• No results found

Beneden - Donge : sociaal - economische schets van het ruilverkavelingsgebied tussen Dongen en 's - Gravenmoer

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Beneden - Donge : sociaal - economische schets van het ruilverkavelingsgebied tussen Dongen en 's - Gravenmoer"

Copied!
71
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

BENEDEN-DONGE

SOCIAAL-ECONOMISCHE SCHETS VAN HET RUILVERKAVELINGS-GEBIED TUSSEN DONGEN EN 'S-GRAVENMOER

L

f ^ ONTVANGEN "&

^

r

8 Verslagen - 5

W

gyf « ^

No . 4 5 x BIBLIOTHEEK

September 1963

Landbouw-Economisch I n s t i t u u t - Conradkade 175 - 's-Gravenhage - T e l . 61.41.61

Niét voor p u b l i l c a t i e - nadruk verboden

(2)
(3)

I INHOUDSOPGAVE

Biz,

WOORD VOORAF INLEIDING

HOOFDSTUK I ALGEMEM SO Cl AAL-ECONOMISCHE ASPECTEN

§ 1. De "bevolking § 2 . De b e r o e p s b e v o l k i n g § 3« F o r e n s i s m e HOOFDSTUK I I HOOFDSTUK I I I HOOFDSTUK IV

ASPECTEN VAN DE AGRARISCH-ECONOMISCHE STRUCTUUR § 1, Hoofd- en n e v e n b e r o e p e n van t e l p l i c h t i g e n § 2 . O n t w i k k e l i n g van h e t a a n t a l b e d r i j v e n en de b e d r i j f s g r o o t t e s t r u c t u u r § 3 . V e r k a v e l i n g § 4» 'Eigendom en p a c h t § 5« B e d r i j f s g e b o u w e n en u t i l i t e i t s v o o r z i e n i n g e n DE BEDRIJVEN § 1, B e d r i j f s t y p e en g r o n d g e b r u i k § 2 . Bouwland- en g r a s l a n d g e b r u i k § 3 . Tuinbouw § 4 » R u n d v e e h o u d e r i j § 5« V a r k e n s en k i p p e n § 6 . M e c h a n i s a t i e

ENKELE AGRARISCH-SOCIALE ASPECTEN § 1. De leeftijd § 2. Arbeidskrachten op de bedrijven § 3. Bedrijfsopvolging

5

7

8

8

9

11 12 12 14 19 20 21 22 22 23 24 24 26 26 27 27 27 •28

(4)

1. Bevolking sinds 1910 31'

2. Geboorten- en vestigingsoverschotten 32

3. Bevolking naar wijken 33

4. Enige gegevens per wijk '

:

34

5. Mannelijke beroepsbevolking . .. ; 35

6. Mannelijke beroepsbevolking naar bedrijfstak 36

7« Bedrijven met tenminste 10 man personeel 37

8. Woonforenzen 38

9. Woonforenzens vervoermiddelen 39

10. Woonforenzens afstand tot het werk 40

11. Werkforenzen 41

12* Aantal telplichtigen 42

13. Telplichtigen naar beroepsgroep en grootteklasse 43

14« Nevenberoepen van B- en hoofdberoepen van C telplichtigen 44

15. Telplichtigen in groep D. 45

16. De bedrijven ^ 1 ha en de cultuurgrond (1910-1959) 46

17. Wijzigingen in het aantal telplichtigen sinds 1959 47

18. Telplichtigen naar beroepsgroep (1959 en I963) 48

19. Verdwenen telplichtigen (1959-1963) • 49

20. Nieuw geregistreerde telplichtigen (1959-1963) 50

21. Overdrachten.in de periode 1959-1963 51

22. Omvang van het grondverkeer I962-I963 in hectares. 52

23. Bedrijfsgroottestructuur . . 53

24. Verkaveling 54

25. Eigendom en pacht 55

26. Gepachte grond 56

27. Utiliteitsvoorzieningen 57

28. Grondgebruik . 58

29. Ontwikkeling van het grondgebruik 59

30. Bouwlandgebruik 60

31. Grasland 61

32. Tuinbouwgewassen 62

33. Rundveestapel

ö

3

34. Melkkoeien 64

35. Melkprodukt ie 65

36. Mestvarkens

^

37. Pokzeugen

ö

7

38. Kippen 68

39» Melkmachines naar het aantal melkkoeien per bedrijf 1 69

40. Paarden en trekkers '°

4 L De leeftijd van de bedrijfshoofden 7

1

42. Arbeidskrachten (1959 en 1963)

7

2

(5)

WOOED VOORAF

De Cultuurtechnische Dienst verzocht in maart 1 Economisch Instituut een sociaal-economische schets ruilverkavelingsgebied "Beneden-Donge". Deze schets van en een toelichting op de bestaande statistische het "betrokken gebied. Van de in deze schets vermelde de Cultuurtechnische Dienst gebruik bij de voorberei voor de ruilverkaveling en de samenstelling van het van de Ruilverkavelingswet.

963 het Landbouw-te maken van het is een uitwerking documentatie over

gegevens maakt dingswerkzaamheden rapport ex art.34

Het blok "Beneden-Donge" is + 4000 ha groot en is gelegen in de gemeenten Dongen, 's-Gravenmoer, Oosterhout, Raamsdonk en Tilburg.

Dit verslag is opgemaakt door de afdeling Streekonderzoek.

1s-Gravenhage, september 1963

DE DIRECTEUR,

(Prof. dr. A. Kraal)

(6)

INLEIDING

De ruilverkaveling in voorbereiding "Beneden Donge" ligt in de provincie Noordbrabant ten noorden van Tilburg. Het blok, dat zijn naam ontleent aan de beek de Donge, omvat grondgebied van een vijf-tal gemeenten, en weis Dongen, 's-Gravenmoer, Oosterhout, Tilburg en Raamsdonk. Het blok is derhalve gelegen in drie landbouwgebieden, nl. de Westelijke Langstraat, de Westelijke Kempen en de Meijerij. De oostgrens van het blok loopt langs de 's-Gravenmoerse Vaart en de gemeentegrens van Dongen (Moerse en Loense Dreef), de zuidgrens langs het Wilhelminakanaal, de westgrens reikt tot het dorp Ooster-hout en de noordgrens wordt gevormd door de Donge. Uit deze

be-schrijving blijkt dat binnen het blok bijna de gehele gemeenten Dongen en 's-Gravenmoer vallen, van de gemeente Oosterhout ongeveer

een kwart en tenslotte zeer kleine delen van Tilburg en Raamsdonk. Het blok is in een drietal gebieden verdeeld. De geprojecteer-de uitbreidingen voor woningbouw en industrie in Dongen en Ooster-hout zijn buiten het blok gehouden en de gegevens over de landbouw-bedrijven die hierin gevestigd zijn, zijn apart vermeld. De deelge-bieden zijns

I. Dongen (inclusief het deel van de gemeente Tilburg, dat in het blok ligt)

II. 's-Gravenmoer, (de gehele gemeente)

III. Oosterh^ut (inclusief het deel van de gemeente Raamsdonk, dat in het blok ligt).

De bijgevoegde kaart geeft de begrenzing van het ruilverkave-lingsblok, de deelgebieden en de exclave aan.

Deze sociaal-economische schets is geschreven aan de hand van bestaand statistisch materiaal. Voor de beschrijving van meer algeme-ne aard is voornamelijk gebruik gemaakt van de Algemealgeme-ne Volkstelling

i960 van het Centraal Bureau voor de Statistiek, terwijl ook gegevens uit de Volks- en Beroepstelling 1947 en de Algemene Woningtelling 195^

ter vergelijking zijn opgenomen. Daar deze gegevens slechts per ge-meente beschikbaar zijn, blijven deze algemene gegevens beperkt tot de gemeenten Dongen en 's-Gravenmoer,die, zoals reeds werd vermeld, prak-tisch geheel in het blok vallen.

Voor de beschouwingen over de land- en tuinbouwbedrijven in het blok zijn gegevens ontleend aan de meest recente landbouwtelling

(1963), aangevuld met enkele gegevens per bedrijf, geregistreerd in 1959« Naast een beschrijving van de huidige situatie in het blok, is het hierdoor mogelijk ook een, zij het summiere, beschouwing te wij-den aan de ontwikkeling sedert 1959» De documentatie heeft betrekking op alle binnen de blokgrens wonende geregistreerden voor zover tel-plichtige voor de landbouwtelling. Enkele nadere inlichtingen zijn verkregen dank zij de bereidwillige medewerking van enkele plaatse-lijke deskundigen.

(7)

HOOFDSTUK I

ALGEMEEN SOCIAAL-ECONOMISCHE ASPECTEN

In de inleiding is reeds vermeld dat het niet mogelijk is exacte cijfers over de bevolking en de beroepsbevolking in hei? ruilverkavelingsblok te geven« Volstaan zal worden met de cijfers betreffende de gemeenten Dongen en 's-Gravenmoer:; van de andere drie gemeenten, die. delen in het blok hebben liggen, is verreweg de meerderheid van de bevolking buiten het blok woonachtig.

