• No results found

Welke factoren voorspellen of informatiesubsidies beschikbaar gesteld door een organisatie worden overgenomen door de media en op wat voor een manier gebeurt dit? : het OM in de media

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Welke factoren voorspellen of informatiesubsidies beschikbaar gesteld door een organisatie worden overgenomen door de media en op wat voor een manier gebeurt dit? : het OM in de media"

Copied!
42
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Welke factoren voorspellen of informatiesubsidies

beschikbaar gesteld door een organisatie worden

overgenomen door de media en

op wat voor een manier gebeurt dit?

Het OM in de media

Judith Stolwijk (5934966)

Scriptie begeleider: Pytrik Schafraad Master thesis Corporate Communication

Communicatie wetenschap – Universiteit van Amsterdam 22 november 2013

(2)

Samenvatting

Per dag gebeurd er veel in de wereld. Media publiceren hier slechts een klein deel van. Wat maakt een gebeurtenis nieuwswaardig? Voor studie 1 is aan de hand van de

nieuwsfactorentheorie bekeken welke factoren voorspellen of de kans groter wordt dat een bericht, beschikbaar gesteld door de persafdeling van een organisatie, zal worden

gepubliceerd. In deze studie is gekeken naar persberichten verzonden door het Openbaar Ministerie. Er is vergeleken tussen corresponderende nieuwsberichten geplaatst in de

Telegraaf en het NRC Handelsblad. De nieuwsfactoren bereik, ernst strafbare feit, relevantie, prominentie en dynamiek blijken samen de kans dat een persbericht wordt doorgeplaatst in nieuwsmedia te voorspellen. Verder is in deze studie bekeken of een organisatie probeert de mening van het publiek te beïnvloeden door middel van frames. Een frame kon in de

persberichten worden onderscheiden. Voor studie 2 is door middel van interviews met zowel journalisten als medewerkers van de persafdeling van het Openbaar Ministerie getracht te bekijken hoe in de praktijk wordt omgegaan met respectievelijk het verwerken als het verzenden van zogenaamde informatiesubsidies.

Inleiding

‘Het moet sneller, goedkoper, efficiënter’. De wereld van de journalistiek is constant in beweging. De opkomst van het internet zorgt voor veranderingen in het bedrijven van journalistiek. Een van deze veranderingen is terug te vinden in de manier van nieuwsgaring. Waar vroeger grote redacties langere tijd aan een bepaalde uitgave werkten zijn hier in de huidige tijd van snelle productie minder middelen voor beschikbaar (Davis, 2002; Fletcher, 2006; Moloney, 2006). Daarbij is er minder personeel terwijl er meer werk en een hogere tijdsdruk is (Bovet, 1995).

PR-professionals ontdekten al snel na de opkomst van het internet de voordelen hiervan (Hill & White, 2000; White & Raman, 2000). Het onderhouden van mediarelaties en het

beschikbaar stellen van informatie over de organisatie wordt gemakkelijker en kan steeds sneller en efficiënter (Hill & White, 2000). Een belangrijke vraag die gesteld moet worden betreft de invloed van deze ontwikkelingen op de kwaliteit van journalistiek. Uit

verschillende studies is gebleken dat, als gevolg van de grotere werkdruk, de noodzaak van het sneller brengen van nieuws en minder personeel, informatie beschikbaar gesteld door de PR-afdeling steeds sneller wordt gepubliceerd.

(3)

Steeds vaker gebeurt dit zonder dat de journalist de feiten natrekt (Callison, 2003; Hill & White, 2000; Davis, 2002; Fletcher, 2006; Maloney, 2006; Lewis, William & Franklin, 2008).

De stijgende invloed van PR-afdelingen op het nieuws wordt door journalisten erkend (Pang, 2010). Journalisten veranderen van nieuwsvoortbrengers in nieuwsverwerkers. De macht van PR-afdeling van organisaties neemt toe. Berichten die door PR-afdelingen geleverd worden aan de media worden informatiesubsidies genoemd (Davis, 2000). Een voorbeeld van een informatiesubsidie is een persbericht. Uit recent onderzoek blijktdat een derde van de mediaberichten geheel of gedeeltelijk is overgenomen uit een persbericht (Hijmans, Schafraad, Buijs & d’Haenens, 2009). Voor objectieve nieuwsgaring is dit geen positieve ontwikkeling. Organisaties zijn erop gericht de eigen boodschap zo gunstig mogelijk over te brengen. Het is de taak van journalisten om op een onpartijdige en neutrale manier nieuws te brengen (Prenger et al., 2011). Doordat steeds meer nieuwsberichten gebaseerd zijn op het bericht verzonden door de PR-afdeling als bron conflicteren deze belangen.

De invloed stijgt, doch wordt lang niet elk bericht dat wordt uitgezonden door de PR-afdeling van een organisatie ook daadwerkelijk gepubliceerd. Er vindt selectie plaats van wat wel en wat geen nieuws wordt. Aangenomen wordt dat bepaalde karakteristieken een gebeurtenis meer nieuwswaardig maken (Eilders, 2006; Galtung & Ruge, 1965, Harcupp & O’Neill, 2001). Dit wordt de nieuwsfactorentheorie genoemd. Deze theorie kan worden gebruikt om het nieuwsselectieproces te verklaren (Harcup & O’Neill, 2001).

Het doel van dit onderzoek is aan de hand van de nieuwsfactorentheorie bekijken hoe een zogenaamde informatiesubsidie succesvol invloed kan uitoefenen op het nieuws. Er wordt daarbij bekeken of organisaties via de informatiesubsidie het nieuws proberen te beïnvloeden door frames in de tekst te verwerken. Het onderzoek is maatschappelijk gezien relevant omdat het de invloed van een PR-afdeling op ons nieuws laat zien. Lezen wij wat er daadwerkelijk is gebeurd of wat de organisatie wil dat wij weten? Er wordt een beeld geschetst van de manier waarop journalisten omgaan met informatie die door PR-professionals wordt aangereikt. Voor de media kan dit onderzoek inzicht geven in op wat voor een manier het selectieproces wordt beïnvloed. Voor PR-professionals geeft het onderzoek inzicht in hoe het proces van

beïnvloeden werkt en geeft het duidelijkheid of nieuwssubsidies beschikbaar stellen een effectieve manier is.

(4)

Wetenschappelijk gezien is dit onderzoek interessant als validering van de

nieuwsfactorentheorie. De combinatie van theorie en praktijk geeft een dieper inzicht in de manier waarop de nieuwsfactorentheorie werkt. Ook het exploratieve onderzoek naar het gebruik van frames is interessant. Dit onderzoek richt zich op een nieuw onderzoeksgebied, waarmee het een aanvulling is op bestaande kennis. De hieruit voortvloeiende

onderzoeksvraag luidt als volgt:

Welke factoren voorspellen of een informatiesubsidie, beschikbaar gesteld door een organisatie, wordt overgenomen in de nieuwsmedia en in welke mate worden deze informatiesubsidies geframed?

In dit onderzoek zal worden gekeken naar nieuws omtrent het Openbaar Ministerie (OM). Het OM heeft in Nederland het monopolie op strafvervolging. Het is zijn taak de burgers te

beschermen en op de hoogte te houden van ontwikkelingen op het rechtsgebied. Het OM kan worden omgeschreven als de advocaat van het volk. Verantwoording afleggen aan het

Nederlandse volk is voor een organisatie als het OM dan ook heel belangrijk. Hiërarchisch gezien valt het OM onder het ministerie van justitie. Mede door belastinggeld, betaald door het volk, kan het OM haar werkzaamheden uitvoeren. Ook dit is een reden waarom het OM transparant en verantwoordelijk nieuws beschikbaar zou moeten stellen. Als gevolg van het monopolie is het OM vaak de eerste partij in het strafproces die met informatie naar buiten kan treden. Het is van belang dat de burger op een volledige en juiste manier wordt ingelicht over een belangrijk fundament van onze samenleving: de rechtsbescherming. Journalisten hebben in deze een controlefunctie. Zonder kritische evaluatie berichten van het OM plaatsen doet deze controlefunctie teniet. Dit maakt het interessant voor deze organisatie te bekijken welke factorennieuws kunnen voorspellen.

Agenda-building en informatie subsidie

Er gebeurt per dag veel in de wereld. Lang niet alles daarvan is terug te lezen in de media. Sommige gebeurtenissen domineren het nieuws, terwijl vergelijkbare situaties niet op de nieuwsagenda voorkomen. Organisaties en individuen willen allen een plek op de nieuwsagenda bemachtigen (Berkowitz & Adams, 1990). Een plek op de nieuwsagenda betekent aandacht van het grote publiek. Het proces van invloed uitoefenen op de

nieuwsagenda wordt agenda-building genoemd (Berkowitz & Adams, 1990; Weaver & Elliot, 1985).

(5)

Agenda-building is een proces van interactie. Bronnen willen door hen beschikbaar gestelde informatie gepubliceerd zien, de media zijn op zoek naar informatie van betrouwbare bronnen (Ohl, Pincus, Rimmer & Harrison, 1995). De selectie van nieuws afkomstig van individuen en organisaties gebeurd door zogenaamde ‘gatekeepers’. Verslaggevers en redacteuren maken een selectie van wat er in de media wordt geschreven of gezegd.

