• No results found

Faunaresten uit de late IJzertijd, Romeinse periode en late middeleeuwen te Wange (gem. Landen, prov. Brabant)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Faunaresten uit de late IJzertijd, Romeinse periode en late middeleeuwen te Wange (gem. Landen, prov. Brabant)"

Copied!
10
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Archeologie in Vlaanderen II - 1 9 9 2 , 5 5 - 6 4

Faunaresten uit de late Ijzertijd, Romeinse periode

en late middeleeuwen te Wange

(gem. Landen, prov. Brabant)

1

Wim Van Neer

2

& Mare Lodewijckx

I n l e i d i n g

D e Afdeling Archeologie van de K.U. Leuven heeft in de afgelopen jaren, in het kader van een onderzoeksprojekt in v e r -band m e t de bewoningskontinuiteit in O o s t - B r a b a n t4, verscheidene sites o n d e r

-zocht die nieuwe elementen met betrekking t o t deze problematiek zouden kunnen o p -leveren. H e t site te Wzngc-"Damekot''' is één van deze plaatsen waar getracht werd, m e t een relatief beperkte opgraving onder leidingvan één van ons (M.L. 5), een m a x i

-maal aantal gegevens te verzamelen. H e t onderzoek van de faunaresten van dit site d o o r de eerste auteur, h o o p t bij te dragen t o t het vormen van een diachronisch totaal-beeld van het site en van de regio. Dergelijke studies h e b b e n ook een eigen informatiewaarde, los van het eindverslag van het g l o -bale onderzoek dat lang op zich kan laten

1 Deze tekst is een onderzoeksresultaat van h e t Programma Interuniversitaire Attractiepolen, uitgevoerd o p initiatief van de Belgische Staat, Diensten van de Eerste Minister, Programmatie van het Wetenschapsbeleid. De wetenschappelijke v e r a n t -woordelijkheid voor de i n h o u d berust volledig bij de auteurs.

2 Koninklijk M u s e u m voor Midden-Afrika, 3 0 8 0 Tervuren.

3 K.U.Leuven, Afdeling Archeologie, Blijde Inkomststraat 2 1 , 3 0 0 0 Leuven. 4 H e t terreinonderzoek werd uitgevoerd d o o r de Afdeling Archeologie van de K.U. Leuven, m e t de steun van h e t Onderzoeksfonds en het Interfacultair C e n t r u m voor Archeologisch O n d e r z o e k ( I . C . A . O . ) van de K.U. Leuven, h e t Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk O n d e r z o e k ( N . F . W . O . ) , de Vlaamse Vereniging voor Archeologisch O n d e r z o e k ( V . V . A . O . ) , de Generale Bankmaatschappij, de Nationale Loterij en de Provincie Brabant.

5 Lodewijckx 1 9 9 1 .

6 Lodewijckx in v o o r b e r e i d i n g .

wachten, en kunnen daarom ook afzon-derlijk gepubliceerd worden.

H e t site vanWange-" Damekof, is g e l e

-gen in het noorden van de Haspengouwse leemstreek op de rechteroever van de Kleine Gete (fig. 1:8). Vanwege de grote v r u c h t -baarheid van de leembodem is het altijd een bij uitstek agrarische streek geweest. De opgravingen te Wange h a d d e n plaats in 1989 (proefsleuf) en 1990 en leverden een groot aantal sporen op uit verschillende perioden (fig. 2 ) .

Naast een Bandkeramische occupatie, die het voorwerp uitmaakt van afzonder-lijke studies 6, is vooral de Romeinse tijd

goed vertegenwoordigd.

In een aantal afvalkuilen werd veel h a n d -g e v o r m d aardewerk in Ijzertijdtraditie gevonden maar het is nog niet duidelijk of deze bewoning van vóór of van vlak na de verovering dateert. T o t deze inheemse fase behoren blijkbaar een aantal O W g e o r i ë n -teerde tweeschepige huisplattegronden, als-mede konstrukties waarvan de basis o p 4, 6 of 9 zware palen rust (spijkers ?).

O o k de vroeg-Romeinse keramiek is n o g geassocieerd m e t een meer m o n u mentale houtbouwfase, waarvan de g r o n d -plannen minder duidelijk zijn.

D e Romeinse b e w o n i n g kende een architekturaal h o o g t e p u n t m e t de b o u w van een porticusvilla waarvan het oostelijk deel verdwenen was door de sterke erosie. D e villa bestond uit een rechthoekig h o o f d -g e b o u w en twee afzonderlijke

(2)

hoekver-W. VAN NEER & M. LODEWIJCKX

1 Kaart met de belangrijkste sites van hetjjebied. Het huidige wegennet is weergegeven met

stippel-lijnen; de vermoedelijke Romeinse wegen zijn aangeduid in zwart en wit.

1: Proefopgraving door de Romeinse baan te Hakendover. 2: 3 tumuli van Overhespen. 3: Romeinse villa van Eliksem. 4: Laat-Romeinse (?) graven te Overhespen. 5: Oversteek (?) van de Romeinse haan. 6: Romeins grafveld van Wange. 7: Frankisch grafveld van Neerhespen. 8: Romeinse villa van

Wange. 9: Middeleeuwse motte van Wange.

General location map with the more important sites in the area. Present-day roads are represented by a dotted line, assumed Roman roads are indicated in black and white.

