• No results found

Toegankelijkheid van de Groene Stad : een case study over de rechtvaardigheid van de toegankelijkheid van stedelijke groene ruimte in Amsterdam

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Toegankelijkheid van de Groene Stad : een case study over de rechtvaardigheid van de toegankelijkheid van stedelijke groene ruimte in Amsterdam"

Copied!
37
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

TOEGANKELIJKHEID VAN DE

GROENE STAD

Een case study over de rechtvaardigheid van de toegankelijkheid van stedelijke

groene ruimte in Amsterdam

Aantal woorden: 10572

Abstract

De ruimtelijke spreiding van groene ruimte in steden is in toenemende mate een veelbeschreven onderwerp in de wetenschap. Dit komt omdat steden groter en dichter bebouwd worden, waardoor de behoefte tot natuur in steden groter wordt, en wordt erkend door overheden en gemeentes bij de inrichting van steden. Het is hierbij wel belangrijk dat groene ruimte rechtvaardig wordt verdeeld over de bevolking van steden, door stedelijke groene ruimte inclusief voor iedereen te maken. In dit onderzoek is een case study in Amsterdam uitgevoerd naar geografische en kwalitatieve dimensies die bepalend zijn in de toegankelijkheid van stedelijke groene ruimte. In tegenstelling tot

vergelijkbare onderzoeken in Engelse en Amerikaanse steden blijkt uit dit onderzoek dat etnische minderheden en bevolkingsgroepen met een lager inkomen op geografisch niveau niet worden uitgesloten, maar dat inclusiviteit van groene ruimte ook bepaald wordt door de functies die de ruimte biedt.

Student Bram Schoufour 11046945

Contact Welnastraat 177 bschoufour@live.nl 0615139555

Vak Scriptieproject 2018 SGPL 734301500Y

Docenten Begeleider: Jaap Rothuizen Tweede lezer: Andres Verzijl

(2)

Inhoud

1. Introductie ... 2

2. Theoretisch kader ... 4

2.1 Ecosysteemdiensten van Stedelijke Groene Ruimte ... 4

2.1.1 Fysieke Gezondheid ... 4

2.1.2 Mentale gezondheid ... 6

2.1.3 Publieke en private ruimte ... 6

2.1.4 Verschillende soorten publieke ruimte ... 7

2.1.5 Het creëren van de ideale recreatieve groene ruimte ... 9

2.2 Ecologische gentrificatie ... 10 2.3 Subconclusies ... 11 3. Methodologie ... 12 3.1 GIS-analyse ... 13 3.2 Kwalitatieve analyse ... 15 3.3 Bias ... 16 4. GIS-analyse ... 16

4.1 Spreiding van stedelijk groen ... 16

4.2 Etniciteit en inkomen ... 21 4.3 Subconclusies ... 23 5. Kwalitatieve analyse ... 25 5.1 Beatrixpark ... 25 5.2 Flevopark ... 28 5.3 Nelson Mandelapark ... 30 5.4 Subconclusies ... 32 6. Conclusie... 33 7. Literatuur ... 35

(3)

1. Introductie

De Nederlandse bevolking zal de komende jaren blijven groeien en het gros van die groei vindt plaats in de grote- en middelgrote steden, conform de trend in de rest van de wereld. Het aantal Nederlanders dat van het platteland naar steden verhuist wordt groter, en steden worden groter en dichter bebouwd (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2016). Tegelijkertijd verslechtert de luchtkwaliteit in steden, wat kan leiden tot gezondheidsrisico’s voor

stedelingen (Blanco et al. 2009). Een manier om de leefbaarheid van steden te verbeteren, is door het aanbrengen van stedelijke groene ruimte zoals parken, sportvelden, volkstuinen, groene daken en bomen. Het belang van een divers aanbod aan stedelijk groen heeft in de afgelopen drie decennia een prominente rol ingenomen in de wetenschappelijke literatuur over stadsplanning (Swanwick et al., 2003). Vegetatie in deze groene ruimtes biedt

voordelen voor de fysieke- en mentale gezondheid aan gebruikers en omwonenden van de groene ruimtes (Chiesura, 2004; Dunnett et al., 2002). Een divers aanbod aan groene ruimte in steden creëert een urbaan ecosysteem dat verschillende ecosysteemdiensten levert aan stedelingen; bomen en andere vegetatie kunnen bijvoorbeeld de lucht filteren van

schadelijke stoffen, verkoeling brengen, en geluidsoverlast in de stad verminderen (Wolch, et al., 2014). Daarnaast kan groene ruimte als plaats fungeren verschillende activiteiten. Groene ruimte in steden dient bijvoorbeeld als plaats voor sociale ontmoetingen, recreatie, toerisme en fysieke activiteit (Dunnett et al., 2002). Zo is stedelijk groen op een passieve manier goed voor de leefbaarheid van de stad en biedt het tegelijkertijd mogelijkheden tot activiteiten die bevorderlijk zijn voor de fysieke gezondheid en de beleving van de stad. Het is voor stedelijke gemeenten daarom belangrijk om stedelijke groene ruimte aan te leggen en te onderhouden om steden aantrekkelijk en leefbaar te maken. De gemeente Amsterdam heeft daarom de Agenda Groen opgesteld, waarin 20 miljoen euro beschikbaar is gesteld om de hoeveelheid en de kwaliteit van stedelijke groene ruimte te verhogen (Gemeente Amsterdam, 2015). De focus ligt hierbij met name op het verbeteren van

faciliteiten en het verbinden van bestaande groene ruimte in de stad, omdat er geen ruimte is voor de bouw van grootschalige nieuwe groene projecten. Het is de bedoeling van de gemeente om recreatieve groene ruimte zoals stads- en sportparken zo in te richten dat er intensiever gebruik gemaakt van kan worden door diverse bevolkingsgroepen. Om dit te bewerkstelligen worden de voorzieningen van parken heringericht, om parkgebruik en publiek-private evenementen te stimuleren. De specifieke agendapunten die worden genoemd om stadsparken te verbeteren zijn het verbeteren van de entrees, en het toevoegen en verbeteren van voorzieningen. Door samen te werken met bewoners en instanties hoopt de gemeente door de hele stad groene ruimte te creëren waar zoveel mogelijk Amsterdammers verschillende activiteiten kunnen bedrijven (Gemeente Amsterdam, 2015 p. 11-16).

Het is echter wel van belang om de ecosysteemdiensten die geleverd worden door een urbaan ecosysteem voor een breed en divers publiek beschikbaar te maken (Wolch et al., 2014). In Amsterdam, waar het grootste deel van de inwoners geen eigen tuin heeft, is

(4)

activiteit in stedelijk groen voornamelijk gelimiteerd tot de openbare ruimte (Gemeente Amsterdam, 2015). De ruimtelijke spreiding van groene ruimte in Amsterdam raakt daarom eveneens aan vraagstukken over inclusiviteit en sociale rechtvaardigheid.

In dit onderzoek zal de spreiding en kwaliteit van recreatieve stedelijke groene ruimte, zoals sport- of stadsparken in Amsterdam centraal staan. Er wordt gefocust op de recreatieve ruimte waarin fysieke activiteit of rust bedreven kan worden, omdat juist die activiteit kan leiden tot de aangenomen fysieke- en mentale gezondheidsvoordelen, en deze ruimte zowel kwantitatief als kwalitatief goed te analyseren is. De gemeente heeft de afgelopen drie jaar deze ruimtes onder handen genomen met als doel om de ruimtes voor een breed publiek toegankelijk te maken. Dit maakt de recreatieve groene ruimte in Amsterdam een

interessant onderzoeksveld om onderzoek te doen naar inclusiviteit en sociale

rechtvaardigheid in de spreiding van groene ruimte. In deze case study staat de volgende onderzoeksvraag centraal:

In hoeverre is de toegankelijkheid van de stedelijke groene ruimte in Amsterdam rechtvaardig verdeeld onder de inwoners van Amsterdam?

Uit de literatuur over groene rechtvaardigheid blijkt dat fysieke afstand een belangrijke factor is in de mate van toegankelijkheid van groene ruimte, maar niet alleszeggend (Coutts et al., 2010; Wolch et al., 2014). Ook de identiteit en functie van de groene ruimtes maakt uit. De functies van recreatieve groene ruimte worden beïnvloed door de aanwezige

faciliteiten en de kwaliteit daarvan. Daarom is enkel een geografische analyse van spreiding niet genoeg om toegankelijkheid en inclusiviteit van parken te bepalen. Om de functies en identiteit van parken te bepalen zijn aanvullende methoden nodig om naar de ervaringen van mensen in en met stedelijk groen te vragen. Hiermee kan door middel van interviews en observaties gekeken worden naar faciliteiten en functies van parken en het verband met het gebruik en de identiteit van het park in de beleving van de gebruikers. Om de

onderzoeksvraag te beantwoorden zijn een kwantitatieve- en een kwalitatieve deelvraag opgesteld.