Het verkrijgen van een prominente plek op de nieuwsagenda is voor organisaties van belang. De boodschap van een organisatie gepresenteerd door de media is meer geloofwaardig dan een boodschap vanuit de organisatie zelf (Carrol & McCombs, 2003; Gandy, 1982; Walters, Walters & Grey,1996). De pers geeft in nieuwsberichten de ideeën en prioriteiten aangereikt door organisaties door aan het publiek (Turk, 1985; Weaver & Elliot, 1985; Zoch & Molleda, 2006). Door de nieuwsagenda te beïnvloeden is het mogelijk indirect op een geloofwaardige wijze de mening van het publiek te beïnvloeden. Veel organisaties hebben mede om deze reden een PR-afdeling. De PR-afdeling van organisaties onderhoudt onder andere de relatie met de pers (Hill & White, 2000). Dit doen zij door informatie over de organisatie te verstrekken aan de media: zij geven informatiesubsidies. Informatiesubsidie is het voor weinig kosten en moeite verstrekken van gecontroleerde toegang tot informatie aan de pers (Gandy, 1982). Dit kan in verschillende vormen plaatsvinden. Voorbeelden van

informatiesubsidies zijn de aanstelling van een woordvoerder, het bijhouden van de corporate website, het organiseren van evenementen zoals persconferenties en het verzenden of op de website beschikbaar stellen van persberichten (Carrol & McCombs, 2003). Het internet speelt in steeds grotere mate een rol hierbij. Door de mogelijkheden die het internet biedt is het voor organisaties mogelijk journalisten op een snelle en regelmatige basis te benaderen (Moon & Hyun, 2013). Ondanks dat er steeds meer mogelijkheden voor PR-professionals zijn om informatie aan de media te verstrekken blijft de verzending van persberichten een van de meest gebruikte manieren om media over de organisatie te infomeren (Rayfield, Acharya, Pincus, & Silvis, 1991). Het beschikbaar stellen van persberichten als informatiesubsidie heeft een positieve invloed op de hoeveelheid berichten in de media en dus op de aanwezigheid op de publieke agenda (Blyksal & Blyksal, 1985; Cameron, Sallot & Curtin, 1997; Sigal; 1973). Informatiesubsidies worden als gevolg van de eerder besproken ontwikkelingen, tijdsdruk, werkdruk en noodzaak tot lagere kosten, steeds vaker direct overgenomen (Hijmans, Schafraad, Buijs & d’Haenens, 2009).

Dit impliceert indirect dat journalistieke principes als het checken van bronnen en hoor en wederhoor in mindere mate worden toegepast (Kroon & Schafraad, 2013).

(6)

Deze ontwikkeling is zorgelijk. De kritische functie van de media is van groot belang, ook voor het democratische karakter van onze rechtsstaat. Het OM dient op een transparante manier verantwoording af te leggen aan de samenleving. Het is de taak van journalisten kritisch te zijn hierop en te checken of de verzonden berichten volledig en accuraat zijn. Een eerste doel van dit onderzoek is dan ook bekijken hoe vaak informatiesubsidies van het OM worden overgenomen.

Er wordt verwacht dat er een verschil is in de mate van overname van informatiesubsidies tussen nieuwsberichten in de Telegraaf en nieuwsberichten in het NRC Handelsblad. De Telegraaf besteedt veel aandacht aan onderwerpen als sport en shownieuws en heeft als doel nieuws snel en sensationeel te brengen (Wijfjes, 2004). Het NRC handelsblad legt de focus op onderwerpen waar onderzoek, analyse en opinie centraal staan (Wijfjes, 2004). De Telegraaf is de omschrijven als populaire krant, het NRC Handelsblad als kwaliteitskrant (Bakker & Scholten, 2009). Gezien het verschil in focus wordt verwacht dat het NRC Handelsblad vaker kritische evaluaties en harde nieuwsfeiten zal toevoegen dan de Telegraaf. De volgende onderzoeksvraag en hypothese zijn opgesteld om dit te bekijken.

RQ1: Hoe vaak worden persberichten verzonden door de organisatie overgenomen door de nieuwsmedia?

H1: De Telegraaf neemt nieuwssubsidies vaker over dan het NRC Handelsblad

Organisaties proberen door het organiseren van verschillende evenementen en het beschikbaar stellen van informatie een prominente plek op de nieuwsagenda te verwerven. Er valt niet te ontkennen dat verslaggevers, producenten en redacteurs uiteindelijk bepalen wat in het nieuws komt (Tanner, 2004). Zij vervullen de gatekeeping functie van de nieuwsagenda. In dit selectieproces worden deze zogenaamde gatekeepers door een aantal factoren beïnvloed. Nieuwsfactoren zijn er hier een van. Aan de hand van de nieuwsfactorentheorie is te

voorspellen bericht of er over een gebeurtenis al dan niet gepubliceerd zal worden (Galtung & Ruge 1965; Harcupp & O’Neill, 2001; Kepplinger & Ehmig, 2006). Invulling van de

(7)

Nieuwsfactoren

De waarschijnlijkheid of een bericht wordt geselecteerd voor publicatie is mede afhankelijk van de nieuwswaardigheid (Kepplinger & Ehmig, 2006). Nieuwswaardigheidsonderzoek gaat uit van de assumptie dat gebeurtenissen met bepaalde karakteristieken een grotere kans hebben het selectiefilter van de massamedia door te komen dan gebeurtenissen zonder deze karakteristieken. De karakteristieken worden nieuwsfactoren genoemd (Eilders, 2006; Kepplinger & Ehmig, 2006). Een nieuwsfactor geeft een indicatie van de relevantie van het nieuwsbericht. Het is hiermee een plausibel selectiecriterium om de complexe werkelijkheid te reduceren tot een bepaalde hoeveelheid nieuws (Eilders, 1996).

Hoe groter de nieuwswaarde, hoe meer nieuwsfactoren terugkomen in het bericht dan wel hoe intensiever deze aanwezig zijn, hoe prominenter het nieuwsbericht in de media zal

verschijnen (Eilders, 2006). In een eerste onderzoek naar nieuwsfactoren werden vijf factoren die zouden leiden tot een hoge nieuwswaardigheid onderscheiden: sensatie, nabijheid,

relevantie, eenduidigheid en feitelijkheid (Eilders, 2006). Volgend op het onderzoek van Lipmann (1922) is het onderzoek naar nieuwswaardigheid en nieuwsfactoren steeds verder uitgebreid (Eilders, 1996, 1997, 2006; Galtung & Ruge, 1965; Harcupp & O’Neill, 2001; Kepplinger & Ehmig, 2006; Maier, Ruhrmann & Stengel, 2009; Maier & Strömbäck, 2006). Deze onderzoeken samenvattend kan worden gesteld dat nieuwsfactoren en de daaruit voortvloeiende nieuwswaardigheid grote invloed hebben op het selectieproces van nieuws.

Media verschillen in de mate van waarin bepaalde aspecten van een situatie worden gepresenteerd (Galtung & Ruge, 1965). Het medium waar de journalist werkt speelt

bijvoorbeeld een rol in welke nieuwsfactoren als meest belangrijk worden gezien (Kepplinger & Ehmig, 2006). Het is aannemelijk dat de nieuwsfactor prominentie meer nieuwswaarde voor tabloids heeft dan voor kwaliteitskranten. Voor kwaliteitskranten is het tegelijkertijd aannemelijker dat de nieuwsfactor elitepersonen meer nieuwswaarde heeft. Gebeurtenissen of persberichten of gebeurtenissen met deze nieuwswaarden zullen een grotere kans hebben gepubliceerd te worden in de betreffende media (Kepplinger & Ehmig, 2006).

Om de nieuwsfactorentheorie in het huidige onderzoek te testen is ten eerste gekeken naar welke nieuwsfactoren voorkomen in persberichten, in op deze persberichten gebaseerde nieuwsberichten en in niet geplaatste persberichten. Zijn er verschillen te vinden in nieuwsfactoren in deze groepen berichten?

(8)

Verwacht wordt dat er minder nieuwsfactoren aanwezig zijn in niet geplaatste persberichten dan wel overgenomen persberichten. Dit gezien het feit dat plaatsing duidt op een grotere nieuwswaardigheid. Ook zal worden bekeken of er een verschil in nieuwsfactoren te vinden is tussen populaire krant de Telegraaf en kwaliteitskrant het NRC Handelsblad. De volgende onderzoeksvraag met hypothesen is hierbij opgesteld:

RQ2a: Welke nieuwsfactoren komen voor in persberichten?

RQ2b: Welke nieuwsfactoren komen voor in niet geplaatste persberichten? RQ2c: Welke nieuwsfactoren komen voor in nieuwsberichten?

H2: Er is een verschil in nieuwsfactoren tussen overgenomen persberichten en niet geplaatste persberichten

H3 Er is een verschil in nieuwsfactoren tussen de Telegraaf en het NRC Handelsblad PR-afdelingen van organisaties doen vaak veel moeite om een persbericht beschikbaar te stellen (White & Raman, 2000). Een plek op de nieuwsagenda is voor organisaties belangrijk. Nieuwswaardigheid is hier, zoals eerder besproken, een voorwaarde voor. De voorspellende waarde van nieuwsfactoren is in verscheidene studies bevestigd (Harcupp & O’Neill, 2001, Kepplinger & Ehmig, 2006; Kroon & Schafraad, 2013). Voor een overheidsorganisatie met veel invloed is echter nog niet bekeken welke nieuwsfactoren invloed uitoefenen op de kans op publicatie in nieuwsmedia. Zijn bepaalde nieuwsfactoren voorkomend in berichten van het OM eerder reden tot publicatie dan andere nieuwsfactoren? Een exploratieve analyse zal hiertoe worden gedaan. Om deze vraag te beantwoorden is de volgende onderzoeksvraag opgesteld:

RQ3: Is er een verband tussen de aanwezigheid van nieuwsfactoren in informatiesubsidies van het OM en opvolging in nieuwsmedia?

Het selectieproces

Nieuwsselectie is een dynamisch proces dat niet voor elke journalist, verslaggever of redacteur gelijk is (Badenschier & Wormer, 2012, Eilders, 2006; Schultz, 2007).

Naast de mate van nieuwswaardigheid oefent nog een aantal andere aspecten ook invloed uit op de kans dat een gebeurtenis wordt geselecteerd voor publicatie.

