• No results found

Het oprichten en opereren van een claimstichting onder de Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het oprichten en opereren van een claimstichting onder de Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie"

Copied!
69
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het oprichten en opereren van een claimstichting onder de

Wet afwikkeling massaschade in

collectieve actie

Een advies aan Appjection B.V. omtrent het

oprichten en opereren van een claimstichting aan de

hand van de nieuwe Wet afwikkeling massaschade

in collectieve actie en de vernieuwde Claimcode

2019

Hogeschool Leiden Opleiding HBO-Rechten, Collegejaar 2019/2020

Naam student: Sil Vogel Onderzoeksdocent: mevr. I. (Ingrid) van Mierlo Studentnummer: S1100004 Afstudeerbegeleider: dhr. R. (Robert) Koning Toetscode: HBR-4-AS17-AS Opdrachtgever: Appjection B.V.

Aantal woorden: 14.147 Praktijkbegeleider: dhr. M. (Matthijs) Lagas Inleverdatum: 11 maart 2020

(2)

Voorwoord

Geachte lezer,

Voor u ligt mijn onderzoek omtrent het oprichten en opereren van een claimstichting aan de hand van de nieuwe Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie, welke ik heb verricht in opdracht van Appjection B.V. Dit onderzoek heb ik geschreven als eindopdracht in mijn laatste jaar van de opleiding HBO-Rechten aan de Hogeschool Leiden. Gedurende de periode van november 2019 tot en met maart 2020 heb ik aan dit onderzoek gewerkt. Het waren 5 intensieve maanden, maar ik kan op dit onderzoek terugkijken met een tevreden gevoel. Dit onderzoek had ik echter niet alleen kunnen doen, daarom wil ik graag deze gelegenheid nemen om een aantal mensen te bedanken.

Om maar bij het begin van dit avontuur te beginnen wil ik graag mijn onderzoeksdocent, mevrouw Ingrid van Mierlo, bedanken voor de begeleiding bij het maken van mijn plan van aanpak. Zij heeft mij bij het wisselen van mijn onderzoeksonderwerp erg geholpen, mij een hart onder de riem gestoken en mij positief gehouden voor het vervolg van het onderzoek.

Ten tweede wil ik graag mijn afstudeerbegeleider, meneer Robert Koning, bedanken voor zijn hulp bij het vinden van het definitieve onderwerp, het feedback geven en het delen van zijn ervaringen als afstudeerbegeleider. Ook hij heeft mij veel positieve energie gegeven door vanuit een andere hoek naar het onderwerp te kijken.

Ten derde wil ik mijn praktijkbegeleider, meneer Matthijs Lagas, bedanken voor het onophoudelijk klaar staan en meedenken wat betreft het onderzoek. Hij heeft mij uitermate geholpen met de visie van het onderzoek en hij heeft mij veel waardevolle feedback gegeven. Ik had het onderzoek niet zonder hem kunnen realiseren.

Tot slot wil ik mijn vrienden en familie bedanken voor hun geduld, steun en positieve berichtjes.

Ik wens u veel leesplezier!

Sil Vogel

(3)

Samenvatting

Appjection B.V. zet zich sinds 2016 in voor het verlagen van de drempel tot het recht. Zij hebben een digitaal proces ontwikkeld voor het bezwaar maken en beroep instellen tegen onterechte verkeersboetes aan de hand van zogenoemde beslisbomen. Appjection beoogt om op meerdere manieren de drempel tot het recht te verlagen en hun platform te verbreden. Door het verbreden van hun platform hopen zij meer mensen te kunnen helpen op een zo efficiënt mogelijke manier. Sinds 1 januari 2020 is de nieuwe Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie in werking is getreden. Het lijkt Appjection interessant om door middel van dit onderzoek te kijken wat voor mogelijkheden er zijn voor Appjection op het gebied van de collectieve actie.

Het doel van dit onderzoek is om Appjection een concrete introductie te geven omtrent de huidige wet collectieve afwikkeling massaschade (WCAM), de nieuwe Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie (WAMCA) en om een goed beeld te schetsen van de vereisten voor het oprichten en opereren van een claimstichting aan de hand van de Claimcode 2019. De centrale vraag van dit onderzoek luidt als volgt: ‘Wat kan Appjection B.V. geadviseerd worden met betrekking tot het oprichten en opereren van een stichting, die voldoet aan de eisen van de Claimcode 2019, ten behoeve van collectieve claims in het kader van de huidige wet collectieve afwikkeling massaschade (WCAM) en de nieuwe wet afwikkeling massaschade in collectieve actie (WAMCA) blijkens wet- en regelgeving, literatuuronderzoek en jurisprudentieonderzoek?’.

De WCAM en WAMCA beginnen beide bij het begrip massaschade. Massaschade wordt omschreven als “een groot aantal gelijksoortige schadevorderingen”. Massaschade is op te delen in twee verschillende soorten: strooischade en substantiële schade. Wanneer gedupeerden schade hebben geleden kunnen zij hun schade verhalen bij de schadeveroorzaker. Dit kan aan de hand van een individuele actie of een collectieve actie. Het aansluiten bij een collectieve actie is voor gedupeerden laagdrempeliger en gemakkelijker dan het zelf starten van een individuele actie. Bij een collectieve actie heb je te maken met een belangenorganisatie. Deze belangenorganisatie verzamelt claims van gedupeerden en gaat met de schadeveroorzaker in gesprek om gezamenlijk tot een schikkingsovereenkomst te komen. De WCAM maakt het mogelijk om een schikkingsovereenkomst verbindend te laten verklaren. Dit houdt in dat alle gedupeerden gebonden worden aan de schikkingsovereenkomst, ook wanneer zij niet mee hebben gedaan aan de procedure. Wanneer gedupeerden niet gebonden willen zijn aan de schikkingsovereenkomst kunnen zij

(4)

gebruik maken van de opt-out regeling. Een onttrekkende benadeelde kan vervolgens zelf nog een vordering instellen bij de rechter.

De nieuwe WAMCA brengt veel verschillende wijzigingen met zich mee, maar met name de ontvankelijkheidseisen voor belangenorganisaties zijn strenger geworden. De eisen van het nieuwe art. 3:305a BW zijn gebaseerd op het zelfreguleringsinstrument voor belangenorganisaties, de Claimcode. De eisen van dit nieuwe artikel zijn cruciaal voor het opereren van een belangenorganisatie. De Claimcode 2019 is de nieuwste versie van het zelfreguleringsinstrument. De Claimcode brengt zeven principes met zich mee omtrent de governance van stichtingen en verenigingen die als doel hebben om collectieve acties te starten. In dit onderzoek komen de zeven principes uitgebreid aan bod. Ook wordt gekeken naar de toepassing van de Claimcode in de Nederlandse rechtspraak. Uit dit jurisprudentieonderzoek wordt duidelijk dat de indirecte wettelijke verankering van de Claimcode een belangrijk instrument is geworden voor het toetsen van belangenorganisaties aan art. 3:305a lid 2. Ook wordt in dit onderzoek het oprichten van een stichting en/of vereniging behandeld. De verschillende relevante artikelen van boek 2 uit het Burgerlijk Wetboek worden besproken.

In de conclusie en aanbeveling van dit onderzoek zal gekeken worden naar de resultaten van het onderzoek en in hoeverre deze passen bij Appjection als organisatie. De conclusie geeft een overzicht van de meest relevante informatie met betrekking tot het oprichten en opereren van een claimstichting. In de aanbeveling zal ik een op maat gemaakte analyse geven voor Appjection en de eventuele vervolgstappen.

(5)

Inhoudsopgave

Titelblad ... 0

Voorwoord ... 1

Samenvatting ... 2

Inhoudsopgave ... 4

Lijst van afkortingen ... 6

Hoofdstuk 1 - Inleiding ... 0

1.1 Probleemanalyse ... 1

1.2 Doelstelling, centrale vraag en deelvragen ... 5

1.2.1 Theoretisch-juridische onderzoeksgedeelte: ... 5

1.2.2 Praktijkgerichte onderzoeksgedeelte: ... 6

1.3 Methoden van onderzoek ... 6

Hoofdstuk 2 – Massaschade, de WCAM en de WAMCA ... 10

2.1 Inleiding ... 11

2.2 Het begrip massaschade ... 11

2.3 Individuele en collectieve actie ... 12

2.4 Ontstaan WCAM ... 13

2.5 De wet collectieve afwikkeling massaschade (WCAM) ... 14

2.6 Wetswijziging wet afwikkeling massaschade in collectieve actie (WAMCA) ... 16

2.7 Deelconclusie ... 20

Hoofdstuk 3 – Claimstichtingen en de Claimcode ... 21

3.1 Inleiding ... 22

3.2 Formele eisen oprichten stichting en vereniging ... 22

3.2.1 Verschil tussen stichting en vereniging ... 23

3.3 Het nieuwe art. 3:305a BW ... 23

3.3 de Claimcode ... 26

3.4 De ontvankelijkheidseisen van de Claimcode 2019 ... 28

3.4.1 I. Naleving en handhaving van de code ... 28

3.4.2 II. Behartiging van collectieve belangen zonder winstoogmerk ... 29

3.4.3 III. Externe Financiering ... 29

3.4.4 IV. Onafhankelijkheid en vermijding van belangentegenstelling ... 31

3.4.5 V. De samenstelling, taak en werkwijze van het bestuur ... 31

3.4.6 VI. Vergoedingen aan bestuurders ... 32

3.4.7 VII. De Raad van Toezicht ... 33

(6)