1: Trial excavation of Roman road at Hakendover. 2: 3 tumuli at Overhespen. 3: Roman villa at Eliksem. 4: Late Roman (?) cemetery at Overhespen. 5: Excavation crossing Roman road. 6: Roman cemetery at Wange. 7: Frankish cemetery at Neerhespen. 8: Roman settlement at Wange. 9: Medieval motte at Wange.

trekken, verbonden door een lange galerij. De totale gevelzijde bedroeg 38 m, terwijl de maximale breedte 15 m was. D e kelder (4 m x 4,25 m) was aangelegd onder het rechter hoekvertrek en had een afzonderlijk trappenhuis, voorzien van een h o u t e n trap. In de vloer werden nog de gaten vastgesteld voor amforen en voorraadpotten, waarvan heel wat fragmenten werden t e r u g g e v o n -den. Aan de westzijde was later een bad— vertek bijgebouwd. H e t g e b o u w werd v e r -moedelijk in de 3de eeuw d o o r brand verwoest.

D e latere bewoning w o r d t onder meer vertegenwoordigd door radjessigillata en d o o r m u n t e n van Tetricus, Aurelianus, Constantijn I I , Constans en Valens 7. Deze

voorwerpen werden wel in v e r s t o o r d e context gevonden maar zijn voldoende talrijk o m een kontinuïteit van bewoning in de direkte omgeving te m o g e n v e r o n d e r -stellen. Hierbij aansluitend kunnen we ook het Frankisch grafveld van Neerhespen 8

vermelden dat naast een klein Romeins

grafveld 9 was aangelegd langs de Romeinse

baan Tienen - Tongeren, even ten oosten van het site (fig. 1:6 e n 7 ) . Beidegrafvelden horen blijkbaar bij de w o o n z o n e te

Wange-"Damekof en zijn een verdere aanwijzing

voor het verderzetten van de bewoning na de Romeinse tijd.

In de middeleeuwen (ca. I 3 d e eeuw ?) werd de Romeinse kelder volledig u i t g e broken, de bouwput werd verder u i t g e g r a -ven en met het oorspronkelijk Romeins bouwmateriaal werd een nieuwe kelder-ruimte (6,70 m x 8,30 m) g e b o u w d , voorzien van een interne stenen trap en een vloer van fijne steenslag. Deze kelder b e -hoorde blijkbaar tot een groter residentieel komplex waartoe ook de m o t t e , die even verder stroomopwaarts gelegen is (fig. 1: 9 ) , deel van kan uitgemaakt hebben.

H e t geheel van de vondsten schijnt aldus te wijzen op een permanente bewoning te Wange vanaf de vroegRomeinse tijd. O m -wille van deze langdurige occupatie en de talrijke strukturen op het site wordt het

7 Determinatie Scheers, K.U. Leuven.

8 Lodewijckx 1990. 9 Hombroux & Lode-wijckx 1984.

(3)

Fauna resten uit de late Ijzertijd, Romeinse periode en late middeleeuwen te Wange

Tabel 1

Overzicht van de fauna te Wange uitgedrukt in aantal fragmenten (*: elementen van één individu; x: knaagsporen aanwezig)

Species list of Wange espressed in number of fragments (*: bones of one individual; x: gnaw marks present)

M o l l u s k e n (Molluscs) Cepaea s p . Unio tumidus Pholadomia s p . Vissen (Fish) z a l m (salmon) A m p h i b i e ë n (Amphibians) k i k k e r / p a d (frog/toad) V o g e l s (Birds) z w a r t e kraai (carrion crow) h o u t s n i p (woodcock) w i n t e r t a l i n g (teal) k i p (chicken) e e n d (duck) g a n s (goose) Z o o g d i e r e n (Mammals) klein k n a a g d i e r (small rodent) b e v e r (beaver) h a a s (hare) r e e (roe deer) h o n d (dog) p a a r d (horse) v a r k e n (pig) r u n d (cattle) s c h a a p / g e i t (sheep/goat) d e t e r m i n e e r b a a r (identified) n i e t d e t e r m i n e e r b a a r (unidentified) late I j z e r t i j d late Iron Age

-1 1 1 -1 -1 -X 1 2 4 7 5 5 7 5 1 9 4 2 4 1 v r o e g -R o m e i n s Early Roman? -1 -1 2 5 1 -2 8 4 2 3 5 5 3 R o m e i n s ? Roman -1 8 -2 -3 1 -4 4 5 2 8 1 0 M i d d e l e e u w e n Middle Ages 5 2 1 -1 1 3 2 3 -1 1 1 1 + 3 1 * 1 2 4 5 7 8 4 7 2 3 5 1 5 9 T o t a a l 5 2 1 1 1 0 1 2 1 1 8 7 7 1 1 2 1 1 + 3 1 * 2 6 1 0 4 1 4 1 1 2 9 4 9 2 4 6 3

belang van het late Ijzertijd ensemble te Wange. Tabel 1 geeft een overzicht van de fauna te Wange in elk van de onderscheiden perioden. Hieronder beschrijven we de verschillende diergroepen. Alle aangegeven maten zijn uitgedrukt in m m en g e n o m e n volgens von den Driesch u.

MOLLUSKEN

D e drie molluskensoorten die we te Wange aantreffen hebben elk een verschil-lende tafonomische geschiedenis. D e twee kleppen van Unio tumidus v e r t e g e n w o o r -digen waarschijnlijk voedselresten van de archeologisch materiaal, en ook de

fauna-resten, dikwijls in verstoorde of tenminste onzekere context aangetroffen. Voor deze studie, zeker voor de besluitvorming, zijn dan ook enkel deze faunaresten gebruikt die in gesloten context voorkwamen.