(9)

Een aspect is betrouwbaarheid van de bron. Uit voorgaande studies naar informatiesubsidie en agenda-building is gebleken dat journalisten informatie van een bron prefereren waarvan ze het idee hebben dat deze geen economisch eigenbelang heeft (Cameron, Sallot & Curtin, 1997; Curtin, 1999; Pincus, Rimmer, Rayfield & Cropp; 1993). Non-profit organisaties en overheidsorganisaties zijn hier voorbeelden van (Len-Rios, Hinnant, Park, Cameron, Frisby & Lee, 2009). Ook bronnen die in het verleden betrouwbaar bleken worden eerder zonder extra controle gepubliceerd (Shoemaker, Vos & Reese, 2008). Een volgend aspect dat invloed uitoefent op publicatie is de vraag wanneer een gebeurtenis als belangrijk wordt gedefinieerd. Welke gebeurtenissen als belangrijk worden ervaren wordt mede cultureel bepaald (Harcupp & O’Neill, 2001). Cultuur incorporeert waarden en overtuigingen en geeft hierdoor

mogelijkheid betekenis te geven aan gebeurtenissen in de wereld (Barker, 2012). Het is aannemelijk dat het selectieproces van nieuws per land verschilt. Een ander aspect dat invloed uitoefent op welke berichten worden geselecteerd voor de nieuwsagenda zijn karakteristieken van de journalist. Achtergrond, opleiding en individuele voorkeur zijn latent aanwezig in het selectieproces (Kepplinger & Ehmig, 2006; Staab, 1990). Situationele factoren, zoals druk van buitenaf bijvoorbeeld van politici en actiegroepen, hebben ten slotte eveneens invloed op het de creatie van de nieuwsagenda door journalisten (Kepplinger & Ehmig, 2006). Er kan worden gesteld dat vele aspecten een rol spelen voordat er daadwerkelijk publicatie in een medium plaats vindt.

Is het dan mogelijk te voorspellen wanneer iets nieuws wordt? De nieuwsfactorentheorie geeft voor een deel antwoord op deze vraag. Door middel van deze theorie is het mogelijk te

voorspellen of er over een gebeurtenis al dan niet gepubliceerd zal worden (Galtung & Ruge 1965; Harcupp & O’Neill, 2001; Kepplinger & Ehmig, 2006). Eerder genoemde aspecten van het selectieproces worden hierbij niet niet uitgesloten en kunnen een rol blijven spelen. Het is van belang journalistieke keuzes in samenhang met contextuele en situationele invloeden te bekijken (Kroon & Schafraad, 2013).

Merken journalisten in de praktijk de invloed van nieuwsfactoren? Of worden zij beïnvloed door andere aspecten? Om dit te onderzoeken is de volgende onderzoeksvraa Oudezijds Achterburgwal 14g opgesteld:

RQ4: Hoe zien journalisten uit de praktijk het selectieproces van nieuws en hoe staan zij tegenover informatiesubsidies?

(10)

Organisatie vinden het steeds belangrijker om goed in het nieuws te komen. Zijn zij hier met het geven van informatie subsidies inderdaad bewust mee bezig? Doen ze ook daadwerkelijk aanpassingen in hun informatiesubsidies waarvan ze verwachten dat het bericht

nieuwswaardiger wordt? Deze vragen kunnen beantwoord worden door communicatie professionals uit de praktijk. Hiertoe is de volgende vraag opgesteld:

RQ5: Wensen medewerkers van de persafdeling het nieuws te kunnen beïnvloeden en wat doen zij om dit te bewerkstelligen?

Agenda-setting en framing

Selectie van nieuws speelt een belangrijke rol in het creëren van begrip over de werkelijkheid (McCombs & Shaw, 1972). Via de media weet het publiek niet alleen dat een bepaalde issue bestaat er wordt ook overgebracht hoe belangrijk een bepaald nieuwsfeit is. Dit laatste proces wordt agenda-setting genoemd (McCombs & Shaw, 1972). Op de media agenda komen kan worden gezien als de eerste stap. De publieke agenda beïnvloeden kan, bekeken vanuit organisaties, gezien worden als een tweede stap. Media beïnvloeden wat het publiek denkt (Knight, 1999). Op een positieve manier in het nieuws komen kan mogelijk een positieve invloed hebben op over hoe over de organisatie wordt gedacht. Andersom geldt dat negatieve berichtgeving een negatieve invloed kan hebben op de houding van het publiek ten opzichte van de organisatie (Knight, 1999). Hoe de organisatie in het bericht wordt beschreven is doorslaggevend. Van belang is niet alleen dat iets wordt gezegd, maar ook hoe dit wordt gezegd (Scheufele & Tewksbury, 2007). Framing van berichten biedt hiertoe een

mogelijkheid. Framen is het selecteren van bepaalde aspecten van de waargenomen werkelijkheid en deze aspecten meer saillant maken in een communicatietekst (Entman, 1993). Frames brengen de aandacht naar specifieke aspecten van de werkelijkheid die wordt beschreven. Hier volgt logischerwijs uit dat de aandacht voor andere aspecten minder wordt (Kahneman & Tversky, 1984). Hieruit volgend hoeft een bericht dus niet perse een positieve boodschap te hebben. Een negatieve boodschap op een positieve manier geframed zal ook een positieve invloed kunnen uitoefenen. Ook in het nieuws komen frames veelvuldig voor. Nieuwsframes zijn conceptuele middelen waarop individuen vertrouwen om informatie over te brengen, te interpreteren en te evalueren (Semetko & Valkenburg, 2000). Hierin schuilt een gevaar. Organisaties zullen hun uiterste best doen een bericht zo positief mogelijk te framen. Immers, de gedachten van het publiek worden er mogelijk door beïnvloed. Een positieve reputatie heeft meer legitimiteit van het volk tot gevolg. Voor organisaties is het mede hierom

(11)

van belang op een zo positief mogelijke manier in het nieuws te komen (Meijer 2004; Meijer & Kleinnijenhuis, 2007; Vliegenthart, Oegema & Klandermans, 2005).

Frames zijn in diverse vormen en op veel verschillende manieren te onderscheiden (D’Angelo, 2002, 2012; Vliegenthart, 2012). Zo onderscheidde van Gorp (2005) in zijn onderzoek naar nieuws omtrent asielzoekers het slachtoffer frame en het indringer frame. Schuck & Vreese (2006) onderscheidden in een studie naar nieuws framing tijdens de uitbreiding van de Europese Unie in 2004 een risico frame en een kans frame. In deze studie wordt in navolging van Semetko & Valkenburg (2000) een exploratieve studie gedaan naar de aanwezigheid van frames in nieuwssubsidies door het OM. De frames die verwacht worden in terug te vinden zijn het conflict-frame, het metafoor-frame en het verantwoordelijkheid-frame. Het conflict-frame wordt verwacht omdat een organisatie als het OM veel te maken krijgt met conflicten. Het verantwoordelijkheid-frame wordt verwacht omdat het OM als overheidsorganisatie verplicht is verantwoording af te leggen. Het OM kan bestaan omdatde burgers vertrouwen hebben. Verantwoording afleggen zal dit vertrouwen doen versterken. Verwacht wordt dan ook dat op verantwoording afleggen een focus ligt in informatiesubsidies die beschikbaar worden gesteld door het OM. Het metafoor-frame wordt verwacht omdat door middel van dit frame het mogelijk is onderliggende gedachten te uiten. De frames zijn gebaseerd op Semetko & Valkenburg (2000) en Van Gorp (2005). Om de frames te testen is de volgende onderzoeksvraag opgesteld:

RQ6: Zijn er frames zijn te onderscheiden in de persberichten?

Methode

Studie 1

Door middel van een systematische inhoudsanalyse is bekeken wat de invloed is van persberichten verzonden door het OM op het nieuws. De onderzoekseenheden, steekproef selectie procedure en de variabelen zullen hierna besproken worden.

Onderzoekseenheden

In dit onderzoek wordt onderscheid gemaakt tussen twee soorten berichten. Ten eerste wordt gekeken naar persberichten verzonden door het Openbaar Ministerie (OM). Het OM heeft het

(12)

monopolie op strafvervolging in Nederland en is hiermee een van de grootste nieuwsproducenten omtrent dit onderwerp.

Ten tweede wordt gekeken naar mediaberichten gebaseerd op de hiervoor genoemde persberichten. Hierbij worden twee van de grootste kranten van Nederland vergeleken: de Telegraaf en het NRC Handelsblad. Voor deze twee kranten is gekozen omdat ze een

afspiegeling geven van zowel een populaire krant als een kwaliteitskrant (Bakker & Scholten, 2009).

De steekproef is samengesteld met berichten uit het jaar 2012. Om een representatieve afspiegeling zeker te stellen zijn vier maanden in 2012 geselecteerd. Zomermaanden en maanden met daarin een speciale, geplande gebeurtenis zijn hierbij uitgesloten. De maanden juli, augustus en september (Prinsjesdag) werden als gevolg hiervan niet meegenomen in de selectie. Uit het overgebleven steekproefkader zijn random de maanden februari, april, oktober en november geselecteerd voor het onderzoek. Allereerst werden persberichten uit de betreffende maanden verzameld van de website van het OM. Via de functie ‘random number generator’ in SPSS is voor elke maand de volgorde bepaald waarin de persberichten werden geselecteerd (N=78). Op deze manier is de samenstelling van de steekproef door de maand veilig gesteld. Via de kranten database LexisNexis is bekeken of de geselecteerde

persberichten opvolging kregen in de Telegraaf (N=60) dan wel NRC Handelsblad (N=47). Door op kernwoorden uit het persbericht te zoeken is vastgesteld of het persbericht opvolging heeft gekregen in de geselecteerde nieuwsmedia. In totaal werden 78 persberichten verzonden door het OM gekoppeld aan een krantenbericht. De Telegraaf bleek vaker een mediabericht over het OM te publiceren dan NRC Handelsblad, met als gevolg dat de steekproef van de mediaberichten Telegraaf groter is. Per maand zijn de eerste dertien persberichten die niet geplaatst zijn in een van de kranten geselecteerd om deze te kunnen vergelijken met wel opgevolgde berichten. Een van de berichten behorende tot deze categorie bleek teveel missing values te bevatten, waardoor de steekproef bestaat uit 51 niet geplaatste persberichten. Het totale aantal van deze steekproef komt hiermee op 236 berichten.