1. Kwantitatief

In hoeverre is de stedelijke groene ruimte in Amsterdam op geografisch niveau bereikbaar per buurt in Amsterdam?

2. Kwalitatief

Hoe wordt de recreatieve stedelijke groene ruimte gebruikt en door wie?

Om een inzicht te krijgen in de relevante kernbegrippen en theorieën in het onderzoeksveld, wordt in hoofdstuk 2 van dit onderzoek een theoretisch kader opgesteld. Aan de hand van dit kader wordt duidelijk welke factoren een rol spelen in de toegankelijkheid van stedelijke groene ruimte. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 de methodologie om deze factoren te onderzoeken uitgezet. Om de kwantitatieve deelvraag te beantwoorden is gebruik gemaakt van Geographical Information Systems (GIS) en statistische analyses om het verband tussen nabijheid van stedelijk groen en sociaaleconomische factoren te onderzoeken. De

(5)

belangrijkste resultaten van het kwantitatieve onderzoek zijn uiteengezet in hoofdstuk 4. Naderhand worden in hoofdstuk 5 drie Amsterdamse stadsparken uitgekozen op basis van de resultaten uit de GIS-analyse, die als onderzoeksplek fungeren voor het kwalitatieve deel van het onderzoek, wat een dieper inzicht geeft in de werkelijke functies en ervaringen in de recreatieve stedelijke groene ruimte. Tot slot worden in hoofdstuk 6 de resultaten en

conclusies van dit onderzoek gekoppeld aan bestaande theorieën in het onderzoeksveld.

2. Theoretisch kader

In dit hoofdstuk worden een aantal belangrijke theorieën uit het onderzoeksveld

uiteengezet. Allereerst is het nodig om stedelijke groene ruimtes te definiëren. Stedelijk groen is divers en kan verschillende vormen aannemen (Swanwick et al., 2003). Om te begrijpen hoe in de wetenschap wordt gekeken naar het onderscheid tussen verschillende soorten stedelijk groen is het ten eerste van belang om te kijken naar het nut van deze plaatsen in de stad. De voordelen van groene ruimte worden in dit kader onderverdeeld in voordelen voor de fysieke- en de mentale gezondheid. Naderhand zijn drie hoofdtypen openbare groene ruimte in Amsterdam te onderscheiden die meegenomen worden in de analyse.

Daarnaast wordt in dit theoretisch kader gekeken naar de spreiding van stedelijk groen en de sociale rechtvaardigheid daarvan. In de literatuur wordt dit environmental justice genoemd. Dit onderwerp heeft sinds het eind van de afgelopen eeuw een belangrijke rol gekregen in onderzoek naar groene ruimte in steden (Wolch et al., 2014), en behelst vraagstukken over inclusiviteit van verschillende bevolkingsgroepen en het verband tussen gentrificatie en stedelijk groen.

2.1 Ecosysteemdiensten van Stedelijke Groene Ruimte

2.1.1 Fysieke Gezondheid

Een veelgenoemd voordeel van groene ruimte in de buurt is de mogelijkheid tot het bedrijven van fysieke activiteiten zoals wandelen, hardlopen, fietsen en andere sport. Uit een grootschalig onderzoek van Swanwick et al. (2002) naar parkgebruik in Engeland blijkt ook dat mensen die in de buurt wonen van groene ruimte gestimuleerd worden om die ruimte te gebruiken voor fysieke activiteit, terwijl mensen met minder groene ruimte in de buurt juist minder sporten. Zij moeten langer reizen naar een park en dus wordt de drempel hoger om fysieke activiteit te bedrijven. Dit betekent dat bewoners met een geschikt park in de buurt hier makkelijker gezondheidsvoordelen van fysieke activiteit kunnen ondervinden dan bewoners van buurten met minder geschikte groene ruimte.

In een Amerikaans kwantitatief onderzoek naar het effect van de nabijheid van parken op de gezondheid van Coutts et al. (2010) is specifieker gekeken naar het verband tussen de

hoeveelheid groene ruimte in een buurt en de gezondheid van bewoners in Florida aan de hand van een GIS-analyse. De onderzoekers vonden dat mensen met meer oppervlak groene

(6)

ruimte in de buurt van hun woonplaats een lagere algehele mortaliteit hadden dan mensen met weinig groene ruimte in de buurt. Ook als gecontroleerd wordt voor andere verklarende variabelen die kunnen leiden tot een hogere mortaliteit in de analyse zoals roken, obesitas, ouderdom en educatie, bleek dat meer groene ruimte in de buurt leidt tot een lagere algehele mortaliteit. Daarnaast kwam uit het onderzoek dat de cardiovasculaire mortaliteit in buurten ook afneemt bij een hoger oppervlak groene ruimte in de buurt.

Om dit te bepalen hebben de auteurs drie manieren toegepast om toegang tot groene ruimte te onderzoeken: De hoeveelheid groene ruimte per county1; de gemiddelde nabijheid

van groene ruimte; de hoeveelheid groene ruimte in vier gebieden met verschillende afstanden vanaf de persoon (0,4 km; 0,8 km; 1,6km; 4.8km). Uit dit onderzoek bleek dat de hoeveelheid groene ruimte in een county en de gemiddelde nabijheid geen significant

verband hadden met mortaliteit, maar de hoeveelheid groene ruimte in de vier verschillende afstanden vanaf de persoon wel. Een opvallende uitkomst uit het onderzoek was dat er een verband bleef bestaan tussen hoeveelheid groene ruimte op alle vier verschillende

afstanden en mortaliteit. Hieruit kan worden geconcludeerd dat groene ruimte zowel op korte- als op lange afstand een positief effect heeft op de gezondheid van omwonenden. Het verband op korte afstanden wordt door de onderzoekers vooral verklaard doordat parken en greenways op loop- of fietsafstand fysieke activiteit bevorderen, wat op zichzelf in verband is gebracht met een lagere kans op hart- en vaatziekten en obesitas en een algemene hogere levensverwachting (Coutts et al., 2010). Dat groene ruimte in verdere afstanden ook mortaliteit verlaagt, kan erop duiden dat mensen bereid zijn om grotere afstanden te

overbruggen om de voordelen van de groene ruimte te ervaren. Een andere verklaring is dat groene ruimte ook regulerende ecosysteemdiensten levert op afstanden tussen de 1,6 en 4,8 km zoals een schonere lucht en verminderde geluidsoverlast. Uit dit alles blijkt dat groene ruimte in de nabijheid van stedelijke bewoners kan leiden tot gezondheidsvoordelen en een lagere mortaliteit.

Groene plaatsen doen echter meer voor de mens en zijn gezondheid dan alleen ruimte bieden voor fysieke activiteit. Stedelijke groene ruimtes worden in de literatuur ook in verband gebracht met andere ecosysteemdiensten die bevorderlijk zijn voor de fysieke gezondheid (Wolch et al., 2014). Een urbaan ecosysteem bestaande uit meerdere groene plaatsen behoudt in de eerste plaats biodiversiteit in steden omdat het een habitat biedt voor diverse flora en fauna. Gebruikers en omwonenden van de groene ruimte ondervinden hier voordeel van omdat bomen in groene plaatsen de luchtkwaliteit verbeteren door vervuilende stoffen op te nemen, en warmtestress kunnen verminderen door schaduw. Daarnaast houdt vegetatie grondwater vast en verhoogt zo de weerbaarheid van een stad tegen extreme weersomstandigheden zoals extreme droogte en stormen. Ook verminderen hoge bomen geluidsoverlast in de stad (Wolch et al., 2014). Zo verminderen groene plaatsen fysieke stressfactoren en bevorderen de leefbaarheid van een gebied.