Materiaal

Er is beendermateriaal voorhanden uit de late Ijzertijd, de Romeinse periode en de late middeleeuwen (12de-14de eeuw). 1990; Ervynck 1991.' Beenderresten uit Ijzertijd nederzettingen

11 von den Driesch 1976. zijn z e l d z a a m in B e l g i ë1 0, v a n d a a r h e t

(4)

W. VAN NEER & M. LODEWIJCKX

2 Wange: algemeen opgravingsplan met aanduiding van de strukturen en kuilen, waarin determineerbare faunaresten

aanwezig waren. De kuilen 340, 218 en 382 behoren tot de late Ijzertijd. Vroeg-Romeins faunamateriaal werd aangetrojfen in kuilen 62, 78, 145, 189 en 324, Romeins in het trappenhuis van de villa. Middeleeuwse beenderresten komen uit kuilen 70, 75,103, 120, 195, 199, 238, 252, 321, 380, uit de amfoorgaten en de middeleeuwse kelder.

Wange: general excavaüon plan with the structures and pits which yielded identifiable faunal remains. Pits 218, 340 and 382 belong to the late Iron Age. Early Roman fauna was found in pits 62, 78, 145, 189 and 324, Roman in the stairwell of the villa. Medieval remains come from pits 70, 75, 103, 120, 195, 199, 238, 252, 321, 380, from the holes for amphores and from the medieval cellar.

m e n s . D i t is n i e t h e t geval v o o r d e s c h e l p e n van Cepaea-, e e n veel v o o r k o m e n d e landslak die m e n o.a. a a n t r e f t o p o v e r w o e k e r d e r e s -t e n v a n g e b o u w e n . V e r m o e d e l i j k k w a m e n d e z e s c h e l p e n in d e m i d d e l e e u w s e k e l d e r

t e r e c h t n a d e b e w o n i n g . D e d e r d e m o l l u s -k e n s o o r t is Pholadomia s p .1 2, e e n fossiele

bivalve u i t d e T u f f e n van L i n c e n t die in d e m u u r v a n h e t m i d d e l e e u w s e g e b o u w b e -l a n d d e a-ls e e n o n d e r d e e -l van d e m o r t e -l .

12 Determinatie door Dr. H. Hooyberghs ( K . U . -Leuven), waarvoor onze dank.

(5)

F a u n a r e s t e n uit d e late I j z e r t i j d , R o m e i n s e p e r i o d e en late m i d d e l e e u w e n te W a n g e

Tabel 2

Metingen op enkele vogelresten te Wange. Measurements of some bird remains at Wange.

Z w a r t e kraai (carrion I j z e r t i j d (Iron Age) humerus G L + 6 3 B d 1 3 , 6 W i n t e r t a l i n g (teal) crow) H o u t s n i p (woodcock) I j z e r t i j d (Iron Age) ulna B p 9 , 1 m i d d e l e e u w e n (Middle Ages) humerus G L + 5 4 B p 1 2 , 6 B d 8 , 7 Kip (chicken) I j z e r t i j d (Iron Age) ulna, G L 6 0 , 2 D i d 7 , 8 R o m e i n s (Roman) humerus B p 1 6 , 4 G a n s (goose) R o m e i n s ? (Roman ?) tihiotarsus B d 1 7 , 3 E e n d (duck) R o m e i n s (Roman) radius G L 7 1 R o m e i n s (Roman) humerus G L 6 0 , 5 B p 1 7 , 2 S C 6 , 1 B d 1 3 , 3 R o m e i n s (Roman) tihiotarsus G L 1 1 2 D i p 1 7 , 8 B d 1 0 m i d d e l e e u w s (medieval) humerus B d 2 3 , 3 R o m e i n s (Roman) ulna B p 1 0 , 0 m i d d e l e e u w e n (Middle Ages) ulna G L 6 4 B p 8 , 6 R o m e i n s (Roman) coracoid G L 4 8 , 5 B b 1 3 , 7 B F I I m i d d e l e e u w s (medieval) tarsometatarsus B d 1 9 , 2 m i d d e l e e u w s (medieval) ulna B p 1 0 , 6 13 14 15 cf. n o o t 10. Thesing 1977. cf. noot 14. VISSEN

Een caudale wervel van zalm uit een vermoedelijk Romeinse context is de enige visrest die te Wange werd gevonden. H e t stuk is afkomstig van een dier van 60-70 cm standaard lengte dat kan gevangen zijn in de Kleine Gete, vlakbij het site. H e t bot werd toegewezen aan zalm, eerder dan aan de beekforel, op basis van de morfologie van het wervellichaam en de grote afme-tingen.

AMFIBIEEN

Geen enkel van de tien botjes van kikker of pad konden nauwkeurig gedetermineerd worden. H e t gaat uitsluitend om niet-diagnostische stukken zoals tibio-fibula,

radio-ulnare en metapodalia. Eén van deze

resten werd aangetroffen in de vermoedelijk Romeinse vulling van het trappenhuis. H e t gaat waarschijnlijk o m een dier dat zich op een bepaald m o m e n t heeft ingegraven. O f dit ook zo is voor de resten van kikker of pad uit de grote late Ijzertijd kuil (340) is onzeker. D e beenderen bevonden zich in de onderste laag (van het noordelijk deel) van de kuil en vertegenwoordigen daarom misschien individuen die in de put vielen toen die nog functioneel was.