3.6 Deelconclusie ... 35

Hoofdstuk 4 - Resultaten ... 36

4.1 Inleiding ... 37

4.2 De analyse in jaren ... 37

4.3 Interpretatie van de Claimcode ... 37

4.4 Opvallende uitspraken ... 39 4.5 Deelconclusie ... 39 Hoofdstuk 5 - Conclusie ... 41 5.1 Conclusie ... 42 Hoofdstuk 6 - Aanbeveling ... 44 6.1 Aanbeveling ... 45 Literatuurlijst en voetnoten ... 47 Bijlage I - Jurisprudentielijst... 50

(7)

Lijst van afkortingen

BW Burgerlijk Wetboek

Rv Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering

WCA Wet collectieve actie

WCAM Wet collectieve afwikkeling massaschade

WAMCA Wet afwikkeling massaschade in collectieve

(8)

Hoofdstuk 1

(9)

1 1.1 Probleemanalyse

Meer dan 20 jaar geleden stond de gemiddelde consument te popelen om een nieuw model beeldbuis aan te schaffen. Grote merken als Samsung, Philips en LG stonden klaar om deze consumenten een gloednieuwe televisie te verkopen. Voor de consumenten was dit een grote investering. Zij moesten een aanzienlijk bedrag betalen voor een nieuwe beeldbuis, maar alle televisies van de grote merken lagen in dezelfde prijsklasse. De consument besloot de aankoop te doen en heeft vervolgens nog jaren plezier gehad van zijn toestel.1

In 2012 kreeg deze zelfde consument plots te horen dat deze grote beeldbuisproducenten een boete hadden gekregen van de Europese Commissie. De Europese Commissie was tot de ontdekking gekomen dat er tussen 1996 en 2006 sprake was van kartelvorming tussen de grote beeldbuisproducenten. Zij hadden verboden prijsafspraken gemaakt voor computermonitoren en televisies. De Europese Commissie heeft hen dan ook een fikse boete opgelegd, bij elkaar opgeteld was dit een bedrag van 1,47 miljard euro. De zaak lijkt hiermee afgedaan.2

Echter bleef de consument na het besluit van de Europese Commissie met lege handen staan. Het boetebedrag is voldaan aan de Europese Commissie en de consument ziet hier niets van terug. Als individu is het bijna onmogelijk om de geleden schade te verhalen bij grote bedrijven zoals Samsung en Philips. In Nederland is het echter mogelijk om met andere gedupeerden gezamenlijk een claim in te dienen. Dit wordt ook wel een massaclaim genoemd. Massaclaims, of beter bekend in het buitenland als class actions, zijn schadeclaims tegen grote bedrijven, waarbij sprake is van meerdere slachtoffers/gedupeerden tegelijkertijd. Deze gedupeerden kunnen vervolgens als collectief een procedure starten tegen de schadeveroorzakers.

In 1994 werd de Wet collectieve actie (WCA) ingevoerd. Deze wet bracht ons art. 3:305a BW. Aan de hand van dit artikel was het mogelijk voor gedupeerden om in een civiele procedure een verbod, gebod of verklaring voor recht te vorderen. De gedachte achter deze wet was om voor individueel onmachtigen meer onderhandelingsmacht te creëren als collectief zijnde. Echter, wanneer gedupeerden een concreet geldbedrag wilden vorderen bij de schadeveroorzakers moesten zij alsnog een individuele procedure starten.3

1 Consumentenclaim, Belangenorganisaties bundelen krachten tegen beeldbuiskartel,

consumentenclaim.nl.

2A. Colombani, M. Gonzalez Iglesias, Antitrust: Commission fines producers of TV and computer monitor tubes € 1.47 billion for two decadelong cartels, European Commission 5 december 2012. 3 W.H. van Boom, 2019.

(10)

2 De tweede grote stap op het gebied van procederen als collectiviteit was de Wet collectieve afwikkeling massaschade (WCAM), welke op 27 juli 2005 in werking trad. Deze wet maakt het mogelijk voor belangenorganisaties om op te treden namens de gedupeerden. Voor deze organisaties is het mogelijk om schikkingen treffen met de schadeveroorzakers. Wanneer er een schikking wordt getroffen kan het Gerechtshof Amsterdam vervolgens verzocht worden om deze schikking algemeen verbindend te laten verklaren. Dit houdt in dat deze schikking ook van toepassing is op de slachtoffers die niet betrokken waren bij het opstellen van de schikking. De gedupeerden die niet gebonden willen zijn aan de schikking hebben een zogenoemde opt out mogelijkheid en kunnen zich op deze manier uit de deal werken.4

Mijn opdrachtgever Appjection B.V. zet zich sinds 2016 in voor het verlagen van de drempel naar het recht. Zij hebben een digitaal proces ontwikkeld voor het bezwaar maken en beroep instellen tegen onterechte verkeersboetes aan de hand van zogenoemde beslisbomen. Door middel van dit digitale proces is het mogelijk voor klanten om binnen 5 minuten bezwaar te maken tegen een verkeersboete. Appjection neemt vervolgens de gehele procedure over van de klant. Deze service bieden zij geheel gratis aan voor hun klanten.

Echter beoogt Appjection om op meerdere manieren de drempel tot het recht te verlagen voor Nederlanders. Zo werken zij samen met de rechtsbijstandverzekeraar ARAG om het begrip Legal Tech een standaard te maken. Zij zijn van mening dat de juridische sector niet enkel ondersteund kan worden door legal tech, maar ook getransformeerd kan worden. De term legal tech op zichzelf is erg breed: het versnellen en automatisch uitvoeren van bestaande processen. Er zijn dus veel manieren om dit begrip in te vullen.5

Appjection is geïnteresseerd in het verbreden van hun platform, en het bereiken en helpen van meer mensen, op een zo efficiënt mogelijke manier. Nu de nieuwe Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie op 1 januari 2020 in werking is getreden, lijkt het Appjection interessant om te kijken wat voor mogelijkheden er zijn voor de implementatie van legal tech op dit gebied. De nieuwe wetswijziging brengt een paar interessante wijzigingen met zich mee. De meest spraakmakende verandering is dat er nu concreet een schadevergoeding in geld verzocht kan worden bij de rechter. Experts vermoeden dan ook dat er een grote groei zal ontstaan in het aantal collectieve acties.

4 Kamerstukken II 2003/04, 29 414 nr. 3.

(11)

3 Verder brengt de nieuwe wet afwikkeling massaschade in collectieve actie nog meer interessante wijzigingen met zich mee. Te beginnen bij de aanpassingen aan art. 3:305a lid 3 BW. Dit artikel leest als volgt:

Artikel 3:305a lid 3 BW (Oud)

Een rechtsvordering als bedoeld in lid 1 kan strekken tot veroordeling van de verweerder tot het openbaar maken of laten openbaar maken van de uitspraak, zulks op een door de rechter te bepalen wijze en op kosten van de door de rechter aan te geven partij of partijen. Zij kan niet strekken tot schadevergoeding te voldoen in geld.6

Tot voorheen was het dus alleen mogelijk voor slachtoffers om een verklaring voor recht te vorderen waarin wordt vastgesteld dat een schadeveroorzaker onrechtmatig gehandeld heeft. De nieuwe wet maakt het mogelijk voor gedupeerden om daadwerkelijk een schadevergoeding in de vorm van geld te eisen. Dit is de reden dat deze nieuwe wet cruciaal zal zijn voor de toekomstige afhandeling van massaclaims. De wetgever heeft veel aandacht besteed aan het zo integer mogelijk maken/houden van deze procedure om op deze manier de ‘Amerikaanse claimtoestand’ te voorkomen.7

Nu een rechter concreet kan beslissen om de schadeveroorzaker een schadevergoeding in geld op te leggen komen er strengere eisen bij kijken voor belangenbehartigers. Zo heeft de wetgever bepaald dat er sprake moet zijn van een exclusieve belangenbehartiger. Deze organisatie wordt aangewezen door de rechter. Deze organisatie zal vervolgens voor alle belangenbehartigers procederen. Wel blijven de rest van de belangenbehartigers partij in de procedure, zodoende kan er afstemming plaatsvinden tussen de exclusieve belangenbehartiger en de rest van de organisaties.8

Voor belangenorganisaties komen er nog meer eisen bij kijken omtrent het opereren als organisatie. Dit zijn de vereisten voordat zij kunnen participeren aan de procedure en de slachtoffers kunnen vertegenwoordigen. Deze eisen zien op de governance, financiering en representativiteit. Deze nieuwe regels zullen in het nieuwe art. 3:305a BW worden opgenomen. Wat de governance en financiering betreft zal er een driekoppig bestuur, een toezichthoudend orgaan en een accountant aangesteld moeten worden. De representativiteit

6 Artikel 3:305a BW (Oud).

7Stibbe, Short reads, wet afwikkeling massaschade in collectieve actie, stibbe.nl.

