• No results found

Het opvoedbureau Utrecht. De werkwijze van de professional in het opvoedbureau

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Het opvoedbureau Utrecht. De werkwijze van de professional in het opvoedbureau"

Copied!
26
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het Opvoedbureau Utrecht

De werkwijze van de professional in het Opvoedbureau

Utrecht, maart 2009

1

2

3 4

5 6

7

9 8

Opvoedbureau Utrecht

Telefoon 030 - 286 33 78

Bereikbaar van maandag t/m vrijdag van 9.00 tot 17.00 uur

Contactpersoon Marlies Rekers E-mail m.rekers@utrecht.nl

Internet www.utrecht.nl/opvoedbureau

Locaties

1 Centrum voor Jeugd en Gezin, Gezondheidscentrum Vleuterweide, Utrechtse Heuvelrug 130

2 Centrum voor Jeugd en Gezin, Eerste Oosterparklaan 72 3 Centrum voor Jeugd en Gezin,

Gezondheidscentrum Hart van Lombok, JP Coenhof 216

4 Gezondheidscentrum De Brug, Martin Ovenweg 50 5 Centrum voor Jeugd en Gezin,

Wijkgebouw GG&GD, Marcopololaan 10 6 Centrum voor Jeugd en Gezin,

Gezondheidscentrum Overvecht, Amazonedreef 45/47 7 Buurthuis De Leeuw, Samuel van Houtenstraat 1 8 Buurthuis Sterrenzicht, Keerkringplein 40 9 Nieuw Plettenburg, Oud Wulvenlaan 6

Het Opvoedbureau Utrecht

(2)

Inhoudsopgave

Woord vooraf 2

1 Het Opvoedbureau Utrecht 3

1.1 Inleiding 3

1.2 Doelstelling 4

1.3 Doelgroep 4

1.4 Duur 6

2 Uitgangspunten van de werkwijze 8

2.1 Uitgangspunten van het Opvoedbureau 8

2.2 Sterke elementen van het Opvoedbureau 10

2.3 Diensten van het Opvoedbureau 11

3 Werkwijze Opvoedbureau 14

3.1 Fase 0: Outreachende benadering 16

3.2 Fase 1: Kennismaking en afstemming 20

3.3 Fase 2: Wat is de vraag, het probleem? 22

3.4 Fase 3: Wat te doen? 23

3.5 Fase 4: Begeleiding en nazorg 25

3.6 Werkwijze met jongeren: gefaseerde aanpak 26

4 Het Opvoedbureau in de Utrechtse zorgstructuur 29

4.1 Netwerkontwikkeling 30

4.2 Coördinatie van zorg door het Jeugdadviesteam 30

4.3 Doorverwijzen 31

4.4 Nazorg 32

Bijlagen 34

B. 1 Theoretische fundamenten 34

B. 2 Randvoorwaarden voor borging 41

Colofon 48

(3)

1.1 Inleiding

Het eerste Opvoedbureau in Utrecht opende begin 2004 haar deuren. Inmiddels zijn er in de hele stad, in praktisch alle wijken, vestigingen van het Opvoedbureau gevestigd. Het Opvoedbureau Utrecht maakt structureel onderdeel uit van de Centra voor Jeugd en Gezin Utrecht en wordt uitgevoerd door de Jeugdgezondheidszorg van de GG&GD Utrecht.

Het Opvoedbureau Utrecht ondersteunt en begeleidt ouders bij vragen rond de opvoeding van hun kinderen.

Uitgangspunt is de ondersteuning zo snel mogelijk, zo dicht mogelijk bij huis en op maat aan te bieden. Binnen het Opvoedbureau zijn (wijk)pedagogen en Turkse en Marokkaanse voorlichters werkzaam. Primaire taak van de wijkpedagoog is het voeren van gesprekken met ouders. De voorlichter is erop gericht Turkse en Marokkaanse ouders - die met vragen zitten over de opvoeding van hun kinderen - toe te leiden naar het Opvoedbureau.

Daarnaast spelen zij een belangrijke rol als cultuurvertaler tussen de pedagoog en het gezin.

1 Het Opvoedbureau Utrecht

Als wethouder Jeugd doet het mij genoegen u deze methodiekbeschrijving van het Opvoedbureau Utrecht aan te bieden. Het Opvoedbureau Utrecht heeft het licht gezien in 2004. Werkende weg is een methodiek ontwikkeld. Oorspronkelijk was het Opvoedbureau center based maar sinds 2007 wordt ook, bij die

gezinnen waar dat het nodig is, intensief outreachend gewerkt. Ook de doelgroep was aanvankelijk beperkt tot ouders van 0 tot 12 jarigen, maar inmiddels is in de methodiekbeschrijving ook de werkwijze voor ouders met tieners opgenomen. Wat het Opvoedbureau Utrecht sterk en uniek maakt, is de intensieve samenwerking tussen jeugdartsen, VETC-ers (voorlichters eigen taal en cultuur) en wijkpedagogen.

Nu, voorjaar 2009, heeft dit proces geresulteerd in een theoretisch onderbouwde methodiekbeschrijving van het Opvoedbureau Utrecht. In die wijken waar inmiddels een Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) is gevestigd, is het Opvoedbureau een kernpartner in dat CJG.

Ons Utrechts Jeugdbeleid heeft als doel jeugd op te laten groeien tot betrokken, gezonde en zelfstandige burgers. Ik geef daarbij prioriteit aan een vroegtijdige aanpak van problemen om risico’s te beperken. Daar sluit het Opvoedbureau Utrecht naadloos op aan. Het is een laagdrempelige voorziening om ouders vroegtijdig te ondersteunen bij het opvoeden van hun kinderen. Bovendien wil ik vanuit het Utrechts Jeugdbeleid

opvoedingsondersteuning beschikbaar stellen aan alle ouders. Het Opvoedbureau is daarom praktisch in alle wijken van de stad.

Deze methodiekbeschrijving is tot stand gekomen door een nauwe samenwerking tussen gemeente Utrecht en Van Heerwaarden Advies en Onderzoek.

Ik hoop dat dit boekje ook voor professionals in andere steden een bijdrage kan zijn in het vormgeven van vroegtijdige hulpverlening aan ouders die behoefte hebben aan kortdurende opvoedingsondersteuning.

De tekst van dit boekje is ook te vinden op www.utrecht.nl/opvoedbureau.

Rinda den Besten Wethouder Jeugd

Woord vooraf

(4)

Opvoedbureau een outreachende benadering. Dat houdt in dat medewerkers deze groep actief benaderen.

Daarnaast is de zogenoemde NVZB-groep een doelgroep: de Niet-Verschenen-Zonder-Bericht. Dit zijn ouders die niet hebben gereageerd op een oproep van het consultatiebureau of de jeugdarts. De jeugdgezondheidszorg benadert deze gezinnen actief en kan de voorlichters inschakelen bij Marokkaanse en Turkse gezinnen om hen terug te leiden naar de jeugdgezondheidszorg. Op het moment dat er pedagogische problemen spelen, wordt het Opvoedbureau hierbij ingeschakeld.

Noot 1 Kousemaker, N.P.J. & Timmers – Huigens, D. (1985). Pedagogische hulpverlening in de eerste lijn.

Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 14 549-565.

Het team werkt zoveel mogelijk in een vaste wijk om de ouders en partnerorganisaties te leren kennen en zo het gezicht te zijn van het Opvoedbureau in de wijk. Ouders worden via verschillende kanalen gewezen op het aanbod van het Opvoedbureau, om zo de laagdrempeligheid te vergroten. Dit bevordert de preventieve werking die uitgaat van het ondersteunen van gezinnen in een zo vroeg mogelijk stadium.

1.2 Doelstelling

Het Opvoedbureau Utrecht richt zich op het begeleiden en ondersteunen van ouders bij de opvoeding van kinderen en jongeren in de leeftijd van 0 tot 19 jaar. De steun die het Opvoedbureau biedt, bevordert een optimale ontwikkeling van kinderen en jongeren. Met deze steun krijgen ouders antwoord op hun opvoedingsvragen en vertrouwen in zichzelf als opvoeder.

Opvoedingsproblemen zijn niet altijd gemakkelijk op te lossen. Wijkpedagogen streven ernaar dat een probleem voor ouders hanteerbaar wordt. Zodra ouders weer greep hebben op de opvoedingssituatie, groeit het

vertrouwen in hun eigen capaciteiten als opvoeder. Het Opvoedbureau richt zich niet alleen op die éne situatie waarmee ouders binnenkomen, maar bevordert ook de vaardigheden van ouders, zodat zij weten hoe te reageren op vergelijkbare situaties in de toekomst.

Blijft een specifieke situatie voor ouders niet te hanteren, dan is daarmee de grens van het Opvoedbureau bereikt. Wijkpedagogen verwijzen deze ouders zoveel mogelijk door naar adequate ondersteuning en hulpverlening. Dit geldt ook voor ouders, die bij het Opvoedbureau komen met een zeer complexe problematiek. Het Opvoedbureau richt zich op het toeleiden van deze ouders naar passende hulp, de Jeugdadviesteams of Bureau Jeugdzorg.

Na een bezoek aan het Opvoedbureau Utrecht:

• Is de pedagogische draagkracht van ouders toegenomen;

• Zijn de pedagogische vaardigheden van ouders verbeterd;

• Zijn ouders (indien nodig) toegeleid naar passende hulp.

1.3 Doelgroep

Het Opvoedbureau is toegankelijk voor alle opvoeders: ouders en verzorgers van kinderen in de leeftijd van 0 tot 19 jaar, die behoefte hebben aan opvoedingsadvies, ondersteuning of begeleiding.

Er is specifieke aandacht voor het vroegtijdig bereiken van zorgmijdende (risico)gezinnen.

