• No results found

Arie de Groot, De Dom van Utrecht in de zestiende eeuw. Inrichting, decoratie en gebruik van de katholieke kathedraal

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Arie de Groot, De Dom van Utrecht in de zestiende eeuw. Inrichting, decoratie en gebruik van de katholieke kathedraal"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

© 2012 Royal Netherlands Historical Society | KNHG

Creative Commons Attribution 3.0 Unported License

URN:NBN:NL:UI:10-1-109875 | www.bmgn-lchr.nl | E-ISSN 2211-2898 | print ISSN 0615-0505

BMGN - Low Countries Historical Review | Volume 127-4 (2012) | review 79

Arie de Groot, De Dom van Utrecht in de zestiende eeuw. Inrichting, decoratie en gebruik

van de katholieke kathedraal (Utrecht: Stichting voorbereiding herbouw schip Domkerk

Utrecht 2013, 2011, xiv + 471 pp., ISBN 978 90 817552 0 7).

Dit boek is de publieksuitgave van een kunsthistorische dissertatie uit 2006 en het

resultaat van uitgebreid archiefonderzoek. Het vormt een werkelijke aanwinst bij de toch al haast onoverzienbare literatuur over de Utrechtse Domkerk, die zich vooral richtte op de architectuur- en kunsthistorische kanten van het gebouw. De auteur gebruikt zijn uitvoerige inleiding om duidelijk te maken wat hij met zijn boek niet wil: geen nieuwe ‘Haslinghuis en Peters’ bijvoorbeeld, hoewel ook dat al voor een groot deel ging over de inventaris van de Dom. De Groots centrale vraag is hoe de kerk heeft gefunctioneerd als katholieke kathedraal – zetelkerk van een (aarts)bisschop – gedurende het grootste deel van de zestiende eeuw. Nauwkeuriger gezegd: tot aan het keerpunt 1580, toen het gebouw werd ‘gezuiverd’ van het papisme om voortaan dienst te doen voor de ‘ware christelijke gereformeerde religie’. Wie dat breukpunt in het oog houdt, kan enige verbazing niet onderdrukken bij het zien van de omslag van dit proefschrift: het schip en het koor van de Dom getekend door Saenredam in 1636, dus royaal na de

protestantisering. Maar het is wel de enige prent waarop het schip in zijn volle glorie te zien is – in 1674 zou de grote storm het doen instorten – en bovendien is de auteur een kenner van Saenredam en diens werk. Wat daarna volgt is een rijke schat aan gegevens die voornamelijk uit de archivalia is opgediept omdat de realia door de ongunst der tijden voor het overgrote deel verloren zijn gegaan.

Een korte geschiedenis van de Domkerk en haar plaats in de stad Utrecht opent

het boek. Ze wordt vervolgd met een uiteenzetting over de ambten die er rond de bouw, de inrichting en het functioneren van de kerk vigeerden, alle uitgaande van het

Domkapittel, de eigenlijke beheerder van de kathedraal. Vooral over de lagere

geestelijkheid, de administratieve staf en de functionarissen in de koordienst worden interessante nieuwtjes verteld. Bijvoorbeeld over de palmezel-leider en de stertrekker, vermoedelijk één en dezelfde man, die op Palmzondag respectievelijk Driekoningen in het geweer diende te komen. De kern van het boek bevat de beschrijving van het interieur (hoofdstuk 3), de inrichting van het koor (hoofdstuk 4), de altaren buiten het koor (5), de grote ‘meubels’ zoals het heilig graf, preekstoel, orgel) en tenslotte de muurschilderingen en de ramen. Dan is er een uitvoerig relaas over de graven in de kerk, ook een onderwerp

(2)

waarover de auteur al eerder heeft gepubliceerd. Voorts komen de bijgebouwen en de huizen in de immuniteit aan de orde, waarvan er enkele nog steeds te zien zijn: de Domtoren, de pandhof en het grote kapittelhuis, dat is de zaal waar de Unie van Utrecht werd ondertekend en die nu de aula is van de Universiteit (hoofdstukken 9 en 10). Hoofdstuk 11 is het interessantste deel van het boek omdat het de inventarisatie