§ 1 . D e b e v o l k i n g ( b i j l a g e n 1 t/m 4)

Sinds 1910 is de bevolking van Nederland bijna verdubbeld en de' bevolking van de provincie, waarin het blok is gelegen, zélfs meer dan verdubbeld, De groei van de bevolking in Dongen ligt

tus-sen- de gemiddelden voor land en provincie, maar 's-Gravenmoer geeft een heel ander beeld. In deze gemeente nl. is het aantal in-woners sinds- I9IO weinig toegenomen en sinds 1950 zelfs afgenomen. Dit is het gevolg van het feit dat er voortdurend meer mensen uit . de gemeente vertrokken dan er kwamen wonen. -Het geboortenoverschot kon deze teruggang niet geheel ongedaan maken. In- Dongen zijn er ook perioden geweest dat er veel meer mensen uit de gemeente weg-trokken dan er zich vestigden, maar door het hoge geboortenover-schot werd deze teruggang opgevangen. Overigens valt er over de laatste periode van vijf jaren. (1955—196O) voor Dongen een vesti-gingsoverschot te constateren. Grafiek 1 DE BEVOLKING SINDS 1910 Index-cijfer 260 240 220 200 180 160 140 120

100

Dongen ' s-Gravenmoer Nöordbrabant Nederland

1

'10 ~r r

W

"TfÖ"

'4

f

7^0—'55 t o ' " '62

j a a r

' 6 1 509

(8)

I n het centrum van de gemeente, het dorp Dongen, is het zielen-tal sinds 1947 met ongeveer een kwart toegenomen^ in wijken buiten deze concentratie ongeveer gelijk gebleven (de Laagstraat en de Dongense Vaart) of niet onbelangrijk afgenomen (Klein Dongen).

1s-Gravenmoer-dorp is iets meer vooruitgegaan in bevolkingscijfer

dan dan de wijk ' s-Gr'avenmoerse Vaart.

Een groot verschil tussen de gemeenten blijkt op godsdienstig terrein te bestaan, De bevolking vän Dongen is bijna geheel rooms-katholiek, alleen in de wijk Dongense Vaart werd in i960 nog 13%

andersdenkenden geteld. In 's-Gravenmoer is slechts 5% van de in-woners rooms-katholiek. Het ruilverkavelingsblok is ook in dit opzicht een grensgebied.

§ 2 . D e b e r o e p s b e v o l k i n g ( b i j l a g e n 4 t/m 7)

Sinds 1947 nam de bevolking van Dongen met 28/^ en die van 's-Gravenmoer met 4$ toej de mannelijke beroepsbevolking echter nam in Dongen met 23% toe en in ' s-Gravenmoer nam deze af. met

maar liefst 10%. Het geconstateerde vertrekoverschot uit 's-Gra-venmoer heeft de beroepsbevolking doen afnemen en een

"veroude-ring" van de bevolking tot gevolg gehad, in. tegenstelling tot Dongen, waar de leeftijdsopbouw nagenoeg gelijk bleef.

Tabel 1 . LEEFTIJDSOPBOUW BEVOLKING T o t a a l a a n t a l Dongen B e v o l k i n g ' 4 7 1 1 . 2 8 8 ' 6 0 1 4 . 1 2 3 Mann, b e r . b e v . ' 4 7 3 . 1 2 8 ' 6 0 3 . 8 4 1 1s - G r a v e n m o e r B e v o l k i n g »47 1.413 ' 6 0 1.459 Mann, b e r . b e v . ' 4 7 478 ' 6 0 429 P e r c e n t a g e i n < 15 36 35 4 1 30 31 3 0 | 1 5 / 2 4 17 17 26 25 16 14 22 23 EN MANNELIJKE BEROEPSBEVOLKING de l e e f t i i ! 1 t 1 2 5 / 3 9 19 20 32 36 20 19 33 32 j d s k l a s s e 4 0 / 4 9 10 9 .17 16 10 11 13 19 v a n 5 0 / 6 4 11 12 17 19 15 13 22 20 „ j a a r * 65 7 7 4 3 9 12 7 6 P e r c . < 40 j a a r 72 72 62 62 . 66 64 58 55

Brons C.B.S., volks- en beroepstelling 1947I algemene volkstelling i960

Het aantal in de land- en tuinbouw werkenden nam sinds 1947 sterk af| in Dongen met iets meer (27%) én in 's-Gravenmoer met iets minder (21%) dan een kwart. In i960 werkte in Dongen nog ongeveer een tiende

(9)

10

-van de mannelijke "beroepsbevolking in de land- en tuinbouw en in

1s-Gravenmoer nog een derde.

Tabel 2 PERCENTAGE AGRARIERS PER WIJK

I n gemeente Dongen ( 1 ifo) s I n ' g e m e e n t e ' s - G r a v e n m o e r ( Dongen-dorp

Laagstraat : Klein Dongen

Dongense Vaart met Ruitersteeg Verspreide huizen 6 ' s*-Gravenmo er-dorp

54 ' s*-Gravenmoerse Vaart

55 :

35

51

26

50

Brons C.E.S. Algemene volkstelling i960

In het centrumdorp van de gemeente Dongen zijn

verhoudingsge-wijs slechts enkelen in de land- en .tuinbouw werkend, in

's-Graven-moer is dit nog altijd een kwart van de totale mannelijke

"beroeps-bevolking. '

. . ' D e daling van het aantal in de land- en tuinbouw werkenden is

het gevolg van het feit dat steeds minder zoons en arbeiders op de

bedrijven meewerken* Het aantal zelfstandige ondernemers" heeft niet

veel verandering .ondergaan,maar het deel van de beroepsbevolking

dat als zoon of arbeider in de land- en tuinbouw meewerkt is sinds

1947 "tot ongeveer de helft gereduceerd.

Tabel 3

MANNELIJKE AGRARISCHE BEROEPSBEVOLKING 1)

Dongen

•s-Gravenmoer

Zelfstandigen

Meewerkende zoons

Arbeiders

Zelfstandigen

Meewerkende zoons

Arbeiders

Aantal;

1947

26O

189

112

74

26

78

personen in

| I960

• 262!

106'

57

""" ""

'68:'

13

6

7,

Indexe

1947 j

100

100

100

100

100

100

Ljfer

i960

101

56

51

92

50 •

86-1) Exclusief de tijdelijk niet werkenden

Brons C.B.S., volks- en beroepsbevolking 1947

:

algemene volkstelling i960 •' :

Een steeds groter aantal werkenden'is door de niet-agrarische werkgelegenheid opgevangen. Vooral in de industrie, de bouwnijver-heid .en de dienstensector is het aantal werkenden sterk toegenomen. Wat de industrie betreft zijn het vooral de lederverwerkende fabrie-ken waar velen hun brood verdienen.

(10)

§ 3 . F o r e n s i s m e ( " b i j l a g e n 5> 8 t/m 11)

Een groeiende "bevolking schept een toenemend arbeidspotentieel en deze kan een krachtige impuls "betekenen voor een uitbreiding van de werkgelegenheid. In de gemeente Dongen waren er in i960 51 niet-agrarische "bedrijven waar minstens tien man personeel werkten, waar-van 25 lederverwerk-ende andustri-eën. .

Dongen heeft zijn betekenis als centrum van industriële activi-teit in het verleden te danken aan de beek de Donge. Als verschaffer van kalkvrij stromend water was indertijd aan een van de

belangrijk-ste natuurlijke vestigingsvoorwaarden voor de leerlooierij voldaan, Deze nijverheid groeide uit tot een schoenenindustrie die arbeiders trok uit de omliggende dorpen, waardoor de binnenkomende industriële pendel omvangrijk was en nog steeds is. Dit in tegenstelling tot de situatie in 's-Gravenmoer, waar de uitgaande -pendel •. verreweg de binnenkomende overtreft.

Tabel 4 AANTAL MANNEN WERKEND IN DONGEN EN 's-GRAVENMOER

Gemeente Dongen

Gemeente

1

s-Gra-venmoer Mannelijke beroepsbevolking wonend in de gemeente

Binnenkomende- pendel (werkforenzen) Uitgaande pendel' (woonforenzen) Aantal mannen werkend in de gemeente

3841 909 + "4750""" 467 4283 429 28 + 457 109 "348""" Bron? C.B.S. algemene volkstelling i960

Slechts enkele forenzen zijn buiten de woongemeente in de land-en "tuinbouw werkzaam, Uit 's-Gravland-enmoer is eland-en belangrijke pland-endel naar de industrieën in Dongen en uit laatstgenoemde gemeente een om-vangrijkependel naar Gilze-Reijen,Oosterhout, Tilburg en Breda. De binnenkomende pendel in Dongen is echter, vooral vanuit Oosterhout

en Tilburg, van veel groter omvang.

In de wijze waarop men zich naar en van het werk verplaatst heb-ben zich door ds motorisatie wijzigingen voorgedaan, waardoor er min-der tijd met reizen verloren gaat.

(11)

12

-HOOFDSTUK I I

ASPECTEN VAU' DE . AGRAEISCH-ECOÏÏÜMISCHE STHUCTUUE

§ 1 . H o o f d e n n e v e n b e r o e p e n v a n d e t e 1 -P l i c h t i g e n ( " b i j l a g e n 12- t/m 15 )

Ten tijde van de landbouwtelling 19^3 woonden er. in het ruil"-' .verkalingsgebied Beneden Donge 424 télplichtigen. Fer definitie

zijn telplichtig degenen die in de land- of tuinbouw geheel of- ge-^-deeltelijk hun bestaan vinden en tevens;

- ten minste 1 hectare cultuurgrond in gebruik hebbenj•

- dan wel een tuinbouwbedrijf uitoefenen (ongeacht de grootte)| - dan wel ten minste 1 rund, 1 fokvarken, 3 mestvarkens, 3 SGhapen

of ten minste 51 kippen of eenden houden.

Uit deze definitie valt af te leiden., dat niet alle télplichti-gen hun hoofdbron van bestaan in de land- en tuinbouw vinden, maar naast hun grondgebruik en/of naast het houden van vee een ander be-roep uitoefenen. Zoals gebruikelijk worden de télplichtigen dan ook onderscheiden in beroepsgroepen. De groepen zijns

a. zuivere landbouwers of tuinders

b. landbouwers of tuinders met een nevenberoep, dat minder dan de helft van de arbeidstijd vereist $

c. télplichtigen die niet meer dan de helft van de arbeidstijd be-steden aan de zelfstandige uitoefening van land- of tuinbouw? het hoofdberoep ligt derhalve buiten het eigen bedrijf(je)$ d. rustende boeren, tuinders of niet-agrariërs die nog enig

grond-. gebruik of vee aanhoudengrond-.