Dat zijn gezinnen die moeilijk bereikbaar en te motiveren zijn voor ondersteuning en hulp. In deze gezinnen lopen kinderen groter risico in hun ontwikkeling als gevolg van bijvoorbeeld werkloosheid, ziekte,

eenoudergezin, tienermoederschap of migratie. Het zijn veelal gezinnen waarbij naast genoemde problemen ook opvoedingsonmacht speelt of gezinnen die geïsoleerd leven. Om deze groep te bereiken, hanteert het

Schema 1.1 Verdeling Kousemaker1

Opvoedingsvragen Zijn naar tevredenheid op te lossen Werkterrein JGZ,

Geen echte problemen onderwijs, Centra

Ouders voelen zich competent Jeugd en Gezin

Soms behoefte aan informatie etc.

Steun in eigen netwerk

Opvoedingsspanning Opvoedingsvragen niet soepel oplosbaar Vragen worden tot probleem

Ouders worden onzeker, doe ik het fout?

Behoefte aan informatie en advies

Steun in eigen netwerk soms onvoldoende Werkterrein Opvoedbureau Opvoedingscrisis Problemen worden acuut en escaleren

Ouders kunnen het niet meer aan, ambivalent tegenover het kind

Gevoel van incompetentie

Adhoc-oplossingen, noodsprongen, behoefte aan hulp Steun in eigen netwerk vaak onvoldoende,

hulp van buitenaf wenselijk

Opvoedingsnood Problemen zijn hardnekkig en complex

Ouders voelen zich machteloos, situatie lijkt onoplosbaar Werkterrein

Relatie ouder-kind verstoord Bureau Jeugdzorg

Opvoedingshandelen in toenemende mate inadequaat e.a.

Steun in eigen netwerk afwezig, professionele hulp noodzakelijk

(5)

Noot 2 Deels ontleend aan Blokland, G., (1996). Over opvoeden gesproken. Methodiekboek. pedagogisch adviseren. NIZW, Utrecht, p. 24.

Noot 3 We hanteren hier een leeftijdsgrens van circa 12 jaar. Echter afhankelijk van de problematiek en de behoefte van de jon- gere zelf wordt deze leeftijdsgrens soepel gehanteerd

Beroepskrachten uit de wijk, die pedagogische ondersteuning wensen, kunnen ook een beroep doen op de wijkpedagoog. Dit betreft ondersteuning bij contacten met ouders op het gebied van opvoeding of hoe om te gaan met een kind in de groep.

Type opvoedingsvragen

Het Opvoedbureau Utrecht richt zich op gezinnen met vragen of problemen over de opvoeding van hun kinderen, die vallen onder de categorieën opvoedingsspanning en opvoedingscrisis (zie schema 1.1).

Professionals (verbonden aan het onderwijs en jeugdgezondheidszorg) helpen vooral gezinnen met overwegend opvoedingsvragen. Op het moment dat er sprake is van opvoedingsnood verwijst het Opvoedbureau deze gezinnen zo snel mogelijk door naar passende hulp.

Ondanks het subjectieve onderscheid tussen de zwaarte van opvoedingsproblemen zoals in schema 1.1, bestaan er geen strikt objectieve kenmerken. De beleving van ouders, de steun die ze ervaren vanuit de omgeving, de persoonlijke veerkracht van ouders en kinderen en de duur en omvang van het probleem zijn daarbij bepalend.

Contra-indicatie

Het Opvoedbureau hanteert over het algemeen geen contra-indicaties. Er zijn echter wel pedagogische situaties, waarin de wijkpedagoog zo snel mogelijk probeert toe te leiden naar de meest passende hulp. Dit betreft voornamelijk de volgende situaties2:

• Het probleem heeft een duidelijke medische oorzaak;

• Het probleem heeft een kinderpsychiatrisch karakter, waarvoor het kind nog geen passende hulp ontvangt;

• Het is een onwerkbare situatie als gevolg van psychiatrische problematiek van de ouder(s);

• De opvoedings- en gezinssituatie is te gecompliceerd voor kortdurende pedagogische hulp, de situatie vraagt om langdurige en intensieve hulpverlening;

• Er is sprake van duidelijke school- en of leerproblemen.

1.4 Duur

Het Opvoedbureau hanteert standaard het vijfgesprekkenmodel. Dat betekent dat er in principe maximaal vijf gesprekken per gezin plaatsvinden. Indien het ouders met tieners of zorgmijdende gezinnen betreft heeft de wijkpedagoog de mogelijkheid om het aantal gesprekken uit te breiden.

Ouders

De wijkpedagoog voert maximaal vijf gesprekken met ouders van gemiddeld een uur. Meestal is dit aantal ruim voldoende. Bij ouders met kinderen van 12 jaar3of ouder heeft de wijkpedagoog de mogelijkheid het aantal gesprekken uit te breiden. De uitbreiding kan bestaan uit enkele individuele gesprekken met de jongere en/of een gezamenlijk gesprek met de ouder(s) en de jongere.

Zorgmijdende gezinnen

Het Opvoedbureau Utrecht werkt outreachend om zorgmijdende (risico)gezinnen te bereiken. Hiertoe kan de wijkpedagoog en/of voorlichter gemiddeld drie gesprekken (huisbezoeken) inzetten om het gezin te motiveren en toe te leiden naar het Opvoedbureau. Daarna volgen vijf gesprekken over de opvoeding met de

wijkpedagoog. Blijkt de problematiek van het gezin zich op meerdere leefgebieden af te spelen (en is er nog geen hulp in het gezin aanwezig), dan gebruikt de wijkpedagoog en/of voorlichter de gesprekken om deze gezinnen toe te leiden naar passende zorg. Indien de problematiek van de zorgmijdende (risico)gezinnen ook oudere kinderen betreft, kan de wijkpedagoog besluiten om het aantal gesprekken uit te breiden met de jongere zelf.

Het Opvoedbureau streeft er naar dat ouders binnen twee weken na het maken van een afspraak, op gesprek kunnen komen.

Schema 1.2 Overzicht van het type en aantal gesprekken

huisbezoek gesprek gesprek gezamenlijk ouder(s) jongere(n) gesprek

Ouders - 5 - -

Ouders met tieners - 3 2 3

Zorgmijdende gezinnen 3 5 - -

Zorgmijdende gezinnen met tieners 3 3 2 3

(6)

Noot 5 Blokland, G., Over opvoeden gesproken. Methodiekboek. pedagogisch adviseren. NIZW, Utrecht, 1996. p. 21-22.

Noot 6 Idem, p. 53..

Noot 4 Het boek ‘Pedagogische advisering aan Marokkaanse ouders’ van Joke van der Zwaard en Maria Pannebakker heeft te- vens als basis gediend voor de ontstane methodiek.

2 Uitgangspunten van de werkwijze

De werkwijze die het Opvoedbureau Utrecht hanteert, is voornamelijk vanuit de praktijk ontstaan. Daarbij stond de visie centraal, zoals beschreven in het handboek ‘Over opvoeding gesproken’ van Geraldien Blokland. In deze beschrijving wordt meermalen verwezen naar dit handboek.4Dit hoofdstuk gaat in op de uitgangspunten, sterke elementen en diensten van het Opvoedbureau.

2.1 Uitgangspunten van het Opvoedbureau

Het Opvoedbureau richt zich op ondersteuning van ouders om een positieve opvoedingssituatie te bevorderen.

De aandacht gaat uit naar de pedagogische relatie tussen ouders en kinderen en naar de groeimogelijkheden van ouders in hun rol als opvoeder. Wat ten goede komt aan ouders, komt immers ook de kinderen ten goede.

Deze invalshoek is essentieel voor het Opvoedbureau. Ook al vinden ouders soms dat hun kind het probleem is en zal moeten veranderen, zij beseffen wel dat zij daartoe de mogelijkheden moeten bieden. Het Opvoedbureau biedt ondersteuning aan ouders met opvoedingsproblematiek, waarbij de volgende uitgangspunten5gelden:

• De vraag van ouders betreft een herkenbaar opvoedingsprobleem;

• Het lastige gedrag van het kind is te plaatsen in het kader van de normale ontwikkeling;

• Het gedrag van het kind is te zien als een logische reactie op bepaalde gebeurtenissen;

• Het plezier in opvoeden is tijdelijk afgenomen, maar potentieel aanwezig.

Om ouders op een laagdrempelige wijze, kortdurend en vraaggericht te kunnen benaderen, is een specifieke houding vereist. De wijkpedagoog activeert het eigen probleemoplossend vermogen van ouders en stimuleert hen om mee te denken over oplossingen die toepasbaar zijn in hun eigen situatie. De gesprekken met de ouders vinden daarom plaats vanuit de volgende grondhouding6:

• Ouders zijn wat betreft hun eigen kind deskundig (kennen hun kind het beste) en zijn zelf in staat om oplossingen te bedenken, passend voor hun situatie;

• De vragen en behoeften van ouders en hun visie op de opvoeding staan centraal;

• Ouders hebben het beste met hun kind voor en zijn bereid zich daarvoor in te zetten.

Tijdens de gesprekken blijft de wijkpedagoog ouders motiveren om te werken aan de oplossingen van hun problemen. Hierbij gaat de pedagoog uit van de volgende aspecten die in meer of mindere mate tijdens de gesprekken met ouders gestimuleerd worden:

• Ouders zijn zelf in staat sturing te geven aan het gedrag van hun kind, maar hebben behoefte aan een steuntje in de rug;

• Ouders zijn ondanks negatieve gevoelens in staat ook positieve aspecten in het gedrag van hun kind te benoemen;

• Het ontbreekt ouders aan kennis en vaardigheden waarmee ze de opvoedingssituatie kunnen verbeteren;

• Ouders geloven dat ze zelf invloed kunnen uitoefenen op het gedrag van kinderen.

Dit betekent dat de methodiek en werkwijze zodanig wordt ingericht dat dit past bij de bovenstaande uitgangspunten. Kortom, vraaggericht en systeemgericht.