V O G E L S

Als wilde soorten treffen we de zwarte kraai {Corpus corone corone), de houtsnip

{Scolopax rusticola) en wintertaling {Anas crecca) aan. D e zwarte kraai is v e r t e g e n

-w o o r d i g d d o o r een practisch volledige

humerus in de middenste laag van de grote

Ijzertijd kuil (340). Een andere Ijzertijd kuil (218) leverde een proximale ulna van houtsnip o p . In de middeleeuwse kelder zaten een intacte ulnavzn houtsnip en een practisch volledige humerus van w i n t e r -taling. H e t merendeel van de vogelresten uit Wange is echter van gedomesticeerde vormen. Kip, eend en gans werden zowel in Romeinse als middeleeuwse context t e r u g gevonden. In een van de late Ijzertijd k u i -len (218) k o m t ook kip voor (fig. 3: 1). Voor België vormt dit, samen m e t de z e l d -zame stukken uit Pont-a-Chin, Orp-le-Grand en L o m p r e t1 3, de oudste vondst van

kip. D e maten van de vogelresten zijn a a n -gegeven in tabel 2. Voor kip kunnen deze metingen vergeleken worden m e t de g e g e -vens uit de studie van Thesing 14 die de

grootte-evolutie onderzocht van de kip in Europa van de Ijzertijd tot de late m i d d e l -eeuwen. De ulna uit de late Ijzertijd valt eerder klein uit in vergelijking m e t vondsten uit gelijktijdige Europese sites. H e t blijkt dat ook de humeri uit de Romeinse context van Wange bij de minimum waarde zitten aangegeven d o o r Thesing 15 voor vroege

en midden-Keizertijd. D e volledige coracoid en tihiotarsus uit dezelfde periode vallen in de buurt van de gemiddelde waarde.

(6)

W. V A N N E E R & M . L O D E W I J C K X

Tabel 3

Metingen op het middeleeuwse hondeskelet te Wange.

Measurements on the medieval dog skeleton at Wange. mandibula alv.L. C-M3 9 1 , 8 alv.L. P 1 - M 3 75,0 GL M l 2 2 , 0 GB M l 9,1 radius femur GL 155,0 Bp 16,6 Bd 23,5 hu G L BP D p Bd G L Bp Bd merus 154,0 2 7 , 5 36,2 31,4 170,0 36,2 2 9 , 3

D e resten van gans en eend worden t o e -geschreven aan de gedomesticeerde vorm op basis van de chronologische en de a l g e -mene faunale context. H a r d e osteome— trische gegevens zijn niet voorhanden o m ze van de wildvorm (respectievelijk grauwe gans en wilde eend) te onderscheiden. D e gedomesticeerde en wilde vorm overlappen aanzienlijk qua grootte. T o c h kunnen b i j -voorbeeld voor de radius van een eend uit Romeinse context de geringe afmetingen wijzen op de huiseend 16. H e t stuk valt

echter nog in de onderste variatie van de wilde eend. Een ander argument voor de gedomesticeerde v o r m is dat het trio kip, gans, eend gelijktijdig v o o r k o m t in het Romeinse en middeleeuwse materiaal, t e r -wijl deze dieren nagenoeg ontbreken in de Ijzertijd fauna van W a n g e .

Vermeldenswaard is tenslotte dat in een paalkuil met vroeg-Romeinse vulling (62) een aantal eierschalen werden t e r u g g e -vonden geassocieerd met beenderresten van zowel kip als eend. D e z e vondst duidt aan dat o p deze plaats de accumulatie snel heeft plaatsgegrepen o m de bewaring van d e r -gelijke fragiele resten mogelijk te maken.

ZOOGDIEREN

In de vermoedelijk Romeinse afzettingen werd een pelvis gevonden van een klein knaagdier. We beschouwen het als een exemplaar dat zich ingroef in de sedimenten na de bewoning. Interessant is de vondst van een dij been van bever uit middeleeuwse context. De soort werd gejaagd zowel voor de pels als voor het vlees en verdween uit

ons land in de 19de eeuw door overbejaging. Voor de reconstructie van de omgeving levert de aanwezigheid van deze soort niet veel informatie op, daar ze weinig eisen stelt aan het milieu. M e n vindt bevers zowel langs stromend als stilstaand water met een minimale diepte van 50 cm. Als voedsel m o e t e n h o u t i g e gewassen en kruiden aanwezig zijn 17.

Ander klein jachtwild is de haas, a a n getroffen in de Late Ijzertijd en m i d d e l -eeuwse context. Verder komen n o g een hertachtige voor, namelijk het ree. Deze is alleen vertegenwoordigd door een afge-zaagde geweispits wat wijst op het artisanaal gebruik van dit materiaal.

Beenderresten van h o n d werden alleen aangetroffen in middeleeuwse context, maar de aanwezigheid van dit dier wordt ook bewezen in de late Ijzertijd d o o r h e t talrijk voorkomen van beknaagde beenderen. D e middeleeuwse context leverde een practisch volledig skelet op van een h o n d , evenals een onderkaak van een ander individu. De metingen van enkele intacte beenderen van

Tabel 4

M e t i n g e n o p enkele p a a r d e n r e s t e n te Wange.

Measurements of some horse remains at Wange.