8 A. Koburg en E. Tjon-En-Fa, Wet massaschade verruimt mogelijkheden collectieve actie,

(12)

4 ziet op de communicatie met de slachtoffers. Zo zal er een website bijgehouden moeten worden, moeten meerdere manieren van communiceren met de slachtoffers mogelijk zijn en moet de organisatie blijk geven van voldoende deskundigheid. Deze organisatie mag ook geen winstoogmerk hebben.9

Zodoende zal in dit onderzoek het oprichten en opereren van een belangenorganisatie centraal staan. Er zal onderzocht moeten worden of het mogelijk is voor Appjection B.V. om een belangenorganisatie te starten op het gebied van collectieve acties, in het huidige klimaat. Met de komst van de nieuwe wetswijziging en de huidige Claimcode 2019 doet de wetgever zijn best om de integriteit van het proces te waarborgen. De Claimcode is een zelfreguleringsinstrument voor verenigingen en stichtingen die optreden overeenkomstig art. 3:305a BW of art. 7:907 BW en waarvan het doel is om een groep slachtoffers met gelijksoortige belangen te beschermen. Verder heeft de Claimcode als doel om consumenten meer inzicht te verschaffen in de doelstellingen, organisatie en financiën van de betreffende belangenorganisaties.10

De Claimcode 2019 is een vernieuwde versie van zijn voorloper Claimcode 2011. Bij de totstandkoming van de Claimcode in 2011 is er vastgesteld door de toenmalige minister van Justitie dat er zo spoedig mogelijk een monitoringscommissie zou worden ingesteld die zou moeten zien op de naleving van de Claimcode. Dit is er helaas nooit van gekomen. Zodoende heeft de Claimcode commissie zelf onderzoek ingesteld naar de naleving van de Claimcode. Aan de hand van de conclusies uit dat onderzoek en de ontwikkelingen op het gebied van massaclaims heeft de Claimcode commissie de Claimcode 2019 samengesteld. 11 De impact van de Claimcode is de afgelopen jaren steeds groter geworden. Zo wordt er tegenwoordig in de rechtspraak naar het zelfreguleringsinstrument verwezen en wordt er aan getoetst. Er zijn zelfs organisaties afgerekend op het niet voldoen aan de eisen van de Claimcode. In dit onderzoek zal dan ook gekeken worden naar de groeiende impact van de Claimcode en de gevolgen daarvan en vooral wat deze rechtspraak betekent voor beginnende organisaties en verenigingen.12

9 A. Koburg en E. Tjon-En-Fa, Wet massaschade verruimt mogelijkheden collectieve actie,

birdbuzz.nl.

10 A.H. van Delden e.a., 2019. 11 A.H. van Delden e.a., 2019.

(13)

5 1.2 Doelstelling, centrale vraag en deelvragen

Het doel van dit onderzoek is om een concrete introductie te geven op het gebied van de huidige wet collectieve afwikkeling massaschade (WCAM), de nieuwe Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie (WAMCA) en om een goed beeld te schetsen van de vereisten voor het oprichten en opereren van een claimstichting aan de hand van de Claimcode 2019 door het uitvoeren van literatuuronderzoek en jurisprudentieonderzoek.

De centrale vraag die leidend zal zijn voor dit onderzoek en die ik beoog te beantwoorden luidt als volgt:

❖ Wat kan Appjection B.V. geadviseerd worden met betrekking tot het oprichten en opereren van een stichting, die voldoet aan de eisen van de Claimcode 2019, ten behoeve van collectieve claims in het kader van de huidige wet collectieve afwikkeling massaschade (WCAM) en de nieuwe wet afwikkeling massaschade in collectieve actie (WAMCA) blijkens wet- en regelgeving, literatuuronderzoek en jurisprudentieonderzoek?

Aan de hand van de deelvragen streef ik naar het beantwoorden van de centrale vraag in dit onderzoek. De deelvragen worden opgedeeld in twee verschillende categorieën: de theoretisch-juridische deelvragen en de praktijkgerichte deelvragen. Voor een compleet antwoord op mijn centrale vraag zal ik de volgende deelvragen beantwoorden:

1.2.1 Theoretisch-juridische onderzoeksgedeelte:

❖ Wat is het juridisch kader met betrekking tot de huidige wet collectieve afwikkeling massaschade (WCAM) en de nieuwe wet afwikkeling massaschade in collectieve actie (WAMCA)?

❖ Welke formele eisen worden er gesteld aan het oprichten van een claimstichting? ❖ Wat zijn de regels die worden gesteld aan het opereren van een claimstichting aan de

hand van de Claimcode 2019?

❖ Wat zijn juridisch gezien de mogelijkheden voor een eventueel verdienmodel bij de wet afwikkeling massaschade in collectieve actie (WAMCA)?

(14)

6 1.2.2 Praktijkgerichte onderzoeksgedeelte:

❖ Hoe wordt de Claimcode 2011/2019, een zelfreguleringsinstrument voor verenigingen en stichtingen, toegepast in de Nederlandse rechtspraak blijkens jurisprudentieonderzoek?

1.3 Methoden van onderzoek

Deelvraag Onderzoeksmethode

Wat is het juridisch kader met betrekking tot de huidige wet collectieve afwikkeling massaschade (WCAM) en de nieuwe wet afwikkeling massaschade in collectieve actie (WAMCA)?

Deze deelvraag zal ik beantwoorden aan de hand van een analyse van de wet en een literatuuronderzoek. Aangezien de nieuwe wet afwikkeling massaschade in collectieve actie de bestaande wet collectieve afwikkeling massaschade niet vervangt zal ik beide wetten behandelen. Voor de wetsanalyse heb ik gebruik gemaakt van de artikelen van de WCAM en de WAMCA uit het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Rechtsvordering. Verder heb ik veel vakliteratuur geanalyseerd omtrent het begrip massaschade, de collectieve actie, het ontstaan van de WCAM en de wetswijziging WAMCA. Voor een volledig overzicht van de gebruikte literatuur en

artikelen verwijs ik naar de voetnoten en de literatuur- en bronnenlijst.

Om de validiteit en betrouwbaarheid van deze

deelvraag en het onderzoek te waarborgen heb ik op een correcte wijze verwezen naar de gebruikte artikelen in de tekst, voetnoten en literatuurlijst. Wat betreft de validiteit van het literatuuronderzoek heb ik zoveel mogelijk vakliteratuur bestudeerd en gebruik gemaakt van de origineel gebruikte bronnen. Deze bronnen zijn correct genoteerd te vinden in de voetnoten en de literatuur- en bronnenlijst

(15)

7 Welke formele eisen worden er

gesteld aan het oprichten van een claimstichting?

Om het gedeelte van de centrale vraag omtrent het oprichten van een claimstichting te beantwoorden zal ik bij deze deelvraag ingaan op de formele eisen. Voor de beantwoording van deze deelvraag zal ik de wet analyseren. Het betreft boek 2 uit het Burgerlijk Wetboek. Daarnaast zal ik, waar nodig, vakliteratuur raadplegen voor het beantwoorden van deze

deelvraag. Om de validiteit en betrouwbaarheid van deze deelvraag en het onderzoek te waarborgen heb ik op een correcte wijze verwezen naar de gebruikte artikelen in de tekst, voetnoten en literatuurlijst. Wat zijn de regels die worden

gesteld aan het opereren van een claimstichting aan de hand van de Claimcode 2019?

Bij de vorige deelvraag ga ik het oprichten van een claimstichting behandelen, en bij deze deelvraag zal ik de vragen omtrent het opereren van een

claimstichting proberen te beantwoorden. Voor het beantwoorden van deze deelvraag zal ik de eisen bestuderen uit de artikelen van de WCAM en WAMCA uit het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van

Rechtsvordering. Verder zal ik de Claimcode 2019 raadplegen en bestuderen. Dit

zelfreguleringsinstrument voor verenigingen en stichtingen heeft verschillende eisen gesteld aan het opereren van een claimstichting/belangenorganisatie. Verder zal ik gebruik maken van de vakliteratuur omtrent voornoemde artikelen en de Claimcode.

Om de validiteit en betrouwbaarheid van deze

deelvraag en het onderzoek te waarborgen heb ik op een correcte wijze verwezen naar de gebruikte artikelen in de tekst, voetnoten en literatuurlijst. Wat betreft de validiteit van het literatuuronderzoek heb ik zoveel mogelijk vakliteratuur bestudeerd en gebruik gemaakt van de origineel gebruikte bronnen. Deze bronnen zijn correct genoteerd te vinden in de voetnoten, literatuur- en bronnenlijst

(16)

8 Wat zijn juridisch gezien de

mogelijkheden voor een eventueel verdienmodel bij de wet afwikkeling massaschade in collectieve actie (WAMCA)?

Deze deelvraag ziet op de commerciële kant van een claimstichting. Er zijn veel claimstichtingen actief die middels massaclaims winst maken. Op basis van de Claimcode 2011/2019 zou dit niet mogelijk moeten zijn. Bij het beantwoorden van deze deelvraag zal ik aan de hand van een analyse van de wet, digitale bronnen en tijdschriften achterhalen wat juridisch gezien de mogelijkheden zijn voor een eventueel verdienmodel. Om de validiteit en betrouwbaarheid van deze deelvraag en het onderzoek te waarborgen heb ik op een correcte wijze verwezen naar de voetnoten, literatuur- en bronnenlijst.

Hoe wordt de Claimcode 2011/2019, een zelfreguleringsinstrument voor verenigingen en stichtingen, toegepast in de Nederlandse rechtspraak blijkens jurisprudentieonderzoek?

