• No results found

Gebruikerservaringen van de PEDI‐CAT‐NL in Nederland

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Gebruikerservaringen van de PEDI‐CAT‐NL in Nederland"

Copied!
51
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Studenten: 

 

Daphne Beemsterboer, Lisa Klercq en Larissa Schilder

Studentnummers: 

500736806, 500738131, 500725795

Opleiding: 

 

Ergotherapie – Hogeschool van Amsterdam

Plaats:  

 

Amsterdam

Projectcoach:   

Drs. Eric Tigchelaar

Opdrachtgever: 

Dr. Gijs Verkerk

Instelling: 

 

Amsterdam UMC, Locatie AMC 

Betreft: 

 

Afstudeerproduct

Aantal woorden: 

8965

Inleverdatum:  

4 juni 2019

Gebruikerservaringen van de 

PEDI‐CAT‐NL in Nederland 

(2)

Voorwoord 

Voor u ligt de verslaglegging van het afstudeerproject “De eerste gebruikerservaringen van de PEDI‐CAT‐ NL binnen Nederland”. Het betreft een inventarisatie naar de eerste gebruikerservaringen van ouders en  professionals  binnen  Nederland  met  het  meetinstrument  de  PEDI‐CAT‐NL.  Deze  verslaglegging  is  geschreven  in  het  kader  van  het  afstuderen  aan  de  opleiding  Ergotherapie  aan  de  Hogeschool  van  Amsterdam. Het afstudeerproject is uitgevoerd in opdracht van het Amsterdam UMC, locatie AMC. Van  februari tot en met juni 2019 hebben wij gewerkt aan het afstudeerproject. Deze verslaglegging van het  afstudeerproject is geschreven door: Daphne Beemsterboer, Lisa Klercq en Larissa Schilder.  

 

Wij willen graag onze opdrachtgever, Gijs Verkerk, en onze projectcoach, Eric Tigchelaar, bedanken voor  de  begeleiding  en  ondersteuning  gedurende  het  afstudeerproject.  Daarnaast  willen  we  onze  medestudenten  bedanken  voor  de  samenwerking  en  feedback  tijdens  het  schrijven  van  dit  product.  Tevens  willen  wij  alle  respondenten  bedanken  voor  de  medewerking.  Zonder  de  medewerking  van  de  respondenten had het onderzoek nooit voltooid kunnen worden.  

 

Wij  kijken  met  tevredenheid  terug  op  dit  afstudeerproject.  Zowel  de  onderlinge  samenwerking  als  de  samenwerking met de opdrachtgever zijn soepel en naar tevredenheid verlopen.      Wij wensen u veel leesplezier.       Daphne Beemsterboer, Lisa Klercq en Larissa Schilder.       Amsterdam, 4 juni 2019  

(3)

Inhoudsopgave 

Samenvatting  1. Inleiding  1.1 Doelstelling  3  1.2 Relevantie voor de opdrachtgever  3  1.3 Relatie met ergotherapie  3  1.4 Vraagstelling  3  1.5 Doelgroep  4  2. Theoretisch kader  2.1 In hoeverre is de PEDI‐CAT een betrouwbaar, valide en responsief meetinstrument?  5  2.2 Wat is er nodig voor het implementeren van een nieuw meetinstrument?  6  2.3 Hoe ervaren ouders het gebruik van een meetinstrumenten in de (para)medische zorg?  6  3. Werkwijze  3.1 Werving respondenten  8  3.2 Ethisch aspecten  8  3.3 Data verzamelen  9  3.4 Data verwerken  10  3.5 Data analyseren  10  4. Resultaten  12  4.1 Demografische gegevens  12  4.2 Resultaten vragenlijst voor ouders  13  4.3 Resultaten observaties  15  4.4 Resultaten vragenlijst voor professionals  18  4.5 Resultaten enquête voor professionals  19  5. Discussie  22  5.1 Gevolgde werkwijze  22  5.2 Resultaten  22  6. Conclusie  24  7. Literatuurlijst  25  Bijlagen  29  Bijlage 1: Informatiebrief verzonden via de e‐mail  29  Bijlage 2: Informatiebrief voor ouders  30  Bijlage 3: Toestemmingsbrief  31  Bijlage 4: Antwoord Medisch Ethische Toetsingscommissie (METC)  32  Bijlage 5: Vragenlijst voor ouders  35  Bijlage 6: Vragenlijst voor professionals  39  Bijlage 7: Uitwerking gedachtegang professionals  41  Bijlage 8: Gebruikersinstructie  44   

(4)

Samenvatting 

 

Achtergrond  

De PEDI‐CAT is een meetinstrument voor het meten van het dagelijks functioneren van kinderen van 1‐21  jaar. Recent is de PEDI‐CAT vertaald in het Nederlands. In Nederland is een landelijke projectgroep bezig  met  het  implementeren  van  de  PEDI‐CAT‐NL.  Dit  afstudeerproject  is  een  onderdeel  van  de  verdere  implementatie van de PEDI‐CAT‐NL.     Doel  Het doel van het afstudeerproject is het inventariseren van de eerste gebruikerservaringen van de PEDI‐ CAT‐NL bij ouders en professionals. De hoofdvraag van het onderzoek luidt als volgt: ‘’Hoe ervaren ouders  en professionals binnen Nederland het gebruik van de PEDI‐CAT‐NL?’’.    Werkwijze 

Bij  dit  afstudeerproject  is  gebruik  gemaakt  van  een  mixed  methods  design.  Er  zijn  twee  verschillende  doelgroepen betrokken; ouders en professionals. Nadat ouders de PEDI‐CAT‐NL hebben ingevuld, zijn de  ervaringen  op  twee  manieren  geïnventariseerd:  met  een  schriftelijke  vragenlijst  en  door  middel  van  observaties.  Daarnaast  is  aan  professionals  gevraagd  om  een  vragenlijst  in  te  vullen  en  later  een  aanvullende enquête.  

 

Resultaten 

Professionals  vinden  de  PEDI‐CAT‐NL  in  principe  een  goed  instrument  om  inzicht  te  krijgen  in  de  ontwikkeling en het niveau van functioneren, en het geeft hen een handvat voor het aangaan van een  gesprek met ouders. Ouders geven aan dat de PEDI‐CAT‐NL een overzichtelijk en duidelijk instrument is.  Als  knelpunten  worden  ervaren  dat  de  formulering  van  de  items  en  de  antwoordmogelijkheden  niet  duidelijk zijn en er regelmatig niet‐relevante items gevraagd worden. 

 

Conclusie  

Het  huidige  concept  van  de  PEDI‐CAT‐NL  wordt  als  positief  ervaren,  maar  voldoet  nog  niet  aan  de  verwachtingen  van  de  gebruikers.  Om  aan  te  sluiten  bij  de  verwachtingen  en  wensen  van  ouders  en  professionals  zijn  er  aanbevelingen  gedaan  over  onder  andere  het  verfijnen  van  normgroepen,  de  formulering van items en het kritisch kijken naar de CAT‐software.                           

(5)

1. Inleiding 

Sinds  2005  wordt  binnen  de  kinderrevalidatie  de  Nederlandse  versie  van  de  Pediatric  Evaluation  of  Disability Inventory (PEDI) gebruikt; de PEDI‐NL. Dit is een instrument waarbij alledaagse vaardigheden  worden gemeten bij kinderen tussen de 6 maanden en 7,5 jaar (Wassenberg‐Severijnen & Custers, 2005).  De  afname  van  de  PEDI‐NL  gebeurt  aan  de  hand  van  een  gestructureerd  interview  met  de  ouder  of  verzorger van het kind. Uit de resultaten kunnen norm‐ en schaalscores worden berekend die aangeven  welk  percentage  van  een  bepaalde  dagelijkse  activiteit  het  kind  beheerst.  Deze  norm‐  en  schaalscores  kunnen vergeleken worden met gezonde kinderen van dezelfde leeftijd. Met het gebruik van de PEDI‐NL  worden een aantal nadelen ervaren, waaronder de beperkte leeftijdsrange en de tijdsduur voor afname  (Ketelaar, z.d.). De herziene versie van de PEDI is in 2012 ontwikkeld in Amerika en heet de PEDI‐CAT (Pediatric Evaluation  of Disability Inventory ‐ Computer Adaptive Test) (Haley, Coster, Dumas, Fragala‐Pinkham & Moed, 2012).  Dit instrument brengt het dagelijks functioneren van kinderen en jongeren tussen de 1 en 21 jaar in kaart  door middel van een computergestuurde vragenlijst (Ketelaar, z.d.). De PEDI‐CAT bestaat uit meer items  dan de voorgaande PEDI en is aangevuld met relevante items uit andere meetinstrumenten voor dagelijks  functioneren.  De  PEDI‐CAT  meet  vaardigheden  in  de  volgende  domeinen:  dagelijkse  activiteiten,  mobiliteit,  sociaal‐cognitief  en  verantwoordelijkheid  (Engel,  Wijk,  Nawijn,  Steen  &  Ketelaar,  2018).  De  software bepaalt op basis van het voorgaande antwoord de moeilijkheidsgraad van het volgende item,  waardoor  alleen  de  meest  relevante  items  beantwoord  hoeven  te  worden.  De  PEDI‐CAT  heeft  als  voordelen dat binnen een korte tijd voldoende relevante informatie kan worden verzameld om een beeld  te vormen van het functioneren van het kind, en de resultaten snel beschikbaar zijn (Engel et al., 2018). Sinds januari 2019 is er een Nederlandse vertaling van de PEDI‐CAT beschikbaar (Engel et al., 2018). De  Nederlandse versie van de PEDI‐CAT zal in dit verslag verder genoemd worden als PEDI‐CAT‐NL. Er is in  kaart  gebracht  of  de  items  van  de  PEDI‐CAT‐NL  goed  te  begrijpen  zijn  door  een  selectie  items  voor  te  leggen  aan  twintig  ouders  en  twee  jongeren.  Hierdoor  zijn  45  items  van  de  Nederlandse  vertaling  aangepast  (Bos,  Rijswijk  &  Ketelaar,  2017).  Er  is  onderzocht  of  de  Amerikaanse  normscores  voldoende  overeenkomen met specifieke eigenschappen van de Nederlandse populatie, door het vergelijken van data  van  300  Nederlandse  kinderen  zonder  beperking.  Uit  onderzoek  blijkt  dat  de  scores  van  Nederlandse  kinderen voor een groot deel overeenkomen met die van kinderen in Amerika (Ketelaar, 2018). Dit geeft  goede  aanwijzingen  dat  de  PEDI‐CAT‐NL  bruikbaar  is  in  Nederland. Op  dit  moment  worden  de  eerste  praktijkervaringen  opgedaan  met  de  PEDI‐CAT‐NL  (Kenniscentrum  Revalidatiegeneeskunde  Utrecht,  2018).  

