• No results found

Zelfbeeld

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Zelfbeeld"

Copied!
60
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1 Naam: Danny Blommestein

Onderzoeksthema meten van motoriek Academie voor Lichamelijke Opvoeding

Domein Bewegen Sport en Voeding, Hogeschool van Amsterdam Datum: 10 mei

1e gelegenheid

(2)

2 Voorwoord

De keuze om het zelfbeeld met de BMI te vergelijken was voor mij meteen duidelijk.

Ik wilde meer over dit onderwerp te weten komen, omdat ik in mijn werk een cursus aanbied om af te vallen en het zelfbeeld hierin ook meeneem. Ik heb gemerkt dat deze mentale opdrachten plus het afvallen resulteerde dat iemand beter in zijn vel gaat zitten en kilo’s afvalt. Het valt mij op tijdens het lesgeven aan de groepen die de x-fitt cursus volgen dat het zelfbeeld van een volwassen persoon vaak anders is dan het werkelijk zowel over het uiterlijk als de vaardigheid van een persoon. Nou is mijn vraag, hoe zit dat dan bij kinderen? Ik merk in het werkveld van het onderwijs dat de meningen verdeeld zijn over hoe wij naar mensen kijken met een bepaald gewicht. Het is belangrijk om de achterliggende gedachten te weten, omdat je op die manier op de behoefte van de persoon kan inspelen.

Ik geloof dat de BMI een grote invloed heeft op het zelfbeeld van een persoon. Als een persoon zich als dik bestempelt, staat dit nog los van de gezonde/normale BMI-waarde waar

gezondheidsgevolgen aan vast gekoppeld zitten. Wanneer je een negatief zelfbeeld heb kun je dingen anders ervaren dan dat ze daadwerkelijk zijn, zoals een BMI die te laag of te hoog wordt ingeschat. Helaas wordt er nog niet gekeken naar het zelfbeeld van een leerling tijdens de les. Waarom vindt deze persoon zich te dik of juist te dun?.

Dit is mijn aanleiding dat ik dit onderzoek ben begonnen, omdat ik het taboe rond verschillende gewichtscategorieën wil doorbreken. Ik geloof namelijk wanneer jij als docent een beroep doet op het zelfbeeld van een leerling en je invloed heb op de mindset, je in staat bent om iedereen in beweging te krijgen. De scriptie die voor u ligt is door mij zelf geschreven en ik heb hier met plezier aan gewerkt.

Bij deze wil ik graag mijn onderzoeksbegeleider bedanken voor de ondersteuning en snelle feedback. Hierbij wil ik ook mijn klanten bedanken die een stukje wilde schrijven hoe ze het traject hebben ervaren tijdens x-fitt. Hierdoor ben ik op het idee gekomen om deze scriptie te schrijven. Tot slot wil ik mijn ouders, vriendin en vrienden bedanken. Hun motiverende woorden en hulp hebben mij geholpen om deze scriptie tot een mooi geheel te maken.

(3)

3 Inhoudsopgave Inhoud Samenvatting ... 4 Inleiding ... 5 Zelfbeeld ... 6 Eerder onderzoek ... 8 Onderzoeksvraag ... 11 Methode ... 13 Proefpersonen ... 13 Meetinstrumenten ... 13

Procedure Algemene informatie ... 15

Dataverwerking en statistische analyse ... 16

Resultaten ... 18

Discussie ... 23

Conclusie ... 26

Aanbeveling vervolg onderzoek ... 26

Litaratuurlijst ... 29

Bijlage ... 35

Bijlage 1 ... 35

Bijlage 2 BMI Waarde ... 37

Bijlage 3: De CBSK vragenlijst ... 45

(4)

4

Samenvatting

In dit onderzoek is er gekeken naar het verschil in zelfbeeld (fysieke verschijning, sportieve vaardigen en sociale vaardigheden) tussen verschillende BMI-groepen bij kinderen op basisscholen uit Amsterdam.

In totaal zijn er 309 leerlingen met een gemiddelde leeftijd van 10,72 jaar die hebben

deelgenomen aan dit onderzoek. Bij hen is de lengte/gewicht gemeten om zo de BMI te bepalen. De leerlingen hebben de CBSK-vragenlijst ingevuld waarmee het zelfbeeld in kaart wordt gebracht. In dit onderzoek is er van de 6 subcategorieën van het zelfbeeld van de CBSK-vragenlijst naar drie sub schalen gekeken. Aan de hand van een 4-puntsschaal kon er worden bepaald hoe de leerling naar zichzelf kijkt in de 3 sub schalen. Met behulp van de Kruskal Wallis en post hoc test is getoetst of er een significant verschil is in het zelfbeeld tussen de

BMI-groepen.

Uit het onderzoek is gebleken dat er geen significant verschil is in het zelfbeeld sportieve vaardigheden (p=<0,197). Ook is er geen significant verschil tussen het zelfbeeld sociale vaardigheden ( p=<0,751). Bij het zelfbeeld fysieke verschijning (p=0,00) is wel een significant verschil gevonden tussen de BMI-groepen. Als we verder inzoomen op de groepen is er een verschil gevonden tussen obesitas – ondergewicht (p=0,020) en normaal – ondergewicht

(p=0,014). De obesitas groep scoort significant lager op de vragenlijst (16,00) dan ondergewicht (20,50). Normaal/gezond gewicht scoort significant lager (21,00) dan ondergewicht (23,00).

Op basis van deze resultaten kan er geconcludeerd worden dat de BMI niet van invloed is op het sportieve en het sociale zelfbeeld. Dit is bij de fysiekverschijning bij de groepen obesitas en normaal gewicht wel van toepassing. Deze resultaten worden in twijfel genomen, doordat de groepsgrootte per BMI-categorie niet gelijk is. Toch blijft het belangrijk als docent om nader onderzoek te doen om inzicht te hebben of de gewichtsstatus invloed heeft op het zelfbeeld.

(5)

5

Inleiding

In de uitzending van VetGelukkig?! vertelt Patty Brard dat ze zich een positiever mens voelt na het verlies van 31 kilo. Zij is een ervaringsdeskundige en zij vertelt in het programma hoe haar zelfbeeld is veranderd na haar gewichtsverlies. In het programma probeert zij er achter te komen of dik zijn een relatie heeft met gelukkig zijn, hoe een persoon is en hoe een persoon over zichzelf denkt. In het programma wordt afgevraagd waarom mensen een oordeel hebben over dikke mensen. Tijdens de uitzending komen een aantal naakte vrouwen in beeld met overgewicht die vertellen welke oordelen ze allemaal krijgen over hun gewicht, zoals: dikke mensen zijn dom, dikke mensen hebben geen wilskracht, dikke mensen zijn lui, dikke mensen zijn minder succesvol, dikke mensen zijn minder sociaal en dikke mensen zijn niet sportief.

Historisch gezien is zwaarlijvigheid niet altijd een probleem geweest. Vroeger werd het namelijk als teken van welvaart en welzijn beschouwd. Toen er hongersnood heerste zagen mensen het obesitas lichaam als schoonheidsideaal. Echter ziet men tegenwoordig dat er door technologie een zittend leven ontstaan is, waardoor de mens gemiddeld dikker geworden is. Aan de andere kant beïnvloedt het slankheidideaal het zelfbeeld, omdat tegenwoordig het slankheidideaal de gewenste norm wordt gezien; mensen die slanker zijn, zijn mooier, hebben meer vrienden en zijn beter in sport.

In Nederland kampt circa 55% van de mannen en 45% van de vrouwen tussen de 20 en de 70 jaar met overgewicht. Een op de tien mannen en vrouwen heeft zelfs obesitas. Onder jongere kinderen hebben 16% van de jongens en 20% van de meisjes overgewicht (CBS, 2018). Er zijn meerdere manieren om overgewicht te definiëren. De eenvoudigste manier om te bepalen of iemand overgewicht heeft, is de Body Mass Index (BMI). BMI wordt berekend aan de hand van de verhouding tussen het gewicht en de lengte van een persoon (Bakker, 2018). Een

normaal/gezonde waarde zit tussen de 18,5 – 25 en ondergewicht < 18,5. De waarde van overgewicht is verdeeld in overgewicht >25 en obesitas >30 en ernstig overgewicht > 35

(Daansen, 2003). De bovengenoemde cijfers tonen aan dat overgewicht een groeiend probleem is in Nederland en men vreest dat deze percentages verder zullen stijgen (Leemrijse & Jabaaij, 2006). De gevolgen geassocieerd met het hebben van een hoog BMI zijn hoog cholesterol, een groter risico op hart- en vaatziekten, ouderdomssuikerziekte (DM2) en depressie (Janssen &

(6)

6 LeBlanc, 2010). Door het feit dat kinderen over het algemeen minder bewegen, is hun

lichamelijke activiteit te laag ten opzichte van de energie-inname uit de voeding, waardoor overgewicht kan ontstaan. Wanneer de kinderen dikker worden, zullen ze minder gaan bewegen (De Vries et al., 2005). Naast de gevolgen op de gezondheid, heeft overgewicht ook sociaal gezien consequenties. Tegenwoordig neigt het schoonheidsideaal naar een slank postuur waardoor mensen met overgewicht door verschillende factoren een lager zelfbeeld hebben (Brand, 2015).

Zelfbeeld

Uit onderzoek blijkt dat kinderen met overgewicht een lager zelfbeeld over de fysieke verschijning hebben in vergelijking tot kinderen zonder overgewicht (Bakker, 2018). Het zelfbeeld dat een individu van zichzelf heeft is een afgerond beeld van de eigen ik (Van der Meulen, 1993). Dit zelfbeeld wordt gesplitst in het globale zelfbeeld dat wordt gedefinieerd als een algemeen gevoel van eigenwaarde/tevredenheid. Een hoog globaal zelfbeeld wordt

gedefinieerd als positieve stemmingen, het aangaan en onderhouden van sociale relaties en een betere uitstraling (de Jong, 2018). Het globaal zelfbeeld wordt beïnvloed door sportieve

activiteiten die het gevoel van eigenwaarde creëren van een individu. Kinderen die meer fysiek actief zijn rapporteren een hoger globaal zelfbeeld en normale BMI dan kinderen die minder sportief zijn (de Jong, 2018; Rademaker, 2015) Daarnaast blijkt er een negatieve samenhang tussen globaal zelfbeeld en BMI. Uit onderzoek blijkt dat mensen met hoge BMI een lager globaal zelfbeeld hebben dan mensen met een normale BMI (Bakker, 2018). Zelfbeeld kan verder onderverdeeld worden in verschillende vaardigheden zoals schoolvaardigheden, sociale acceptatie, sportieve vaardigheden, fysieke verschijning, gedragshouding en gevoel van

eigenwaarde (Van den Bergh, 1999). Uit het zelfbeeld zijn 3 aspecten beschreven die mogelijk een relatie hebben met de BMI: de fysieke verschijning, sociale vaardigheden en de sportieve vaardigheden.

