• No results found

De ene gemeenschap is de andere niet, en de huwelijksgemeenschap is een bijzondere

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De ene gemeenschap is de andere niet, en de huwelijksgemeenschap is een bijzondere"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

University of Groningen

De ene gemeenschap is de andere niet, en de huwelijksgemeenschap is een bijzondere Burgerhart, Wouter

Published in: Estate Tip Review

DOI:

10.5553/ET/157254212017014008001

IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please check the document version below.

Document Version

Publisher's PDF, also known as Version of record

Publication date: 2017

Link to publication in University of Groningen/UMCG research database

Citation for published version (APA):

Burgerhart, W. (2017). De ene gemeenschap is de andere niet, en de huwelijksgemeenschap is een bijzondere. Estate Tip Review, 2017(8). https://doi.org/10.5553/ET/157254212017014008001

Copyright

Other than for strictly personal use, it is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), unless the work is under an open content license (like Creative Commons).

Take-down policy

If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim.

Downloaded from the University of Groningen/UMCG research database (Pure): http://www.rug.nl/research/portal. For technical reasons the number of authors shown on this cover page is limited to 10 maximum.

(2)

Boom juridisch Postbus 85576 2508 CG Den Haag T (070) 330 70 33 E HUinfo@bju.nlH I HUwww.boomjuridisch.nlU

Estate

Tip

Re vi e w Afl. 2017-08 1 maart 2017

De ene gemeenschap is de andere niet, en de

huwelijksgemeenschap is een bijzondere

De gemeenschap speelt in de estate planning een belangrijke rol. We komen deze rechtsfiguur in allerlei rechtsverhoudingen tegen. Denk maar aan de nalatenschap, de vennootschappelijke gemeenschap, een gemeenschap van bijvoorbeeld woning en inboedel en natuurlijk de huwelijksgemeenschap. Deze gemeenschappen verschillen in juridisch opzicht van elkaar. In het ene geval wordt een gemeenschap bewust

gecreëerd, in het andere geval, zoals bij een nalatenschap, ontbreekt een handeling van de deelgenoten (erfgenamen) voor het ontstaan daarvan. Er zijn nog meer verschillen. Zo wordt in Titel 3.7 BW een onderscheid gemaakt tussen de zogenoemde eenvoudige en de bijzondere gemeenschappen. Bij de laatstbedoelde kan men onder andere

denken aan de nalatenschap en de ontbonden huwelijksgemeenschap. Volgens artikel 3:166 lid 2 BW zijn de aandelen van de deelgenoten in een

gemeenschap gelijk, tenzij uit hun rechtsverhouding anders voortvloeit. Het is onder andere deze regel die aan de orde kwam in het arrest van de Hoge Raad van 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:156).

De feiten in de casus van dit arrest zijn, voor zover van belang, de volgende: partijen zijn in 1986 met elkaar op huwelijkse voorwaarden gehuwd. Hun huwelijk is op 18 december 2007 geëindigd door echtscheiding. In hun huwelijkse voorwaarden zijn zij, na uitsluiting van iedere huwelijksvermogensrechtelijke gemeenschap, een zogenoemd wettelijk deelgenootschap overeengekomen, een van de destijds beschikbare wettelijke

keuzestelsels (art. 1:132 e.v. (oud) BW). Feitelijk pakt dit deelgenootschap bij het einde van het huwelijk uit als een finaal vermogensverrekenbeding, een soort (beperkte) ‘economische gemeenschap van goederen’ derhalve. Partijen zijn gezamenlijk eigenaar van een perceel grond met daarop een in aanbouw zijnde woning, een eenvoudige gemeenschap derhalve.

Tussen de partijen is in de echtscheiding een geschil ontstaan over de verdeling van de eenvoudige gemeenschap en de afwikkeling van het wettelijk deelgenootschap. De onder andere in cassatie aan de orde komende kwestie waarbij wij in deze EstateTip Review willen stilstaan, betreft de vraag of de waarde van het perceel grond en de woning in aanbouw deel uit moet maken van de laatstbedoelde afwikkeling, oftewel of deze waarde in de finale vermogensverrekening moet worden betrokken.

Allereerst stelt de Hoge Raad vast dat de inmiddels vervallen wettelijke regels voor het wettelijke deelgenootschap, oftewel het recht dat gold ten tijde van de huwelijkssluiting, op de afwikkeling van toepassing zijn. Dit betekent volgens de Hoge Raad voor de afwikkeling daarvan het volgende, wij citeren:

(3)

‘Op grond van de huwelijkse voorwaarden en art. 1:138 lid 1 (oud) BW dient de vermeerdering van de vermogens van beide echtgenoten die gedurende het deelgenootschap heeft plaatsgevonden te worden gedeeld en wel zodanig dat beider vermogen met een gelijk bedrag wordt vermeerderd. De

vermogensvermeerdering of -vermindering wordt vastgesteld door het

stamvermogen af te trekken van de waarde van het eindvermogen. Als de ene echtgenoot meer verlies heeft geleden dan de andere echtgenoot winst heeft behaald, hoeft de andere echtgenoot slechts de door hem behaalde winst uit te keren.’

en:

‘Ingevolge art. 1:139 lid 2 en art. 1:140 lid 2 (oud) BW worden tot het vermogen van een echtgenoot al zijn goederen en schulden gerekend, met uitzondering van zijn aandeel in een tussen de echtgenoten bestaande gemeenschap van

goederen.’

Wordt met de laatstbedoelde gemeenschap van goederen gedoeld op een

huwelijksvermogensrechtelijke gemeenschap of (ook) op een eenvoudige gemeenschap

(zoals in de onderhavige casus van het perceel en de woning in aanbouw)? Op basis van de wetsgeschiedenis komt de Hoge Raad tot de conclusie dat in de laatstgemelde bepalingen wordt verwezen naar de (beperkte) huwelijksgemeenschap.