Vervolgstappen zijn nodig om de PEDI‐CAT‐NL te kunnen implementeren in Nederland. Eén daarvan is het  inventariseren van de eerste gebruikerservaringen van de PEDI‐CAT‐NL. De landelijke projectgroep PEDI‐ CAT, bestaande uit onderzoekers van universitair medische ziekenhuizen en revalidatiecentra, heeft onder  andere  de  taak  op  zich  genomen  om  te  onderzoeken  wat  gebruikers  vinden  van  de  PEDI‐CAT‐NL.  Dit  afstudeerproject zal daar een bijdrage aan leveren door gebruikerservaringen van professionals en ouders  te inventariseren.  

(6)

1.1 Doelstelling 

Het doel van het afstudeerproject is het inventariseren van de eerste gebruikerservaringen van de PEDI‐ CAT‐NL bij ouders en professionals. Dit wordt inzichtelijk gemaakt door middel van een onderzoeksrapport  waarin de eerste gebruikerservaringen van ouders en professionals zijn beschreven. Uiteindelijk zal er een  artikel geschreven worden om ergotherapeuten te informeren over de PEDI‐CAT‐NL, wat gepubliceerd kan  worden  in  het  Ergotherapie  Magazine.  Dit  artikel  zal  geschreven  worden  door  de  opdrachtgever  in  samenwerking met de studenten.  

1.2 Relevantie voor de opdrachtgever 

In het onderzoeksrapport worden de sterke kanten en de verbeterpunten van de PEDI‐CAT‐NL benoemd  die  voortkomen  uit  gebruikerservaringen.  Op  basis  van  de  verzamelde  gegevens  zullen  aanbevelingen  worden gedaan. De opdrachtgever kan deze meenemen in de verdere implementatie van de PEDI‐CAT‐NL. 

1.3 Relatie met ergotherapie  

Kinderergotherapeuten zijn gespecialiseerd in het dagelijks handelen en de ontwikkeling daarvan. Zij zijn  experts  in  de  ontwikkeling  van  sensomotorische,  cognitieve  en  sociaal‐emotionele  vaardigheden  (Hartingsveldt,  Houten,  Leij‐Hemmen,  &  Velden,  2014).  De  PEDI‐CAT  sluit  hier  goed  bij  aan,  omdat  dit  instrument het functioneren van kinderen meet op de domeinen dagelijkse activiteiten, mobiliteit, sociaal‐ cognitief  en  verantwoordelijkheid  (Haley  et  al.,  2012).  Deze  metingen  zijn  goed  te  gebruiken  door  kinderergotherapeuten, omdat aan de start van een behandeltraject het huidig functioneren van de cliënt  in kaart wordt gebracht (Hartingsveldt, 2017). De PEDI‐CAT kan gebruikt worden om het niveau van het  dagelijks  handelen  van  het  kind  vast  te  stellen.  Daarnaast  biedt  dit  instrument  de  mogelijkheid  een  hermeting uit te voeren en op deze manier vooruitgang in de ontwikkeling te meten.  

 

Vanwege eerdergenoemde nadelen van de PEDI is het van belang dat de PEDI‐CAT vernieuwend en beter  is  dan  zijn  voorganger.  Door  gebruikerservaringen  in  kaart  te  brengen,  wordt  belangrijke  informatie  verkregen over de tevredenheid en eventueel ervaren nadelen van de PEDI‐CAT‐NL. Deze informatie kan  worden meegenomen in het implementatieproces van het instrument, wat resulteert in een efficiënt en  gebruiksvriendelijk meetinstrument wat een meerwaarde heeft in het ergotherapeutisch werkveld.  

1.4 Vraagstelling

  De hoofdvraag voor het afstudeerproject is:  ‘’Hoe ervaren ouders en professionals binnen Nederland het gebruik van de PEDI‐CAT‐NL?’’. Deelvragen:  Om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden en het proces vorm te geven, zijn deelvragen opgesteld. De  deelvragen  worden  beantwoord  door  middel  van  literatuuronderzoek,  en  zijn  gekozen  om  meer  achtergrondinformatie over de PEDI‐CAT en de daarbij horende onderwerpen te krijgen. De deelvragen zijn: 1. In hoeverre is de PEDI‐CAT een betrouwbaar, valide en responsief meetinstrument?  2. Wat is er nodig voor het implementeren van een nieuw meetinstrument?  3. Hoe ervaren ouders het gebruik van een meetinstrumenten in de (para)medische zorg?    De onderbouwing en de resultaten van de deelvragen zijn te lezen in hoofdstuk 2: “Theoretisch kader”. 

(7)

1.5 Doelgroep 

Er zijn twee  doelgroepen  betrokken binnen  het afstudeerproject, namelijk ouders en professionals. De  reden  om  deze  twee  doelgroepen  te  gebruiken,  is  omdat  ouders  en  professionals  de  belangrijkste  gebruikers zijn en het meest in aanraking komen met de PEDI‐CAT‐NL. Om de PEDI‐CAT‐NL goed te laten  aansluiten bij de belangrijkste gebruikers is het van belang om de meningen van deze gebruikers in kaart  te  brengen.  Met  deze  meningen  kunnen  sterke  punten  en  verbeterpunten  van  de  PEDI‐CAT‐NL  achterhaald worden. Onder professionals worden behandelend therapeuten bedoeld die werkzaam zijn  met kinderen.   

(8)

2. Theoretisch kader 

In dit hoofdstuk wordt de informatie beschreven die door middel van literatuuronderzoek is verzameld.     Deelvraag 1 gaat over de betrouwbaarheid, validiteit en responsiviteit van de PEDI‐CAT. Dit is belangrijk  om te weten, omdat hiermee duidelijk wordt wat de psychometrische eigenschappen van de PEDI‐CAT  zijn. Deze uitkomsten hebben invloed op de verdere implementatie van het meetinstrument.  Deelvraag 2 is van belang om te kunnen beschrijven wat de vervolgstappen zouden moeten zijn als de  gebruikerservaringen met de PEDI‐CAT‐NL positief zijn. Het is van belang om te weten wat er nodig is voor  het  implementeren  van  een  meetinstrument.  De  informatie  die  voortkomt  uit  deze  deelvraag  kan  de  opdrachtgever meenemen bij het implementatieproces.  

 

Het  antwoord  op  deelvraag  3  kan  gebruikt  worden  bij  het  interpreteren  van  de  uitkomsten  van  dit  afstudeerproject. Door te weten hoe ouders over het algemeen het gebruik van meetinstrumenten binnen  de  behandeling  van  hun  kind  ervaren,  kan  dit  vergeleken  worden  met  de  gebruikerservaringen  van  de  PEDI‐CAT‐NL.  Hiermee  kan  worden  onderzocht  of  de  PEDI‐CAT‐NL  op  dit  gebied  verschilt  van  andere  instrumenten, of dat dit overeenkomt met algemene ervaringen die ouders hebben. 

2.1 In hoeverre is de PEDI‐CAT een betrouwbaar, valide en responsief meetinstrument? 

Uit onderzoek is gebleken dat de PEDI‐CAT‐programma’s een hoge test‐hertest betrouwbaarheid hebben.  Dit is gemeten bij 25 ouders die binnen een maand de korte versie van de PEDI‐CAT voor een tweede maal  hebben ingevuld. De intraclass correlation coefficient (ICC’s) voor de vier domeinen varieerden tussen de  0.96 en 0.99. Met betrekking tot de discriminant validiteit toonde deze studie aan dat de scores voor 50  kinderen met een beperking significant verschilden van de scores voor 52 kinderen zonder een beperking  (Dumas et al., 2012). Uit een ander onderzoek bij zeventien ouders van kinderen met Cerebrale Parese  komen dezelfde ICC’s met betrekking tot de test‐hertest betrouwbaarheid voor de vier domeinen (0.96‐ 0.99)  en  dat  de  uitkomsten  overeenkomen  met  instrumenten  die  vergelijkbare  domeinen  meet  (convergente validiteit) (Shore et al., 2019).  