Meetinstrumenten

Om de opgestelde onderzoeksvragen te beantwoorden en de hypothesen te toetsen zijn twaalf nieuwsfactoren geoperationaliseerd. Deze nieuwsfactoren vormen samen een mogelijkheid tot het voorspellen van nieuwswaardigheid. De betreffende nieuwsfactoren zijn samengesteld op

(13)

basis van de meeste validiteit (Eilders, 2006; Harcupp & O’Neill. 2012) alsmede door eigen observaties naar relevantie voor het huidige onderzoek.

De operationalisatie van de factoren is gebaseerd op voorgaande studies (Badenschier & Wormer, 2012; Eilders, 1997; Harcupp & O’Neill, 2001; Maier, Ruhrmann & Stengel, 2009; Maier & Strömbäck, 2006; Eilders 2006). Alle nieuwsfactoren zijn gecodeerd op een schaal van 0 tot 1 - nee of ja. De waarde 0 geeft hierin aan dat de betreffende nieuwsfactor niet in het artikel voorkomt. Waarde 1 geeft aan dat de betreffende nieuwsfactor wel in het bericht voorkomt. De nieuwsfactoren die in dit onderzoek leidend zijn geweest worden hierna besproken.

Onverwachtheid: een gebeurtenis is onverwachts op het moment dat verwachtingen worden tegengesproken en een gebeurtenis niet is aangekondigd (Eilders, 2006; Maier & Strömbäck, 2006). Voorbeeld is een straf die veel hoger uitvalt dan geëist.

Controversie: er is controversie als in het bericht expliciete weergave wordt gedaan van verschillende meningen. Deze kunnen zowel letterlijk als verbaal worden uitgedragen. Er is sprake van twee aanwijsbare partijen waarbij onenigheid duidelijk naar voren komt (Maier & Strömbäck, 2006).

Bereik: de omvang van de gebeurtenis beschrijft hoeveel mensen direct worden

getroffen door de gebeurtenis. Hoe meer mensen erbij betrokken zijn, hoe eerder het nieuws zal worden dan wanneer er minder mensen bij betrokken zijn. Er wordt onderscheid gemaakt tussen geen consequenties en wel consequenties voor een grote groep burgers (Eilders, 1997; Maier & Ruhrmann, 2008).

Geografische nabijheid: vindt de gebeurtenis plaats in de provincie of in de randstad? Hoe herkenbaarder de gebeurtenissen zijn door geografische nabijheid, hoe eerder het nieuws zal worden. Een gebeurtenis die plaats vindt in de randstad zal eerder nieuwswaardig worden bevonden dan een gebeurtenis in de provincie (Galtung & Ruge, 1965; Maier & Ruhrmann, 2008; Harcupp & O’Neill, 2001).

Ernst strafbare feit: deze factor is samengesteld naar aanleiding van eigen observaties en is gebaseerd op de factor schade (Kepplinger & Ehmig, 2006). De redenatie achter deze factor is hoe meer schade aanwezig, hoe nieuwswaardiger het bericht zal zijn. Een terugkerend aspect in berichten over het OM zijn strafbare feiten. Verwacht wordt dat hoe ernstiger het misdrijf, hoe nieuwswaardiger het bericht is. Zeven verschillende gradaties in strafbare feiten zijn in eerste instantie onderscheiden: overtreding, misdrijf, ernstig misdrijf, zeer ernstig misdrijf, en ongeluk. Deze factor is voor de analyses in dit onderzoek om gescoord naar een variabele met

(14)

twee categorieën: ‘overtreding, misdrijf of ongeluk’ en ‘ernstig misdrijf of zeer ernstig misdrijf’.

Relevantie: Hoe meer individuen het nieuws kunnen relateren aan eerdere berichtgeving, hoe eerder het nieuws zal worden (Eilders, 2006; Harcupp & O’Neill, 2001). Dit betekent dat als de informatie past in de bestaande kennis, bijvoorbeeld door eerdere media aandacht, eerder zal worden gepubliceerd over de gebeurtenis.

Positieve gevolgen: in de tekst zijn aanwijsbaar positieve gevolgen aan te wijzen voor ten minste een van de betrokken factoren (Eilders, 1997; Maier & Ruhrmann, 2008).

Negatieve gevolgen: in de tekst worden duidelijk negatieve gevolgen voor ten minste een van de betrokken factoren aangehaald (Eilders, 1997; Maier & Ruhrmann, 2008).

Elitepersonen: deze factor refereert naar de sociale macht van een groep, institutie, hun vertegenwoordigers en/of een enkel persoon. Het is meer aannemelijk dat actie van elite personen/groepen levens beïnvloeden dan acties van andere groepen in de samenleving. Prominentie: prominentie verwijst naar de bekendheid van een persoon, onafhankelijk van de economische of politieke macht van deze persoon (Maier & Strömbäck, 2006). Een voorbeeld is een bekende advocaat die aan het woord komt.

Dynamiek: dit betreft de manier waarop de gebeurtenis wordt voorgesteld. Als er gesproken kan worden van beweging of verandering in het bericht dan is er sprake van dynamiek. Zo niet, is er sprake van een statische situatie (Eilders, 1997).

Frames

Om te bekijken welke frames er in berichten vanuit het OM bestaan zijn 21 items ontwikkeld op basis van een exploratieve analyse van een subsample van persberichten. Elk item was bedoelt een van de drie gekozen frames, te weten conflict frame, metafoor frame en verantwoordelijkheidsframe, te meten. De items worden beantwoord met ja/nee. Er wordt bekeken of deze items op zo’n manier met elkaar clusteren dat ze onderliggende dimensies kunnen blootleggen. Voorbeelden van items zijn: ‘Er wordt in het bericht duidelijke kritiek geuit op de gang van zaken’, ‘Uit het bericht spreekt verbazing over de gang van zaken’, ‘Wordt er een achtergrond geschetst bij het bericht?’, ‘Wordt er in het bericht een morele boodschap meegegeven?’. ‘In het bericht wordt gebruik gemaakt van een metafoor’. In appendix A is een overzicht opgenomen van alle items. Per nieuwsframe worden ongeveer vijf items verwacht. Omdat het onderzoek exploratief is bestaat de verwachting dat niet alle items clusteren. Met deze reden zijn er meer dan vijftien items toegevoegd. De uitkomst van deze analyse wordt verder in de resultaten besproken.

(15)
(16)

Betrouwbaarheid en validiteit

Er is een zo groot mogelijke tijdsspanne tussen het coderen van de persberichten en de mediaberichten gerealiseerd, waarmee de validiteit van de meting is gewaarborgd. Om de intracodeur betrouwbaarheid vast te stellen is tien procent van de berichten opnieuw gecodeerd (N=24). De betrouwbaarheid van de nieuwsfactoren ‘positieve gevolgen’ en ‘negatieve gevolgen’ bleek niet voldoende hoog (Kappa < 0.7). Deze twee nieuwsfactoren zijn dan ook uitgesloten van verdere analyses. De betrouwbaarheid van de rest van de nieuwsfactoren bleek voldoende (Kappa > 0.7) tot zeer hoog (Kappa 0> 0.9) betrouwbaar en zijn dientengevolge meegenomen in de analyses (Wester, 2006).

De betrouwbaarheid van de items samengesteld voor het meten van de frames was voor het grootste deel zeer hoog (Kappa >0.95). Voor een aantal van de items was de kappa zelfs 1. Echter, voor drie van de items bleek de betrouwbaarheid redelijk (Kappa <0.67). Voor twee van deze items bleek het percentage verklaarde variantie echter wel hoog (> 0.92). Het kleine sample kan de lage Kappa voor deze variabelen verklaren (Schafraad, 2009). Deze twee variabelen zijn dientengevolge wel meegenomen in de analyses. Voor een derde variabele is besloten deze niet analyses mee te nemen (Kappa < 0.33).

Studie 2

Door middel van het afnemen van interviews met professionals uit de praktijk is getracht een breder beeld te creëren van de invloed van informatiesubsidies op nieuws, zowel op

nieuwsselectie als op wat er wordt geschreven.

Participanten

Ten eerste werden drie journalisten geselecteerd om mee te doen aan het onderzoek. Deze drie journalisten zijn gekozen omdat zij een bekende crimereporter zijn bij het NRC

Handelsblad of de Telegraaf. Alle journalisten hebben een lange staat van dienst als het gaat om berichtgeving rond het OM. Een groot deel van de nieuwsberichten opgenomen in het sample is afkomstig van een van deze drie journalisten. Dit maakt het vergelijken van de resultaten van de inhoudsanalyse en de interviews meer valide.

(17)

Twee communicatiemedewerkers van het OM zijn vervolgens benaderd voor medewerking aan het onderzoek. Een medewerker van het arrondissement Amsterdam en een medewerker van het Parket-Generaal. Een medewerker van een regionaal deel en een landelijk deel van het OM zorgt voor variatie in de steekproef, wat bredere interpretatie van de resultaten mogelijk maakt.

Dataverzameling

Participanten zijn benaderd via de telefoon, waarop elk van de participanten onmiddellijk toezegde mee te willen werken. Er zijn in totaal vijf individuele face-to-face interviews afgenomen, variërend van 35 minuten tot 50 minuten. Voor individuele afname is gekozen omdat op deze manier de geïnterviewde niet kon worden beïnvloed door andere personen. Met goedkeuring van de geïnterviewde zijn de interviews opgenomen met een smart Phone.

De interviews zijn direct na afname uitgewerkt tot transcripten zodat deze geanalyseerd konden worden. De interviews vonden plaats op de redactie van de Telegraaf, de redactie van het NRC Handelsblad en in het gerechtsgebouw Amsterdam. Er is gebruik gemaakt van gestructureerde interviews aan de hand van een topiclijst. In appendix C is de topiclijst opgenomen.

