• No results found

De poorten tot genegenheid ontsluitend. Een onderzoek naar de invloed van de Boekenweek op consumentengedrag

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De poorten tot genegenheid ontsluitend. Een onderzoek naar de invloed van de Boekenweek op consumentengedrag"

Copied!
363
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De poorten tot genegenheid ontsluitend

Een onderzoek naar de invloed van de Boekenweek op

consumentengedrag

Stephanie Heijtel

Scriptiebegeleider: mw. prof. dr. E.A. Kuitert Tweede lezer: dhr. dr. P. Dijstelberge MA Redacteur/Editor (Neerlandistiek)

(2)
(3)

3

Inhoudsopgave

Inleiding 5

Theoretisch kader 12

De uitgeverij als poortwachter 12

Van poortwachter naar poortwachten 13

Consumentengedrag op de boekenmarkt 17

Hoofdstuk I – De CPNB en haar campagne 26

Bibliotheken 29

Nederlandse Spoorwegen 31

Vlaanderen 35

De Boekenweken 2003 tot en met 2015 – een globale indruk 37 De Boekenweken 2003 tot en met 2015 nader beschouwd 43

Hoofdstuk II – Het collectieve van de propaganda 74

Auteurs 76

Uitgeverijen 78

Boekhandels 85

Media 97

Overige actoren 104

Hoofdstuk III – Externe factoren 111

Thema 112

Auteur 117

Publiciteit 125

Bestsellers 128

Het weer 133

De zichtbaarheid van de Boekenweek 137

Factoren van invloed – een voorlopige conclusie 139 Commerciële effecten -verkooppiek of bestedingsverschuiving? 140

Hoofdstuk IV – Boekenweekeffecten 147

(4)

4 Methode 158 Data geschenkauteurs 164 Resultaten geschenkauteurs 178 Data essay-auteurs 198 Resultaten essay-auteurs 208 Overige Boekenweekeffecten 228

Andere gesignaleerde verkoopimpulsen 234

Conclusie 241

Dankwoord 247

Bibliografie 248

(5)

5

Inleiding

‘De collectieve boekpromotie kent een historie die teruggaat tot 1930. Toen is voor de eerste keer een Dag van het Boek gehouden.’1 Met die woorden plaatst de CPNB op haar website de

voorloper van de Boekenweek aan het begin van de geschiedenis van gezamenlijk

gerealiseerde reclame voor het boek. De vraag of het hier echt de eerste organisatie betreft die in samenwerkingsverband het boek aan de man probeert te brengen in het midden latend, blijken de wortels van de collectieve boekpromotie via de CPNB echter al eerder in de twintigste eeuw te liggen.

Al tegen de jaren twintig signaleerden boekenvakkers namelijk dat er actie ondernomen moest worden om de vraag naar boeken te laten aansluiten op het alsmaar stijgende aanbod: gaf men aan het eind van de negentiende eeuw nog ongeveer tweeduizend nieuwe boeken per jaar uit, in 1930 waren dat al bijna zevenduizend titels. Ondertussen was het niet duidelijk of de vraag naar boeken in dezelfde mate meegroeide.2 Zowel

boekverkopers als uitgevers spraken hun zorgen hierover openlijk uit. Volgens de eerste groep moest dit probleem worden gezien als een geval van overproductie: uitgevers zouden eens wat minder kortzichtig moeten ‘avonturen’ en zich beperken in het aantal titels dat ze uitbrachten. Uitgevers meenden echter dat de boekenmarkt juist gebukt ging onder onderconsumptie. Boekhandelaren deden niet hard genoeg hun best om – desnoods tegen een lagere prijs – van hun voorraad af te komen en de consument las niet genoeg boeken. In het Nieuwsblad voor de

Boekhandel schreef men hierover: ‘het ware beter, dat men de consumptie niet als een

constante grootheid beschouwde met daartegenover de toenemende productie, maar dat men de poorten trachtte te ontsluiten die toegang geven tot de genegenheid van een grooter volksdeel voor het boek.’3 Opvallend is de beeldspraak van de poorten. Hoewel het

poortwachtersbegrip, dat in deze scriptie een belangrijke rol zal spelen, toen nog niet op die manier in gebruik was, lijkt er hier dus al wel een zeker bewustzijn te zijn van de invloed die het boekenvak als poortwachter op nota bene de consumptiekant van de markt zou kunnen en

1 ‘Over CPNB’ op de website van de CPNB, geraadpleegd op 25 mei 2015

(http://web.cpnb.nl/index.vm?template=over)

2 Blokker, J., 1990. De kwadratuur van de kwattareep. Zestig jaar Collectieve Propaganda voor het Nederlandse

Boek. Amsterdam: Stichting Collectieve Propaganda voor het Nederlandse Boek, p. 12.

3 Auteur onbekend, 1937. ‘Productie en overproductie in het boekenbedrijf’. In: Nieuwsblad voor den

(6)

6

moeten uitoefenen – de kant van de boekenmarkt die in hedendaags poortwachtersonderzoek tot nu toe onderbelicht bleef en waarnaar ik het begrip in deze scriptie zou willen uitbreiden.

Vanuit deze zorgen werd in 1919 bij de Nederlandsche Uitgeversbond het voorstel geopperd om een reclamebureau voor het boek te beginnen. Dit Reclamebureau zou de taak krijgen om ‘per post reclamemiddelen van de leden te verzenden aan verschillende

categorieën van het boekkopend publiek in Nederland en Nederlands-Indië’.4 Het was zowel de eerste keer dat er vanuit het boekenvak collectief actie ondernomen werd om het boek aan de man te brengen, als de eerste keer dat men collectief reclame aanvaardde als middel om dit doel te bereiken – een middel dat men in feite te min voor een geestesproduct als het boek achtte. Bovendien werd hiermee nu ook een publiek van niet-lezers aangesproken, waar eigenlijk op werd neergekeken, maar die desalniettemin als klant van het boek begeerd werden.5 De reclame-uitingen van het bureau waren dus revolutionair en paradoxaal tegelijk.

Het bureau zou als eerste georganiseerde boekreclamecommissie in de Nederlandse geschiedenis de voorloper van de huidige CPNB zijn. Desondanks was dit bureau geen lang leven beschonken. Het ontbrak het bureau aan draagvlak uit eigen kring, en dus werd in september 1925 door het bestuur van de NUB besloten om de instantie op te heffen.6 Men bleef zich echter zorgen maken over de marktpositie van het boek en bleef het belang van boekpromotie inzien. Het was een tijd waarin het boek in een opkomende vrijetijdsmarkt haar positie niet zeker was: het boek moest ‘het […] gaan opnemen tegen een steeds grotere hoeveelheid verleidelijke vrijetijdsrivalen’7, en de onderzoeken die aantoonden dat het boek

in die concurrentiestrijd het onderspit aan het delven was stapelden zich op. De gemiddelde consument bleek weliswaar voldoende bestedingsruimte te hebben om een boek te kunnen aanschaffen, maar gaf haar geld toch vooral uit aan andere vormen van ‘vermaaksaanbod’ – waarover in deze studies nogal eens met onverhuld dedain over werd gesproken.8 De NUB liet het dus niet bij haar eerste boekreclamepoging en vatte halverwege 1921 – toen het Reclamebureau, weliswaar zonder al te veel succes, nog bestond – alweer het plan op om een Commissie voor de Reclame van het Nederlandsche Boek te installeren om de algemene reclame voor het Nederlandse boek op zich te nemen. Ook deze commissie wilde reclame voor het boek verspreiden onder (potentiële) boekenkopers. Dit reclameboekje zou uit prenten

4 Jan Tadema, (1919), in: Auteur onbekend (1919). Notulen bestuursvergadering NUB, januari 1919. 5 Blokker, J. (1990), p. 22.

6 Auteur onbekend (1925). Notulen bestuursvergadering NUB, september 1925. 7 Blokker, J. (1990), p. 17.

8 Bijvoorbeeld Zoetmulder, A.J. (1922) Het Boek en de Malaise. Een critische beschouwing. Oisterwijk:

Centrale Uitgeverij Oisterwijk; en Cheney, O.H. (1932) ‘Competition against Books’ in: Economic Survey of the Book Industry. New York: National Association of Bookpublishers.

(7)

7

en tekeningen bestaan die vooral gericht waren op de beeldvorming rondom het boek, en duidelijk moesten maken dat een boek relatief gezien helemaal niet duur was. Deze keer waren zowel uitgevers als boekverkopers wél enthousiast over het plan en bleken ze bovendien voor een groot deel bereid het project financieel te ondersteunen.9

Toch luwde na verloop van tijd ook bij dit initiatief het enthousiasme en daarmee was de collectieve boekreclame tegen het eind van de jaren twintig weer op de achtergrond geraakt. Het vijftigjarig bestaan van de NUB op 1 december 1930 bracht daar verandering in en werd als reden aangegrepen ‘om de sluimerende collectieve propagandadromen weer eens krachtig te laten ontwaken.’10 Ter ere van dit jubileum werd daarom een ‘Dag van het Boek’

georganiseerd. Om het feestelijke karakter kracht bij te zetten vatte de NUB het plan op om speciaal voor deze dag een boekje uit te geven dat boekverkopers bij wijze van geschenk gratis aan hun klanten konden meegeven. Dit boekje zou in een oplage van 35.000

exemplaren worden uitgebracht en zou zowel als titel en als onderwerp De uitgever en zijn

bedrijf meekrijgen. Er was de NUB kennelijk nog steeds veel aan gelegen het publiek over het

uitgeversmetier te informeren en de beeldvorming rondom het boek gunstig te beïnvloeden. Naast de uitgave van dit geschenkboekje werden er ter gelegenheid van deze Boekendag door het land heen nog ‘diverse feestelijkheden’ georganiseerd en gaven verschillende schrijvers lezingen, die behoorlijk wat media-aandacht opleverden. 11

Zowel uit uitgevershoek als van de boekverkoperskant klonken positieve geluiden over het verloop van deze dag en een eventueel vervolg. Omdat deze eerste Dag van het Boek uitsluitend door uitgevers was georganiseerd en zij deze taak niet nog een keer alléén op zich wilden nemen,12 werd de nieuwe Commissie voor den Boekendag door zowel uitgevers als boekverkopers bemand.13 Al vrij snel kwam deze groep met het voorstel om in plaats van een

Boekendag een Boekenweek te organiseren. In dat geval zouden de propaganda-activiteiten een breder spectrum aan boekengenres kunnen beslaan en zou men beter in staat zijn het boek in het algemeen te promoten.14 Ondanks de hogere kosten die hiermee gepaard gingen, gaf de financierende Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des Boekhandels vrij snel toe en

9 Blokker, J. (1990), p. 19. 10 Blokker, J. (1990), p. 31. 11 Blokker, J. (1990), p. 31.

12 Auteur onbekend (1931). Brief van de NUB aan het bestuur van de Vereeniging ter Bevordering van de

Belangen des Boekhandels, februari 1931.