 

Tevens is met betrekking tot convergente validiteit gebleken dat de uitkomsten op het domein mobiliteit  van de PEDI‐CAT bij kinderen jonger dan 18 maanden, overeenkomen met de uitkomsten op de AIMS‐test  (Dumas, Fragala‐Pinkham, Rosen, Lombard, & Farrell, 2015). De PEDI‐CAT scores voor kinderen met lichte  complexe  medische  problemen  bleken  te  verschillen  van  scores  voor  kinderen  met  meer  complexe  problemen.  De  PEDI‐CAT  is  een  valide  meetinstrument  wanneer  het  bij  kinderen  met  meer  complexe  problemen  ingezet  wordt  (Dumas,  Fragala‐Pinkham,  Rosen,  &  O'Brien,  2017). Onderzoek  naar  responsiviteit is slechts gedaan door scores van kinderen bij aanvang van opname voor klinische revalidatie  te  vergelijken  met  hun  scores  bij  het  ontslag  naar  huis  (Fragala‐Pinkham,  Dumas,  Lombard,  &  O'Brien,  2016). Tevens is uit onderzoek gebleken dat de PEDI‐CAT een valide meetinstrument is bij kinderen met  een autismespectrumstoornis (Kramer, Liljenquist, & Coster, 2016). 

 

Uit  bovenstaande  informatie  kan  geconcludeerd  worden  dat  de  PEDI‐CAT  een  betrouwbaar  en  valide  meetinstrument is. Of de PEDI‐CAT voldoende responsief is, kan nog niet gezegd worden. Er is bekend dat  de PEDI‐CAT reageert op functionele veranderingen bij jongeren die revalidatie hebben gehad (Fragala‐ Pinkham  et  al.,  2016).  Omdat  dit  alleen  bij  jongeren  aangetoond  is,  kan  er  nog  niet  definitief  gezegd  worden dat dit bij alle leeftijdsgroepen zo is. Er is meer onderzoek nodig naar de responsiviteit.  

(9)

2.2 Wat is er nodig voor het implementeren van een nieuw meetinstrument?

 

Er  zijn  verschillende  factoren  die  invloed  hebben  op  implementatie.  Deze  kunnen  de  implementatie  bevorderen of belemmeren. 

 

Bevorderende  factoren  zijn  belangrijk  om  in  te  zetten  bij  de  implementatie  van  nieuwe  elektronische  meetinstrumenten.  Een  factor  die  implementatie  vergemakkelijkt,  is  ondersteuning  voor  verandering  vanuit de organisatie. Om het inzetten van Patient Reported Outcomes (PROs) een succes te maken, moet  de organisatie zijn clinici hierin steunen (Barthel et al., 2016; Schepers et al., 2017). Hierbij kan het helpen  om een ‘user‐ambassador’ te hebben. Dit is een gebruiker van het instrument, die anderen in het team  aanspoort  om  het  instrument  in  te  zetten  (Grootenhuis  et  al.,  2014).  Verbeterde  of  aangepaste  infrastructuur  en  ‘workflows’  worden  ook  benoemd  als  bevorderende  factoren  voor  implementatie  (Barthel et al., 2016; Fiks et al., 2016; Schepers et al., 2017). Het wordt aanbevolen om deze aspecten te  bekijken en eventueel aan te passen tijdens de implementatie (Fiks et al., 2016). Daarnaast zijn betrokken  zorgverleners die achter de implementatie staan van belang (Fiks et al., 2016; Santana et al., 2015).   

Voor  implementatie  van  ePROs  (electronic  Patient  Reported  Outcomes)  zijn  technologie  en  gebruiksvriendelijkheid  belangrijk.  Schermen  moeten  duidelijk  en  eenvoudig  zijn.  Hierbij  kan  gedacht  worden  aan  de  lettergrootte,  het  gebruik  van  duidelijke  terminologie,  makkelijk  gebruik  van  pijlen  en  knopjes. Daarnaast moet worden nagedacht over het aantal vragen op een scherm. Meerdere vragen op  een  scherm  zou  mogelijk  de  antwoorden  van  patiënten  beïnvloeden,  omdat  de  vragen  met  elkaar  in  verband gebracht worden. Als na ontwikkeling van de innovatie nog steeds blijkt dat patiënten moeite  hebben met het programma, kan de zorgverlener de implementatie bevorderen door duidelijk uitleg te  geven over de werking van het programma (Muehlhausen et al., 2018).    Educatie voor zorgprofessionals wordt aanbevolen en gebruikt om implementatie te bevorderen (Barthel  et al., 2016; Grol, Bosch, & Wensing, 2015; Haverman et al., 2014; Jagt‐van Kampen, Kremer, Verhagen, &  Schouten‐van Meeteren, 2015; Santana et al., 2015). Vooral educatie op het gebied van het interpreteren,  gebruiken en bespreken van de uitkomsten van de (e)PRO met de patiënt wordt aangeraden (Barthel et  al., 2016; Santana et al., 2015). Hierbij helpt het als de training kort is, een theoretisch en praktisch deel  bevat, gebruik maakt van video/audiofragmenten en echte casussen om te oefenen met het interpreteren  van de PRO‐data (Santana et al., 2015).  

2.3 Hoe ervaren ouders het gebruik van een meetinstrumenten in de (para)medische 

zorg? 

Op basis van de cijfers voor de ‘acceptability’ blijkt dat het grootste gedeelte van de ouders een positieve  ervaring  heeft  met  het  gebruik  van  meetinstrumenten  in  de  zorg.  Bij  Online  Parent  Information  and  Support (OPIS) en bij de Ages & Stages Questionnaire (ASQ‐3) vond de meerderheid van de ouders het  instrument acceptabel (Swallow et al., 2016; Kendall, Nash, Braun, Bastug, Rougeaux & Bedford, 2019). Bij  de Burden Assessment Scale (BAS) was dit 82% (Murdoch, Rahman, Barsky, Maunula & Cawthorpe, 2014).  Dit  is  onder  andere  afhankelijk  van  de  toegankelijkheid,  mate  van  interactie,  tijdsduur  en  visuele  aantrekkelijkheid van het instrument (Swallow et al., 2016; Murdoch et al., 2014; Haley et al., 2010). Ook  de mate van vertrouwen dat ouders hebben in de uitkomsten van hun kind geven aanwijzingen over de  ervaringen  van  ouders.  In  het  geval  van  de  ASQ‐3  heeft  83%  van  de  ouders  vertrouwen  in  dat  het  instrument  problemen  in  de  ontwikkeling  kan  vaststellen  (Kendall,  Nash,  Braun,  Bastug,  Rougeaux  &  Bedford, 2014). Bij de PEDI (Pediatric Evaluation of Disability Inventory) geven ouders van kinderen met  een ernstigere mate van beperking aan dat ze twijfelen over de mogelijkheden van het instrument om  kleine verbeteringen in functioneren te meten (Rich, Rigby & Wright, 2014).  

(10)

Het invullen van een meetinstrument roept verschillende emoties op bij ouders. Sommige ouders vinden  het invullen prettig en ervaren hierbij plezier (Kendall et al., 2014). Bij andere ouders roept het negatieve  gevoelens op zoals angst, overweldiging, ontmoediging, schuld of verdriet (Kendall et al., 2019; Rich et al.,  2014; Murdoch et al., 2014). Er wordt meerdere keren genoemd dat ouders meer inzicht krijgen in de  ontwikkeling van hun kind (Kendall et al., 2019; Kendall et al., 2014; Rich et al., 2014). Hierdoor worden  ouders geactiveerd om bepaalde activiteiten te oefenen met het kind, en raken ze meer betrokken bij het  opstellen van behandeldoelen (Rich et al., 2014; Bennetts, Mensah, Green, Hackworth, Westrupp & Reilly,  2017).  Er  worden  door  ouders  regelmatig  problemen  ervaren  in  het  begrijpen  van  de  vragen  van  het  instrument, met name als de ouders een andere taal als moedertaal hebben (Rich et al., 2014; Kendall et  al., 2014; Bennetts et al., 2017). Ook twijfelen ouders over welk antwoord ze moeten geven (Rich et al.,  2014). Dit maakt dat ouders begeleiding en instructies nodig hebben bij het beantwoorden van de vragen.  

(11)

3. Werkwijze 

Bij  het  uitvoeren  van  het  afstudeerproject  is  gebruik  gemaakt  van  verschillende  werkwijzen.  In  dit  hoofdstuk wordt de werkwijze van het praktijkgericht onderzoek uitgelegd.  

 

Het  type  onderzoek  dat  is  gedaan,  is  zowel  kwalitatief  als  kwantitatief.  Daarom  wordt  de  term  mixed  method gebruikt om het onderzoek te beschrijven. Dit is het verzamelen van zowel kwantitatieve data als  kwalitatieve  data  door  middel  van  respectievelijk  gesloten  vragen  en  open  vragen  (Butter,  2016).  Het  voordeel hiervan is dat de kracht van beide onderzoeksdesigns gecombineerd worden om tot antwoord  op de onderzoeksvraag te komen. Het open karakter van het kwalitatieve onderzoek biedt de respondent  gelegenheid  zijn  eigen  verhaal  naar  voren  te  brengen,  terwijl  het  gestructureerde  karakter  van  het  kwantitatieve onderzoek gebruikt wordt bij het inperken van de onderzoeksresultaten. 