Voorts zijn enkele télplichtigen ondergebracht in een groep "speciale bedrijven"omdat deze bedrijven qua opzet en bedrijfsvoering

sterk afwijken van de andere bedrijven in het gebied. Het betreft hier een tweetal varkensmesteri jen, een kuikenf okkeri j -, een 'bloe-misterij en een beerhouderij van de varkensfokvereniging in Dongen.

In tabel 5 wordt een overzicht gegeven van het aantal télplich-tigen naar beroepsgroep en grootte van het grondgebruik.

(12)

Tabel 5 DE TELPLICHTIGEN NAAR BEROEPSGROEP EN GROOTTEKLASSE

Aantal telplichtigen To t a a l i n de "beroepsgroepen l a n d -b o u w e r s A + B t u i n -d e r s A + B C i D s p e c . Geen c u l t u u r g r o n d < 1 ha 1-3 ha 3-5 ha 5-10 ha 10-15 h a 15-20 h a * 20 ha

24

48

59

43

109

82

34

25

-3

16

96

77

33

25

-12

21

14

11

2

1

16

25

20

10

2

2

5

9

15

3

-1

-3

2

-_ — A l l e t e l p l i c h t i g e n i n h e t b l o k 424 250 61 75 33 5 A l l e t e l p l i c h t i g e n i n de e x c l a v e 97 30 6 38 15 8 Brons C . B . S . 1963

Van alle 424 telplichtigen in het blok heeft 6$ geen en 11$ minder dan een hectare cultuurgrond in gebruik en behoort een kwart tot de beroepsgroepen C en D. In het buiten het blok vallende en als exclave aangeduide gebied wijkt de situatie sterk af § hier zijn de cijfers resp. 15$> 14$ en 55$» Ee naaste omgeving van Dongen is dan ook geen zuiver agrarisch gebied meer te noemen, al komen er nog enkele grote bedrijven voor. In het blok wordt het laagste per-centage C-en D-telplichtigen in Dongen aangetroffen (22), terwijl dit het hoogste is in 's-Gravenmoer (39)»

Een overzicht van de telplichtigen naar beroepsgroep en groot-teklasse van de bedrijven,.opklimmend met 1 hectare, is opgenomen in bijlage 12.

Slechts een gering aantal (17) landbouwers en tuinders heeft een nevenberoep. Omdat ook'bij deze telplichtigen (de B-groep) het eigen agrarische bedrijf de hoofdbron van het inkomen vormt, worden ze in deze sociaal-economische schets tezamen met de zuivere land-bouwers en tuinders (de A-groep) als één groep beschouwd. Van de

telplichtigen in de A- en B-groep is het overgrote deel landbouwer en slechts een vijfde deel tuinder. Van de C-telplichtigen heeft een minderheid nog een hoofdberoep dat min of meer aan de land- of tuinbouw verwant is5 op een totaal van 75 zijn er slechts een tien-tal land- of tuinarbeider. Vier vijfde deel van de D-telplichtigen is voorheen zelfstandig agrariër geweest, het overgrote deel heeft nog minstens een hectare cultuurgrond in gebruik.

(13)

14

-§ 2. O n t w i k k

v e n e n d

. ("bijlagen 16 t/m 23)

e l i n g v a n h e t a a n t a l b e d r i j

-v e n e n d e b e d r i j f s g r o o t t e s t r u c t u u r

' V o o r een i n z i c h t i n de ontwikkeling van het a a n t a l "bedrijven

gedurende de l a a t s t e t i e n t a l l e n j a r e n moet gebruik worden gemaakt

van gegevens per gemeente. Voor het r u i l v e r k a v e l i n g s g e b i e d a l s z o

-danig i s een o v e r z i c h t "beschikbaar van de veranderingen i n het

aant a l b e d r i j v e n , de g r o o aant aant e van de b e d r i j v e n en de verhoudingen aant u s

-sen de beroepsgroepen s e d e r t 1959«

Grafiek 2

GEMIDDELDE BEDRIJPSGEOOTTE ha 9

ï

_L

1910 '21 '30 _U l_J '47 55 «50 '59 Gemeente Dongen Gemeente 's-Gravenmoer

Het blijkt nu dat de ontwikkeling in de twee gemeenten onderling zeer verschillend is geweest. De gemiddelde grootte van de bedrijven 1) in Dongen en in 's-Gravenmoer is als het ware naar elkaar toegegroeid,

doordat deze in 's-Gravenmoer zeer sterk is toegenomen.en in Dongen sedert 1950 is afgenomen. Om de verhoudingen echter niet uit het oog te verliezen, dient te worden vermeld dat in 1959 in de gemeente Dongen

287 bedrijven van minstens een hectare werden geteld tegen in de gemeen-te 's-Gravenmoer slechts 55«

1) Alle grondgebruik van minstens één hectare.

(14)

DE BEDRIJVEN ^ 1 HA EN DE CULTUURGROND A- De bedrijfsgroottestructuur

P e r c . Gemeente Dongen Gemeente ' s - G r a v e n m o e r b a d r i - j v e n 60 50 40 J-30 20 10 0 J L _L_J 1_J \ J L 1910 ' 2 1 ' 3 0 ' 4 7 ' 5 5 1910 ' 2 1 ' 3 0 ' 5 0 ' 5 9 J i_i

'47 55

150 '59 1 - 5 ha _ . 5 - 10 ha fe 10 ha B. I n d e x c i j f e r s (1910=100) • I9IO '21 '30 '47 '55 '50 '59 J L I9IO '21 '30

509

Aantal bedrijven 11 IJ '47 55 '50 '59

(15)

16

-De wijzigingen welke in de loop van de jaren in de gemiddelde be-drijf sgrootte zijn opgetreden, waren enerzijds een gevolg van veran-deringen in het aantal "bedrijven en anderzijds een gevolg van de toe-of afneming van de oppervlakte cultuurgrond. In dit verband, geeft grafiek 3 aanleiding tot de volgende opmerkingen (zie ook. bijlage 16). a. Hoewel het aantal bedrijven van minstens een hectare sedert 1910

is toegenomen, blijkt óver een kortere periode gezien,! sedert 1950 het aantal bedrijven in Dongen vrijwel constant te zijn gebleven en in 's-Gravenmoer zelfs sterk te zijn teruggelopen.,

b. In de oppervlakte cultuurgrond hebben sedert 1947 geen grote wij-zigingen plaatsgehad.

c.' Over de gehele periode 1910-1959 'is het aantal kleine bedrijven (1-5 hectare) in beide gemeierten sterk afgenomen. Het aantal gro-tere bedrijven nam toe, waarbij opvalt dat het'aantal bedrijven in de grootteklasse van 10-^20 hectare verhoudingsgewijs meer toenam dam. het aantal in de grootteklasse van 5-10 hectare. De ontwikkeling in de meest recente periode (1955-1959) blijkt in de betrokken ge-meenten tegenovergesteld te zijn geweest; een toeneming van het

aan-tal bedrijven kleiner dan 5 hectare in Dong .ai tegenover een sterke afneming in 's-Gravenmoer.

Voor het ruilverkavelingsgebied als zodanig zijn de veranderin-gen onderzocht die zich in de periode 1959-1963 ten aanzien van het aantal telplichtigen, ongeacht het al of niet in gebruik hebben van grond en eventuele grootte van het bedrijf, hebben voorgedaan en de wijzigingen in de beroepsgroepen en grootteklassen. In verband hier-mee zijn gegevens beschikbaar gekomen over overdracht, ontbinding en

stichting van bedrijven in deze periode van vier jaar.

Tabel 6 TELPLICHTIGEN IN 1959 EN 1963 Aantal telplichtigen in 1959 1963 (1 Index 959=100) Landbouwers Tuinders C-groep D-gro ep Spec.

256

50 76

33

3

250

61

75

33

5

98

122

99

100

167

Alle telplichtigen in het blok Telplichtigen in de exclave 418 109 424

91

101 Brons C.B.S. 1959 en 1963

Het totaalaantal telplichtigen in het blok is sedert 1959 prak-tisch gelijk gebleven. Een, overigens zeer geringe, afneming vertoont het aantal in de groep landbouwers en in groep C, Daarentegen is het

aantal tuinders met ruim een vijfde toegenomen. Uit bijlage 17 blijkt in hoeverre de aantalsontwikkeling in de beroepsgroepen het

(16)

geweest van ontbinding van bedrijven, stichting van "bedrijven of van overgang naar andere beroepsgroepen. Al met al blijkt dat afgezien van de normale bedrijfsoverdrachten,het aantal veranderingen in

de-ze periode gering was. Grote, schoksgewijs verlopende veranderingen zijn in deze jaren niet opgetreden. Wel verdient de aandacht geves-tigd te worden op het feit dat in de betrekklijk kleine tuindersgroep relatief veel meer vestigingen dan ontbindingen van bedrijven voor-kwam en.

Tot de groep landbouwers traden sedert 1959 12 personen toe terwijl 18 deze groep verlieten waardoor per saldo deze groep afnam tot 25O. Tot de groep tuinders traden sedert 1959 17 personen toe terwijl een 6-tal deze groep verlieten, waardoor per saldo deze groep toenam tot 61.

De grond die vrij kwam doordat bedrijven werden ontbonden, is voor verreweg het grootste gedeelte bij reeds bestaande bedrijven ge-voegd. Slechts een fractie van de vrijkomende grond kreeg een niet-agrarische bestemming. Hoewel in de exclave eveneens het grootste deel van de vrijkomende grond bij bestaande bedrijven terecht kwam, is hier relatief zowel als absoluut meer grond aan agrarisch gebruik onttrokken. Met name in de C- en D-groep berust het verdwijnen wit de registratie in de meeste gevallen op de administratieve hantering van de hiervoor bestaande normen. In totaal werden er in de periode

I959-I962 31 telplichtigen afgevoerd, waarbij ruim 60 hectare grond was betrokken.