13 Van Holkema (1931). In: auteur onbekend (1931). Notulen bestuursvergadering Vereeniging ter Bevordering

van de Belangen des Boekhandels, februari 1931.

14 Auteur onbekend (1931). Notulen bestuursvergadering Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des

(8)

8

zo geschiedde dat in mei 1932 de eerste Boekenweek werd georganiseerd.15 Opnieuw werd er

een geschenkboekje ter gelegenheid van dit evenement uitgegeven: Bijdragen van

Nederlandsche schrijvers en schrijfsters, bijeengebracht ter gelegenheid van de

Nederlandsche Boekenweek 7 – 14 mei 1932; samengesteld door A.M.E. van Dishoeck, C.

Veth en C.J. Kelk, en uitgebracht in een oplage van 32.000 exemplaren.16 Dit geschenk was vernieuwend ten opzichte van het geschenkboekje uit 1931, en het eerdere genoemde boekenpropagandamateriaal, in de zin dat de lezer nu niet meer primair geïnformeerd (en in de mening bijgestuurd) werd over het boekenvak, maar prozabijdragen cadeau kreeg die bovenal bedoeld waren om de lezer te vermaken.

Na het succes van deze eerste Boekenweek bleef de campagne in de jaren die volgden terugkeren – met uitzondering van de oorlogsjaren 1942 tot en met 1945. Natuurlijk

evolueerde de campagne en de vorm van het geschenk over de jaren, en veranderde ook de organisatie zelf, bijvoorbeeld met de oprichting van de Stichting CPNB (Collectieve

Propaganda van het Nederlandse Boek) in 1983. De doelstelling die de stichting vandaag de dag uitdraagt is echter nog steeds dezelfde: ‘het lezen van boeken en het boekenbezit te stimuleren.’17 Naast de Boekenweek werden hiertoe verschillende prijzen en andere

themadagen, -weken, of zelfs -maanden in het leven geroepen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan De Nederlandse Kinderjury, de Gouden Strop, de NS Publieksprijs, Nederland Leest, de Kinderboekenweek, de Spannende Boeken Weken, de Maand van de Geschiedenis en de Poëzieweek. Met acties als deze brengt de stichting verschillende schrijvers en genres onder de aandacht van een (potentieel) lezerspubliek.

Interessant hierbij is dat de doelstelling die de CPNB uitdraagt nadrukkelijk ideëel is. Het willen stimuleren van leesgedrag doet denken aan het neohumanistische ideaal van ‘Bildung’ – het idee dat je door meer te lezen ook een beter ontwikkeld, zowel geestelijk als moreel meer vervolmaakt, mens zou worden.18 Ook de CPNB wil mensen in het algemeen meer laten lezen, met als impliciet argument dat ze daar, op wat voor manier dan ook, profijt van zullen ondervinden.

Tegelijkertijd moeten we niet vergeten dat de campagnes van de CPNB ook een commerciële uitwerking hebben. Als we ons weer richten op de Boekenweek, de oudste en

15 Blokker, J. (1990), p. 41.

16 ‘Uitgaven sinds 1930’ op de website van de CPNB, geraadpleegd op 26 mei 2015.

(http://web.cpnb.nl/campagne.vm?sp=85&hp=4)

17 ‘Over CPNB’ op de website van de CPNB, geraadpleegd op 26 mei 2015.

(http://web.cpnb.nl/index.vm?template=over)

18 Omschrijving Bildung volgens de Neohumanisten naar Laan, N. (1990). Het belang van letterenstudie in

(9)

9

bekendste campagne van de CPNB, zien we bijvoorbeeld dat deze campagne ieder jaar in een voor boekverkopers relatief rustige periode opvallend grote groepen consumenten naar de boekhandel trekt. Het lijkt dus of de organisatie daarmee een wezenlijke invloed heeft op de vraag die er op dat moment naar boeken bestaat. Met dat in het achterhoofd zou het bovendien goed mogelijk kunnen zijn dat de CPNB met de Boekenweek niet alleen de vraag naar boeken in het algemeen beïnvloedt, maar ook tot op zekere hoogte kan sturen in welke specifieke consumenteninteresses deze vraag zich vertaalt.

Zo is het bijvoorbeeld niet ondenkbaar dat de CPNB met de Boekenweek de vraag naar boeken van specifieke auteurs significant positief beïnvloedt. De Boekenweek, en de publiciteit daaromheen, draait immers voornamelijk rond één persoon: de auteur van het Boekenweekgeschenk. Sinds een paar jaar is het daarnaast gebruikelijk dat ook de auteur van het Boekenweekessay op veel belangstelling in de Boekenweek kan rekenen – zij het niet in dezelfde mate als de geschenkauteur. Gezien de publieke belangstelling die deze auteurs rondom de campagne genieten, zou het niet vreemd zijn als de verkoop van hun oeuvre als prettig bijverschijnsel van de Boekenweek een flinke injectie blijkt te krijgen.

Op eenzelfde manier is het denkbaar dat de Boekenweek de verkoop van boeken binnen een bepaald thema stimuleert. Naast een Boekenweekauteur stelt de CPNB namelijk elke editie ook een ander overkoepelend thema centraal. De boeken die onder dit thema vallen komen hiermee dus ook in verhoogde aandacht van de consument te staan en zouden als resultaat daarvan meer kunnen verkopen dan anders het geval was geweest.

In een markt waarin het koopgedrag van de consument wordt gestuurd door wat de lezer aanbevolen krijgt en wat er (veel) in de publiciteit komt,19 zou het niet gek zijn als de CPNB met de Boekenweek op deze manieren de vraagzijde van de boekenmarkt een bepaalde richting opstuurt. Of dat ook daadwerkelijk het geval is, zal ik in deze scriptie onderzoeken. Hiertoe zal ik voor de Boekenweekedities 2003 tot en met 2015 nagaan of de backlisttitels van de geschenk- en essayauteurs rondom de campagne vaker in de Bestseller 60 terugkeerde dan wanneer er een reguliere uitgave van de auteur in kwestie werd uitgebracht. Als blijkt dat deze boeken inderdaad significant vaker in deze toplijst staan wanneer zij onderdeel zijn of pas onderdeel zijn geweest van de Boekenweek, dan concludeer ik een aanmerkelijke invloed van deze organisatie op de vraagzijde van de boekenmarkt. De CPNB kan in dat geval gezien worden als facilitator van een bepaald type boek, althans, eenmaal per jaar.

19 Solomon, M.R., Askegaard, S.T., Bamossy G.J. en M.K. Hogg (2013). Consumer Behavior, vijfde editie,

(10)

10

Met dit in het achterhoofd is het interessant om deze mogelijke rol van de CPNB als smaakmaker op de Nederlandstalige boekenmarkt aan een nadere beschouwing te

onderwerpen, bijvoorbeeld binnen het kader van poortwachtersonderzoek – oorspronkelijk een onderzoekstraditie naar de rol van de uitgeverij in het literaire veld. De uitgever wordt hierbij voorgesteld als een figuur dat bepaalt wie er wel en niet het domein van het erkende schrijversschap binnen mogen treden. De uitgever is tenslotte degene die de macht heeft te besluiten een manuscript wel of niet uit te geven.20 Later is door Franssen en Kuipers voorgesteld om de rol van ‘poortwachter’ vooral te begrijpen als een sociaal proces, waarbij naast de uitgever ook andere spelers in het literaire veld een rol spelen in de in- of uitsluiting van auteurs. In plaats van over een poortwachter zouden we het dan beter over ‘poortwachten’ als relationeel proces ‘met meerdere fasen, en niet een enkel besluitvormingsmoment’ kunnen hebben.21

Binnen deze traditie van onderzoek ligt de focus vooral op de aanbodzijde van de boekenmarkt: wat wordt uitgegeven en krijgt daarmee een plaats in de enorme stapel boeken die de consument aangeboden krijgt. In deze scriptie wil ik nog een stapje verder gaan en laten zien dat dit poortwachtersbegrip tot op zekere hoogte ook richting de vraagzijde van de boekenmarkt kan worden uitgebreid. Het is immers voorstelbaar dat er spelers – zoals de CPNB – op de Nederlandstalige boekenmarkt opereren met een significante invloed op consumentenvoorkeuren en -gedrag. Dit zal ik in deze scriptie proberen aan te tonen aan de hand van een onderzoek naar de invloed van de CPNB op consumentengedrag rondom de Boekenweek: heeft de CPNB rondom de Boekenweken 2003-2015 bij het lezerspubliek die poorten tot genegenheid weten te ontsluiten voor haar geschenk- en essay-auteurs?