Ijzertijd (Iron Age P , , G 14 GB 2 5 , 1 17,2 scapulaastragalus G L P LG BG ulna BPC femur Bd 84 49,5 40,5 37 80 middeleeuwen (MiddleAges) metatarsus G L LI Bp SD Bd 245 2 3 8 4 7 30,7 4 6 , 1 M, ,„ 1/2 G L GB G H L m T BFd tibia D d 2 3 , 1 16,6 54,5 56,2 52,6 4 1 , 9 16 Woelfle 1 9 6 7 . 17 Broekhuizen e.a. 1992.

(7)

F a u n a r e s t e n u i t d e late I j z e r t i j d , R o m e i n s e p e r i o d e e n late m i d d e l e e u w e n t e W a n g e

Tabel 5

M e t i n g e n op enkele varkensresten te Wange.

Measurements of some pig remains at Wange.

Ijzertijd (Iron Age) M3 G L radius Bp Bp ulna B P C tibia Bd 30,5 26,5 30,5 2 0 , 7 27,5 30,5 28,2 30,6 Romeins (Roman) ulna B P C 17 middeleeuwen (Middle Ages) M3 G L 2 8 M3 GL 31 humerus Bd 4 0 , 7 BT 36 18 Koudelka 1 8 8 5 . 19 Gautier 1990; Meniel 1987. 20 Boessneck e.a. 1 9 7 1 . 21 v o n d e n D r i e s c h & Boessneck 1974.

het volledige exemplaar zijn aangegeven in tabel 3. Aan de hand van de drie volledige lange beenderen kan de schouderhoogte van dit dier berekend worden 18. Dit geeft

gemiddeld een waarde van 51 cm.

Zowel in de late Ijzertijd als in het middeleeuws ensemble vertegenwoordigt paard ongeveer 6% van de determineerbare resten. Normaal gezien worden paarden niet als consumptiedieren beschouwd in Romeinse en middeleeuwse context, terwijl er voor de Ijzertijd n o g discussie is of paard al dan niet gegeten werd 19. O p het site van

Wange zijn er geen eenduidige aan wijzi-gingen voor de consumptie van paarden onder de vorm van slachtsporen. T o c h kunnen we stellen dat de resten voor de middeleeuwse context meer voorstellen dan overblijfselen van achtergelaten kadavers. Uit die periode stamt o.a. een tibia

diaphyse fragment dat aan weerskanten d u i d e

-lijk werd doorgezaagd. Dit wijst er op dat been van paard als grondstof werd gebruikt in het artisanaat. O o k werd een metatarsus fragment gevonden dat op de dorsale zijde talrijke snijsporen vertoont (fig. 3: 3). V e r -moedelijk hebben deze sporen te maken m e t het verwijderen van het beenvlies als voorbereiding voor verdere bewerking van dit been. Tenslotte vertoont een distale

humerus aan de mediale zijde een aantal

fijne snijsporen die we eerder toeschrijven

aan het losmaken van de huid r o n d het ellebooggewricht (fig. 3: 2 ) . Uit de late Ijzertijd liggen geen bewerkte stukken voor.

Tabel 4 geeft een overzicht van de maten die op de paardenresten k o n d e n g e n o m e n worden. D e afmetingen van de Ijzertijd paarden vallen volledig binnen de variatie beschreven voor het site van Manching 20.

De kleine tot middelgrote paarden van deze vindplaats h e b b e n een schofthoogte van 1,12 t o t 1,38 m met een gemiddelde waarde van ongeveer 1,25 m . H e t valt op dat de meeste Ijzertijd vondsten van Wange ofwel bij het gemiddelde liggen, ofwel de waarden benaderen van de kleinste indivi-duen van Manching. D i t laatste is het geval voor de geïsoleerde premolaar en molaar, evenals voor de scapula van Wange. U i t de middeleeuwse context beschikken we over een volledige metatarsus die toelaat r e c h t -streeks een schofthoogte van 1,27 m te berekenen2 1. O o k in deze periode blijken

de paarden dus eerder klein geweest te zijn. D e varkensresten uit alle perioden zijn afkomstig van juveniele en j o n g adulte exemplaren. Een dergelijke leeftijdsverde-ling is normaal voor varkens die vlug slacht— rijp zijn en practisch alleen voor het vlees gehouden worden. Uit de weinige metingen in tabel 5 blijkt dat de globale afmetingen

Tabel 6

Metingen op enkele runderresten te Wange. Measurements of some catde remains at Wange.

Ijzertijd (Ii maxilla alv.L.P2-M scapula L G BG humerus BT ulna BPC on Age) 3 130 54 50 67 42 metacarpus GL 2 0 8 Bp SD Bd 68,8 38 70,4 Romeins (Roman) hoornpit G D basis 7 3 SD basis 45 middeleeuwen (Middle Ages) metacarpus Bp 51,9 54,5 metatarsus Bp 4 5 , 5 Bd 5 0 , 1

(8)

W. VAN N E E R & M . L O D E W I J C K X

van de varkens doorheen de tijd niet veranderd zijn te Wange. Nochtans zijn de o s t e o -metrische gegevens ontoereikend o m ge— beurlijke wijzigingen in de lichaamspro— porties van deze soort te detecteren. H e t vermelden waard is tenslotte dat alle drie varkensastragali uit de Ijzertijdcontexten wit verbrand zijn. Mogelijk heeft dit te maken met de bereidingswijze van een deel van de achterpoten, waarbij de astragalus uit de te braden porties stak en aldus r e c h t -streeks blootstond aan het vuur. Andere skeletelementen vertonen slechts sporadisch minder intense verbrandingssporen.

