelvuldig gebruikte definitie van radicalisering aangehouden worden. Deze definitie is opgesteld door de AIVD (2004:15) en luidt:

"Radicalisering is het nastreven en/of ondersteunen van diep ingrijpende veranderingen in de samenleving, die een gevaar kunnen opleveren voor de

(9)

9 democratische rechtsorde. Radicalisering is te duiden als de bereidheid zelf dergelijke veranderingen na te streven (...), dan wel anderen daartoe aan te zetten."

Radicalen kunnen dus een ideologie aanhangen die politieke en fysieke afstand tussen hun eigen en andere groepen propageert, zonder echter tot geweld over te gaan (Veldhuis en Bakker, 2007:450).

2.2.2 Islamitisch radicalisme

Radicalisering verschijnt op diverse manieren onder verschillende omstandigheden (Weinberg et al., 2004:777). Zo worden dierenrechten-, rechts-, links- en moslimradicalisering

gedistingeerd binnen de wetenschap. Al deze vormen van radicalisering kennen een

specifieke beschrijving. Dit artikel richt zich uitsluitend op het islamitisch radicalisme en de beleidsaanpak hieromtrent. Het islamitisch radicalisme is een religieus geïnspireerde vorm van radicalisering. Dit gedachtegoed is gebaseerd op een orthodoxe invulling van het geloof, en is extreem fundamentalistisch en islamitisch. Vergaande delegitimatie van de bestaande democratische orde en een streven naar diepgaande maatschappelijke veranderingen zijn kenmerkend voor het islamitisch radicalisme (Slootman en Tillie, 2006:18). Het hoogste doel van deze beweging is het dwingend hervormen van de samenleving naar streng islamitisch model (AIVD, 2007:83). Het is de plicht van elke gelovige om dit doel na te streven. Binnen deze strijd zijn alle middelen, inclusief gebruik van geweld, geoorloofd (Slootman en Tillie, 2006:19).

2.2.3 Extremisme

Zoals beschreven bestaat er onder academici discussie over de exacte betekenis van het begrip radicalisering. Reeds is vastgesteld dat binnen dit artikel een definitie aangehouden wordt waarbij radicalisering niet noodzakelijkerwijs samengaat met het gebruik van geweld.

Wanneer men bereid is geweld te hanteren bij het streven naar bepaalde idealen is sprake van extremisme. Anders gezegd is extremisme dus de laatste fase van een radicaliseringsproces (ACB kenniscentrum, 2009:10). De onderzoekers Buijs, Demant en Hamdy (2006:12) definiëren extremisme als volgt:

"Al die uiteenlopende opvattingen en gedragingen die diametraal staan tegenover democratische instituties en waarden (...). Extremisme verdedigt uniformiteit

(10)

10 tegenover diversiteit, onverdraagzaamheid tegenover tolerantie, bevel tegenover dialoog, eenheid tegenover pluraliteit en de duidelijkheid van het geweld tegenover de chaos van het compromis."

Er is gekozen voor bovenstaande definitie, omdat deze uitdrukkelijk het verschil tussen

extremisme en radicalisering toont. Zowel extremisten als radicalen streven eenzelfde doel na, maar verschillen van mening over de wijze waarop dat doel bereikt dient te worden.

Radicalen keuren geweld niet per definitie goed, terwijl extremisten wel bereid zijn geweld te hanteren om hun idealen te verwezenlijken.

2.2.4 Polarisatie

Op basis van de reeds beschreven literatuur kan vastgesteld worden dat radicalisering en extremisme gepaard gaan met afzijdigheid van en/of onverdraagzaamheid jegens andere bevolkingsgroepen of andersdenkenden. Radicalisering wordt derhalve regelmatig geassocieerd met polarisatie. Het verband tussen beide is echter alles behalve expliciet en eenduidig (Noppe et al., 2011:12). Over de academische betekenis van polarisatie bestaat daarentegen wel overeenstemming. De wetenschappelijke definitie van polarisatie luidt:

"De verscherping van tegenstellingen tussen groepen in de samenleving die resulteert of kan resulteren in (een toename van) spanningen tussen deze groepen en in risico’s voor de sociale veiligheid" (Zannoni et al., 2006:12).

De literatuur wijst op twee gewichtige correlaties tussen radicalisering en polarisatie. Allereerst wordt gesteld dat een toename van polarisatie samengaat met negatieve

persoonlijke ervaringen. Deze ervaringen kunnen vervolgens de vatbaarheid voor radicale ideeën vergroten (Zannoni et al., 2006:72). Binnen deze zienswijze is men van mening dat polarisatie tot radicalisering kan leiden. Andere auteurs veronderstellen echter een

tegenovergesteld verband. Zij denken dat radicalisering leidt tot versterkte polarisatie. Dit, omdat een hele bevolkingsgroep verantwoordelijk kan worden gehouden voor een

extremistische daad van een enkeling (De Graaff, de Poot en Kleemans, 2009:336). Anders gezegd kan een radicaliseringsproces dus voorafgaan aan of versterkt worden door uitingen van ongewenste polarisatie.

(11)

11 Niet elke vorm van polarisatie is ongewenst. Per slot van rekening moet er binnen het maatschappelijk debat altijd ruimte zijn voor tegengestelde standpunten. Tegenstellingen kunnen bovendien zeer belangrijk zijn voor een democratische samenleving om zich verder te ontwikkelen (ACB kenniscentrum, 2009:8). Wanneer binnen dit artikel over het bestrijden van polarisatie wordt gesproken, wordt gedoeld op ongewenste polarisatie. Om ongewenste polarisatie helder te definiëren is het noodzakelijk een aantal karakteristieken van het concept aan te wijzen. Allereerst is er sprake van een negatieve houding tussen bevolkingsgroepen. Deze negatieve ideeën ontstaan deels als vooroordeel door gebrek aan kennis en contact, en deels op grond van ervaringen. Deze negatieve houding kan vervolgens gepaard gaan met afkeurende emoties ten opzichte van (leden van) andere bevolkingsgroepen. Men kan dan spanningen jegens anderen bevolkingsgroepen ervaren of zich bedreigd voelen door deze groepen. Tenslotte kan polarisatie zichtbaar worden door verschillende afwijzende gedragingen, zoals stigmatisering, belediging en bedreiging (ibid., 2009:8).

Gesteld kan worden dat ongewenste polarisatie dus samen kan gaan met risico's voor de sociale veiligheid, welke voortkomen uit verscherpte tegenstellingen tussen groepen binnen de samenleving.

2.2.5 Het beginsel van scheiding van kerk en staat

Nederland hangt een pluralistisch model aan in de verhouding tussen kerk en staat (Monsma en Soper, 2009:15). Dit houdt in dat er binnen de samenleving vrijheid van religie bestaat voor eenieder, en dat de overheid zowel atheïsten als gelovigen gelijk behandelt (ibid., 2009:68). De Nederlandse overheid neemt zodoende een neutrale positie in waar het religieuze vraagstukken betreft. De moord op Theo van Gogh, gepleegd door een radicale moslim, had echter tot gevolg dat de beroemde Nederlandse tolerantie ter discussie kwam te staan (ibid., 2009:51). Het nieuwe religieus geïnspireerde radicalisme zorgde voor een opleving van de discussie over het beginsel van scheiding van kerk en staat. Allereerst is het van belang om het beginsel van scheiding van kerk en staat te verduidelijken. Hierbij moet aangegeven worden dat het rechtsbeginsel niet expliciet in de Nederlandse grondwet is vastgelegd en dus gezien kan worden als een politieke afspraak. Het beginsel houdt in:

"Dat er in de verhouding tussen kerk en staat geen institutionele zeggenschap over en weer mag zijn, evenmin als rechtstreekse inhoudelijke zeggenschap" (Bijsterveld, 2006:248).