1 Vraaggericht werken

De houding van de wijkpedagoog kenmerkt zich door respect, bescheidenheid en oprechtheid in het contact met de ouders. Hierbij stelt de wijkpedagoog zich dienstbaar en motiverend op. De professionele kennis en ervaring van de wijkpedagoog en de ervaringskennis van de ouders worden aangewend om gezamenlijk aan het probleem te werken. De concrete vraag en beleving van de ouder(s) staan hierin centraal. Ouders spelen bovendien een hoofdrol in het benoemen van het probleem, het formuleren van de doelen en de verwachting van de wijkpedagoog. De keuze voor de methoden, instrumenten en oefeningen die de wijkpedagoog voorstelt,

(7)

sluiten aan bij de behoeften, mogelijkheden en oplossingen van de ouders en het gezin. Zo gaat van het vraaggericht werken een motiverende werking uit. Ouders voelen zich geholpen als er aandacht is voor het probleem waar ze mee komen. Er is begrip is voor hun emoties en zij krijgen concrete en praktische aanwijzingen die direct toepasbaar zijn in hun eigen situatie.

2 Systeemgericht werken

In de systeemtheorie wordt een gezin opgevat als een open systeem. Dit wil zeggen dat de leden van het gezin met elkaar in interactie zijn volgens zich herhalende patronen. Dit geldt ook voor de buitenwereld, waarmee zij in contact staan, die zij beïnvloeden en waardoor zij beïnvloed worden. De wijkpedagoog focust onder meer op de relaties tussen ouders, kinderen en de omgeving (zie bijlage 1, transactionele model). Dit netwerk van relaties vormt een geheel dat meegenomen wordt in de aanpak. Tussen deze elementen vindt voortdurend uitwisseling van informatie plaats, ofwel communicatie.

2.2 Sterke elementen van het Opvoedbureau

Het Opvoedbureau Utrecht kenmerkt zich door een aantal sterke elementen, die hieronder zijn beschreven.

Outreachend

Het Opvoedbureau hanteert een outreachende werkwijze. Dit houdt in dat de medewerkers actief op zoek zijn naar risicogezinnen en deze gezinnen waar nodig in de eigen omgeving hulp en advies op maat aanbieden. De intentie is die zorg te verlenen, die een gezin nodig heeft. Acceptatie door het gezin van de geboden hulp is daarmee een belangrijk doel van de outreachende benadering. Op deze manier zijn de wijkpedagogen in staat om de ouder(s) in de eigen dagelijkse omgeving leerervaringen op te laten doen en verschillende contexten met elkaar te verbinden. Het betekent dat er extra aandacht is voor het perspectief van het gezin. Aansluiten bij de leefwereld van het gezin en betrokkenheid uitstralen zijn daarbij van groot belang.

Makkelijk toegankelijk (laagdrempelig)

Het Opvoedbureau is een laagdrempelige voorziening voor ouders in de wijk. De wijkpedagogen en voorlichters zijn bekende gezichten in de wijk en proberen barrières die er zijn weg te nemen. Ouders kunnen binnen lopen bij het Opvoedbureau en kunnen op zeer korte termijn (binnen twee weken) bij het Opvoedbureau terecht met vragen, zonder verwijzing en zonder intakeprocedure of wachtlijst.

Kortdurend

De wijkpedagoog voert een beperkt aantal gesprekken met ouders en eventueel een jongere. Het is een steuntje in de rug voor ouders, waarmee verdere hulpverlening in veel gevallen wordt voorkomen.

Hier en nu (ingaan op concrete en praktische problemen)

De wijkpedagogen van het Opvoedbureau richten zich op de actuele situatie van ouders en kinderen. Zij

bieden ondersteuning bij concrete en praktische problemen. Als de (hulp)vraag duidelijk is, wordt het aanbod daarop afgestemd. De wijkpedagoog denkt met de ouders mee op momenten dat zij de opvoeding als lastig ervaren. De verantwoordelijkheid blijft geheel bij de ouders. Hierbij hanteren de wijkpedagogen het SGG-model (zie bijlage 1).

Een positieve benaderingswijze (aandacht voor het goede)

Uitgangspunt van het Opvoedbureau is dat ouders het beste met hun kind voor hebben en hun

verantwoordelijkheid kennen. De werkwijze richt zich op het onderkennen van geslaagde momenten in de opvoeding en versterken en uitbreiden van deze successen. Specifiek voor het Opvoedbureau is een positieve benaderingswijze, geloof in de mogelijkheden van de ouders om zelf hun problemen op te lossen (zie bijlage 1, empowerment). Positieve waardering voor de inzet en betrokkenheid van ouders bij de opvoeding van hun kinderen werkt als een stimulans in de goede richting. Het is belangrijk dat ouders succeservaringen opdoen en die ook als resultaat van hun eigen inspanning zien. Dat vergroot het zelfvertrouwen van ouders en versterkt het gevoel van competentie.

Hulp en advies op maat

De ondersteuning van wijkpedagogen is gericht op beide ouders, maar in de praktijk spreken zij

voornamelijk met één van de ouders. Wanneer het probleem om kinderen van tienerleeftijd gaat, worden zij ook uitgenodigd voor een gesprek. Het gaat om ‘hulp/advies op maat’, ofwel ondersteuning gericht op een specifieke vraag of probleem van ouders.

2.3 Diensten van het Opvoedbureau

7

Het Opvoedbureau biedt uiteenlopende diensten, afhankelijk van de vraag of het probleem van de ouder(s):

• Informatie en voorlichting;

• Motiveren;

• Advies en begeleiding;

• Emotionele steun en feedback;

• Modelling (ofwel voorbeeldgedrag);

• Mobiliseren van sociale steun;

• Signaleren en verwijzen.

Informatie en voorlichting

Ouders zoeken informatie als zij tegen problemen aanlopen in de opvoeding. Vaak zijn deze problemen verbonden aan een bepaalde ontwikkelingsfase van het kind. De wijkpedagoog biedt algemene informatie over de ontwikkeling van kinderen of reikt gerichte informatie aan over de specifieke situatie. Dit stimuleert ouders

Noot 7 Deze paragraaf is sterk gebaseerd op pagina 56-61 van Blokland, G., Over opvoeden gesproken. Methodiekboek. peda- gogisch adviseren. NIZW, Utrecht, 1996.

(8)

Mobiliseren van sociale steun

Het versterken van sociale steun vormt een essentieel onderdeel van pedagogische advisering. Belangrijk is dat ouders het gevoel hebben ergens bij te horen. De aanwezigheid van sociale steun vormt een belangrijk vangnet in tijden van spanning of stress. Bij sociale steun gaat het om contacten met familie, vrienden en buren, maar ook het vertrouwd zijn met de buurt en de voorzieningen die er zijn voor ouders en kinderen. De wijkpedagoog besteedt aandacht aan de rol van andere opvoeders in de omgeving van ouders en kinderen. Dit kan door suggesties aan te reiken hoe ouders bijvoorbeeld contacten met andere ouders kunnen opbouwen, maar ook door ouders alert te maken op het mobiliseren van steun binnen hun eigen familie en vriendenkring. De wijkpedagoog attendeert ouders ook op voorzieningen en activiteiten in de buurt. Het versterken van het sociale netwerk kan ook gestimuleerd worden door samenwerking met maatschappelijk werk, gespecialiseerde gezinszorg of Home Start of de activiteiten vanuit het welzijnswerk.

Signaleren en verwijzen

De wijkpedagoog heeft een belangrijke signalerende en verwijzende rol. De vragen waarmee ouders naar het Opvoedbureau komen, variëren sterk in aard en ernst van de problematiek. Soms blijkt dat ouders op een andere plek beter geholpen kunnen worden of dat de problemen waar zij mee komen een intensievere vorm van ondersteuning vragen. De wijkpedagoog schat in of het een probleem thuis hoort bij het Opvoedbureau en geeft (indien nodig) aan waar ouders het beste terechtkunnen. Het komt ook voor dat ouders onvoldoende greep hebben op het gedrag en de ontwikkeling van hun kinderen vanwege andere problemen. De wijkpedagoog organiseert (indien wenselijk) praktische en instrumentele steun, bijvoorbeeld in de vorm van het regelen van opvang, financiële kwesties of schoolzaken. Op deze manier krijgen ouders weer ruimte en oog voor de zorg van hun kinderen. Het kan ook dat pas na enkele gesprekken blijkt dat een andere vorm van hulp beter past.

Of dat ouders tijd nodig hebben om aan het idee te wennen. De aanpak is dan gericht op ondersteuning bij het toeleiden naar passende hulp.

om de problematiek aan te pakken. De wijkpedagogen schetsen een kader, waardoor vaak meer inzicht ontstaat in oorzaken en achtergronden van het specifieke gedrag van hun kind. Hierdoor zijn ouders beter in staat om de situatie in een ander perspectief te zien, waardoor zij beter met de situatie overweg kunnen.

Motiveren

Een belangrijk onderdeel van het werken met ouders bestaat uit de kunst van het motiveren. Motiveren tot het aanvaarden van de adviezen en ondersteuning en motiveren tot het zetten van stappen in de richting van gedragsverandering. Het is voor de wijkpedagoog van belang om achter de persoonlijke motieven te komen voor specifiek gedrag. Hierbij probeert de wijkpedagoog aan te sluiten bij de krachten en competenties van de ouder(s), hun verlangen om de situatie te veranderen en persoonlijke uitspraken, gerelateerd aan de

zelfwaardering. Deze persoonlijke motieven geven handvatten om de ouders verder te kunnen motiveren.

Advies en begeleiding

De wijkpedagoog biedt gerichte ondersteuning bij opvoedingsvragen aan ouders die twijfels hebben over hun eigen aanpak en op zoek zijn naar andere mogelijkheden. Ouders vinden dat het anders moet, maar weten niet hoe. Deze ouders komen vaak met een gerichte vraag over de aanpak van bepaald probleemgedrag. Het bieden van begeleiding en advies is erop gericht praktische suggesties te geven voor de aanpak van het specifieke probleem. De wijkpedagoog richt zich allereerst op de verheldering van het probleem en krijgt daarmee zicht op de factoren die invloed hebben op het probleem en de situatie (mogelijk) in stand houdt.