D e runderresten maken een belangrijk deel uit van de verzameling maar leverden wegens de fragmentatiegraad relatiefweinig gegevens op betreffende de slachtleeftijden of de afmetingen van de dieren. Tabel 6 vat de meetresultaten samen. H e t enige m e e t -bare stuk uit de vroeg-Romeinse periode is een hoornpit van een stier (fig. 3: 4 ) . H e t gaat o m een stevig b e h o o r n d exemplaar, mogelijk een ingevoerd of een locaal v e r beterd ras. Metingen van postcraniaal m a t e riaal uit deze periode ontbreekt en b e -moeilijkt daarom vergelijkingen met de late Ijzertijd en middeleeuwse runderen op hetzelfde site gevonden. Daarom hebben we de Ijzertijdrunderen van Wange v e r -geleken met die van M a n c h i n g2 2. Alle

metingen vallen in de b u u r t van of iets boven het gemiddelde van Manching, waar de schofthoogten liggen tussen ongeveer 95 en 120 cm. Een uitzondering te Wange vormt echter een volledig bewaarde

meta-carpusuit de bovenste laag van kuil 3 4 0 , die

overeenkomt m e t een groot individu m e t een schofthoogte van 128 cm. O p basis van de afmetingen lijkt dit exemplaar eerder Romeins, maar na vergelijking m e t de talrijke metingen van Manching valt dit stuk toch n o g net in de buurt van de grootste exemplaren aldaar. Ook in het Noordfranse Ijzertijdsite Villeneuve-Saint-Germain 23 k o m e n runderen voor met een

schouderhoogte boven de 120 cm. H e t is de eerste keer dat in o n z e streken een dergelijk g r o o t r u n d uit de Ijzertijd w o r d t gemeld, maar volledigheidshalve m o e t hier t o c h aan t o e g e v o e g d w o r d e n d a t h e t bewuste stuk afkomstig is uit de bovenste laag van de IJzertijdkuil 340. Archeologisch materiaal voor latere perioden is in die laag niet voorhanden en de aflijning van de kuil was o p het niveau van de beendervondst reeds zeer duidelijk.

Tabel 7

Procentueel belang van de geconsumeerde huisdieren in de verschil-lende bewoningsperioden te Wange. H e t aantal fragenten (n) in elk staal is aangegeven.

Relative importance o f t h e domestic food animals in the difFerent occupation periods of W a n g e . T h e n u m b e r of fragments (n) of each sample is given.

Ijzertijd (Iron Age) (n=177) Romeins (Roman) (n=14) Romeins + Romeins? ( R o m a n + Roman?) (n=27)

middeleeuwen (Middle Ages) (n=170) varken (pig) 26.5 57.1 4 4 . 5 2 6 . 5 r u n d (cattle) 31.1 2 8 . 6 2 9 . 6 45.9 schaap/geit ( s h e e p / g o a t ) 42.4 14.3 2 5 . 9 2 7 . 6

D e weinige metingen uit de m i d d e l -eeuwse contexten liggen iets boven h e t gemiddelde van de runderen van M a n ching. Q u a grootte was er dus geen n o e -menswaardig verschil tussen de runderen van Ijzertijd en late middeleeuwen te Wange.

D e resten samengebracht o n d e r de noemer schaap/geit behoren waarschijn-lijk allemaal t o t eerstgenoemde soort. Alle t o t op de soort determineerbare stukken zijn afkomstig van schaap. D e weinige kaakfragmenten duiden op de slacht van adulte dieren.

Discussie en conclusies

D e mens is verantwoordelijk voor de afzetting van het merendeel van de g e v o n -den dierenresten. Uitzondering hierop zijn enkele intrusieven. H e t gaat o m de schelpen van Cepaea en een pelvis van een klein knaagdier, waarvan we veronderstellen dat ze in het sediment terechtkwamen na de bewoning. O o k de resten van pad of kikker beschouwen we als afkomstig van dieren die zich ingegraven hebben na de bewoning of van individuen die op een bepaald m o -ment in nog functionele kuilen vielen. Naast deze late en penecontemporaine intrusie-ven, k o m t n o g een geologisch intrusief voor. H e t gaat o m een fossiele schelp van

(9)

Fauna resten uit de late Ijzertijd, Romeinse periode en late middeleeuwen te Wange

3 1. Ulna van kip uit de late Ijzertijd (kuil 218). 2. Distale humerus van

middeleeuws paard met snijsporen (a) en kauwsporen van hond (b) op de mediale zijde (kuil 103). 3. Metatarsus van middeleeuws paard met snijsporen op de dorsalezijde (kuil 103). 4. Hoornpit van vroegr-Romeinsestier (kuil324). De schaalaanduiding is telkens 1 cm.

1. (7/»«()fdomestic fowl from the late Iron Age (pit 218). 2. Distal /«mmwof medieval horse with cutmarks (a) and gnaw marks of dog (b) at the medial side (pit 103). 3. Metatarsal of medieval horse with cutmarks at the dorsal side (pit 103). 4. Horncore of early Roman bull (pit 324). The scale bar represents 1 cm.

onderdeel van mortel. Nadien kwam het stuk terecht in het puin tussen andere faunaresten en archneolo^ica.

H e t d o o r de mens afgezette faunamate-riaal bestaat hoofdzakelijk uit voedselafval, hoewel er ook enkele resten zijn van been-en geweibewerking in het middeleeuwse staal. H e t gaat om been van paard en om gewei van ree, waarvan echter alleen stukken afval gevonden werden. Eveneens uit de middeleeuwse context kwam een fragment met snijsporen dat aanduidt dat paarden werden gevild voor hun huid. H e t gevonden beverbot vertoont geen snijsporen, maar kan ook van een individu komen waarvan de huid werd gebruikt.