Dit zal ik onderzoeken aan de hand van het aantal noteringen in de Bestseller 60 in en rondom de Boekenweek in de gekozen onderzoeksperiode. Allereerst concentreer ik mij op het eventuele effect van de campagne op de verkoop van de backlisttitels van de centraal gestelde auteurs. Verkochten de Boekenweekgeschenkauteurs in de periode 2003 tot en met 2015 in de weken van en rondom de Boekenweek significant meer backlisttitels dan wanneer een reguliere titel van hem of haar werd uitgegeven zonder inmenging van de CPNB? En hoe zit dat met de verschillende essayauteurs? Daarnaast zal ik zowel voor deze backlisttitels als voor de Boekenweekessays onderzoeken op welke manieren het gedrag van deze titels in de

20 Bijvoorbeeld Coser, L.A. (1975). Publishers as Gatekeepers of Ideas. Annals of the American Academy of

Political and Social Science, Vol. 421 (‘Perspectives on Publishing’), pp. 14-22. En: Laan, N.T.J. (2010). De uitgeverij als poortwachter? Nederlandse Letterkunde, jaargang 15, nr. 2, pp. 146-191.

21 Franssen, T. en Kuipers, G. (2011). Overvloed en onbehagen in de mondiale markt voor vertalingen:

(11)

11

Bestseller 60 verschilt van dat van ‘reguliere bestsellers’ in de lijst, en of we inderdaad over substantieel van elkaar verschillende bestsellerpatronen mogen spreken. Tot slot kwam ik in mijn onderzoek zowel bij de geschenk- als bij de essay-auteurs enkele nieuwe uitgaven tegen die vlak voor de ‘eigen’ Boekenweek werden uitgebracht. Voor deze titels onderzoek ik in hoeverre zij een extra verkoopimpuls kregen dankzij de campagne en zich daarmee anders in de bestsellerlijst gedroegen dan hun reguliere tegenhangers. De focus op de periode 2003 tot en met 2015 komt hierbij voort uit de beschikbaarheid van onderzoeksmateriaal: de Bestseller 60 wordt pas sinds 2003 in de huidige vorm bijgehouden en verspreid, en van de Boekenweek 2016 waren tijdens het schrijven van deze scriptie nog niet alle resultaten opgemaakt.

Dit kwantitatieve onderzoek zal ik inbedden in een archiefonderzoek naar de

Boekenweekedities 2003 tot en met 2015. Hiertoe heb ik het (online) archief van Boekblad en de betreffende jaarverslagen van de CPNB geraadpleegd. Voor ik daartoe kom zal ik echter eerst in het theoretisch kader dieper ingaan op de achtergrond van het poortwachtersbegrip en het poortwachten als een sociaal proces, en inventariseren wat er al bekend is over de invloed van instanties vergelijkbaar met de CPNB op consumentengedrag op de boekenmarkt.

(12)

12

Theoretisch kader

De uitgeverij als poortwachter

In onderzoek naar uitgeverijen is het de afgelopen decennia gebruikelijk geworden de

uitgeverij te typeren als een ‘gatekeeper’ (in het Nederlands: ‘poortwachter’). Dit begrip werd oorspronkelijk door Lewis A. Coser geïntroduceerd om de selecterende functie van een uitgeverij te kenschetsen. Volgens Coser (1975) is het namelijk de uitgeverij die beslist welke manuscripten wel en vooral ook niet als boek worden uitgegeven. Deze machtspositie hebben uitgeverijen volgens hem vergaard door een centrale positie in te nemen in het literaire veld:

[They] have occupied central positions which allowed them to select among intellectual products, sifting the chaff from the wheat, and making authoritative decisions as to which intellectual products deserved sponsorship for wider distribution and which were to be kept out of circulation.22

Uitgeverijen zouden zich dus een positie hebben toegeëigend van waaruit ze bepalen en controleren welke teksten op de markt worden gebracht en in die daad bovendien een kwaliteitskeurmerk meekrijgen. Ze hebben de macht in handen gekregen om te beslissen welke teksten al dan niet tot het rijk van de ‘erkende literatuur’ worden toegelaten en het is aan hen om te beslissen voor welke (aspirant-)auteurs deze poorten worden opengesteld en voor wie ze onverbiddelijk gesloten blijven.

Voor de auteur in kwestie wordt de uitkomst van deze beslissing in het klassieke poortwachtersbegrip van allergrootst belang geacht. Wiens teksten wel en niet uitgegeven worden, bepaalt wie zich wel en niet ‘publicerend auteur’ mag noemen. In de literaire wereld geldt tenslotte het adagium dat ‘een literair auteur […] niet zozeer iemand [is] die schrijft als wel iemand die als zodanig wordt erkend’.23 De poortwachtersrol die de uitgeverij vervult

heeft in dat opzicht dus niet alleen een selecterende, maar ook een erkennende functie.

22 Coser, L.A. (1975). Publishers as Gatekeepers of Ideas. In: Annals of the American Academy of Political and

Social Science. Vol. 421, p. 15.

23 Janssen, S. (2000). Onderzoek naar twintigste-eeuwse uitgeverijen. Een stand van zaken. In: Jaarboek voor

Nederlandse Boekgeschiedenis 7, p. 68. Geciteerd in: Laan, N.T.J. (2010). De uitgeverij als poortwachter? In: Nederlandse Letterkunde 15, 2. pp. 146-190.

(13)

13

Daarnaast kan de uitkomst van deze beslissing doorslaggevend zijn voor de verdere carrièremogelijkheden van een (aspirant-)auteur. Om in aanmerking te komen voor

werkbeurzen – de financiële middelen om een oeuvre op te kunnen bouwen – moet een schrijver namelijk minstens één door een uitgever uitgebracht werk op zijn of haar naam hebben staan. De beslissing van haar uitgeverij om haar poorten al dan niet te openen is daarmee een beslissing die ook op de lange termijn voor de loopbaan van de schrijver bepalend kan zijn.

Het begrip is dus relevant om verschillende belangrijke functies van een uitgeverij te typeren, maar kent wel haar beperkingen. Zo benadrukt Coser zelf dat we ons moeten realiseren dat uitgeefbeslissingen genomen worden door individuen, met ieder een eigen smaak en motieven. Het poortwachtersproces moet dus niet zozeer als iets mechanisch worden gezien, maar als een individueel en tot op zekere hoogte willekeurig proces.24 Daarnaast benadrukt Coser dat de beslissing waar de poortwachtersfunctie zoals hij die omschrijft zich op concentreert – de beslissing om een manuscript wel of niet als boek uit te geven – natuurlijk niet het enige bepalende moment van besluitvorming is: ‘Editors, editorial assistants, copy editors, sales directors and salesmen all have a role in shaping and polishing the work and in bringing it to the attention of its intended audience.’25 Wel is het

poortwachtersmoment volgens hem het eerste moment van besluitvorming en bepaalt het daarmee of het manuscript überhaupt de kans krijgt om met die volgende momenten van besluitvorming in aanraking te komen.

Op deze fasen na het eerste poortwachtersmoment kom ik nog terug. Eerst zal ik in de volgende paragraaf bezwaren en nuanceringen van andere onderzoekers ten opzichte van het poortwachtersbegrip bespreken, om zo het gebruik ervan voor deze scriptie scherp te krijgen.

Van poortwachter naar poortwachten

In navolging van Coser hebben verschillende onderzoekers hun licht geworpen op het door hem voorgestelde poortwachtersbegrip. Allen kwamen zij tot de conclusie dat het begrip nuttig is om de selecterende en erkennende functie van de uitgeverij te beschrijven, maar hier en daar zijn beperkingen kent en aangevuld dan wel genuanceerd dient te worden.

Zo wijst Nico Laan (2010) erop dat het poortwachtersbegrip niet voor iedere periode en elk genre opgaat. Bij teksten die vóór de achttiende en negentiende eeuw zijn verschenen,

24 Coser, L.A. (1975). p. 17. 25 Coser, L.A. (1975). P. 18.

(14)

14

kunnen we bijvoorbeeld niet over een uitgever als poortwachter spreken: die functie nam deze speler namelijk pas rond die periode op zich.26 En bij bijvoorbeeld poëzie en toneelteksten –

en wellicht ook nog bij andere genres – is het volgens Laan voor schrijvers goed mogelijk om hun werken buiten een gevestigde uitgeverij om te publiceren en op die manier erkend te worden in hun schrijverschap.27 We kunnen de poortwachtende functie van de uitgeverij dus niet klakkeloos op elk genre of elk tijdvak toepassen.

Daarnaast wijzen Thomas Franssen en Giselinde Kuipers (2011) erop dat het begrip ‘poortwachter’ voorbijgaat aan het feit dat er in de praktijk van het uitgeven niet één concreet besluitvormingsmoment is, maar dat dit een proces is met meerdere fasen, waarbij de

beslissing bovendien gedragen wordt door meerdere actoren. Zij stellen daarom voor om in plaats van ‘poortwachters’ voortaan over ‘poortwachten’ als een sociaal proces te spreken.28

Frank de Glas sluit zich bij hen aan op het punt dat poortwachten niet iets is wat op één aanwijsbaar moment gebeurt. Waar het klassieke poortwachtersbegrip zich concentreert op dat ene belangrijke moment – wanneer een uitgever besluit het eerste werk van een auteur uit te geven – zijn er volgens De Glas meerdere momenten waarop een uitgeverij haar

poortwachtende rol voor een schrijver vervult. Bovendien verandert de manier waarop een uitgeverij deze rol invult met de carrière van een schrijver mee.29

Ten slotte nuanceert ook Johan Svedjedal het beeld van de uitgever als poortwachter. Volgens hem roept het gebruik van dit begrip te sterk de associatie op met een soort literaire uitsmijter, die bij de toegangspoort van de literatuur zou staan en enkel zou beslissen wie daar wel en niet naar binnen mogen. Volgens Svedjedal heeft de poortwachtende uitgever

daarnaast nog veel meer een coachende functie. Om binnen zijn beeldspraak te blijven: de uitgever zou gezien moeten worden als een uitsmijter die niet alleen de toegang toe- of ontzegt, maar bovendien bij die toegelaten auteurs de ‘kleding fatsoeneert’: hij of zij helpt en stuurt deze schrijvers bij waar nodig om de literaire wereld naar behoren binnen te treden.30

26 Laan, N.T.J., (2010). De uitgeverij als poortwachter? In: Nederlandse Letterkunde 15, 2. p. 154. 27 Laan, N.T.J., (2010). pp. 154-172.