3.1 Werving respondenten 

Het werven van de respondenten is op twee manieren verlopen, namelijk via de opdrachtgever en via een  informatiebrief die verzonden is via e‐mail. De opdrachtgever heeft binnen zijn netwerk in het Amsterdam  UMC ergotherapeuten gevonden die bereid waren mee te werken aan het project. De opdrachtgever heeft  deze kinderergotherapeuten ingelicht over het project en de vraag gesteld of zij mee willen werken. Om  het aantal professionals uit te breiden en niet alleen professionals van het Amsterdam UMC te includeren,  is  er  besloten  om  een  informatiebrief  op  te  stellen  en  deze  via  e‐mail  te  verzenden  naar  eerstelijnspraktijken en een revalidatiecentrum. De informatiebrief is te lezen in bijlage 1.     Voor het afstudeerproject was het van belang om professionals te includeren die wilden meewerken aan  het project. Hiervoor zijn een aantal criteria opgesteld, namelijk:   het betreft zowel gespecialiseerde kindertherapeuten als andere therapeuten die werkzaam zijn  met kinderen;  

er is geen onderscheid gemaakt in leeftijd, arbeidsjaren of geslacht.    Voor deze criteria is gekozen om een brede doelgroep te werven. Door een brede doelgroep te hebben, is  de kans op verschillende meningen vergroot. Deze verschillende meningen zijn belangrijk voor dit project.     De deelnemende professionals hebben binnen hun eigen cliëntennetwerk ouders benaderd om deel te  nemen aan het project. De professionals hebben de ouders van informatie voorzien over de inhoud van  het project door middel van de door ons opgestelde informatiebrief. De informatiebrief voor de ouders is  te lezen in bijlage 2.    In totaal hebben zeventien ouders en dertien professionals deelgenomen aan het project. Van de dertien  deelnemende professionals, zijn er elf ergotherapeut en twee fysiotherapeut. 

3.2 Ethisch aspecten 

Gedurende het afstudeerproject is gebruik gemaakt van de gedragscode praktijkgericht onderzoek voor  het hbo (HBO‐raad vereniging voor hogescholen, 2010). Er is rekening gehouden met de privacy van de  respondenten  door  ervoor  te  zorgen  dat  de  gegevens  niet  te  herleiden  zijn  tot  individuele  personen.  Persoonlijke gegevens, zoals namen of adressen, worden niet genoemd. Om de respondenten van tevoren  in  te  lichten  over  het  project  en  wat  er  met  de  verzamelde  gegevens  zal  worden  gedaan,  is  een  informatiebrief  opgesteld.  Tevens  is  aan  elke  respondent  van  tevoren  toestemming  gevraagd.  Dit  is  vastgelegd door middel van het tekenen van een toestemmingsverklaring, zie bijlage 3. Daarnaast zijn de  informatiebrief, toestemmingsbrief en vragenlijst voor ouders ingediend ter beoordeling bij de Medisch 

(12)

Ethische  Toetsingscommissie  (METC)  van  het  AMC.  Deze  heeft  het  project  beoordeeld  als  niet  WMO‐ plichtig,  omdat  het  niet  gaat  om  een  wetenschappelijk  onderzoek  zoals  benoemd  in  de  Wet  medisch‐ wetenschappelijk onderzoek. De brief van de METC is zichtbaar in bijlage 4.  

3.3 Data verzamelen 

Er is op vier verschillende manieren data verzameld. Deze verschillende manieren van data verzamelen,  worden hieronder toegelicht.     Vragenlijst ouders  Voordat de vragenlijst geformuleerd kon worden, was het van belang om de software van de PEDI‐CAT‐NL  te begrijpen. Hiervoor is de PEDI‐CAT‐NL meerdere malen ingevuld door de studenten, waarbij casussen  vanuit  eerdere  stages  zijn  gebruikt.  Opvallendheden  die  hieruit  kwamen  zijn  genoteerd.  Voor  het  formuleren van de vragenlijst is er een topiclijst opgesteld, naar aanleiding van deze opvallendheden. Deze  topiclijst is gebaseerd op de onderwerpen waarvan gedacht werd dat ze van belang zijn voor het voor het  verzamelen  van  de  eerste  gebruikerservaringen.  De  onderwerpen  van  de  topiclijst  zijn:  items,  demografische gegevens, antwoordmogelijkheden, bediening, tijdsduur en algemene indruk. Daarna zijn  er  stellingen  ontwikkeld  om  de  ervaringen  te  verzamelen.  Deze  stellingen  zijn  met  de  opdrachtgever  besproken voor feedback en vervolgens aangepast. De vragenlijst is te lezen in bijlage 5. Er is gekozen voor  een schriftelijke vragenlijst, omdat van tevoren niet duidelijk was waar de PEDI‐CAT‐NL afgenomen zou  worden. Wellicht zou dit in de wachtkamer gebeuren. Om de privacy van de respondenten te waarborgen  en meeluisteren te voorkomen, is voor een schriftelijke vorm gekozen.     In de vragenlijst is gebruik gemaakt van zowel open vragen als stellingen met meerkeuze antwoorden. De  vragenlijst begint met drie open vragen om achter de algemene indruk van de respondenten te komen.  Om vervolgens specifieker over bepaalde onderdelen van de PEDI‐CAT‐NL te kunnen doorvragen, zijn een  aantal stellingen gebruikt die de respondenten konden beantwoorden met zeer oneens, oneens, eens of  zeer eens. De reden dat gebruik gemaakt is van een 4 puntsschaal, is dat op deze manier de respondent  de mogelijkheid krijgt om duidelijk te maken hoezeer diegene het eens of oneens is met de stelling.  Een  bewuste keuze is gemaakt om de neutraal optie weg te laten uit de antwoordmogelijkheden, omdat op  deze manier de respondent gevraagd wordt om een keuze te maken (Baarda et al., 2017).    

De  PEDI‐CAT‐NL  is  op  verschillende  locaties  afgenomen,  variërend  tussen  een  behandelkamer,  wachtruimte en huisbezoeken. Bij de afnames zijn één of meerdere studenten aanwezig geweest voor de  begeleiding bij de PEDI‐CAT‐NL. Wisselend waren ook behandelaren aanwezig, omdat de afname soms  gelijktijdig was met een behandeling. Direct na het invullen van de PEDI‐CAT‐NL is de vragenlijst door de  ouder ingevuld.     Observaties ouders  De observatie is gebaseerd op de eerste stap van de Three Step Test Interview (Hak, Veer, & Jansen, 2008).  Dit is een methode om erachter te komen wat men vindt van het invullen van vragenlijsten. In de eerste  stap  wordt  er  door  de  onderzoekers  geobserveerd  wat  de  respondenten  hardop  zeggen  tijdens  het  invullen. Ook de acties die de deelnemers ondernemen tijdens het invullen, zoals pauzeren, lang wachten  voor het antwoord geven of gezichtsuitdrukkingen worden geobserveerd. Onderzoekers proberen zo min  mogelijk te helpen, maar zijn vooral bezig met het noteren van wat zij zien en horen (Paap, Lange, Palen  & Bode, 2016). Door dit te doen worden de problemen die de doelgroep tegenkomt bij invullen van de  vragenlijst duidelijk voor de onderzoekers (Hak et al., 2008).   

(13)

Er wordt niet expliciet gevraagd aan de respondenten om hun gedachten te verbaliseren terwijl zij de PEDI‐ CAT‐NL invullen. Dit heeft te maken met de privacy. Om ouders niet te forceren om eventuele informatie  over hun kinderen en families hard op te delen in bijvoorbeeld de wachtkamer, wordt er niet gevraagd om  de gedachten hardop te verbaliseren. Alle gedachten die wel geverbaliseerd zijn, worden door ouders dan  vrijwillig  gedeeld  en  opgeschreven.  Verder  is  er  ook  door  de  studenten,  of  eventueel  de  aanwezige  therapeut, hulp aangeboden bij het geven van de antwoorden. Dit gebeurde als er opgemerkt werd dat  ouders hulp nodig hadden.    Aan de ouders wordt niet verteld dat er geobserveerd wordt. Het maken van notities zal tot een minimum  beperkt worden tijdens het invullen van de PEDI‐CAT‐NL. Hiervoor is gekozen om te zorgen dat ouders de  meest natuurlijke reacties zouden tonen tijdens het invullen.    Vragenlijst professionals 

De  vragenlijst  voor  professionals  is  opgesteld  door  de  ‘knowledge  broker’  van  revalidatiecentrum  De  Hoogstraat. Er is besloten om te werken met deze vragenlijst, omdat het project rondom de PEDI‐CAT‐NL  deel uitmaakt van het landelijke project waarvoor is afgesproken dat op dezelfde wijze data verzameld  zullen  worden  in  het  Prinses  Máxima  Centrum,  Wilhelmina  Kinderziekenhuis,  De  Hoogstraat  en  het  Amsterdam  UMC.  Door  gebruik  te  maken  van  dezelfde  vragenlijst  kunnen  de  antwoorden  gebundeld  worden. De vragenlijst staat in bijlage 6.  

  

Na  de  afname  van  de  PEDI‐CAT‐NL  is  aan  de  professional  gevraagd  de  vragenlijst  in  te  vullen.  De  onderdelen  in  de  vragenlijst  betreffen  onder  andere:  het  doel  van  afname,  of  de  PEDI‐CAT‐NL  heeft  voldaan aan dit doel, de gedachtegang over de gekozen domeinen die ingevuld zijn en of de lange of korte  versie van de PEDI‐CAT‐NL is gebruikt.   