De fauna van het site te Wange dateert van de late Ijzertijd tot de late m i d d e l -eeuwen, wat de analyse ervan interessant kan maken. De diachronische studie van de beenderresten afkomstig van een vindplaats laat immers toe de locale evolutie van de fauna uit te leggen in functie van landschapswijzigingen ofveranderende e c o n o -mische systemen. Voordeel van dergelijk materiaal van één site is dat het fysisch milieu, dat mee de aanwezige fauna bepaalt, constant is. Dit is niet zo bij het vergelijken van fauna's van verschillende sites waar ook rekening moet gehouden worden met de verschillende inplanting van de n e d e r z e t -tingen. Nochtans is het belangrijk enkele beperkingen van het materiaal van Wange te onderstrepen, zoals de hiaten in de b e -woning en de onevenwichtige grootte van de faunamonsters. Dit laatste blijkt duidelijk uit tabel 7 waar we het procentueel belang van de geconsumeerde huisdieren aangeven voor elke bewoningsperiode. H e t staal uit de Romeinse periode is beperkt, zelfs na toevoeging van het waarschijnlijk Romeinse materiaal, waardoor een doorgedreven v e r gelijking met de Ijzertijd economie o n m o -gelijk wordt. D o o r de beperkte omvang

van het Romeinse staal, maar ook omwille van het grote hiaat tussen de Romeinse en de middeleeuwse bewoning kan ook de transitie naar de middeleeuwen moeilijk onderzocht worden. H e t enige wat m i s -schien uit de cijfers kan gehaald worden voor de Romeinse periode is het overwicht van varken ten opzichte van zowel de late Ijzertijd als de middeleeuwen. Indien reëel, hebben deze verschillen dan waarschijnlijk eerder te maken met culinaire voorkeuren dan met landschapswijzigingen. Vergelijken we de samenstelling van de fauna uit de Ijzertijd en de middeleeuwen, dan stellen we vast dat in beide perioden het varken even belangrijk was, maar dat het rund in de middeleeuwen aan belang wint op het schaap. Mogelijk is dit laatste fenomeen te wijten aan een verbetering van de weilanden in de b u u r t van het site. Rekening h o u d e n d met de hoeveelheid vlees geleverd d o o r elk van de huisdieren, is het duidelijk dat r u n d de belangrijkste voedselleverancier was gedurende de ganse bewoning. Bovendien was de jacht altijd van miniem belang.

Herinneren we er tenslotte nog aan dat qua afmetingen geen noemenswaardige ver-schillen bestonden tussen het vee in de Ijzertijd en de beschouwde middeleeuwse periode.

(10)

W. VAN NEER & M. LODEWIJCKX SUMMARY F a u n a l R e m a i n s f r o m t h e L a t e I r o n A g e , E a r l y R o m a n a n d L a t e M e d i e v a l P e r i o d a t W a n g e ( M u n . o f L a n d e n , P r o v . o f B r a b a n t ) . T h e e x c a v a t i o n at W a n g e h a s r e v e a l e d a l a r g e n u m b e r o f s t r u c t u r e s a n d p i t s f r o m different p e r i o d s . F a u n a l r e m a i n s h a v e b e e n u n e a r t h e d f r o m m a n y o f t h e m . D e s p i t e t h e small size o f t h e s a m p l e s t h e s e faunal r e m a i n s are v a l u a b l e , especially s i n c e l a t e I r o n A g e m a t e r i a l is r a r e i n F l a n d e r s . M a n was t h e m a i n a c c u m u l a t o r o f t h e r e m a i n s b u t t h e r e are s o m e i n t r u s i v e s . T h e a n u r a n s , small r o d e n t s a n d t h e Cepaea r e p r e s e n t late a n d p e n e c o n t e m p o r a n e o u s i n t r u s i v e s , w h e r e a s t h e f o s s i l b i v a l v e Pholadomia is a g e o l o g i c a l i n t r u s i v e w h i c h e n t e r e d t h e site w i t h m o r t a r u s e d d u r i n g b u i l d i n g activities in m e d i e v a l t i m e s . T h e a n t h r o p o g e n i c m a t e r i a l m a i n l y r e p r e s e n t s f o o d r e m a i n s b u t t h e r e a r e a l s o s o m e w a s t e p r o d u c t s f r o m t h e w o r k i n g o f b o n e s a n d a n t l e r s d u r i n g m e d i e v a l t i m e s . A m e d i e v a l h o r s e b o n e also s h o w e d s k i n n i n g m a r k s . T h e site o f W a n g e is i n t e r e s t i n g s i n c e it is p o s s i b l e f r o m it, t o f o l l o w t h e local e v o l -u t i o n o f t h e fa-unal c o m p o s i t i o n t h r o -u g h t i m e . U n f o r t u n a t e l y t h e s m a l l s a m p l e size o f t h e R o m a n m a t e r i a l h a m p e r s a d e t a i l e d c o m p a r i s o n w i t h t h e p r e c e e d i n g a n d f o l l o w i n g p e r i o d s . N e v e r t h e l e s s , it s e e m s t h a t d u r i n g R o m a n t i m e s p i g s w e r e m o r e i m p o r t a n t t h a n in t h e late I r o n A g e a n d late M i d d l e A g e s . A c o m p a r i s o n o f t h e late I r o n A g e a n d m e d i e v a l m a t e r i a l s h o w s t h a t p i g s w e r e o f e q u a l i m p o r t a n c e d u r i n g b o t h p e r i o d s , w h e r e a s , w i t h t i m e , c a t t l e b e c a m e m o r e i m p o r t a n t t h a n s h e e p a n d g o a t s . T h i s shift is p o s s i b l y r e l a t e d t o a n i m p r o v e m e n t in t h e p a s t u r e - l a n d a r o u n d t h e site. As far as b o d y - s i z e o f t h e b r e e d s is c o n c e r n e d , n o significant differences a p p e a r b e t w e e n t h o s e o f t h e I r o n A g e a n d late M i d d l e A g e s . BIBLIOGRAFIE