28 Franssen T, & Kuipers, G. (2011). p. 91.

29 De Glas, F. (2003). De materiële en symbolische productie van het werk van moderne literaire auteurs.

Bouwstenen voor de reputatie van de jonge Hella Haasse. In: Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis. pp. 103-121.

30 Svedjedal, J., (1994). Författare och förläggare och andra litteratursociologiska studier. Hedemora. p. 12.

Geciteerd in: De Glas, F. (2003). De materiële en symbolische productie van het werk van moderne literaire auteurs. Bouwstenen voor de reputatie van de jonge Hella Haasse. In: Jaarboek voor Nederlandse

(15)

15

Het moge duidelijk zijn dat het poortwachtersbegrip hier en daar dient te worden ingeperkt, uitgediept of bijgeschaafd om het zinvol te kunnen gebruiken om de uitgeverij in haar selecterende en erkennende functie te typeren. Tegelijkertijd blijkt de uitgeverij niet de enige speler in het literaire veld te zijn die de besproken poortwachtersfunctie kan vervullen. Hierboven kwam al naar voren dat het poortwachten volgens Franssen en Kuipers als een sociaal proces moet worden gezien, waarbij de beslissing tot uitgeven gedistribueerd wordt over meerdere actoren. Deze verschillende

actoren hoeven hierbij niet noodzakelijk bij de betreffende uitgeverij te werken, zo blijkt. Franssen en Kuipers wijzen

bijvoorbeeld op redacteuren bij andere uitgeverijen die in een adviserende rol een grote mate van invloed kunnen uitoefenen op andermans uitgeefbeslissingen.31 Maar ook actoren die niet direct aan een

uitgeverij gebonden zijn hebben een aandeel in het poortwachten. Dat kunnen we afleiden uit het schema van het literaire veld aan het eind van de twintigste eeuw dat Dorleijn en Van Rees (2006) opstelden (zie: Afbeelding I)32.

In dit schema maken Dorleijn en Van Rees onderscheid tussen drie typen actoren: zij die te maken hebben met de materiële productie van boeken; zij die te maken hebben met de distributie van boeken; en zij die te maken hebben met de symbolische productie van boeken. Met de materiële productie van een boek bedoelen zij het feitelijke maken hiervan: de

werkzaamheden van zowel de schrijver als de redacteur in de productie van de tekst zelf, en de werkzaamheden van de uitgeverij en aanverwanten die resulteren in de productie van een fysiek boek. Met symbolische productie doelen zij op ‘de toekenning van eigenheid

(eigenschappen) en kwaliteit (waarde) aan literaire werken, hun classificatie (naar soort) en hun rangordening (in vergelijking met andere werken).’33 Volgens de auteurs zouden zowel

31 Franssen, T, en Kuipers, G. (2011).

32 Dorleijn, G.J. en Van Rees, C.J. (red.) (2006). De productie van literatuur: het Nederlandse literaire veld

1800-2000. Nijmegen: Vantilt. p. 19.

33 Dorleijn, G.J. en Van Rees, C.J. (red.) (2006). p. 18.

Afbeelding I: Schema van het literaire veld aan het eind van de twintigste eeuw, ingebed in het culturele veld – dat weer is

ingebed in het maatschappelijke veld.

(16)

16

het literaire onderwijs als de literaire kritiek deze taak op zich nemen. De distributie omvat ten slotte alle verschillende actoren die de geproduceerde boeken daadwerkelijk onder de lezers verspreiden.

Hoewel verschillende onderzoekers reeds hebben aangetoond dat de scheidingen die Dorleijn en Van Rees in dit schema tussen de verschillende actoren opwerpen te strikt worden voorgesteld,34 kan dit schema zeer bruikbaar zijn voor onderzoek naar poortwachterschap. Het wijst ons namelijk op verschillende actoren die naast de uitgeverij een bepalende rol spelen in de productie van literatuur en maakt ons bewust van de invloed die zij kunnen uitoefenen. Zeker ook bij het poortwachten in een latere fase van een auteurscarrière, kunnen de spelers die Dorleijn en Van Rees onder ‘distributie’ of ‘symbolische productie’ scharen een

wezenlijke invloed hebben op het besluit van een uitgeverij om een auteur al dan niet een verder oeuvre te laten opbouwen. Bijvoorbeeld als het vorige werk van de betreffende auteur door de literaire kritiek bijzonder slecht is ontvangen, of nauwelijks door boekhandels is afgenomen. Maar het is ook denkbaar dat deze spelers op een soortgelijke manier al invloed uitoefenen in het vroegste stadium van het poortwachten. Als een uitgever bijvoorbeeld merkt dat bepaalde boeken gretig aftrek vinden bij verschillende distributiekanalen of opvallend goed in de smaak vallen bij de literaire kritiek, zou hij of zij dit in het achterhoofd kunnen houden bij het nemen van toekomstige uitgeefbeslissingen en sneller geneigd kunnen zijn voor dat type boek de uitgeefpoorten te openen. Het is voor het poortwachtersonderzoek dus zeker relevant om ook aandacht te hebben voor spelers in het literaire veld die zich bewegen op het vlak van de distributie en symbolische productie van literatuur.

De CPNB is zo’n speler die, hoewel niet in het schema van Dorleijn en Van Rees opgenomen, opereert op het vlak van de symbolische productie. Door in haar verschillende campagnes bepaalde boeken of auteurs centraal te stellen, en een groot deel van de organisatie rondom zo’n steeds wisselende auteur of titel te laten draaien, draagt de CPNB iets uit over de waarde van het werk of de auteur in kwestie. Dat is blijkbaar van dusdanige kwaliteit dat het gerust in zo’n grote campagne centraal kan staan. Ook is de CPNB met verschillende

campagnes actief in de materiële productie van boeken. Denk bijvoorbeeld aan de

geschenkboekjes die onder andere in de Boekenweek, de Kinderboekenweek, de Poëzieweek en de Spannende Boeken Weken worden verspreid, en in opdracht van de organisatie worden geschreven en geproduceerd. De rol van de CPNB als actor in het poortwachtersproces is

34 Zie bijvoorbeeld Kuitert, L. (2008). De uitgeverij en die symbolische productie van literatuur 1800-2008. In:

Stilet 20, 2. p. 68. En: Laan, N.T.J. (2007). Vormen van samenwerking tussen kritiek en uitgeverij (II). In: Nederlandse Letterkunde 12, 4. pp. 257-279.

(17)

17

echter nog niet eerder onderzocht. Dat maakt het relevant om de organisatie in deze functie nader te beschouwen.

In deze scriptie wil ik specifiek één aspect van dit poortwachtersschap van de CPNB onderzoeken. In tegenstelling tot traditioneel poortwachtersonderzoek wil ik de focus niet zozeer leggen op de invloed die de organisatie uitoefent op uitgeefbeslissingen, maar vooral aandacht hebben voor de manier waarop de CPNB al dan niet het consumentengedrag op de boekenmarkt beïnvloedt. In de onderzoeken die ik hiervoor heb genoemd, is er vooral aandacht voor de invloed die poortwachters op de productie van boeken – en daarmee de aanbodzijde van de boekenmarkt – kunnen hebben. Ik denk echter dat het zinvol is om ook aandacht te hebben voor de mogelijke invloed van een ander slag poortwachten in het

Nederlandstalige boekenveld: dat waarmee de poorten richting consumentenvoorkeuren – de vraagzijde van de boekenmarkt – ontsloten worden.

Er zijn verschillende actoren in het Nederlandstalig boekenveld actief die deze consumentenvoorkeuren in een bepaalde richting kunnen stimuleren. Denk bijvoorbeeld aan de marketingafdeling van een uitgeverij, die bepaalt om de uitgave van het ene boek wel en het ander boek niet met een intensieve marketingcampagne gepaard te laten gaan. Maar ook de CPNB zou op deze manier een poortwachtende functie kunnen vervullen en, tot op zekere hoogte, met haar acties de vraagzijde van de boekenmarkt richting een bepaald boek of het oeuvre van een bepaalde auteur kunnen aansturen.

Hierbij dient te worden benadrukt dat consumentenvoorkeuren nooit helemaal bepaald kunnen worden. Het gebeurt vaak genoeg dat een boek zonder al te veel hulp van

poortwachtende actoren aan de vraagzijde van de markt ‘plotseling’ een commercieel succes wordt. Desondanks hebben deze poortwachters doorgaans een grote invloed op de

zichtbaarheid van auteurs en hebben ze wel degelijk de middelen om het consumentengedrag in de boekenmarkt in zekere mate een bepaalde kant op te drijven.

Om deze mogelijke invloed goed in kaart te kunnen brengen, is het nodig na te gaan wat er al bekend is over het beïnvloeden van consumentengedrag op de boekenmarkt (ook al wordt de term ‘poortwachten’ niet in de aangehaalde onderzoeken gebruikt). Dat onderwerp zal ik dan ook in de volgende paragraaf behandelen.