Fysieke verschijning

Het zelfbeeld van de fysieke verschijning is te omschrijven als de manier waarop iemand zijn uiterlijk beoordeelt (Bakker, 2018). Kinderen met overgewicht worden vaker gepest door andere kinderen vanwege hun omvang, dit leidt tot het hebben van minder zelfvertrouwen. Dit pesten

(7)

7 resulteert in een laag zelfbeeld over hun fysieke verschijning, waardoor kinderen onzeker

worden over hoe ze er uit zien en niet willen deelnemen aan sportactiviteiten (Janssen, Craig, Boyce, & Pickett, 2004). Het pesten van de lichaamsomvang creëert een laag zelfvertrouwen en tevens een negatief zelfbeeld over de fysieke verschijning (Janssen, Craig, Boyce, & Pickett, 2004).

Daarnaast speelt de media een belangrijke rol op het zelfbeeld van mensen als het gaat om hun fysieke verschijning. De media bestendigt bepaalde idealen op gebied van kleding, schoonheid en levensstijlen die niet altijd even realistisch of gezond zijn (Blaak, 2015). Het ideaal van de media met betrekking tot schoonheid is namelijk het dunheidsideaal. Veel vrouwen willen aan dit ideaalbeeld conformeren om minder onzeker over zichzelf te zijn (Woertman & van den Brink, 2009). Vanaf een jonge leeftijd ontwikkelen meisjes een lager globaal zelfbeeld dan jongens, door het feit dat ze een lager zelfbeeld hebben van hun eigen lichaam (Bakker, 2018). Dit ideaalbeeld van dun zijn, heeft invloed op hun fysiek verschijning (Bange, 1986). De fysieke verschijning zal vanaf zes jaar belangrijk worden, omdat kinderen bewust zijn van het eigen perspectief (Van der Meulen, 1993). Al met al, zorgt de media ervoor dat mensen, zelfs al vanaf een jonge leeftijd, hun eigen fysieke verschijning kritisch bekijken.

Sociale vaardigheden

Zelfbeeld-sociale vaardigheden wordt omschreven als het gevoel van uit de perceptie van een persoon te kunnen communiceren met anderen, vertrouwen te hebben in anderen, te kunnen luisteren en anderen te kunnen begrijpen en het ervaren van sociale acceptatie en vriendschappen (Pijl, 2005; Van Kerckhove, 2013). Het ontwikkelen van sociale competenties is belangrijk om het sociale zelfbeeld te verbeteren, omdat het de ontwikkeling bevordert van relaties met leeftijd genoten die een belangrijk aspect zijn voor het schools en psychologisch functioneren (Bakker, 2018). Kinderen met een verhoogde BMI zijn vaker geïsoleerd en zijn afhankelijk van

goedkeuring van anderen. Dit kan een negatief effect hebben, omdat men zichzelf vergelijkt met anderen en deze vergelijking valt dan tegen (van Hoeck, 2009). Sport kan een invloed hebben op de zelfbeeld-sociale vaardigheden, sport draagt namelijk op verschillende vlakken bij aan het opbouwen van het sociale zelfbeeld van kinderen: ze hebben het gevoel ergens bij te horen, kunnen sociale vaardigheden opbouwen, ontwikkelen hun motorische vaardigheden en creëren

(8)

8 zelfvertrouwen. Sporten is dus een tool, die kinderen in de gelegenheid brengt om sociale

competenties op te doen en vriendschappen te ontwikkelen en hebben een belangrijk effect op de gezondheid (Bakker, 2018; Van Kerckhove, 2013).

Sportief zelfbeeld

Het sportieve zelfbeeld van kinderen wordt gedefinieerd als het beeld dat iemand heeft over zijn sportieve vaardigheden en eigenwaarde op het gebied van sport (Bakker, 2018; Velden, 2017) Kinderen met een hoog sportief zelfbeeld zijn fysiek actiever dan kinderen met een laag sportief zelfbeeld (Velden, 2017). Het sportieve zelfbeeld van kinderen zal bevorderd worden wanneer er een samenhang is tussen motorisch functioneren en de mate van fysieke activiteit. Motorisch functioneren is de grove en fijne motoriek die in een beweegsituatie wordt verbeterd, waardoor je motorisch vaardiger wordt (Sonneveld & Hofsink, 2017). Wanneer kinderen motorisch vaardiger worden in de sport die ze beoefenen zal het sportieve zelfbeeld en het deelnemen aan sportactiviteiten worden bevorderd. Als kinderen meer gaan sporten omdat ze zich motorisch vaardiger voelen, zal hun BMI ook dalen. Naarmate kinderen ouder worden, zal hun motoriek beter worden waardoor het sportieve zelfbeeld stijgt (Boonstra & Hermens, 2011). Vergeleken met niet sportende kinderen hebben sportende kinderen een lagere BMI-waarde en voelen zich gezonder (Boonstra & Hermens, 2011). Volgens (Rademaker, 2015) kan het meedoen aan sport het BMI met 2,1% verlagen.

Eerder onderzoek

In de vorige alinea’s werden drie relevante aspecten van het zelfbeeld besproken: fysieke verschijning, sociale vaardigheden en het sportieve zelfbeeld. Uit eerder onderzoek blijkt dat er een negatieve samenhang bestaat tussen globaal zelfbeeld en de BMI. Het zelfbeeld van kinderen hangt samen met overgewicht en gezondheidsfactoren (Bakker, 2018). BMI kan daarom niet los worden gezien van de gezondheid en het zelfbeeld (Daansen, 2003). Zo vindt van de middelbare scholieren 15,9% zich te dun, terwijl op basis van BMI er 5,7% maar spraken is van

ondergewicht. Bij dezelfde groep vindt 36% zich te dik, terwijl op basis van BMI er 9,1 % sprake is van overgewicht (Ter Bogt, Van Dorsselaer, & Vollebergh, 2003). In beide gevallen schatten de jongeren zich te hoog in terwijl in werkelijkheid dit niet zo is. BMI en zelfbeeld

(9)

9 hebben een samenhang maar staan niet 1 tot 1 met elkaar (Jacobs, 2011). Daarom is het

belangrijk om inzicht te hebben of de BMI van een persoon invloed heeft op het zelfbeeld

Het conceptuele model van Stodden et al. (2008) stelt dat een minder groot bewegingsrepertoire van motorische vaardigheden kan leiden tot minder succesvol zijn in sport en het stoppen met fysieke activiteiten, met als mogelijk gevolg overgewicht (Stodden et al., 2008). In de vroege leeftijd jonger dan 7 jaar zijn kinderen volgens het conceptuele model nog niet bewust over het eigen zelfbeeld, waardoor het belangrijk is om daar al een basis neer te leggen van de

fundamentele motorische vaardigheden (FMS). FMS zijn samengesteld uit locomotorische vaardigheden en object controle vaardigheden. Locomotorische vaardigheden bestaan uit

bewegen van het lichaam door de ruimte en omvatten vaardigheden zoals hardlopen, galopperen, hoppen, glijden en springen. Object vaardigheden bestaan uit vaardigheden zoals gooien,

vangen, stuiteren, schoppen, slaan en rollen. Deze vaardigheden vormen de basis voor toekomstige beweging en lichaamsbeweging. Het ontwikkelingsmodel brengt de motoriek, fysieke activiteit en motorische zelfbeeld samen. Het ontwikkelingsmodel laat zien dat de beweging niet alleen afhankelijk is van de motoriek. Maar ook van de werkelijke motorische zelfbeeld. Wanneer kinderen ouderen worden kunnen zij hun vaardigheden beter inschatten. Als kinderen niet vaardiger worden in bewegen, creëren kinderen een lager zelfbeeld en haken eerder af om te bewegen. Dit geeft een risico op overgewicht, wat weer zorgt voor verlaagde deelname aan sport en het minder vaardig worden in bewegen. Zo ontstaat er dus een vicieuze cirkel. In dit model wordt dus een relatie gesuggereerd tussen overgewicht en zelfbeeld. Maar ook in fysieke activiteit, motoriek en zelfbeeld. (Stodden et al., 2008).

Relevantie voor de praktijk

Er is nog veel onduidelijk over de relatie tussen zelfbeeld en BMI. Maar die relatie is wel

belangrijk voor een docent in het bewegingsonderwijs. Want als deze informatie er wel is, kan de docent een belangrijke rol spelen bij het bevorderen van bewegen (Biddle, Sallis, & Cavill, 1998). Uit een recente review blijkt dat op scholen waar bewegen gestimuleerd wordt dat er een positieve relatie is met een goede lichamelijke fitheid van de kinderen (Kelly, Phillips, Revels, & Ujamaa, 2010). Als de dagelijkse lichamelijke activiteit naar beneden gaat, gaat de fitheid ook naar beneden en wordt de BMI verhoogd. Fitheid is namelijk niet los te koppelen van de BMI

(10)

10 (van der Slot et al., 2006). Als een kind geen goed sportief zelfbeeld heeft, kunnen kinderen bepaalde dingen niet willen doen in de les terwijl ze dit fysiek wel kunnen. Een docent in het bewegingsonderwijs kan succes belevingen creëren om het sportieve zelfbeeld te verbeteren, door een beroep te doen op het niveau van de leerling. Door situaties te creëren in de les die een beroep doen op het krijgen van zelfvertrouwen, wordt angst weg gehaald en krijgen ze

vertrouwen in hun eigen lichaam. Scholen kunnen de fysieke en sociale omgeving zo inrichten, zodat kinderen worden uitgenodigd om lichamelijk actief te zijn en gestimuleerd worden op gezonde voeding (Bronfenbrenner, 1977; Pikora, Giles-Corti, Bull, Jamrozik, & Donovan, 2003).

Door inzicht te hebben op het zelfbeeld van het kind worden vooroordelen zoals “kinderen met een bepaalde BMI zijn te dik om een shuttle run test te rennen”, “dikke kinderen kunnen geen handstand maken”, “dunne kinderen hebben weinig kracht”, “kinderen met onder- of

overgewicht zien er slecht uit” worden voorkomen, omdat er op maat wordt gewerkt. Deze vooroordelen zorgen namelijk voor een negatief zelfbeeld wat resulteert in minder bewegen en dus ook direct invloed heeft op de BMI van een kind en fysieke en sociale zelfbeeld. De docent kan van positieve invloed zijn door zich te informeren over het BMI van zijn/haar leerlingen en de mogelijkheden om passend onderwijs aan te bieden. Mocht het zelfbeeld in relatie staan tot het BMI, kan de docent hier rekening mee houden.