(12)

12 Het beginsel verzet zich derhalve niet tegen overleg tussen de overheid en religieuze

organisaties. Ook sluit het beginsel subsidiëring van maatschappelijke activiteiten van organisaties op religieuze grondslag niet uit.

Zowel publiek als politiek is een groeiende discussie over de betekenis van het beginsel ontstaan (Vermeulen en Bovenkerk, 2012:110). In de praktijk focust de discussie zich voornamelijk op de positie die de islam binnen de Nederlandse samenleving inneemt. Daarnaast draait het om de vraag wat de rol van de overheid ten opzichte van de islam is (ACB Kenniscentrum, 2009:68-70). De vragen ontstaan in welke mate een staat zich met religie kan bemoeien, of een lokale overheid mag samenwerken met islamitische organisaties, dan wel subsidies mag verstrekken aan moskeeën.

Binnen de academische wereld ontstond vervolgens een discussie over de vraag of de relatie tussen kerk en staat opnieuw gedefinieerd moest worden naar aanleiding van de opkomst van islamitische radicalisering (Cliteur, 2012:128). Het is niet verwonderlijk dat deze discussies zijn ontstaan. Reeds is immers vastgesteld dat het islamitisch radicalisme tot doel heeft om de samenleving te hervormen naar streng islamitisch model. Dit model staat haaks op de heersende democratische rechtsorde binnen de samenleving. Zodoende vormt zich de vraag of de islam wel compatibel is met democratie en op welke wijze de staat met deze religie dient om te gaan. De wetenschap stelt dat het beginsel van scheiding van kerk en staat, en daarmee ook de verhouding tussen kerk en staat, niet meer leidend kunnen zijn voor de beantwoording van alle nieuwe vragen en discussies die zich voordoen (Bijsterveld, 2006:240). Daarom wordt noodzakelijk geacht dat de overheid zich herpositioneert omtrent dit vraagstuk (ibid., 2006:241).

De gemeente Amsterdam heeft getracht de ontstane twijfels weg te nemen en haar positie duidelijk te maken door middel van een beleidsnotitie over de scheiding van kerk en staat. Hierin stelt de gemeente dat zij altijd gebruik heeft gemaakt van de religieuze

infrastructuur in de stad, en dat zij besloten heeft dit beleid voort te zetten waar het islamitische organisaties betreft (Vermeulen en Bovenkerk, 2012:109). Derhalve is de gemeente aanhanger van een inclusief en neutraal overheidsbeleid, waarbinnen financiële banden en samenwerking tussen kerk en staat mogelijk zijn.

2.3 Verwachtingen van de Amsterdamse beleidsaanpak

De academici Vermeulen en Bovenkerk (2012:103) beschrijven de Amsterdamse aanpak van islamitische radicalisering als brede benadering waarbinnen de focust ligt op sociale issues en

(13)

13 preventie. Op basis van de bestudeerde literatuur ontstaan enkele verwachtingen omtrent de bestrijding van islamitische radicalisering in Amsterdam. Allereerst bestaat het vermoeden dat radicale ideeën die niet omgezet worden in de praktijk geenszins worden afgekeurd binnen de Amsterdamse beleidsaanpak. Dit vermoeden is gebaseerd op het beginsel van scheiding van kerk en staat welke stelt dat eenieder vrij is om te denken wat hij/zij wil. Daarnaast wordt gedacht dat de gemeente Amsterdam radicalisering als een wicked problem ziet, hetgeen voortvloeit uit andere problemen. De verwachting is dan ook dat de aanpak van de aan radicalisering gerelateerde problemen, centraal staat binnen de brede beleidsaanpak. Verder wordt omwille van de brede preventieve aanpak verondersteld dat de gemeente Amsterdam van mening is dat polarisatie leidt tot radicalisering. De beleidsaanpak focust zich immers niet zonder reden op sociale issues en preventie. Tenslotte bestaat het vermoeden dat er

beleidsmoeilijkheden geweest zijn omtrent de samenwerking met moslimorganisaties

gedurende de implementatie van de brede aanpak. Dit, omdat op basis van de literatuur blijkt dat er hevig publiek en politiek verzet is ontstaan tegen deze samenwerking.

(14)

14

3. Methodische verantwoording

Binnen dit gedeelte van het artikel zal allereerst de gehanteerde onderzoeksmethode beschreven worden. Vervolgens zal dieper worden ingegaan op de onderzoeksstrategie. Tenslotte zal de methode van dataverzameling besproken worden en zal de gebruikte methode van sampling verantwoord worden.

3.1 De onderzoeksmethode

Er is gekozen voor een case-study als methode van onderzoek. Het doel van een case-study is om zoveel mogelijk gedetailleerde kennis van één specifieke casus te verzamelen (Bryman, 2008:52). De radicaliseringsaanpak van de gemeente Amsterdam is de bekeken casus. Er is voor deze casus gekozen, omdat de brede radicaliseringsaanpak van islamitisch extremisme hoofdzakelijk op lokaal niveau is uitgewerkt en geïmplementeerd. Amsterdam was de eerste stad die hiervoor specifiek beleid ontwierp. Derhalve verschaft een beschrijving van het Amsterdamse beleid de beste inzichten over de brede radicaliseringsaanpak (Meines,

2007:38). Binnen de case-study zijn meerdere analyse-eenheden onderzocht. Deze eenheden vormen de concrete eenheid van de bestudering. Verschillende personen en instellingen die betrokken zijn (geweest) bij het vaststellen en uitvoeren van de radicaliseringsaanpak van de gemeente Amsterdam, vormen de analyse-eenheden. Daarnaast zullen academici met

expertise op het gebied van radicalisering, fungeren als analyse-eenheid.

Een voordeel van de gekozen onderzoeksmethode is dat er veel toegang tot de case zal zijn. Er is veel informatie over de radicaliseringsaanpak van de gemeente Amsterdam

beschikbaar. Hierdoor is het mogelijk veel kennis te vergaren over het onderwerp, hetgeen noodzakelijk is om tot een goed onderzoek te komen. Een tweede voordeel van de

gehanteerde onderzoeksmethode is dat het onderzoek een sterke ecologische validiteit zal kennen. Hiervan is sprake wanneer de onderzoeksresultaten van het uitgevoerde onderzoek vertaald kunnen worden naar de sociale werkelijkheid (Bryman, 2008:32). Een nadeel van de uitgevoerde case-study is dat het onderzoek een zeer lage externe validiteit kent. De resultaten die in het onderzoek gevonden worden, zijn niet generaliseerbaar naar andere omstandigheden en casussen (Bryman, 2008:53). Nu in dat in het geval van dit onderzoek niet zozeer

problematisch, omdat de focus uitsluitend ligt op het onderzoeken van de

radicaliseringsaanpak van de gemeente Amsterdam. Het doel is niet om een vertaalslag naar andere gemeentes of beleidsinterventies te maken.

(15)

15 3.2 De onderzoeksstrategie

Het onderzoek is uitgevoerd aan de hand van een kwalitatieve onderzoeksstrategie. Hierbij ligt de focus op inductie en verificatie (Bryman, 2008:373). Deze onderzoeksstrategie is dynamisch, theorievormend en de context van het onderzoek vervult een sleutelrol. Het perspectief van de deelnemers vormt het zwaartepunt van het onderzoek. Het is hierdoor uitermate belangrijk dat de onderzoeker nabij staat. De kwalitatieve onderzoeksstrategie speelt zich daarom af binnen een natuurlijke setting om zo de radicaliseringsaanpak van de gemeente Amsterdam te begrijpen en betekenis te kunnen geven in zijn context (De Lange, 2011).

3.3 De methode van dataverzameling

Binnen dit onderzoek zijn verschillende methoden gehanteerd om data te verzamelen. Allereerst is gebruik gemaakt van literatuurstudie. Op basis van reeds bestaande theoretische inzichten is getracht een beeld te vormen van de voor- en nadelen van de

radicaliseringsaanpak van de gemeente Amsterdam. Naast veel boeken en wetenschappelijke artikelen, zijn de beleidsnotities van de gemeente Amsterdam omtrent de aanpak van

radicalisering betrokken in de literatuurstudie. Deze studie is noodzakelijk, omdat zij inzicht biedt in de complexe beleidsproblematiek.