Het nieuw-registreren van telplichtigen in groep C is voor het merendeel terug te brengen tot dezelfde administratieve normen met betrekking tot het houden van vee. De eigenlijke stichting van

land-en tuinbouwbedrijvland-en vond plaats door afsplitsland-en van grond van ouder-lijk of schoonouderouder-lijke bedrijf of door los land in gebruik te nemen. In totaal werden er tussen 1959 en 19^2 37 bedrijven gesticht, waar-bij ruim 110 hectare grond was betrokken.

Op ruim 10^ van de bedrijven (45 gevallen) had sedert 1959 een overdracht van het bedrijf plaats„ In de meeste gevallen zette een zoon of schoonzoon het bedrijf voort en werd een bedrijf overgedra-gen weovergedra-gens ouderdom of overlijden van het (vorige) bedrijfshoofd. Slechts in 5 van dë 39 gevallen van overdracht van land- en tuinbouw-bedrijven werd een bedrijf door een niet-familielid overgenomen en voortgezet,

Niet alleen door het ontbinden van bestaande bedrijven en het stichten van nieuwe bedrijven.verwisselt er cultuurgrond van gebrui-ker, doch meer nog door het normale grondverkeer. Hoewel het in het

algemeen moeilijk is de mutaties (zoals het loslaten of los moeten laten, kopen en verkopen) op de bedrijven te volgen, kan uit de aan-tekeningen op de landbouwtellingsformulieren 19&3 e©n globale indruk

worden verkregen van het grondverkeer, zoals dit zich in één - het afgelopen - jaar heeft afgespeeld. Van mei 1962 tot mei 19^3 heeft dit in het algemeen geleid tot een vergroting van de landbouwbedrij-ven en een verkleining van de tuinbouwbedrijlandbouwbedrij-ven.

De bovenstaande aanwijzing verkregen door de grondmutaties in de loop van één jaar te volgen, komt in grote lijnen overeen met de ontwikkeling die sedert 1959 valt te constateren.

(17)

- I l 509 BEDRIJFSGROOTTESTRUCTUUR I 9 5 9 - I 9 6 3 Aanto b e d r i j v e n 110 , a . Landbouwers G r a f i e k 4 100 90 80 70 .60 50 40 30 20 10 0

i

Aant " b e d r i j v e n ' 40 r -30 <5 ha 20 — 10

1

I

I

I

!

I

É

I

W/,

1

P

i

i

i

i

É

I

e

- 1 0 1 0 - 1 5 ha ha. h . T u i n d e r s 1 5 - 2 0 ha

1

i

i

^20 ha g r o o t t e k l a s s e n

[ ]

1959

H 1963

< 1 1-3 3-5 - 5 g r o o t t e k l a s s e n ha ha ha ha

(18)

Tabel 7 GEMIDDELDE BEDfiIJFSGROOTTE

In

In

In

In

In

Dongen ^

's-Gravenmoer

Oosterhout

het gehele "blok

de exclave

Gemiddelde be

in

dri

ha

landbouwers

1959

9,9

10,0

14,0

11,4

10,7

1 1963

10,5

11,5

14,2

11,9

11,2

,

jfsgrootte

tuinders

1959

5,6

2,4

1,2

4,2

3,8

11963

5,1

1,7

1j6

3,7

5,4

Aantal

landbouwbe-drijven van 1-10 ha

per 1000

1959

62

60

21

43

54

ha cult.grond

1963

55

42

20

32.„...._.

45

Brons C.B.S. 1959 en 1963

Bij een kleine vermindering van het aantal landbouwbedrijven

is er een vergroting van de gemiddelde bedrijfsoppervlakte

opge-treden, in het blok een halve hectare en in 's-Gravenmoer zelfs

anderhalf hectare. Bij de tuinbouwbedrijven is het tegenovergestelde

het geval. Het aantal bedrijven is toegenomen, terwijl de gemiddelde

grootte sedert 1959 met een halve hectare is afgenomen. De

telplich-tigen in de C- en D-groep hebben gemiddeld iets meer grond in gebruik

dan in 1959.

Samenvattend kan over de huidige bedrijfsgroottestructuur

ver-meld worden dat van de landbouwbedrijven 44'^ tussen 10 en 20 hectare

groot is. Met een gemiddelde grootte van de landbouwbedrijven van

ongeveer 12 ha is het gebied dus tamelijk gunstig gekarakteriseerd.

In Oosterhout zijn de bedrijven, in vergelijking tot het gemiddelde

voor het gehele blok, groter.

§ 3 . V e r k a v e l i n g ( b i j l a g e 24)

Per definitie wordt onder een kavel verstaan een stuk grond van

één gebruiken, dat geheel door grond van andere gebruikers of door

wegen of waterlopen is omringd.

In het ruilverkavelingsgebied Beneden Donge laat de verkaveling

veel te wensen over. De landbouwers hebben gemiddeld per bedrijf 7,4

kavels, welke dooreengenomen ruim 1-g- hectare groot zijn. Voor de

deel-gebieden Dongen en 's-Gravenmoer valt sedert 1959 een kleine

verbete-ring te constateren^ wel bleef het gemiddeld'aantal kavels gelijk doch

deze waren in 1963 gemiddeld iets groter. In Oosterhout waar de

verka-velingstoestand bij de andere'deelgebieden al ongunstig afsteekt,

wer-den de cijfers nog ongunstiger. Daardoor zijn per gemiddeld bedrijf in

het blok zowel het aantal kavels als de grootte der kavels toegenomen.

Een verbetering valt te constateren voor de tuinbouwbedrijven^

het aantal kavels nam af en de gemiddelde kavel is iets groter dan in

(19)

20

-"1959• Deze verbetering valt waar te nemen voor alle deelgebieden, waarbij 's-Gravenmoer opvalt,

Haarmate de bedrijven groter zijn, is het aantal kavels en de oppervlakte van de kavels groter. Nog geen 2fo van de landbouwbe-drijven beeft alle grond bij elkaar liggen en meer dan de helft heeft zeven of meer kavels. Het valt op dat voor wat betreft de landbouwbe-drijven de situatie in de exclave minder ongunstig is dan in het ruil-verkavelingsgebied.

§ 4 « E i g e n d o m e n p a c h t ( b i j l a g e n 25 2n 26) !

Hoewel gemeentelijke cijfers over pacht en eigendom met enige reserve moeten worden geïnterpreteerd, blijkt duidelijk een algemene tendentie te bestaan van een toeneming van het eigendomsgebruik en een afneming van het pachtgrondgebruik.

Tabel 8 EIGENDOMGEBRUIK CULTUURGROND 1) 1910 1921 1930 1950 1955 1959 P e r c e n t a g e c u l t u u r g r o n d i n eigendom i n gemeente l Do ngen j 50 61 62 56 64 67 g e m e e n t e 1s - G r a v e n m o e r 49 48 52 56 57 60 1) Van a l l e g r o n d g e b r u i k e r s

Bronnens D i r e c t i e van de Landbouw ( 1 9 1 0 - 1 9 3 0 ) C . B . S . ( 1 9 5 0 - 1 9 5 9 )

Deze c o n s t a t e r i n g v o o r de b e t r o k k e n gemeenten vormt geen u i t z o n -d e r i n g , -d e z e l f -d e t e n -d e n t i e v a l t v o o r h e t g e h e l e l a n -d waar t e nemen. Wel i s de t o e n e m i n g van h e t eigendomsg'ebruik i n de g e m e e n t e Dongen b e l a n g r i j k s t e r k e r dan e l d e r s . Zo i s d i t v o o r h e t g e h e l e l a n d s e d e r t

I95O met 4-7° toegenomen, i n ' s - G r a v e n m o e r e v e n e e n s met 47° en i n Dongen met n i e t m i n d e r dan 11^>.

Op o n g e v e e r twee v i j f d e d e e l van h e t t o t a a l a a n t a l b e d r i j v e n i n Dongen zowel a l s i n !s - G r a v e n m o e r was i n 1959 a l l e g r o n d eigendom

v a n de g e b r u i k e r ? d i t komt v r i j w e l o v e r e e n met h e t g e m i d d e l d e v o o r N o o r d b r a b a n t . Voor h e t o v e r i g e w i j k t Dongen e n i g s z i n s van d e omge-v i n g af s op 12°/ó omge-van de b e d r i j omge-v e n was fteer dan de h e l f t omge-v a n de g r o n d

eigendom van de g e b r u i k e r en op 13$ werd a l l e g r o n d g e p a c h t 5 v o o r

1 s-Gravenmoer z i j n d e z e p e r c e n t a g e s 59? r e s p . 20 en v o o r K o o r d b r a b a n t

6 6 , r e s p . 19»

(20)

Een derde (30$) van de totale oppervlakte pachtland werd in Dongen gepacht met bedrijfsgebouwen, in ' s-Gravenmoer bijna geen (6fo), Ook pachten van ouders kwam in laatstgenoemde gemeente praktisch niet voor, terwijl in Dongen een vijfde van alle pachtland eigendom van ouders was. Van alle pachtland in Dongen was een kwart eigendom van agrariërs, over-eenkomend met het gemiddelde voor de provincie. In vergelijking met dit gemiddelde was in 's-Gravenmoer een veel groter deel eigendom van ni et-agrariërs.

§ 5 » D e d r i j f s g e b o u w e n e n z i e n i n g e n (bijlage 27)

u t i l i t e i t s v o o r

-Over de bedrijfsgebouwen zijn geen andere gegevens beschikbaar dan een zeer globale beoordeling van de kwaliteit in algemene zin, die door de Cultuurtechnische Dienst is uitgevoerd. Het blijkt dat met name in Dongen de toestand van de bedrijfsgebouwen betrekkelijk ongunstig is bevonden.