Vervolgens wordt samen met ouders de aanpak uitgewerkt. Ouders krijgen hierbij de mogelijkheid om hun vaardigheden en competenties uit te breiden. Tijdens de gesprekken geeft de wijkpedagoog gerichte feedback op het opvoedingshandelen van ouders.

Emotionele steun en feedback

Ouders die in een situatie verkeren van opvoedingsspanning, zijn onzeker geworden over hun eigen aanpak.

Ouders hebben het gevoel te falen. Wijkpedagogen trachten allereerst om het vertrouwen van deze ouders in hun eigen opvoedingsgedrag te herstellen. Dit gebeurt onder meer door hen bevestiging te geven voor de acties die zij goed doen. Positieve emoties verhogen het gevoel van competentie. Het geven van emotionele steun is voor de wijkpedagoog altijd een belangrijk aspect van pedagogische advisering. Het erkent de bezorgdheid van ouders, het bevestigt ouders in succesvolle pedagogische handelingen en geeft mogelijkheden om feedback te geven bij situaties die verbeterd kunnen worden.

Modelling/voorbeeldgedrag

In sommige situaties is een meer aanschouwelijke vorm van ondersteuning effectiever in de vorm van modelling of voorbeeldgedrag. De wijkpedagoog kan zelf als model fungeren, bijvoorbeeld door tijdens huisbezoek in te springen op situaties die zich voordoen. Dat kan door een gesprekje met de kinderen te voeren, spelletjes met ze te doen, maar ook door op een bepaalde manier te reageren op lastig gedrag van kinderen of conflictsituaties te hanteren. Het voordeel is dat ouders heel concreet zien hoe gereageerd kan worden in een bepaalde situatie en wat het effect daarvan is. Met name in situaties waarin ouders zelf weinig veranderingsmogelijkheden zien, kan deze aanpak effectief zijn (zie bijlage 1, Social Learning Theory).

(9)

Noot 8 Deels gebaseerd op fasering van Blokland, G., (1996) Over opvoeden gesproken. Methodiekboek. pedagogisch adviseren. NIZW, Utrecht, p. 65.

3 Werkwijze Opvoedbureau

Dit hoofdstuk beschrijft de werkwijze van het Opvoedbureau aan de hand van de volgende fasering.

Paragraaf 3.6 geeft de werkwijze met jongeren weer.

Schema 3.1 Fasering Opvoedbureau 8

Fase 0 Outreachende benadering • Bekendheid vergroten Opvoedbureau

• Terugleiden naar afspraak jeugdgezondheidszorg

• Motiveren voor pedagogische (of andere) ondersteuning

• Brugfunctie

• Vindplaatsgericht werken

• Huisbezoeken Fase 1 Kennismaking en afstemming • Aanmelding

• Begroeting en contact maken

• Uitleg werkwijze

• Personalia

• Toeleiding

Fase 2 Wat is de vraag, het probleem? • Probleeminventarisatie

• Probleemanalyse

• Hypothesen vormen

• Inschatting maken

Fase 3 Wat te doen? • Afwegingen/keuzes maken

• Haalbare doelen stellen

• Uitwerken praktische aanpak

• Afspraken maken Fase 4 Begeleiding en nazorg • Toepassing bespreken

• Ondersteunen en bijsturen

• Evalueren en afronden De vijf fasen omvatten een traject dat zich over een korte of langere periode uitstrekt. Hoe uitgebreid elke fase

aan bod komt, is afhankelijk van de vraag of het probleem waar de ouders mee komen en het type ouder. Soms is het contact een eenmalig gesprek en volgen de fasen elkaar zo snel op dat ze nauwelijks te onderscheiden zijn. Soms omvat de ondersteuning aan ouders een aantal gesprekken en is er meer tijd voor de invulling van de verschillende fasen. Vaak proberen de wijkpedagogen juist al in het eerste contact - hoe klein dan ook - een succeservaring te benoemen. Dit stimuleert ouders om door te zetten op de ingeslagen weg.

(10)

Terugleiden van NVZB-groep naar afspraak

Voorlichters benaderen op verzoek van de jeugdarts of jeugdverpleegkundige actief de NVZB-groep, ofwel Niet- Verschenen-Zonder-Bericht. Tijdens het huisbezoek motiveert de voorlichter één of beide ouders alsnog in te gaan op de oproep van de jeugdgezondheidszorg. De voorlichter onderneemt verschillende pogingen om binnen te komen in het gezin. Hierbij is het van belang om rekening te houden met het tijdstip van de

bezoeken. Er wordt daarom afgewisseld in het tijdstip (ook buiten kantoortijden) en de dagen. Het streven is om deze inspanning binnen drie weken te hebben afgerond. Hierbij houden zij rekening met de vakantieperiode of andere mogelijke redenen voor de afwezigheid van het gezin. Na drie pogingen om in contact te komen met het gezin laat de voorlichter een kort briefje achter in de brievenbus met het verzoek terug te bellen. Op het moment dat de voorlichter is toegelaten in het gezin is meestal één huisbezoek voldoende om hen uit te leggen wat het belang is van de oproep van de jeugdgezondheidszorg. Ook vertelt de voorlichter altijd over de activiteiten van het Opvoedbureau.

Tijdens het huisbezoek kijkt de voorlichter naar de gezinsleden en de interactie tussen ouders en kind(eren).

De voorlichter let daarbij voornamelijk op de volgende aspecten:

• Ontvangst (hoe wordt de voorlichter ontvangen);

• Situatieschets (wat neemt de voorlichter waar, eerste indruk, wat valt op, denk aan de buurt, behuizing, hygiëne, netheid, speelgoed);

• Gezinssysteem (welke gezinsleden, leeftijd en dergelijke);

• Gedrag (wat valt op aan het gedrag van het kind, het gedrag van de ouders en de interactie tussen ouders (onderling) en kind(eren);

• Pedagogisch probleem (wordt er een probleem ervaren, wat is dit en welk probleem signaleert de voorlichter, denk aan balans draaglast en draagkracht ouders);

• Ondersteuning (staat het gezin open voor hulp, wat vertelt en doet de voorlichter, wat doet het gezin naar verwachting met het advies);

• Veiligheid voor het kind (indruk van de dagelijkse verzorging, regelmatig dag- en nachtritme, emotionele en affectieve aandacht, veiligheid fysieke omgeving).

De resultaten en inzichten uit het gesprek met (één van) de ouders koppelt de voorlichter schriftelijk of mondeling terug aan de arts van het consultatiebureau, de jeugdarts of de wijk-/jeugdverpleegkundige.

Wanneer de signalen leiden tot zorg verwijst een van de hierboven genoemde professionals het gezin tijdens het bezoek door naar het Opvoedbureau of andere passende hulp.

Motiveren voor pedagogische ondersteuning

De arts van het consultatiebureau, de jeugdarts, wijk-/jeugdverpleegkundige maakt ook gebruik van de voorlichter als er sprake is van een pedagogisch probleem bij een Turks of Marokkaans gezin. Het gaat dan om gezinnen die moeilijk te motiveren zijn voor hulp. Het taalprobleem kan hierbij een reden zijn, maar het kan ook zijn dat de stap naar het Opvoedbureau of ander hulpaanbod te groot is. Deze gezinnen hebben veelal een groot wantrouwen jegens de hulpverleningsinstellingen en zijn bang dat hun kinderen worden weggehaald. Bij deze gezinnen verzorgt de voorlichter als het ware een huisbezoek op ‘indicatie’. Deze huisbezoeken leggen

Turkse en Marokkaanse voorlichters

De voorlichters verrichten via een outreachende werkwijze uiteenlopende activiteiten. Zij brengen onder meer het Opvoedbureau actief onder de aandacht bij ouders van met name Turkse en Marokkaanse afkomst9. Dit loopt uiteen van het geven van voorlichting over het Opvoedbureau in buurthuizen en bij Turkse of

Marokkaanse oudercommissies tot het uitdelen van folders in winkelcentra en het gesprek aangaan met jonge moeders in de speeltuin. Vervolgens proberen zij deze ouders - als dat passend is - toe te leiden naar de wijkpedagoog van het Opvoedbureau, waarbij zij veelvuldig voor het gezin als intermediair optreden.

Bekendheid Opvoedbureau vergroten

De voorlichters richten zich voornamelijk op ouders die moeite hebben om de aansluiting met de Nederlandse samenleving te maken. Dit zijn vooral gezinnen, waarbij de ouders de taal (nog) onvoldoende machtig zijn en gezinnen waarvan moeder veelal via gezinsvorming naar Nederland is gekomen. Een groot deel van deze ouders is niet bekend met het bestaan van voorzieningen rond de opvoeding. Hierdoor stappen zij minder makkelijk uit zichzelf naar het Opvoedbureau. De activiteiten van de voorlichter zijn voornamelijk informerend van aard en hebben een sterk drempelverlagend karakter. De voorlichters komen in contact met ouders en hebben de mogelijkheid om met hen mee te gaan naar het gesprek met de wijkpedagoog op het Opvoedbureau. Deze gezinnen voelen zich door de aanwezigheid van een voorlichter serieus genomen en gesteund. Het vertrouwen dat ontstaat is essentieel en blijft door een warme overdracht naar het Opvoedbureau aanwezig.

Outreachend samenwerken met de jeugdgezondheidszorg

Consultatiebureaus, jeugdartsen en jeugdverpleegkundigen (voor 0 tot 19 jaar) schakelen de voorlichters in voor verschillende redenen. Zo kunnen zij de voorlichters vragen bij Turkse en Marokkaanse gezinnen, die niet zijn verschenen op de oproep van de jeugdgezondheidszorg een huisbezoek af te leggen. Doel is hen terug te leiden naar de jeugdgezondheidszorg. De inzet van de voorlichters wordt ook gevraagd bij Turkse en

Marokkaanse gezinnen met opvoedingsproblemen. Zij kunnen vragen voor deze gezinnen beantwoorden en hen informeren over de mogelijkheden van opvoedingsondersteuning.