Daarnaast is de interviewmethode gehanteerd om de opgestelde onderzoeksvragen te beantwoorden. De keuze hiervoor is gemaakt, omdat “interviews yield rich insights into people's biographies, experiences, opinions, values, aspirations, attitudes and feelings” (May, 2001: 120). Het doel van dit onderzoek is immers om inzicht te verkrijgen in de voor- en nadelen van de radicaliseringsaanpak van de gemeente Amsterdam. De ervaringen van respondenten zijn hiervoor cruciaal. De afgenomen interviews waren semigestructureerde face-to-face diepte-interviews. Semigestructureerde interviews bestaan uit een combinatie van gesloten en open vragen. De nadruk ligt op analyse en doorvragen (Bryman, 2008:196). Hierdoor heeft de interviewer de vrijheid om intensief en uitgebreid met de geïnterviewden te converseren. Er ontstaat een open ambiance waarbinnen de participanten zich op hun gemak voelen en eerder geneigd zijn relevante informatie te verstrekken aan de onderzoeker

(Bryman, 2008:196). De geïnterviewden zijn aan de hand van purposive sampling

geselecteerd. Dit betekent dat de respondenten op een strategische manier gekozen zijn. De onderzoeker zorgt er op deze wijze voor dat er uitsluitend met relevante actoren gesproken wordt (Bryman, 2008:165). De keuze voor deze methode van sampling is gemaakt vanuit het

(16)

16 principe van triangulatie. Hieronder wordt verstaan dat de onderzoeker vanuit verschillende invalshoeken informatie bijeenbrengt. Om een volledig beeld te krijgen van de voor- en nadelen van de radicaliseringsaanpak van de gemeente Amsterdam, is het van belang om van alle relevante actoren informatie te ontvangen. Wanneer slechts een gedeelte van het

onderzoeksveld bekeken zou worden, ontstaat het gevaar van een eenzijdige blik. Op basis van purposive sampling zijn interviews gehouden met academici, beleidsambtenaren van de gemeente Amsterdam en betrokken veldactoren. Door het toepassen van triangulatie binnen de purposive sampling kan informatie van participanten getoetst worden en neemt de kans op een eenzijdige blik af (Roex et al., 2010:8).

(17)

17

4. Resultaten en analyse

Aan de hand van de verzamelde data zal in deze sectie de hoofdvraag 'Wat zijn de voor- en nadelen van de radicaliseringsaanpak van de gemeente Amsterdam met betrekking tot

islamitisch extremisme?', beantwoord worden. Hiertoe zal allereerst beschreven worden welk beleid er gevoerd kan worden om islamitische radicalisering tegen te gaan. Vervolgens wordt de Amsterdamse beleidsaanpak besproken. Daarna worden de voordelen van de brede

radicaliseringsaanpak gepresenteerd. Deze deelvragen beschrijven de resultaten van het uitgevoerde theoretische en empirische onderzoek. Tenslotte worden de nadelen van het Amsterdamse beleid weergegeven. Aansluitend wordt de radicaliseringsaanpak met behulp van de theorie kritisch geanalyseerd.

4.1 Beleidsmogelijkheden tegen islamitische radicalisering

Reeds is vastgesteld dat het aanpakken van islamitisch radicalisme een zogenaamd wicked problem is. Er bestaat geen definitieve formulering van en oplossing voor het probleem (Rittel en Weber, 1973:161). Dientengevolge bestaan er verschillende manieren waarop de aanpak van radicalisering vorm gegeven kan worden. Het formuleren van radicaliseringsbeleid is complexe problematiek voor beleidsmakers (Miller, 2007:332). Er zijn drie soorten beleidsinterventies mogelijk om radicalisering tegen te gaan of te voorkomen, te weten: preventief, curatief en repressief (Interview, F. Vermeulen, 2012).

Preventieve beleidsinterventies zijn bedoeld om radicalisering te voorkomen

(Lousberg et al., 2010:74). Dit beleid kenmerkt zich door maatregelen die gericht zijn op het weerbaar maken van personen die mogelijk gevoelig zijn voor radicalisering. Daarnaast bestaat er binnen deze benadering veel aandacht voor het verkleinen van de voedingsbodem voor deze radicalisering (Gemeente Amsterdam, 2007:6). Het doel van preventief beleid is voorkomen dat vermoedelijke radicalisering doorslaat in feitelijke radicalisering (VNG/Radar, 2006:34). Iedere overheid die kiest voor een preventieve beleidsaanpak van islamitische radicalisering, vult dit beleid op een andere manier in. Preventieve beleidsinterventies kunnen derhalve via legio mogelijkheden uitgevoerd worden. Allereerst richt deze interventiemethode zich op het onderwijzen van jongeren over thema's die gerelateerd zijn aan radicalisering. Door professionals worden jongeren onderwezen over onderwerpen als discriminatie, extremisme en culturele diversiteit. Ten tweede worden excursies met jongeren ondernomen om ze bewuster te maken van bovenstaande thema's. Verder wordt preventief beleid gevoerd

(18)

18 door cursussen en trainingen te geven aan professionals die mogelijkerwijs met

radicaliserende personen in aanraking komen binnen hun werkveld. Deze trainingen worden aangeboden om meer bewustzijn van radicalisering te creëren en om de kennis van

professionals over islamitisch radicalisme te vergroten. Zo worden er speciale studiedagen gericht op de islam georganiseerd en leren professionals op welke wijze zij radicalen het beste kunnen benaderen. Daarnaast worden conversatie en dialoog binnen een preventieve aanpak gestimuleerd, zodat mensen 'a sense of belonging' gaan ervaren en groepen meer met elkaar in contact komen. Hierdoor wordt niet alleen getracht de voedingsbodem voor radicalisering weg te nemen, maar wordt polarisatie eveneens tegengegaan. Ook kan binnen de preventieve aanpak gebruik gemaakt worden van sleutelfiguren en/of rolmodellen. Dit houdt in dat personen of organisaties ingezet worden die een positieve invloed op (mogelijk)

radicaliserende jongeren hebben. Deze personen plegen dan een zogenaamde religieuze weerbaarheidsinterventie. Deze interventies

"Are meant to show youngsters the nonviolent side of Islam and are aimed at keeping youngsters away from extreme versions of Islam" (Lousberg et al., 2010:77-78).

Verder kan vermoedelijke radicalisering aangepakt worden door moslims trainingen te geven over de wijze waarop zij moeten omgaan met het opvoeden van kinderen in een moderne Westerse samenleving (Lousberg et al., 2010:71-79). Tot slot wordt getracht radicalisering tegen te gaan door de talenten en capaciteiten van jongeren nadrukkelijk te benoemen, in plaats van hen te wijzen op tekortkomingen. Alle bovenstaande beleidsinterventies zijn erop gericht om de weerbaarheid van alle islamitische jongeren te vergroten. Daarnaast focust een preventieve beleidsaanpak zich niet uitsluitend op personen en groepen die radicaliseren, maar op de gehele samenleving waarbinnen die radicalisering zich voordoet (VNG/Radar, 2006:21)

De curatieve aanpak van radicalisering is gericht op personen die (nog) geen geweld of andere strafbare feiten willen plegen, maar die desalniettemin wel gevoelig zijn voor

radicalisering omdat zij in toenemende mate een radicaal gedachtegoed aanhangen (Gemeente Amsterdam, 2007:6). Er zijn verschillende interventies mogelijk om deze aanpak van

radicalisering te vertalen naar beleid. Allereerst bestaat de individuele netwerkbenadering. Deze interventie heeft tot doel om een dicht netwerk rond een potentieel radicaal individu te creëren (Lousberg et al.,2010:80). Dit netwerk bestaat uit een combinatie van officiële