Tabel 9 KWALITEIT VAN BEDRIJFSGEBOUWEN

Aantal bedrijven

Kwaliteit van de bedrijfsgebouwen goed ! matig j slecht Landbouwers < 5 ha 5-10 ha 10-15 ha 15-20 ha. ^20 ha 19 96 77 33 25 6 36 26 12 19 9 48 41 18 5 4 12 10 3 1 totaal Dongen 's-Gravenmoer Oosterhout Tuinders totaal 250 "136"" 23 91

50

99

57

10

38

25

121

"6Ï"

13

47 22. 30 24 6 "3 • * ) •

*) Van 11 tuindersbedrijven ontbreken gegevens

Brons C D .

Aan de landbouwtelling van mei i960 zijn gegevens te ontlenen

betreffende de aansluitingen op het electriciteits- en

waterleiding-net in de gemeenten Dongen en 's-Gravenmoer. Daaruit blijkt dat

bij-na alle landbouwbedrijven zijn aangesloten. In Dongen heeft 34f° en

in 's-Gravenmoer 35f° van de boeren en tuinders een

telefoonaanslui-ting, hetgeen boven het provinciale gemiddelde ligt.

(21)

22 -HOOFDSTUK I I I DE BEDRIJVEN I . B e d r i j f . s t y p 28 en 29) e n g r o n d g e b r u i k ( b i j l a g e n

In het voorgaande hoofdstuk werd de A- en B-groep (zuivere agrariërs en agrariërs met een novenberoep) reeds onderverdeeld in landbouwers en tuinders. Deze indeling werd gemaakt op basis, van de bedrijfsgegevens omtrent het bouwplan, welke zijn aange-vuld en zo nodig gecorrigeerd met behulp van de informaties van plaatselijke deskundigen. De term "landbouwers" heeft betrekking op die groep van zelfstandige grondgebruikers voor wie de vee-houderij en de akkerbouw de belangrijkste inkomensbronnen uit het grondgebruik. De term "tuinders" heeft derhalve betrekking op die groep voor wie de tuinbouw de belangrijkste inkomensbron uit het grondgebruik is.

I n het vervolg zal het onderscheid tussen landbouwers en tuinders gehandhaafd blijven. Van strikt gescheiden groepen is echter geen sprake. Uit bijlage 17 bleek reeds dat overgang van de ene naar de andere groep in beide richtingen voorkwam.

Vrijwel alle landbouwbedrijven in het ruilverkavelingsge-bied zijn gemengde bedrijven met iets meer grasland dan bouwland3

slechts op enkele bedrijven (een 7-tal) wordt geen melkvee gehou-den. Op 87 van het totaalaantal (250) landbouwbedrijven komen daarenboven tuinbouwteelten voor. Ook de tuinders telen niet uit-sluitend tuinbouwgewassen, meer dan een kwart van de totale cul-tuurgrond is op deze bedrijven als grasland of voor akkerbouw in gebruik een 9-tal van de 61 tuinders houdt zelfs nog melkvee.

Tabel 10 GRONDGEBRUIK Landbouwers? in in in in Dongen 's-Gravenmoer Oosterhout het blok Tuinders; in in in in Dongen 1s-Gravenmoer Oosterhout het blok Aantal bedrijven 136 23 91 250 36 .16

9

61 Percentage cultuur bouwland 38 . 17 . 40 37

9

0

16

8

gebruik grasland j

59

79

59

.

6i

19 21 . 25 20 grond als in tuinland

3

4

1

2

72 79 59 72 Brons C . B . S . 1963 509

(22)

Er worden op de kleine landbouwbedrijven relatief niet veel méér tuinbouwgewassen geteeld dan op de grotere. Bij vergelijking van de deelgebieden onderling valt 's-Gravenmoer op door een hoog percentage grasland. Op de tuinbouwbedrijven ziet men wel meer akkerbouw- en grasland naarmate de bedrijven groter zijn. In Oosterhout zijn zij meer "gemengd" en in ' s-^ravenmoer meer -"ont-mengd" dan voor het blok als geheel geldt.

Op de cultuurgrond bij C- en D-telplichtigen in gebruik wordt relatief meer plaats voor tuinbouwgewassen ingeruimd dan op de landbouwbedrijven. Overigens zijnog eens herhaald da* van de G- en D-telplichtigen een deel in het geheel geen cultuurgrond in gebruik heeft.

In de loop der jaren is de verhouding bouwland/grasland/tuin-land in de gemeente Dongen gewijzigd ten gunste van de tuinbouw en in de gemeente 's-Gravenmoer ten koste van de tuinbouw. De omvang van het graslandareaal is daarbij niet gewijzigd in tegenstelling tot de oppervlakte bouwland.

2 . B o u w 1 30 en 31)

a n d - e n g r a s l a n d g e b r u i k ( b i j l a g e n

In de gemeente Dongen nam sedert 1950 de oppervlakte aan akker-bouwgewassen af en in de gemeente 's-Gravenmoer toe. Eveneens valt een tegenovergestelde tendentie op te merken voor wat betreft de in-tensiteit van het bouwlandgebruik| het percentage van het totale are-aal aan akkerbouwgewassen dat door intensieve teelten als hakvruchten werd ingenomen nam in Dongen toe en in 's-Gravenmoer af..

Gemeenten Dongen 's-Gravenmoer Jaar 1950 1955 i960 1950 1955 i960 BOUWLANDGEBRUIK Oppervlakte bouwland in ha IOI4. IO24 952. 54 74 81 Percentage bouwland granen j hakvruchten i

.

69 '67 65 57 53 63 28 ' 29 34 41 39 36 Tabel 11 beteeld met ! overige | gewassen

3

4

1 • 2

8

1 Brons C.B.S.

Het bouwland maakt in het ruilverkavelingsgebied een derde van de oppervlakte cultuurgrond uit, waarvan 95$ in gebruik is bij land-bouwers. Bijna driekwart is met granen beteeld en 28/£ met hakvruch-ten. Op de kleinere bedrijven is het pereentage hakvruchten hoger, doordat relatief meer aardappelen en voederbieten worden verbouwd.

(23)

24

-I n het deelgebied 's-Gravenmoer worden i n verhouding meer hakvruchten

verbouwd, vooral voor voederwinning van Vee.

Het g r a s l a n d b e s t a a t b i j n a u i t s l u i t e n d u i t b l i j v e n d g r a s l a n d ,

s l e c h t s yja i s kunstweide.

§ 3 . T u i n b o u w ( b i j l a g e 32)

Be oppervlakte tuinbouwgewassen in het ruilverkavelingsgebied beslaat ruim 240 hectare en maakt derhalve ongeveer 7/^. van de tota-le oppervlakte cultuurgrond uit. Bij tuinders is ruim twee derde deel ( 6Qfo) in gebruik en 24^ bij landbouwers.

Verreweg het grootste gedeelte van het areaal wordt door fruit-teelt ingenomen. De in het blok aanwezige boomgaarden bestaan voor

8T/o uit appels. ïïaarmate de tuinbouwbedrijven qua oppervlakte groter zijn neemt de fruitteelt in verhouding een grotere plaats in. Op de bedrijven kleiner dan 3 hectare wordt dan ook het meeste glas en het grootste gedeelte van de opengrondsgroenteteelten aangetroffen. Het assortiment aan groenten is veelzijdig, hiervan maakt echter de

teelt van aardbeien qua oppervlakte meer dan een vijfde uit. Glasteelten beslaan in het gehele blok tezamen 10 hectare, waarvan driekwart teelten onder koud glas. Verwarmd glas wordt, behoudens op een grote handelskwekerij in de C-groep, slechts op tuin-bouwbedrijven aangetroffen.

Ongeveer vier vijfde van d:e totale oppervlakte tuinbouwgewassen

is in het deelgebied Dongen te vinden, bijna de helft van de vlakte aan glasteelten in 's-Gravenmoer. In de exclave is de opper-vlakte tuinbouw onder glas zeer gering, van een concentratie rondom het centrum van de gemeente Dongen is derhalve geen sprake.

§ 4 « R u n d v e e h o u d e r i j ( b i j l a g e n 33 t/m 35)

Bijna 60/ó van de oppervlakte cultuurgrond in het ruilverkave-lingsgebied ligt in gras, waaruit kan worden afgeleid dat de vee-houderij in deze streek van grote betekenis is. Bij het rundvee valt de nadruk op de melkveehouderij, mosterij neemt echter ook een niet onbelangrijke plaats in. De melkveebezetting op de landbouwbe-drijven is, in vergelijking tot andere gebieden, uitgesproken hoog, nl. 172 melkkoeien per 100 hectare grasland.

(24)

RUNDVEEHOUDERIJ Landbouwers; < 5 ha 5-10 ha 10-15 ha 15-20 ha ^20 ha Totaal In Dongen In 's-Gravenmoer In Oosterhout Aantal melk-koeien per 100 ha grasland 238 199 176 157 139 172 184 130 170 Aantal kalveren en pinken per 100 melkkoeien 90 101 IO9 101 136 109 101. 110 11.8 Perr ven . bedrij-met weide-mestvee 26 29 43 52 64

4P

36 • 61 40 Brons C.B.S, 1963..

De jongveebezetting kan als normaal worden beschouwd. De klei-nere bedrijven geven een zwaardere melkveebezetting te zien, doch naarmate de bedrijven groter zijn neemt het aantal waarop tevens mestvee wordt gehouden toe. De melkveebezetting in het deelgebied Dongen is het zwaarst en er worden meer mestkalveren aangehouden; in 's-Gravenmoer houdt men meer weidemestvee dan in de andere deel-gebieden.

Op alle landbouwbedrijven, op een 7~"tal na, worden melkkoeien gehouden, gemiddeld 13 stuks per bedrijf. Ruim een derde {3 Af0) van de landbouwers heeft minstens 15 melkkoeien, van de landbouwers met minder dan 10 hectare heeft bijna de helft 10 of meer melkkoeien«

In het deelgebied Oosterhout houden alle landbouwers melkvee, hier is ook het gemiddelde aantal melkkoeien per bedrijf het hoogst. Melkvee wordt bovendien gehouden door een 8-tal tuinders, door een derdedeel van de geregistreerden in groep C en door enkelen in ; groep p.

