• No results found

Gerrit Voerman (ed.), De conjunctuur van de macht. Het Christen Democratisch Appèl 1980-2010

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Gerrit Voerman (ed.), De conjunctuur van de macht. Het Christen Democratisch Appèl 1980-2010"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

© 2012 Royal Netherlands Historical Society | KNHG

Creative Commons Attribution 3.0 Unported License

URN:NBN:NL:UI:10-1-109787 | www.bmgn-lchr.nl | E-ISSN 2211-2898 | print ISSN 0615-0505

BMGN - Low Countries Historical Review | Volume 127-1 (2012) | review 13

Gerrit Voerman (ed.), De conjunctuur van de macht. Het Christen Democratisch Appèl

1980-2010 (Amsterdam: Boom, 2011, 250 p., ISBN 978 94 6105 107 3).

Naar aanleiding van het dertigjarig bestaan van het CDA presenteerde Gerrit Voerman, de directeur van het Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen, een bundel die uitstekend past in de serie partijgeschiedenissen die zijn instituut de laatste jaren in rap tempo produceert. Het boek verscheen terwijl het CDA zware tijden doormaakte: in juni 2010 noteerde de partij het slechtste verkiezingsresultaat ooit en vier maanden later leidde de toetreding tot het kabinet-Rutte tot grote interne spanningen. Media speculeerden (weer eens) over het einde van de partij. Onvermijdelijk hangt hierdoor over een groot deel van de in deze bundel verzamelde beschouwingen over dertig jaar CDA de schaduw van de actualiteit. Geen enkele van de door Voerman gestrikte auteurs schrijft het CDA overigens definitief af. Niettemin verschillen de opinies nogal over de analyse van het verleden en de (wenselijke) toekomst van het CDA: behoort de partij tot het centrum of tot de rechterflank van het politieke spectrum? Deze vraag over de positionering van de partij staat centraal in de bundel.

Hans-Martien ten Napel plaatst het CDA-in-wording naar aanleiding van een analyse van het parlementaire optreden van de fracties van KVP, ARP en CHU in de jaren zeventig alvast ‘keurig in het midden’ (57), en in een artikel over de ideologische

ontwikkeling vanaf de oprichting in 1980 van diezelfde Ten Napel met James Kennedy wordt het CDA getypeerd als ‘een schipperende centrumpartij die ondanks alle goede ideologische bedoelingen vooral is meegegaan met de tijdgeest’ (130). Ook andere auteurs koesteren de centrumpositie. Zo kan Ten Hooven in zijn historische overzicht van de dertigjarige partij zijn parti pris voor de christelijk-sociale componenten in het CDA-gedachtegoed niet altijd verbergen. Vanuit een nadrukkelijk Binnenhofs perspectief schetst Ten Hooven op levendige wijze de hoogte- en dieptepunten uit de geschiedenis van het CDA, waarbij hij wijst op de waarde van het eigen gedachtegoed. Steeds als de partijtop de eigen beginselen ondergeschikt maakte aan het machtsbehoud, betaalde het CDA daarvoor de prijs.

In lijn met deze redenering is voor de politicoloog Kees van Kersbergen de toetreding van het CDA tot het kabinet-Rutte een faux pas. De partij zou, net als in de jaren tachtig en in 2002, als een ‘feniks’ uit haar as kunnen verrijzen als ze erin slaagt op een moderne wijze vorm te geven aan ‘niet-seculiere politiek’ – een wat ongelukkige term, omdat het wel degelijk blijkt te gaan om een moderne, seculiere interpretatie van

(2)

‘geloofsovertuigingen, waarden en normen die door christelijke noties zijn geïnspireerd’ (216). Daarmee zou de christendemocratie ook in een geseculariseerd Nederland haar traditionele rol als ‘verbinder’ tussen allerlei tegengestelde maatschappelijke en politieke belangen kunnen vervullen.