Zoals de deelvraag al laat blijken zal ik voor het beantwoorden van deze vraag een

jurisprudentieonderzoek verrichten. Voor dit

onderzoek heb ik in de rechtspraak gezocht naar die gevallen waarin de Claimcode aan bod is gekomen. Ik heb zodoende een lijst van 23 uitspraken

samengesteld. In deze uitspraken betreft het 21 verschillende stichtingen en verenigingen die worden getoetst aan de vereisten van de Claimcode. Sinds 2016 zijn rechtbanken en gerechtshoven kritischer gaan kijken naar de ontvankelijkheid van de

stichtingen en verenigingen. Dit houdt in dat het nu ook voorkomt dat stichtingen en verenigingen

daadwerkelijk niet-ontvankelijk worden verklaard voor het niet voldoen aan de Claimcode. Het grootste gedeelte van de zaken komt zodoende uit de periode 2016-2019. Echter is er ook wat oudere jurisprudentie aanwezig waarin wij kunnen zien hoe de Claimcode voorheen werd toegepast. Voor de gehele lijst aan jurisprudentie verwijs ik naar bijlage I.13 Hierin is ook opgenomen welke stichtingen en verenigingen het betreft in de uitspraak.

(17)

9 Ik heb gekozen voor de volgende topics om mijn

deelvraag te beantwoorden:

❖ Welke stichting of vereniging?

❖ Welke principes van de Claimcode komen aan bod?

❖ Wat is de casus omtrent de Claimcode? ❖ Wat is de beoordeling omtrent de Claimcode? ❖ Wat was de uitspraak?

Het doel van deze deelvraag is om de toepassing en de effectiviteit van het zelfreguleringsinstrument, de Claimcode 2011/2019, te toetsen en aan de hand daarvan vast te stellen wat dit voor betekenis heeft voor het oprichten en opereren van een claimstichting voor mijn opdrachtgever.

Wat de validiteit en betrouwbaarheid van deze

deelvraag betreft zal ik hier beschrijven hoe ik aan de 23 uitspraken omtrent de Claimcode ben gekomen. Ik heb op rechtspraak.nl gezocht op ‘Claimcode’. Hier komen ten tijde van het schrijven van dit onderzoek 29 zoekresultaten uit. Vervolgens ben ik de uitspraken langs gegaan om te bestuderen welke daadwerkelijk een claimstichting als partij hebben in de procedure. Hier is een selectie van 23 uitspraken uitgekomen, betreffende 21 verschillende claimstichtingen en verenigingen.

(18)

10

Hoofdstuk 2

Massaschade, de

WCAM en de WAMCA

(19)

11 2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk zal de eerste deelvraag beantwoord worden: “Wat is het juridisch kader met betrekking tot de huidige wet collectieve afwikkeling massaschade (WCAM) en de nieuwe wet afwikkeling massaschade in collectieve actie (WAMCA)?”. Er zal gekeken worden naar de verschillende manieren waarop een individu zijn schade kan verhalen, hoe de WCAM tot stand is gekomen, de inhoud en toepassing van de WCAM, de nieuwe wet WAMCA en de gevolgen van deze wet.

2.2 Het begrip massaschade

In de wet is geen definitie voor het begrip massaschade opgenomen. Echter, in de memorie van toelichting van de wetswijziging omtrent de WCAM wordt het als volgt omschreven: “een groot aantal gelijksoortige schadevorderingen”.14 Massaschade is op te delen in twee verschillende groepen: strooischade en substantiële schade. Van strooischade wordt gesproken wanneer er veel kleine schadeposten zijn geleden door een grote groep mensen. Deze kleine schadeposten zijn voor gedupeerden niet substantieel genoeg om daadwerkelijk actie te ondernemen. Bij substantiële schade is dit wel het geval, dan is de schade voor de gedupeerden groot genoeg om daadwerkelijk actie te ondernemen. Substantiële schade kan ook weer opgedeeld worden in twee verschillende groepen. Zo wordt er in het Engels gesproken over mass disaster accidents en mass exposure accidents. De Nederlandse varianten hiervan zijn: gefixeerde en sluipende massaschade.15

Men spreekt over gefixeerde massaschade wanneer er sprake is van een grote groep slachtoffers die allemaal schade hebben geleden aan de gevolgen van een enkele gebeurtenis. Deze gebeurtenis is door eenzelfde initiële schadeveroorzaker veroorzaakt. Denk bijvoorbeeld aan de verschillende rampen in Bovenkarspel, Enschede en Volendam. Deze vorm van massaschade wordt ook wel rampschade genoemd.

Sluipende schade daarentegen is niet het gevolg van een enkele gebeurtenis, maar ziet op meerdere gebeurtenissen waarbij de schade over een langere periode wordt geleden. Bij dit soort type schade is het lastig om vast te stellen om hoeveel slachtoffers het gaat, er is dan namelijk geen sprake van een concreet begin- en eindpunt. Er wordt vooral gesproken van sluipende schade bij letselschade die is veroorzaakt door gebrekkige medische producten en beroepsziektes. Een voorbeeld hiervan is te vinden in het DES-arrest waarbij het schade

14 Kamerstukken II 2003/04, 29 414 nr. 3. 15 I. N. Tzankova, 2007, p. 11-12.

(20)

12 betreft die veroorzaakt is door pharmaceutische producenten en hun geproduceerde medicijnen, dit arrest zal later nog aan bod komen.16

2.3 Individuele en collectieve actie

In Nederland is het mogelijk voor gedupeerden om een schadevergoeding te vorderen wanneer zij schade hebben geleden. Dit kan zowel in een individuele actie als een collectieve actie. Wanneer een gedupeerde ervoor kiest om een individuele actie te starten, dan kan er een beroep worden gedaan op art. 1:162 BW, de onrechtmatige daad. Echter in de praktijk wordt daar niet altijd gebruik van gemaakt. Dit komt door het feit dat de bedragen meestal dusdanig klein zijn dat gedupeerden het erbij laten zitten. Aan de hand van een kosten-batenanalyse zullen gedupeerden zich moeten afvragen of het het financieel waard is, als ook de inspanning, om te gaan procederen.17 Daarnaast hebben gedupeerden meestal een tekort aan informatie, om een goede inschatting te kunnen maken. obstakels die kunnen doen twijfelen om daadwerkelijk actie te ondernemen.18

In Nederland is er daarom ook een alternatieve wijze waarop gedupeerden hun geleden schade kunnen verhalen, namelijk aan de hand van een collectieve actie. Wanneer er sprake is van soortgelijke schade, die veroorzaakt is door dezelfde oorzaak, is het mogelijk om als een collectief te procederen. Voor de nieuwe wet WAMCA was het mogelijk voor gedupeerden om op twee manieren een collectieve actie af te wikkelen. Te beginnen bij het starten van een collectieve actie aan de hand van art. 3:305a BW. Hierin is bepaald dat een stichting of vereniging met volledige rechtsbevoegdheid een rechtsvordering kan instellen die strekt tot bescherming van gelijksoortige belangen van andere personen, voorzover zij deze belangen ingevolge haar statuten behartigt.19 In art. 3:303 BW is de formele eis vastgelegd dat er sprake moet zijn van voldoende belang. De tweede mogelijkheid voor het afwikkelen van een collectieve actie ligt besloten in de wet WCAM. Deze procedure zal in de volgende paragrafen aan bod komen.

De collectieve actie brengt voor meerdere partijen voordelen met zich mee. Voor gedupeerden is het voordelig dat zij zich laagdrempelig kunnen aansluiten bij een collectief en zich kunnen laten vertegenwoordigen door een belangenorganisatie. Op deze manier komen de vele handelingen die bij het proces komen kijken voor de rekening van de belangenorganisatie en hoeven de gedupeerden zich minder zorgen te maken over het verloop. Voor gedaagden is

16 I. N. Tzankova, 2007, p. 15-16. 17 J. ter Kuile, 2014, p. 8.

18 Van den Biggelaar & Loos, 2007, p. 1. 19 Artikel 3:305a lid 1 BW.

(21)

13 het voordelig dat zij op deze manier aanzienlijk minder procedures hoeven te voeren aangezien de gedupeerden zich bundelen via een belangenorganisatie. Dit is financieel voordelig, maar het bespaart ook aanzienlijk veel tijd. Ook zijn de gedaagden sneller bereid om tot een schikking te komen aangezien er een beter beeld is van de hoeveelheid gedupeerden en dus de eventuele financiële schade.20 Ten slotte is het voor de rechtspraak voordelig aangezien de hoeveelheid civiele procedures op deze manier beperkt blijven. Dit betekent minder werkdruk voor de rechterlijke macht, wat niet alleen geld bespaart, maar er ook voor zorgt dat rechters doelmatiger hun werk kunnen doen.21

2.4 Ontstaan WCAM

Het was voor het instellen van de WCAM al mogelijk voor gedupeerden om een collectieve actie te starten ten behoeve van het verhalen van hun geleden schade. Dit kon door middel van de WCA die in 1994 werd ingevoerd. In 2005 trad de WCAM in werking die een belangrijke wijziging met zich meebracht op het gebied van de afhandeling van collectieve acties. Deze wet maakte het namelijk mogelijk voor het Amsterdamse Hof om een de schikking tussen de belangenbehartigers en de schadeveroorzakers verbindend te laten verklaren.22