(19)

19 verbindingen zoals onderwijzers, jongerenwerkers, maatschappelijk werk, gezinscoaches en jeugdzorg en onofficiële verbindingen in de vorm van familie, vrienden, imams en moskeeën (VNG/Radar, 2006:33). Al deze personen en instanties werken samen om een individu te weerhouden van (verdere) radicalisering. Daarnaast kan de overheid stages en banen creëren voor potentieel radicaliserende jongeren. Hierdoor wordt getracht verveling en frustratie tegen te gaan en jongeren meer te verbinden met de Westerse samenleving door ze een doel te bieden. Een andere curatieve aanpak is het persoonlijk begeleiden van potentiële radicalen. Hierbij wordt per individu bekeken wat de mogelijkheden zijn om het radicaliseringsproces te doen wenden. De curatieve beleidsaanpak richt zich veel meer dan de preventieve werkwijze op personen en groepen waarvan met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid gesteld kan worden dat zij aan het radicaliseren zijn. De aanpak is veel gerichter en besteedt nauwelijks nog aandacht aan de voedingsbodem voor radicalisering (Lousberg et al.,80-83).

Tot slot kan radicalisering ook tegengegaan worden door middel van repressief beleid. Dit beleid kenmerkt zich door een doelgerichte, harde aanpak en is gericht op extremisten waarvan het vermoeden bestaat dat zij geweld zullen hanteren om hun ideologische

doelenstellingen te realiseren (Gemeente Amsterdam, 2007:6). Door het expliciet duidelijk stellen van regels en het opleggen van sancties aan deze extremisten, wordt gepoogd radicalisering tegen te gaan (Lousberg et al., 2010:83). Binnen deze beleidsaanpak wordt intensief samengewerkt door de overheid en politie, justitie en inlichtingendiensten (VNG/Radar, 2006:33).

Samengevat kan gesteld worden dat er twee cruciale verschillen bestaan tussen de diverse beleidsmogelijkheden om islamitische radicalisering tegen te gaan. Preventieve beleidsinterventies kernmerken zich door een collectieve aanpak. Het beleid richt zich op een samenleving als geheel. Daarnaast ligt de focus op personen die mogelijk gevoelig zijn voor radicalisering. Het is binnen deze aanpak nog allerminst vastgesteld dat bepaalde personen daadwerkelijk aan het radicaliseren zijn. De curatieve en repressieve beleidsmethoden staan hier haaks op. Zij richten zich uitsluitend op individuen die hoogstwaarschijnlijk radicaal zijn (VNG/Radar, 2006:33). Het tweede verschil is dat de curatieve en preventieve

beleidsinterventies pogen een verandering in het gedachtegoed te bewerkstelligen. De repressieve beleidsaanpak focust zich "on influencing behavior instead of thoughts" (Lousberg et al., 2010:83). Het doel is dus om radicaal gedrag te bestrijden.

(20)

20 4.2 De Amsterdamse beleidsaanpak

"The main characteristic of the counterterrorism approach in Europe has been to consider terrorism a crime, to be tackled primarily through criminal law" (Coolsaet, 2011:227).

Lange tijd is deze repressieve benadering ook de beleidsaanpak van islamitische radicalisering in Nederland geweest. Na de moord op Theo van Gogh in 2004 vond er echter een totale ommekeer plaats. Een beleidsambtenaar van de gemeente zegt hierover:

"Van Gogh werd vermoord. De samenleving was ontwricht en heel Nederland ging los (...). De impact was heel erg groot en er gebeurde van alles in de samenleving. Zowel landelijk als lokaal ontstond heel sterk het idee: we moeten wat doen en wel nu" (Interview, beleidsambtenaar A, 2012). 2

Polarisatie en radicalisering werden van de een op de andere dag als breed maatschappelijk probleem beschouwd door de landelijke politiek. De overheid stelde zich tot doel om polarisatie en radicalisering te voorkomen, belemmeren en in te dammen. Om dit te bewerkstelligen achtte het toenmalige kabinet zowel een repressieve als een preventieve beleidsaanpak noodzakelijk. Derhalve kan geconcludeerd worden dat naast de repressieve aanpak die tot 2004 de enige aanpak was, ook de preventieve aanpak onder het mom 'voorkomen is beter dan genezen' werd geïntroduceerd. Karakteriserend voor deze 'brede aanpak' is dat personen die zich dreigen af te keren van de Nederlandse samenleving en democratische rechtsorde door tal van maatregelen worden ingesloten, terwijl personen die wettelijke grenzen overschrijden, hard worden aangepakt en dus worden uitgesloten (Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, 2007:4-7). De nationale

radicaliseringsaanpak kenmerkt zich door decentralisatie. Hetgeen wil zeggen dat de aanpak van polarisatie en radicalisering vooral een zaak van het lokale bestuur op lokaal niveau is. Zodoende werd er op nationaal niveau geld beschikbaar gesteld, om de beleidsaanpak die op lokaal niveau werd opgesteld te faciliteren (ibid., 2007:11).

2 In het kader van dit onderzoek zijn ondermeer twee beleidsambtenaren van de gemeente Amsterdam

geïnterviewd. Beiden hebben aangegeven niet met naam genoemd te willen worden. Derhalve worden hun uitspraken geanonimiseerd weergegeven. Om verwarring te voorkomen is binnen de tekst onderscheid gemaakt tussen beleidsambtenaar A en beleidsambtenaar B. De volledige transcripties van alle afgenomen interviews zijn te vinden in de interviewbijlage.

(21)

21 Die lijn volgend werd de aanpak van islamitische radicalisering dus een taak van de gemeente Amsterdam en haar partners. De gemeente heeft de keuze gemaakt om haar beleid waar mogelijk te relateren aan de brede nationale beleidsaanpak (Vermeulen en Bovenkerk, 2012:99). In de periode van 2004 tot 2012 vervaardigde de gemeente vier nota's die invulling gaven aan deze brede aanpak van radicalisering. De doelstelling van deze

radicaliseringsaanpak is om de doelgroep die kan radicaliseren te beperken door een betere diagnose, snellere interventie en effectieve trajecten voor radicaliserende jongeren (Gemeente Amsterdam, 2005:13).

De brede benadering wil in de eerste plaats zeggen dat de aanpak van radicalisering van repressief en specifiek, naar preventief en algemeen loopt (Gemeente Amsterdam, 2007:6). Anders gezegd wordt er onderscheid gemaakt tussen hard en zacht beleid. De harde beleidsaanpak is een repressieve benadering waarbinnen de gemeente er complementair aan politie en justitie, alles aan doet om radicalisering en de aantasting van de tolerante en vrije samenleving tegen te gaan. De zachte aanpak draait om preventie en heeft tot doel ervoor te zorgen dat Amsterdam een stad is waar iedereen zijn kansen kan pakken en zich vertrouwd en veilig voelt (Gemeente Amsterdam, 2006:8). Daarnaast kenmerkt de brede benadering zich door een gespreide verantwoordelijkheid. Naast politie en justitie, hebben ook de gemeente en andere relevante maatschappelijk partners een belangrijke rol in het tegengaan van

radicalisering (Gemeente Amsterdam, 2012:23). Een beleidsambtenaar van de gemeente beschrijft de verdeling qua verantwoordelijkheden als volgt:

"Politie en justitie dragen de verantwoordelijkheid voor de harde repressieve aanpak. De gemeente is verantwoordelijk voor de zachte en preventieve beleidsbenadering" (Interview, beleidsambtenaar B, 2012).

De uitvoering van de actieprogramma's is zodoende in handen van volksvertegenwoordigers, bestuurders, stadsdelen, onderwijsinstellingen, welzijnsinstellingen, het maatschappelijk middenveld, politie en justitie (Gemeente Amsterdam, 2006:3).