(7)

2.1.2 Mentale gezondheid

De verlichting van stressfactoren in nabijheid van groene ruimtes zou naast een fysieke factor ook effect kunnen hebben op de mentale gezondheid van gebruikers van stedelijk groen. Het effect van groene ruimtes op psychische factoren is in toenemende mate

beschreven in de wetenschap (Wolch et al., 2014). Een voorbeeld van dergelijk onderzoek is uitgevoerd door Barton en Pretty (2010), die statistische data over parkgebruik en mentale gezondheid in het Verenigd Koninkrijk hebben verzameld om het verband tussen activiteit in de groene ruimte en mentale gezondheid te meten. Activiteiten in de stedelijke groene ruimte die zij onderzochten waren sporten zoals wandelen, fietsen en paardrijden, maar ook andere recreatieve activiteiten als vissen en tuinieren. Uit een statistische analyse blijkt dat deze activiteiten een eenduidig positief verband houden met de mentale

gezondheidsindicatoren gemoedstoestand en zelfvertrouwen. Deze effecten werden versterkt door de aanwezigheid van water. Ook gebruikers van de groene ruimte met een mentale aandoening ervaarden gemiddeld een toename in zelfvertrouwen en

gemoedstoestand (Barton & Pretty, 2010).

De volgende kwestie om te behandelen is de vraag waarom de nabijheid van stedelijk groen leidt tot een positief effect op de mentale gezondheid. Zoals eerder vermeld zijn mensen geneigd om gebruik te maken van groene ruimte in de nabijheid (Coutts et al., 2010) terwijl ze die activiteiten niet zouden uitvoeren als er geen stedelijk groen in de buurt is. Het uitvoeren van activiteiten in de nabije groene ruimte zoals de activiteiten die meegenomen zijn in het onderzoek van Barton en Pretty (2010) is in verband gebracht met positieve emotionele gevoelens in een case study in het Vondelpark in Amsterdam van Chiesura (2004). In dit onderzoek werden aan de hand van enquêtes en open vragen aan

parkgebruikers de redenen om naar het park en de gevoelens die parkgebruik bij hun opriep onderzocht. Hieruit kwam naar voren dat de belangrijkste redenen om naar het park te gaan zijn om te ontspannen, in de natuur te zijn en te ontsnappen van de stadsdrukte. Andere redenen die genoemd werden waren om anderen te ontmoeten, te sporten of spelen of om te mediteren. Rusten of activiteiten uitvoeren in het park riep bepaalde gevoelens bij de gebruikers van het Vondelpark op, zoals gevoelens van vrijheden, geluk en eenheid met de natuur en zichzelf (Chiesura, 2004). Uit dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat het park voor gebruikers een plek is om ontspanning te vinden en een ontsnapping uit de drukte van de stad. Parken kunnen op deze manier factoren van stress verminderen door een rustige en natuurlijke omgeving te creëren in stedelijke omgevingen.

2.1.3 Publieke en private ruimte

Concluderend blijkt dat stedelijke groene voor verschillende voordelen zorgt wat betreft de fysieke en mentale gezondheid van gebruikers en omwonenden. Op grote schaal kunnen parken en greenways ruimte bieden voor fysieke activiteit om de gezondheid te bevorderen,

(8)

en samen met kleinschalige groene ruimtes zoals tuinen en groene daken bieden zij andere gezondheidsvoordelen en culturele waarde op zowel korte als langere afstanden.

Er bestaan echter verschillende vormen van groene ruimte. Groene ruimte kan privaat zijn, zoals in de vorm van achtertuinen en bedrijfscampussen. Deze ruimte is per definitie niet voor iedereen beschikbaar. Uit onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau (Kullberg, 2016) blijkt dat tuinen in Nederlandse steden in toenemende mate vertegeld zijn. Omdat tuinbezitters minder bereid zijn om tijd te besteden aan tuinieren dan voorheen, kiezen vele tuinbezitters ervoor om tegels neer te leggen in de tuin in plaats van vegetatie omdat dat minder onderhoud vergt. Het gevolg hiervan is dat de stad ‘versteent’, waardoor steden warmer worden en tevens gevoeliger voor pieken en dalen in de aanwezigheid van water. Dit komt doordat stenen tegels slecht water afvoeren, wat ervoor kan zorgen dat

regenwater niet wegloopt en overstroomt. Bodem met vegetatie daarentegen kan meer regenwater opnemen, en in tijden van droogte dit ook weer loslaten. Gemeenten proberen daarom bewoners te stimuleren om wel groene tuinen te maken, opdat ze

ecosysteemdiensten kunnen bieden aan de stad (Kullberg, 2016). Om de

ecosysteemdiensten voor iedereen beschikbaar te maken is het echter van belang dat stedelijke groene ruimte ook publiek gemaakt wordt. Overheden kunnen hierbij een grote rol spelen door groene ruimte te creëren of bestaande publieke ruimte te transformeren naar groene ruimtes door het toevoegen van bomen, groene daken of andere vegetatie. De transformatie door stadsplanners en bewoners naar groene ruimtes valt te scharen onder duurzame placemaking. Placemaking is een visie op stadsplanning waarbij mensen de

locaties waar ze leven transformeren in inclusieve plaatsen die voorzien in de behoeften van de gebruikers en omwonenden van de plaats (Cilliers et al, 2015). Overheden kunnen

openbare ruimtes benaderen met een placemaking-visie door bewoners mee te laten beslissen over de invulling van publieke ruimte. Cilliers et al. (2015) beargumenteren dat publieke ruimte aan de hand van een duurzame placemaking-benadering groen en inclusief gemaakt kan worden voor de gebruikers. Duurzame placemaking-methoden verhouden zich tot dit onderzoek omdat groene ruimtes in Amsterdam met behulp van placemaking kunnen worden getransformeerd in plaatsen die voorzien in de behoeften van gebruikers en

omwonenden, waardoor de ruimte intensief gebruikt kan worden en toegankelijk is voor buurtbewoners.

2.1.4 Verschillende soorten publieke ruimte

Er is diversiteit binnen de ecosysteemdiensten die groene ruimte aan gebruikers levert, maar ook in de soort groene ruimte en hoe mensen die gebruiken. De gemeente Amsterdam classificeert zelf acht groentypen in de stad met diverse functies, voorzieningen en

beleidsplannen (Gemeente Amsterdam, 2012). Deze hoofdgroenstructuur van Amsterdam is te zien in figuur 1.

(9)

FIGUUR 1:GROENTYPEN IN AMSTERDAM.BRON:GEMEENTE AMSTERDAM (2012)

De classificering van de gemeente Amsterdam van groene ruimtes is in lijn met de houding die overheden en onderzoekers in de afgelopen 20 jaar hebben aangenomen als het gaat om stedelijk groen (Swanwick et al., 2003). Stadsparken, sportparken en andere groene plekken in de stad bieden immers verschillende voordelen aan steden en haar inwoners.

Tegelijkertijd is het belangrijk om de diversiteit in deze groene ruimte en haar functies te herkennen en mee te nemen in onderzoek naar de verdeling van groene ruimte over de bevolking van de stad. Er kan immers niet vanuit worden gegaan dat alle groene ruimte dezelfde functie heeft, en dus dezelfde ecosysteemdiensten levert aan gebruikers en omwonenden van de groene ruimte. In het wetenschapsveld over stedelijke groene ruimte zijn verschillende theorieën en modellen opgesteld om onderscheid te maken tussen verschillende soorten groene ruimte. In een belangrijk Brits onderzoek naar groene ruimte, genaamd Improving urban parks, play areas and green spaces, werd nadruk gelegd op het belang van de functies en identiteit van parken (Dunnett et al., 2002). Een belangrijk onderscheid dat hierin wordt gemaakt is het onderscheid tussen 1) recreatieve groene ruimte, 2) functionele groene ruimte en 3) andere groene ruimtes. Onder recreatieve groene ruimte vallen groene ruimtes in Amsterdam stadsparken, sportparken en curiosa zoals de dierentuin Artis en de botanische tuinen van de Hortus. Deze ruimtes hebben een hoge bezoekersdruk en worden bezocht door gebruikers voor recreatieve doeleinden. Functionele groene ruimte in Amsterdam bestaat uit begraafplaatsen en volks- en schooltuinparken, en corridors. Deze ruimtes hebben een lagere bezoekersdruk dan recreatieve gebieden, maar worden desalniettemin intensief gebruikt door een select publiek dat met een specifiek doel naar de ruimtes gaan, zoals tuinieren in de tuinparken, het bezoeken van een begraafplaats of het vervoer door lineaire corridors. Andere groene ruimtes zoals ruigtegebied,

struinnatuur en stadsrandpolders hebben een lagere bezoekersdruk en bieden andere ecosysteemdiensten aan de stad, zoals het verhogen van de biodiversiteit of waterberging.