De aanleiding voor deze nieuwe wet was het zogenoemde DES-arrest.23 Dit was de eerste zaak die het Amsterdamse Hof verbindend heeft verklaard. In dit arrest gaat het om zes vrouwen die verschillende farmaceutische bedrijven aanklagen voor het vermoedelijk veroorzaken van een zeldzame vorm van kanker. Deze zes vrouwen hebben gemeen dat hun moeders tijdens hun zwangerschap het medicijn di-ethylstilbestrol (DES) hebben gebruikt. Dit is een medicijn tegen miskramen en vroeggeboorten. Hoogstwaarschijnlijk heeft dit medicijn ervoor gezorgd dat deze vrouwen een zeldzame vorm van kanker hebben gekregen. Echter was het niet meer mogelijk voor de vrouwen om te achterhalen welk medicijn van welke producent hun moeders precies gebruikt hebben ten tijde van hun zwangerschap. De farmaceutische producenten beroepen zich dan ook op het feit dat niet voldaan kon worden aan het causaliteitsvereiste. De Hoge Raad was het hier niet mee eens. Uiteindelijk zijn de pharmaceutische bedrijven aansprakelijk gesteld aan de hand art. 6:99 BW: alternatieve aansprakelijkheid. Nadat de Hoge Raad dit heeft vastgesteld is er tussen de bedrijven en de belangenbehartigers een schikkingsovereenkomst gesloten.24

20 Kamerstukken II 2003/04, 29 414 nr. 3. 21 J. ter Kuile, 2014, p. 9.

22 W.H. van Boom 2019.

23 Hoge Raad, 9 oktober 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC0706. 24 C.J.M. Klaassen, 2013-9, p. 629.

(22)

14 De producenten wilden na deze schikkingsovereenkomst zeker zijn van het feit dat er niet nog meer mensen naar voren konden komen die eenzelfde procedure zouden starten. Echter kon de schikkingsovereenkomst slechts de partijen binden die mee hadden gedaan aan het proces en dus geen derden.25 Het gevolg hiervan is dat het DES-schadefonds een verzoek had ingediend bij de wetgever om de mogelijkheid te overwegen voor verbindendverklaring van de schikkingsovereenkomst. Zij wilden er voor zorgen dat deze schikkingsovereenkomst voor elk DES-slachtoffer van toepassing is. De wetgever heeft er vervolgens voor gekozen om niet over te gaan tot gelegenheidswetgeving, maar tot een algemeen wettelijk kader waarbij ook andere overeenkomsten, die voldoen aan de gestelde eisen, algemeen verbindend kunnen worden verklaard.26 Dit markeert het ontstaan van de wet WCAM. Op 1 juni 2006 heeft het Hof Amsterdam, aan de hand van de WCAM-procedure, de DES-schikking algemeen verbindend verklaard.27

2.5 De wet collectieve afwikkeling massaschade (WCAM)

Het DES-arrest was dus de aanleiding voor de WCAM. Deze wet is in Nederland in werking getreden op 27 juni 2005.28 De essentie van de WCAM is te vinden in boek 7 van het Burgerlijk Wetboek in de artikelen 7:907 t/m 7:910. Daarnaast zijn er nog regels opgenomen in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering betreffende de procedure van een WCAM-zaak in de artikelen 1013 t/m 1018 Rv. Zoals hierboven al werd aangegeven maakt de WCAM het mogelijk om bij de afwikkeling van massaschade een schikking verbindend te verklaren voor alle gedupeerden die schade hebben geleden. Deze verbindendheid wordt uitgesproken door een raadsheer van het Hof Amsterdam. Het Hof Amsterdam is op grond van art. 1013 lid 3 Rv bij uitsluiting bevoegd tot kennisneming van een verzoek op grond van art. 7:907 BW in eerste aanleg. Voor deze exclusieve bevoegdheid is gekozen om het Hof ervaring op te laten bouwen met dit soort procedures en omdat het Hof gebruik kan maken van de financiële kennis van de Ondernemingskamer van het Hof Amsterdam.29

De WCAM-procedure kan worden opgedeeld in twee fases. Te beginnen bij de totstandkoming van de schikkingsovereenkomst en de verbindendverklaring daarvan. Deze overeenkomst strekkende tot vergoeding van schade, die is veroorzaakt door massaschade, kan gesloten worden tussen één of meer stichtingen of verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid met één of meer andere partijen. Zij kunnen gezamenlijk een verzoek

25 L. Kesting, 2015, p. 28.

26 Kamerstukken II 2003/04, 29 414 nr. 3.

27 Hof Amsterdam, 6 juni 2006, ECLI:NL:GHAMS:2006:AX6440. 28 Staatsblad 2005, 340 en 380.

(23)

15 indienen tot verbindendverklaring.30 In art. 7:907 lid 2 en 3 BW zijn diverse eisen aan de verbindendverklaring gesteld. Zo stelt art. 7:907 lid 2 BW dat de overeenkomst in ieder geval moet voldoen aan de volgende eisen: (i) een omschrijving van de gebeurtenis of gebeurtenissen, (ii) een omschrijving van de groep dan wel groepen van personen die de schade hebben geleden, (iii) een zo nauwkeurig mogelijke aanduiding van het aantal personen die schade hebben geleden, (iv) de vergoeding die wordt toegekend, (v) de voorwaarden waaraan deze personen moeten voldoen om in aanmerking te komen voor de vergoeding, (vi) de wijze waarop de vergoeding wordt vastgesteld en kan worden verkregen en ten slotte (vii) de naam en woonplaats van de personen.31 Deze informatie is nodig voor het afwikkelen van de schadevergoedingen. Dit gebeurt aan de hand van damage scheduling, of in het Nederlands ‘schadecategorieën’. Aan de hand van voornoemde eisen wordt er bepaald in welke categorie gedupeerden vallen en aan de hand van deze categorieën krijgen zij een daaraan gerelateerde schadevergoeding.32

Zowel de schadeveroorzaker als de belangenbehartigers kunnen dus een verzoek indienen voor het verbindend laten verklaren van de schikkingsovereenkomst. Echter moet de rechter deze nog wel toetsen aan de eisen die aan de overeenkomst zijn gesteld in art. 7:907 lid 3 BW. Dit aansluitend op de eisen uit art. 3:305a BW, waaruit volgt dat het een stichting of vereniging met volledige rechtsbevoegdheid moet betreffen welke een rechtsvordering kan instellen die strekt tot bescherming van gelijksoortige belangen van andere personen, voorzover zij deze belangen ingevolge haar statuten behartigt.33 Art. 7:907 lid 3 BW stelt dat de rechter het verzoek kan afwijzen wanneer: de hoogte van de toegekende vergoeding niet redelijk is, er onvoldoende zekerheid is dat de overeenkomst kan worden nagekomen, de belangen van de gedupeerden onvoldoende gewaarborgd zijn, de groep gedupeerde van onvoldoende omvang is, er een rechtspersoon is die ingevolge de overeenkomst de vergoedingen verstrekt en geen partij is bij de overeenkomst, de organisatie niet voldoende representatief is of wanneer de overeenkomst niet voorziet in de mogelijkheid van een onafhankelijke beslechting van geschillen die uit de schikkingsovereenkomst kunnen voortvloeien.

Indien het verzoek tot verbindendverklaring is toegewezen en een belanghebbende niet gebonden wil zijn aan de overeenkomst is het mogelijk voor deze belanghebbende om zich te onttrekken uit het proces, ook wel de opt-out regeling genoemd. Dit is bepaald in art. 7:908 lid

30 Art. 7:907 lid 1 BW. 31 Art. 7:907 lid 2 BW.

32 Broekema-Engelen, commentaar op art. 7:907 BW. 33 Art. 3:305a BW.

(24)

16 2 BW. De rechter bepaalt hoe lang de termijn is waarbinnen benadeelden kunnen aangeven dat zij niet gebonden willen zijn aan de overeenkomst. Een onttrekkende benadeelde kan vervolgens zelf nog een vordering indienen bij de rechter.34 Wanneer blijkt, nadat de opt-out termijn is verlopen, dat een groot aantal benadeelden ervoor hebben gekozen om uit het proces te stappen, dan is het nog mogelijk voor de schadeveroorzaker om de overeenkomst op te zeggen. Dit moet wel van tevoren worden opgenomen in de overeenkomst. Na de opt-out termijn is het niet meer mogelijk voor benadeelden om naar de rechter te stappen voor zaken die zijn geregeld in de verbindend verklaarde overeenkomst. Art. 7:908 BW luidt namelijk als volgt: “Zodra het verzoek tot verbindendverklaring is toegewezen heeft de overeenkomst, bedoeld in artikel 907, tussen partijen en de gerechtigden tot een vergoeding de gevolgen van een vaststellingsovereenkomst waarbij ieder der gerechtigden als partij geldt.”35 Dit is niet van toepassing op de benadeelden die gebruik hebben gemaakt van de opt-out regeling.36

2.6 Wetswijziging wet afwikkeling massaschade in collectieve actie (WAMCA)

Per 1 januari 2020 is de nieuwe wet afwikkeling massaschade in collectieve actie ingetreden.37 In de huidige tijd is massaschade relevanter dan ooit. Dit is het gevolg van de industrialisatie, globalisering en de groei en ontwikkeling op het gebied van social media. Social media maakt het namelijk mogelijk voor belangenorganisaties om direct informatie (en desinformatie) te delen. Voor belangenorganisaties is het mogelijk om ontwikkelingen over massaschade en eventuele collectieve acties sneller te delen en een groter publiek te bereiken.38 Steeds meer mensen hebben namelijk te maken met massaschade. De reden voor deze nieuwe wet waren een tweetal knelpunten. Ten eerste, de vele belangenbehartigers en twijfelachtige belangenorganisaties die komen kijken bij een collectieve actie. De wet wil door middel van deze wetswijziging de governance van deze belangenorganisaties aanpakken. Ten tweede moet deze wet voor verbeterde finaliteit gaan zorgen.39