Analyse

Door de interviews te analyseren kunnen verbanden gelegd worden tussen verschillende participanten en variabelen. Een eerste stap in de analyse is het open coderen van de

interviews. De codeur geeft hierbij de duidelijk te onderscheiden verschillende onderwerpen binnen het interview een eerste code. Dit worden hoofdtopics genoemd. Voorbeelden zijn ‘Gebruikte bronnen’ en ‘Relatie met OM’. Deze codes zijn in het programma Excel opgeslagen. Een tweede stap in de analyses was het coderen van aspecten binnen de hoofdtopics, genaamd focus coderen (Charmaz, 2006). Een voorbeeld hiervan is

‘persberichten’ binnen de hoofdcode ‘gebruikte bronnen’ en ‘wisselend contact’ binnen het hoofdtopic ‘Relatie met OM’. Ook deze codes zijn in het Excel bestand bewaard. Als derde stap is binnen de codes gezocht naar verbanden tussen de hoofdtopics en de gevonden

variabelen. Op deze manier zijn alle aspecten van het interview overzichtelijk samenvat in een ‘coding tree’.

(18)

Resultaten Studie 1

Het verwerkingsproces

De eerste onderzoeksvraag betreft de vraag hoe nieuwssubsidies worden verwerkt in de nieuwsmedia. Bekeken is of nieuwsberichten sporen van de informatiesubsidies bevatten en of er tekst of evaluaties zijn toegevoegd Na analyse van de nieuwsberichten uit de steekproef is gebleken dat 38,1% van de nieuwsberichten sporen uit het persbericht bevat waarbij geen eigen feiten zijn toegevoegd. De tekst is overeenkomstig het persbericht met slechts

stilistische aanpassingen per medium. Aan bijna de helft van de nieuwsberichten in de steekproef werden in vergelijking met het persbericht harde nieuwsfeiten toegevoegd

(45,7%). In totaal werd in 17 berichten een kritische evaluatie over bijvoorbeeld het handelen van het OM toegevoegd (16,2%). De eerste onderzoeksvraag is hiermee beantwoord.

Er werd verwacht dat Telegraaf berichten significant zouden verschillen van NRC

Handeblsblad berichten in de manier waarop er met informatiesubsidies worden verwerkt (H1). Om dit te bekijken is een chikwadraat toets uitgevoerd. Voor geen van de drie soorten van werking is in deze steekproef een significant verschil gevonden tussen de Telegraaf en het NRC Handelsblad. Hypothese 1 moet dus worden verworpen.

Zie tabel 1 voor een overzicht van de resultaten.

Tabel 1. Manier van verwerken nieuwssubsidies in procenten

N Telegraaf 59 NRC 46 Totaal 105

Hooguit stilistische wijzigingen 33,9 43,5 38,1

Toevoeging nieuwsfeiten 49,2 41,3 45,7

Kritische evaluatie 16,9 15,2 16,2

(19)

De invloed van nieuwsfactoren

Onderzoeksvraag 2 betreft de vraag welke nieuwsfactoren terugkomen in de verschillende onderdelen van de steekproef. Ten eerste is gekeken naar welke nieuwsfactoren het meest voorkomen in de persberichten. De nieuwsfactor dynamiek bleek het vaakst voor te komen in persberichten (83,3%). Als tweede kon de nieuwsfactor geografische nabijheid in

persberichten worden onderscheiden (65,4%). De nieuwsfactor onverwachtheid (53,3%) kwam in meer dan de helft van de berichten terug. De nieuwsfactor relevantie kwam hierna het vaakst voor in de steekproef (50%).

Tabel 2. Onderscheiden nieuwsfactoren per onderdeel van de steekproef. In procenten

Nieuwsfactor Niet overgenomen persberichten Overgenomen Persberichten Nieuwsberichten Telegraaf NRC N 51 78 107 60 47 Onverwachtheid*° 25,5 53,8 78,5 78,3 78,7 Controversie 13,7 17,9 38,3 43,3 31,9 Bereik*° 0 23,1 27,1 18,3 38,3 Geografische nabijheid° 35,3 65,4 57,4 56,7 57,4

Ernst strafbaar feit° 13,7 41 45,8 45 48,8

Relevantie*° 3,9 50 57 41,7 76,6

Elite ° 9,8 24,4 60,7 66,7 53,2

Prominentie° 2 21,8 15 10 21,3

Dynamiek° 23,5 83,3 87,9 95 78,7

Noot: Asterix* houdt een significant verschil in tussen Telegraaf berichten en NRC Handelsblad berichten in e aanwezigheid van nieuwsfactoren (P<.0.01). Het gradenteken° betekent een significant verschil in aanwezigheid van nieuwsfactoren tussen niet overgenomen persberichten en overgenomen persberichten. De tabel telt niet op tot 100 % omdat er meerdere nieuwsfactoren terug kunnen komen in een bericht.

(20)

nieuwsfactoren elite (24,4%) en bereik (23,1%) worden beiden in iets minder dan een kwart van de persberichten onderscheiden. Ten slotte kwamen de nieuwsfactoren prominentie (21,8%) en controversie (17,9%) het minste voor in nieuwssubsidies beschikbaar gesteld door het OM.

Vervolgens is bekeken welke nieuwsfactoren te onderscheiden zijn in niet overgenomen persberichten. De factor geografische nabijheid kwam (35,3%) het vaakst voor in niet overgenomen nieuwssubsidies. De nieuwsfactoren verrassing (25,5%) en dynamiek (23,5%) werden in een kwart van de niet overgenomen nieuwssubsidies het meest onderscheiden en kwamen hiermee als tweede respectievelijke derde het vaakst voor in de steekproef. De factoren controversie (13,7%) en ernst strafbaar feit (13,7) delen de vierde plek als meest voorkomende nieuwsfactor. Als vijfde en zesde meest voorkomend konden de nieuwsfactoren elite (9,8%) en relevantie (3,9%) worden onderscheiden. De nieuwsfactor prominentie kwam slechts in 2 procent van de niet overgenomen nieuwssubsidies terug, de nieuwsfactor bereik komt niet terug in dit onderdeel van de steekproef.

Om sub-onderzoeksvraag 2c te beantwoorden is bekeken welke nieuwsfactoren in

persberichten worden onderscheiden. De nieuwsfactor dynamiek komt in nieuwsberichten het meest voor (87,9%). Als tweede wordt de nieuwsfactor onverwachtheid onderscheiden (78,5%). Als derde en vierde komen de factoren elite (60,7%) en geografische nabijheid (57,4%) het meest voor. De vijfde plek van meest te onderscheiden nieuwsfactor in nieuwsberichten is in deze steekproef de factor relevantie (57%). De factoren controversie (38,3%), bereik (27,1%) en prominentie (15%) komen ten slotte het minst vaak voor in nieuwsberichten. In tabel 1 is een overzicht opgenomen van deze resultaten.

Om de tweede hypothese in dit onderzoek, de verwachting dat er een verschil in

aanwezigheid van nieuwsfactoren tussen overgenomen persberichten en niet overgenomen persberichten te zien is, is een chikwadraattoets uitgevoerd. Uit deze analyse blijkt dat alleen voor de factor controversie geen significant verschil gevonden wordt tussen overgenomen persberichten en niet overgenomen persberichten. De nieuwsfactoren onverwachtheid, bereik, geografische nabijheid, ernst strafbaar feit, relevantie, elite, prominentie en dynamiek komen significant vaker voor in overgenomen persberichten dan in niet overgenomen persberichten.

(21)

De aanname dat er verschillen in de aanwezigheid van nieuwsfactoren zijn tussen

overgenomen berichten en niet overgenomen berichten kan worden aangenomen. Alleen voor de nieuwsfactor controversie geldt het verschil in deze steekproef niet.

Om de derde hypothese te toetsen is het verschil in te onderscheiden nieuwsfactoren tussen de Telegraaf en het NRC Handelsblad bekeken. Zijn er verschillen in nieuwsfactoren tussen deze kranten? Om dit te bekijken is een chikwadraattoets uitgevoerd. Tussen de Telegraaf en het NRC is ten eerste een significant verschil gevonden in de aanwezigheid van de nieuwsfactor bereik. Deze factor komt significant vaker voor bij het NRC Handelsblad (38,3%) dan de Telegraaf (18,3%). Ook de factor relevantie bleek significant vaker voor te komen bij het NRC (76,6%) dan bij de Telegraaf (41,7%). Voor de nieuwsfactor prominentie is ook een significant verschil gevonden tussen NRC (21,3%) en Telegraaf (10%). Voor de factor dynamiek bleek eveneens een significant verschil, waarbij de factor vaker voor komt in berichten van de Telegraaf (95%) van het NRC Handelsblad (78,7%).

Een overzicht van de resultaten is opgenomen in tabel 2. Hypothese 3 kan voor de

nieuwsfactoren bereik, relevantie, prominentie en dynamiek worden aangenomen. Voor de overige nieuwsfactoren moet deze hypothese worden verworpen.

Voorspellende waarde nieuwsfactoren

De derde onderzoeksvraag betreft de vraag of er een verband tussen de aanwezigheid van nieuwsfactoren in OM persberichten en opvolging in de nieuwsmedia te vinden is. Welke nieuwsfactoren voorspellen samen dat een persbericht geplaatst zal worden in het medium? In voorgaand onderzoek zijn diverse nieuwsfactoren onderscheiden, maar naar een

overheidsorganisatie als het OM is nog geen onderzoek gedaan. Om te bekijken welke nieuwsfactoren voorspellend zijn voor deze specifieke organisatie is een logistische regressie analyse uitgevoerd. Voor deze analyse is gekozen omdat de afhankelijke variabele, wel of niet geplaatst worden, een dichotome variabele is en de onafhankelijke variabele, in dit onderzoek de nieuwsfactoren, een categorale variabele is. Door middel van een QQ-plot is getest of de residuen normaal verdeeld zijn. Hieruit kon, wegens het kleine sample, niet gesteld worden dat de residuen normaal verdeeld zijn, noch dat deze niet normaal verdeeld zijn. Hierom is besloten het model te accepteren.