 

Enquête professionals 

Daarnaast is na een periode van ongeveer drie weken een anonieme enquête verzonden via e‐mail naar  de  deelnemende  professionals.  Deze  enquête  is  alleen  naar  de  ergotherapeuten  verstuurd,  omdat  gevraagd wordt naar de meerwaarde voor de ergotherapeutische interventie. Het doel van de enquête is  om  aanvullende  indrukken  van  de  PEDI‐CAT‐NL  te  verzamelen.  De  vragen  die  in  de  enquête  gesteld  worden, zijn:  ● Wat is uw algemene indruk van de PEDI‐CAT‐NL?  ● Heeft de PEDI‐CAT‐NL meerwaarde voor de ergotherapeutische interventie? Waarom wel/niet?  ● Zou u de PEDI‐CAT‐NL nogmaals gebruiken? Waarom wel/niet?  ● Wat voor cijfer zou u de huidige PEDI‐CAT‐NL geven?  

3.4 Data verwerken 

Nadat  de  vragenlijst  ingevuld  is  en  de  ouders  vertrokken  zijn,  hebben  de  studenten  aanvullende  observaties genoteerd. Deze zijn opgesplitst in opmerkingen die ouders gemaakt hebben, opmerkingen  die  eventueel  door  de  professionals  genoemd  zijn  en  observaties  die  wij  gezien  hebben  bij  de  ouders  tijdens het invullen. De informatie die is verzameld door middel van de enquêtes, komt automatisch in  Google Forms terecht. Vanuit hier is de informatie verder geanalyseerd.  

3.5 Data analyseren

  Het analyseren van data is op twee verschillende manieren aangepakt. De observaties en open vragen zijn  gecodeerd in Microsoft Word. Er is gebruikt gemaakt van open en axiaal coderen zoals beschreven in het  artikel van Grossoehme (2014). Er is gezocht per afname naar codes en deze zijn benoemd zoals ze door  de  ouders  benoemd  zijn.  Bij  het  open  coderen  is  expliciet  gekeken  naar  informatie  die  buiten  de  van 

(14)

tevoren  bedachte  topiclijst  valt.  Eerst  is  door  twee  studenten  individueel  gezocht  naar  de  codes.  Vervolgens is in overleg een codelijst opgesteld waarin deze codes zijn samengevoegd. Deze codelijst is  gebruikt bij het coderen van de observaties. Daarna is gebruik gemaakt van axiaal coderen. Hierbij is over  alle afnames heen gecodeerd om te zoeken naar centrale thema’s, ook wel families genoemd. Hieruit zijn  in eerste instantie negen codefamilies naar voren gekomen. Omdat een aantal van deze families maar een  paar codes bevatten, is besloten die codes te verdelen onder de andere families. Uiteindelijk zijn alle codes  opnieuw nagelopen om te controleren of ze onder de juiste codefamilie staan. Uiteindelijk bleven er zes  hoofdthema’s over. De gesloten vragen zijn door middel van SPSS geanalyseerd.  

 

 

(15)

4. Resultaten 

In dit hoofdstuk zijn de resultaten beschreven, waarbij onderscheid is gemaakt tussen de resultaten van  ouders en professionals.  

4.1 Demografische gegevens 

In totaal is de PEDI‐CAT‐NL zeventien keer afgenomen tijdens het afstudeerproject. Bij deze afnames zijn  alle ouders geobserveerd. Echter, zijn dertien vragenlijsten ingevuld door deelnemende ouders. De reden  hiervoor is dat tijdens het afstudeerproject de Medisch Ethische Toetsingscommissie (METC) van het AMC  naar  de  aanvraag  van  de  opdracht  heeft  gekeken.  Op  het  moment  van  beoordeling  mochten  er  geen  vragenlijsten ingevuld worden door ouders. Na goedkeuring van het METC zijn de vragenlijsten ingevuld  door ouders. Hieronder is een overzicht weergegeven van de deelnemende respondenten die de PEDI‐ CAT‐NL hebben ingevuld.     Tabel 1. Overzicht deelnemende ouders  Kenmerk  Aantal  Aantal keer PEDI‐CAT‐NL ingevuld   N=17  PEDI‐CAT‐NL ingevuld door*  Beide  Moeder  Vader    4  10  3  Leeftijd  30 ‐ 39  40 ‐ 49  50 ‐ 59  Onbekend**    4  7  1  5  Geboorteland vader  Curaçao   Iran  Marokko  Nederland  Onbekend**  Pakistan  Spanje    1  1  1  7  5  1  1  Geboorteland moeder  Bosnië Herzegovina  Duitsland  Indonesië  Marokko  Nederland  Onbekend**  Roemenië    1  1  1  1  7  5  1  Opleidingsniveau  mbo  hbo  wo    3  3  4 

(16)

PhD  Onbekend**  1  6  Ingevuld over  Dochter  Onbekend**  Zoon      7  5  5  Omschrijving: *ontbrekende informatie verkregen door middel van de  observaties; ** Door een aantal niet of niet volledig ingevulde vragenlijsten,  ontbreekt deze informatie; mbo= middelbaar beroepsonderwijs; hbo= hoger  beroepsonderwijs; wo= wetenschappelijk onderwijs; PhD= doctor of  philosophy.   

Er  zijn  zeventien  vragenlijsten  ingevuld  door  professionals.  Een  aantal  professionals  heeft  meerdere  vragenlijsten  ingevuld  over  meerdere  afnames.  Onderstaand  overzicht  beschrijft  de  deelnemende  respondenten.  

 

Tabel 2. Overzicht deelnemende professionals  

Setting  Aantal respondenten  Verhouding professionals 

Academisch ziekenhuis  6   6 ergotherapeuten   Eerstelijnspraktijk  1  1 ergotherapeut   Revalidatie  6   4 ergotherapeuten  2 fysiotherapeuten     De deelnemende respondenten werkzaam in een academisch ziekenhuis, zijn afkomstig van beide locaties  van het Amsterdam UMC.  

4.2 Resultaten vragenlijst voor ouders  

Voor het analyseren van de vragenlijsten die door ouders ingevuld zijn, is binnen SPSS gebruik gemaakt  van de frequency analysis.     Tabel 3: Antwoorden op oudervragenlijst  Stelling  Zeer  oneens 

Oneens  Eens  Zeer eens  Totaal  Missend 

Ik vind het beginscherm voor  het invullen van de gegevens  duidelijk.   0  0  8  5  13  0  Ik vind de stellingen van  toepassing op mijn kind.   1  6  3  0  10  3  Ik vind de lay‐out  aantrekkelijk.   1  6  5  0  12  1 

(17)

Stelling  Zeer  oneens 

Oneens  Eens  Zeer eens  Totaal  Missend 

Ik vind de formulering van de  stelling duidelijk.   0  1  9  1  11  2  Ik verwacht dat de  antwoorden een correct  beeld geven van het  functioneren van mijn kind.   0  2  11  0  13  0  Ik kan het programma  gemakkelijk bedienen.   0  0  8  5  13  0  Ik ben tevreden over de  tijdsduur van het doorlopen  van de PEDI‐CAT‐NL.   1  0  9  3  13  0  Ik vind het fijn dat het een  digitale vragenlijst is.   0  0  8  5  13  0  Omschrijving: Aantallen zijn weergegeven in absolute getallen. 

Uit  Tabel  3  blijkt  dat  de  meeste  ouders  de  door  de  PEDI‐CAT‐NL  gevraagde  items  (in  de  vragenlijst  benoemd als stellingen om jargon te vermijden) niet van toepassing vonden op hun kind en de lay‐out niet  aantrekkelijk  vonden.  Maar  ze  verwachten  wel  dat  de  antwoorden  een  correct  beeld  geven  van  het  functioneren van het kind. Eén van de ouders lichtte hierbij toe: “wat hij wel kan, kon ik niet aangeven in  [de] stellingen”. Ouders benoemden verder dat ze bij de items vaak ‘kan het niet’ moesten beantwoorden,  of dat de items niet altijd op de leeftijd van een kind gebaseerd leken. In totaal schreven zeven van de  dertien ouders in de toelichtingen dat de items niet passend zijn voor de leeftijd van hun kind. Verder gaf  één ouder aan dat er soms vragen op een te hoog niveau gesteld werden, vooral bij het domein sociaal‐ cognitief.    

Ouders  vonden  het  fijn  dat  het  een  digitale  vragenlijst  is,  het  beginscherm  duidelijk  is  en  dat  het  programma gemakkelijk te bedienen is. Tevens waren de ouders tevreden over de tijdsduur van de PEDI‐ CAT‐NL en vonden ze de formulering van de items duidelijk. Wel benoemden ze nog dat het “ouderwets”  aanvoelt en de overgang tussen domeinen duidelijker kan. Negen ouders gaven aan het eens te zijn dat  de formulering van de items duidelijk is, maar in de toelichtingen noemden ze dat niet alle items duidelijk  waren. Ouders lichtten verder toe dat de afbeelding niet bij het item past.    Samenvatting open vragen   Hoe vond u het om de PEDI‐CAT‐NL in te vullen?  Veel ouders vonden het instrument leuk, interessant, prima en goed om in te vullen. Zij gaven aan dat het  een duidelijk en overzichtelijk instrument is. Eén ouder benoemde dat het leuk is, omdat “je bewust over  bepaalde  handelingen  moet  nadenken  wat  anders  zo  vanzelfsprekend  lijkt”.  Ouders  benoemden  daarnaast dat er wel verbeterpunten zijn voor de PEDI‐CAT‐NL. De items waren niet altijd duidelijk, en niet  altijd toegespitst op de leeftijd van hun kind. Eén ouder lichtte toe dat de knop voor ‘volgende’ wat ver  van de vragen ligt.  