Consumentengedrag op de boekenmarkt

Hoe consumenten op de uitgave van een bepaald boek zullen reageren, blijft een lastig te voorspellen kwestie. Het is niet voor niets dat de boekenmarkt zich kenmerkt door een grote

(18)

18

mate van onzekerheid aan de aanbodzijde. Uitgevers hebben bijvoorbeeld geen objectieve criteria om de kwaliteit en potentie van een aan te kopen manuscript te meten, dat blijft tot op zekere hoogte een kwestie van persoonlijke smaak. Zo blijft het voor uitgevers bij elk uit te geven manuscript de vraag of dat boek – op welke wijze dan ook – wel een succes wordt. Uitgevers lopen hierbij het risico dat de uitgegeven manuscripten in de praktijk niet het

verwachte succes blijken te hebben, maar dienen tegelijkertijd te waken voor het gevaar dat ze manuscripten laten liggen die uiteindelijk (via een andere uitgeverij) wel degelijk die literaire erkenning of dat succes weten te behalen35: ‘the very business of the publishing industry is the introduction of new books in an uncertain world. And quite often their estimates turn out to be too optimistic.’36 Om deze onzekerheid het hoofd te bieden en het risico dat met uitgeven gepaard gaat te minimaliseren, brengt een uitgeverij vaak veel, al dan niet uiteenlopende, boeken uit, om zo dit risico over een groter aantal titels te kunnen spreiden en de kans op een succesvolle uitgave te vergroten.

Ondanks de genoemde onzekerheid, is er echter wel enige kennis over consumenten en consumentengedrag op de boekenmarkt. Zo deden Hein Leemans en Mia Stokmans (1991) bijvoorbeeld onderzoek naar het besluitvormingsproces van consumenten wanneer zij een boek willen kopen: wat zijn hun overwegingen om het ene boek wel aan te schaffen en het andere te laten liggen? Volgens Leemans en Stokmans maakt de consument bij de aanschaf van een boek gebruik van een zogenaamde ‘iterative decision stragegy’.37 Bij deze strategie

verzamelt en evalueert de consument constant informatie over het product, nog voordat deze informatie wordt ingezet om een concreet ‘probleem’ (de vraag welk boek al dan niet aan te schaffen) op te lossen. Leemans en Stokmans onderzochten daarnaast welke informatie consumenten dan vooral gebruiken als ze eenmaal bij de beslissing om een boek te kopen zijn aangekomen. De onderzoekers onderscheiden hierbij een ‘elimination phase’ en een

‘comparison phase’. In de eerste fase elimineert de consument alle boeken die hij niet wil aanschaffen uit het boekenaanbod. Aangekomen in de comparison phase vergelijkt hij

vervolgens alle overgebleven boeken onderling om tot de keuze voor het aan te schaffen boek (of natuurlijk de aan te schaffen boeken) te komen. In beide fasen let de consument op andere criteria. De criteria waar de consument volgens dit onderzoek het meest op zou letten staan zowel voor de elimination phase als de comparison phase weergegeven in tabel I..38

35 Hjorth-Andersen, C. (2011). Publishing. In: Towse, R. (red.) A Handbook of Cultural Economics, Second

Edition, Cheltenham: Edward Elgar Publishing Limited, p. 378.

36 Hjorth-Andersen, C. (2011). p. 381.

37 Leemans, H., Stokmans, M. (1991). Attributes used in choosing books. In: Poetics 20. pp. 487-505. 38 Leemans, H., Stokmans, M. (1991). p. 497.

(19)

19 Tabel I: De zes meest geraadpleegde eigenschappen bij het beoordelen van boeken in de elimination phase en de comparison

phase

(bron: Leemans, H. en Stokmans, M. (1991))

Al deze eigenschappen hebben op een bepaalde manier te maken met het kunnen plaatsen van een boek. In beide fasen zijn informatie over het thema en het genre van een boek van groot belang. Ook bekendheid met de auteur en zijn of haar oeuvre is voor veel consumenten een doorslaggevend argument. Het is in die zin typerend dat 96 procent van de ondervraagde consumenten in de elimination phase bij de keuze voor een bepaald boek aangeeft te weten wat hij of zij van die auteur kan verwachten. Voor consumenten is het bij de aanschaf van een boek dus vooral van belang om zoveel mogelijk informatie over het aanbod voorhanden te hebben, om dit zo goed mogelijk te kunnen plaatsen en de juiste keuze te kunnen maken. Aan de uitgeverij om deze informatie zo helder mogelijk aan de consument door te spelen.

Het belang van accurate, heldere en beschikbare informatie voor de consument is evident als men het enorme aanbod op de boekenmarkt beziet. Het aantal boeken waaruit de consument kan kiezen is niet te overzien, en bovendien zijn deze boeken ook nog eens behoorlijk divers.39 Christian Hjorth-Andersen bevestigt dit: het gegeven dat in sommige grote landen meer dan 50.000 nieuwe titels per jaar op de markt worden gebracht – terwijl boeken uit voorgaande jaren veelal ook nog ruimschoots beschikbaar zijn – levert de consument volgens hem een aanzienlijk ‘informational problem’ op.40 Ook Jaap Boter

(2005)41 en Richard E. Caves (2000)42 spreken van een enorm, voor de consument

39 Leemans, H., Stokmans, M. (1991). p. 500. 40 Hjorth-Andersen, C. (2011). p. 384.

41 Boter, J. (2005). Market Structures in Arts and Entertainment. Enschede: Febodruk, 2005. p. 22. 42 Caves, R.E. (2000). Creative industries. Contracts between art and commerce. Camebridge: Harvard

University Press. Geciteerd in Ashworth, J., Heyndels, B. & Werck, K., 2010. Expert judgements and the demand for novels in Flanders. In: Journal of Cultural Economics 34, p. 198.

(20)

20

problematisch, aanbod op de boekenmarkt. De aanschaf van een voor de consument geschikt boek wordt volgens Caves bovendien bemoeilijkt doordat boeken zogenaamde

ervaringsproducten zijn: consumenten kunnen de kwaliteit van hun aankoop pas evalueren na consumptie – en dus ook na aanschaf.43 Hjorth-Andersen valt hem hierin bij: de consument kan pas een goed oordeel over de inhoud en kwaliteit van een boek vellen als hij of zij het gelezen heeft.44 Je moet als boekenkoper dus op zoek naar signalen van inhoud en kwaliteit – die de uitgever via marketing, promotie of vormgeving kan proberen te communiceren – of proberen deze informatie via andere bronnen in te winnen.

Dit kan allereerst bij de directe omgeving, die als zogeheten ‘reference group’ kan optreden en in die hoedanigheid informatie over een boek kan verstrekken.45 Wanneer iemand wil weten of een boek de moeite van aanschaf waard is, kan hij of zij bij een vriend of kennis met (vermoede) kennis over het boek of de auteur te rade gaan. De consument zal eerder tot aankoop van een boek geneigd zijn als zijn reference group dat hem of haar aanraadt. Maar ook wanneer iemand uit deze groep hem of haar gewoon vertelt over een boek zonder dat expliciet aan te raden, kan dat de consument ertoe aanzetten om het boek zelf ook te gaan kopen en lezen. De consument heeft dan namelijk meer informatie over dat boek, en kan het daarmee beter kan plaatsen dan andere boeken waar hij of zij niets over heeft gehoord. Op die manier verkleint de consument het risico op een miskoop. Natuurlijk kan een referentiegroep ook een negatieve invloed op iemands aankoopbeslissingen uitoefenen, door een boek af te raden of er in negatieve zin over te vertellen – of wanneer de persoon in kwestie wel degelijk positief over een boek is, maar de consument niet met deze persoon geassocieerd wil worden en zich tegen hem of haar af wil zetten.

Deze invloed wordt niet alleen door persoonlijke kennissen van de consument

uitgeoefend; ook verschillende ‘experts’ kunnen een belangrijke bron van kwaliteitsinformatie zijn.46 Voor verschillende ‘experts’ is al afzonderlijk onderzocht of zij inderdaad als

informatiebron consumentengedrag beïnvloeden, en zo ja: in welke mate. Zo onderzochten John Ashworth, Bruno Heyndels en Kristien Werck (2010) reeds het effect van de toekenning van een literaire prijs op het verdere commerciële succes van het bekroonde boek in

Vlaanderen. Zij kwamen tot de conclusie dat er bij de meeste literaire prijzen wel degelijk een stimulans van de winst op de verkopen gevonden kan worden, maar alleen op de korte

43 Caves, R.E. (2000), p. 198. 44 Hjorth-Andersen, C. (2011). p. 383.

45 Solomon, M.R., Askegaard, S.T., Bamossy G.J. en M.K. Hogg (2013). p. 396.

46 Ashworth, J., Heyndels, B. & Werck, K. 2010. Expert judgements and the demand for novels in Flanders. In:

(21)

21

termijn. Buiten de maand van de bekendmaking om vonden zij geen significante verschillen tussen de verkoopcijfers van boeken die wel en niet een literaire prijs in ontvangst mochten nemen. Het positieve effect op de verkoop neemt dus ook snel weer af.47 De onderzoekers

vonden daarnaast een interessant verschil tussen prijzen voor debutanten en gevestigde auteurs: in het geval van nationale bekroningen is het effect voor debutanten namelijk

groter.48 Wanneer een buitenlandse auteur wordt bekroond blijkt het effect echter omgekeerd te zijn: bij gevestigde Nederlandse auteurs die bekroond worden met een literaire prijs werd een bescheiden positief effect op de verkopen gevonden, terwijl dat effect er bij bekroonde Nederlandse debutanten niet was. De onderzoekers schrijven dit toe aan een nationalistisch sentiment: ‘Readers will investigate/support local new talent but not outsiders; recognition by an outside body though generates additional interest in a recognised writer.’49

Ten slotte kwamen de onderzoekers tot de conclusie dat het winnen van een literaire prijs weliswaar een positief, maar geen significant effect lijkt te hebben op de verkoop van de andere, niet-bekroonde, boeken van de auteur.50 Dit zou volgens hen zowel als een

‘informatie-effect’ (de consument weet door het toekennen van de prijs inhoudelijk meer over het boek en de auteur) als als een ‘promotie-effect’ (het boek wordt door het toekennen van de prijs meer onder de aandacht van de consument gebracht) geïnterpreteerd kunnen worden. Ten gunste van het informatie-effect zou je kunnen beargumenteren dat lezers alleen het kwaliteitskenmerk van de jury met betrekking tot dat ene bekroonde werk in hun

aankoopbeslissingen meenemen en zij over de rest van het oeuvre nog steeds even veel – of weinig – informatie als vóór de bekroning hebben. Daar zou je, met het schema van Leemans en Stokmans in het achterhoofd, tegenin kunnen brengen dat de lezer nu wel degelijk

informatie heeft over de kwaliteit van de auteur en op z’n minst de veelgestelde vragen ‘You know/don’t know the author of the book’ en ‘You know what to expect from this author’ beter voor zichzelf kan beantwoorden. Maar op basis van deze bevindingen zou je evengoed kunnen pleiten voor een promotie-effect, en kunnen stellen dat met de uitreiking van een literaire prijs voor één specifiek werk vooral dat ene werk de publicitaire aandacht krijgt – alhoewel het onmogelijk vast te stellen is waar de aandacht voor een werk overgaat in aandacht voor een auteur in het algemeen, en het sowieso lastig is dit promotie-effect en

47 Ashworth, J., Heyndels, B. & Werck K. (2010). p. 209. 48 Ashworth, J., Heyndels, B. & Werck, K. (2010). p. 210. 49 Ashworth, J., Heyndels, B. & Werck, K. (2010). P. 213. 50 Ashworth, J., Heyndels, B. & Werck, K. (2010). p. 211.