De voorbereiding van de WAMCA heeft in totaal zo’n negen jaar geduurd. De eerste stap in dit hele proces was de motie Dijksma in 2011. Deze motie was de directe aanleiding voor het wetsvoorstel dat op 15 november 2016 werd ingediend. In deze motie verzocht de Tweede Kamer om ‘een stappenplan om te komen tot de toekenning van het recht voor representatieve

34 Broekema-Engelen, commentaar op art. 7:907 BW. 35 Art. 7:908 lid 1 BW.

36 J. ter Kuile, 2014, p. 20. 37 Staatsblad 2019, 447. 38 S. Muller, 2011, p. 252. 39 I.N. Tzankova, 2017.

(25)

17 belangenorganisaties om schade collectief te verhalen’.40 Naar aanleiding van deze motie kwam er op 7 juli 2017 een voorontwerp. De kern van dit voorontwerp was dat art. 3:305a lid 3 BW (Oud) werd aangepast. In dit artikel stond vermeld dat het niet mogelijk was om geld te vorderen in een collectieve schadevergoeding. In het voorontwerp wilde de Tweede Kamer dit verbod schrappen. Ook was het idee om de nieuwe schadevergoedingsactie in te richten als een verzoekschriftprocedure, waarbij de rechter een leidende rol speelt en de partijen naar een schikkingsovereenkomst zou moeten sturen. Wanneer de partijen niet tot een overeenkomst komen is het mogelijk voor de rechter om op eigen initiatief een regeling voor collectieve schadeafwikkeling vast te stellen. Hier zou geen hogere voorziening tegen open staan.41 Het voorontwerp werd vervolgens zeer kritisch ontvangen.42 In de internetconsultatie werd het voorontwerp zelfs ‘nauwelijks leesbaar’ genoemd door de Orde van advocaten - Commissie Burgerlijk Procesrecht.43

De jaren na het voorontwerp heeft het Ministerie voor Rechtsbescherming veel advies ontvangen van een groep juristen uit de massaschade praktijk. Op 10 november 2016 zijn deze adviezen bijgevoegd als bijlage bij het Nader Rapport Afwikkeling Massaschade in een Collectieve Actie.44 Aan de hand van dit rapport heeft het ministerie op 15 november 2016 een nieuw wetsvoorstel aangeboden aan de Tweede Kamer. Dit wetsvoorstel heeft nog een aantal kleine gelijkenissen met het voorontwerp, maar slaat op sommige vlakken ook een andere richting in. Het wetsvoorstel heeft als doel één collectieve actie procedure aan de hand van art. 3:305a BW. Alle collectieve acties moeten worden aangetekend in een centraal register. Wanneer het voorkomt dat zich voor eenzelfde massaschade gebeurtenis meerdere belangenbehartigers melden met betrekking tot het starten van een collectieve actie, dan is het aan de rechter om één van deze belangenbehartigers aan te wijzen als ‘exclusieve belangenbehartiger’. Verder worden er strengere eisen gesteld aan de ontvankelijkheidseisen voor belangenorganisaties. Deze eisen zien vooral op de governance, financiering en representativiteit. Ook kan er na het aanwijzen van een exclusieve belangenbehartiger eenmaal gebruik worden gemaakt van de opt-out regeling. Wanneer de schikkingsovereenkomst vervolgens verbindend wordt verklaard zijn alle gedupeerden, die

40 Kamerstukken II 2011/12, 33000 XIII, nr. 14.

41 Ontwerp memorie van toelichting 2014, consultatieversie, www.internetconsultatie.nl/motiedijksma

p. 50.

42 T. Bosters, 2015.

43 Adviescommissie Burgerlijk Procesrecht 2014, Wetsvoorstel Afwikkeling massaschade in een collectieve actie, www.internetconsultatie.nl/motiedijksma.

(26)

18 geen gebruik hebben gemaakt van de opt-out regeling, gebonden aan deze overeenkomst. De rechtbank Amsterdam blijft bij collectieve acties exclusief bevoegd.45

Dit wetsvoorstel werd aanzienlijk positiever ontvangen dan het voorontwerp, maar toch waren er nog verschillende kritische noten. Deze punten zagen onder andere op de concentratie van collectieve acties bij de rechtbank Amsterdam. Verder was de eenmalige optie om gebruik te maken van de opt-out regeling, direct na het aanwijzen van de exclusieve belangenbehartiger, voor velen een pijnpunt. Ten slotte was de scope rule een pijnpunt voor vele praktijkjuristen. De scope rule ziet er op dat de er een voldoende nauwe band met de Nederlandse rechtssfeer moet zijn voordat er een collectieve actie kan worden ingesteld.46 Experts verwachten dat dit een aanzuigende werking zal hebben op buitenlandse partijen. De scope rule maakt het namelijk mogelijk voor buitenlandse partijen om een collectieve actie te starten tegen schadeveroorzakers die in Nederland zijn gevestigd, terwijl dit viceversa niet altijd mogelijk is. De experts vermoeden dat dit een negatieve impact zal hebben op de Nederlandse markt.47

Aan de hand van deze kritische noten werd op 12 januari 2018 de nota van wijziging gepubliceerd. Deze nota bracht drie belangrijke aanpassingen met zich mee. Te beginnen met het schrappen van de concentratiebepaling uit art. 1018b lid 3 Rv die ervoor zorgde dat de collectieve acties enkel bij de rechtbank Amsterdam behandeld konden worden. Dit maakt het mogelijk om een collectieve actie te starten bij andere gerechten in Nederland. Echter zullen collectieve acties die betrekking hebben tot dezelfde gebeurtenis alsnog wel worden behandeld als één zaak. Wanneer er sprake is van verschillende locaties waar de zaak aanhangig is gemaakt zal de rechter deze zaken eerst moeten moeten bundelen en bij elkaar moeten brengen. Dit kan door de zaken te verwijzen aan de hand van art. 220 Rv. De Raad voor de Rechtspraak was van oordeel dat deze wijziging nodig was omdat er ook een andere soort expertise nodig kan zijn in plaats van alleen de massaschade expertise. Een voorbeeld hiervan is een scheepsramp op zee die meer thuishoort in de ‘natte kamer’ van Rechtbank Rotterdam.48

De tweede belangrijke aanpassing in de nota van wijziging was de introductie van een opt-in regeling voor buitenlandse gedupeerden. Deze aanpassing aan art. 1018f Rv zal ervoor zorgen dat buitenlandse gedupeerden niet langer onder de opt-out regeling vallen, maar onder de nieuwe opt-in regeling, tenzij de rechter anders bepaalt na een verzoek van één van de

45 Kamerstukken II 2016/17, 34608, nr. 2. 46 Kamerstukken II 2016/17, 34608, nr. 5. 47 J. Kortmann, 2018.

(27)

19 partijen uit de procedure. De opt-in regeling houdt in dat buitenlandse gedupeerden er zelf voor kunnen kiezen om zich aan te sluiten bij een Nederlandse collectieve actie. Deze regeling werd aanbevolen door de Europese Commissie in hun aanbeveling van 11 juni 2013.49 De minister stelt dat wanneer belangenorganisaties opkomen voor alle gedupeerden wereldwijd, het voor schadeveroorzakers bijzonder lastig is om de omvang van de groep gedupeerden vast te stellen. Dit kan ervoor zorgen dat er minder snel een schikking wordt gerealiseerd. Door gebruik te maken van de opt-in regeling maken buitenlandse gedupeerden duidelijk dat zij gebonden willen zijn aan de schikkingsovereenkomst en voor belangenorganisaties is het duidelijker wat de omvang is van het aantal gedupeerden die gebonden willen zijn aan de schikkingsovereenkomst.50

Tot slot, de derde belangrijke aanpassing in de nota van wijziging is de tweede uitstapmogelijkheid. De Afdeling advisering van de Raad van State, ConsumentenClaim en verschillende leden van de fracties van PvdA, CDA en D66 waren van mening dat gedupeerden die meedoen aan de collectieve actie, na de aanwijzing van de exclusieve belangenbehartiger niet altijd kunnen bepalen of zij deel uit willen maken van de procedure. Zodoende is er gekozen voor een twee opt-out moment, namelijk na de goedkeuring van de schikkingsovereenkomst tussen de partijen. Naast deze drie belangrijke aanpassingen zijn er volgens de minister nog enkele wetstechnische aanpassingen doorgevoerd in de nota van wijziging.51

Aan de hand van bovengenoemde aanpassingen beoogt de WAMCA het schikken in de collectieve actie aantrekkelijker te maken. Dit hoopt de wet te realiseren door de ontvankelijkheidseisen aan te scherpen voor belangenorganisaties, de coördinatie van de collectieve actie te bevorderen door één exclusieve belangenbehartiger aan te wijzen en meer finaliteit. De aangescherpte ontvankelijkheidseisen voor belangenorganisaties zullen in hoofdstuk 3 van dit hoofdstuk nader aan bod komen. Verder is het nu mogelijk voor gedupeerden om een schadevergoeding in geld te vorderen en een collectieve actie te starten bij een rechtbank anders dan die te Amsterdam. De scope rule is geïntroduceerd welke ervoor zorgt dat de collectieve actie een voldoende nauwe band heeft met de Nederlandse rechtssfeer. Er is sprake van een voldoende nauwe band wanneer het merendeel van de gedupeerden wonende is in Nederland, de schadeveroorzaker gevestigd is in Nederland of de gebeurtenis plaats heeft gevonden in Nederland. Ook zijn er twee opt-out mogelijkheden

49 Publicatieblad van de Europese Unie (2013/396/EU), Aanbeveling van de commissie, aanbeveling

21.