(18)

Wat voor gevoel roept het invullen van de PEDI‐CAT‐NL bij u op? 

Ouders  gaven  aan  dat  het  instrument  ze  laat  stilstaan  bij  de  ontwikkeling  van  hun  kind.  Dat  riep  verschillende gevoelens op, van negatief tot positief. Ouders schreven: “confronterend wat hij niet kan”  en “twijfel”, maar ook “fijn om bij stil [te] staan wat je kind kan en niet kan” en “dat mijn dochter nog best  veel  kan”.  Verder  benoemden  ouders  dat  het  invullen  voor  de  toekomst  fijn  is.  “Het  een  belangrijk  instrument kan zijn om ouders en medisch personeel [te] begeleiden en helpen in de toekomst”. “Ik hoop  dat mijn zoon, maar vooral ook andere kinderen, hier baat bij hebben”. Verder werden gevoelens zoals  goed, prettig, makkelijk en leerzaam benoemd door ouders.     Algemene indruk van de PEDI‐CAT‐NL  De ouders hadden een brede algemene indruk. Ze gaven aan dat het een doordacht instrument is wat  nuttig en efficiënt is, een goede indruk geeft, overzichtelijk is en er goed uitziet. Wel benoemden ouders  verbeterpunten: items zijn erg rechtlijnig en daardoor lastiger te beoordelen, ook mogen de items beter  overeenkomen  met  de  leeftijd  van  het  kind  waarvoor  het  ingevuld  is.  “Ik  vraag  me  af  in  hoeverre  het  geschikt is voor erg jonge kinderen” en “mag misschien meer specifiek op leeftijd ontwikkeld worden”  werden benoemd door ouders van kinderen van 1 jaar.  Andere ouders vonden dit geen probleem, en  schreven “Fijn dat je alleen relevante vragen krijgt [die] leeftijdsgebonden [zijn]”. Ook benoemden ouders  dat  het  instrument  veelzijdig  is  en  het  “veel  vragen”  zijn.  Sommige  ouders  misten  hierbij  passende  antwoorden. “Omvat veel aspecten, soms passen de antwoorden niet zo goed bij de vraag of mist er een  weet niet/ n.v.t. optie”.  

4.3 Resultaten observaties 

Hieronder worden de resultaten beschreven die uit de observaties naar voren zijn gekomen. Er is  onderscheid gemaakt in zes verschillende thema’s.  Het programma van de PEDI‐CAT‐NL is nog niet volledig kloppend  De ervaringen met het invullen van de PEDI‐CAT‐NL waren wisselend. Sommige ouders benoemden dat  het invullen hen meeviel. Anderen vonden het invullen lang duren en waren blij dat het achter de rug was.  Wat opviel is dat meerdere ouders en professionals vonden dat het instrument in het begin veel items  nodig had om de juiste richting te bepalen, en de vragen na verloop van tijd makkelijker werden.   Eén van de ouders en een professional gaven aan dat een aantal belangrijke items niet naar voren kwamen,  waardoor ze het gevoel hadden belangrijke informatie te missen. Ook werd een fout in het programma  opgemerkt. Er werd twee keer dezelfde vraag gesteld, terwijl dit in het scorerapport niet te zien was.     Items van de PEDI‐CAT‐NL zijn onduidelijk  Uit meerdere observaties en uitspraken bleek dat ouders de items lastig te begrijpen vonden. Het kwam  regelmatig  voor  dat  ouders  verduidelijking  vroegen.  Sommige  items  zijn  op  meerdere  manieren  te  interpreteren, en ouders konden het item hierdoor moeilijker beantwoorden. Ze benoemden bijvoorbeeld  dat het kind het in de ene situatie wel kan, maar in de andere niet. Door één van de professionals werd als  voorbeeld  genoemd  dat  er  gevraagd  werd  naar  ‘eten  met  een  vork’,  maar  dat  het  niet  duidelijk  is  of  hiermee  prikken  of  scheppen  met  de  vork  wordt  bedoeld.  Twee  professionals  gaven  aan  behoefte  te  hebben aan een aanvullende handleiding met toelichting op de items, zoals bij de voorgaande PEDI het  geval  is.  Ook  de  voorbeelden  en  toelichting  die  bij  de  items  worden  gegeven,  werden  als  onduidelijk  ervaren door ouders. De toelichtingen zorgden voor verwarring, waren nietszeggend of leken alleen van  toepassing te zijn op oudere kinderen. Naast de formulering van de items, werd ook opgenoemd dat de  afbeeldingen verwarrend zijn en een verkeerde indruk kunnen geven over de inhoud van het item.  

(19)

Daarnaast viel meerdere keren op dat sommige items uit twee delen bestaan, bijvoorbeeld het item ‘doet  tandpasta op de tandenborstel en poetst de tanden’, of ‘trekt broek aan en doet gulp dicht’. Wat als het  kind wel de broek kan aantrekken, maar het lastig vindt de gulp te sluiten?    Kiezen tussen de antwoorden blijkt lastig   Het geven van antwoorden op de items van de PEDI‐CAT‐NL verliep wisselend. Sommige ouders moesten  lang nadenken over het antwoord, terwijl andere ouders vlot door de items heen gingen. Wat over het  algemeen opviel is dat ouders twijfelden tussen de verschillende antwoordopties bij het beantwoorden  van de items, met name tussen ‘een beetje moeite’ en ‘veel moeite’. Dit verschil was voor veel ouders niet  duidelijk. Uit de observaties bleek dat ouders soms om hulp vroegen bij het beantwoorden van de items.  Ook  vulde  de  aanwezige  therapeut  het  antwoord  regelmatig  aan,  of  gaf  ouders  advies  over  het  juiste  antwoord. Wat daarnaast opviel is dat ouders soms tussentijds wisselen van antwoord, of het antwoord  veranderen na wat langer te hebben nagedacht.  

 

Waar  ouders  ook  over  twijfelden  is  het  verschil  tussen  kunnen  en  daadwerkelijk  doen.  Bij  sommige  vaardigheden die de PEDI‐CAT‐NL vroeg, wisten ouders niet goed of het kind het kan omdat het kind de  activiteit nooit uitvoert. Dit was bijvoorbeeld het geval bij ‘doet kussensloop om kussen’. Ouders gaven  aan  de  optie  ‘doet  het  niet’  te  missen.  In  sommige  gevallen  was  er  sprake  van  verwarring  over  de  antwoordopties. Bijvoorbeeld de antwoordoptie ‘kan het niet, weet het niet of is te jong’.  

Het viel regelmatig op dat ouders een bepaalde antwoordoptie nooit of bijna nooit gebruikten, en andere  antwoordopties juist opvallend vaak gebruikten. Het kwam regelmatig voor dat ouders vaak ‘kan het niet’  moesten  invullen.  Ouders  ervaarden  dit  als  vervelend  en  verwachtten  hierdoor  een  lagere  score.  Daarnaast kwam uit de observaties dat ouders regelmatig het antwoord ‘weet ik niet’ invullen.     In één geval was het kind aanwezig terwijl ouders de PEDI‐CAT‐NL invulden. Het kind gaf hierbij enkele  keren zijn/ haar eigen mening. Ouders konden meteen toetsen of hij/ zij de vaardigheid beheerst, zoals  het opnoemen van het adres.    Het is prettig de scores van de PEDI‐CAT‐NL direct te kunnen inzien  In het algemeen hadden ouders aangegeven het fijn te vinden om de scores direct te kunnen zien. Eén van  de ouders zei: “Ik vind de scores interessant om te zien. Ik zou het fijn vinden om het rapport ook zelf te  hebben,  zodat  ik  dit  nog  een  keer  kan  bekijken”.  Wel  hadden  de  ouders  uitleg  nodig  om  de  scores  te  begrijpen en te weten hoe zij deze moeten interpreteren. Zonder uitleg was dit voor ouders lastig. Eén van  de professionals gaf aan het prettig te vinden om direct na afname de scores digitaal te hebben. Sommige  ouders  herkenden  hun  kind  niet  in  het  rapport.  Dit  kwam  voornamelijk  voor  bij  het  domein  sociaal‐ cognitief.  Een  respondent  gaf  hierbij  aan:  “Wij  horen  vaak  dat  ons  kind  voorloopt  op  sociaal‐cognitief  gebied en uit deze test komt dat ons kind achterloopt op dit domein”.  

 

Het invullen van de PEDI‐CAT‐NL geeft ouders inzicht over hun kind 

Het was per afname verschillend of alleen moeder, alleen vader of beide ouders aanwezig waren. Wanneer  beide ouders aanwezig waren, werd dit voornamelijk door één ouder ingevuld. De andere ouder werd wel  betrokken  bij  het  invullen.  De  verhouding  hierin  was  wisselend.  Ouders  overlegden  onderling  over  het  antwoord. Hierbij werd duidelijk dat ouders soms een andere mening hadden. Ouders en de professional  hadden dan een gesprek over het item. 