(10)

De onderverdeling van de hoofdgroenstructuur van Amsterdam zoals gehanteerd in dit onderzoek is weergegeven in figuur 2.

FIGUUR 2:HERVERDELING GROENTYPEN

Het opstellen van deze drie categorieën is nuttig in dit onderzoek omdat niet alle groene ruimte hetzelfde is in functie of identiteit. Het zou dan ook niet voldoende zijn om enkel een GIS-analyse uit te voeren met alle groene ruimte meegenomen. Er wordt in dit onderzoek daarom gekozen om ook te kijken naar de verdeling van de drie hoofdcategorieën groene ruimte. Een belangrijke kanttekening bij de classificering van groentypen is dat groene ruimte vaak meerdere functies tegelijk behelst. Zo kunnen stadsparken en sportparken ook functioneel zijn door volkstuintjes of andere faciliteiten, of bijdragen aan biodiversiteit of waterberging. De verdeling heeft met name betrekking op de hoofdfunctie van de groene ruimte.

2.1.5 Het creëren van de ideale recreatieve groene ruimte

In dit onderzoek worden stadsparken, sportparken en curiosa in één groep bekeken, met recreatie als hoofdfunctie. Welke vormen van recreatie bedreven worden in de groene ruimte en hoe deze ruimte ervaren wordt, verschilt echter per ruimte. Een bepalende factor in de functies en perceptie van stedelijk groen is de manier waarop het de groene ruimtes zijn ingericht en welke faciliteiten er in het park zijn. Uit het onderzoek van Dunnett et al. (2002) over stadsparken blijkt dat vrijwel alle gebruikers van parken zich bewust zijn van de faciliteiten die het biedt en dit meenemen in hun waardering en de mate waarin ze het park gebruiken.

Daar komt bij dat niet alleen de werkelijke inrichting van het park bepalend is voor de ervaring van gebruikers, maar ook de perceptie van de groene ruimte bepaalt of en hoe omwonenden gebruik maken van de ruimte. Een positieve perceptie van de groene ruimte

Recreatieve groene ruimte Stadsparken Sportparken Curiosa Functionele groene ruimte Volkstuinparken en schooltuinen Begraafplaatsen Corridors Overige groene ruimte Stadsrandpolder Ruigtegebied en struinnatuur

(11)

kan volgens Dunnett, Swanwick en Woolley (2002) bereikt worden door 1) burgers inspraak te geven over de inrichting van de groene ruimte, 2) hoge kwaliteit van faciliteiten in het park en 3) goed onderhoud van het park en de faciliteiten. Over de inrichting en faciliteiten van het park gaven participanten uit het Engelse onderzoek van Dunnett et al. (2002) aan dat diversiteit in parkfuncties belangrijk is. Diversiteit in functie leidt ertoe dat de ruimte door diverse mensen op verschillende tijdstippen wordt gebruikt. Dat diversiteit en activiteit in publieke ruimtes essentieel is voor veiligheid en beleving van publieke ruimte,

beargumenteerde Jane Jacobs al in The Death and life of American cities (1961). Ook al ging het Jacobs om de levendigheid en aantrekkelijkheid van sidewalks, is hetzelfde

gedachtengoed toepasbaar op parken. Een actief park, divers in functie, is aantrekkelijker voor gebruikers, zo beargumenteren ook Dunnett et al. (2002). Verzorgde botanische tuinen, maar ook relatief wilde natuur kan in parken leiden tot een natuurlijke, ‘groene’ ervaring in parken. Die ervaring is belangrijk voor parkgebruikers, omdat parken als toevluchtsoord worden ervaren om van de drukte van de stad te ontkomen. Faciliteiten die hierbij kunnen helpen zijn wandelpaden, tuinen en omgevingen die ineengesloten zijn door vegetatie. Het park fungeert daarnaast ook als ontmoetingsplek voor sociale contacten, en als plek om kinderen te laten spelen of zelf fysieke activiteit te bedrijven. Samenvattend is het essentieel om zoveel mogelijk functies van recreatieve groene ruimte mogelijk te maken bij het

inrichten van parken, zodat stedelijk groen voor een breed publiek aantrekkelijk wordt om te gebruiken. Inspraak van burgers, kwaliteit van faciliteiten en goed onderhoud zijn daarbij bepalend om de perceptie van groene ruimte

Vanuit een placemaking-perspectief kan beargumenteerd worden dat een park moet worden ingericht vanuit de belangen van de gebruikers uit de omliggende buurten, zodat zij het park kunnen gebruiken op de manier dat zij dat willen. Parken krijgen op deze manier een eigen identiteit die past bij de gebruikers (Cilliers et al., 2015). Ook in het Engelse onderzoek van Dunnett et al. (2002) komt inspraak van burgers naar voren als een

belangrijke factor in het creëren van een ‘ideaal’ park; een inclusief park dat faciliteiten aan diverse groepen biedt.

2.2 Ecologische gentrificatie

De creatie of transformatie naar steden met meer groene ruimte van een hoge kwaliteit is wenselijk om de inwoners en gebruikers van de buurt te voorzien van de voordelen die voortkomen uit de ecosysteemdiensten van stedelijk groen. In de praktijk gaat de

vergroening van een buurt echter vaak samen met gentrificatie (Wolch et al., 2014). Uit het onderzoek van Wolch et al. (2014) kan worden geconcludeerd dat het vergroenen van een buurt kan bijdragen aan de transformatie tot een aantrekkelijke buurt met

gezondheidsvoordelen voor buurtbewoners, maar dat dit effect tegelijkertijd leidt tot een verhoging van de huizenwaarde. In het geval van Amerikaanse steden die worden

meegenomen in het onderzoek van Wolch et al. (2014) betekent dit dat etnische

minderheden en mensen met een lager inkomen hierdoor de huizen in groenere buurten niet meer kunnen betalen en gedwongen moeten verhuizen naar een goedkopere buurt met

(12)

minder groene ruimte. Het doel om alle bewoners van een stad toegang te verlenen tot stedelijke groene ruimte kan daarom paradoxaal werken. Door het creëren en verbeteren van groene ruimte in minder welvarende buurten en minderheden, kan gentrificatie optreden, waardoor juist de doelgroep waar de groene ruimte voor bestemd is uiteindelijk geen baat heeft bij de vergroening van de buurt. De paradox van de groene ruimte is een belangrijk thema in onderzoek naar stedelijke groene ruimte, en wordt veelal naar verwezen als ecologische gentrificatie (Wolch et al., 2014). Hoewel er in de literatuur vaak

verschillende definities en methoden gebruikt worden om ecologische gentrificatie voor het voetlicht te brengen, is er uit Anglo-Amerikaanse onderzoek bewijs gevonden dat etnische minderheden en mensen met een laag inkomen significant minder stedelijke groene ruimte in de buurt hebben dan autochtone of rijkere bevolkingsgroepen (Wolch et al., 2014). Hierbij is ruimtelijke afstand naar groene ruimtes niet de enige factor die toegang bepaalt. Ook de functie en invulling van de groene ruimte is belangrijk. Parken verschillen bijvoorbeeld in ervaren veiligheid, soort activiteit en publiek. Dat een buurt een groot oppervlak stedelijk groen in de nabijheid heeft, betekent daarom niet altijd dat die buurt alle voordelen kan ervaren die met groene ruimte geassocieerd worden (Wolch et al., 2014). De ervaring die buurtbewoners met de groene ruimte hebben moet daarom ook mee worden genomen in onderzoek naar sociale rechtvaardigheid in toegang tot groene ruimte.

De sociale rechtvaardigheid in toegang tot groene ruimte wordt in de literatuur

environmental justice genoemd. Environmental justice wordt vaak in verband gebracht met verdeling van de ruimte, maar in mindere mate met de identiteit van de groepen zelf en hun politieke inspraak in de ontwikkeling van milieumaatregelen (Schlosberg, 2004), zoals de creatie van groene ruimte. Schlosberg (2004) beargumenteert dat het niet erkennen van verschillende bevolkingsgroepen en hun identiteiten een belangrijk onderdeel is voor

environmental injustice. Zo zou niet alleen gekeken moeten worden naar i) de distributie van groene ruimte onder de bevolking, maar ook naar de ii) mate van erkenning van

verschillende bevolkingsgroepen en iii) de inspraak wat betreft invulling en functie van de ruimte. Uit onderzoek van Wolch et al., (2014) is gebleken dat bij ecologische gentrificatie vaak een verschil is in toegang tot groene ruimte tussen bevolkingsgroepen die verschillen in etniciteit en inkomen.