(22)

22

informatie-effect van elkaar te onderscheiden. Al was het maar omdat het informatie-effect het promotie-effect nodig heeft om de consument te kunnen bereiken.

De vraag welk effect in welke mate precies werkzaam is in het midden latend, zijn er naast literaire prijzen ook andere ‘autoriteiten’ die de consument van informatie kunnen voorzien en op die manier zijn of haar aankoopbeslissingen kunnen beïnvloeden. Een voorbeeld van zo’n actor is de bestsellerlijst. Naar het effect van bestsellernoteringen op de verkoopcijfers is onderzoek gedaan door Alan T. Sorensen (2007). Hij kwam tot de conclusie dat een plek in deze lijst inderdaad een bescheiden positief effect op verkopen heeft. Hoewel een notering in zo’n lijst de verkopen niet laat stijgen, laat ze die namelijk over het geheel genomen wel degelijk gemiddeld 4 procent minder snel afnemen. Ook hier blijkt dat effect van korte duur te zijn: alleen in de eerste week van de bestsellernotering nemen de verkopen gemiddeld 8,7 procent minder snel af. Voor de weken daarna vindt Sorensen geen significant effect.51 Hierin heeft het informatie-effect volgens hem de overheersende hand. De informatie over kwaliteit en populariteit van een boek zou namelijk vooral in de eerste week met de eerste notering in de lijst worden afgegeven – in de weken daarna levert dit toegekende signaal voor de consument geen nieuwe informatie meer op. Dit terwijl het promotie-effect, zoals de plaatsing van de bestsellers op een centrale plek in de boekhandel of de eventuele acties die rondom een bestseller worden georganiseerd, aanhoudt. Wanneer een boek weer uit de bestsellerlijsten verdwijnt, en de promotieactiviteiten op een gegeven moment weer

ophouden, zijn er in het onderzoek ook geen veranderingen in verkoopcijfers waarneembaar – opnieuw een aanwijzing dat het informatie-effect in dit geval de overhand heeft.52 Dit

vermoeden wordt gesterkt door een andere bevinding van Sorensen: ook in zijn onderzoek is het effect op verkopen namelijk veel groter voor debutanten of andere relatief onbekende auteurs; auteurs over wie het grote publiek meestal veel minder informatie heeft en wiens werk bij aankoopbeslissingen anders maar lastig geplaatst kan worden.

Hoewel dit onderzoek interessante conclusies trekt over de invloed van

bestsellerlijsten op aankoopbeslissingen van consumenten, moet hierbij gezegd worden dat de conclusies van Sorensen niet zomaar overgenomen kunnen worden en kunnen worden

toegepast op onze eigen boekenmarkt. Dit onderzoek is enkel in Amerika uitgevoerd, waar bestsellerlijsten sowieso veel breder verspreid worden dan in Nederland: ze verschijnen daar

51 Sorensen, A.T. (2007). Bestseller Lists and Product Variety. In: The Journal of Industrial Economics 55, 4. p.

730.

(23)

23

in meer dan veertig kranten,53 waarbij we moeten bedenken dat deze toplijsten onderling flink

kunnen verschillen en ook zeker niet altijd betrouwbaar zijn. Bovendien wordt commercieel succes in de Verenigde Staten veel sneller als een teken van kwaliteit opgevat dan dat in andere culturen het geval is.54 Desalniettemin laten onderzoeken als deze zien dat er spelers in het literaire veld zijn die invloed kunnen uitoefenen op het consumentengedrag in de

boekenmarkt. Ze tonen aan dat een uitbreiding van het poortwachtersbegrip naar de vraagzijde van de markt met inzichten uit de culturele economische hoek zinvol kan zijn.

Met betrekking tot een andere literaire autoriteit, de criticus, vinden Sorensen en Rasmussen (2004) opvallend genoeg dat niet alleen positieve recensies het aankoopgedrag van consumenten positief beïnvloeden (een positief besproken boek wordt volgens hem in de week na bespreking gemiddeld 62,9 procent vaker verkocht), maar dat ook negatieve

recensies een positief effect hebben op de verkoopcijfers in de week na bespreking.55 Volgens dit onderzoek hebben recensies dus vooral het effect dat een consument zich bewust wordt van het bestaan van een boek. Het inhoudelijke oordeel dat de recensent erover velt is voor hem of haar van minder belang, met die informatie doet de consument niet veel. Opnieuw geldt hier overigens de nuance dat het onderzoek in de Verenigde Staten is uitgevoerd en dat we de resultaten dus niet zomaar op onze ‘eigen’ boekenmarkt mogen toepassen, hoewel andere onderzoeken er wel op wijzen dat in West-Europa op eenzelfde manier met de oordelen van critici wordt omgegaan.

We hebben het dan over de oordelen van televisie-recensenten. Michel Clement, Dennis Proppe en Armin Rott (2007) deden onderzoek naar de effecten van de uitingen van zulke critici in het populaire Duitse televisieprogramma Das Literarische Quartett op de commerciële prestaties van de besproken boeken. Zij kwamen eveneens tot de conclusie dat bij de meeste boeken zowel sterk positieve als sterk negatieve oordelen een positieve invloed hebben op de verkoop van een boek. Bovendien bleek uit hun onderzoek dat de verkoop gestimuleerd wordt als critici het oneens zijn over de kwaliteit van een boek en daar felle discussies over voeren.56 Hoewel dit onderzoek maar op één televisieshow berust en de conclusies dus niet zomaar als universele wetmatigheden mogen worden geïnterpreteerd,

53 Sorensen, A.T. (2007). p. 715.

54 Weber, D. (2000). Culture or commerce? Symbolic boundaries in French and American book publishing. In:

Lamont, M., Thévenot, L. (eds.). Rethinking comparative culture sociology. Repetoires of evaluation in France and the United Kingdom. Camebridge: Camebridge University Press. pp. 127-147.

55 Sorensen, A.T. & Rasmussen, S.J. (2004). Is any publicity good publicity? A note on the impact of book

reviews. Working paper: Stanford Graduate School of Business.

56 Clement, M., Proppe, D. en Rott, A. (2007). Do Critics Make Bestsellers? Opinion Leaders and the Success of

(24)

24

lijken de resultaten samengenomen met die van Sorensen en Rasmussen wel een bepaalde kant op te wijzen: de consument gebruikt weliswaar het oordeel van ‘de professionele lezer’, maar volgt dit lang niet altijd woordelijk op.

In dat kader is het interessant dat consumenten wél consequent op ‘logische wijze’ met de kwaliteitsoordelen van andere consumenten omspringen. Dat blijkt uit onderzoek van Judith Chevalier en Dina Mayzlin (2006) naar het effect van online kwaliteitsoordelen van consumenten op de websites Amazon.com en Barnesandnoble.com. Wanneer bij een bepaald boek op de ene website een positieve recensie werd geplaatst, namen de relatieve verkopen van dat boek op die website ten opzichte van de verkopen van datzelfde boek op de

concurrerende website toe. Negatieve recensies hadden hier een negatieve – en bovendien sterkere – invloed op de verkopen.57 Anders dan bij de professionele recensenten luisteren de consumenten hier dus wél naar het inhoudelijke oordeel van hun informatiebron. Kennelijk bestaat er voor consumenten dus een verschil tussen het oordeel van jury’s van literaire prijzen (die ze vakkundig genoeg achten om hun aankoopgedrag door te laten beïnvloeden), ‘professionele lezers’ (wiens informatie ze alleen gebruiken om te weten welke boeken op de markt zijn, maar wiens inhoudelijke oordeel ze negeren of zelfs negatief interpreteren), en deze oordelen van medeconsumenten (in online reviews, persoonlijke aanbevelingen, of vertaald naar verkoopaantallen in een bestsellerlijst).