De bestuurlijke aanpak bestaat uit curatieve en voornamelijk preventieve maatregelen om islamitische radicalisering tegen te gaan. De preventieve aanpak is op twee manieren ingevuld. Allereerst bestaat de algemene preventieve aanpak welke zich richt op het wegnemen van de voedingsbodem voor radicalisering. Deze aanpak richt zich op alle Amsterdammers en draait om wederzijdse tolerantie en acceptatie. Daarnaast bestaat de

(22)

22 specifieke preventieve aanpak. Hierbinnen ligt de focus op diegenen die worstelen met hun identiteit en plek in de samenleving (Gemeente Amsterdam, 2007:14). De brede

beleidsaanpak van islamitische radicalisering is gebaseerd op drie beleidspijlers voor actie:

"1. Het de-radicaliseren van radicaliserende jongeren en het aanpakken van het radicale gedachtegoed;

2. Het vergroten van de weerbaarheid tegen radicalisering. Deze activiteiten richten zich primair op de mogelijk zoekende en vatbare jongeren

3. Het verkleinen van de voedingsbodem voor radicalisering en polarisatie" (Gemeente Amsterdam, 2007:29).

Onderstaand figuur geeft de beleidspijlers schematisch weer:

(Figuur 1: 'aangrijpingspunten voor beleid')

Het Amsterdamse beleid richt zich op het voorkomen van extremistische daden zelf, maar ook op gebeurtenissen en processen die aan die eventuele daad voorafgaan. De nadruk binnen deze aanpak ligt op het voorkomen van extremisme door de voedingsbodem voor

radicalisering en polarisatie preventief tegen te gaan. Zaken als discriminatie, vernedering, vervreemding en een gevoel van onrechtvaardigheid kunnen een voedingsbodem voor frustraties vormen (Noppe et al., 2011:48).

De beleidspijlers van de gemeente Amsterdam werden geconcretiseerd door het starten van meerdere projecten en deelprojecten. Bijna direct na de moord op Van Gogh is in 2004 de gemeentelijke InformatieHuisHouding (IHH) radicalisering opgericht (KplusV, 2010:6). De IHH coördineert, signaleert en behandelt concrete gevallen van radicalisering. Van

(23)

23 bij de IHH, wanneer zij te maken krijgen met individuen of groepen die verdacht gedrag vertonen. Daarnaast vervult de IHH ook een informerende rol. Wanneer professionals te maken krijgen met extremisme of radicalisering, kunnen zij hier terecht voor begeleiding. Binnen de IHH is een gespecialiseerd multidisciplinair team werkzaam welke alle

binnengekomen meldingen analyseert. Wanneer het vermoeden van radicalisering gegrond blijkt dan start de IHH een curatieve procedure om de radicalisering te stoppen (Vermeulen en Bovenkerk, 2012:104). In het kader van de preventieve beleidsbenadering, die zich

voornamelijk richt op het tegengaan van de voedingsbodem voor radicalisering en het vergroten van de weerbaarheid, zijn ook veel projecten gestart. Zo zijn ondermeer

professionals zoals jongerenwerkers, onderwijzers en jeugdhulpverleners die geconfronteerd kunnen worden met verschijnselen van radicalisering, getraind (Interview, beleidsambtenaar B, 2012). Daarnaast zijn allerlei gerichte activiteiten binnen het onderwijs gerealiseerd. Ook werden er weerbaarheidstrainingen voor moslimjongeren georganiseerd. Verder is een aantal grootschalige campagnes ter voorkoming van discriminatie gevoerd, waaronder de 'Campagne Meldpunt Discriminatie'. Eveneens is geïnvesteerd in interculturele contacten, bijvoorbeeld door het organiseren van 'de dag van de dialoog'. Naast alle eigen projecten van de gemeente, zijn ook regelmatig maatschappelijke initiatieven ondersteund. Zo werden ondermeer

activiteiten en projecten van moslimorganisaties die zich richten op de emancipatie en integratie van de islam en moslims in Nederland gefinancierd (Gemeente Amsterdam, 2007:32 en Gemeente Amsterdam, 2005:36-38). Onderstaand figuur geeft weer bij welke beleidspijlers de projecten aansluiten:

(24)

24 Binnen de brede beleidsaanpak van islamitische radicalisering is veelvuldig de

samenwerking met moslimorganisaties aangegaan. In de eerste plaats worden

maatschappelijke activiteiten door moslimorganisaties uitgevoerd, gesubsidieerd (Interview R. van Oordt, 2012). Om optimaal te kunnen interveniëren bij processen van radicalisering, acht de gemeente het noodzakelijk om daarnaast ook een partnerschap aan te gaan met religieuze organisaties. Deze organisaties beschikken immers over meer expertise en een veel dichter en breder netwerk (Interview, E. Butter, 2012).

Het tegengaan van islamitische radicalisering heeft topprioriteit binnen de gemeente Amsterdam. De afgelopen acht jaar is meer dan 28 miljoen euro uitgetrokken voor een brede aanpak van gewelddadig extremisme en haar voedingsbodem (Vermeulen en Bovenkerk, 2012:96). Over de exacte omvang van radicalisering in Amsterdam bestaat geen

duidelijkheid. De enige beschikbare cijfers hieromtrent, komen van het Instituut voor Migratie en Etnische Studies (IMES). Het IMES schat, op basis van een enquêteonderzoek uit 2006, dat circa 1550 moslims in Amsterdam vatbaar zijn voor radicalisering (Gemeente Amsterdam, 2007:25).

4.3 Voordelen van een brede radicaliseringsaanpak

In de vorige twee paragrafen is vastgesteld dat de aanpak van islamitische radicalisering zich kenmerkt door breed beleid waarbinnen de nadruk op preventie ligt. Daarnaast is vastgesteld dat deze beleidsaanpak niet tot stand gekomen is op basis van sluitende statistische gegevens. Desalniettemin hanteert de gemeente Amsterdam de brede benadering reeds vanaf 2004. Op basis van theoretische inzichten en empirisch materiaal verkregen binnen het veld zal in deze sectie beschreven worden wat de voordelen van een brede radicaliseringsaanpak zijn.

Allereerst zijn projecten die pogen de voedingsbodem voor radicalisering binnen de samenleving weg te nemen, tekenend voor de brede beleidsaanpak. Hierdoor wordt niet alleen radicalisering bestreden, maar worden ook zaken als discriminatie, polarisatie en intolerantie tegengegaan (Interview, beleidsambtenaar B, 2012). Dit zorgt voor een verbeterde verhouding tussen verschillende bevolkingsgroepen, omdat het maatschappelijk vertrouwen, het politiek vertrouwen en de religieuze weerbaarheid middels de brede en preventieve benadering

worden vergroot (Gemeente Amsterdam, 2007:5). Als gevolg hiervan worden burgerschap en weerbaarheid binnen de gemeente als geheel versterkt (Gemeente Amsterdam, 2005:5). Hierdoor is het mogelijk om op gelijk niveau de dialoog met elkaar aan te gaan (Interview, P.

(25)

25 Spruijt, 2012). Anders gezegd, pakt de brede benadering dus menig maatschappelijk probleem aan, hetgeen de samenleving alleen maar ten goede kan komen.

Ten tweede wordt er binnen de brede aanpak veelvuldig samengewerkt met tal van maatschappelijke actoren (Interview, beleidsambtenaar A, 2012). Door middel van preventief beleid wordt radicalisering een belangrijk thema op de agenda van verschillende personen en instellingen.

"Zowel politici, beleidsmakers als uitvoerders zijn geconfronteerd met het probleem en allen hebben er over nagedacht. Dit zorgt ervoor dat de bewustwording van de

radicaliseringsproblematiek zich in Amsterdam over een breed veld uitstrekt" (Interview, F. Vermeulen, 2012).