Er is al eerder onderzoek gedaan naar het globale zelfbeeld en BMI (Bakker, 2018). Echter, heeft men het op het globale zelfbeeld en fysieke verschijning gehouden. Daarnaast is het theoretisch model alleen gericht op het zelfbeeld over de sportieve vaardigheden, zonder verder onderzoek gedaan te hebben naar hoe het zelfbeeld zich verhoudt tot fysieke verschijning, sociale

vaardigheden en het sportieve zelfbeeld in relatie met de BMI. Een dergelijke toegespitste focus op deze aspecten van zelfbeeld zou een beter begrip voor de relatie tussen zelfbeeld en de BMI. Door zelfbeeld in drie hoofdaspecten te splitsen, kan men onderzoeken hoe de verschillende delen van zelfbeeld door verschillende factoren beïnvloed worden.

(11)

11 Onderzoeksvraag

De onderzoeksvraag is inventariserend:

"Is er een verschil in zelfbeeld (fysieke verschijning, sociale vaardigheden en sportieve vaardigheden) tussen kinderen met ondergewicht, gezond gewicht en overgewicht?" Bij deze onderzoeksvraag worden 3 hypothesen gesteld:

Fysieke verschijning

1) Kinderen met een hoog of laag BMI (overgewicht of ondergewicht) hebben een minder goed zelfbeeld dan kinderen met een normaal/gezond gewicht.

Het hebben van een bepaald zelfbeeld is een direct gevolg van het westerse slankheidsideaal waar mensen zich aan willen conformeren. De verwachting is dat kinderen met ondergewicht een lager zelfbeeld op de fysieke verschijning zullen hebben, aangezien ze eerder gepest zullen worden omdat ze afwijken van een normaalgewicht dan leeftijdsgenoten met normaalgewicht. Ook kinderen met overgewicht en obesitas zullen een lager zelfbeeld over hun fysieke

verschijning hebben omdat ze eerder gepest worden door verandering van het uiterlijk en de lichaamsomvang (van de Kamp, 2015).

Sociale zelfbeeld

1) Kinderen met een gezonde BMI-waarde hebben gemiddeld een hoger zelfbeeld over hun sociale vaardigheden dan kinderen met een te hoge BMI of een te lage BMI.

Als kinderen niet een sportieve deelname leveren, zullen kinderen niet een beroep doen op het opbouwen van een sociaal zelfbeeld. Sociale vaardigheden creëren namelijk het gevoel van ergens bij horen en het ontwikkelen van zelfvertrouwen (Boonstra & Hermens, 2011). Angst speelt namelijk een cruciale rol in het contact leggen bij mensen bij een verhoogde BMI (Warschburger, 2005).

(12)

12

Sportief zelfbeeld

2) Kinderen met een hoog BMI hebben een laag sportief zelfbeeld.

Mensen die sporten zullen een hoger lichaamstevredenheid ervaren dan mensen die niet sporten (Albers, 2017). Kinderen die minder vaak lichamelijk actief zijn, hebben minder goede

motorische vaardigheden en omgekeerd bewegen kinderen met minder goede motorische vaardigheden minder vaak, omdat ze zich daar minder prettig bij voelen (Kriemler et al., 2011). Inactiviteit is een groot risicofactor voor het krijgen van overgewicht (Parikh & Stratton, 2011). De gevolgen van obesitas zijn niet alleen lichamelijk van aard, maar kunnen ook psychologisch zijn. Zo is er een associatie aangetoond tussen obesitas en een slecht sportief zelfbeeld, omdat kinderen vanwege hun omvang bang zijn om te sporten (Warschburger, 2005).

(13)

13

Methode

Het huidige onderzoek is onderdeel van MAMBO, MAMBO staat voor Meten Amsterdamse Motoriek Basisonderwijs. Met het MAMBO-project brengt het lectoraat

Bewegingswetenschappen de motorische vaardigheid en BMI van Amsterdamse kinderen in kaart.

Proefpersonen

Er deden aan dit onderzoek in totaal 309 deelnemers mee, waarvan 137 meisjes (55,66%) en 137 jongens (44,34%) met een gemiddelde leeftijd van 10,72 jaar (sd=1,3) . De deelnemers zitten op verschillende basisscholen. De scholen bevinden zich allemaal in Amsterdam. De kinderen zijn voor deze test benaderd via een brief die naar elke ouder is verstuurd. (Zie bijlage 1). In deze brief werd toestemming gevraagd aan de ouders om hun kind jaarlijks te laten testen voor een onderzoek doormiddel van een handtekening. Deze brief was van informatie voorzien over de metingen die met de kinderen werden gedaan. Wanneer de ouders geen toestemming gaven om hun kind te testen werden deze uitgesloten van het onderzoek.

Meetinstrumenten

Zelfbeeld

De vragenlijst bestond uit 36 vragen waarin gegevens werden verzameld hoe een kind over zichzelf denkt en hoe hij/zij zijn eigen vaardigheid ervaart. Om het zelfbeeld over de fysieke verschijning en het sociale en sportieve zelfbeeld van de kinderen te meten, is er gebruik gemaakt van de Competentiebelevingsschaal voor Kinderen (Veerman, 1989).

De subschalen bestaan uit schoolvaardigheden, sociale acceptatie, sportieve vaardigheden, fysieke verschijning, gedragshouding en gevoel van eigenwaarde. Voor dit onderzoek zijn de ‘fysieke verschijning’, sportieve vaardigheden’ en ‘sociale vaardigheden’ gebruikt. Elke subschaal bevat 4 vragen. De minimale score voor de competentiebelevingsschaal per categorie is 4 punten, de maximale score is 24 punten.

De itemstam bestaat telkens uit twee uitspraken, die tegengesteld zijn. Links staat een uitspraak en rechts staat een uitspraak waarvan het kind kiest wat het meest bij hem of haar past (bijlage 3). Vervolgens staan er twee antwoordalternatieven “een beetje ” en “helemaal waar”. Kinderen

(14)

14 kunnen dus kiezen uit vier antwoordalternatieven waarvan maar 1 wordt aangekruist. Een

voorbeeld van een vraag op de schaal ‘fysieke verschijning’ is: ‘Dit jongetje is tevreden over hoe hij er uit ziet, maar dit jongetje is niet tevreden over hoe hij er uit ziet. Op welk jongetje lijk jij?” Een voorbeeld van een vraag op de schaal ‘sociale vaardigheden’ is: ‘ Dit jongetje heeft veel vriendjes om mee te spelen, maar dit jongetje heeft niet veel vriendjes om mee te spelen’. Welk jongetje ben jij? Een voorbeeld van een vraag op de schaal ‘sportieve vaardigheden’ is: ‘ Dit jongetje is niet zo goed in zelf schommelen, maar dit jongetje is best wel goed in zelf

schommelen. Welk jongetje ben jij? Als het kind dan had gekozen kon hij vervolgens kiezen uit “een beetje ” of “helemaal waar”.

De totale score van de subschalen zijn gebruikt in de analyses. De CBSK is een valide en betrouwbaar instrument voor kinderen van acht tot en met 12 jaar oud (Bakker, 2018). De betrouwbaarheid van de CBSK is beoordeeld door alpha

coëfficiënten voor de interne consistentie per subschaal te berekenen en stabiliteitscoëfficiënten voor de test-hertest betrouwbaarheid (Kempen, Brilman, Heyink, & Ormel, 1995) Tevens is de CBSK door COTAN beoordeeld en de betrouwbaarheid en begripsvaliditeit is voldoende (Veerman, Straathof, Treffers, van den Bergh, & ten Brink, 1997).

Overgewicht

Binnen onderzoeken wordt overgewicht vaak berekend door middel van BMI. De BMI van een persoon kan bepaald worden door het gewicht in kilogram te delen door de lengte in meters in het kwadraat (Ligthart & Boomsma, 2008). Hiervoor werden de kinderen aan het begin van het onderzoek gemeten en gewogen doormiddel van een seca weegschaal en seca lengtemeter (tegen een muur). De groepen 5, 6 , 7 en 8 werden door middel van hun BMI (bijlage 2) gecategoriseerd en werd er bepaald of kinderen wel of geen overgewicht hadden (Jans, van den Heuvel,

Hildebrandt, & Bongers, 2007; Talma, Schonbeck, Bakker, Hirasing, & Buuren, 2010).

Protocol

Alle bovenstaande testen zijn zo betrouwbaar mogelijk afgenomen. Het team van MAMBO heeft een dag georganiseerd waar de testafnemers werden geïnformeerd over de testen en hoe ze beoordeeld moesten worden. Samen met het team van MAMBO is het protocol nogmaals doorgenomen, zodat de testresultaten niet worden beïnvloed door de testafnemer. De testen zijn

(15)

15 volgens het protocol afgenomen en er is een omgeving gecreëerd waarin een kind zich veilig voelt en daardoor optimaal heeft gepresteerd. Ook is er een instructievorm gegeven die positief en vrij van waarden en normen is.

Procedure

Algemene informatie

Voor het meten van de motoriek is de 4-Vaardighedenscan gebruikt (Straetmans, Sanders, & Partnerschap, 2001; van Gelder jr & Stroes, 2002). De 4 – Vaardighedenscan is een instrument waarmee de motorische ontwikkeling in wordt onderzocht. Uit de 4 - vaardighedenscan zijn de testen ‘stilstaan, sportparticipatie, stuiten, springen-kracht en springen-coördinatie’ gebruikt en een vragenlijst beantwoord. Voor dit onderzoek is uit de 4 – vaardighedenscan alleen

sportparticipatie gebruikt en de vragenlijst. De test sportparticipatie is zonder schoenzool afgenomen . De leerlingen werden in groepen en in vakken verdeeld. Vervolgens zijn de

leerlingen bij sportparticipatie individueel 1 op 1 getest. De andere leerlingen mochten spelletjes spelen in een speelvorm die niet intensief waren. De vragenlijst is te vinden in bijlage 3.

Sportparticipatie

In de test van sportparticipatie werden vragen gesteld met betrekking op sport en ondertussen werd je lengte plus gewicht gemeten. Dit werd gemeten in een stille ruimte zoals een berghok, zodat kinderen eerlijk antwoord konden geven op de vragen en niet werden afgeleid. De

kinderen werden op een weegschaal geplaatst waarbij het kind niet de muur of andere dingen in zijn omgeving mocht aanraken. De lengte werd als volgt gemeten: Ga hier op het wit/grijze vlak staan, zorg dat je met je rug tegen de paal aan staat en plaats je voeten tegen elkaar, zet je hakken tegen de achterkant tot ze niet meer verder kunnen en kijk recht naar voren. Vervolgens werd er een balkje op het hoofd geplaats waarbij je aan de zijkant de lengte kon aflezen.