Met dit in het achterhoofd, is het de vraag hoe consumenten de Boekenweek zullen interpreteren. De CPNB ‘bekroont’ een auteur door hem of haar centraal te stellen in een campagne. Op die manier geeft de organisatie die auteur niet alleen een keurmerk van kwaliteit, maar speelt ze hem of haar bovendien bij de consument in de kijker. Mijn verwachting is daarom dat de CPNB in vergelijking met de drie genoemde type

informatiebronnen het meest wegheeft van een ‘literaire prijs’: de organisatie bekroont en zet tegelijkertijd een auteur op de voorgrond, maar schrijft de eigenwijze consument niet letterlijk voor wat hij of zij van diens werk zou moeten vinden. Volgens die verwachting zou de

Boekenweek eveneens het aankoopgedrag van consumenten op de boekenmarkt positief in de richting van zo’n centraal gestelde auteur moeten stimuleren. Des te meer omdat consumenten gedurende deze periode een gratis of zeer goedkoop boek van deze auteur kunnen

bemachtigen. Daarmee kan de consument gratis (of zeer goedkoop) extra informatie inwinnen over de auteur (Wat vind ik van zijn/haar werk? Bevalt de schrijfstijl me? Kan ik het

plaatsen?) en zelf bepalen wat hij of zij ervan vindt. Bovendien is het waarschijnlijk dat ook

57 Chevalier, J.A., Mayzlin, D. (2006). The Effect of Word of Mouth on Sales: Online Book Reviews. In:

(25)

25

een deel van de referentiegroep van de consument in het bezit komt van dit boekje en ook op die manier het gat in de informatieachterstand met betrekking tot de auteur in kwestie kan worden gedicht. Al met al valt op basis van bovenstaande onderzoeken te verwachten dat de voorkeuren van de consument dankzij de Boekenweek op verschillende manieren in de richting van de centraal gestelde auteur zullen worden gestimuleerd.

Of, en in hoeverre, dat ook echt het geval is, ga ik in deze scriptie onderzoeken. Voor ik echter tot een bespreking en interpretatie van deze onderzoeksresultaten kom, zal ik allereerst in het volgende hoofdstuk een reconstructie geven van de Boekenweekedities 2003 tot en met 2015. Met die informatie in het achterhoofd hoop ik later tot een zorgvuldigere interpretatie van mijn resultaten te komen.

(26)

26

Hoofdstuk I

De CPNB en haar campagne

De Boekenweken die ik in deze scriptie onderzoek hebben een flinke ontwikkeling

doorgemaakt sinds die eerste Boekendag eind 1930 en de Boekenweek in 1932 die daarop volgde. Zo steeg de oplage van het Boekenweekgeschenk in de eerste 65 jaar van 35.000 exemplaren in 1931 tot 768.000 in 1990.58 Wisselde dit geschenkboekje in de beginjaren van de campagne qua inhoud nog tussen meer over het boekenvak informerende titels en

samengestelde bundels met bijdragen van proza- en poëzieschrijvers; voor de Boekenweek 1947 werd voor het eerst één auteur gevraagd een fictiegeschenk te schrijven zoals we dat tegenwoordig kennen. Maar anders dan tegenwoordig het geval is, werd dit geschenk – De

ontmoeting van Antoon Coolen – in eerste instantie bij wijze van prijsvraag anoniem

uitgebracht. Lezers konden uit een voorselectie van auteurs raden welke schrijver het geschenk daadwerkelijk had geschreven. Deze opzet zou daarna nog tot en met de

Boekenweekeditie van 1952 worden aangehouden. Daarnaast wordt in de Boekenweek van 1947 voor het eerst het Boekenbal georganiseerd59 – zowel ‘een zeer besloten partij’ als een

‘media-event’.60 Eind jaren ’70 werd het feest een aantal keer niet georganiseerd, maar sinds

1983 is het een vast en exclusief onderdeel van de Boekenweek.61

Ondertussen had men in de Boekenweek ook aandacht gekregen voor een jongere doelgroep. Zo kwam het dat men vanaf 1948 naast het reguliere geschenk ook een ‘speciale uitgave voor de schoolgaande jeugd’ uitgaf. Vanaf 1950 kwam daar ook een aparte ‘uitgave voor kinderen’ bij, en werden ook de allerjongsten bij de Boekenweek betrokken. Zij kregen echter nog geen geschenkboekje: deze kinderuitgaven varieerden van zoekplaten tot

kleurplaten en werden tot en met 1955 in het kader van de Boekenweek uitgebracht. Daarna werd er naast de Boekenweek ook een aparte Kinderboekenweek georganiseerd en werden deze posters, kijkdozen, bouwplaten, mobiles en spellen voor de jongste kinderen alleen nog in die week uitgebracht.

58 Lucie Th. Vermij (2000). ‘Dat rare literaire circus’. In: Boekblad (10), jaargang 167, 10 maart 2000, p. 20.

59 ‘Binnen bij het Boekenbal’. NPO, 18 maart 2016. 12:01-12:07.

60 Lucie Th. Vermij (2000). ‘Dat rare literaire circus’. In: Boekblad (10), jaargang 167, 10 maart 2000, p. 21. 61 ‘Binnen bij het Boekenbal’. NPO, 18 maart 2016. 15:48-15:55.

(27)

27

De aandacht voor het jeugdige publiek hield in de reguliere Boekenweek echter niet meteen op met de komst van de Kinderboekenweek als apart instituut. Nog tot en met 1977 verscheen elk jaar tijdens de Boekenweek een bloemlezing van gedichten binnen een bepaald thema voor de ‘schoolgaande jeugd’. In eerste instantie gebeurde dit binnen de in 1949 gestarte Muze-reeks; vanaf 1965 werden deze boekjes buiten de reeks als uitgaven op zich uitgebracht, maar pas na de Boekenweek van 1977 verdwenen deze aparte uitgaven voor een jongere doelgroep geheel uit de reguliere Boekenweek.

Met betrekking tot de ‘hoofduitgave’ van de Boekenweek wordt op dat moment steeds vaker gekozen voor een geschenkuitgave zoals dat vandaag de dag gangbaar is: één

prozaverhaal geschreven door één auteur, van wie de identiteit al voor de publicatie van het geschenk bekend wordt gemaakt. Vanaf 1962 wordt er naast deze geschenkuitgave ook een jaarlijks thema aan de Boekenweek verbonden. In de loop der jaren worden daarnaast steeds vaker populaire auteurs zoals Wim Kan of Marten Toonder gevraagd om het geschenk te schrijven. Maar met ingang van 1984 kiest de CPNB definitief voor literaire auteurs als schrijver van het Boekenweekgeschenk, een opluchting voor hen die stelden dat ‘voor die tijd […] literaire kwaliteiten het weleens [moesten] afleggen tegen de vermeende veiligheid van een “algemene” smaak’.62 Met de Boekenweek 1987 wordt daarbij nog de uitgave van het

Boekenweekessay aan de campagne toegevoegd. Dit essay, Nederland: een bewoond gordijn, werd geschreven door Rudy Kousbroek en was de eerste in een reeks van essays die tot op de dag van vandaag ieder jaar in de Boekenweek tegen een lage prijs verkrijgbaar zijn.

De Boekenweek is tegen deze tijd uitgegroeid tot een gevestigde en in het boekenveld gevierde campagne. Het is dan ook niet vreemd dat niet alleen de CPNB steeds meer

varianten op de Boekenweek opzet, zoals de Maand van het Spannende Boek (tegenwoordig de Spannende Boeken Weken) in 1989, Nederland Leest in 2006 en de Poëzieweek in 2013, maar dat ook buiten de CPNB om variëteiten op de Boekenweek worden geïnitieerd. Zo wordt in 1991 de Friese Boekenweek opgericht. Deze organisatie koppelde zich van de reguliere Boekenweek los ‘op aandringen van boekhandelaren en uitgevers van Friese

Boeken’.63 Vanaf dat jaar organiseerde dit instituut, weliswaar tijdens de vastgestelde periode van de Boekenweek, haar eigen literaire avonden en ‘Boekefeest’, en begon ze bovendien met het uitgeven van haar eigen Friestalige geschenk. Margryt Poorstra mocht in 1991 de traditie beginnen met het door haar geschreven Nachtljocht.

62 Lucie Th. Vermij (2000). Dat rare literaire circus. In: Boekblad (10), jaargang 167, 10 maart 2000, p. 20. 63 Auteur onbekend (1991). Friese boekenweek in februari (1991). In: Boekblad, 4, 25 januari 1991, p. 6.

(28)

28

Hoewel deze Friese Boekenweek waarschijnlijk geen markt van de reguliere

Boekenweek afsnoepte – het bediende een taalgebied dat de Boekenweek zelf niet bereikte – zal het geen toeval zijn geweest dat de CPNB een jaar later, in 1992, meer moeite ging doen om haar eigen Boekenweekmerk te beschermen. We zien dat jaar een professionalisering in het instituut ‘Boekenweek’ als de CPNB de richtlijnen voor zowel wel- als niet-deelnemende instanties aanscherpt: ‘het woord Boekenweekgeschenk is voorbehouden aan één boek per jaar, en daarvan is de CPNB de uitgever.’64 De organisatie stond daarmee plaatselijke

Boekenweken toe, mits ze in de daarvoor aangegeven periode werden georganiseerd en ze zich aan bovenstaande regel zouden houden.65

Een tweede afsplitsing van belang vond in 2004 plaats. De variant richtte zich ditmaal niet op een specifiek taalgebied, maar op een groep gebonden door levensovertuiging. Na de klachten, voornamelijk vanuit christelijke hoek, over de expliciete inhoud van het

Boekenweekgeschenk 2003, besloot het Christelijk Lektuurkontakt (CLK) namelijk tot de aparte organisatie van de Week van het Christelijke Boek. Deze week sloot qua thema en periode nog wel aan bij de reguliere Boekenweek, zodat (christelijke) boekhandelaren tegelijkertijd met beide acties mee konden doen.66 Helemaal nieuw was dit initiatief niet. Sinds 1977 gaf het CLK al een apart actieboekje uit, bijna altijd aansluitend op het Boekenweekthema. Er werd nu alleen een officiële naam aan gehangen.67 In navolging

hiervan besloten in 2005 ook de spirituele boekhandels verbonden aan het collectief Winkels in wijsheid een eigen geschenkboekje uit te geven, om zo de klant de keuze te geven tussen deze speciale uitgave en het reguliere Boekenweekgeschenk.68

Een andere vorm van variëren op de Boekenweek zien we bij boekhandel De Slegte. Omdat deze Boekhandelsketen in 2004 als niet-erkende boekhandel niet mocht meedoen aan de Boekenweek, organiseerde ze een eigen actie: de Literaire Boeken Tiendaagse. ‘Met een knipoog naar het reguliere Boekenweekgeschenk’ mocht de klant bij besteding van 9,99 euro aan boeken kiezen uit één van de vier door De Slegte aangeboden geschenken. Oorspronkelijk promootte De Slegte deze actie met termen als ‘Boekenweek’ en ‘Boekenweekgeschenk’, maar na overleg met de CPNB, die niet heel blij was met deze actie en het over ‘meeliften’

64 Ed van Eeden (1992). CPNB gaat eigen merken beschermen – Eigen straatje schoon schrobben voor bezoek.

In: Boekblad, 1, 3 januari 1992, pp. 12-13.