Noot9 Dit vindt voornamelijk plaats in die wijken met de meeste bewoners van Turkse en/of Marokkaanse afkomst.

3.1 Fase 0: Outreachende benadering

Fase 0 Outreachende benadering • Bekendheid vergroten Opvoedbureau

• Terugleiden naar afspraak jeugdgezondheidszorg

• Motiveren voor pedagogische (of andere) ondersteuning

• Brugfunctie

• Vindplaatsgericht werken

• Huisbezoeken

(11)

Wijkpedagogen

Vindplaatsgericht werken

Onderdeel van het takenpakket van de wijkpedagoog is vindplaatsgericht werken. Dit kan vorm krijgen via een voorlichtingsbijeenkomst over opvoeding en het Opvoedbureau. Zo werken zij vindplaatsgericht bij de (voor)scholen, de ouder-kindgroepen, taallessen voor allochtone moeders, voorlichting op ouderavonden op scholen en ontmoetingsactiviteiten van ouders. De wijkpedagogen komen kennismaken met deze ouders tijdens de haal- of brengmomenten van de kinderen. Ouders komen direct in aanraking met de wijkpedagoog, die hen concreet informeert over het aanbod van het Opvoedbureau. De wijkpedagogen stimuleren ouders om hun vragen te stellen over hun kinderen. Dit kan uitmonden in een voorlichtingsbijeenkomst. De durf om vragen te stellen neemt toe bij de ouders als bijvoorbeeld een leidster van de voorschool ook persoonlijke opvoedvragen stelt. Door deze laagdrempelige voorlichting gaan ouders op een andere manier naar de eigen

opvoedingssituatie kijken. De manier waarop de ouders kennismaken met het wijkpedagogen werkt drempelverlagend en stimuleert ouders hun weg te vinden naar het Opvoedbureau.

Huisbezoeken

De wijkpedagogen zetten de huisbezoeken in bij ouders voor wie het Opvoedbureau moeilijk bereikbaar is of als dit voor de gezinssituatie praktischer is. Dit vergroot de laagdrempeligheid van het Opvoedbureau voor

bijvoorbeeld alleenstaande moeders, die sterk aan huis gebonden zijn vanwege de kleine kinderen, voor allochtone moeders, die aan hun man moeten uitleggen waar zij naar toegaan, of voor ouders met een gehandicapt kind. De wijkpedagoog gaat ook op huisbezoek als er signalen van verwaarlozing in een gezin bekend zijn. In de thuissituatie is de wijkpedagoog in staat om de interactie tussen ouders onderling en ouders en kinderen goed te observeren. Het huisbezoek is dan ook een manier voor ouders om in de dagelijkse omgeving leerervaringen op te doen, waarbij de wijkpedagoog direct praktische opvoedtips kan geven. Op deze manier ontstaat een positieve ervaring, die soms nodig is om de gezinnen over de streep te trekken, waarna ze open staan voor de ondersteuning vanuit het Opvoedbureau. Voor deze gezinnen is soms meer tijd nodig om hen toe te leiden naar het Opvoedbureau. Als de Nederlandse taal een probleem vormt, schakelt de

wijkpedagoog een voorlichter in.

De jeugdartsen en jeugdverpleegkundigen

Actief verwijzen naar het Opvoedbureau

Een jeugdarts en jeugdverpleegkundige10spelen voor ouders een belangrijke rol bij vragen en problemen rond de opvoeding. Tijdens een periodiek gezondheidsonderzoek (PGO) wordt gekeken naar de ontwikkeling van de jongere en de medische en psychosociale achtergrond. Aspecten als voeding, slapen, bewegen, thuissituatie en school komen daarin aan bod. Als er naar aanleiding van deze onderzoeken zorgen ontstaan, verwijzen de

Noot10 Daar waar we spreken van jeugdarts, wordt ook een consultatiebureau arts bedoeld, daar waar we spreken van jeugdverpleegkundige betreft dit ook de wijkverpleegkundige.

voorlichters voornamelijk alleen af. Het doel van een huisbezoek kan zijn om de ouders te informeren over het (hulp)aanbod, de angst te laten afnemen voor de hulp die geboden kan worden en hen op de juiste wijze toe te leiden. Het komt ook voor dat een wijk/jeugdverpleegkundige de voorlichter uitnodigt om gezamenlijk het huisbezoek af te leggen en hen te motiveren voor passende hulp.

Tijdens de bezoeken beantwoordt de voorlichter praktische opvoedingsvragen en vertelt zij dat zij met deze vragen terecht kunnen bij het Opvoedbureau. De voorlichter neemt daarbij de eventueel bestaande

vooroordelen weg en geeft aan op welke manier het Opvoedbureau toegankelijk is. Op verzoek van de ouders kan de voorlichter aanwezig zijn bij het eerste gesprek met de wijkpedagoog. Indien het gezin moeilijk is toe te leiden naar het Opvoedbureau, heeft de voorlichter tevens de mogelijkheid de wijkpedagoog uit te nodigen voor een huisbezoek.

Vervullen van een brugfunctie

Voor professionals vervullen de voorlichters tevens een belangrijke aanvullende component. Zij vervullen bij gesprekken met de wijkpedagoog, jeugdarts of wijk-/jeugd-verpleegkundige een dubbelfunctie. Enerzijds fungeren zij als tolk (vertalen het gesprek), anderzijds leveren zij een extra bijdrage aan het gesprek doordat zij een vertrouwensrelatie hebben met het gezin. De voorlichters zijn in staat om tijdens de gesprekken bepaalde pedagogische adviezen zodanig te verwoorden dat dit bij de ouder(s) gaat leven. Veel ouders zijn zich

onvoldoende bewust van hun eigen pedagogische waarden en normen. De voorlichters benoemen en leggen de mechanismen uit, die zich in de opvoeding voordoen. Hiervoor gebruiken zij soms herkenbare metaforen, zodat ouders niet alleen rationeel, maar ook gevoelsmatig begrijpen wat er van hen verwacht wordt. Dit geldt ook voor het verwoorden van emoties, waardoor de ouders zich beter begrepen voelen.

De voorlichters vervullen zo als het ware een brugfunctie tussen hulpverlener en Turkse/Marokkaanse (zorgmijdende) ouders. In de rol van vraagbaak, intermediair en adviseur overbrugt de voorlichter daarmee verschillende verwachtingen en denkbeelden tussen hulpverlener en ouders. Dit betekent enerzijds het

ondersteunen van zowel het gezin als de hulpverlener bij de onderlinge communicatie. Het taalaspect is vaak de eerste aanleiding om de voorlichter bij het gesprek te betrekken. Anderzijds koppelt de voorlichter de wensen van het gezin terug naar de hulpverlener (jeugdarts, wijkpedagoog) en andersom. De voorlichter vertelt het gezin over de grenzen en gebruikelijkheden van de hulpverlening.

Terugleiden naar adequate pedagogische ondersteuning bij uitval

De voorlichter legt ook een huisbezoek af in opdracht van de wijkpedagoog. Wanneer een Turks of Marokkaans gezin vroegtijdig is afgehaakt bij het Opvoedbureau, maar waarbij nog wel reden tot zorg is, wordt de

voorlichter ingeschakeld. De voorlichter leidt het gezin alsnog toe of beter gezegd terug naar adequate pedagogische ondersteuning.

(12)

Begroeting en contact maken

De taak van de wijkpedagoog is ouders te laten merken dat zij welkom zijn en hen op hun gemak te stellen.

Veel ouders voelen zich tijdens zo’n eerste contact onzeker en ongemakkelijk. Dat geldt ook voor de tiener die is meegekomen met (één van) zijn ouders of de jongere die individueel een gesprek aangaat met de

wijkpedagoog. De wijkpedagoog probeert zo responsief mogelijk op de ouders en hun kind te reageren. Hierbij speelt nonverbale communicatie en lichaamstaal een belangrijke rol. De ervaring van een positief eerste contact is voor het verdere traject voor beiden van groot belang.

De Marokkaanse of Turkse voorlichter die samen met de ouders het Opvoedbureau bezoekt, bereidt ouders zo goed mogelijk voor op het gesprek en stelt ze tijdens het gesprek op hun gemak.

Uitleg werkwijze

De wijkpedagoog vertelt allereerst hoe het Opvoedbureau werkt en wat het doet. In de kennismaking gaat de wijkpedagoog uitgebreid in op de werkwijze, het aantal gesprekken en hoe de privacy van ouders is

gewaarborgd. Bij veel ouders bestaat er angst voor instanties die iets over hun kinderen kunnen zeggen. Van belang is daarom om voldoende aandacht te besteden aan de mogelijkheden en onmogelijkheden van het Opvoedbureau. De wijkpedagoog vraagt naar de verwachtingen van de ouders en vertelt vervolgens wat zij voor de ouders kan doen. Het is essentieel om de verwachtingen op elkaar af te stemmen.

Personalia

In het eerste gesprek wordt een beperkt aantal feitelijke gegevens genoteerd. Deze gegevens dienen enerzijds registratiedoeleinden. Anderzijds zijn deze gegevens nodig om de hulp op af te kunnen stemmen. Dit zijn de naw-gegevens12, de opvoedvraag, de data van de gesprekken, eventuele aantekening over het verlenen van toestemming voor het uitwisselen van gegevens en andere relevante zaken (zie bijlage 2, privacy). Als een gezin is toegeleid door een voorlichter dient het mondelinge verslag als uitgangspunt en kunnen aspecten worden geverifieerd.

Toeleiding

Aan alle ouders die een afspraak maken voor opvoedadvies wordt gevraagd hoe zij het Opvoedbureau kennen.

Deze antwoorden komen te staan in het registratiesysteem (ROTS) van het Opvoedbureau. Voor de

wijkpedagoog is het zinvol om te weten of ouders op eigen initiatief zijn gekomen of via een verwijzing. Bij verwijzing door bijvoorbeeld een wijkverpleegkundige of huisarts vraagt de wijkpedagoog onder meer naar eerder ontvangen ondersteuning. Voor jeugdigen, maar ook voor sommige ouders is het relevant om te weten of zij uit vrije wil zijn gekomen of zich ‘gestuurd’ voelen. Om het vertrouwen te kunnen winnen staat de

wijkpedagoog hier bewust bij stil.