CBSK vragenlijst

De afname van de CBSK en de zelfontwikkelde vragenlijst werd 1 op 4 getest in een rustige omgeving. Door deze CBSK vragenlijst krijgen we gegevens waarmee we kunnen zien wat voor beeld een kind heeft over zichzelf en wat voor beeld hij/zij heeft over zijn eigen vaardigheden. Eerst werden de kinderen op hun gemak gesteld en werd er verteld wat de bedoeling was. Daarna

(16)

16 werden er 2 voorbeeldvragen één voor één hardop voorgelezen door de test-afnemer. Continu werd gecheckt of de stellingen werd begrepen door het kind. Wanneer de kinderen het hadden begrepen mochten ze de vragenlijst invullen. Als er onduidelijkheden waren bij het

beantwoorden van de vragen, werd de vraag uitgelegd of voorgelezen. Na het invullen werd de lijst gecheckt door de test-afnemer op het invullen van dubbele antwoorden en het onvolledig invullen van de lijst. Als dit het geval was werd er 1 antwoord gekozen op de vraag bij dubbele antwoorden en de onvolledige vragen werden dan nog ingevuld. Daarna werd er opnieuw gekeken of de vragenlijst goed was ingevuld.

Dataverwerking en statistische analyse

Bepalen van de BMI (gewicht/lengte)

De BMI van het kind werd berekend op basis van de gegevens die zijn verworven tijdens de sportparticipatie. Deze data werden volgens vast protocol voor geslacht en leeftijd met de formule: BMI = gewicht in kilo's delen door je lengte in meters in het kwadraat (Yilmaz, Renders, Nicolaou, & Vrijkotte, 2016). Uit de berekening van lengte en gewicht is de BMI ontstaan (Veldhuijzen, Küpers, & Corpeleijn, 2013). Uit de bovenstaande berekening komt er een BMI waarde uit die vervolgens in een bepaalde categorie (ondergewicht, gezond gewicht en overgewicht) valt. BMI kan worden gezien als meetinstrument die betrouwbaar en valide is (Rademaker, 2015).

Zelfbeeld

De CBSK werd eerst op papier afgenomen. Vervolgens via Excel is de data geëxporteerd naar SPSS. De vragen lijst bestond uit 6 categorieën die elk uit 6 vragen bestaan, waarvan in dit onderzoek 3 subschalen zijn gebruikt. Via SPSS is per subschaal de score berekend. De scores op de vragen worden opgeteld om tot een totale score per schaal te komen en kunnen variëren van minimum 6 en maximum 24.

BMI is een onafhankelijk variabele en zelfbeeld is een afhankelijke variabele. Vervolgens is door middel van de Kruskal Wallis getoetst of er verschillen zijn in de drie verschillende zelfbeeld constructen tussen kinderen met ondergewicht, normaal gewicht, overgewicht en kinderen met obesitas. Na de Kruskal Wallis wordt via de post hoc test (e.g ANOVA) achter haalt tussen

(17)

17 welke groepen specifiek eventuele verschillen bestaan.Voor alle analyses werd een

significantieniveau van p<0,05 aangehouden. Bij een p<0,05 werd de nulhypothese verworpen en de onderzoekshypothese aangenomen.

Voor alle analyses is SPSS 22.0 gebruikt. Voordat de analyses werden uitgevoerd werd de data op uitschieters en normaliteit (via een descriptieve analyse met o.a. een boxplot en een

histogram) gecheckt. De test die is gebruikt om het verschil aan te geven op de onderzoeksvraag in SPSS 22.0 is de Kruskall Wallis, hiermee kan worden vastgesteld of er een verschil (ordinale gegevens) is tussen de BMI-groepen op de drie sub-schalen van de CBSK-test: de ‘fysieke verschijning’, sportieve vaardigheden’ en ‘sociale vaardigheden’. Hieruit kwam dat per zelfbeeld (fysieke verschijning, sociale vaardigheden en sportieve vaardigheden) er een aantal uitschieters zijn. Deze zijn wel meegenomen want de dat is normaal verdeeld.

(18)

18

Resultaten

Alle relevante SPSS outputs zijn in bijlage 4 toegevoegd op volgorde van de resultatensectie. Er deden aan dit onderzoek in totaal 309 deelnemers mee, waarvan 137 meisjes (55,66%) en 137 jongens (44,34%) met een gemiddelde leeftijd van 10,72 jaar (sd=1,3)

Tabel 1: gemiddelde leeftijd totaal

Geslacht N Mean Std. Deviation

Totaal 309 11,54 1,31

Van het totaal aantal deelnames (n=309) heeft 95,5 % (n=171) ondergewicht met 8 missende waarden, normaal 94,4 % (n=102) met 6 respectievelijke missende waarden, overgewicht 100 % (n=18) en bij obesitas 100 % (n=4) met 0 missende waarden. De missings waren voor elk

zelfbeeld hetzelfde (zie tabel 2).

Tabel 2: In de tabel is aangegeven hoeveel er is gescoord op de mediaan en de range tussen de verschillende zelfbeelden per BMI-categorie en de gemiddelde BMI-waarde van elke

gewichtscategorie. BMI

categorie

N= Missing= Zelfbeeld Sportieve vaardigheden Zelfbeeld Fysieke verschijning Zelfbeeld Sociale vaardigheden Gemidde lde BMI waarde Mediaan Interkwartie le range Mediaan Interkwartie le range Mediaan Interkwartie le range Onderge wicht 171 8 19,00 5,00 23,00 4,00 20,00 5,00 16,16 Normaal/ gezond gewicht 102 6 19,00 5,00 21,00 6,00 20,00 7,00 20,26 Overgew icht 18 0 17,00 7,50 20,50 8,00 19,50 7,50 26,45 Obesitas 4 0 15,50 10,25 16,00 7,75 18,00 5,50 31,92

(19)

19 Bij N zijn het aantal proefpersonen weergegeven die de vragen volledig hebben ingevuld over het sportieve, sociale en fysieke verschijning (zie tabel 3). Van de 309 proefpersonen zijn er in totaal 295 proefpersonen meegenomen in dit onderzoek die alle vragen hebben ingevuld. Zoals in tabel 2 is te zien zijn de missings niet meegenomen in dit onderzoek.

Tabel 3: resultaten van proefpersonen die meegenomen zijn in het onderzoek

Zelfbeeld N Mean Std. Deviation

Zelfbeeld sportieve vaardigheden 301 18,68 3,53 Zelfbeeld sociale vaardigheden 302 19,31 3,94 Zelfbeeld fysieke verschijning 300 20,76 3,63 Missing values (ontbrekende gegevens) 295

Missing values (ontbrekende gegevens) zijn gegevens of datapunten van een variabele die ontbreken. Dit is veroorzaakt doordat een proefpersoon vergeten is een bepaalde vraag in te vullen op de vragenlijst.

Op basis van de vragenlijst is het zelfbeeld weergeven in aantal punten in een histogram. In figuur 1.1 t/m 1.3 is deze grafiek verdeeld onder BMI-categorieën: ondergewicht,

normaal/gezond gewicht, overgewicht en obesitas voor de verschillende zelfbeelden.. Er waren in totaal 24 punten te scoren op de vragenlijst

(20)

20 In figuur 1.1 is te zien dat ondergewicht in totaal 23,00 punten heeft gescoord. Normaal/gezond gewicht scoort op de vragenlijst 21,00 punten. Overgewicht scoort 20,50 en obesitas scoort 16,00 punten in totaal op de vragenlijst.

Figuur 1.2: Sociale vaardigheden

In figuur 1.2 is te zien dat ondergewicht in totaal 20,00 punten heeft gescoord. Normaal/gezond gewicht scoort ook op de vragenlijst 20,00 punten. Overgewicht scoort 19,50 en obesitas scoort 18 punten in totaal op de vragenlijst.

(21)

21 In figuur 1.2 is te zien dat ondergewicht in totaal 19,00 punten heeft gescoord. Normaal/gezond gewicht scoort ook op de vragenlijst 19,00 punten. Overgewicht scoort 17,50 en obesitas scoort 15,50 punten in totaal op de vragenlijst.

Via de kruskal wallis test is er per groep gekeken of het verschil significant is of niet. Voor het zelfbeeld sportieve vaardigheden (p=0,197) en het sociale zelfbeeld (p=0,751) is er geen significant verschil gevonden tussen de verschillende BMI-categorieën (zie Tabel 5). Meerdere vergelijkingen worden niet uitgevoerd omdat de algehele test geen significante verschillen tussen de BMI-categorieën laat zien.

Tabel 5: Verschil in zelfbeeld tussen zelfbeeld sportieve vaardigheden, sociale vaardigheden en de fysieke verschijning

(22)

22 Zelfbeeld sportieve vaardigheden Indepent-Steekproef

Kruskal-Wallis Test

0,197

Zelfbeeld sociale vaardigheden Indepent-Steekproef Kruskal-Wallis Test

0,751

Zelfbeeld fysieke verschijning Indepent-Steekproef Kruskal-Wallis Test

0,000

Geanalyseerd m.b.v. een Kruskal wallis. * p ≤ 0.05

In het zelfbeeld fysieke verschijning is wel een significant verschil gevonden (p=0,000).

Via de post hoc test is er gekeken hoe de onderlinge verschillen zijn tussen de BMI-categorieën.

Tussen obesitas – ondergewicht is een significant verschil gevonden (p=0,020) en tussen de groepen normaal – ondergewicht is er een significant verschil gevonden voor (p=0,014). In figuur 1.1 is te zien dat obesitas significant lager scoort op de vragenlijst (16,00) dan

ondergewicht (20,50) van de 24 punten. Normaal/gezond gewicht scoort significant lager (21,00) dan ondergewicht (23,00) op de vragenlijst.

Tabel 6: Verschil in BMI categorieën van het zelfbeeld fysieke verschijning.

Groepen 1 – groepen 2 Adj.Sig.

Obesitas- overgewicht 0,677 Obesitas- normaal 0,180 Obesitas- ondergewicht 0,020 Overgewicht- normaal 1,000 Overgewicht- ondergewicht 0,086 Normaal- ondergewicht 0,014

(23)

23 Discussie

Het doel van dit onderzoek was om het verschil te bepalen in de verschillende zelfbeelden (fysieke verschijning, sociale vaardigheden en sportieve vaardigheden) tussen kinderen met ondergewicht, gezond gewicht en overgewicht van basisschool kinderen uit Amsterdam.