2.3 Subconclusies

Wat betreft de onderzoeksvraag over de mate waarin toegankelijkheid tot stedelijk groen in Amsterdam rechtvaardig is verdeeld, laat de literatuur een aantal interessante uitkomsten zien. Ten eerste is het belangrijk om te erkennen dat toegang tot groene ruimte niet eenduidig te meten is. De hoeveelheid groene ruimte in de buurt is een bepalende factor, maar om een completer beeld te krijgen van toegang tot groene ruimte moet ook gekeken worden naar de kwaliteit en invulling van de groene ruimte, en de erkenning van bepaalde bevolkingsgroepen.

(13)

Een kwantitatieve variabele die inzicht geeft in de geografische toegang tot groene ruimte is te vinden in het oppervlak stedelijk groene ruimte in de nabijheid van een buurt, zoals onderzocht in het onderzoek van Coutts et al. (2010). Met deze variabele kan per buurt een oppervlak groene ruimte berekend worden per buurt, waardoor de ruimtelijke spreiding van groene ruimte in Amsterdam duidelijk wordt. Om vervolgens de rechtvaardigheid van deze spreiding te onderzoeken wordt deze spreiding gekoppeld aan environmental justice. Uit onderzoek van Wolch et al. (2014) blijkt dat in Anglo-Amerikaanse literatuur een

ongelijkheid bestaat tussen rijke overwegend autochtone bevolkingsgroepen met veel toegang tot groene ruimte, en armere bevolkingsgroepen en etnische minderheden die over het algemeen minder stedelijke groene ruimte in de buurt hebben. Om in dit onderzoek de rechtvaardigheid van de spreiding van groene ruimte in Amsterdam te onderzoeken, wordt de hoeveelheid nabije groene ruimte daarom gekoppeld aan de verklarende variabelen inkomen en etniciteit.

Een andere conclusie die uit de literatuur gehaald kan worden, is dat de beleving en kwaliteit van parken een belangrijke rol speelt in toegankelijkheid van groene ruimte in voorgaand onderzoek van Dunnett et al. (2002) en Schlosberg (2004). Als de groene ruimte kwalitatief slecht is ingericht, slecht wordt onderhouden of faciliteiten mist, dan kunnen bewoners niet alle voordelen van stedelijk groen ondervinden. Zo kan de stedelijke groene ruimte

rechtvaardig onder de bevolking verdeeld lijken als enkel gekeken wordt naar het totale oppervlak groene ruimte, terwijl sommige omwonenden de ruimte niet kunnen of willen gebruiken door een gebrekkige inrichting of een gebrek aan erkenning. Uit onderzoek van Chiesura (2004) in het Vondelpark en het onderzoek naar Engels parkgebruik van Dunnett et al. (2002) kunnen een aantal veelgenoemde functies en associaties bij parken gehaald worden die te maken hebben met de beleving van het park. Ten eerste worden parken ervaren als plekken om te ontspannen, en gebruikers geven aan dit te willen doen in een natuurlijke omgeving die gezien kan worden als ‘ontsnapping’ van de stedelijke drukte. Een geschikte omgeving is in verband gebracht met een divers en goed onderhouden vegetatie in het park met genoeg water. Een ander thema dat naar voren komt is de behoefte om te kunnen bewegen in de groene ruimte. Sportfaciliteiten in het park bieden hierbij

mogelijkheden om fysieke activiteit te bedrijven. Tot slot zijn plekken van comfort, zoals bankjes, tafels, en andere plekken om uit te rusten in parken essentieel om het park geschikt te maken voor ontspanning en tegelijkertijd om mensen te ontmoeten. Zo is een divers aanbod van goed onderhouden faciliteiten in het park een belangrijke factor in het parkgebruik (Chiesura, 2004; Dunnett et al. 2002).

3. Methodologie

Uit de literatuur is gebleken dat stedelijke groene ruimte divers is in vorm en functie. Om toegang tot groene ruimte te bestuderen, moet daarom niet alleen gekeken worden naar geografische factoren zoals afstand en hoeveelheden groene ruimte per gebied, maar ook

(14)

naar de functies van parken, en de beleving en identiteit van die groene ruimtes met een kwalitatieve methode. In dit hoofdstuk wordt besproken hoe de begrippen uit de literatuur in dit onderzoek op een kwantitatieve- en een kwalitatieve manier geanalyseerd zullen worden. Er wordt in dit onderzoek gebruik gemaakt van een mixed-methods onderzoek (Bryman, 2012), waarbij kwantitatieve data wordt gebruikt om de ruimtelijke spreiding van groene ruimte te onderzoeken, en de sociale rechtvaardigheid van deze spreiding op basis van de verklarende variabelen etniciteit en inkomen, die in ander onderzoek bepalend bleken te zijn in de rechtvaardigheid van de spreiding. Daarnaast wordt kwalitatieve data in dit onderzoek gebruikt om een dieper inzicht te geven in het gebruik van stedelijke groene ruimte.

3.1 GIS-analyse

Met behulp van Geographical Information Systems (GIS) kan de geografische dimensie van toegang tot groene ruimte gemeten worden met data van het bureau onderzoek, informatie en statistiek (OIS) van Amsterdam (2017). Met deze data kan van verschillende buurten informatie over verschillende typen groene ruimte worden verzameld om zo een kaartlaag te maken van het stedelijk groen. In dit onderzoek zal recreatieve groene ruimte, zoals stads- en sportparken en andere ruimte waarin fysieke activiteit kan worden bedreven, centraal staan. Deze recreatieve ruimte kan zowel met GIS behandeld worden als met een

kwalitatieve analyse, om een dieper inzicht te krijgen in de functie en identiteit van bepaalde ruimtes. Van de data die de gemeente Amsterdam beschikbaar heeft over etniciteit en inkomen zijn buurten het kleinste schaalniveau. Er kan zo van elke buurt data worden verzameld worden over de verdeling van verschillende bevolkingsgroepen.

Met een afstandsanalyse in GIS kan de hoeveelheid nabije recreatieve groene ruimte per buurt worden bepaald. Overige groene plaatsen die ecosysteemdiensten leveren, zoals bomen, groene daken en stadstuinen worden in de analyses buiten beschouwing gehouden, omdat uit het theoretisch kader is gebleken dat deze andere ecosysteemdiensten leveren en dus op een andere manier bekeken moeten worden, en omdat de data over alle vegetatie op buurtniveau incompleet is in Amsterdam en een GIS-analyse op buurtniveau geen betrouwbare gegevens zou opleveren. Daarnaast wordt er in dit onderzoek focus gelegd op recreatieve groene ruimte en haar gebruik, dus wordt er ook enkel naar ruimtes gekeken die recreatief gebruikt kunnen worden, en niet naar passief stedelijk groen zoals bomen en groene daken.

Om een inzicht te krijgen in de geografische toegankelijkheid wordt per buurt het oppervlak aan groene ruimte in verschillende afstandszones bepaald, zogenaamde buffers. Omdat het om recreatieve ruimte gaat, kan ervanuit worden gegaan dat gebruikers bereid zijn een kleine afstand te overbruggen om naar de betreffende ruimte te komen. Er wordt daarom gebruik gemaakt van een buffer van 1600 meter vanaf het geografisch middelpunt van een buurt. In de GIS-analyse zijn ook buffers van 400 en 800 meter meegenomen, maar uit de resultaten bleek dat op basis van deze kleinere buffers minder werkbare resultaten kwamen. Omdat de buffers kleiner waren, kregen een aantal buurten een extreem lage score als er

(15)

geen groene ruimte in die buffer lag, terwijl buurten met een kleine hoeveelheid groene ruimte in de buffer een veel hogere score kregen, omdat die groene ruimte relatief een groot deel van de buffer in nam. Bij de buffers van 400- en 800 meter waren de scores voor nabijheid van groene ruimte daarom gepolariseerd, terwijl de buffer van 1600 meter meer verdeelde scores gaf. De zones worden berekent vanaf het geografisch gelegen middelpunt van een buurt. Er zou ook gekozen kunnen worden voor een afstand vanaf de buurtgrenzen, maar dit zou betekenen dat buurten met een groter oppervlak ook een grotere bufferzone toegewezen krijgen, waardoor de absolute waarden van groenoppervlak in die buffer ook hoger zullen uitvallen dan die van kleinere buurten. Door het middelpunt van een buurt te nemen, krijgt elke buurt buffers met eenzelfde grootte, en zo kunnen de resultaten beter met elkaar vergeleken worden. Een voorbeeld van hoe de analyse werkt is te zien in figuur 2, waarin de hoeveelheid groene ruimte van de Weesperbuurt is genomen. Het groene punt is het middelpunt van de Weesperbuurt, van waaruit de buffers berekent worden. De groene vlakken zijn de recreatieve groene ruimte in de stad.