In het kader van de brede aanpak zijn de afgelopen jaren meer dan 800 professionals getraind. Het voordeel hiervan is dat de kennis over de islam, moslims en radicalisering de afgelopen tien jaar gestaag is toegenomen (Interview, beleidsambtenaar B, 2012). Bijkomend voordeel is dat de samenwerking ervoor zorgt dat veel actoren verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van het brede beleid (Interview, E. Butter, 2012). De informatie die alle verantwoordelijke actoren gezamenlijk vergaren en melden bij de IHH, maakt de omvang van de

radicaliseringsproblematiek inzichtelijk voor de gemeente. Derhalve kan de gemeente, na de binnengekomen informatie grondig geanalyseerd te hebben, tijdig en gericht interveniëren om radicalisering te beperken (Gemeente Amsterdam, 2005:10). Het betrekken van veel

maatschappelijke actoren bij de uitvoering van het radicaliseringsbeleid zorgt dus voor een gedeelde verantwoordelijk en toenemende kennis over de problematiek.

Tot slot spelen moslimorganisaties een belangrijke rol binnen de aanpak van

islamitische radicalisering (Vermeulen en Bovenkerk, 2012:108). Een van de succesfactoren van het Amsterdamse beleid is dat de gemeente een stevig netwerk binnen de

moslimgemeenschappen heeft opgebouwd (Interview, beleidsambtenaar B, 2012). De band met de tweede generatie moslimjongeren is het meest hecht. Deze positieve verstandhouding zorgt ervoor dat de gemeente op de hoogte is van hetgeen er speelt binnen de

moslimgemeenschap en in contact kan komen met moeilijk bereikbare doelgroepen (KplusV, 2010:19). Anders gezegd zorgt de brede aanpak voor toegang tot de potentiële doelgroep. Bijkomend voordeel van de samenwerking met de moslimgemeenschap is dat moskeeën zich

(26)

26 daardoor ook actief bezig zijn gaan gehouden met de problematiek omtrent radicalisering. Voor de moord op Van Gogh waren moskeeën nauwelijks bezig met radicalisering.

"Moskeebesturen letten niet op wie er in hun moskee kwamen, en wat die mensen dan wel niet dachten" (Interview, beleidsambtenaar A, 2012).

Daarnaast vormden moskeeën geen aanspreekpunt voor jongeren die er te rade gingen met vragen over hun identiteit en het islamitische geloof. Onder invloed van de brede

radicaliseringsaanpak denken moskeeën tegenwoordig wel na over de mogelijke vragen waarmee sommige jongeren zitten en formuleren ze hier antwoorden op (Interview,

beleidsambtenaar A, 2012). Derhalve kan gesteld worden dat moskeeën de afgelopen jaren een actievere houding hebben aangenomen met betrekking tot de problematiek, hetgeen positief is.

Samenvattend kan geconcludeerd worden dat de brede en preventieve beleidsaanpak van islamitische radicalisering tal van goede beleidsconsequenties met zich meebrengt. Allereerst worden er, naast radicalisering, ook veel andere maatschappelijke problemen aangepakt. Daarnaast zorgt de aanpak ervoor dat veel actoren verantwoordelijk zijn voor en nadenken over het beleid. Tot slot zorgt de brede aanpak voor toegang tot de potentiële doelgroep en bewustwording bij deze doelgroep.

4.4 Nadelen van de Amsterdamse beleidsaanpak en een kritische analyse

Het reduceren van islamitische radicalisering is een wicked problem. Derhalve kent deze problematiek naast voordelen ook een aantal nadelen. In onderstaande paragraaf zullen allereerst deze nadelen beschreven worden. Vervolgens zal de Amsterdamse

radicaliseringsaanpak kritisch geanalyseerd worden.

4.4.1 De nadelen

Volgens de wetenschapper Bob de Graaff (2008:125) is een gevolg van de brede benadering van radicalisering, dat de gemeente haar netten zover uitwerpt over de samenleving dat veel mensen binnen het beleidsvizier vallen. Er wordt volgens hem bovenmatig veel aandacht geschonken aan de mogelijke risico's van islamitische radicalisering. Als gevolg hiervan meent De Graaff (2008:31) dat het gevoel van onveiligheid onder burgers toeneemt. Een tweede gevolg van deze enorme belangstelling is dat een zogenaamde culture of prevention

(27)

27 kan ontstaan, waarbinnen mensen angstig worden om afwijkend gedrag te vertonen (De Graaff, 2008:131). Dit beeld wordt bevestigd door een veldactor:

"Als er een man met een baard en een jurk verscheen, dan was iedereen in paniek. Er zijn in Amsterdam zelfs treinen stilgezet, omdat twee mannen gingen bidden"

(Interview, E. Butter, 2012).

Een nadeel van de brede en preventieve beleidsaanpak is dan ook dat de preventie kan doorslaan waardoor mensen achterdochtiger worden en snel het gevoel krijgen dat situaties alarmerend zijn. Daarnaast ontstaat binnen de moslimgemeenschap een hoge mate van irritatie en gevoelens van discriminatie en uitsluiting. Zoals reeds vastgesteld kunnen deze frustraties de ingrediënten voor radicalisering vormen. Het radicaliseringsbeleid heeft dan dus een averechts effect.

In het verlengde hiervan brengt de brede beleidsaanpak het risico met zich mee dat de kloof met de moslimgemeenschap alleen maar toeneemt. Door het beleid specifiek te richten op islamitische personen kunnen moslimjongeren het gevoel krijgen dat zij keuzes moeten maken over de vraag waar hun loyaliteit ligt. Hierdoor kan bij moslims de perceptie ontstaan dat hen onrecht wordt aangedaan (Gemeente Amsterdam, 2006:4). Deze beleving ontstaat niet geheel ontrecht: door een hele groep weg te zetten als potentieel radicaal heeft het beleid een stigmatiserende werking (Interview, F, Vermeulen, 2012).

"De eerste reactie op het beleid vanuit de moslimgemeenschap was heel geïrriteerd (...) Het beleid versterkte de polarisatie" (Interview, beleidsambtenaar B, 2012).

Alhoewel het tegengaan van polarisatie een van de beleidspijlers van de radicaliseringsaanpak is, werkt de preventieve en brede aanpak polarisatie dan juist in de hand.

Een ander nadeel van de brede radicaliseringsaanpak is dat er versnippering in het beleid ontstaat. Het verschil tussen sociaaleconomisch beleid en preventief

radicaliseringsbeleid is nog moeilijk aanwijsbaar (Interview, F. Vermeulen, 2012). Door de thema's radicalisering en polarisatie te combineren met andere beleidsonderwerpen ontstaat verwarring bij ambtenaren, uitvoerders en burgers.

(28)

28 Verder ontstaat de vraag of de gemeente de potentiële doelgroep van haar beleid wel bereikt middels de collectieve aanpak. Een beleidsambtenaar van de gemeente (Interview, beleidsambtenaar B, 2012) omschrijft de brede aanpak als

"Schieten met hagel. Met zo'n schot raak je altijd wel iets, maar je weet nooit precies wat dan."

Dit beeld wordt bevestigd door de tweede beleidsambtenaar. Hij geeft aan geen heil te zien in de algemene preventieve aanpak van de gemeente, omdat hij van mening is dat je met die aanpak de mensen die gevoelig zijn voor radicalisering niet bereikt (Interview,

beleidsambtenaar A, 2012). Derhalve kan gesteld worden dat het onzeker is of de doelgroep wel bereikt wordt door de brede en preventieve benadering, omdat de werking van deze benadering nauwelijks meetbaar is.