Uit, de gegevens van de melkcontroleverenigingen in het gebied, waarbij uiteraard ook dieren van buiten het gebied betrokken zijn, kan een indruk worden verkregen omtrent de kwaliteit van het melk-vee. De melkopbrengst in kilogrammen is bij de beide melkcontrole-verenigingen in het gebied hoger dan het gemiddelde niveau" in de provincie, vooral voor Klein Dongen is het verschil aanzienlijk« Overigens zij nog vermeld dat er wat dit aspect betreft enige teruggang bij beide verenigingen valt waar te nemen*

(25)

26

-§ 5 » V a r k e n s e n k i p p e n ( " b i j l a g e n 36 t/m 38)

Naast rundvee worden op ongeveer de helft van het aantal land-bouwbedrijven mestvarkens gehouden en op ruim een kwart fokzeugen. Op de bedriiven waarop wordt resp. gemest en gefokt, wórden gemiddeld resp« 2.4 stuks mestvarkens en 7 f.okzeugen. gehoudenEen 5~tal land-bouwers in het deelgebied Dongen, één C-telplichtige en twee specia-le varkensmesters hebben meer dan 100 mestvarkens. Op de bedrijven van 20 of meer hectare worden in verhouding minder varkens gemest5 overigens is de varkenshouderij op de bedrijven beneden 10 ha niet veel belangrijker dan op die van 10-20 ha. Een 5-tal landbouwers

en twee tuinders houden 20 of meer zeugen voor de fokkerij. Opmer-kelijk is dat in het deelgebied 's-Gravenmoer de varkenshouderij op de landbouwbedrijven zo goed als geheel ontbreekt.

De kippenhouderij is van geringe betekenis. Hoewel bijna drie-kwart van het aantal landbouwers, een derde van de tuinders en C-telplichtigen en de helft van het aantal D-C-telplichtigen kippen houdt, is het aantal met 100 of meer zeer gering. Omgerekend per bedrijf met kippen blijft het gemiddeld aantal per bedrijf zelfs onder de 50 stuks. Van een concentratie op de kleine bedrijven is geen sprake.

§ 6 . M e c h a n i s a t i e ( b i j l a g e n 39 en 4 0 )

Het voorkomen van melkmachines is op de bedrijven met melkvee een belangrijke aanwijzing voor het algemene mechanisatieniveau. Meer dan de helft van de boeren met melkvee in het ruilverkavelings-gebied gebruikt een meikmachine. Met name op de bedrijven met veel koeien wordt machinaal gemolkens; op de kleinere bedrijven vindt men veel minder melkmachines. Zo heeft slechts 9$ van de boeren met min-der dan 10 koeien een melkmachine, van de boeren met 10 tot 20 koeien reeds 71$.

Hoewel de trekkracht in dit gebied nog hoofdzakelijk door paar-den wordt geleverd, heeft toch reeds bijna een derde (31$) van de boeren een trekker. Op 40$ van de landbouwbedrijven groter dan 10 hectare is een trekker in gebruik. Van de tuindersbedrijven is bijna de helft gemotoriseerd, dit betreft uiteraard lichtere trekkers.

Een 16-tal (6$) boeren heeft noch paard, noch trekker en is daardoor voor trekkracht op hulp van andere boeren of op loonwerkers aangewezen. Dit zijn hoofdzakelijk kleinere bedrijven.

(26)

HOOFDSTUK IV

ENKELE AGRARISCH-S0CIA1E ASPECTEN

§ 1, D e l e e f t i j d ( b i j l a g e 41)

De gemiddelde leeftijd van de landbouwers in het blok is 47 jaar, ruim &}o van hen is 65 jaar of ouder en 20'fo jonger dan 35 jaar. Naar grootteklasse van de bedrijven valt er verschil in leeftijd van de bedrijfshoofden waar te nemens op de grotere be-drijven zijn de boeren gemiddeld jonger. Bij vergelijking van de deelgebieden onderling blijkt de gemiddelde leeftijd in !

s-Gra-venmoer belangrijk hoger te zijn dan elders in het blok, niet al-leen voor landbouwers maar eveneens voor tuinders.

Belatief meer oudere bedrijfshoofden worden aangetroffen op de grotere tuinbouwbedrijven. De gemiddelde leeftijd van de tuin-ders is 43 jaar| meer dan de helft van de tuintuin-ders met minder dan 3 hectare grond is jonger dan 35 jaar.

§ 2 . A r b e i d s k r a c h t e n o p d e b e d r i j v e n (bijlage 42)

Over de arbeidsvoorziening op de bedrijven zijn slechts sum-miere gegevens beschikbaar, nl. het aantal arbeidskrachten dat op de teldatum in mei 1959 en mei 19&3 °P <le bedrijven meewerkte. In

het ruilvorkavelingsgebied wordt praktisch alle werk door het be-drijfshoofd en meewerkende gezinsleden gedaan. Sedert 1959 blijkt daarenboven op de landbouwbedrijven het werk in toenemende mate voor rekening van het bedrijfshoofd te zijn gekomen, daar het

aan-tal meewerkende gezinsleden, met name de vrouwen, is afgenomen. Op de landbouwbedrijven vonden in mei 19^3 366 mannen en 151 vrouwen werk, dat is 40 mannen en 56 vrouwen minder dan in 1959» Op de tuinbouwbedrijven werden in mei 1963 als arbeidskrachten 91 mannen en 29 vrouwen geteld, dat is 10 mannen en 5 vrouwen meer

(27)

28

-Ta"bel 13

OPPERVLAKTE CULTUURGROND PER MAMELUKE ARBEIDSKRACHT

Oppervlakte cultuurgrond in ha per mannelijke arbeidskracht

1959 I 1963

Landbouwerss

< 5 ha 2,8 3,4

5-10 ha 5,5 6,1

10-15 ha 7,3 8,5

15-20 ha 9,9 10,1

^20 ha 10,9 12j3

i n Dongen 6,4 7,4

i n 's-Gravenmoer 6,6 8,0

i n Oosterhout 8,5 9,2

Tuinders?

< 1 ha 0,5 0,6

1~ 3

%

ha 1,2 1,2

3 - 5 ba 2,7 3,0

^ 5 ha

t o t a a l

i n Dongen

i n 's-Gravenmoer

i n Oosterhout

4 , 8

""""2Ï5

3,4

1,6

0,7

5 , 0

2 , 5 .

3,5

1,1

1,1

Brons C.B.S. 1959 en 1963

Dankzij de d a l i n g van het a a n t a l a r b e i d s k r a c h t e n op de

landbouwb e d r i j v e n , gepaard gaande met een vermindering van het a a n t a l landbouwb e d r i j

-ven, i s de o p p e r v l a k t e cultuurgrond p e r a r b e i d s k r a c h t t u s s e n 1959 ©

n

1963 g e s t e g e n . Per mannelijke a r b e i d s k r a c h t wordt op de

landbouwbe-d r i j v e n ruim 8 h e c t a r e bewerkt, landbouwbe-dat i s s e landbouwbe-d e r t 1959. een toeneming met

een h e c t a r e . Op de tuinbouwbedrijven wordt per mannelijke a r b e i d s

-k r a c h t nu 2-g- h e c t a r e bewer-kt, d.i« v r i j w e l evenveel a l s i n 1959«

Enig verband t u s s e n de g r o o t t e van de landbouwbedrijven en de v e r

-mindering van de a r b e i d s d i c h t h e i d b l i j k t .niet a a n w i j s b a a r . Vooral

i n h e t deelgebied 's-Gravenmoer v a l t een v r i j s t e r k e e x t e n s i v e r i n g

op de landbouwbedrijven en i n t e n s i v e r i n g op de tuinbouwbedrijven op.

§ 3 . B e d r i j f s o p v o l g i n g

U i t het g e z i c h t s p u n t van de toekomstige ontwikkeling van de

a g r a r i s c h e s t r u c t u u r ( d . w . z . van h e t a a n t a l z e l f s t a n d i g e a g r a r i ë r s

en h e t a a n t a l b e d r i j v e n van v e r s c h i l l e n d e g r o o t t e ) i s h e t van b e

-l a n g geïnformeerd t e z i j n over de vraag hoe de verhouding i s t u s s e n

(28)

het aantal potentiële be.drijfsopvolgers en het aantal bedrijven dat overgedragen moet. worden..

Men kan stellen dat hij een aantal van 30 tot 40 meewerken-de zoons (c.q.. potentiële opvolgers) op een aantal van 100 be-drijven er ongeveer een evenwichtstoestand bestaat l ) .

Aan de gegevens van de beide arbeidskrachtentellingen kun-nen gegevens worden ontleend, die een ruwe schatting van de op-volgingssituatie mogelijk maken.