overstijgt en wat actie laat zien, namelijk de dagelijkse gang van zaken in de kathedraal. De liturgische praktijk van een kappitelkerk – kathedraal in de middeleeuwen is een ingewikkeld samenstel en de beschrijving ervan vergt een zekere vertrouwdheid met de structuur en de grondbegrippen van de eredienst. Die is hier voldoende aanwezig. De praktijk van de getijden en de mis, de rangorde van de feesten gedurende het kerkelijk jaar, de vele heiligendagen en de kerkwijdingsdag, en dan ook nog de vele paraliturgische plechtigheden zoals de reliekentoningen, de processies, de preken voor het volk en de afkondiging van aflaten, dat alles komt in een aantal compacte en zakelijke paragrafen aan de orde. Bijzondere gelegenheden zoals synodes, de inhuldiging van een nieuwe bisschop en de eenmalige bijeenkomst van de Orde van het Gulden Vlies (1546) worden apart belicht omdat zulke evenementen uiteraard meer sporen achterlaten. Alles wat om de kerkelijke plechtigheden heen gebeurde sluit het hoofdstuk af: het biechthoren, de armenzorg, de zeer talrijke kapittelvergaderingen (om acht uur ’s ochtends!), het openen en sluiten van de kerk, het werk van de ordebewaarders, de schoonmakers en de

onderhoudswerkers, de schilders en de witters, kortom al die onmisbare krachten die ervoor zorgden dat de Dom een waardige kathedraal bleef, eerst alleen van het Utrechtse diocees, later, vanaf 1559, ook van de Utrechtse kerkprovincie. Toch is de uitmonstering van de Dom, vergeleken bijvoorbeeld met die van de St. Jan in Den Bosch, relatief sober. De Brabantse kerk was niet alleen rijker, ook de financiering berustte op een solidere basis.

Het elfde hoofdstuk, de kern van dit boek, biedt de gelegenheid tot een

beschrijving van de liturgie zoals die in de eerste decennia van de zestiende eeuw werd gevierd. Wat er geboden wordt is niet meer dan een omschrijving van functies en zaken en blijft teveel steken in een inventarisatie en opsomming. Op zich onmisbaar, maar toch niet meer dan de buitenkant, het decor. In het boek van L. Bogaers, die over dezelfde stad in dezelfde tijd schrijft in haar grote studie over het Utrecht van 1300-1600 wordt wél een beeld opgeroepen van kerk, werk en straat en wat de mensen er zoeken. Die

nabijheid mist men bij De Groot. Begrijpelijk, gezien de strenge beperkingen die hij zichzelf oplegt (7-8) maar het blijft een dimensie die de echt belangstellende lezer mist. Die lezer doet er overigens goed aan eerst de serie plattegronden te bestuderen en daarna de foto’s en andere afbeeldingen vanaf pagina 351. Ook de uitbreiding van het aantal indexen verdient waardering: op elke vraag is zo een antwoord te vinden.

Verantwoordelijk voor deze uitgave is de Stichting Voorbereiding Herbouw Schip

Domkerk 2013. Of die doelstelling wordt gehaald en of ze wenselijk is zijn weer heel andere vragen. Een plan tot herstel van het Domschip komt zowat elke tien, twintig jaar ter tafel en heeft altijd een hoog VVV-gehalte. Zo’n stichting is per definitie meer gericht

(3)

op het trekken van consumerend publiek dan op verdieping van het historisch besef. Maar ze verdient onze onvermengde en welgemeende dank voor de (her)uitgave van dit belangrijke boek.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

1 De Centrale Raad van beroep stak een stokje voor deze ‘innovatieve’ praktijk, omdat de daarvoor vereiste wettelijke basis ontbreekt.. 2 De Raad trekt daarbij een vergelijking met

Therefore, the main purpose of our research was to investigate whether daily supplementation with high doses of oral cobalamin alone or in combination with folic acid has

De baas kijkt naar zijn werk en zegt zelfs dat Raimon het goed doet?. De jongen is verbaasd, dat is nog

Het onderzoek van Filip Dewallens naar het statuut van de ziekenhuisarts kon niet op een beter moment komen. Het statuut bestaat nu bijna 30 jaar, maar grondig juridisch onderzoek

Daarbij koppelt de auteur de eigendomsexclusiviteit voor het eerst zeer expli- ciet aan de (actieve) elasticiteit van het eigendomsrecht. Hierdoor komen een aan- tal paradigma’s op

Opvallend is dat de moderne soft law-codifi caties die de bouwstenen kunnen worden van een toe- komstig Europees wetboek de leer van het verbod op rechtsmisbruik niet expliciet

Blijkt de problematiek van het gezin zich op meerdere leefgebieden af te spelen (en is er nog geen hulp in het gezin aanwezig), dan gebruikt de wijkpedagoog en/of voorlichter

Dit vraagt van hen een grote professionaliteit in het bewust en actief aandacht schenken aan het mogelijk maken van ontmoetingen tussen gezinnen (Geens et al., 2018). Al deze