(22)

Er is een ‘backward stepwise’ logistische regressie uitgevoerd gebaseerd op de aannemelijkheidsratio (Likelihood Ratio). Dit betekent dat in eerste instantie alle nieuwsfactoren in de analyse zijn meegenomen. Op basis van de hoogte van de

aannemelijkheidsratio is vervolgens bepaald of een variabele in het model blijft of wordt weggelaten. Op deze wordt een model gecreëerd die het beste de plaatsing in een media bericht kan voorspellen. Uiteindelijk is in vijf stappen een model met de nieuwsfactoren die een significante invloed hebben op het wel of niet plaatsen in een nieuwsbericht gevormd.

Tabel 3.Voorspellende nieuwsfactoren in een model

Het model met nieuwsfactoren als onafhankelijke variabele en het wel niet overnemen van een persberichten als afhankelijke variabelen is significant met de nieuwsfactoren Impact (B=9,34, b= 11161,2, p > 0.1), ernst strafbare feit (B = 1,016, b= 2,888, p < 0.01), relevantie (B = 3,026, b = 20,6 p < 0.01) prominentie (B= 3,25, b = 26,02, p > 0.05) en dynamiek (B = 2,47, b =11,76, p > 0.05). Het model is dus bruikbaar om de plaatsing van een nieuwssubsidie in nieuwsmedia te voorspellen, de voorspelling is qua sterkte goed: 84,5% van de verschillen in publicatie kunnen voorspeld worden op grond van de nieuwsfactoren impact, ernst

strafbare feit, relevantie, prominentie en dynamiek. In tabel 3 zijn de resultaten opgenomen. Hier is de derde onderzoeksvraag mee beantwoordt.

Frames

Een volgende vraag in dit onderzoek is de vraag of in nieuwssubsidies wordt getracht de lezer te beïnvloeden. Er zijn hiertoe diverse items opgesteld waarvan werd verwacht dat ze een van de drie vooraf bepaalde frames, te weten het verantwoordelijkheidsframe, metafoorframe en conflict frame, zouden meten.

Nieuwsfactor B S.E. Exp (B)

Impact: bereik 9,320 32,01 11161,281

Ernst strafbare feit 1,061 0,64 2,888

Relevantie 3,026 0,91 20,612

Prominentie 3,259 1,2 26,017

(23)

Of deze frames inderdaad aanwezig zijn in persberichten is bekeken door middel van een principale componenten analyse. Omdat verwacht wordt dat de variabelen onafhankelijk zijn is gekozen voor de varimax rotatie.

Tabel 4. Varimax factor componentladinge voor de vijf framing items

Framing items Conflict

frame

Er wordt gewaarschuwd voor de gevolgen van een bepaalde beslissing .81

Het OM wordt ervan beticht geen verantwoordelijkheid af te leggen .76

Uit het bericht spreekt verbazing over de gang van zaken .7

Er wordt een alternatieve oplossing aangedragen – uit onvrede over de huidige oplossing .66

Er wordt in het bericht gesproken over maatschappelijke onrust .52

Er werd verwacht dat er drie overkoepelde frames gevonden zouden worden. Een van deze frames, het metafoor frame, werd duidelijk niet gevonden. In geen van de geselecteerde persberichten kwam dit frame voor, waardoor met zekerheid kan worden uitgesloten dat dit frame in de steekproef voorkomt.

De principale componenten analyse (PCA) geeft vervolgens aan dat vijf items samen een eendimensionale schaal vormen: deze variabele heeft een eigenwaarde boven de 1

(eigenwaarde is 8,38), er is een duidelijke knik na deze component in het scree plot. De items op deze component hangen positief samen, waarbij het item ‘er wordt gewaarschuwd voor de gevolgen’ de hoogste samenhangt heeft (componentlading is 0,81). Het item ‘er wordt

gesproken over maatschappelijke onrust’ heeft de laagste samenhang (componentlanding is 0,52). De schaal lijkt het frame ‘conflict’ goed te meten als naar de items wordt gekeken. In tabel 4 zijn alle items met componentlading opgenomen. De uitkomst dat slechts 5 items met elkaar clusteren leidt tot de conclusie dat het verantwoordelijkheidsframe niet gebruikt wordt in de persberichten in deze steekproef. Samenvattend is het antwoord op de onderzoeksvraag dat in informatiesubsidies beschikbaar gesteld door het OM alleen het conflictframe kan worden onderscheiden.

(24)

Studie 2

Om onderzoeksvragen 4 en 5 betreffende de visie van journalisten en organisaties ten aanzien van het selectieproces van nieuws te kunnen beantwoorden zijn interviews afgenomen met journalisten en met communicatie medewerkers van het OM. De vraag hoe journalisten het selectieproces van nieuws zien en hoe zij omgaan met informatiesubsidies, RQ4, zal als eerste getracht te worden beantwoord.

Wat maakt een gebeurtenis nieuws?

Iets is nieuws als dit evident uit de actualiteit volgt. Wat dan de precieze gedachtegang hierachter is volgens de journalisten niet direct te duiden. Er is geen algemene handleiding of richtlijn over wat wel en wat geen nieuws is. De hoofdredactie laat de keuze hiervoor aan de journalist over. Het is geen commerciële aangelegenheid, er wordt geschreven over wat op dat moment belangrijk is. De selectie vindt volgens journalisten vooral plaats op grond van het ‘onderbuik gevoel’.

‘Het zit in je DNA, het gaat je vanzelf. Je weet intuïtief wat belangrijk is’

Door het interview heen komen aspecten van een gebeurtenis naar voren die duiden op een selectiemoment van nieuws. Een voorbeeld is de aanwezigheid van een prominent persoon, bijvoorbeeld een bekende Nederlander. Als deze aanwezig is in het verhaal is de kans groter dat het bericht de interesse heeft van de journalist. Ook onverwachte, opmerkelijke

gebeurtenissen worden door de journalist genoemd als berichten met een hogere kans op plaatsing in het medium. De doelgroep wordt hierbij in gedachten gehouden.

‘Het nieuwsfeit zelf, bijvoorbeeld een bestuurder bij ABN Amro is gearresteerd, dat zal toch de krant wel halen. Maar als bij de arrestatie bijvoorbeeld een Ferrari in beslag is genomen dat is informatie die de lezer van de telegraaf interessant vindt. Dat weet ik , dus daar zal ik dan meer aandacht aan besteden.’

Een ander belangrijk selectie criterium wat door journalisten wordt aangehaald is het criterium of een bericht klopt. Als een nieuwsbericht niet te staven is met meer dan twee bronnen, zal het niet in het nieuws komen. De waarheid is voor journalisten van belang bij de nieuwsselectie.

(25)

Informatie subsidie

Journalisten ontvangen persberichten of zijn geabonneerd op de RSS-feed van het Openbaar Ministerie. Via deze weg komt het nieuws over het OM dagelijks binnen. De journalisten geven aan dat zij persberichten echter nooit gebruiken om artikelen te schrijven. Een persbericht houdt namelijk in dat de informatie voor iedereen beschikbaar is. Als journalist wil je ‘voor’ lopen en nieuws brengen voordat dit voor iedereen beschikbaar is. Het

persbericht wordt als basis gebruikt in nieuwsberichten, maar puur en alleen voor de feiten die erin staan. Het persbericht geeft een aanleiding tot het schrijven van een eigen bericht, kan dienen als basis voor de feiten maar een bericht alleen over het persbericht wordt niet vaak geschreven.

Het OM als bron

Het OM is open voor contact en over het algemeen voor journalisten goed te bereiken. Het contact met het OM wordt echter als niet bepaald nuttig omgeschreven. Voorlichters geven nauwelijks meer informatie dan in het persbericht staat, contact opnemen met hen is dan ook vaak zinloos. Persafdelingen zijn niet in het leven geroepen om de journalist te helpen. Persvoorlichters staan in dienst van de organisatie en zullen het nieuws altijd op zo’n manier draaien dat het voor hen het meest gunstig is.

‘Het is een nederlaag als je een persvoorlichter moet bellen. Je moet zorgen dat je zelf met je eigen bronnen af kan’.

De informatie uit het persbericht wordt aangehaald, daarmee is het voor de voorlichter af. Volgens de journalisten is het daarbij vaak zo dat de persafdeling zelf ook niet meer weet dan wat er in het persbericht staat. Van belang is het daarom altijd meerdere bronnen te gebruiken bij het schrijven van een nieuwsbericht. Een persbericht kan nooit als basis dienen voor een artikel, met als reden het bovenstaande gegeven dat organisaties er alles aan zullen doen zichzelf op de meest positieve manier te laten zien. Van objectieve informatie vanuit het OM of elke andere organisatie kan eigenlijk niet gesproken worden. Ook het OM is een partij in het proces en zal dus zoveel mogelijk een positief beeld van henzelf naar voren willen brengen.

Waarin het OM sterk verschilt van andere organisaties is dat het voor hen belangrijk is berichten zo feitelijk mogelijk te brengen. Het ‘spinnen’ van informatie wordt hierdoor minder makkelijk, omdat het een taak van het OM is het nieuws te brengen zoals het is.

(26)

Journalisten merken dit en vinden dit een goede zaak. De feiten zoals door het OM aangeleverd worden altijd gebruikt. Er is geen reden aan te nemen dat het OM niet te vertrouwen is. Het gebrek aan extra informatie waar journalisten vaak om vragen maakt het echter wel lastiger. Het blijft vaak bij de informatie die ook in het persbericht staat, terwijl journalisten nieuwe informatie willen brengen. Het OM is een van de weinige bronnen, journalisten zijn afhankelijk van hen.