De hypothese bij het zelfbeeld fysieke verschijning was dat kinderen met een hoog of laag BMI (overgewicht of ondergewicht) een minder goed zelfbeeld hebben dan kinderen met een

normaal/gezond gewicht. Bij het zelfbeeld fysieke verschijning is er een significant verschil gevonden tussen de groepen obesitas-ondergewicht (p=0,020), waarbij obesitas (18,00) scoort en ondergewicht (20,00) scoort op de mediaan. Ook was er een verschil tussen groepen normaal-ondergewicht (p=0,014), waarbij normaal (20,00) het zelfde scoort als normaal-ondergewicht ( 20,00) op de mediaan. Zoals verwacht zou kinderen met obesitas een lager zelfbeeld over hun fysieke verschijning hebben omdat ze eerder gepest worden door verandering van het uiterlijk en de lichaamsomvang (van de Kamp, 2015). Dit komt ook overeen met eerder onderzoek dat de BMI invloed heeft op de gewichtsperceptie van jongere en een te hoge BMI een negatieve invloed heeft op het zelfbeeld van de jongeren (Jacobs, 2011). Het verschil tussen normaal en

ondergewicht is niet zoals verwacht, want er werd verwacht dat de proefpersonen met een normaal BMI een hoger zelfbeeld zouden hebben en zichzelf beter konden inschatten. Uit eerder onderzoek van (Ter Bogt, Van Dorsselaer, & Vollebergh, 2003) blijkt dat middelbaar scholieren hun lichaamsbeeld verkeerd inschatten. Middelbaar scholieren schatten zich te dik of te dun in dan dat hun daadwerkelijk gewicht en lichaamsomvang is. Uit eerdere studies is gebleken dat het hebben van een bepaald zelfbeeld een direct gevolg is van het westerse slankheidsideaal waar mensen zich aan willen conformeren, ondanks dat kinderen een normale BMI hebben

(Woertman & van den Brink, 2009). Daarom wil de normale groep zich conformeren aan het slankheidsideaal.

De hypothese was bij het sociale zelfbeeld dat kinderen met een normaal/gezonde BMI-waarde een gemiddeld een hoger zelfbeeld over hun sociale vaardigheden zouden scoren dan kinderen met een te hoge BMI of een te lage BMI. Er was geen significant verschil gevonden tussen zelfbeeld over de sociale vaardigheden en de BMI. Dit is niet in lijn met de verwachting dat kinderen met een verhoogde BMI angst hebben om contact te leggen met anderen

(24)

24 (Warschburger, 2005). Mogelijk spelen andere rollen een belangrijke invloed bij het creëren van een sociaal zelfbeeld en de BMI, zoals het worden uitgesloten in een groep, de invloed van ouders en de eigen perceptie. In het onderzoek van Kerckhove is aangetoond dat wanneer ratten alleen geïsoleerd worden in een hok dat er na een lange tijd gezondheidsproblemen ontstaan en een verhoging van de BMI. Het hebben van een vriendschap heeft namelijk een belangrijk effect op de gezondheid van de mens en het zelfbeeld. Kinderen met obesitas worden namelijk eerder uitgesloten en gepest. Ouders kunnen kinderen in sociale situaties brengen, waardoor de kinderen in aanraking komen met andere kinderen, waardoor hun interesses worden verkend (Van

Kerckhove, 2013). Door kinderen te laten reflecteren tijdens een

vriendschap op het eigen functioneren en kunnen, krijgen kinderen inzicht in hun eigen

interesses (Ten Dam & Volman, 2000). Kunnen kinderen met deze interesses iemand zoeken die de zelfde interesses heeft, waardoor er gelijke interesses zijn bij het ontstaan van een vriendschap en BMI buiten beschouwing wordt gehouden (Ghesquière, 2017).

De hypothese van het sportieve zelfbeeld was dat kinderen met een hoog BMI een laag sportief zelfbeeld zouden hebben. Bij deze hypothese is geen significant verschil gevonden tussen zelfbeeld over de sportieve vaardigheden en de BMI. Deze uitslag is tegenstrijdig met de literatuur waarin wordt beschreven dat het sportief zelfbeeld groter is wanneer je vaardiger bent in sporten en het sporten de BMI verlaagt met 2,1% (Rademaker, 2015; Velden, 2017). Het verschil kan hem zitten in ongeacht welke BMI-waarde je heb dat mensen die sporten een hoger lichaamstevredenheid ervaren dan mensen die niet sporten (Albers, 2017). Eerder onderzoek toonde aan wanneer je ouder bent dan 7 jaar jezelf beter kan inschatten op de motorische vaardigheden, waardoor het sportieve zelfbeeld beter kan worden ingeschat (Stodden et al., 2008). De kinderen hebben namelijk nog een basisschoolleeftijd, waarbij de deelname aan sport van het kind wordt beïnvloed door de betrokkenheid van de ouders. De ouders bepalen namelijk mee aan de stimulatie om fysiek actief te zijn, door kinderen op een sportclub te zetten. Hierdoor kan er een intrinsiek motivatie ontstaan om aan fysieke activiteiten mee te doen en wat het sportieve zelfbeeld bevorderd (Boonstra & Hermens, 2011; Velden, 2017).

(25)

25 Bij het interpreteren van de resultaten dient rekening gehouden te worden met een beperking. Het is belangrijk om nader onderzoek te doen naar deze verschillen, omdat de proefpersonen in de categorie overgewicht N=18 en obesitas N=4 is. Dit is een redelijk kleine marche in

vergelijking met de groep normaal/gezond gewicht N=102 en N=171 ondergewicht. De groepen zijn niet gelijk aan elkaar, de statistische analyse over de betrokken verdeling geeft hierdoor een veronderstelling omtrent het resultaat tussen de verschillende groepen. Omdat de ene categorie groep groter is dan de ander. Hierdoor is de kans groot dat er daarom geen significantie is gevonden. Voor volgend onderzoek is het belangrijk dat er even veel proefpersonen in elke BMI categorie groep zit. Op basis van de resultaten kan er worden geconcludeerd dat er een verschil is gevonden in het zelfbeeld fysieke verschijning in de groepen obesitas en ondergewicht en tussen normaal en ondergewicht. Dit wordt in twijfel gebracht, omdat de groepen niet gelijk aan elkaar waren. Waarbij de groepsgrootte een grote invloed heeft op het de validiteit van het resultaat. De validiteit van dit onderzoek is daarom minder betrouwbaar.

Een zwak punt van dit onderzoek is dat de CBSK-vragenlijst 1 op 4 getest werd. De vragenlijst wordt betrouwbaarder wanneer de proefpersonen 1 op 1 worden getest, zodat missings worden voorkomen van vragen die niet worden ingevuld.

Een sterk punt van dit onderzoek is dat de meetprocedure en de meetinstrumenten van tevoren uitgebreid zijn doorgenomen. Echter kunnen de resultaten van de metingen afwijken, omdat er meerdere meters waren. Hierdoor kunnen de metingen anders geïnterpreteerd zijn. Verder is de data verzameld op verschillende scholen in Amsterdam, waardoor de steekproef meer

(26)

26 Conclusie

Op basis van de discussie en resultaten kan er worden geconcludeerd dat er geen verschil is gevonden in het zelfbeeld fysieke verschijning, omdat de BMI-categorie groepen Obesitas (n=4)-ondergewicht (n=171) en normaal(n=102) – (n=4)-ondergewicht (n=171) te ver uit elkaar liggen in de groepsgrootte. Hierdoor worden de resultaten in twijfel gebracht om een conclusie te doen wat op validiteit gebaseerd is. Tussen de ander groepen is er geen verschil ontdekt. Het sportieve zelfbeeld (p=0,197) wat niet significant is en het zelfbeeld sociale vaardigheden (p=0,751) wat ook niet significant is. Dit betekent dat de BMI niet van invloed is op het zelfbeeld sportieve vaardigheden en zelfbeeld sociale vaardigheden.

Aanbeveling vervolg onderzoek

Voor een vervolgonderzoek is het belangrijk dat er gelijke proefpersonen zijn in de BMI categorie (ondergewicht, normaal/gezond gewicht, overgewicht en obesitas). Met een gelijke aantal mensen per BMI-categorie zou de betrouwbaarheid van de resultaten meer gewaarborgd kunnen worden.

Een andere aanbeveling voor een vervolgonderzoek is om een grotere groep proefpersonen te testen waardoor de betrouwbaarheid meer gegarandeerd wordt. Door deze aanbevelingen zou het wel kunnen zijn dat er een significant verschil ontstaand tussen de BMI-categorieën en de

verschillende zelfbeelden.

Aanbeveling voor de beroepspraktijk

Ondanks dat er bij de resultaten alleen een significant verschil is gevonden bij het zelfbeeld fysieke verschijning en niet bij de andere zelfbeelden sportieve vaardigen en sociale

vaardigheden blijft het belangrijk om nader onderzoek te doen om inzicht te hebben of de gewichtsstatus van een persoon invloed heeft op het persoonlijk functioneren van een persoon. Uit bestaande literatuur is er gebleken dat er toch verschillen zijn in de BMI-categorieën over het zelfbeeld. Van der Meulen omschrijft persoonlijk functioneren als competentiebeleving. De term wordt gezien als constatering van de eigen competentie, ik weet wat ik kan (Van der Meulen, 1993). De aanbeveling voor de beroepspraktijk is om toch alert te blijven om het

(27)

27 zelfbeeld te verbeteren door het nemen van de volgende stappen. De zelfdeterminatietheorie stelt dat iedereen drie psychologische basisbehoeftes nodig heeft, namelijk de behoefte zich

autonoom, competent en verbonden met anderen te voelen. Wanneer er op deze basisbehoeftes worden ingespeeld zullen de zelfbeelden fysieke verschijning, sportieve vaardigen en sociale vaardigheden worden verhoogd. Scholen kunnen een belangrijke rol spelen bij het bevorderen van het zelfbeeld, omdat alle kinderen daar elke dag bereikt kunnen worden (Biddle, Sallis, & Cavill, 1998). Scholen kunnen het zelfbeeld veranderen om de omgeving zo in te richten, zodat kinderen worden uitgenodigd om lichamelijk actief te zijn en vrienden te maken.

(Bronfenbrenner, 1977; Pikora, Giles-Corti, Bull, Jamrozik, & Donovan, 2003). Uit resultaten van de vragenlijst blijkt dat kinderen met obesitas het slechtste scoort op de 3 zelfbeelden.