65 Ed van Eeden (1992). CPNB gaat eigen merken beschermen – Eigen straatje schoon schrobben voor bezoek.

In: Boekblad, 1, 3 januari 1992, pp. 12.

66 Maarten Dessing (2003). CLK organiseert alternatieve boekenweek. In: Boekblad (online), 9 juli 2003. 67 Fleur Speet (2003). Enthousiaste reacties op nieuwe Week van het Christelijke Boek. In: Boekblad (online), 25

juli 2003.

68 Lucie Th. Vermij (2004). Eigen geschenk spirituele boekhandels in Boekenweek. In: Boekblad (online), 9

(29)

29

had, worden deze termen achterwege gelaten.69 De week mocht doorgaan, maar bij latere

Boekenweekedities is er niks over een eventuele herhaling van deze actie terug te vinden. Sowieso blijft het na 2005 in het onderzochte bronmateriaal70 stil rondom afsplitsingen

van de Boekenweek. Dat zou goed met deze toenemende merkbescherming te maken kunnen hebben, maar zou er ook aan kunnen liggen dat de CPNB na het eerste decennium van de eenentwintigste eeuw zelf in hoog tempo allerlei varianten op de markt bracht, en op die manier eigenhandig allerlei niches in hun behoeften voorzag.

De CPNB staat echter niet stil en ook de Boekenweek blijft zich ontwikkelen. Hoewel de campagne op dat moment dus al een flinke voorgeschiedenis had, was het daarmee

allesbehalve een vaststaande, statische aangelegenheid geworden. Ook rondom de periode 2003-2015 passeren een aantal belangrijke aanpassingen op en uitbreidingen van de Boekenweek de revue. Voor ik dieper inga op een reconstructie van deze aparte Boekenweekedities, bespreek ik hier de belangrijkste.

Bibliotheken

Oorspronkelijk deden alleen boekhandels mee aan de Boekenweek, maar vanaf 2002 worden ook bibliotheken voorzichtig bij de campagne betrokken. In de zomer van 2001 was het NBLC, de overkoepelende vereniging van openbare bibliotheken, al toegetreden tot het samenwerkingsverband van uitgevers en boekhandelaren, en in dat najaar mochten ze daarom voor het eerst meedoen met de Kinderboekenweek. In het voorjaar van 2002 zien we dat de bibliotheken, weliswaar in een aangepaste vorm, ook voor het eerst aan de Boekenweek mogen meedoen. Uit angst van de boekhandelaren om een deel van hun klanten tijdens de week te verliezen, krijgen ze bijvoorbeeld nog niet het privilege om ook het

69 Lucie Th. Vermij (2004). De Slegte heeft vier geschenken in Boekenweek (met reactie). In: Boekblad (online),

27 februari 2004.

70 Hiermee doel ik op de informatie die ik in het online archief van Boekblad.nl heb gehaald, aangevuld met

informatie uit de oudere, papieren Boekblad-edities die bewaard worden op de afdeling Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam. Dit ‘Vaktijdschrift voor boekhandel, uitgeverij, auteurs en bibliotheek’ overziet als neutrale waarnemer een belangrijk deel van het boekenveld. Het tijdschrift bevat bovendien niet alleen een hoop (achtergrond)informatie over het verloop van de Boekenweken die ik in deze scriptie behandel, maar ook een groot aantal interviews met actoren in het veld, waarin zij vertellen over hun persoonlijke ervaringen met de Boekenweken in kwestie. De informatie uit deze bronnen vul ik waar nodig aan met

informatie uit de jaarverslagen van de CPNB over dezelfde periode en inzichten uit twee gesprekken die ik in het kader van deze scriptie voerde: één met Heleen Tersteeg, Hoofd Duiden van de CPNB, over haar ervaringen met de Boekenweek vanuit de CPNB, en één met Annette Portegies, uitgever van uitgeverij Querido, over hoe zij als uitgever tegen de (veranderde) commerciële impact van de Boekenweek aan kijkt. Op deze manier wordt het onderwerp vanuit het perspectief van verschillende betrokken actoren beschouwd, en ontstaat een zo compleet en veelzijdig mogelijk beeld van de verschillende Boekenweekedities en het fenomeen in het algemeen. Beide gesprekken zijn achterin de scriptie als bijlage opgenomen.

(30)

30

Boekenweekgeschenk weg te geven.71 In plaats daarvan wordt er een Boekenweektest

ontworpen, die de deelnemende bibliotheken als alternatief exclusief mogen weggeven aan hun leden. Deze eerste uitgave, Peter van Straaten tekent de liefde, telde 25 tekeningen van Peter van Straten die ieder – binnen het Boekenweekthema dat jaar – een liefdesroman uit de Nederlandse boekengeschiedenis uitbeeldden.72 De test zou tot en met 2006 door bibliotheken worden weggegeven en, net als het Boekenweekgeschenk, elk jaar door een andere illustrator worden samengesteld.

In de tussentijd worden de banden tussen de bibliotheken en de Boekenweek al iets hechter als de bibliotheken in 2004 hun eigen NS-actie krijgen. Meedoen met de Vrij Reizen-actie van de Boekenweek (waarover hieronder mee) zit er op dat moment niet in, maar een aangepaste vorm behoort wederom wel tot de mogelijkheden. Klanten die dat jaar tijdens de Boekenweek lid werden van de Openbare Bibliotheek ontvingen een kortingsbon van de NS waarmee ze veertig procent korting kregen op een dagretour naar keuze.73. In 2006 verandert dit cadeau en krijgen nieuwe bibliotheekleden tijdens de Boekenweek een Boekenbon van €5,- en een voucher waarmee het Boekenweekgeschenk in een boekhandel kon worden opgehaald.74 Sommige boekhandelaren hadden hier wat moeite mee en spraken over ‘het principieel openbreken door de CPNB van het exclusiviteitsrecht van het boekhandelskanaal op het Boekenweekgeschenk’75, maar de CPNB verzekerde hen: ‘Met elk nieuw

bibliotheeklid komt er […] ook een potentiële consument in je winkel. De volgende keer dat hij een cadeautje wil kopen denkt hij misschien eerst aan een boek in plaats van een vaas.’76

In 2007 wordt de Boekenweektest van de bibliotheken vervangen door het zogenaamde Boekenweek CV: een aparte uitgave voor bibliotheekleden over de

Boekenweekgeschenkauteur, dat jaar Geert Mak, samengesteld door Just Enschedé.77 Tot en

met 2009 blijven de Openbare Bibliotheken deze cv’s uitbrengen. Daarna verdwijnt het weer uit zicht. In 2013 komt daar echter weer een andere alternatieve exclusieve bibliotheekuitgave voor in de plaats: vanaf dat jaar krijgen de leden van Openbare Bibliotheken in de

71 Maarten Dessing (2001). De bibliotheken blijven af van de Boekenweekgeschenken. In: Boekblad (online), 1

september 2001.

72 Lucie Th. Vermij (2001). Eigen bundel met liefdesgedichten voor klant in Boekenweek 2002. In: Boekblad

(online), 16 november 2001.

73 Hans van der Klis (2004), Hoe ziet de Boekenweek eruit? In: Boekblad (online), 3 februari 2004.

74 Lucie Th. Vermij (2005). Boekenweekgeschenk volgend jaar ook in de bibliotheek verkrijgbaar (+ 2 reacties).

In: Boekblad (online), 11 november 2005.

75 Hans van der Klis (2006). Bibliotheken: 11.000 nieuwe leden tijdens Boekenweek (+ reactie). In: Boekblad

(online), 11 april 2006.

76 Hans van der Klis (2006). Bibliotheken: 11.000 nieuwe leden tijdens Boekenweek (+ reactie). In: Boekblad

(online), 11 april 2006.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Uit de fonologische analyse van J’s woordrealisaties kan geconcludeerd worden dat de ontwikkeling van de fonologische kennis ernstig vertraagd is, en dat er tevens aan- wijzingen

Bij kruisinoculatie, uitgevoerd door Schnathorst, Crogan & Bardin, (1958) blijken de volgende planten vatbaar voor de echte meeldauw van Lactuca sativa:

Zoals gezegd is aan het eind van de proef het verse plant­ gewicht bepaald en zijn er cijfers toegekend voor de stand van het gewas en voor de bladkleur.. Deze gegevens zijn

Bij vol-automatisch bedrijf wanneer een differentiaalthermostaat wordt toegepast, compleet incl.. Een bewaarplaats met een opslagcapaciteit van

Alleenstaande moeders die veel praktische en emotionele steun ontvangen uit hun informele sociale netwerk, hebben niet minder opvoedstress dan moeders die dit minder

Doel van het zelfsturingsdeel van het onderzoek is het verkennen van vormen van zelfsturing die passend zijn voor het gebied de Noordelijke Friese Wouden en die effectief kunnen

Correspondence regarding the Voortrekker Centenary Festival, symbolic oxwagon trek, and the inauguration of the Voortrekker monument.. CORRESPONDENCE AND TELEGRAMS 2/2 Sentrale

De Nederlandse partners in het project zijn: Pmldijk- onderzoelt Varkenshouderij (PV) in Rosmalen (hoofd- aannemer), de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) in Deventer en