De organisatie

Onderzoeksvraag 5 betreft de vraag of medewerkers van de persafdeling het nieuws denken te kunnen beïnvloeden en op wat voor manier dit gebeurd.

Informatie subsidie

Het OM bestaat uit tien arrondissementen en twee landelijke organisaties. Van belang is te vermelden dat al deze aparte onderdelen op een eigen manier te werk gaan. Er wordt

veelvuldig onderling contact gehouden en beleid wordt afgestemd, maar er is niet een hoofd communicatie die toeziet op alle onderdelen. Om de eenheid te bevorderen is er een richtlijn opgesteld, het zogenaamde Handboek voor de Pers, waarin elementaire beginselen

opgenomen zijn in hoe er moet worden omgegaan met de pers. Deze richtlijn wordt in principe door alle arrondissementen en landelijke organisaties gebruikt. De regels rond communicatie is dus tot op zekere hoogte centraal geregeld.

Waar vroeger de persberichten verzonden werden naar een bestand met e-mailadressen, wordt het persbericht door het arrondissement Amsterdam tegenwoordig alleen nog op de website van het OM geplaatst. Met een bericht op Twitter worden journalisten en andere

geïnteresseerden geattendeerd op het bericht. Het sneller brengen van nieuws is ook voor het OM steeds meer van belang. Procesinformatie, bijvoorbeeld alleen een strafeis in ieder geval korte feitelijke informatie, wordt soms zelfs alleen via Twitter gestuurd zonder begeleidend persbericht. Soms worden de berichten letterlijk overgenomen, soms komen er extra vragen van journalisten.

Transparantie

Het OM heeft als taak de burgers zo goed mogelijk te beschermen en dit op een zo eerlijk mogelijke manier te doen. Het vertrouwen van de burgers is van groot belang bij het goed functioneren van de Rechtsstaat. Het OM speelt een grote rol in dit proces. Openheid en verantwoording afleggen aan de samenleving zijn van belang.

(27)

‘Wij als OM, en dat meen ik oprecht, dat is geen pr-praatje, wij zijn er niet op uit om ons beter voor te doen dan we zijn maar we zijn er wel op tijd bij om te laten zien wat we doen en om zichtbaarder te zijn’

Transparant zijn is een van de doelen van berichtgeving van het OM. Echter is dit niet zo’n simpele kwestie. Het OM heeft naast het belang van transparante nieuwsverstrekking en verantwoordelijkheid naar de samenleving nog een aantal belangen waar rekening mee moet worden gehouden. Voorbeelden hiervan zijn dader privacy en het belang van het niet

verstoren van het onderzoek. Teveel over een strafzaak zeggen voordat deze daadwerkelijk begonnen is kan leiden tot het verwijt dat er aan ‘trial by media’ wordt gedaan, wat zelfs tot strafvermindering voor de dader kan leiden. Dit maakt de positie van het OM naar de media toe af en toe ietwat ingewikkeld. Het OM is tegelijkertijd een ‘crime fighter’ alsmede een magistraat. Het magistratelijke brengt met zich mee dat het OM zich verantwoordelijk moet gedragen naar alle partijen toe, incluis de verdacht. Hiermee moet rekening worden gehouden bij het verstrekken van informatie.

Monitoren

Beiden geïnterviewde benadrukken dat het voor het OM belangrijk is te weten op wat voor manier zij in het nieuws komen. Mede hierom worden nieuwsberichten rondom het OM de gehele dag gemonitord. Via Twitter en abonnementen op nieuwssites kan gedurende de dag gekeken worden wat er in over het OM wordt geschreven. De manier waarop wordt

geschreven is hierbij van groot belang. Hoe positiever de media over het OM schrijven, hoe groter de kans is dat burgers positief over het OM denken. En dat is uiteindelijk wel een van de hoogste doelen; het vertrouwen van burgers winnen als wel behouden.

‘Je kijkt of je boodschap overkomt. We hebben een eigen schrijfstijl, maar het is mijn streven een bericht zo te schrijven dat deze direct kan worden overgenomen. Dit zodat het bericht wel feitelijk klopt’.

Het OM wordt steeds pro-actiever als het gaat om het verstrekken van informatie. Waar de organisatie een aantal jaren geleden gesloten en onbereikbaar was, is de laatste jaren een omslag te zien in de beleid. Journalisten worden steeds vaker naar aanleiding van een nieuwsbericht opgebeld door het OM om uitleg te geven.

(28)

Zeker als er onjuiste informatie de wereld ingaat is het voor het OM een speerpunt dit zo snel mogelijk op te lossen. Het belang van snel nieuws en de voordelen van positieve

berichtgeving dringen steeds meer tot de organisatie door.

Media relaties

Journalisten hebben volgens het OM altijd de mogelijkheid meer informatie of uitleg te krijgen naar aanleiding van een uitgestuurd persbericht door hen te bellen. Elke journalist heeft recht op dezelfde informatie, uniformiteit is voor het OM van belang. Het hangt sterk van de zaak af of er meer informatie kan worden gegeven. Er is veel verantwoordelijkheid en vrijheid om informatie aan de journalisten te geven, maar veel moet wel eerst intern overlegd worden om de uniforme uitgang van informatie zeker te stellen. De zaaksofficier of de hoofdofficier waarmee moet worden overlegd is soms lastig te bereiken, waardoor reageren langzaam gaat. De overlegcultuur van de organisatie maakt commentaar aan journalisten volgens een van de geïnterviewde wel lastig.

‘Soms denk ik: ik wil hier nu op reageren. Maar dan is het intern te stroperig en moet er eerst met een x aantal mensen overlegd worden, waardoor het moment eigenlijk al voorbij is. Dat maakt het wel lastig’.

Samengevat kan gesteld worden dat journalisten niet duidelijk uit te tekenen selectiecriteria hanteren. Ook wordt duidelijk dat organisaties en journalisten een tegengesteld belang hebben waar het gaat om informatiesubsidies. Journalisten willen zoveel mogelijk informatie, de organisatie kan slechts een deel hiervan geven.

Conclusie/discussie

In deze studie is bekeken hoe de nieuwsagenda wordt gevuld. De rol van nieuwsfactoren en andere selectiecriteria voor het samenstellen van de nieuwsagenda zijn nader onderzocht. Bekeken is of organisaties het nieuws willen beïnvloeden en op wat voor een manier zij dit doen. Dit is gedaan door een kwantitatieve inhoudsanalyse (N=234) in combinatie met een vijftal expert interviews. Een van de belangrijkste contributies van dit onderzoek is de

validering van de nieuwsfactorentheorie voor een overheidsorganisatie. De combinatie tussen theorie en praktijk is eveneens een interessante contributie van dit onderzoek.

(29)

In bijna 40% van de nieuwsberichten in deze steekproef zijn sporen van een

informatiesubsidie terug te vinden. Dit betekent dat bijna de helft van de nieuwsberichten direct gebaseerd is op het persbericht dat is verzonden door de organisatie, zonder dat er door de journalist nieuwsfeiten aan zijn toegevoegd. Hooguit stilistische wijzigingen, zodat het bericht pas in de stijl van het medium, worden gemaakt. Dit is een hoog percentage. Kritische evaluatie van een organisatie die zorg draagt voor een belangrijk fundament van de

samenleving, de rechtsbescherming, is van belang (Ruigrok, Ismaïli & Goelema, 2010). Het Deze uitkomst betekent overigens niet direct dat journalisten berichten afkomstig van het OM daadwerkelijk niet checken. Dat er geen aanvullingen zijn gedaan, betekent niet direct dat de journalist de informatie in het bericht niet heeft gecheckt. Dit houdt in dat het percentage met enige voorzichtigheid moet worden geïnterpreteerd. Het feit dat het OM in deze steekproef als organisatie is gekozen zou een verklaring kunnen zijn voor het hoge aantal direct

overgenomen informatiesubsidies. Nieuws omtrent het OM is lastig te voorspellen. Een illustrerend voorbeeld hierbij is het verlengen van het voorarrest van een verdachte. Het OM is de een organisatie die als eerste, en vaak als enige, weet heeft van dit besluit gezien het feit dat dit besluit door hen wordt genomen. Journalisten zijn dus in grote mate afhankelijk van informatiesubsidies beschikbaar gesteld het OM. Dit maakt het belang van een kritische blik van journalisten nog belangrijker. Kritisch oordelen over informatiesubsidies verzonden door het OM is een manier om het OM te controleren. Bij organisaties vergelijkbaar met het OM, bijvoorbeeld de politie, is het direct overnemen van informatiesubsidies een ontwikkeling die nauw in de gaten moet worden gehouden.

In dit onderzoek werd een verschil in de journalistieke behandeling van informatiesubsidies verwacht tussen de Telegraaf en het NRC Handelsblad. Als populaire krant werd verwacht dat de Telegraaf informatiesubsidies sneller direct zou doorplaatsen, omdat het snel brengen van nieuws een van de speerpunten is (Bakker & Scholten, 2009; Wijfjes, 2004).

Deze verwachting bleek niet te kloppen. In deze steekproef zijn geen verschillen te

onderscheiden tussen de verwerking van informatiesubsidies afkomstig van het OM door de Telegraaf en het NRC Handelsblad. De Telegraaf acht het brengen van nieuws omtrent criminaliteit en misdaad als zeer belangrijk (Wijfjes, 2004). Een verklaring voor het niet gevonden verschil tussen deze media zou kunnen zijn dat het belang van de Telegraaf bij het brengen van origineel crime nieuws groot is, waardoor er veel aandacht naar dit onderwerp uitgaat.