BOESSNECK J., VON DEN DRIESCH A . , MEYER-LEMPPENAU U. &WECHSLER-VON O H L E N E. 1 9 7 1 : Die Tierknochenfunde aus

dem Oppidum von Manching, Wiesbaden.

B R O E K H U I Z E N S . , H O E K S T R A B . , V A N L A A R V . , SMEENK C . & THISSEN J . B . M . (Eds.)

1992: Atlas van de Nederlandse zoogdieren, Utrecht.

ERVYNCK A. 1 9 9 1 : D e huisdierfauna uit de late Ilzertijd te Meldert (gem. Aalst), Archeologie in

Vlaanderen 1,79-84.

G A U T I E R A . 1990: Hommes et animaux pendant l'Age du Fer. In: L E M A N - D E L E R I V E G . (ed.).

Les Celtes en France du Nord et en Belgique. IVe-ler siècle avant J.-C, Bruxelles, 1 9 5 - 2 1 0 .

HOMBROUX C . & LODEWIJCKX M . 1984: Enkele Romeinse vondsten te Landen-Wange en hun lokale kontext. Acta Archaeolo£[ica

Lova-niensia23,1-16.

KOUDELKA F. 1885: Das Verhaltnis der Ossa longa zur Skeletthöhe bei den Saugetieren,

Ver-handl. d. Naturforsch. Ver. Brünn24,127-153.

LODEWIJCKX M . 1 9 9 0 : Das frankische G r a b e r f e l d von N c e r h e s p e n u n d w e i t e r e archaologische Funde im Raum der Kleinen Gete (Brabant, Belgien), 41. Symposiumder a

Arbeits-gemeinschaftfür Sachsenforschunj}", Brugge, 16-20 September 1990, Brussel-Brugge, 4 7 - 4 9 .

LODEWIJCKX M . 1 9 9 1 : Preliminary report on the Roman and early medieval period in the region of the Kleine Gete at Landen and Linter (Central Belgium), Acta Archaelojjica

Lova-niensia ZO^Y-47.

MENIEL P . 1 9 8 7 : L'élevage en Gaule. Les structures de l'élevage en France septentrionale a la fin de l'Age du Fer, ArchaeoZoologia 1 (2), 149-166.

ROYMANS N . 1990: Tribal societies in Northern

Gaul. An anthropological perspective, Cingula

12,Amsterdam.

THESING R. 1977: DieGrössenentwicklungdes

Haushuhns in vor- und friihgeschichtlicher Zeit,

Doctoraatsthesis, München.

VON DEN DRIESCH A. 1976: Aguide to the

measurement of animal bones from archaeological sites, Peabody Museum Bulletins, Harvard.

VON DEN DRIESCH A. & BOESSNECK J. 1974: Kritische A n m e r k u n g e n zur Widerrist-h ö Widerrist-h e n b e r e c Widerrist-h n u n g aus Langenmassen vor- u n d frühgeschichtlicher T i e r k n o c h e n , Saugetier—

kundlicheMitteilungen 2, 3 2 5 - 3 4 8 .

WOELFLEE. 1967: Vergleichend morphologische

Untersuchungen an Einzelknochen des post-cranialen Skelets in Mitteleuropa vorkommender Enten, Halbganse und Sdger, Doctoraatsthesis,

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Als v orm v an z org, bedoeld in artikel 9a, eerste lid AWBZ, z ijn in artikel 2 v an het ZIB onder meer aangew ezen de functies huishoudelijke verz orging, persoonlijke v erz

Hoewel er geen statistisch significante verschillen zijn gevonden bij de primaire immunosuppressieve behandeling van patiënten die een longtransplantatie hebben ondergaan

De topografische kaarten tonen, met meer of mindere betrouwbaarheid, niet alleen het grondgebruik maar geven ook informatie over de

Als de bestuursrechter bijvoorbeeld overheidsoptreden niet meer zou mogen toetsen aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, zou de waar- borg die van het beroep op deze

In deze studie is onderzocht wat de mogelijke effecten zijn van aanwijzing en inzet als noodoverloopgebied voor de aspecten natuur, landschap, recreatie en landbouw en welke van

De plaatsing van bedrijfsvreemde mest is de optelsom van plaatsing van bedrijfsvreemde mest op bedrijven met landbouwgrond, export naar het buitenland (export), afzet buiten

Conclusies van het sedimentatie-onderzoek In deze studie zijn twee methoden toegepast om de recente sedimentatie in drie uiterwaarden langs Waal en IJssel te beschrijven: 1 metingen

Er is gekozen om alleen een cultivarbeschrijving te geven van de cultivars die vier keer zijn opgeplant in de teeltonderzoek en drie keer hebben meegedaan in