Aanbeveling sportieve zelfbeeld

Tijdens de les LO kan er meer rekening gehouden worden met kinderen die obesitas hebben. Het is belangrijk dat de docent rekening houdt met de groeifase en de BMI van een kind. De docent kan bij een leerling een lichaamsbesef creëren van wat hij kan, waardoor zijn lichaamsbeeld beter wordt. Dit kan door verschillende differentiatie mogelijkheden. Hierdoor worden de spieren en gewrichten minder belast en wordt er op maat gewerkt. Een paar voorbeelden hiervan zijn: diepspringen van verschillende hoogtes, waardoor er minder druk op de gewrichten van het lichaam komt; klimmen op een wandrek dat schuin naar de wand staat in plaats van recht

omhoog en rust momenten in de les bouwen, waardoor het lichaam even kan uitrusten. Hierdoor kunnen kinderen met obesitas beter meedoen met de rest van de kinderen, waardoor er met meer plezier wordt bewogen.

Aanbeveling sociale zelfbeeld

Het werken in heterogene BMI-groepen zorgt ervoor dat leerlingen elkaar meer gaan helpen en aanmoedigen en zich sociaal kunnen ontplooien. Hierdoor komen kinderen in contact met elkaar. Het is belangrijk dat elk kind zich veilig voelt om contact te hebben en een identiteit ervaart. Wanneer een kind een eigen identiteit ervaart krijgen kinderen meer zelfvertrouwen over de eigen ik. Deze leerlingen met obesitas kunnen dan een hoger sociaal zelfbeeld creëren, omdat ze gezien worden door anderen kinderen. Het groepsgevoel wordt versterkt, omdat kinderen elkaar

(28)

28 helpen.

Aanbeveling fysieke verschijning

Uit resultaten blijkt dat obesitas significant lager scoort op de vragenlijst (16,00) dan

ondergewicht (20,50) van de 24 punten. Normaal/gezond gewicht scoort significant lager (21,00) dan ondergewicht (23,00) op de vragenlijst. Door deze informatie kan een docent passende zorg aanbieden aan kinderen met obesitas om zo het zelfbeeld fysieke verschijning te verbeteren, zoals bijv. sportkleding uitlenen die op maat van de BMI is van de leerling, zodat een leerling niet zwemt in een kledingstuk of waarvan de lichaamsomvang duidelijk is te zien . De rol van het lichaam speelt namelijk tijdens de puberteit een steeds belangrijkere rol. Door complimentjes te geven over de lichaamsbouw worden leerlingen blij, omdat hier aandacht aan wordt besteed. Wanneer jongeren in de puberteit komen worden ze gevoeliger voor complimenten over hun lichaamsbouw (van den Hout, 2009).

(29)

29

Litaratuurlijst

References

Albers, A. E. M. (2017). Waarom sporten en diëten niet altijd goed voor je zijn. Een onderzoek

naar de relatie tussen sporten, diëten en lichaamstevredenheid (Master's thesis,

Universiteit Utrecht). Geraadpleegd van https://dspace.library.uu.nl/handle/1874/362533 Bakker, L. C. J. (2018). Samenhang globaal zelfbeeld, zelfbeeld over de fysieke verschijning en

BMI (Master's thesis, Universiteit Utrecht). Geraadpleegd van

https://dspace.library.uu.nl/handle/1874/367948

Biddle, S., Sallis, J., & Cavill, N. (1998). Young and active: Physical activity guidelines for

young people in the UK. London, United Kingdom: Health Education Authority.

Boonstra, N., & Hermens, N. (2011). De maatschappelijke waarde van sport. Een

Literatuurreview Naar De Inverdieneffecten Van Sport. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut.

Brand, J. V. D. (2015). Het problematische lichaam. Obesitas: de stigmatheorie en het werk van

Willem Schinkel (Master's thesis, Universiteit voor Humanistiek). Geraadpleegd van

https://repository.uvh.nl/handle/11439/441

Bronfenbrenner, U. (1977). Toward an experimental ecology of human development. American

(30)

30 De Jong, H. F. (2018). Samenhang tussen fysieke activiteit, globaal zelfbeeld en zelfbeeld over

fysieke verschijning bij kinderen in het basisonderwijs. (Master's thesis, Universiteit

Utrecht). Geraadpleegd van https://dspace.library.uu.nl/handle/1874/369177

Deci, E., & Ryan, R. M. (1985). Intrinsic motivation and self-determination in human behavior New York, Unites States of America: Springer Science & Business Media.

Van den Ghesquière, L. (2009). ‘SOORT ZOEKT SOORT’? (Master's thesis, Universiteit Gent). Geraadpleegd van

https://lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/481/781/RUG01-002481781_2018_0001_AC.pdf

Hornstra, L., Weijers, D., van der Veen, I., & Peetsma, T. (Eds.). (2016). Motiverend lesgeven:

Handleiding voor docenten. Amsterdam, Nederland: Universiteit Utrecht.

Jacobs, B. (2011). Hoe ervaren jongeren hun overgewicht of obesitas? (Master's thesis, Universiteit Gent).

Jans, M., van den Heuvel, S., Hildebrandt, V., & Bongers, P. (2007). Overgewicht, obesitas en verzuim in de nederlandse werkende bevolking. Tsg, 85(5), 268-273.

Kelly, I. R., Phillips, M. A., Revels, M., & Ujamaa, D. (2010). Contribution of the school environment to physical fitness in children and youth. Journal of Physical Activity &

Health, 7(3), 333.

Kempen, G., Brilman, E., Heyink, J., & Ormel, J. (1995). MOS short-form general health survey

(31)

31 Kriemler, S., Meyer, U., Martin, E., van Sluijs, E. M., Andersen, L. B., & Martin, B. W. (2011).

Effect of school-based interventions on physical activity and fitness in children and

adolescents: A review of reviews and systematic update. British Journal of Sports Medicine,

45(11), 923-930.

Ligthart, L., & Boomsma, D. (2008). Migraine: Hoofdpijnonderzoek bij tweelingen.

Tweelingonderzoek-Wat Meerlingen Vertellen Over De Mens, 207-216.

Parikh, T., & Stratton, G. (2011). Influence of intensity of physical activity on adiposity and cardiorespiratory fitness in 5–18 year olds. Sports Medicine, 41(6), 477-488.

Pijl, S. (2005). Interventies gericht op sociale integratie: Training van sociale vaardigheden

voor leerlingen met beperkingen in het reguliere onderwijs [interventions which aim at social integration: Social skills training for pupils with disabilities in mainstream education]. Groningen, Nederland: Interventies in De Orthopedagogiek.

Pikora, T., Giles-Corti, B., Bull, F., Jamrozik, K., & Donovan, R. (2003). Developing a

framework for assessment of the environmental determinants of walking and cycling. Social

Science & Medicine, 56(8), 1693-1703.

Rademaker, N. (2015). Hangt sport samen met het gevoel van eigenwaarde en depressie in

India? Is er een mediërende rol weggelegd voor BMI? (Master's thesis, Universiteit

(32)

32 Sonneveld, K., & Hofsing, E. (2017). De samenhang tussen motorisch functioneren, fysieke

activiteit en zelfbeeld van de sociale acceptatie bij kinderen. (Master's thesis, Universiteit

Utrecht). Geraadpleegd van https://dspace.library.uu.nl/handle/1874/360619

Stodden, D. F., Goodway, J. D., Langendorfer, S. J., Roberton, M. A., Rudisill, M. E., Garcia, C., & Garcia, L. E. (2008). A developmental perspective on the role of motor skill

competence in physical activity: An emergent relationship. Quest, 60(2), 290-306.

Straetmans, G. J., Sanders, P. F., & Partnerschap, L. P. E. (2001). Beoordelen van competenties

van docenten. Utrecht, Nederland: Landelijk Programmamanagement EPS.

Talma, H., Schonbeck, Y., Bakker, B., Hirasing, R., & Buuren, S. v. (2010). Groeidiagrammen

2010: Handeleiding bij het meten en wegen van kinderen en het invullen van groeidiagrammen. Leiden, Nederland: TNO

Ten Dam, G., & Volman, M. (2000). Sociale competentie: Reddingsvest en levenskunst.

Pedagogiek, 20(2), 112-127.

Ter Bogt, T., Van Dorsselaer, S., & Vollebergh, W. (2003). Psychische gezondheid, risicogedrag

en welbevinden van Nederlandse scholieren. Utrecht, Nederland: Trimbos-instituut.

Van de Kamp, H. P. (2015). Worden Nederlandse jongeren vaker gepest als ze een afwijkend

gewicht hebben? De invloed van sekse, leeftijd en onderwijsniveau. (Master's thesis,

Universiteit Utrecht). Geraadpleegd van https://dspace.library.uu.nl/handle/1874/324024

Van den Bergh, B. (1999). Jongens versus meisjes: Zelf-en leerkrachtbeoordeling op de CBSK en CBSL. Kind En Adolescent, 20(2), 61.

(33)

33 Van den Hout, B. E. R. M. (2009). Jongeren: Behouden of laten (ver) lopen? Een onderzoek

naar het behoud van jongeren voor de tennissport (Master's thesis, Universiteit Utrecht).

Van der Meulen, M. (1993). Zelfbeeld en psychisch functioneren. Kind En Adolescent, 14(3), 94.

van der Slot, W., Roebroeck, M., Landkroon, A., Terburg, M., van den Berg-Emons, H., & Stam, H. (2006). Dagelijkse lichamelijke activiteit en participatie bij volwassenen met een

hemiparetische cerebrale parese. Inhoudsopgave 2006, 129, 2-52.

van Gelder jr, W., & Stroes, H. (2002). Leerlingenvolgsysteem spelen en bewegen, over observeren, registreren en extra zorg. Elsevier, Maarssen

van Hoeck, K. (2009). Het klinisch onderzoek bij eet‐of gewichtsproblemen. (Master's thesis,Vlaamse Wetenschappelijke Vereniging voor Jeugdgezondheidszorg).

Van Kerckhove, A. (2013). De invloed van sociale relaties op voedingskeuzes. (Master's thesis, Universiteit Gent).

Vansteenkiste, M., Sierens, E., Soenens, B., & Lens, W. (2007). Willen, moeten en structuur in de klas: Over het stimuleren van een optimaal leerproces. Begeleid Zelfstandig Leren, 16(2), 37-58.

Veerman, J. W., Straathof, M. A. E., Treffers, A. W., van den Bergh, B. R. H., & ten Brink, L. T.(1997). Handleiding. De Competentiebelevingsschaal voor Kinderen, CBSK. Lisse, Nederland: Swets & Zeitlinger.

(34)

34 Veerman, J. (1989). De competentiebelevingsschaal voor kinderen (CBSK). Een experimentele

handleiding. Duivendrecht, Paedologisch Instituut, 1989a.Episcript, (9)

Van der Velden, M. (2017). De Invloed Van Motorisch Functioneren En Sportief Zelfbeeld Op

De Deelname Aan Fysieke Activiteit Van Basisschoolkinderen (Master's thesis,

Universiteit Utrecht). Geraadpleegd van https://dspace.library.uu.nl/handle/1874/354198

Verbeeck, K. (2010). Op eigen vleugels: autonomie voor kinderen in het basisonderwijs ’s-Hertogenbosch, Nederland: KPC Groep.