 

Tijdens het invullen van de PEDI‐CAT‐NL was er door één vader benoemd dat hij verwachtte dat moeder  de  PEDI‐CAT‐NL  op  een  andere  manier  invult,  omdat  moeder  meer  betrokken  is  bij  het  kind  dan  hij. 

(20)

Hierdoor vulde vader regelmatig het antwoord “weet ik niet” of “kan het niet” in. Vader gaf aan voor deze  antwoordopties te kiezen, omdat hij het antwoord echt niet wist.     Tijdens de afname gebeurde het regelmatig dat ouders het antwoord toelichtten met wat het kind wel en  niet kan. Daarnaast gold dat ouders regelmatig om bevestiging vroegen aan de professional of studenten.  Gedurende het invullen vroegen de ouders om hulp. Wanneer een ouder niet uit het item kwam, vroeg de  ouder eerst om hulp aan zijn/haar partner. Wanneer beide ouders er niet uitkwamen, werd hulp gevraagd  aan de professional of student.     Het invullen heeft ouders nieuwe inzichten opgeleverd over het huidig functioneren van hun kind. Hierbij  gaven ouders aan dat zij voornamelijk nog handelingen voor het kind uitvoerden en het kind het niet zelf  lieten doen. Door het invullen kregen ouders inzichten in de handelingen die zij met hun kind kunnen gaan  oefenen. Door middel van de PEDI‐CAT‐NL kregen ouders een ander beeld over het huidig functioneren  van hun kind. Een van de respondenten gaf hierbij aan: “Als ik zo gedurende het invullen kijk naar het  functioneren van mijn kind, valt het nog wel mee hoe erg de beperking is van mijn kind”.    

Gedurende  het  invullen  lieten  ouders  regelmatig  non‐verbale  communicatie  zien.  Dit  was  variërend  in  glimlachen,  zuchten  en  grinniken.  De  non‐verbale  communicatie  was  zichtbaar  wanneer  een  item  niet  duidelijk was of wanneer het item niet aansloot bij de leeftijd van het kind.   

 

Domein verantwoordelijkheid blijkt lastig om in te vullen 

Ouders gaven aan dat de eerste drie domeinen (dagelijkse activiteiten, mobiliteit en sociaal‐cognitief) goed  in  te  vullen  zijn,  maar  dat  het  domein  ‘verantwoordelijkheid’  lastig  was  om  in  te  vullen.  Dit  kwam  voornamelijk doordat de items die bij dit domein gesteld worden niet aansloten bij de leeftijd van het kind.  Tijdens het invullen van het domein verantwoordelijkheid werd er door de ouders regelmatig “ik vind dit  wel  moeilijk”  benoemd.  Ouders  hadden  toelichting  van  een  professional  of  student  nodig  om  tot  een  antwoord te komen.  

 

(21)

4.4 Resultaten vragenlijst voor professionals  

De vragenlijst die afgenomen is bij de professionals, bestaat uit verschillende onderwerpen. Een aantal  onderwerpen zijn voor dit afstudeerproject minder van belang, omdat het gaat over de gedachtegang van  de professional bij het bepalen van het doel van afname en de versie. Daarom is besloten deze resultaten  in bijlage 7 te omschrijven. Andere vragen gaan wel over de gebruikerservaringen en zijn waardevol voor  dit project. Deze resultaten worden in dit hoofdstuk toegelicht.    Onderstaand is een tabel zichtbaar met de gegeven antwoorden.    Tabel 4. Overzicht gegeven antwoorden   Stelling  Zeer  oneens 

Oneens  Neutraal  Eens  Zeer eens  Totaal  Missend 

Met de vragen van de test  wordt een goed beeld  verkregen van het dagelijks  functioneren van het kind.  0  2  3  11  0  16  1  Het invullen van de  vragenlijst heeft mij nieuwe  inzichten opgeleverd over  het kind.   0  5  3  9  0  17  0  Software is logisch.   0  3  2  10  0  15  2  Software is  gebruiksvriendelijk.   0  0  3  10  1  14  3  De scores zijn goed te  interpreteren.   0  0  3  9  2  14  3  Omschrijving: Aantallen zijn weergegeven in absolute getallen.    De toelichting van de professionals bij de stellingen geven de mening weer over de PEDI‐CAT‐NL, en  zeggen iets over de gebruikerservaringen. Deze schriftelijke toelichtingen worden hieronder per thema  beschreven.    Het programma heeft toelichting nodig  Professionals vonden dat de PEDI‐CAT‐NL een simpele lay‐out heeft, maar dat dit wel iets vriendelijker  mag. Gedurende het invullen had de software tijd nodig om verder te gaan naar het volgende domein. Dit  werd door het programma niet aangegeven. Ditzelfde gold voor het uitdraaien van het rapport.    Twee professionals vonden het een meerwaarde dat er een therapeut aanwezig was bij de afname. Zij  vonden dit van belang, omdat de digitale vragenlijst zonder aanwezigheid van een professional te weinig  informatie kan opleveren. Wanneer een therapeut aanwezig is, is het mogelijk om onderdelen verder uit  te vragen. Tijdens een afname werd een fout geconstateerd door een professional. De software liet twee  keer  hetzelfde  item  terugkomen.  Wanneer  je  in  het  rapport  keek,  stond  het  item  maar  één  keer  beschreven en stond er een item die tijdens het invullen niet aan bod is geweest.  

(22)

Professionals waren van mening dat het bij de ouders van tevoren duidelijk moet zijn dat de software de  items selecteert en dat de software items kan vragen die niet van toepassing zijn op de leeftijd van het  kind, maar wel nodig zijn om een verdere passende items te selecteren. Eén van de professionals gaf aan  dat de PEDI‐CAT‐NL geen nieuwe inzichten geeft, maar wel bevestiging op vermoedens.     Items van de PEDI‐CAT‐NL zijn niet van toepassing op de leeftijd van het kind 

Door  de  professionals  werd  benoemd  dat  de  PEDI‐CAT‐NL  relatief  veel  vragen  stelde  die  niet  van  toepassing waren. Er werd opgenoemd dat niet alle vragen passend waren bij de leeftijd van het kind. Dit  gold ook voor de voorbeelden die bij de items werden genoemd. Deze zouden beter moeten aansluiten  bij de leeftijd van het kind. 

 

Scores worden in sommige gevallen in twijfel getrokken door de professionals 

Opgemerkt  werd  dat  de  scores  niet  overeenkwamen  met  het  huidig  functioneren  van  het  kind.  Als  voorbeeld werd genoemd dat het kind gemiddeld scoort op het domein mobiliteit, terwijl het kind qua  loopvaardigheid achterloopt op leeftijdsgenoten. Daarnaast schreef een professional dat ouders hun kind  niet  herkenden  in  de  scores  op  het  domein  sociaal/cognitief.  Bij  het  analyseren  van  de  scores  bleek  vervolgens dat er slechts enkele items aan bod waren gekomen uit hetzelfde thema, maar er geen items  naar voren kwamen waar het kind wel goed op scoort. Een andere professional merkte op dat het kind  heel weinig kan volgens de scores. Er werd meerdere keren genoemd dat de leeftijdsrange te groot is,  zeker bij de jongere kinderen. Er is veel verschil in functioneren tussen een kind van 13 maanden of 23  maanden oud, terwijl deze wel in dezelfde normgroep vallen.     Het werd als fijn ervaren dat er ook fit scores te zien waren in het scorerapport. Het aanvullende document  (bijlage 8) die de professionals van de studenten kregen met aanvullende informatie en toelichting van de  scores, werd als prettig ervaren.     Items in domein verantwoordelijkheid zijn niet duidelijk  Door een van de professionals werd het domein verantwoordelijkheid als een vaag thema benoemd. De  items zijn niet duidelijk gespecificeerd, maar vooral niet concreet genoeg.     Tweedeling in item zorgt voor onduidelijkheid bij het antwoorden  Wanneer een item bestaat uit meerdere handelingen en het kind het ene deel van het item beheerst en  het andere deel van het item niet, wat voor antwoord moet je dan invullen? Eén van de professionals had  dit als een kritisch punt benoemd.  

4.5 Resultaten enquête voor professionals 

Door middel van de enquête zijn de eerste indrukken van de PEDI‐CAT‐NL geïnventariseerd. Van de elf  ergotherapeuten hebben negen ergotherapeuten gereageerd op de enquête.     Wat is uw algemene indruk van de PEDI‐CAT‐NL?  De deelnemende ergotherapeuten vonden de PEDI‐CAT‐NL een gebruiksvriendelijk instrument. Het is een  goed middel om het huidige functioneren van een kind in kaart te brengen op de verschillende domeinen.  Ze  vonden  het  fijn  dat  het  digitaal  is  en  dat  het  rapport  overzichtelijk  is.  Een  van  de  ergotherapeuten  benoemde  dat  de  PEDI‐CAT‐NL  potentie  heeft  om  een  goed  instrument  te  zijn  voor  inzicht  in  de  ontwikkeling/  niveau  van  functioneren  en  een  handvat  geeft  voor  het  aangaan  van  een  gesprek  met  ouders.  