Figuur 3.1.1: Voorbeeld Analyse. links: de bepaling van het middelpunt van een buurt. rechts: de

bijbehorende buffers

Zo kan per buurt in drie verschillende buffers het oppervlak van recreatief groen berekend worden. Buurten met weinig groenoppervlak hebben zo geografisch gezien minder toegang tot groene ruimte. Om een rechtvaardigheid van die ruimte te onderzoeken, wordt een eventueel verband bestudeerd tussen toegang tot groene ruimte en respectievelijk etniciteit en inkomen.

Deze gegevens worden per buurt verzameld. Met behulp van een regressieanalyse kan vervolgens het verband tussen toegang tot groene ruimte op verschillende afstanden en respectievelijk inkomen en etniciteit in Amsterdam verzameld worden. Er is gekozen voor de regressieanalyse omdat hiermee een significant verband tussen de verklarende variabelen i) etniciteit en ii)inkomen, en de afhankelijke variabele, de hoeveelheid groene ruimte per buurt onderzocht kan worden (Field, 2013). De regressieanalyse is alleen uitgevoerd voor de buffer van 1600 meter omdat deze resultaten het meest relevant zijn, zoals eerder benoemd is. Uit de resultaten van de regressie blijkt de mate waarin stedelijke groene ruimte in

(16)

3.2 Kwalitatieve analyse

Een volledig beeld van toegankelijkheid vraagt om gemengde methoden. Kwalitatief

onderzoek biedt inzicht in de kwalitatieve deelvraag hoe recreatieve groene ruimte gebruikt wordt en door wie. Door middel van gestructureerde observatie kan gekeken worden naar de verschillende functies die stadsparken bieden voor gebruikers. Bij de observaties wordt gebruik gemaakt van een observatieschema waarin gekeken is naar de activiteiten in de groene ruimte, de omgeving waarin het gebeurt, en de tijd en de personen die de activiteit uitvoeren. Aan de hand van een observatieschema wordt per park duidelijk welke functies in het park worden uitgevoerd en waar. Daarnaast worden de activiteiten in het

observatieschema geschaard onder een aantal hoofdcategorieën, die gebaseerd zijn op de subconclusies uit de literatuur. Bij de activiteiten die worden waargenomen in het

observatieschema wordt op deze manier ook gekeken naar de hoofdfunctie die het park biedt. Voorbeelden zijn; het park als plaats voor ontspanning, fysieke activiteit,

ontmoetingsplek of andere recreatie.

Aan de hand van semigestructureerde interviews met gebruikers van de recreatieve ruimte kan onderzocht worden hoe zij de rechtvaardigheid van de verdeling ervaren. Zo kan het kwalitatieve onderzoek vergeleken worden met de geografische analyse, om zo te onderzoeken wat het op buurtniveau betekent als er in een buurt weinig of juist veel

toegang tot groene ruimte is. Als er bijvoorbeeld een buurt is waar etnische minderheden en bevolkingsgroepen met een laag inkomen geografisch gezien veel toegang is tot groene ruimte, is het interessant om te kijken naar de manier waarop de groene ruimte in die buurt gebruikt wordt en door wie. Welke buurten relevant zijn om kwalitatief te onderzoeken, is bepaald aan de hand van de resultaten van de GIS-analyse.

Korte interviews met de parkgebruikers worden gebruikt om te onderzoeken in hoeverre het park geschikt is voor de activiteit die ze uitvoeren, welke activiteiten minder goed mogelijk zijn, en of ze denken dat iedereen van het park gebruik kan maken. Er wordt voor korte interviews gekozen omdat verwacht wordt dat er meer data verzameld kan worden in een informele setting, en de vragenlijst kort gehouden kan worden (Bryman, 2012). De

interviews vullen de observaties aan om een volledig beeld te geven van de functies van een park en de redenen dat een park geschikt is voor die functies.

De observaties en interviews zullen afgenomen in drie grote stadsparken in Amsterdam, omdat stadsparken met veel oppervlak een grote en diverse hoeveelheid aan functies en ecosysteemdiensten kunnen leveren aan buurtbewoners (Swanwick, Dunnett & Wooley, 2003). De parken zijn gekozen op basis van verschillen in inkomen en etniciteit in de omliggende buurten. Zo kan bij verschillende bevolkingsgroepen en buurten gekeken worden naar de functies van groene ruimte. Het Beatrixpark is omringd door buurten met bovengemiddeld veel Westerse inwoners en een hoog inkomen. Het Flevopark is omringd door een aantal van de meest gemiddelde buurten in Amsterdam als het gaat om inkomen

(17)

en etniciteit, en het Nelson Mandelapark in Amsterdam Zuidoost heeft juist een hoger percentage niet-Westerse omwonenden.

Per park zijn twee observatiemomenten gekozen, behalve in het Nelson Mandelapark, waar één langer observatiemoment is geweest. In totaal zijn er in de parken 23 korte interviews afgenomen, waarbij de respons in het Flevopark en het Beatrixpark hoog lag met beiden negen participanten en geen weigeraars, terwijl er in het Nelson Mandelapark maar vijf mensen waren die mee wilden doen aan het onderzoek. Twaalf mensen weigerden om een interview af te laten nemen.

3.3 Bias

De observaties en interviews zijn allemaal afgenomen door dezelfde onderzoeker, waardoor de interpretatie van resultaten consistent blijft over alle interviews en observaties.

De onderzoeker hoort zelf ook bij een bevolkingsgroep met stereotypen en dus is het mogelijk dat bepaalde bevolkingsgroepen anders reageren op de onderzoeker. Dit zou een reden kunnen zijn voor de lagere mate van respons in het Nelson Mandelapark, waar voornamelijk Niet-westerse personen gebruik maakten van het park.

Het kwalitatieve onderzoek is voornamelijk gehouden in de schoolvakanties en warme dagen, waardoor de parken bovengemiddeld druk waren en er waarschijnlijk

bovengemiddeld veel kinderen aanwezig waren in de parken. Ook zijn externe factoren als het weer belangrijk geweest in de beleving en activiteiten in het park. Dit effect wordt geminimaliseerd door het feit dat ieder park op meerdere momenten is onderzocht. Dat parken drukker zijn bij lekker weer dan normaal is niet problematisch voor de

onderzoeksresultaten, omdat onderzocht wordt wat een park geschikt maakt voor bepaalde activiteiten. Er wordt waarschijnlijk meer gebruik gemaakt van het park op warmere dagen. Dit is geen probleem omdat er geen onderzoek wordt gedaan naar hoeveelheden in de kwalitatieve analyse, maar juist naar de achterliggende redenen dat een park bepaalde functies biedt aan gebruikers.

4. GIS-analyse

4.1 Spreiding van stedelijk groen

De eerste analyse die gedaan is, betreft de nabijheid van alle stedelijke groene ruimte in de nabijheid van buurten. De resultaten van deze analyse zijn weergegeven in figuur 4.1.1. In deze kaart is te zien dat het centrum van Amsterdam weinig stedelijke groene ruimte in de buurt heeft, terwijl dat naar de randen van Amsterdam juist toeneemt. Buurten in West, Noord en Zuid-Oost hebben met name veel oppervlakte groene ruimte in de buurt.

(18)

FIGUUR 4.1.1:STEDELIJKE GROENE RUIMTE PER BUURT

Een belangrijke noot bij deze algemene analyse is het feit dat alle stedelijke groene ruimte die de gemeente Amsterdam beheert wordt meegenomen, waardoor overige groene ruimte als stadsrandpolders en ruigtegebied de score van een buurt aanzienlijk verhogen, terwijl deze vaak niet intensief gebruikt kunnen worden door omwonenden. Uit het

literatuuronderzoek is al een onderverdeling in stedelijke groene ruimte gekomen, die ook bij de GIS-analyses gebruikt kan worden. Zo kan ook per buurt gekeken worden naar de hoeveelheid recreatieve ruimte en functionele ruimte, die intensiever gebruikt worden door omwonenden. In figuur 4.1.2 is de verdeling in drie soorten groene ruimte in Amsterdam weergegeven, om een inzicht te krijgen in de diversiteit van groene ruimte in Amsterdam.