Tot andere bevindingen komen de politicologen Joop van Holsteyn en Galen Irwin in hun op cijfermateriaal van het Nationaal Kiezersonderzoek gebaseerde bijdrage over de ontwikkeling van de achtergronden en politieke voorkeuren van de CDA-kiezers. De auteurs concluderen dat de CDA-kiezer vanaf 1981 (met uitzondering van de jaren negentig) een sterke voorkeur heeft voor coalitievorming met de VVD, waarmee ook grote inhoudelijke overeenkomsten bestaan. Het CDA is naar hun mening dan ook geen middenpartij maar een (gematigd) rechtse partij. Daar zou ook het perspectief voor het CDA liggen. Deze redenering raakt aan het raison d’être van politieke partijen (in dit geval het CDA): stemt de partij de koers af op het electorale potentieel of draagt de partij een eigen overtuiging uit, waarop kiezers al dan niet intekenen? Van Holsteyn en Irwin bevelen het CDA impliciet de strategisch-berekenende optie aan: het CDA zou zich

moeten transformeren tot een seculiere conservatieve partij, die met de VVD en de PVV in de slag gaat om de rechtse kiezer.

Opmerkelijk genoeg wordt in geen enkele bijdrage aangehaakt bij de ‘uiterste noodzaak’-these die de politicoloog Hans Daudt in 1980 formuleerde over de

coalitievorming in Nederland vanaf 1918. Daudts stelling komt er in grote lijn op neer dat de confessionelen er als het even kan de voorkeur aan geven te regeren met ‘rechts’. Slechts in ‘uiterste noodzaak’ zijn de christendemocraten bereid een coalitie te vormen met de sociaaldemocraten. Daudt gaf daarmee een geheel eigen interpretatie aan de politieke doctrine van RKSP-leider W.H. Nolens uit 1922. Deze bepaalde dat de katholieken ‘slechts in uiterste noodzaak’ met de sociaaldemocraten mochten samen regeren. Dat was vooral een reactie op het absolute verbod van de bisschoppen op de mogelijkheid tot samenwerking met de SDAP en betekende dus eerder het creëren van een opening dan een verbod. Slechts redacteur Voerman refereert in de inleiding aan een opmerking van interim-partijleider Maxime Verhagen over de Nolens-doctrine, gemaakt tijdens een Kamerdebat in september 2010, maar werkt dat niet uit (24). De expliciete verwijzing van de CDA-leider naar zijn erflater Nolens (ook Limburger en katholiek) had reden kunnen zijn voor een beschouwing over de actuele geldigheid van de these. De dertigjarige

geschiedenis van het CDA, uitmondend in ‘2010’, geeft er volop aanleiding voor. Maar ook zonder een dergelijke hernieuwde exegese van de Daudt-these levert redacteur Voerman een verzameling uiterst leesbare en prikkelende artikelen over dertig jaar CDA.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

voorts tot de konklusie dat voor de meeste mensen deze partij-identifikatie stabiel lijkt, terwijl politieke partijen door de meeste kiezers als signifikante sociale entiteiten

Deze categorie omvat naast de 'zwakken in de samenleving', zoals die momenteel eenzijdig in materieel op- zicht worden gedefinieerd, ook mensen als prostitué's, officieren van

49 Omdat voor deze bijdrage in het kader van de dataverwerking van het lpo 2017 de sgp met voorrang is be- handeld, kan geen vergelijking met alle andere in 2017 onderzochte

Deze stabiliteit was ongetwijfeld het gevolg van de honkvastheid van veel bevindelijk gereformeerden, maar ook van het feit dat de partij weinig te verwachten had

De sgp verkeerde in de eerste decennia van haar bestaan in de Tweede Kamer in een politiek isolement door de regering, andere partijen en het volk tot principiële in- keer te

Zijn onderzoek richt zich voor- namelijk op het functioneren en de legitimiteit van politieke partijen en andere po- litieke instituties in Nederland en op de Nederlandse

Bij dit twaalfde lustrum van de vvd heeft historicus Gerrit Voerman, directeur van het Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (dnpp) van de Rijksuniversiteit

De ledenexodus droeg bij tot de fusie van CPN, PSP en PPR (en EVP) tot GroenLinks in 1990. Ook deze partij heeft gedurende haar nog korte bestaan inmiddels al veel leden