(23)

Vanuit  de  ergotherapeuten  werden  een  aantal  verbeterpunten  genoemd.  Zo  hebben  de  normgroepen  verfijning nodig. Dit gebeurt nu per 12 maanden, maar de mening was dat dit te grof is. Verder sluiten de  items niet aan bij de leeftijd van het kind. Hierdoor vulden veel ouders items in die niet relevant waren.  Eén  van  de  ergotherapeuten  vond  dat  de  items  voornamelijk  bij  het  domein  “sociaal‐cognitief”  en  “verantwoordelijkheid” niet passend waren bij de leeftijd van het kind. Verder was er behoefte aan een  toelichting van de items. Eén van de ergotherapeuten vond het belangrijk om betrokken te zijn bij het  invullen van de PEDI‐CAT‐NL, om te verduidelijken en eventueel door te vragen. Het gesprek met ouders  kan waardevolle informatie opleveren.     Heeft de PEDI‐CAT‐NL een meerwaarde voor de ergotherapeutische interventie?    Figuur 1. Verdeling van de gegeven antwoorden     De deelnemende ergotherapeuten gaven aan dat de PEDI‐CAT‐NL een meerwaarde kan hebben voor de  ergotherapeutische interventie. Er werden hiervoor verschillende redenen voor gegeven:  ● het geeft informatie over wat een kind thuis laat zien wat betreft dagelijkse vaardigheden;  ● met behulp van de PEDI‐CAT‐NL is te filteren op welke vlakken het kind stappen kan zetten in de  zelfredzaamheid;  ● opstellen en evalueren van doelen;  ● inzicht in huidig functioneren;  

● inzicht  in  mate  van  ondersteuning  die  verzorgers  bieden  is  waardevolle  informatie  voor  de  behandeling;   ● niveau vaststellen;  ● het kind kan vergeleken worden met de normgroep;  ● geeft een overzicht van de sterke en zwakke kanten van het kind;  ● het is mogelijk om de ontwikkeling van het kind op de vier domeinen te volgen van 12 maanden  tot 21 jaar.       

0 0

1

6

2

Zeer oneens Oneens Neutraal Eens Zeer eens

(24)

Zou u de PEDI‐CAT‐NL nogmaals gebruiken? 

Alle negen ergotherapeuten zouden de PEDI‐CAT‐NL nogmaals gebruiken. Genoemde redenen zijn dat het  een waardevol meetinstrument is die belangrijke informatie oplevert voor de behandeling, en ze inzicht  krijgen  in  het  huidig  functioneren  van  het  kind  op  de  vier  domeinen.  Er  waren  ergotherapeuten  die  aangaven dat wanneer zij de PEDI‐CAT‐NL nogmaals gaan gebruiken zij voorstander zijn om naast de ouder  te  zitten en  mee te kijken wat de ouder invult,  zodat  de  mogelijkheid bestaat om door te vragen.  Eén  ergotherapeut vond het belangrijk dat de uitleg voor de ouders uitgebreid wordt.     Wat voor cijfer zou u de huidige PEDI‐CAT‐NL geven?    Figuur 2. Verdeling gegeven cijfers     Het gemiddelde cijfer dat de ergotherapeuten aan de PEDI‐CAT‐NL gaven, is een: 6,6. 

 

 

(25)

5. Discussie 

In dit hoofdstuk worden de resultaten en de gevolgde werkwijze bediscussieerd.  

5.1 Gevolgde werkwijze

 

Gedurende  het  uitvoeren  van  het  project  was  het  nodig  de  werkwijze  een  aantal  keer  te  wijzigen,  waardoor er uiteindelijk verschillende manieren van data verzamelen zijn gebruikt. De redenen hiervoor  waren dat gewacht moest worden op de beoordeling van het METC, en het feit dat er vanuit de landelijke  projectgroep wijzigingen kwamen waarbij wij moesten aansluiten. Dit maakt dat er verschillen zitten in  het aantal verkregen resultaten bij onder andere de observaties en vragenlijsten voor ouders. Hierdoor  was het lastig om één bepaalde methode te volgen en mist het verslag bepaalde onderbouwing. Daarom  is geprobeerd zo goed mogelijk te onderbouwen waarom bepaalde keuzes zijn gemaakt.    In overleg met de opdrachtgever is ervoor gekozen de professional te laten bepalen welke domeinen en  welke  versie  van  de  PEDI‐CAT‐NL  er  wordt  afgenomen.  Het  nadeel  hiervan  is  dat  niet  alle  afnames  op  dezelfde gegevens zijn gebaseerd. De meningen van ouders die de lange versie hebben ingevuld kunnen  natuurlijk verschillen van die de korte versie hebben ingevuld. Hier is rekening mee gehouden door de  gegevens niet te veel met elkaar te vergelijken, maar voornamelijk uit te gaan van de verschillende punten  die zijn benoemd en geobserveerd. 

5.2 Resultaten  

In het artikel van Dumas et al., (2012) en Shore et al., (2019) wordt er gezegd dat de PEDI‐CAT een hoge  betrouwbaarheid  heeft.  De  ICC’s  voor  de  vier  domeinen  varieerden  tussen  de  0.96  en  0.99.  In  dit  afstudeerproject  is  er  waargenomen  dat  de  PEDI‐CAT‐NL  door  zowel  vaders  als  moeders  is  ingevuld.  Wanneer de ouders van hetzelfde kind de PEDI‐CAT‐NL zou invullen, zou er theoretisch gezien eenzelfde  score uitkomen. Dit kan alleen niet bevestigd worden, omdat de scores van beide ouders niet met elkaar  vergeleken  zijn.  De  ICC’s  van  de  PEDI‐CAT  zijn  niet  geldig  bij  de  PEDI‐CAT‐NL,  omdat  er  onderdelen  veranderd  zijn  in  de  PEDI‐CAT.  Ditzelfde  geldt  voor  het  afnemen  van  de  uitgebreide  of  snelle  versie.  Wanneer een ouder zowel de uitgebreide als de snelle versie invult, krijg je dan dezelfde score? Dit is in  de huidige inventarisatie niet onderzocht. Om de betrouwbaarheid volledig in kaart te brengen, is het van  belang  dat  dit  nog  onderzocht  gaat  worden.  Er  kan  nog  niet  gezegd  worden  dat  de  PEDI‐CAT‐NL  een  betrouwbaar meetinstrument is, echter heeft dit geen invloed op de gebruikerservaringen, maar is het  wel een belangrijk onderdeel van de psychometrische eigenschappen.  

 

De  resultaten  uit  de  vragenlijsten  voor  ouders  en  professionals  sluiten  aan  bij  verschillende  literatuur.  Meulhausen et al., (2018) geven aan dat voor een goede implementatie, ePROs simpel en eenvoudig te  bedienen  moeten  zijn.  Beide  doelgroepen  geven  aan  dat  dit  het  geval  is.  Dit  zal  de  implementatie  bevorderen.  Verder  werd  door  professionals  benoemd  dat  de  PEDI‐CAT‐NL  een  andere  werkwijze  zal  vereisen. In plaats van de items verder uitvragen tijdens de afname, zal dit plaats moeten vinden aan de  hand van het uitgedraaide rapport van de ingevulde PEDI‐CAT‐NL. Verschillende onderzoekers benoemde  dat voor de implementatie van een meetinstrument, de werkwijze aangepast zal moeten worden (Fiks et  al., 2016). Hierin bevestigt de literatuur de resultaten vanuit het praktijkonderzoek.    De resultaten uit het afstudeerproject komen overeen met de algemene ervaringen van ouders met het  gebruik van meetinstrumenten in de zorg. Net als in de artikelen van Rich et al. (2014) en Kendall et al.  (2014) hebben ouders in ons project problemen met het begrijpen van de items. Daarnaast zien wij in het  afstudeerproject ook dat ouders zowel positieve als negatieve gevoelens hebben bij het invullen van het  instrument. In de artikelen van Rich et al. (2014) en Bennetts et al. (2017) wordt beschreven dat ouders 

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Naast meeroudergezag in geval van juridisch meerouderschap, adviseert de Staatscommissie om het mogelijk te maken dat meerdere personen die niet allen de juridische ouders van

de Boer: afhankelijk van het antwoord op de vraag waarom de verwekker geen actie heeft ondernomen om kenbaar te maken dat hij het kind wilde erkennen, heeft de Hoge Raad

In tegenstelling tot eerdere longitudinale studies die hebben onderzocht hoe niveaus van ouder-kind communicatie delinquentie voorspellen (Keijsers et al., 2010b;

.رعذلل ببس هتاذ دح يف سيلو يعيبط فرطت هتيؤر ادج بعصلا نم كلذلو .بابشلا ةيلمع ،ءطبب أدبت نأ نكمي .ةيلمع وه فرطتلا .ادج ةعرسب اضيأ رشتنت نأ نكمي نكلو مدختسي نأ يرورضلا

1 Een biologische ouder die zijn/haar kind niet erkend heeft, alsook een pleegouder en een stiefouder, zijn ouders die geen juridische band hebben met het kind en dus geen

‘Hij heeft genoeg afgezien, dokter, kan je hem niet laten gaan’, vroeg zijn zusje van veertien. Een arts die het leven van

(ii) Hoofsaaklik intensiewe ontwikkeling wat 'n steeds wyer-wordende vat op die natuurverskynsels mae- bring. Uitbreiding van di e aanpassin~ geskied hier meer deur

Als het gaat om de kwaliteit van het onderwijs hechten ouders veel belang aan ‘eisen’ waaraan een goede school volgens hen zou moeten voldoen, zoals ‘de school moet zorgen dat