(30)

Om de nieuwsfactorentheorie te valideren is ten eerste de aanwezigheid van nieuwsfactoren in de steekproef nader bekeken. Voor overgenomen persberichten, niet overgenomen

persberichten en voor nieuwsberichten is bekeken welke nieuwsfactoren het meest voorkomen. Een interessante bevinding zijn de verschillen in de aanwezigheid van

nieuwsfactoren tussen niet overgenomen persberichten en overgenomen persberichten. Op een nieuwsfactor, bereik, na kwamen de nieuwsfactoren significant minder voor in niet overgenomen persberichten dan in overgenomen persberichten. Persberichten waarop uiteindelijk een nieuwsbericht is gebaseerd bevatten dus vaker nieuwsfactoren dan niet overgenomen persberichten. Nieuwsfactoren maken een bericht blijkbaar meer

nieuwswaardig en brengen een eerdere selectie voor de nieuwsagenda met zich mee. Aannemelijk is dat individuele factoren al een belangrijk selectiecriterium vormen om een bericht al dan niet te publiceren. Dit is een eerste bevinding van validiteit van de

nieuwsfactorentheorie. Eveneens werd in dit onderzoek verwacht dat er verschillen in nieuwsfactoren te zien zijn de Telegraaf en het NRC Handelsblad. Voor de factoren onverwachtheid, bereik, relevantie bleken er inderdaad significante verschillen tussen de aanwezigheid van nieuwsfactoren in de Telegraaf en het NRC Handelsblad. Een verklaring hierover kan het verschil in focus van kranten zijn. Nader onderzoek naar de verschillen zal dit moeten uitwijzen.

Dat de individuele aanwezigheid van nieuwsfactoren invloed heeft op de nieuwsagenda is besproken Met een model van nieuwsfactoren kan het wel of niet overnemen van een persbericht nog beter worden voorspeld. Niet eerder is voor een organisatie als het OM, overheidsorganisatie met verantwoordelijkheid naar de burger, bekeken welke nieuwsfactoren invloed hadden. De gezamenlijke aanwezigheid van de nieuwsfactoren bereik, ernst strafbaar feit, relevantie, prominentie en dynamiek bleek de grootste voorspellende invloed te hebben op het al dan niet overnemen van een persbericht. Uit het model kan worden geconcludeerd dat alle geselecteerde factoren een positief effect hebben op het overnemen van het

persberichten, en daarmee op de nieuwsagenda. Het effect van het model is groot. Hieruit kan worden geconcludeerd dat voor informatiesubsidie van organisaties als het OM een grotere kans hebben een plek op de nieuwsagenda te veroveren als er een combinatie van deze factoren aanwezig is. Organisaties die als doel hebben een prominente plek te veroveren zouden kunnen overwegen extra op deze factoren te letten bij de creatie van een

(31)

Nieuwsfactoren voorspellen dus de kans op publicatie, aanwezigheid van bepaalde factoren leidt tot een grotere kans op plaatsing. Nieuwsfactoren zijn echter niet de enige voorspeller. Verschillende contextuele en situationele factoren spelen eveneens een rol (Kroon &

Schafraad, 2013; Staab, 1990). De mening van journalisten over de reden van selectie van een persbericht voor de nieuwsagenda. Journalisten zijn van mening dat de selectie van nieuws vooral plaatsvindt doordat een gebeurtenis feitelijk juist is of ‘omdat het gevoel klopt’. In eerder onderzoek werd gesuggereerd dat nieuwsfactoren zorgen voor een onderbewust effect (Staab, 1990). In dit onderzoek kan dit worden bevestigd. Uit de inhoudsanalyse kwam naar voren dat nieuwsfactoren een voorspellende werking hebben, specifiek een bepaalde

combinatie van nieuwsfactoren. Journalisten noemen vooral het ‘gevoel’ dat iets nieuws is. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat de nieuwsfactorentheorie onderbewust invloed uitoefent op de selectieproces. Journalisten hebben niet het gevoel dat ze beïnvloed worden, maar dit gebeurd in de realiteit wel. Dit is een interessante aanvulling op de

nieuwsfactorentheorie.

Voor organisaties betekent de uitkomst van dit onderzoek dat, mochten zij als doel hebben zoveel mogelijk op de nieuwsagenda te komen, een combinatie van bovenstaande

nieuwsfactoren hiertoe een grote kans geeft. Ook het OM kan hiermee rekening houden. In bepaalde strafzaken kan het, bijvoorbeeld doordat het een zaak betreft waar veel aandacht voor is, belangrijk zijn dat de informatie goed in de media komt. Door te voldoen aan bovenstaande eerste selectiecriteria kan de kans vergroot worden dat het bericht zal worden doorgeplaatst.

In een exploratief onderzoek naar aanwezige frames kon een frame onderscheiden worden: het conflict frame. De aanwezigheid van dit frame is te verklaren door het feit dat in veel berichten van het OM als sub onderwerp conflict voorkomt. Bij een rechtszaak is er immers altijd een conflict: de verdachte staat tegenover het OM. Het feit dat de twee frames die verder verwacht werden gevonden te worden niet zijn gevonden is een interessante bevinding. Hieruit kan de voorzichtige conclusie getrokken worden dat het OM weinig aan framing doet. Met andere woorden, het OM probeert het nieuws niet te beïnvloeden door middel van het framen van berichten. Uit de interviews kwam eenzelfde conclusie naar voren. Communicatie medewerkers van het OM zien verantwoording afleggen aan de samenleving en transparante nieuwsverstrekking voor de organisatie van groot belang zijn.

(32)

Verder onderzoek naar frames kan uitwijzen of er andere frames worden ingezet door het OM. Een andere suggestie voor vervolgonderzoek is bekijken of de gevonden frames in persberichten daadwerkelijk terugkomen in nieuwsberichten. Frames van de organisatie hebben alleen effect op de publieke opinie wanneer deze via de nieuwsmedia wordt beïnvloedt (Knight, 1999). Door te onderzoeken of gebruikte frames terugkomen in de nieuwsmedia kan het effect van frames op de nieuwsagenda worden bekeken. Nog een interessante suggestie voor vervolgonderzoek is bekijken wat de invloed van sociale media zijn op de nieuwsselectie. Sociale media worden steeds vaker ingezet bij het onderhouden van mediarelaties (Waters, Tindall & Morton, 2010). Uit de interviews blijkt dat een organisatie als het OM steeds meer nieuws alleen nog verspreid via sociale media. De journalisten noemen sociale media in de interviews echter nog niet als een bron voor het vinden van informatie. Interessant is om te bekijken of dit inderdaad geen bron is en wat het potentieel is van deze nieuwe vorm van media.

(33)

Literatuurlijst

Badenschier, F., & Wormer, H. (2012). Issue Selection in Science Journalism: Towards a Special Theory of News Values for Science News?. In The Sciences’ Media Connection– Public Communication and its Repercussions (pp. 59-85). Springer Netherlands.

Bakker, P. & Scholten, O. (2009). De communicatiekaart van Nederland (7e druk). Amsterdam: Kluwer.

Barker, G. G. (2012). Cultural influences on the news Portrayals of the Iraq war by Swedish and American media. International Communication Gazette, 74(1), 3-22.

Blyskal, J. and Blyskal, M. (1985) ‘PR: How the Public Relations Industry Writes the News’, Morrow, New York, NY.

Berkowitz, D., & Adams, D. B. (1990). Information subsidy and agenda-building in local television news. Journalism & Mass Communication Quarterly, 67(4), 723-731.

Bovet, S. F. (1995). Guideposts for Going Online. Public Relations Journal, 51, 40.

Carroll, C. E., & McCombs, M. (2003). Agenda-setting Effects of Business News on the Public's Images and Opinions about Major Corporations. Corporate Reputation Review, 6(1), 36.

(34)

assist journalists in news gathering. Public Relations Review, 29(1), 29-41.

Cameron, G. T., Sallot, L. M., & Curtin, P. A. (1997). Public relations and the production of news: A critical review and theoretical framework. Communication yearbook, 20, 111-156.

Carroll, C. E., & McCombs, M. (2003). Agenda-setting effects of business news on the public's images and opinions about major corporations. Corporate Reputation Review, 6(1), 36-46.

Charmaz, K. (2006). Constructing grounded theory: A practical guide through qualitative analysis. Pine Forge Press.

Curtin, P. A. (1999). Reevaluating public relations information subsidies: Market-driven journalism and agenda-building theory and practice. Journal of Public Relations Research, 11(1), 53-90.

Curtin, P. A., & Rhodenbaugh, E. (2001). Building the news media agenda on the

environment: A comparison of public relations and journalistic sources. Public Relations Review, 27(2), 179-195.

D'angelo, P. (2002). News framing as a multiparadigmatic research program: A response to Entman. Journal of communication, 52(4), 870-888.

D’Angelo, P. (2012). Studying Framing in Political Communication with an Integrative Approach. American Behavioral Scientist 56: 353–64.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

nieuwsaanbod. In de regel is dan het business model gebaseerd op het aanbieden van onbetaald online nieuws om bereik te creëren, waarna de consument wordt verleid tot het afnemen

Een democratische samenleving daarentegen kenmerkt zich door gelijke rechten. Dit is vol- gens Tocqueville rechtvaardiger dan aristocratie, omdat het meer ruimte geeft aan

De Telegraaf en het Algemeen Dagblad behoren tot een andere categorie kranten dan de Volkskrant en het NRC Handelsblad.. 4p 9 a Tot welke categorie kranten behoren De Telegraaf

− De opiniërende functie wordt minder goed vervuld, omdat de lezer in de regionale krant minder diepgravende artikelen vindt over allerlei lokale politieke/maatschappelijke

In het onderhavige besluit wordt uitgegaan van een markt voor landelijke advertenties in regionale en landelijke dagbladen waarbij in het midden kan worden gelaten of een dergelijke

Although thematic coverage, which does have attention for context, is used more often in quality newspapers and current affairs shows, these media groups pay less attention to

Naarmate een lokaal probleem door politici sterker in nationale en interna- tionale termen wordt gedefi nieerd, komen wijkbewoners in lokale media minder aan het woord over

‘In de praktijk betekent dit dat een signaal zoals dat er de afgelopen weken was over een nieuwe toestroom van illegalen actie vraagt van verschillende diensten tegelijk: politie en