(19)

FIGUUR 4.1.2:DRIE TYPEN GROENE RUIMTE IN AMSTERDAM

In deze kaart is nu duidelijk een onderscheid te zien tussen verschillende soorten groene ruimte. De recreatieve groene ruimte, bestaande uit stadsparken, sportparken en curiosa is verspreid over de hele stad, waarbij ook hier het centrum weinig toegang heeft tot

recreatieve groene ruimte in de buurt. Functionele groene ruimte, zoals volkstuinen, begraafplaatsen en corridors is schaarser verdeeld in de stad, en de overige groene ruimte zoals stadsrandpolders en ruigtegebied of struinnatuur is bijna alleen te vinden aan de randen van de stad. In respectievelijk figuur 4.1.3. en figuur 4.1.4. is te zien hoe de verdeling

(20)

van recreatieve en functionele groene ruimte per buurt in Amsterdam ligt.

FIGUUR 4.1.3:RECREATIEVE GROENE RUIMTE PER BUURT IN AMSTERDAM

(21)

Uit de kaarten is te zien dat recreatieve groene ruimte op een vergelijkbare manier verdeeld is als groene ruimte in het algemeen in Amsterdam, maar een paar plaatsen aan de

stadsranden minder toegang hebben tot recreatieve groene ruimte. IJburg bijvoorbeeld, in het Oosten van Amsterdam leek uit de algemene analyse voldoende groene ruimte in de buurt te hebben, maar uit deze analyse is te zien dat er weinig recreatieve ruimte is. Het is dus belangrijk om te kijken naar de soort groene ruimte. Verder lijkt de recreatieve ruimte zich niet in het centrum te bevinden, maar juist in toenemende mate aan de buitenkant van de stad. Functionele groene ruimte is bijna uitsluitend te vinden aan de rand van de stad, waardoor inwoners van het centrum van Amsterdam een grotere afstand moeten afleggen om bij deze groene ruimtes te komen.

(22)

4.2 Etniciteit en inkomen

Nu een inzicht is verkregen in de structuur van de groene ruimte, is de volgende stap om te kijken naar de verhouding tussen groene ruimtes en etniciteit of inkomen, om de

rechtvaardigheid van de verdeling van groene ruimte in te onderzoeken. In figuur 4.2.1 en figuur 4.2.2 zijn respectievelijk inkomen en segregatie per buurt in Amsterdam

(23)

FIGUUR 4.2.1:INKOMEN PER BUURT

FIGUUR 4.2.2:SEGREGATIEINDEX PER BUURT IN AMSTERDAM

Een kijk op de ruimtelijke verdeling van deze factoren levert opvallende resultaten op. Het centrum en Amsterdam-Zuid hebben gegeneraliseerd een hoger inkomen dan gemiddeld, en een bovengemiddeld Westerse bevolkingsverdeling. Wijken die verder van het centrum liggen in Zuid-Oost en West hebben gemiddeld genomen een lager inkomen, en een overwegend Niet-westerse bevolking. Dit zijn tegelijkertijd wijken met veel toegang tot recreatieve groene ruimte, en in het geval van de wijken in West ook functionele groene ruimte. Hiermee hebben etnische minderheden en bevolkingsgroepen met een lager inkomen in die wijken dus veel toegang tot groene ruimte, terwijl de gemiddeld genomen rijkere en Westerse bevolkingsgroepen in het centrum minder toegang hebben tot stedelijk groen. Dit vermoeden wordt bevestigd door de regressies, te zien in figuur 4.2.3. en 4.2.4. In buurten in Amsterdam wordt verwacht dat elke €1000 extra gemiddeld jaarlijks inkomen in een buurt gepaard gaat met 1,15 hectare minder groene ruimte.

(24)

FIGUUR 4.2.3:ETNICITEIT EN GROENE RUIMTE

FIGUUR 4.2.4:INKOMEN EN GROENE RUIMTE

4.3 Subconclusies

Uit de GIS-analyse blijkt dat, in tegenstelling tot trends uit vergelijkbare onderzoeken, armere bevolkingsgroepen en etnische minderheden in Amsterdam gemiddeld meer groen oppervlak in de buurt hebben. Dit verband is met name sterk door de geringe hoeveelheid groene ruimte in het centrum. Deze ruimtelijke verdeling, waarbij groene ruimte meer aanwezig is verder weg van het centrum van een stad, komt ook veel voor in andere steden (Coutts et al., 2010), maar daar wonen vaak juist etnische minderheden en mensen met een lager inkomen, waardoor die in die onderzoeken juist weinig toegang hebben tot groene ruimte. De ruimtelijke verdeling van groen is dus vergelijkbaar met andere steden, maar de verdeling van bevolkingsgroepen is anders.

(25)

FIGUUR 4.3.1DRIE PARKEN EN INKOMEN

(26)

5. Kwalitatieve analyse

Met de GIS-analyse is een inzicht verkregen in de nabijheid van verschillende soorten groene stedelijke ruimte per buurt in Amsterdam. Het aantal vierkante meters ruimte is echter niet alleszeggend als het gaat om environmental justice. Stedelijke groene ruimte is divers in functie en identiteit. Elk park, sportveld of andere groene ruimte biedt verschillende faciliteiten en trekt een bepaald publiek. Zo kunnen mensen in een buurt wel toegang hebben tot veel vierkante meters groene ruimte, maar als die niet geschikt is voor bepaalde functies van groene ruimte, hebben buurtbewoners geen toegang tot alle

ecosysteemdiensten die stedelijk groen kan leveren. De inrichting en kwaliteit van de groene ruimte en haar faciliteiten is daarom ook een belangrijke factor in dit onderzoek. Daarbij is ook de identiteit en politieke inspraak van bevolkingsgroepen uit de buurt belangrijk. Zo kunnen buurtbewoners invloed uitoefenen op de inrichting van de groene ruimte, en zo blijven hun belangen beschermd bij de inrichting van het park. De resultaten van de observaties en interviews worden per park besproken.

5.1 Beatrixpark

Het Beatrixpark is gelegen in Amsterdam-Zuid, tussen de Rivierenbuurt, de Apollobuurt en de Zuid-as. Uit de GIS-analyse blijkt dat de buurten die om het Beatrixpark heen liggen gemiddeld genomen bewoners met een hoog inkomen hebben, en in vergelijking met de rest van Amsterdam een hoger percentage Westerse inwoners hebben. In figuur 5.1.1. is een plattegrond van het Beatrixpark aangegeven om een overzicht te krijgen van het gebied en de verschillen de plaatsen en faciliteiten in het park.

(27)

FIGUUR 5.1.1:PLATTEGROND BEATRIXPARK.BRON:VERENIGING VRIENDEN VAN HET BEATRIXPARK (2018)

De grote speelweide centraal in het park bestaat uit een grasveld omringd door bomen. Aan de randen van het park zijn verschillende hoven en tuinen met een focus op natuur. Door het park liggen wegen en kleinere paden die verschillende delen van de stad met elkaar verbinden.De resultaten van de observaties staan in tabel 5.1. De resultaten van de interviews zijn te vinden in de bijlage.

TABEL 5.1:OBSERVATIESCHEMA BEATRIXPARK

Observaties chema Beatrix

park Functie Mensen Plaats Het park als plaats voor:

Woensdag 4 mei 15:00 - 18:00 Zonnen en liggen grote speelweide,

speelweide Rust, ontmoetingsplek

Zonnig 18 C

Natuur bekijken

1-2 pers.;

toeristen Rust

Door het park wandelen 1-2 pers; koppels Paden, bloemenweide, Artsenijhof Fysieke activiteit, ontmoetingsplek Frisbee Jongeren 4 grote speelweide Fysieke activiteit,

(28)

pers ontmoetingsplek

American Football

Jong

volwassenen

4 pers grote speelweide

Fysieke activiteit, ontmoetingsplek Yoga/dans Kleine groepen jong

volwassenen grote speelweide

Fysieke activiteit, ontmoetingsplek

Spelen Kinderen

grote speelweide,

kinderbadje Fysieke activiteit

Hond uitlaten

1 pers met hond

grote speelweide,

kleinere veldjes, paden Fysieke activiteit

Jeu de Boule Jong koppel grote speelweide

Fysieke activiteit, ontmoetingsplek Hardlopen 1 pers Paden Fysieke activiteit

Niet-bestemmings verkeer

Fietsers en

scooters Paden Vervoer

Vrijdag 20 april 20:30 -

22:00 Barbecue

3-4

personen Grote speelweide Ontmoetingsplek, eten

Helder weer

10 C Zwerven Zwervers Vaste plantentuin Onderkomen

Chillen en Blowen

2-4

personen speelweide Rust, ontmoetingsplek

Niet-bestemmings verkeer

Fietsers en

scooters Paden Vervoer

Uit de observaties en interviews met gebruikers blijkt dat er diverse activiteiten gehouden worden in het Beatrixpark. De grote en kleine speelweides worden het meest actief gebruikt door meerdere mensen om in te recreëren, vrienden te ontmoeten of te ontspannen. De rustigere delen van het park worden gebruikt om te wandelen, de hond uit te laten of uit te rusten. Het park als geheel wordt door alle geïnterviewde gebruikers als rustig ervaren, door de afsluiting van de rest van de stad, de stilte in het park en de plaatsen in het park die niet voor iedereen zichtbaar zijn. Dit is te zien in een aantal quotes van gebruikers die de sfeer in het park illustreren.