Warschburger, P. (2005). The unhappy obese child. International Journal of Obesity, 29(S2), S127.

Woertman, L., & van den Brink, F. (2009). Welke spiegel vormt mijn lichaamsbeeld. Tijdschrift

Voor Seksuologie, 33, 141-147.

Yilmaz, N., Renders, C., Nicolaou, M., & Vrijkotte, T. (2016). De invloed van de

voedingspraktijken van ouders op de BMI van het kind: Resultaten van een multicultureel cohort. JGZ Tijdschrift Voor Jeugdgezondheidszorg, 48(6), 120-125.

(35)

35

Bijlage

Bijlage 1

Amsterdam, 24-11-2017

Geachte ouders en verzorgers,

De Slootermeerschool gaat in samenwerking met de Hogeschool van Amsterdam onderzoek doen naar de bewegingsontwikkeling van haar leerlingen.

Studenten en onderzoekers van de HvA zullen juf Mariëtte en juf Joy (vakleerkrachten

bewegingsonderwijs) tijdens de gymles helpen met het afnemen van verschillende beweegtesten. Verder zullen lengte en gewicht van uw kind gemeten worden (met sportkleding aan)

Bovendien zullen er 2 vragenlijstjes afgenomen worden over

1. Beweeggedrag (bijvoorbeeld wandelen/fietsen naar school, sporten). Deze korte vragenlijst wordt voor

de groepen 3 t/m 5 naar de ouders verstuurd.

2. Zelfbeeld: vragen over hoe kinderen hun eigen vaardigheden inschatten

Voor meer informatie en filmpjes over dit project kijk op: hva.nl/mambo (motoriek) en https://youtu.be/pkEZn9ENDbM (fitheidsmetingen).

De resultaten van deze testen kunnen worden gebruikt om de gymlessen aan te laten sluiten op het niveau van de kinderen.

De HvA gebruikt alleen anonieme gegevens.

Met alle gegevens wordt zeer zorgvuldig omgegaan. Alleen de gymdocent en enkele medewerkers van de Hogeschool van Amsterdam kunnen de scores inzien. Ook u kunt de gegevens van uw kind inzien als u dat wilt en daarover vragen stellen aan de juf.

De eerste beweegtesten zullen plaatsvinden op 6 en 7 december tijdens de reguliere gymles. Alle kinderen doen mee met de test, bij bezwaar worden de scores niet genoteerd.

Graag zouden wij willen weten of u toestemming geeft dat uw kind jaarlijks deelneemt aan de testen, afgenomen door de studenten en onderzoekers van de HvA. We zouden u daarom willen verzoeken het formulier in te vullen en met handtekening in te leveren bij de groepsleerkracht.

Wanneer u besluit geen toestemming te geven, zou u dan i.p.v. een handtekening willen noteren: “geen

toestemming”, dan weten we waar we aan toe zijn. Met vriendelijke groet,

Ilse Kat (i.t.kat@hva.nl)

Anne den Uil (a.r.den.uil@hva.nl) &

(36)

36

Toestemmingsverklaring tot deelname aan de beweegtesten

(altijd invullen, óók bij geen toestemming)

Voornaam kind: ____________________________________ Klas: _____________

Achternaam kind: ___________________________________

Mag uw kind vanaf nu jaarlijks meedoen?

Ja / Nee

(omcirkel wat van toepassing is)

Het onderzoek wordt uitgevoerd door studenten en onderzoekers van de Hogeschool van Amsterdam, die hiertoe een speciale training hebben gekregen. Dit project wordt onder verantwoordelijkheid van dr. M. Janssen uitgevoerd.

Ik heb kennisgenomen van het doel van dit onderzoek. Ook ben ik ervan op de hoogte dat:

• deelname vrijwillig is. Ik verplicht mij tot niets en kan ook op het laatste moment nog besluiten dat mijn kind hieraan niet deelneemt, zonder enige consequentie voor mij of mijn kind.

• de resultaten en gegevens van het onderzoek alleen anoniem en vertrouwelijk bewaard en bewerkt worden.

• ik het recht heb te weten wat de resultaten zijn van het onderzoek bij mijn kind en wat ermee gebeurt.

Daartoe onderteken ik deze verklaring.

Naam ouder/verzorger:

_______________________________________________________________ Handtekening ouder/verzorger:

________________________________________________________________

(37)

37

Bijlage 2 BMI Waarde

Klas

sportp_gewicht

sportp_lengte

BMI

Gr 5 26,9 130,6 15,77 Gr 5 35,1 139,5 18,04 Gr 7 29,4 135,0 16,13 Gr 5 24,0 129,6 14,29 Gr 6 45,5 152,4 19,59 Gr 7 42,7 148,2 19,44 Gr 6 45,3 139,4 23,31 Gr 6 30,2 132,9 17,10 Gr 5 29,4 132,0 16,87 Gr 6 44,1 143,9 21,30 Gr 6 26,0 127,8 15,92 Gr 5 40,0 152,7 17,15 Gr 7 40,6 150,5 17,92 Gr 8 44,6 150,5 19,69 Gr 6 58,5 151,5 25,49 Gr 7 48,4 154,8 20,20 Gr 6 30,2 140,2 15,36 Gr 6 27,0 137,5 14,28 Gr 6 39,3 144,9 18,72 Gr 8 56,2 156,0 23,09 Gr 7 50,4 156,5 20,58 Gr 5 27,0 129,3 16,15 Gr 7 46,9 146,0 22,00 Gr 6 61,7 143,3 30,05 Gr 7 54,7 147,7 25,07 Gr 7 44,3 152,0 19,17 Gr 6 42,5 138,4 22,19 Gr 6 36,3 139,2 18,73 Gr 5 27,2 134,1 15,13 Gr 7 37,7 146,4 17,59 Gr 5 27,1 134,9 14,89 Gr 5 35,3 128,5 21,38 Gr 7 57,1 157,9 22,90 Gr 6 31,9 140,3 16,21 Gr 8 38,4 155,3 15,92 Gr 7 49,2 151,0 21,58 Gr 8 60,7 154,2 25,53 Gr 5 37,4 137,0 19,93 Gr 8 42,2 162,0 16,08

(38)

38 Gr 5 32,2 134,4 17,83 Gr 8 36,8 146,0 17,26 Gr 5 30,6 130,6 17,94 Gr 8 47,4 155,4 19,63 Gr 6 28,6 135,9 15,49 Gr 7 31,7 144,0 15,29 Gr 7 42,9 153,7 18,16 Gr 5 28,2 130,0 16,69 Gr 5 26,4 132,3 15,08 Gr 6 29,2 131,9 16,78 Gr 8 45,7 154,3 19,19 Gr 7 46,9 147,0 21,70 Gr 6 33,0 144,0 15,91 Gr 6 42,4 145,0 20,17 Gr 6 30,0 139,6 15,39 Gr 7 45,8 162,5 17,34 Gr 5 30,4 137,4 16,10 Gr 8 36,2 149,4 16,22 Gr 6 31,9 132,4 18,20 Gr 5 23,8 132,5 13,56 Gr 7 38,6 141,5 19,28 Gr 7 44,1 146,7 20,49 Gr 8 44,0 152,1 19,02 Gr 5 28,4 137,6 15,00 Gr 7 26,8 134,3 14,86 Gr 5 38,2 135,1 20,93 Gr 8 42,9 152,3 18,50 Gr 5 28,3 125,4 18,00 Gr 6 28,3 136,3 15,23 Gr 7 54,3 143,4 26,41 Gr 6 47,2 141,4 23,61 Gr 5 31,5 139,4 16,21 Gr 7 53,5 148,7 24,20 Gr 8 42,0 151,3 18,35 Gr 6 31,6 134,4 17,49 Gr 7 29,0 139,4 14,92 Gr 8 31,2 143,2 15,21 Gr 5 25,0 128,6 15,12 Gr 7 44,8 155,8 18,46 Gr 8 61,5 158,4 24,51 Gr 5 26,4 135,1 14,46 Gr 8 51,2 159,1 20,23 Gr 6 23,1 128,9 13,90

(39)

39 Gr 5 33,5 139,0 17,34 Gr 5 31,0 123,0 20,49 Gr 6 30,5 138,5 15,90 Gr 6 34,4 132,5 19,59 Gr 6 30,6 136,9 16,33 Gr 7 41,0 154,0 17,29 Gr 6 36,0 143,0 17,60 Gr 8 66,4 160,9 25,65 Gr 5 32,0 143,5 15,54 Gr 7 38,7 150,6 17,06 Gr 8 43,9 158,1 17,56 Gr 5 29,7 137,1 15,80 Gr 6 73,0 151,6 31,76 Gr 7 41,7 144,8 19,89 Gr 5 34,1 139,0 17,65 Gr 5 32,7 141,0 16,45 Gr 5 24,9 123,0 16,46 Gr 6 27,3 127,0 16,93 Gr 8 60,2 163,2 22,60 Gr 8 61,5 172,0 20,79 Gr 6 28,8 137,4 15,26 Gr 5 25,4 127,4 15,65 Gr 5 37,9 132,6 21,56 Gr 6 25,1 130,5 14,74 Gr 8 35,6 142,4 17,56 Gr 5 22,8 126,0 14,36 Gr 5 37,2 151,5 16,21 Gr 5 32,4 136,8 17,31 Gr 8 47,9 158,8 18,99 Gr 5 26,9 131,1 15,65 Gr 8 26,4 140,0 13,47 Gr 8 45,6 169,0 15,97 Gr 8 35,2 151,1 15,42 Gr 7 32,3 146,3 15,09 Gr 6 36,9 133,0 20,86 Gr 6 28,9 141,2 14,50 Gr 6 41,4 137,9 21,77 Gr 8 42,1 160,2 16,40 Gr 5 35,3 141,8 17,56 Gr 6 27,5 134,0 15,32 Gr 8 42,4 158,5 16,88 Gr 5 24,8 130,7 14,52 Gr 8 52,2 168,8 18,32

(40)