Tabel 14

OPVOLGINGSSITUATIE

Aantal potentiële opvolgers E^r_100_bedrijven 1959 1963 Landbouwers; <10 ha 10-15 ha ^15 ha 34 63 70 30 44 69 totaal in Döhgên in 's-Gravenmoer in Oosterhout Tuinders s <3 ha ^3 ha totaal in Dongen in 's-Gravenmoer in Oosterhout

50

51 28 54 36 55

44

57 15 43

43

39 52 47 33 39

36

47 13 33

De opvolgingsdruk blijkt in het algemeen de laatste vier jaren merkbaar te zijn verminderd^ vooral op de middelgrote bedrijven is het aantal opvolgers sterk teruggelopen. De situatie is nu zodanig dat voor de kleinere landbouwbedrijven een vermindering van het aan-tal waarschijnlijk is, terwijl op de grootste bedrijven vooralsnog meer potentiële opvolgers dan vrijkomende plaatsen zijn te verwachten.

l) Het genoemde aantal van 30 tot 40 is afhankelijk van de gemid-delde leeftijd waarop men zelfstandig boer of tuinder wordt en de gemiddelde leeftijd waarop men afstand van bedrijf doet. Voor een meer uitvoerige toelichting wordt in dit verband verwezen naar LeE.I.-verslag No. 18 "De Haagsche Beemden, een sociaal-economisch

(29)

30

-Betrekt men echter de groep der tuinders eveneens in de schouwing ,ddn "blijkt het getal potentiële opvolgers per 100 be-drijven lager te liggen. De opvolgingsleeftijd bij de tuinders ligt echter lager en de huidige groep tuinders is ook jonger..Bo-vendien is het stichten van een tuinbouwbedrijf door afsplitsing van een landbouwbedrijf in deze streek in afgelopen jaren een

reële mogelijkheid gebleken. Al deze factoren maken het waarschijnlijk dat voor het gebied als geheel bezien het "teveel" aan opvolgers op de landbouwbedrijven zich ook in de eerstkomende jaren nog wel een uitweg zal weten te vinden in de tuinbouw. Een voortgezette daling van het

aantal landbouwbedrijven en stijging van het aantal tuinbouwbedrijven ligt in de lijn der verwachtingen.

Ten aanzien van de cijfers voor de deelgebieden moet gewezen worden op de afwijkingen in 's-Gravenmoer, die echter vermoedelijk ' samenhangen met het betrekkâijk geringe aantal bedrijven in dat ge-bied, waardoor toevalligheden een grote invloed hebben. Voor het overige vertonen de cijfers voor de deelgebieden hetzelfde beeld als in het

voorgaande is geschetst.

(30)

0 ba • n •H m o T — ON T~ K2

Ê

H m o £n H M R O w o o

T

o ,— G \ r— W U 0 <H • O •H O

y

0 T i SH H co u 0 S O K5* Ö • H r H cö - P Ö ö «=>J T l Ö C j r H fH 0 T i 0 £3 - p ö Cj rQ fH ,£> T i fH O O te u o o e ö o > fH C3 | m _ ö 0) tlO Ö o o T l r H fH 0 T i - p Ö 03 fH T l fH O O $5 fH 0 , o s c CD > CÔ fH 1 ra a 0 ÖD ö o R O N O « ç | O C N J C \ J C N J C \ J * ^ [ > -O f - c*") LfNN-O r—00 -ON-ON-ON O v o w v o \ o O CO < ^ ON < • O T - ^f\D co O •<- rn rn ^~ V - V - Y - T - T - C N J C N J C N J C N J C M O O O O O ' ' ^ ' ^ ' ^ ' r -O i r N C N J -O N C -O -O N - r - -O C N J - ^ O r n »>JNO r ON T T t -T - -T - -T - -T - I - -T - -T - < M C \ J C M m •<• ^ L'N ON o \ T - -=3- co vo C N J v r O ^ O N C O N O L T N O T -i r N c ^ N û C A J ^ J - N O M D C A J O ^ ITNNO CNJ r ^ l L f N ^ T f—MD T -•vj-CNlLTNCNJCNJOCNJv-trNCNI ON ON ON ON MD CMCO - ^ LTN F— L T N M D C ~ O O O N O O r ' < T -LTNMD NO < t rO - ^ W T- C~-LTN ITNC^CO ^ f ^ ^ V O C— CX3 ON f - ONr~OONi— CVI MD MD C— rO rO rO CO v - O r - I ~ ~ ^ t C \ l ^ rO rO ON LTN CO MD r— CO <r- •<-N O C — C O O - r - C g r O ^ f - L T •<-N l T •<-N C \ I v - r O r - r O O O N O O O N ON T - O < v i - v - c O N O M D r— NO CNJ ^ j ^ r O ^ ^ ^ ^ = + ^ -CNJ r- LTN-CNJCO^j-^COIT— O M ^ - C O O W O C O O I M ^ « O f t « « 0 « 0 « N O [ - - C O O ^ - C N J C N J ^ ' ^ - - ^ m o

(31)

32 -CD to ' CO i H •r-3 •H E H E H O w o CO o CO is; H C5 H EH CO W > O o ÎH O O e Ö 0) i> c3 fH O 1 ra •• S CD tlO Ö O « ^__^ 1 <M ra S.0-P Ö O •H , d tffl ü • H ra • p fn m CD <D !> > o , • — v T — 1 Ö - P CD O +> ^H fH ü o ra O fH ,£) O CD !> to o 1 "CM W to -P ö o •H , 3 to o •H KI - P ÎH ra o CD > t> O • — - s . ^ 1 Ö - P CD O - P , 0 fH ü o ra O fH o CD CD ï> to O ^ CM T -CO " i " ^ ) i - (M O " ^ ^ T - c o L f ^ C M O N - ^ - t — v - C M ^ - s — c— I + I I I I I I I I VO f— ON m ^ O M3 r O c O i - r— 0 3 MD O O M T i l A C O CM ONOO rO rO O •<-<""-) O <~^ O ^ t r — < X ) ^ t m C M r - i - ^ - c A i C M ^ c x j v Q I + I I + I + I I + r - C O l A O W v h O O f*1 c o c—co v o c ^ O N o - ^ - v o ON r O m v û ^ O V Û ' v û C O o o o m o LTN o LA o Lo, o L ^ o T - C \ J C \ ] r O i ~ 0 ^ - ^ - L T \ LTN^O O N C T \ C A C A a \ O N C h O \ 0 \ 0 \ I I I I I I I I I I O N Q \ O N O N O N O N O N O N O N O N ö 0 -d o H fH CD !> o ra ? ö • H S Ö CD fH O , Q CD to -d ö CD !> o (^ •*— M CD fH fH O > CQ

g

• H S Ö CD to Ö • H to •H - P CQ CD P» , - ^ N . CM CO pq O 0 0 o fH pq O N O

(32)

m o •ra •H •-3 P3

Ö

O pq Ö o

«S

o -p Ö ©

g

0 0 CM CM m CM Y— C— ON VO ON . s T — Ö eu to Ö

5

O o CM O T — m CM LfN •<-CM • — ^ CM - P a a u • p m to d d • 3 ^_ O •^ co O ^ J . rn r O o ^ t Ö 0) to s

a

Ö • H 0)

d

o Y— M3 O Y— Y — t— O r— VO to 0 CD • P 03 U 0 -P •H

£

- P CD a - p h ri d > CD 03 Ö O t»o G

3

T— T — co! CM! co <^-rn T — c— CM Ö CD N • H ? i 5 0 - d • H CD U PH m U 0 > ON

+

ON O C O FH G) O , s : ö • CD ; t> ; CÔ • m >' C 5 : 1 ; 03 ' CD ! - P : s ! CD ' CD

i °

Y — O VD CO «=t r— r— u 0 o

e

ti 0 f» r ] fH O 1 O o •xh o CM >^û m CM <• L n - p fH d ri > CD 03 fH eu O s •A 0 > ci U C5 1 03 O N O

+

T _ O BJ CD 0) t> d H Ü Ö CD r H CÖ Ö 0 - d Ö 0 fH O r £ 0 , 0 - d 0 • H r Q 0 fclO 03

£S

.*; • H

g

- P O ^ - P O - p • p 0 • H Ö 0 - P r H 0 0 • d 0 ^ 0 - P 03 - P O O fH tiO • p 0 r S fH O o > T -- d ö 0 r H H ri > 0 ri O Ö 0 0 - d G • H -d G 0 fH O A 0 ,£> ' d 0 •H ,Q 0 to 03 to • H r-\ 0 !> ri M fn 0 > • H

S

- P 0 rG - P O - p - p 0 • H G 0 • P r H 0 0 ti 0 to G 0 0 fH O o > CM r— <=f ON T_ to G • H r-{ 0 - P m ft 0 o fH 0 £> G 0 1 03 .M r H O > CQ P H O o a

S

p q o V û ON T —

H

3 • H r H rH 0 - P 03 M r-i O > 0 0 s 0 to r-H «i ON O LTN

(33)

34

-CU so M i H •<-) • H 0 o CD > ri o I m ON O

+

O o ri ri - P O - P ON + ON O CD Ö O P i »-a P H W CM CO r O O O Cd (Tj -P O •p C M ; L T V o ' C O ' CM LTV ce O LTN CM C\J L O I ; CM PO C M ^ ; ri ri -p o -p CD • r o a o I co LTN r O O N T - CM O CM T - CM LTN LCN * ^ -D— • O N I I CM •rn O I I c© LTNLfN O I O ON O O O l l I CO CM O O O ON r - r o O O O O N - d Ö CD u o r e CD , 0 Ö CD -d ö (D O ft r d PH CD ri ^ 3 CD -d ö o CD > , M fH 0 co r H 0 CD rö. W • P T j ri Ö .M ri 1 H ra fn 0 CD o - d , 3 o CQ •P O O ö CD M O