Tenslotte ontstaan er moeilijkheden bij de implementatie van de brede

radicaliseringsaanpak. Zoals reeds vermeld, vormt samenwerking met moslimorganisaties een belangrijke onderdeel van de aanpak van islamitische radicalisering. Deze samenwerking verloopt echter allerminst vlekkeloos. Een aantal activiteiten uit de verschillende

beleidsnotities ligt politiek zeer gevoelig vanwege de vermeende inbreuk op de scheiding van kerk en staat (KPlusV, 2010:20). Binnen de gemeenteraad is meermaals uitgebreid en

langdurig gediscussieerd over het subsidiëren van projecten die worden uitgevoerd door religieuze organisaties. Als gevolg van de strubbelingen binnen de raad, kwamen veel

subsidieaanvragen van moskeeorganisaties voor een langere periode stil te liggen (Interview, R. van Oordt, 2012). Hierdoor ontstond bij diverse religieuze organisaties het idee dat zij niet serieus genomen worden door de gemeente (Interview, E. Butter, 2012). Een mogelijk effect hiervan is dat religieuze organisaties zich een volgende keer minder coöperatief zullen opstellen ten opzichte van de gemeente.

Geconcludeerd kan worden dat er, zoals altijd bij wicked problems, meerdere nadelen aan de brede radicaliseringsaanpak van islamitisch extremisme verbonden zijn. Allereerst bestaan er twijfels over de effectiviteit van de brede en preventieve beleidsaanpak. Zo bestaan er onduidelijkheden omtrent het bereiken van de potentiële doelgroep en over de effecten van de beleidsaanpak. Daarnaast is vastgesteld dat de implementatie van de radicaliseringsaanpak veel moeilijkheden kent. Tot slot bestaat het vermoeden dat de beleidsaanpak een averechts

(29)

29 effect heeft, en dat deze polarisatie en stigmatisering in de hand werkt, waardoor de kloof met het islamitische gedeelte van de bevolking juist toeneemt.

4.4.2 Kritische analyse

Reeds is vastgesteld dat het tegengaan van islamitische radicalisering topprioriteit heeft binnen de gemeente Amsterdam sinds de moord op Van Gogh. Dit uit zich in het feit dat er de afgelopen acht jaar meer dan 28 miljoen euro is uitgetrokken voor de brede aanpak van gewelddadig extremisme en haar voedingsbodem. Dit alles, terwijl onduidelijkheid bestaat over de exacte omvang van islamitische radicalisering in Amsterdam (Vermeulen en Bovenkerk, 2012:96). Daarnaast blijkt ook dat de effecten van de brede en preventieve radicaliseringsaanpak onduidelijk zijn en zelfs averechts kunnen werken.

"Het grote nadeel van de brede en preventieve aanpak is dat je nooit duidelijk kunt aantonen of het effect heeft, en dat je daarmee dus mogelijk niet echt efficiënt je geld gebruikt" (Interview, beleidsambtenaar B, 2012).

Het is dus onmogelijk om een kosten-baten analyse van de beleidsaanpak te maken. Tenslotte blijkt dat er geen statistische onderbouwing voor de beleidskeuze bestaat. Wetenschappelijk is niet aantoonbaar dat preventief beleid werkt (Interview, F. Vermeulen, 2012). Hierdoor ontstaat het beeld dat er disproportioneel veel geld uitgegeven wordt aan beleid waarvan allerminst zeker is dat het effect heeft en noodzakelijk is. Dit beeld wordt bevestigd door een beleidsambtenaar van de gemeente (Interview, beleidsambtenaar A, 2012):

"Wanneer je het geïnvesteerde geld afzet tegen het reële gevaar van radicalisering, kun je niet anders concluderen dan dat 28 miljoen euro belachelijk veel is voor die kleine groep potentiële radicalen."

Desalniettemin prefereerde de gemeente de brede beleidsaanpak boven andere opties,

waardoor de vraag ontstaat waarom. Aan de hand van het verkregen empirische materiaal lijkt de argumentatie hiervoor drieledig. Allereerst ontstond er na de moord op Van Gogh een soort moral panic in de samenleving. De angst voor een soortgelijke daad was aanzienlijk

(Interview, E. Butter, 2012). Bij de gemeente bestond dus het idee dat acuut handelen noodzakelijk was. Daarnaast wilde de gemeente koste van het kost nog een ideologische

(30)

30 geweldsdaad zoals die van Mohammed B. voorkomen. Vervolgens is de gemeente terug gaan redeneren en kwam zij tot de conclusie dat het voorkomen van een dergelijke daad alleen mogelijk was door de voedingsbodem voor radicalisering breed aan te pakken (Interview, beleidsambtenaar B, 2012). Tenslotte ontstaat het beeld dat er ten tijde van de moord toevalligerwijs personen op cruciale posities zaten die groot voorstander van de brede preventieve benadering waren. Dit beeld wordt bevestigd door een beleidsambtenaar (Interview, beleidsambtenaar A, 2012):

"Iemand pakte toevallig de opdracht om het radicaliseringsbeleid van de gemeente in te gaan vullen (...) deze persoon dacht heel erg in groepsconflict en conflictpotentieel (...). Toen is er gezegd dan moeten we radicalisering dus tegengaan door de sociale cohesie te bevorderen en polarisatie terug te dringen."

De gekozen brede benadering hing dus heel erg samen met het frame waarbinnen de

verantwoordelijke beleidsmakers op dat moment dachten. Het lijkt er op dat de gemeente de brede radicaliseringsaanpak geïmplementeerd heeft zonder vooraf goed na te denken over de consequenties van het beleid. De theorie bevestigt deze analyse, volgens Vermeulen en Bovenkerk (2012:15) is het duidelijk dat het beleid geïmplementeerd is onder invloed van paniek. Zij stellen dat het zeer waarschijnlijk is dat het beleid deels een averechtse uitwerking heeft.

Het moge duidelijk zijn dat de brede radicaliseringsaanpak van de gemeente Amsterdam de focus legt op de sociale positie van moslims. Ondermeer door middel van weerbaarheidstrainingen, het bestrijden van discriminatie en het faciliteren van stages voor potentiële radicalen, tracht de gemeente deze sociale positie te verbeteren en zo de

voedingsbodem voor radicalisering weg te nemen. Binnen de wetenschap wordt echter gesteld dat allerminst vaststaat dat verbeterde sociale posities leiden tot een reductie van het aantal radicalen (Burgoon, 2006:177). Het heeft er de schijn van dat de gemeente Amsterdam met haar brede radicaliseringsaanpak het zekere voor het onzekere heeft genomen, en zodoende hoopt zoveel mogelijk gevallen van potentiële radicalisering aan te pakken. Hoop staat echter haaks op een statistische onderbouwing en derhalve kunnen vraagtekens gezet worden bij de grond waarop gekozen is voor de brede en preventieve aanpak.

De academici Bartlett en Miller (2011:2) vragen zich af hoe problematisch radicaal gedachtegoed is wanneer dit niet op een gewelddadige manier tot uiting komt. Een van de

(31)

31 beleidspijlers van het Amsterdamse beleid vormt echter het aanpakken van radicaal

gedachtegoed. De gemeente kwalificeert radicale gedachten dus wel als dubieus en wil deze bestrijden. Dit lijkt te botsen met de gangbare scheiding van kerk en staat waarbinnen de staat geen inhoudelijke zeggenschap mag hebben. Daarnaast stelt de gemeente Amsterdam in haar 'notitie scheiding kerk en staat' dat zij veel waarde hecht aan artikel zes van de grondwet, welke stelt dat eenieder het recht heeft zijn godsdienst vrij te belijden behoudens iedere verantwoordelijkheid voor de wet (Gemeente Amsterdam, 2008:4). Het hebben van radicale gedachten is allerminst in strijd met de wet. Geconcludeerd kan dus worden dat de gemeente met het bestrijden van radicaal gedachtegoed inbreuk maakt op de gangbare vrijheid van godsdienst.