Hieruit volgt volgens de Hoge Raad dat het op zichzelf juist is dat het hof de eenvoudige gemeenschap in de afwikkeling van het wettelijk deelgenootschap heeft betrokken. Maar, er wordt in cassatie terecht geklaagd over het feit dat het hof ‘buiten de grenzen van de rechtsstrijd is getreden, nu door geen van partijen is bepleit dat de eenvoudige gemeenschap bij de verrekening van het deelgenootschap moet worden betrokken’. Het onderhavige arrest laat het belang zien van het onderscheid tussen een eenvoudige gemeenschap en een huwelijksgemeenschap, oftewel de ene gemeenschap is de andere niet. Er blijkt in het arrest echter nog een toegift te zitten, zoals blijkt uit het volgende citaat:

‘Uit de zojuist aangehaalde T.M. blijkt dat de uitzondering die daarin is gemaakt voor een tussen de echtgenoten bestaande gemeenschap van goederen,

betrekking heeft op een (beperkte) huwelijksgemeenschap. Deze gemeenschap kent een eigen regeling (art. 1:93 e.v. BW; zie ook art. 3:189 lid 1 BW). Onderdeel van die regeling is dat echtgenoten van de aanvang van het huwelijk af ieder zijn gerechtigd tot de goederen die tot die gemeenschap behoren en daarin

gedurende het huwelijk dus geen aandelen hebben (vgl. art. 1:94 lid 1 BW en art. 1:100 BW). Het betrekken van deze huwelijksgemeenschap in de afrekening waartoe het wettelijk deelgenootschap bij het einde van het huwelijk verplicht, kan ertoe leiden dat de werking van de huwelijksgemeenschap wordt teniet gedaan. Dit geldt niet voor een eenvoudige gemeenschap, die ontstaat indien op

huwelijkse voorwaarden gehuwde echtgenoten gezamenlijk een goed verwerven, waarin zij ieder een eigen (in beginsel gelijk) aandeel hebben dat tot hun

privévermogens behoort en waarover zij ieder afzonderlijk kunnen beschikken (art. 3:166 BW en 3:175 BW). In dat geval is er geen reden om het aandeel van een echtgenoot in het desbetreffende goed anders te behandelen dan de goederen waarvan hij enig eigenaar is.’

We zien dat de Hoge Raad klare wijn schenkt over een vraagstuk dat de gemoederen van tijd tot tijd bezighoudt, te weten of de echtgenoten in de huwelijksgemeenschap voor gelijke delen gerechtigd zijn of ieder voor het geheel onder het respecteren van een gelijk recht voor de andere echtgenoot. Het is duidelijk: iedere echtgenoot heeft vermogensrechtelijk honderd procent van de huwelijksgemeenschap. Eerst bij de

(4)

ontbinding van deze huwelijksgemeenschap worden de aandelen van de echtgenoten zichtbaar, zoals artikel 1:100 lid 1 BW bepaalt. Zij hebben een gelijk aandeel, tenzij anders is bepaald bij huwelijkse voorwaarden of bij echtscheidingsconvenant. Met de ‘tenzij’ wordt gedoeld op de breukdelengemeenschap, waarin de echtgenoten dus niet van een 50/50-gerechtigdheid maar van een 100/100-gerechtigdheid afwijken.

Een leerzaam arrest, waarin zowel de huwelijksgemeenschap, de eenvoudige

gemeenschap als de ‘economische gemeenschap van goederen’ aan de orde komt, en het belang van de juiste kwalificatie van die gemeenschap duidelijk wordt voor de vermogensrechtelijke afwikkeling van het huwelijk. Het etiketteren van een

gemeenschap is echter niet slechts civielrechtelijk van belang maar ook en misschien zelfs vooral voor de fiscale gevolgen van de afwikkeling. Daarop komen we zeker nog terug.

Tot volgende week!

www.scholsburgerhartschols.nl www.boomjuridisch.nl © 2017 Boom juridisch | ScholsBurgerhartSchols

Hoewel de uiterste zorg is besteed aan de inhoud van EstateTip Review aanvaarden de uitgever en de redactie geen aansprakelijkheid voor onvolledigheid of onjuistheid.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze vooringenomenheden zijn bij de meeste HRM-afdelingen niet bekend; hierdoor wordt er veelal niet aan vrouwen gedacht voor bepaalde functies 27 en hebben ze ook niet altijd

Het zal echter duidelijk zijn dat een vervangingsinkomen wel nodig zal zijn voor velen, maar daarvoor kijken we dan naar echt (opleidings)tijdspecifieke ondersteuning zoals het

In een bedrijf zoals Euroterm, waar de werknemers niet zelf over alle informatie beschik- ten en dus de analyse niet op een systematische wijze maakten, zou een dergelijke analyse

In de Wet langdurige zorg (Wlz) is expliciet geregeld dat de partner van een echtpaar waarvan een van beiden een geldige indicatie heeft voor opname in een instelling, opgenomen kan

Deze nog niet uitgekomen knoppen worden door Japanners gebruikt voor een middel tegen kanker, waarvan sinds 2015 het effect wetenschappelijk zou zijn aangetoond.. Auteur: Santi

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

Het hier geschetste probleem is niet nieuw. Het ontstaat automatisch, zodra men de bevoegdheid van een van de echtgenoten om over de gemeen­ schapsgoederen te beschikken

Dat betekent dat veel mensen in Nederland een ‘liberaal hart’ hebben, maar zich niet officieel aan de VVD verbinden.. De commissie ‘Toekomst van de VVD-structuur’ kijkt hoe