50 Kamerstukken II 2016/17, 34608, nr. 6. 51 Kamerstukken II 2016/17, 34608, nr, 6.

(28)

20 opgenomen in de nieuwe wet en een opt-in mogelijkheid voor buitenlandse gedupeerden. De WAMCA is van toepassing op collectieve acties op- en na 1 januari 2020 en het heeft betrekking op gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden op- en na 15 november 2016. De gebeurtenissen van voor die datum moeten aan de hand van de WCAM worden afgehandeld.52

2.7 Deelconclusie

Hoofdstuk 2 stond in het teken van het juridisch kader waarin een claimstichting opereert. Er is gekeken naar het begrip massaschade en de verschillende vormen daarvan: strooischade en substantiële schade. Substantiële schade leent zich beter voor een collectieve actie dan strooischade. Claimstichtingen opereren in de vorm van collectieve acties op grond van art. 3:305a BW. Zij kunnen een collectieve actie starten wanneer er sprake is van soortgelijke schade, die veroorzaakt is door dezelfde oorzaak. Gedupeerden kunnen zich vervolgens aansluiten bij belangenorganisaties om gezamenlijk hun recht te vorderen. Verder is er ingegaan op het ontstaan van de WCAM. Deze wet maakt het mogelijk voor partijen bij een collectieve actie om een schikkingsovereenkomst verbindend te laten verklaren. Het verbindend verklaren van een overeenkomst houdt in dat alle gedupeerden gebonden worden aan de schikkingsovereenkomst, tenzij zij gebruik hebben gemaakt van de opt-out regeling. Tot slot is de nieuwe wetswijziging WAMCA aan bod gekomen. Deze wetswijziging, die op 1 januari 2020 is ingetreden, brengt strengere ontvankelijkheidseisen voor belangenorganisaties met zich mee en beoogt de finaliteit van de collectieve actie te verbeteren. In hoofdstuk 3, Claimstichtingen en de Claimcode, zal er dieper worden ingegaan op de strengere ontvankelijkheidseisen voor belangenorganisaties en zullen de overgebleven theoretisch-juridische deelvragen worden beantwoord.

(29)

21

Hoofdstuk 3

Claimstichtingen en de

Claimcode

(30)

22 3.1 Inleiding

In vervolg op het vorige hoofdstuk waarin het juridisch kader van de WCAM en de WAMCA aan bod kwam, wordt er in dit hoofdstuk dieper ingegaan op de ontvankelijkheidseisen van de WAMCA. Verder zal er gekeken worden naar de belangenorganisaties en de verschillende aspecten die daarbij komen kijken. In dit hoofdstuk zullen de tweede, derde en vierde deelvraag beantwoord worden: “Welke formele eisen worden er gesteld aan het oprichten van een claimstichting?”, “Wat zijn de regels die worden gesteld aan het opereren van een claimstichting aan de hand van de Claimcode 2019?” en “Wat zijn juridisch gezien de mogelijkheden voor een eventueel verdienmodel bij de wet afwikkeling massaschade in collectieve actie (WAMCA)?”. Er zal gekeken worden naar de formele eisen voor het oprichten van een stichting, het ontstaan, de inhoud en de eisen van de Claimcode 2019 en het verdienmodel voor claimstichtingen.

3.2 Formele eisen oprichten stichting en vereniging

Het nieuwe art. 3:305a lid 1 BW luidt als volgt: “Een stichting of vereniging met volledige rechtsbevoegdheid kan een rechtsvordering instellen die strekt tot bescherming van gelijksoortige belangen van andere personen, voor zover zij deze belangen ingevolge haar statuten behartigt en deze belangen voldoende zijn gewaarborgd”.53 In de wet is bepaald dat

de mogelijkheid tot het instellen van een rechtsvordering tot bescherming van gelijksoortige belangen van andere personen enkel mogelijk is voor stichtingen of verenigingen. De stichting is wettelijk verankerd in art. 285 e.v. van boek 2 (titel 6) van het Burgerlijk Wetboek. Voor verenigingen is dit geregeld in art. 26 e.v. van boek 2 (titel 2).

Het oprichten van een stichting of vereniging geschiedt op grond van art. 2:286 BW (stichting) of art. 2:27 BW (vereniging) middels een notariële akte . In de notariële akte moeten onder andere de statuten worden opgenomen. Volgens art. 2:286 lid 4 BW moeten in de statuten van stichtingen de volgende punten worden opgenomen: ‘(i) de naam der stichting, met het woord stichting als deel van de naam, (ii) het doel der stichting, (iii) de wijze van benoeming en ontslag der bestuurders, (iv) de gemeente in Nederland waar zij haar zetel heeft en (v) de bestemming van het overschot na vereffening van de stichting in geval van ontbinding, of de wijze waarop de bestemming zal worden vastgesteld.54 Omtrent de statuten van verenigingen zijn in art. 2:27 lid 4 BW de volgende eisen opgenomen: ‘(i) de naam van de vereniging en de gemeente in Nederland waar zij haar zetel heeft; (ii) het doel van de vereniging; (iii) de verplichtingen die de leden tegenover de vereniging hebben, of de wijze waarop zodanige

53 Art. 3:305a lid 1 BW. 54 Art. 2:286 lid 4 BW.

(31)

23 verplichtingen kunnen worden opgelegd; (iv) de wijze van bijeenroeping van de algemene vergadering; (v) de wijze van benoeming en ontslag van de bestuurders; (vi) de bestemming van het batig saldo van de vereniging in geval van ontbinding, of de wijze waarop de bestemming zal worden vastgesteld’.55 Naast het opmaken van een notariële akte zijn de

bestuurders verplicht om de stichting en vereniging in te schrijven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Voor stichtingen is dit geregeld in art. 2:289 BW en voor verenigingen in art. 2:29 BW.

3.2.1 Verschil tussen stichting en vereniging

Zoals hierboven al werd beschreven is het mogelijk voor een belangenorganisatie om zowel als stichting of vereniging te opereren. In de praktijk zijn er een paar belangrijke verschillen voor deze twee rechtsvormen. Naast de bovengenoemde verschillen met betrekking tot de oprichting van beide rechtsvormen zijn er ook verschillen op het gebied van zeggenschap, aansprakelijkheid, controle en financiën. De zeggenschap van een vereniging ligt bij de leden. Deze leden vormen gezamenlijk de hoogste macht binnen een vereniging, de algemene ledenvergadering. De algemene ledenvergadering kiest de bestuursleden van de vereniging. Dit bestuur legt verantwoording af bij de algemene ledenvergadering. Bij een stichting is er geen sprake van leden, maar enkel een bestuur. Het bestuur van de stichting bepaalt het beleid, het sluiten van overeenkomsten, aankopen etc. Zij moeten enkel verantwoording afleggen wanneer zij te maken hebben met externe financiers of subsidieverstrekkers. Deze partijen verwachten dan een door een accountant gecontroleerd jaarverslag. Wanneer een stichting zich niet aan haar statuten houdt kunnen deze desnoods door de rechter of het openbaar ministerie afgedwongen worden. De financiën van beide rechtsvormen zijn ook net wat anders. Een vereniging mag haar winst niet verdelen onder de leden, maar zij mogen wel een onkostenvergoeding en presentiegeld ontvangen. Bij een stichting is het niet toegestaan om geld uit te keren aan de oprichters of bestuurders. Wel is het betalen van hun werknemers toegestaan in de vorm van persoonlijke kosten, onkostenvergoeding en presentiegeld.56

3.3 Het nieuwe art. 3:305a BW

Het Burgerlijk Wetboek stelt verschillende eisen aan stichtingen en verenigingen. Het nieuwe art. 3:305a BW borduurt voort op deze eisen en verstrekt aanvullende ontvankelijkheidseisen voor belangenorganisaties. De eisen zijn te vinden in lid 1, 2, 3 en 5 van dat artikel. Hieronder zal ik de desbetreffende leden bespreken:

55 Art. 2:27 lid 4 BW.

(32)

24 Artikel 3:305a lid 1 BW

Een stichting of vereniging met volledige rechtsbevoegdheid kan een rechtsvordering instellen die strekt tot bescherming van gelijksoortige belangen van andere personen, voor zover zij deze belangen ingevolge haar statuten behartigt en deze belangen voldoende zijn gewaarborgd.57

Uit lid 1 volgt dat het om een stichting of vereniging moet gaan met volledige rechtsbevoegdheid, het moet om massaschade gaan en de stichting of vereniging dient de belangen te behartigen in overeenstemming met haar statuten. Ook moeten de belangen van degenen die worden vertegenwoordigd voldoende gewaarborgd zijn.58 Dit komt overeen met het doel van de stichting en de vereniging beschreven in paragraaf 3.2.