Noot12 NAW gegevens: Naam, Adres, Woonplaats.

Aanmelding

Ouders kunnen zelf het initiatief nemen en een afspraak maken met de wijkpedagoog. Er is geen verwijzing nodig voor de ondersteuning. Alle ouders11worden gratis geholpen zonder uitgebreide intakeprocedure of wachtlijst. Ook beroepskrachten kunnen met opvoedingsvragen terecht bij het Opvoedbureau.

Noot11 Mits er geen sprake is van contra-indicaties.

jeugdarts en -verpleegkundige de ouders en jongere door naar passende hulp of begeleiding, waaronder het Opvoedbureau. Ouders kunnen vervolgens zelf contact opnemen met een wijkpedagoog.

De ervaring heeft geleerd dat er bij sommige ouders ook na een verwijzing van de jeugdarts/verpleegkundige een drempel bestaat om contact op te nemen met het Opvoedbureau. Om deze ouders tegemoet te komen, vraagt de arts hen toestemming om hun naam en telefoonnummer door te geven aan de wijkpedagoog. De wijkpedagoog neemt vervolgens contact op met de ouders en nodigt hen uit voor een gesprek. Het komt ook voor dat ouders soms tijdens het bezoek aan de jeugdgezondheidszorg meteen kennis kunnen maken met de wijkpedagoog en direct een eerste afspraak kunnen plannen. Doordat het Opvoedbureau fysiek gevestigd is in de Centra voor Jeugd en Gezin bestaat er een intensieve samenwerking. Het is hierdoor gemakkelijk voor de jeugdarts en de -verpleegkundige om de belangrijkste signalen met betrekking tot de opvoedingsproblematiek snel door te spelen aan de wijkpedagoog.

Huisbezoeken van jeugdverpleegkundigen

Naast de voorlichters zijn ook jeugdverpleegkundigen in de mogelijkheid om proactief huisbezoeken af te leggen bij gezinnen die zonder afmelding bij verschillende oproepen van het consultatiebureau of de jeugdarts/verpleegkundige niet zijn komen opdagen. Belangrijk onderdeel van het huisbezoek is om het vertrouwen te winnen en de jongere en zijn ouders terug te leiden naar de jeugdarts/jeugdverpleegkundige voor het Periodiek Gezondheids Onderzoek. Daarnaast heeft de jeugdverpleegkundige ook de mogelijkheid een extra huisbezoek in te zetten op het moment dat er sprake is van opvoedingsproblematiek. Dit huisbezoek, waarin de opvoeding centraal staat, biedt voor sommige gezinnen voldoende ondersteuning. Het primaire doel van de verpleegkundige is om die gezinnen - die gebaat zijn bij pedagogische ondersteuning - toe te leiden naar het Opvoedbureau.

3.2 Fase 1: Kennismaking en afstemming

Fase 1 Kennismaking en afstemming • Aanmelding

• Begroeting en contact maken

• Uitleg werkwijze

• Personalia

• Toeleiding

(13)

3.4 Fase 3: Wat te doen?

Fase 3 Wat te doen? • Afwegingen/keuzes maken

• Haalbare doelen stellen

• Uitwerken praktische aanpak

• Afspraken maken

Afwegingen/keuzes maken

Is eenmaal duidelijk wat er aan de hand is en wat de mogelijke oorzaken zijn, dan worden stappen gezet om de moeilijkheden te verhelpen. Dit stadium van het traject is gericht op het (weer) hanteerbaar maken van de opvoedingssituatie. Afhankelijk van de hypothesen en oorzaken van het probleem maakt de wijkpedagoog Fase 2 is gericht op het verkrijgen van inzicht in de problemen die ouders ervaren bij de opvoeding. Tijdens het

gesprek gaat de wijkpedagoog in op het feitelijke probleem/vraag, maar ook op de factoren die van invloed kunnen zijn op de situatie, de zwaarte van de problematiek en in de denkrichting voor mogelijke oplossingen.

In het gesprek wisselen deze aspecten elkaar voordurend af.

Probleeminventarisatie

Tijdens de inventarisatie van het probleem krijgen ouders ruimte om hun verhaal te vertellen. Ouders worden aangemoedigd concrete opvoedingssituaties te beschrijven, waarin zij te maken hebben met lastig gedrag van hun kind. De wijkpedagoog luistert aandachtig en vervult daarbij een ondersteunende rol. Geleidelijk aan structureert de wijkpedagoog het gesprek door gerichte vragen te stellen, informatie van ouders samen te vatten en op onderdelen door te vragen. Hierbij hanteert de wijkpedagoog het Situatie-Gedrag-Gevolg-Schema (SGG-schema, zie bijlage 1). Duidelijk wordt welk type gedrag ouders lastig of problematisch vinden, in welke situaties het gedrag zich voordoet en wat daarvan het gevolg is. Door concrete antwoorden op deze vragen krijgt de wijkpedagoog inzicht in de problematiek en dat werkt verhelderend voor ouders.

Het stellen van praktische en concrete vragen past goed in deze eerste inventarisatiefase, omdat ze voor ouders vanzelfsprekend en niet bedreigend overkomen. Soms blijkt dat er informatie ontbreekt om goed zicht te krijgen op de situatie. Als ouders niet precies weten hoe vaak bepaald gedrag voorkomt of hoe lang het duurt, geeft de wijkpedagoog een gerichte opdracht mee. Ter afsluiting van de probleeminventarisatie benoemt de wijkpedagoog zo concreet mogelijk wat het probleem is en vraagt de ouders of zij het probleem op deze manier herkennen. Samen met hen wordt besproken wat zij willen bereiken met de ondersteuning vanuit het

Opvoedbureau en verwoordt de wijkpedagoog de hulpvraag.

Probleemanalyse

De probleemanalyse is erop gericht meer inzicht te verkrijgen in de kindfactoren, ouderfactoren en omgevingsfactoren die van invloed zijn op de opvoedingssituatie. Vaak zijn er onderliggende factoren van invloed op het feitelijke probleem. De wijkpedagoog legt de ouders uit waarom zij bepaalde vragen stelt en stimuleert hen mee te denken over de mogelijke oorzaak van de ongewenste situatie. Soms worden antwoorden gezocht op de verkeerde vraag. Belangrijk is dat de wijkpedagoog nagaat waarom ouders bepaald gedrag van hun kind moeilijk hanteerbaar vinden. De wijkpedagoog heeft daarbij oog voor mogelijke risicofactoren en beschermende factoren in het gezin. Deze zijn van invloed op de verhouding tussen de pedagogische draaglast

3.3 Fase 2: Wat is de vraag, het probleem?

Fase 2 Wat is de vraag, het probleem? • Probleeminventarisatie

• Probleemanalyse

• Hypothesen vormen

• Inschatting maken

en draagkracht van ouders. Voor de wijkpedagoog wordt zo duidelijk waar het accent in de ondersteuning komt te liggen. De wijkpedagoog neemt tevens de inbreng van het kind zelf – ofwel de mate waarin een kind gedrag uitlokt bij ouders - mee in zijn/haar analyse.

Hypothesen vormen

Samen met ouders bespreekt de wijkpedagoog de feiten en vermoedens uit de probleemanalyse. Aan deze feiten en vermoedens verbindt de wijkpedagoog met de ouders één of meer hypothese(n). Dit zijn mogelijke verklaringen voor het probleemgedrag. In de loop van het contact toetst de pedagoog of de veronderstelling juist is. Sommige hypothesen worden vrijwel direct in de loop van het gesprek verworpen, terwijl andere steeds realistischer worden. Gezamenlijk bepalen de wijkpedagoog en ouder(s) het belang en de waarde van de hypothese(n).

Een deel van de ouders die een bezoek brengen aan het Opvoedbureau heeft moeite om op deze manier na te denken over de opvoeding van hun kinderen. Bij deze ouders gebruikt de wijkpedagoog veel metaforen om de opvoedingsmechanismen uit te leggen. Het begrip van deze ouders groeit ook door aspecten van de opvoeding visueel weer te geven. De Turkse en Marokkaanse voorlichter vervullen hierbij een belangrijke taak. Zij grijpen soms terug op pedagogische aspecten van de eigen opvoeding van vader of moeder en maken daarmee als het ware een vertaalslag vanuit het verleden naar het heden. Op deze manier wordt de bewustwording gevoed van de pedagogische invloed van ouders.

Inschatting maken

Aan het eind van de tweede fase heeft de wijkpedagoog zicht op de inhoud van het probleem, de mogelijke factoren die van invloed zijn en de achtergrondkenmerken van het gezin. Belangrijk is ook het evenwicht tussen draagkracht en draaglast en welke mogelijkheden er zijn voor beïnvloeding van de opvoedingssituatie. De wijkpedagoog kan nu ook een inschatting maken van de zwaarte van het probleem.

(14)

De laatste fase betreft de concrete opvoedingsondersteuning en de eventuele effecten daarvan.

Toepassing bespreken

De wijkpedagoog informeert allereerst naar de thuissituatie en hoe het gaat. Specifiek wordt ingegaan op de ervaringen van ouders met de oefeningen die zijn meegegeven en de afspraken die zijn gemaakt. Daarbij gaat de wijkpedagoog afzonderlijk in op het gedrag van het kind, maar heeft ook uitgebreid aandacht voor de rol van de opvoeder. De wijkpedagoog benoemt voornamelijk de positieve veranderingen als resultaat van de inzet die ouders geleverd hebben. Juist ook als er weinig verbeteringen zijn is de wijkpedagoog alert op het signaleren van kleine lichtpuntjes. De ervaring leert dat bij veel ouders soms alleen al het praten met een wijkpedagoog hen in staat stelt hun problemen in een ander perspectief te zien. Hierdoor verandert hun houding naar hun kinderen, waardoor zij weer beter kunnen omgaan met de situatie.