¥

ti u o cl (1) M a> M M ft ri O m -p o - d fn CD CD u CD CD O O O ü ü fH fH fH fH fH CD 0 CD 0 CD ex, PM fX| PH PH CM CO ri ri •p o - p bD\ Ö • H ^ r H O t> 0 r u M ft CD O fH 0 r û 0 o c~- <-o O ITN CM i— T -VÛ CM • CM ITN" ^ T - U N O r O *cj v r -1 - CM o r— LTN rn r-L T N M D M D C O r<~) l / N LTN O v ^ J LfN <*T) t -MD CO t - ITN MD T T -• LTN y~ r O MD T T -o O PH fn 0 0 PHPH O o fH fH 0 0 PH PH m o r—;' <"0 CM r t ! LTN ^ r O ' CM v - O O *rj- «^-; MD r O M D -3" O rO | T-0 T-0 ' J - C O CO r O ON CM t -O ITN CM | T -LTN <^-V£i ON CM C— ITN LTN T - LTN CM r O f— CM MD ^ C M CM CO fH ra 0 fn - d 0 -H |3 o d ? O fH r Q ri -d -d ö ö ri ri rH rH E rH rH H ri ri ri -p -p -p ä s ö ri ri ri •"1 «I •=$ ö 0 N Ö 0 fH O <H O O \s 0 ,M •r-j; •H r H 0 Ö Ö ri 0 ri H • n •H r ° -p •H d ^ • r j •rl H r d a 0 •1-3 • H fH 0 Ti u 0 o r ^ H ri - P ri f> ra • H Ö o ^ 0 - p 0 r-» 0 H Ö 0 Ö 0 • d o o ^ H ra ö • H ISJ 0 o -d ö 0 fH O 0 O -p 0 o -p CO fH 0 F! P. d Ö ^ • r s • H ^ 0 G 0 ni Ö ri r j - P ra ö 0 0 M r H - p 0 • H Ö 0 += r H OJ CD -d 0 W) 0 -p K! • P O

g

tlO - P 0 fH O O T i Ö CD fH O A 0 , a ^) o r H r Q - P 0 O ^o ON T— tm ö • H r H •p o -p -p 0 • H 0 - P r H 0 0 T j 0 t!D Ö 0 0 fH O o CM C O ^ J -0 -P ra H O > ; 0 0 s 0 co pq ö o fH ON o LTN

(34)

L f N Q) CO 1-1 • n •H M O pq K l

Ü

g

m M H O 00 o CO ^-o o CO O ON r o r o v -O r— CM CM ON CM ^ <=^- ^ -00 co CM T— <=^-T— ^ LfNCO n r O r O t — M D <^-O LfN NO ON ON ON "cö f*o £ • H M r H O t> © fil CO ft 0 O u o fi> O ^ • o •H r H <D Ö Ö tf F=^l O o o o "00 oo ^ CM "<-LfN CM ON O ^ J - c — c o N O T— <* c— o ^ N O ON ON ö CD N Ö CD rH O <H tlD ^ R O 00 O , O O T — r— O CM rn CO LfN LfN LfN LTN00 CM O CM F - O >5tV£) ON ON Ö © tq ö CD U O pq CD ba •H H CD !> O O O O O "*— oo co v— <o LTN ON C— C— ON PO c— c— "3-T — 0 0 NO CO ^ f LTN CM LfN *rf- >=f r— NO *vi-LTN MD O ON ON ON W m :CD • H M cö M M «î ON "=d-r O "=d-r O "=d-r O ON m T— T~ r — N O ^ v— O l/N NO ON ON ON ö ri 1> ^ a • H ra H :CD • H fn ri fH tlD < 0 0 T— NO LTN CM CM ^— r- o • v f NO ON ON ü Ö d ï> ^ S • H Ö CD N Ö CD f-l O CM tiO c3 fl f - v o O >^-LfN NO ON ON ON • H r-i r-i CD • P CQ ta a w •H c M - H <H M CD r H ft-P O O O M 0) ^" ö <D 1 ra M r-\ O i> « CO ö o H m t û - P Ö M • H ^ Ö M O O £ l> CD 0 Ö Ö CD CD e e CD CD ttO t o r H r H •4 ^

o

LfN

(35)

VD 36 -o ON Ö CD - P Ö <D O O PH - p Ö cö ' VD CO 1 - CA C\l r O o IfA v - CO POVO C\J CA f— w i n o w w C A O ^ - T- PO n Lo, CAVX3 LT\ • 0 0 PO t— VTJ -=t LT\ CA LTA O O 0\ CO MD L / A T - L " i O ^ i -L o r— i - CM i - C\J ö CD N CD <D Ö

5

-P O S d 0 * -H ?i H o -P rO tQ Ti 2 Ö t J c3 Ö r H - H Ö CD i> • n •H U Ti CD T j rQ • H ra CD - P u S CD |> CD •i-s rH • H r j pi 0 O PH rQ O <* H H CD to • H CD r H H 0 T i r> S - P CD ra M £ CD 0 ,Q •H C Ti o P O •=d- ON C\J O 0 0 t— O PO C\J T - T - | 0 0 PO O • ^t- c\j m PO O ^!PO ^!PO ^ j CT\ [— ^ j -PO C\J CO O T -CO PO CM I CA i r M A ' V - CA " J - LOi 0 ISl 0 -P ü E! 0 > • r o •H tH T i O T i ,Q • H ra 0 +3 £ 3 Ê rs o r Q T i ö Gj r H 0 • H H - P ta ?i T i Ö •H H 0 t> • n •H Ö is 2 O P Ö 0 H r Q Ö 0 PH O 3 ,Q ff\ r H 0 -d Ö r 3 u 0 o 1> u 0 t> Ö 0 r H H 0 Ti t> £ - p 0 ra ,M ö o O ,Q • H Ö Ti o CO t— o • ^ - M D CA CA r— to £ • H , H r H 0 - P ra PH 0 O fH 0 r Q S 0 1 ra M ( H O t— to a • H r H rH 0 - P ra M H O f> 0 £ 0 a o to r H > ^ m o m o o o £ o fH m CA O

(36)

tu • H • H O •n> 14 O !> C5 ^ t I VD 125 P H TH 0 , Q i H ci -P Ö rj CD Ö O m, oo (M T -rn * H -IT> VO O

o

s -EH CO & M

I

E H E H <+H • n •H m 0 pi o r Û Ö • H 3 H-2 Ö 0) 1 T j S c3 1-3 0 • H U - P 03 3 t H Ö • H Ö 0 Ö 0 o ^ Ü CO 0 • H fH - P ta 3 -d ö • H 0 •H fH P 1> O 0 P O P H Ö •H

g

Ö 0 o ra r-H 0 T j Ö H •H Ö 0 rH fH 0 î> - P W 0 r j - P O EH ta ö •H 0 -P m r-H O î> 0 0

g

m o o P H ON O

(37)

38 -CO 0 bO r-\ •r-j •H m IS3 O O I «3 • n Ö 0 T -ö (1) N Cl CD r ) O 4H Ö O O —J 1 • H - H 0 ö <n -o !s ,3 S fH Ö O 0 • H , 0 > - d • H (1) .a fH 0 0 <d ï> • o fl ' H • H Ö OJ o j co C—MD m v o CO r<"> OJ <vj- r O m CO VO VO r O r O *^J- i n CO r o VO r o OJ T -I -I OJ I I I 0 0 CO m OJ O ^ f -covD m i - OJ • H -d Ö 0 ö 0 fffl ö rt O S i d R <t> Ö • o cö - P fl'HN ^ • H 0 O W ftÄ T ) 1 O h Ö 0 0 0 N G - P Ö H o ai O - H O O t s « h l O M fH 3 r Û r H • H EH ^ o 03 O , Q S 0 tlO o M - P - r ; fH - H 0 fe t> W r H 0 H m 1 ri ra to - i s OJ vo i ^ ; Lf> , \—* ; ^ i ^

i °°

: r O ; i n : r o : ö • 0 : - p r Ö ; 0 : o> : B ' o , b0 ! ^ i - d : s : 0 : N i ö i 0 : m : f40 ; ö • rö , rf i ö •H ^ 1 rf : - p : o : EH r—: O ! T — 1 O V£> OJ CA OJ CO t — VO "5J-ö : 0 ; N ; e : 0 : ^ : o : < H ; Ö ; o : o ; £ ; 0 M ; rH I «1 : O J i n OJ CA •"* 1 O J i n i n T-OJ 'S S 0 rH 0 O > c3 I CO -P •H O T i Ö fH Ö 0 0 0 f * - P Ö Ö 03 O O O ts R O n ; r O • ON i n OJ r— i « ^ -;m :CA ; 0 0 ; += ; Ö ; 0 . 0 ; Si tio: 0 I ' d ö 0 N Ö 0 fH f40; n5 •H r H - p O E H ,.—I 0 ö ö ci S 0 • d ö o N •rH 0 fH 0 - P G 0 0 § ta o o is 0 •d fH CTÎ ri S 03 •H ce R 0 - p 0 0 S 0 tio 0 O fH - P 0 rQ 0 T) -P •H

B

> Ö OJ N fl 0 fH O 'M: m 0 - p 03 - P 0 0 - p 0 0 E 0 OJ O CA f40 •H 0 -P m r H O > 0 0

I

e R O O CA

o

i n

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

TNF-α treatment for 48 hours (100 ng/mL) significantly inhibits replication of huRV clinical strain 1 (huRV 1) as measured by total rotavirus RNA levels in Caco2 cells; while

For the assessment, the Institute worked on the basis of the renewed national Standard Evaluation Protocol, developed by the Royal Netherlands Academy of Arts

De studenten die Bertius in huis bijlessen gaf werden door hem niet onderwezen in 'welsprekendheid' in beperkte zin, maar in het lezen en schrijven van Latijn, als aanvulling op

Zooals reeds werd opgemerkt bestaat bij proeven van dezen aard het bezwaar, dat het bereiken van verschillende zuurheidsgraden gepaard gaat m e t verschillen in tijd gedurende

Niet alleen zijn zij allebei in hetzelfde jaar 1872 ge- boren en kort na elkaar in 1945 overleden, maar allebei hebben een heel bijzondere activiteit in de jaren negentig

Dit getal deelt hij dan op de totale lengte en dit gemiddelde (of ook de mediaan) moet dan de oorspronkelijke hoevenbreedte voorstellen, maar dit systeem is natuurlijk te

Bei der Bestimmung dieser Ziele und Indikatoren berücksichtigen die Mitgliedstaaten die bereits laufende Anwendung einschlägiger bestehender Umweltziele, die auf

Since 2013 marine litter is collected during the International Bottom Trawl Survey (IBTS) and Dutch Beam Trawl Survey (BTS) following a protocol developed by ICES.. The composition