Artikel 3:305a lid 2 BW

De belangen van de personen tot bescherming van wier belangen de rechtsvordering strekt, zijn voldoende gewaarborgd, wanneer de rechtspersoon als bedoeld in lid 1, voldoende representatief is, gelet op de achterban en de omvang van de vertegenwoordigde vorderingen en beschikt over:

a. een toezichthoudend orgaan, tenzij uitvoering is gegeven aan artikel 9a, lid 1, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

b. passende en doeltreffende mechanismen voor de deelname aan of vertegenwoordiging bij de besluitvorming van de personen tot bescherming van wier belangen de rechtsvordering strekt;

c. voldoende middelen om de kosten voor het instellen van een rechtsvordering te dragen, waarbij de zeggenschap over de rechtsvordering in voldoende mate bij de rechtspersoon ligt;

d. een algemeen toegankelijke internetpagina, waarop de volgende informatie beschikbaar is:

1°. de statuten van de rechtspersoon;

2°. de bestuursstructuur van de rechtspersoon;

3°. de laatst vastgestelde jaarlijkse verantwoording op hoofdlijnen van het toezichthoudend orgaan over het door haar uitgevoerde toezicht;

4°. het laatst vastgestelde bestuursverslag;

57 Artikel 3:305a lid 1 BW. 58 L. Brugmans, 2017, p. 16.

(33)

25

5°. de bezoldiging van bestuurders en de leden van het toezichthoudend orgaan;

6°. de doelstellingen en werkwijzen van de rechtspersoon; 7°. een overzicht van de stand van zaken in lopende procedures;

8°. indien een bijdrage wordt gevraagd van de personen tot bescherming van wier belangen de rechtsvordering strekt: inzicht in de berekening van deze bijdrage;

9°. een overzicht van de wijze waarop personen tot bescherming van wier belangen de rechtsvordering strekt zich kunnen aansluiten bij de rechtspersoon en de wijze waarop zij deze aansluiting kunnen beëindigen; e. voldoende ervaring en deskundigheid ten aanzien van het instellen en voeren van de rechtsvordering.59

Lid 2 stelt nadere ontvankelijkheidseisen met betrekking tot de governance van belangenorganisaties. Dit lid moet vooral dienen als filter voor de vele ad hoc ingestelde organisaties. Deze organisaties hebben veelal een commercieel doel en maken van collectieve vorderingen hun verdienmodel. Deze kritiek ziet niet op organisaties zoals de Consumentenbond, VEB etc. Dit zijn veelal stichtingen die de belangen van personen op de tweede plaats hebben staan naast hun eigen commerciële doeleinden. Lid 2 maakt het mogelijk voor rechters om de governance van belangenorganisaties te toetsen. Veel onderdelen van dit lid komen overeen met de Claimcode, welke in paragraaf 3 van dit hoofdstuk aan bod komt.60

Artikel 3:305a lid 3 BW

Een rechtspersoon als bedoeld in lid 1 is slechts ontvankelijk indien:

a. de bestuurders betrokken bij de oprichting van de rechtspersoon, en hun opvolgers, geen rechtstreeks of middellijk winstoogmerk hebben, dat via de rechtspersoon wordt gerealiseerd;

b. de rechtsvordering een voldoende nauwe band met de Nederlandse rechtssfeer heeft. Van een voldoende nauwe band met de Nederlandse rechtssfeer is sprake, wanneer:

1°. de rechtspersoon genoegzaam aannemelijk maakt dat het merendeel van de personen tot bescherming van wier belangen de rechtsvordering strekt, zijn

59 Artikel 3:305a lid 2 BW.

(34)

26

gewone verblijfplaats in Nederland heeft; of

2°. degene tegen wie de rechtsvordering zich richt, woonplaats in Nederland heeft en bijkomende omstandigheden wijzen op voldoende verbondenheid met de Nederlandse rechtssfeer; of

3°. de gebeurtenis of de gebeurtenissen waarop de rechtsvordering betrekking heeft, in Nederland heeft of hebben plaatsgevonden;

c. de rechtspersoon in de gegeven omstandigheden voldoende heeft getracht het gevorderde door het voeren van overleg met de verweerder te bereiken. Een termijn van twee weken na de ontvangst door de verweerder van een verzoek tot overleg onder vermelding van het gevorderde, is daarvoor in elk geval voldoende.61

Lid 3 bepaalt dat belangenorganisaties geen winstoogmerk mogen hebben. Ook deze bepaling komt terug in de Claimcode. Verder is lid 3 de wettelijke grondslag voor de scope rule die bepaalt dat de rechtsvordering een voldoende nauwe band moet hebben met de Nederlandse rechtssfeer.

Artikel 3:305a lid 5 BW

Een rechtspersoon als bedoeld in lid 1 stelt een bestuursverslag en een jaarrekening op overeenkomstig het bepaalde voor verenigingen en stichtingen in respectievelijk de artikelen 49 en 300 en in Titel 9 van Boek 2. Onverminderd het in titel 9 bepaalde, wordt het bestuursverslag binnen acht dagen na vaststelling op de algemene toegankelijke internetpagina van de rechtspersoon gepubliceerd.62

Lid 5 bepaalt dat de belangenorganisaties een bestuursverslag en jaarrekening moeten opstellen. Deze stukken worden bekend gemaakt op de publiekelijk toegankelijke website van de belangenorganisatie. Het doel van dit lid is om de financiën van belangenorganisaties inzichtelijk te maken voor aangeslotenen en belanghebbenden.63

3.3 de Claimcode

Het begrip ‘Claimcode’ is nu al een paar keer aan bod gekomen, maar wat houdt het precies in? De Claimcode is een zelfreguleringsinstrument voor belangenorganisaties die optreden

61 Artikel 3:305a lid 3 BW. 62 Artikel 3:305a lid 5 BW.

(35)

27 overeenkomstig art. 3:305a BW of art. 7:907 BW, de collectieve actie, waarbij het doel van deze belangenorganisaties het aangaan van een vaststellingsovereenkomst is, als ook het verbindend laten verklaren van zo’n vaststellingsovereenkomst of het instellen van andere rechtsvorderingen die als voornaamste doel hebben om de gelijksoortige belangen van een groep (rechts)-personen te beschermen. Deze doelen dienen opgenomen te zijn in de statutaire doelen van de belangenorganisatie.64 De Claimcode bestaat uit zeven principes. Deze principes zijn aanvullingen op- en uitwerkingen van de ontvankelijkheidseisen uit art. 3:305a BW. De eerste versie van dit document was de Claimcode 2011. Zeven en een half jaar later is er een nieuwe versie gepubliceerd: de Claimcode 2019. De Claimcode 2011 is verwerkt in de WAMCA wetswijziging en was de directe aanleiding voor de ontvankelijkheidseisen in art. 3:305a BW.65

In de zeven en een half jaar tussen beide versies van de Claimcode is er veel te doen geweest omtrent de Claimcode. In 2013 en 2016 is gemeten hoe de belangenorganisatie de Claimcode precies naleefden. Uit het onderzoek van 2013 kwam naar boven dat het overgrote deel van de belangenorganisaties ‘laag’ tot ‘zeer laag’ scoorden. Zowel de ad hoc opgerichte claimstichtingen als de klassieke belangenorganisaties scoorden ondermaats. In het onderzoek van 2016 werd enige verbetering geconstateerd, echter kwamen deze verbeteringen voornamelijk door verbeteringen bij de klassieke belangenorganisaties. De ad hoc opgerichte claimstichtingen hebben volgens het onderzoek meestal een commercieel doel in plaats van het doel om gelijksoortige belangen van een groep personen te beschermen. Zij faciliteren dit commerciële doel door gebruikt te maken van resultaatafhankelijke beloning. Ook maken zij gebruik van externe financiers die de procedure(s) financieren. De externe financier wordt betaald op basis van no cure no pay.66

In het wetsvoorstel voor de WAMCA erkent de minister voor Rechtsbescherming het bestaan van de Claimcode en juicht deze zelfs toe. Volgens de minister kan de Claimcode gebruikt worden om vast te stellen of de belangen van de benadeelden voldoende gewaarborgd zijn.67 Verder gaat de minister in op de juridische status van de Claimcode: ’de Claimcode heeft weliswaar geen wettelijke status, maar er is wel sprake van ‘indirecte wettelijke verankering’.68 Tot slot is er in de rechtspraak veel gebeurt omtrent de Claimcode. In hoofdstuk 4 van dit onderzoek zal ik deze jurisprudentie analyseren en de resultaten uitgebreid bespreken.

64 A.H. van Delden e.a., 2019, p. 7. 65 Kamerstukken II 2016/17, 34608, nr. 3. 66 A.H. van Delden e.a., 2019, p. 29-33. 67 Kamerstukken II 2011/12, 33126, nr. 3. 68 Kamerstukken II 2012/13, 33126, nr. 7.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

LJL'-' of, om het in thans wat ouderwetse termen te zeggen, in een kapitalisti- sche economische orde; het past niet erg bij de verhouding tussen overheid en haar

Opvallend is dat Privacy First buiten de pro- cedure wordt gehouden, niet omdat zij als belangenorgani- satie opkomt voor een belang dat niet rechtstreeks bij de individuele

Dat lijkt wel logisch: anders zou immers de schade- veroorzaker, door het sluiten van een collectieve regeling met een belangenorganisatie die tevens de belangen van

Ad 4) Aan de positie van de EB zijn hoge kosten, risico’s en strenge eisen verbonden. De vraag is daarom of zich wel genoeg partijen zullen aanmelden voor een collectieve actie.

Zoals bekend is het aantal werkne- mers bij Defensie door de overgang naar joint opereren nauwelijks toege- nomen, maar zijn er wel intensiverin- gen geweest voor personeelsgroepen

Additionally, this study took a closer look at this relationship by linking the effects of CEO power and certain audit committee characteristics, such as independence and tenure,

This graph time point is taken from when the GNPs were added to the cells….……….72 Figure 5-7: Normalised calculated cytotoxicity using xCELLigence data of the GNPs to the

Deze comparitie kan worden verzocht door een stichting of vereniging die in geval van een massavordering opkomt voor de belangen van de benadeelden en die ingevolge artikel 7:907