Ondersteunen en bijsturen

Op basis van de informatie die ouders geven, bepaalt de wijkpedagoog het verdere verloop. Daartoe zijn de volgende mogelijkheden aan de orde:

• Het gaat goed. De ouders blijven de ingezette lijn volgen, hebben voldoende zelfvertrouwen om de opvoeding aan te kunnen. Dit maakt het mogelijk het contact af te ronden;

• Het gaat goed op één onderdeel, maar ouders voelen zich nog niet zeker genoeg om de vaardigheden te vertalen naar andersoortige problemen. De wijkpedagoog versterkt de vaardigheden, inzichten en verstevigt de aanpak;

• De aanpak slaat niet aan. De wijkpedagoog analyseert samen met de ouders hoe dat komt en tracht hen te motiveren voor passende hulp. Dit betekent dat de aanpak of iets wordt bijgesteld of dat de ouders een andere aanpak proberen. Ook kan de wijkpedagoog ouders doorverwijzen naar een andere vorm van hulp.

Evalueren en afronden

Indien de hulpvraag van ouders op adequate wijze weer hanteerbaar is, rondt de wijkpedagoog de ondersteuning af. Hiermee zijn niet alle moeilijkheden opgelost, maar ouders zijn wel in staat om op eigen kracht verder te kunnen en tijdig hulp te vragen als dat nodig is. Bij het afsluiten van een contact vraagt de wijkpedagoog hoe de ouders de ondersteuning vanuit het Opvoedbureau hebben ervaren. Expliciet wordt gevraagd of de ouders tevreden zijn over de verleende hulp.

Fase 4 Begeleiding en nazorg • Toepassing bespreken

• Ondersteunen en bijsturen

• Evalueren en afronden

3.5 Fase 4: Begeleiding en nazorg

afwegingen en keuzes. Betreft het hier complexe problematiek of opvoedingsnood waarbij nog geen adequate hulp in het gezin voorhanden is, dan richt de pedagoog zich op het motiveren en toeleiden van ouders naar passende hulp.

Haalbare doelen stellen

De wijkpedagoog stelt doelen die voor ouders realiseerbaar zijn. Ouders zijn hierbij actief betrokken en bedenken samen met de pedagoog waar zij aan willen werken. Wanneer allerlei opvoedkwesties tegelijk spelen, vraagt de wijkpedagoog waar de prioriteit van de ouders ligt. Hierbij houdt de wijkpedagoog rekening met de mate van veerkracht en motivatie van de ouders. Wanneer de draagkracht van ouders gering is, stimuleert de wijkpedagoog te beginnen met een ‘relatief’ klein probleem dat niet al te moeilijk is. Succeservaringen stimuleren ouders vervolgens om ook meer ingrijpende opvoedkwesties aan te pakken. In samenspraak met ouders stelt de wijkpedagoog vast aan welk doel of gewenste situatie zij gaan werken. De doelstellingen worden zo concreet mogelijk op een positieve wijze omschreven en in de ik-vorm geformuleerd.

Uitwerken praktische aanpak

Nadat de doelen zijn vastgesteld, bespreekt de wijkpedagoog de mogelijkheden voor de aanpak. In dit stadium verwachten ouders vaak een kant-en-klare oplossing van de wijkpedagoog. De wijkpedagoog doet de nodige voorstellen, geeft informatie en pedagogisch advies, maar activeert tegelijkertijd ouders om mee te denken. Het probleemoplossend vermogen van ouders is groot en bovendien kennen zij hun kind en hun eigen situatie het beste. De wijkpedagoog honoreert de ideeën van ouders voor de aanpak van een probleem zo veel mogelijk.

Een ‘eigen’ oplossing werkt vaak beter dan één die is aangepraat. Bovendien geeft dit de ouders vertrouwen in hun rol als opvoeder. De bereidheid van ouders om aan de slag te gaan is daarbij erg belangrijk. De

wijkpedagoog gaat vervolgens in op de veranderingen (zowel de voor- als nadelen) die van de aanpak verwacht mogen worden.

Afspraken maken

De opvoedondersteuning door de wijkpedagoog bestaat uit het maken van concrete afspraken over de aanpak die ouders gaan uitvoeren. Duidelijk is gemaakt op welke manier de ouders werken aan het probleem en hoe lang de ouders de aanpak gaan uitproberen. De wijkpedagoog checkt of de ouders het eens zijn met de afspraken en volgt de vorderingen op de voet. Waar nodig biedt de wijkpedagoog ondersteuning. Vooral de eerste oefeningen hebben als functie ouders een positieve ervaring mee te geven. Dit stimuleert hen om de aanpak voort te zetten.

(15)

Aan het eind van deze fase is het gezamenlijke belang helder en kunnen zowel de jongere als de ouders zich daarin vinden. Van daaruit wordt gezocht naar oplossingen om gezamenlijk tot afspraken te komen. De ouders blijven hierbij echter de primaire insteek voor de pedagoog.

Verwijzen indien nodig

De wijkpedagoog heeft tevens de taak om waar nodig door te verwijzen. Aangezien de opvoedsituatie of de thuissituatie en de vraag van de ouders centraal staat, zijn er verschillende terreinen en situaties waarvoor passende hulp gezocht kan worden. Indien blijkt dat de jongere op meerdere leefgebieden problemen ervaart, is het goed om de jongere te motiveren voor bijvoorbeeld (intensieve) outreachende hulpverlening. Op dat moment is er een hulpverlener beschikbaar voor de problematiek van de jongere zélf. Het kan ook zijn dat de aard van de opvoedproblematiek of van de problematiek van de jongere vrij ernstig is en de wijkpedagoog doorverwijst naar Bureau Jeugdzorg. Kortom, indien het probleem niet binnen de mogelijkheden van het Opvoedbureau op te lossen is, stelt de wijkpedagoog zichzelf ten doel om ouders en/of jongere toe te leiden naar passende hulp.

Fase 3 Afwegingen en besluitvorming

De ouder(s) en het kind worden uitgenodigd oplossingen te bedenken voor de vastgestelde problemen en belangen. De wijkpedagoog doet de nodige voorstellen voor de ouders en de jongere, geeft informatie en pedagogisch advies. Tegelijkertijd activeert de wijkpedagoog ouders en jongere om mee te denken. De bereidheid van zowel ouders als jongere is daarbij cruciaal. Samen met de wijkpedagoog wordt gekeken naar welke oplossingen haalbaar en uitvoerbaar zijn. Bij de afronding van het proces worden afspraken gemaakt over het uitvoeren van de oplossing. Duidelijk moet zijn wat de ouder(s) en de jongere precies gaan doen. Het is belangrijk dat de afspraken zo concreet mogelijk zijn geformuleerd om misverstanden te voorkomen. Deze afspraken worden door alle betrokkenen onderschreven.

Begeleiding

In een vervolggesprek informeert de wijkpedagoog naar de thuissituatie en hoe het gaat. Specifiek gaat de wijkpedagoog in op de afspraken die zijn gemaakt en de ervaring van de jongere en ouder(s). De wijkpedagoog benoemt daarbij de positieve veranderingen en de inzet van beiden. Van groot belang is de communicatie tussen ouders en jongere. Vaak voelt een jongere zich onvoldoende gehoord door zijn ouders. De wijkpedagoog werkt vanuit de brugfunctie tevens aan een vertrouwensband met de jongere. Tijdens deze gesprekken, waarbij zowel de ouder(s) als jongere aanwezig is, vervult de wijkpedagoog de rol als gespreksleider. Op deze manier wordt de communicatie gekanaliseerd en is de wijkpedagoog veelal voor zowel de ouder(s) als de jongere een rolmodel.

3.6 Werkwijze met jongeren: gefaseerde aanpak

Bij opvoedingsondersteuning aan ouders met kinderen boven de twaalf jaar betrekt de wijkpedagoog waar mogelijk de jongeren bij de aanpak. De stappen in de werkwijze komen overeen, hoewel de nadruk sterker ligt op de onderlinge communicatie tussen ouder(s) en kind. Uitgangspunt is dat tieners zelf een belangrijk aandeel kunnen vervullen in zowel de verheldering als de oplossing van het probleem. Het krachtenveld, waarin zowel de ouders als jongere zich bevinden, wordt daardoor veel inzichtelijker. De ondersteuning vanuit het

Opvoedbureau blijft echter primair gericht op de ouders, met als doel het verbeteren van de competenties van de opvoeders en de gezinssituatie. De wijkpedagoog hanteert in de gesprekken met de ouders en jongeren onder meer de Geen-Verlies-Methode en kernthema’s uit de Gordon-methode (zie bijlage 1).

Fase 1 Kennismaking en een eerste verkenning van de situatie

Het eerste gesprek vindt plaats met ouders alleen, waarin zij de problemen met hun kind verhelderen. In dit gesprek bespreekt de pedagoog wat de ouders willen en of en op welke wijze de jongere het beste betrokken kan worden in het traject. Hiertoe kan de jongere worden uitgenodigd voor een individueel gesprek met de wijkpedagoog om zijn/haar kant van het verhaal te doen. Het is ook mogelijk een gezamenlijk gesprek (met de ouders) te voeren, afhankelijk van de problematiek en de fase van de opvoedingsondersteuning. Ook de jongere krijgt ruimschoots gelegenheid om de probleemsituatie vanuit zijn/haar perspectief te beschrijven.

Een goed verloop van het eerste contact met de jongere is van groot belang. De jongere is vaak door zijn ouders gestuurd om over de problemen thuis te praten, die hij/zij zelf misschien niet zo ervaart. In sommige gevallen kan de jongere zich daardoor ongemakkelijk, onzeker of ongemotiveerd voelen. Het kan ook zo zijn dat de jongere zich juist gehoord voelt en blij is dat hij/zij de mogelijkheid krijgt zijn/haar zegje te doen over de thuissituatie. De taak van de wijkpedagoog is om de jongere te laten merken blij te zijn met diens komst en dit als positief gedrag te benoemen. De wijkpedagoog geeft allereerst beknopte informatie over het Opvoedbureau (werkwijze, aantal gesprekken en waarborgen privacy) en het doel van het gesprek. De wijkpedagoog vraagt naar de verwachting van de jongere en vertelt vervolgens wat zij voor de jongere kan doen.