Tenslotte benoemen beleidsambtenaren en veldactoren het feit dat door de brede aanpak allerlei personen zijn getraind om zich bezig te houden met radicalisering een positief effect. Echter vragen Vermeulen en Bovenkerk (2012:15) zich af of het wel heilzaam is om allerlei ongespecialiseerde mensen en professies bij het beleid te betrekken. Reeds is vastgesteld dat toenemende aandacht voor islamitische radicalisering kan leiden tot

stigmatisering. Deze stigmatisering kan de polarisatie tussen bevolkingsgroepen vervolgens weer vergroten en uiteindelijk een voedingsbodem voor radicalisering zijn. Het preventieve beleid heeft dan een averechtse werking. Gesteld kan worden dat inderdaad allerminst zeker is dat het betrekken van veel ongespecialiseerde maatschappelijke actoren verstandig is.

Wellicht was het beter geweest om de uitwerking en uitvoering van het beleid louter over te laten aan specialisten.

(32)

32

5. Conclusie

Het aanpakken van islamitische radicalisering is na de moord op Theo van Gogh in 2004 een belangrijke beleidspijler van de gemeente Amsterdam geworden. De afgelopen jaren is door de gemeente meer dan 28 miljoen euro geïnvesteerd om dit probleem tegen te gaan. Binnen dit artikel is gesteld dat de bestrijding van islamitische radicalisering een wicked problem is. Hierdoor kent iedere mogelijke beleidsaanpak voor- en nadelen en bestaat er geen

overeenstemming over de beste aanpak. Binnen dit onderzoek is bekeken wat de voor- en nadelen van de radicaliseringsaanpak van de gemeente Amsterdam met betrekking tot islamitische extremisme zijn. Het onderzoek is uitgevoerd aan de hand van theoretische inzichten en empirische data.

Allereerst is onderzocht welke beleidsmogelijkheden er bestaan. Geconcludeerd is dat een preventieve, curatieve en repressieve beleidsaanpak mogelijk is. Vervolgens is bekeken op welk wijze de gemeente Amsterdam islamitische radicalisering tracht te voorkomen. Vastgesteld is dat de aanpak van islamitische radicalisering zich kenmerkt door breed beleid waarbinnen de nadruk op preventie ligt. Het aanpakken van radicaal gedachtegoed, het vergroten van de weerbaarheid tegen radicalisering en het verkleinen van de voedingsbodem voor radicalisering en polarisatie vormen de belangrijkste beleidspijlers voor actie. Deze doelstellingen zijn geconcretiseerd door het starten van veel projecten en actieprogramma's.

Duidelijk is geworden dat de brede benadering een aantal voordelen kent. Zowel beleidsambtenaren als veldwerkers benoemden het feit dat door de brede aanpak naast radicalisering ook menig ander maatschappelijk probleem bestreden wordt, het grootste pluspunt. Academici vonden een groot voordeel dat de kennis over de islam, moslims en radicalisering onder professionals de afgelopen tien jaar gestaag is toegenomen. Daarnaast gaven beleidsambtenaren en veldwerkers aan dat moskeeën tegenwoordig een actievere houding aannemen ten opzichte van de radicaliseringsproblematiek. Zij wijten dit voordeel aan het gegeven dat er binnen de brede beleidsaanpak veel samengewerkt wordt met religieuze organisaties.

Tevens zijn de nadelen van de brede en preventieve beleidsaanpak geïnventariseerd. Geconcludeerd kan worden dat er op verschillende dimensies twijfels bestaan over de effectiviteit van het beleid. Zo stellen academici en beleidsambtenaren dat niet kan worden vastgesteld of het beleid zijn vruchten afwerpt, omdat de effecten niet meetbaar zijn. Daarnaast benoemen zij als groot nadeel dat niet aantoonbaar is dat de potentiële doelgroep

(33)

33 van het beleid ook daadwerkelijk bereikt wordt. Veldwerkers vinden een groot nadeel van de brede aanpak dat er veel beleidsmoeilijkheden bij de implementatie zijn ontstaan. Door de strubbelingen rond het beginsel van scheiding van kerk en staat zijn veel projecten vertraagd of stilgelegd. Dit leverde irritaties bij moskeeorganisaties op. Als grootste nadeel benoemen academici, beleidsambtenaren en veldwerkers het feit dat polarisatie en stigmatisering door de brede en preventie beleidsaanpak juist in de hand gewerkt kunnen worden.

Wanneer de radicaliseringsaanpak van de gemeente Amsterdam geanalyseerd wordt, ontstaan vier hoofdpunten van kritiek. Allereerst is vastgesteld dat de gemeente haar kostbare preventieve radicaliseringsaanpak onder druk van morele paniek heeft geïmplementeerd, en de consequenties van het beleid niet grondig heeft overdacht van te voren. Het geïnvesteerde geld lijkt niet in verhouding te staan tot de potentiële dreiging van islamitisch radicalisme. Daarnaast is geconcludeerd dat er vraagtekens gezet kunnen worden bij de grond waarop de gemeente heeft gekozen voor haar brede en preventieve beleidsaanpak. Verder is

geconstateerd dat de gemeente met het bestrijden van radicaal gedachtegoed als een van de beleidspijlers, inbreuk maakt op de gangbare vrijheid van godsdienst. Deze bevinding staat haaks op de opgestelde hypothese welke vermoedde dat radicale ideeën niet afgekeurd zouden worden binnen de beleidsaanpak. Tenslotte is gesteld dat het allerminst zeker is dat het

betrekken van veel ongespecialiseerde maatschappelijke actoren bij de bestrijding van islamitische radicalisering, heilzaam is geweest.

Op basis van de conclusies van dit onderzoek kunnen geenszins uitspraken gedaan worden over de wijze waarop islamitische radicalisering het beste bestreden kan worden. Hiervoor is dit onderzoek te veel gebaseerd op interpretaties van betrokkenen en is te weinig gebruik gemaakt van statistische gegevens en gedegen evaluatierapporten, simpelweg omdat deze niet bestaan. Om harde uitspraken te kunnen doen over de effecten van een brede en preventieve radicaliseringsaanpak is het noodzakelijk dat vervolgonderzoek zich richt op een evaluatie van het uitgevoerde beleid. Daarnaast zou het interessant zijn om steden die een repressieve beleidsaanpak hanteren, zoals Parijs, nader te bestuderen. Om vervolgens conclusies te trekken op basis van vergelijkend onderzoek tussen beide aanpakken. Tot slot lijkt vervolgonderzoek naar de invulling van het nationale beleid in een andere stad

belangwekkend. Een comparatief onderzoek naar de wijze waarop zowel Amsterdam als Rotterdam hun beleid invullen, kan nieuwe inzichten bieden over de meest effectieve bestrijding van islamitische radicalisering.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Opstart dementievriendelijke gemeente Expertisecentrum Dementie Tandem.. • Advisering en ondersteuning bij de opstart van een

De kwartiermaker wordt verantwoordelijk voor de uitvoering van het plan en het betrekken van alle relevante partijen en zal worden bekostigd uit de bijdrage voor de Brede

Indien horecadiscriminatie in uw gemeente een hardnekkig en weerbarstig probleem blijkt en afspraken op vrijwillige basis (zie Deel 1, stap 2) niet (kunnen) worden gemaakt of

Burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen maken met inachtneming van artikel 139 Ge- meentewet bekend dat de ge- meenteraad van Velsen in zijn ver- gadering van

uit Harderwijk, bestaat uit twee European tree technicians, Maarten Vroklage en Bram van der Weerden, en vier European tree workers, Willem Koot, Wiljan Zwolsman, Jaap Kaspers en

Het is bovendien van belang dat een goede beoordeling wordt gemaakt van de signalen die binnenkomen om een passende persoonsgerichte aanpak op te stellen (zie bijlage 2).

Ÿ eergerelateerd geweld. In aanvulling hierop en ter uitvoering van een amendement van lid Becker financiert het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een aantal

Uit de meta-analyse kwam in dit verband naar voor dat gewelddadige acties – zowel bij het islamitisch geïnspireerd als het rechts geïnspireerd radicalisme – de