40 Gr 6 25,5 131,2 14,81 Gr 5 34,5 139,6 17,70 Gr 5 34,0 134,0 18,94 Gr 8 47,3 142,9 23,16 Gr 7 93,3 162,3 35,42 Gr 7 33,4 138,2 17,49 Gr 8 53,6 156,4 21,91 Gr 7 39,3 140,4 19,94 Gr 5 23,1 124,6 14,88 Gr 8 42,4 158,1 16,96 Gr 7 44,7 152,5 19,22 Gr 6 39,2 146,4 18,29 Gr 7 33,7 135,6 18,33 Gr 7 30,8 152,2 13,30 Gr 6 29,5 131,8 16,98 Gr 8 39,7 146,0 18,62 Gr 8 35,6 148,5 16,14 Gr 6 29,8 140,0 15,20 Gr 6 26,7 130,0 15,80 Gr 7 33,5 148,0 15,29 Gr 7 39,3 146,4 18,34 Gr 6 33,3 138,4 17,38 Gr 6 35,6 147,4 16,39 Gr 7 25,7 132,2 14,71 Gr 7 55,2 150,5 24,37 Gr 7 34,3 149,0 15,45 Gr 8 31,6 145,6 14,91 Gr 6 30,0 134,0 16,71 Gr 6 44,6 143,0 21,81 Gr 5 24,5 127,7 15,02 Gr 8 29,7 142,0 14,73 Gr 5 36,8 139,3 18,96 Gr 7 54,0 154,1 22,74 Gr 8 51,9 154,1 21,86 Gr 5 36,3 134,8 19,98 Gr 8 40,2 155,0 16,73 Gr 5 29,2 136,0 15,79 Gr 5 25,8 136,4 13,87 Gr 5 37,1 144,0 17,89 Gr 7 47,1 160,6 18,26 Gr 6 33,3 144,1 16,04 Gr 8 51,2 157,5 20,64 Gr 6 30,7 140,0 15,66

(41)

41 Gr 6 33,5 130,8 19,58 Gr 6 29,0 131,6 16,75 Gr 7 31,5 139,6 16,16 Gr 8 53,8 157,3 21,74 Gr 8 43,7 152,1 18,89 Gr 8 54,2 153,9 22,88 Gr 5 36,2 138,0 19,01 Gr 7 53,5 155,0 22,27 Gr 5 25,8 126,0 16,25 Gr 5 24,9 133,9 13,89 Gr 6 59,0 155,9 24,29 Gr 8 34,6 145,0 16,46 Gr 6 37,7 132,0 21,64 Gr 5 29,6 132,2 16,94 Gr 8 43,6 156,6 17,78 Gr 8 50,9 157,5 20,52 Gr 5 30,3 134,7 16,70 Gr 5 30,8 131,0 17,95 Gr 7 64,2 154,5 26,90 Gr 7 33,9 129,6 20,18 Gr 7 31,7 146,9 14,69 Gr 8 32,9 141,1 16,53 Gr 5 39,6 142,2 19,58 Gr 7 58,2 151,2 25,46 Gr 5 28,6 125,0 18,30 Gr 6 49,3 156,0 20,26 Gr 5 20,8 125,2 13,27 Gr 8 35,2 146,6 16,38 Gr 6 44,4 142,4 21,90 Gr 6 33,7 137,1 17,93 Gr 5 39,6 141,7 19,72 Gr 6 43,7 148,2 19,90 Gr 7 51,4 149,2 23,09 Gr 5 22,8 131,5 13,19 Gr 5 34,4 139,3 17,73 Gr 8 62,4 153,1 26,62 Gr 5 32,8 139,6 16,83 Gr 7 42,6 147,5 19,58 Gr 5 27,2 132,3 15,54 Gr 6 31,1 145,4 14,71 Gr 8 42,5 155,3 17,62 Gr 6 48,1 149,0 21,67 Gr 8 51,0 157,4 20,59

(42)

42 Gr 6 28,0 133,3 15,76 Gr 8 40,2 151,8 17,45 Gr 8 37,9 152,0 16,40 Gr 5 34,6 139,2 17,86 Gr 8 41,1 151,7 17,86 Gr 8 38,1 157,4 15,38 Gr 7 69,2 160,5 26,86 Gr 8 49,6 152,2 21,41 Gr 6 33,7 147,0 15,60 Gr 8 44,4 152,6 19,07 Gr 5 28,8 128,2 17,52 Gr 6 36,7 137,4 19,44 Gr 7 33,0 142,8 16,18 Gr 7 27,2 139,2 14,04 Gr 5 41,7 137,3 22,12 Gr 7 47,9 161,0 18,48 Gr 8 48,4 155,7 19,96 Gr 5 31,6 134,5 17,47 Gr 5 25,1 129,6 14,94 Gr 8 44,1 145,0 20,98 Gr 5 46,9 139,0 24,27 Gr 8 34,1 151,0 14,96 Gr 7 54,1 161,1 20,85 Gr 6 31,8 137,3 16,87 Gr 5 28,6 123,4 18,78 Gr 7 56,4 153,5 23,94 Gr 8 38,8 149,8 17,29 Gr 7 52,6 144,6 25,16 Gr 6 43,3 142,6 21,29 Gr 6 34,8 140,9 17,53 Gr 8 59,1 147,9 27,02 Gr 5 29,4 125,8 18,58 Gr 8 48,3 150,8 21,24 Gr 7 39,3 140,1 20,02 Gr 5 32,7 137,4 17,32 Gr 7 48,3 150,3 21,38 Gr 5 47,9 143,5 23,26 Gr 8 43,7 149,2 19,63 Gr 8 65,3 161,3 25,10 Gr 5 22,1 121,1 15,07 Gr 8 46,5 145,2 22,06 Gr 7 47,6 155,5 19,69 Gr 5 29,2 134,1 16,24

(43)

43 Gr 6 33,2 138,0 17,43 Gr 8 36,1 155,5 14,93 Gr 5 30,1 135,4 16,42 Gr 8 62,1 152,6 26,67 Gr 8 77,1 159,1 30,46 Gr 5 26,4 128,8 15,91 Gr 8 47,3 146,4 22,07 Gr 8 51,7 162,0 19,70 Gr 6 44,5 144,7 21,25 Gr 8 43,0 156,0 17,67 Gr 5 30,9 133,5 17,34 Gr 7 29,0 135,0 15,91 Gr 7 62,9 160,3 24,48 Gr 7 33,8 144,8 16,12 Gr 7 40,5 135,4 22,09 Gr 8 49,8 156,5 20,33 Gr 8 37,1 147,0 17,17 Gr 7 43,0 155,0 17,90 Gr 6 27,6 135,0 15,14 Gr 5 29,6 134,0 16,48 Gr7 43,1 142,4 21,25 Gr 6 43,4 148,8 19,60 Gr 5 28,9 134,5 15,98 Gr 5 34,6 153,3 14,72 Gr 7 42,9 154,5 17,97 Gr 5 35,2 136,6 18,86 Gr 6 31,6 131,4 18,30 Gr 8 40,3 146,8 18,70 Gr 6 39,7 147,5 18,25 Gr 7 33,0 137,0 17,58 Gr 6 25,6 127,8 15,67 Gr 7 69,9 156,5 28,54 Gr 5 29,9 132,0 17,16 Gr 8 26,9 130,6 15,77 Gr 8 68,7 154,3 28,86 Gr 5 32,0 131,1 18,62 Gr 7 34,4 141,0 17,30 Gr 5 32,2 132,5 18,34 Gr 6 58,3 148,1 26,58 Gr 5 36,6 139,0 18,94 Gr 7 34,1 142,7 16,75 Gr 8 66,7 156,4 27,27 Gr 6 29,7 140,4 15,07

(44)

44 Gr 8 47,8 140,0 24,39 Gr 6 25,5 128,4 15,47 Gr 8 37,0 146,5 17,24 Gr 8 38,8 141,9 19,27 Gr 6 36,8 143,1 17,97 Gr 7 42,4 149,0 19,10 Gr 6 37,6 148,0 17,17 Gr 8 56,6 154,8 23,62 Gr 6 41,3 142,4 20,37 Gr 8 70,5 162,0 26,86 Gr 5 34,9 131,6 20,15 Gr 7 51,0 144,5 24,42

(45)

45

Bijlage 3: De CBSK vragenlijst

(46)
(47)
(48)
(49)
(50)
(51)
(52)
(53)

53

Bijlage 4 SPSS output

BMICAT

Cases

Valid Missing Total

N Percent N Percent N Percent

ondergewicht 171 95,5% 8 4,5% 179 100,0% normaal 102 94,4% 6 5,6% 108 100,0% overgewicht 18 100,0% 0 0,0% 18 100,0% obesitas 4 100,0% 0 0,0% 4 100,0% ondergewicht 171 95,5% 8 4,5% 179 100,0% normaal 102 94,4% 6 5,6% 108 100,0% overgewicht 18 100,0% 0 0,0% 18 100,0% obesitas 4 100,0% 0 0,0% 4 100,0% ondergewicht 171 95,5% 8 4,5% 179 100,0% normaal 102 94,4% 6 5,6% 108 100,0% overgewicht 18 100,0% 0 0,0% 18 100,0% obesitas 4 100,0% 0 0,0% 4 100,0%

BMICAT Statistic Std. Error

ondergewicht Mean 19,0000 ,25281

95% Confidence Interval for Mean Lower Bound 18,5009 Upper Bound 19,4991 5% Trimmed Mean 19,1075 Median 19,0000 Variance 10,929 Std. Deviation 3,30597 Minimum 9,00 Maximum 24,00 Range 15,00 Interquartile Range 5,00 Skewness -,388 ,186 Kurtosis -,523 ,369 normaal Mean 18,5000 ,36857

95% Confidence Interval for Mean

Lower Bound 17,7688

Upper Bound 19,2312

5% Trimmed Mean 18,6536

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Therefore the purpose of this study was to examine the importance of and the benefits associated with recreation programmes for AIDS-affected youth, specifically viewed from

De minimale lengte van de periode waarin de grondwaterstand moet worden waargenomen om het dynamische gedrag voor het actuele hydrologische regime te kunnen karakterise- ren, hangt

After repeated doses of DOX we observed significantly more sarcomeric disintegration, significantly reduced viability, reduced mitochondrial function and consequently

In Raponsje is het afknippen een eerste stap naar vrijheid, waar het meisje wordt verbannen uit de toren en uiteindelijk haar lichaamskracht ontdekt wanneer ze de

In december 2010 heeft het ministerie van Infrastructuur en Milieu bekend gemaakt dat onder meer bedrijventerrein Emer-Noord in Breda en bedrijventerrein Kranenmortel in Deurne

Omdat de stellingen niet direct gericht zijn op sociale platformen, zal er eerst onderzoek gedaan worden naar de toepasbaarheid en de flexibiliteit van het model, zodat er vanuit

Chapter three treats the question ‘What is the role of identity in conflict according to Samuel Huntington and Amartya Sen?’, chapter four treats the question ‘How could the

Three fundamental problems have been studied in this thesis for handwritten document understanding based on handwriting style analysis: Writer identification, historical document