Fase 2 De exploratie: wat is het probleem

De ouder(s) en de jongere nemen vanaf fase 2 samen deel aan het gesprek. De pedagoog heeft hierbij een neutrale houding en kiest geen partij. Uitgebreid wordt ingegaan op de gewenste situatie (volgens zowel de jongere als de ouders). Deze wensen en verlangens van de jongere geven extra inzicht in het gedrag van de jongere zelf, maar ook in de opvoedingsstijl van de ouders. Het gaat erom de belangen, behoeften en

mogelijkheden van de ouder(s) én van de jongere in kaart te brengen en expliciet te benoemen en te erkennen.

Met hulp van de wijkpedagoog proberen ouder(s) en kind zicht te krijgen op de verschillende belangen en behoeften en zicht te krijgen op de redenen waardoor de onderlinge communicatie niet goed verloopt.

(16)

Dit hoofdstuk gaat in op de positie van het Opvoedbureau binnen de zorgstructuur van Utrecht. Vanwege de laagdrempelige positie van het Opvoedbureau is het bieden van optimale zorg aan de gezinnen van belang om goed aan te sluiten bij alle partners uit de Utrechtse zorgstructuur.

4 Het Opvoedbureau in de Utrechtse zorgstructuur

Fase 4 Nabespreking

Deze fase betreft de nabespreking enige tijd later van de afspraken die zijn gemaakt. Na een bepaalde tijd is het zinvol om na te gaan of de oplossingen werken voor de ouder(s) en de jongere. Nog belangrijker is om na te gaan of de communicatie tussen de ouder(s) en de jongere is verbeterd. Luisteren zij nu beter naar elkaar?

Bij de werkwijze met ouders met opgroeiende tieners wordt zo nodig afgeweken van het vijf gesprekkenmodel, zoals omschreven in paragraaf 1.4. Het is mogelijk het aantal gesprekken uit te breiden met een aantal

gesprekken die gezamenlijk plaatsvinden tussen ouders en kinderen, maar er is ook ruimte voor de pedagoog om de jongere individueel te spreken.

(17)

4.1 Netwerkontwikkeling

Relatiebeheer

Het Opvoedbureau is één van de drie partners die een centrale rol spelen binnen de Centra voor Jeugd en Gezin Utrecht, waarin alle partners uit de Utrechtse zorgstructuur verbonden zijn. De integrale benaderingswijze van het Opvoedbureau vraagt om het onderhouden van contacten met andere (hulpverlenende) instellingen en organisaties.

De wijkpedagogen vervullen deze taak in hun betreffende wijk. Hierdoor versterkt de toeleidende en signalerende functie van het Opvoedbureau, maar ook de verwijsrol van haar partners uit het veld. Beroepskrachten waaronder leerkrachten, maatschappelijk werkers, jeugdartsen, jeugdverpleegkundigen, huisartsen en leidsters van

peuterspeelzalen kunnen ouders warm verwijzen naar de wijkpedagoog van het opvoedbureau. Op die manier vindt er een intensieve wisselwerking plaats.

Voorlichtingen

De outreachende methoden van de voorlichters, die op verzoek van instanties iets vertellen over opvoeding, versterken tevens de positie van het Opvoedbureau in de zorgketen. Een concreet voorbeeld is wanneer er in een specifieke buurt problemen spelen en er behoefte blijkt aan groepsvoorlichting over opvoeding. Op deze wijze komen de ouders gezamenlijk op zeer laagdrempelige wijze in contact met het onderwerp opvoeding.

Bovendien kunnen ouders zelf naar het Opvoedbureau stappen voor individueel advies. Het is van belang dat deze signalen bij het Opvoedbureau en de voorlichters terechtkomen. Dit geldt ook voor bijvoorbeeld de signalen vanuit de voorscholen.

Aandacht voor het Opvoedbureau binnen de opvoedingscursussen

Turkse en Marokkaanse voorlichters van de GG&GD Utrecht verzorgen voorlichtingsbijeenkomsten en cursussen over opvoeding en gezondheidsonderwerpen aan groepen ouders (van veelal dezelfde culturele achtergrond).

Denk daarbij aan de cursussen ‘Opvoeden zo!’ en ‘Beter Omgaan met Pubers’. Via deze cursussen raken ouders bekend met het Opvoedbureau.

Daarnaast geven de voorlichters gezondheidsvoorlichting in de vorm van losse of een serie bijeenkomsten.

Tijdens deze bijeenkomsten staat niet alleen het geven van informatie centraal, maar is er ook ruimte voor vragen en discussie. In een bijeenkomst met als thema opvoeding komt tevens het aanbod van het

Opvoedbureau aan de orde. Hierbij kan een voorlichter of een wijkpedagoog worden uitgenodigd om kennis te maken met de ouders en de activiteiten van het Opvoedbureau toe te lichten. De groepsvoorlichtingen vinden plaats bij locaties die voor ouders goed bereikbaar zijn zoals een buurthuis, zelforganisatie of de basisschool waar de kinderen naar toe gaan.

4.2 Coördinatie van zorg door het Jeugdadviesteam

Door de afgebakende taak van het Opvoedbureau is het bij sommige gezinnen relevant om de hulp op elkaar af te stemmen. Dit is met name belangrijk als er meer dan drie hulpverleners in het gezin actief zijn.

Het Jeugdadviesteam is het centrale aanspreekpunt voor alle vragen over meervoudige problematiek. Dit team bepaalt welke hulp er nodig is bij gezinnen en coördineert de hulpverlening. Het Jeugdadviesteam is de spin in het web en werkt zoveel mogelijk vanuit het principe ‘één gezin, één plan’.

Het kan voorkomen dat wijkpedagogen worden betrokken bij het opstellen van een integraal hulpverleningsplan voor het gezin. De intensiteit van de samenwerking c.q. afstemming met partners uit het veld is afhankelijk van de aard van de problematiek van het gezin. Vanuit het Opvoedbureau is het van groot belang om zich te blijven richten op haar kerntaak; het ondersteunen bij opvoedingsproblemen en waar nodig gezinnen toeleiden naar andere vormen van passende hulp. Het aanbod van het Opvoedbureau kan deel uitmaken van het plan van aanpak, uitgezet door de Jeugdadviesteams. Dit betekent dat deelname van het Opvoedbureau kan worden verlangd bij die gezinnen waar coördinatie van zorg wordt ingezet.

4.3 Doorverwijzen

Het belang van verwijzen is groot. Onderdeel worden van de zorgketen, betekent doen waar je goed in bent. In het geval van het Opvoedbureau is dat de laagdrempelige positie gebruiken om warm toe te leiden.

Ouders

Als tijdens de gesprekken blijkt dat ouders extra ondersteuning nodig hebben ten aanzien van de pedagogische hulpvraag, worden zij vanuit het Opvoedbureau gemotiveerd voor aanvullende hulp. Medewerkers van het Opvoedbureau verwijzen hen door naar een instelling die bij de vraag en behoefte van de ouders aansluit. Dit kan heel laagdrempelig via voorzieningen als Home Start, Oudercoaches voor Marokkaanse gezinnen, een oudercursus, ouder en kind-groepen. Het kan ook via de Jeugdadviesteams of Bureau Jeugdzorg verder worden opgepakt.

Jeugdigen

Het komt ook voor dat de wijkpedagoog ouders stimuleert om aanvullende hulp te zoeken voor hun kind(eren).

Dit kan in de vorm van een extra oproep door de jeugdarts, initiëren van een sociale vaardigheidstraining, inschakelen van schoolmaatschappelijk werk, outreachende jeugdhulpverlening of een verwijzing naar Bureau Jeugdzorg, stichting MEE, een kinderarts, UMC of de jeugd-GGZ.

Multiproblem gezinnen

Voor ouders met complexe problematiek, waarbij naast opvoedproblemen ook problemen spelen op andere leefgebieden, zoekt de wijkpedagoog naar passende hulp. Dit geldt voornamelijk voor gezinnen waarbij verder nog geen hulp geboden wordt. De verwijzingen zijn divers en variëren van aanmelding bij maatschappelijk werk, schuldhulpverlening tot Stade Profiel, gespecialiseerde gezinsverzorging en Bureau Jeugdzorg. Zijn er meer dan drie verschillende hulpverleners in het gezin actief, dan wordt het gezin eerst doorverwezen naar het Jeugdadviesteam.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

3) Oorzakelijk verband tussen de schending van een resultaats- verbintenis met betrekking tot de medische behandeling en de lichamelijke schade. Bestaan van een oorzakelijk

Het onderzoek van Filip Dewallens naar het statuut van de ziekenhuisarts kon niet op een beter moment komen. Het statuut bestaat nu bijna 30 jaar, maar grondig juridisch onderzoek

Daarbij koppelt de auteur de eigendomsexclusiviteit voor het eerst zeer expli- ciet aan de (actieve) elasticiteit van het eigendomsrecht. Hierdoor komen een aan- tal paradigma’s op

Twee van deze soorten, de driedoornige stekelbaars en de Europese paling, zijn potentiele trekvissen die een groot voordeel kunnen ondervinden van een goede verbinding

Ook wordt nagegaan in hoeverre cliënten van Het Opvoedbureau tevreden zijn over de geboden ondersteuning, in hoeverre cliënten zich empowered voelen en of

In ons onderzoek zijn we op zoek gegaan naar de wijze waarop interacties tussen ouders met jonge kinderen binnen de wachtzaal van het consultatiebureau van Kind & Gezin in

Het zeemans-leven, inhoudende hoe men zich aan boord moet gedragen in de storm, de schafting en het gevecht.. Moolenijzer,

[r]