• ‘Ik kom hier soms als ik aan het werk ben en even geen inspiratie meer heb. Dan vind ik het heerlijk om door de tuinen te wandelen’

(29)

• ‘Het is hier stil, iedereen weet dat dit een rustig park is en gedraagt zich daar naar’

• ‘Ik denk dat iedereen hier welkom is.’

Tegelijkertijd wordt de grote speelweide gebruikt voor fysieke activiteit en als een

ontmoetingsplek, of een combinatie van die twee. Overdag wordt het park veel gebruikt en als veilig ervaren. Later op de avond zijn grote delen van het park donker en zoeken daklozen een plek om te slapen. Respondenten geven aan dat het park gedurende de dag op

meerdere momenten wordt gebruikt, waardoor er altijd mensen in het park zijn. S ’avonds wordt het park gebruikt door jongeren, die het park gebruiken als ontmoetingsplek. Het merendeel van de participanten van het onderzoek zijn tevreden met het park, en noemen als redenen hiervoor vooral de rust van het park. Een groot deel van de paden zijn omringd door bomen waardoor men in privacy kan wandelen en genieten van de natuur. Daarnaast blijft het park interessant, omdat je door het hele park heen moet lopen om alles te kunnen zien.

Volgens gebruikers van de groene ruimte in het Beatrixpark is het park en zijn faciliteiten voor iedereen toegankelijk. Het park biedt in ieder geval functies aan verschillende

leeftijdsgroepen. Door het kinderbadje en de ruimte voor fysieke activiteit wordt het park veel gebruikt door kinderen en jongeren. De wandelpaden en tuinen maken het park

tegelijkertijd ook aantrekkelijk voor ouderen. Daarnaast zorgen de grotere wegen in het park ervoor dat gedurende de dag mensen door het park reizen op weg naar een ander deel van de stad.

5.2 Flevopark

Het Flevopark in Amsterdam-Oost wordt ingesloten door de Indische Buurt en de campus van Amsterdam Science Park. De omliggende buurten hebben een bevolking die voor Amsterdamse begrippen gemiddeld is in inkomen en etniciteit. Het park is een relevante onderzoeksplek in dit onderzoek omdat er gekeken kan worden naar de bevolkingsgroepen in de groene ruimte. Als het Flevopark voor iedereen toegankelijk en aantrekkelijk is, zou dat betekenen dat de verschillende bevolkingsgroepen allen gebruik maken van het park. Het observatieschema van het Beatrixpark is te vinden in tabel 5.2.

Het park zelf heeft een inrichting die vergelijkbaar is met het Beatrixpark. Beide parken hebben een groot en een klein grasveld, en daaromheen besloten paden met bomen en natuur eromheen. In het Flevopark waren dan ook vergelijkbare functies te zien; Op de grasvelden lagen mensen in de zon of in de schaduw van de bomen en werd er door kleine groepen gesport. De paden werden gebruikt door wandelaars, mensen die hun hond uitlaten en hardlopers. Gebruikers van het park waardeerden ook hier de rust, maar hier waren de paden en tuinen ruiger ingericht dan in het Beatrixpark, waardoor de vegetatie een

(30)

natuurlijk gevoel opwekte bij gebruikers. De plattegrond van het Flevopark is weergegeven in figuur 5.2.1

FIGUUR 5.2.1.PLATTEGROND FLEVOPARK.BRON: FLEVOPARK

In het Flevopark zijn ook twee commerciële voorzieningen. Naast de Westelijke ingang is een klein café naast de speeltuin gebouwd waar ouders iets kunnen eten of drinken terwijl hun kinderen aan het spelen zijn. Aan de Noordkant van het park ligt het Flevoparkbad, waar mensen kunnen zwemmen in openluchtbaden in een deel van het park. Het bad werd uitvoerig gebruikt, onder andere door niet-Westerse families die in de Indische buurt

woonden. De groepen bestonden vaak uit een of twee ouders en een aantal kinderen tot 12 jaar. Ook Westerse families en kinderen waren in het park aanwezig, maar die waren over het algemeen in minder grote groepen. De participanten gaven aan dat het park voor iedereen open was, en er leek op basis van de observaties ook geen bevolkingsgroep uitgesloten op basis van etniciteit of inkomen.

TABEL 5.2:OBSERVATIESCHEMA FLEVOPARK

Functie Mensen Plaats Het park als plaats voor:

Observatiesche

ma Flevopark Zonnen en liggen 1-2 pers

Grote grasveld, Flevoparkbad Rust Woensdag 9 mei 13:00 - 18:00 Honkbal 4 jongens + 2 oudere

vrouwen Grote grasveld

Fysieke activiteit, ontmoetingsplek

Zonnig 24 °C Wandelen 1-2 pers Paden, tuinen Fysieke activiteit, rust Hardlopen 1 pers Paden Fysieke activiteit Hond uitlaten 1 pers Paden Fysieke activiteit

Zwemmen

2-8 pers;

families Flevoparkbad

Recreatie, fysieke activiteit,

(31)

ontmoetingsplek

Koffie drinken 1-2 pers Café

Ontmoetingsplek, eten/drinken Stadstuinieren 1 pers Stadstuin Recreatie

Zaterdag 26 mei

18:00 – 20:00 Barbecueën 4 pers Grote grasveld

Ontmoetingsplek, eten/drinken Omgaan met

vrienden en

blowen 3 jongeren Bankjes Ontmoetingsplek, rust

5.3 Nelson Mandelapark

Het derde park dat in de analyse is meegenomen is het Nelson Mandelapark in Amsterdam-Zuidoost, voorheen het Bijlmerpark. Het park is aangelegd in 1970, maar is verbouwd en opnieuw geopend in 2011. Het park wordt begrensd door de Flierbosdreef, het Gulden Kruispad, de Gooiseweg en de Gaasperdammerweg (A9) en wordt doorsneden door de Karspeldreef. Jaarlijks wordt het Kwakoe Zomerfestival georganiseerd. Het park is schematisch weergegeven in figuur 5.3.1.

FIGUUR 5.3.1.PLATTEGROND NELSON MANDELAPARK (MECANOO 2018)

Het Nelson Mandelapark verschilt van de andere twee parken in de inrichting en faciliteiten van het park. Het park staat voornamelijk uit grote uitgestrekte grasvelden met een paar enkele bomen, waardoor er minder schaduw en afgesloten gedeelten zijn in het park. De kleinere grasvelden werden niet gebruikt. De meeste mensen waren op een warme middag (27 °C) geconcentreerd bij de grote speelplaats, omdat daar kleine stukken schaduw waren en er veel kinderen speelden. De open grasvelden werden later op de dag wel gebruikt om

(32)

te barbecueën. De gebruikers van het park waren voornamelijk kinderen en ouders. Opvallend was dat er weinig mannen op de kinderen pasten. De moeders zochten elkaar vaak op om te praten en te zitten en te eten terwijl de kinderen gebruik maakten van de speelplaatsen.

In dit park was de meerderheid van de gebruikers niet-Westers, en het merendeel wilde niet participeren aan een kort interview. De mensen die wel een interview gaven, zeiden dat ze de verbouwing van het park niet als positief hebben ervaren, omdat er veel bomen, schaduw en rust was verdwenen na de verbouwing. Twee vrouwen beweerden dat de gemeente dit had gedaan om het park beter in te richten voor het Kwaku zomerfestival, terwijl het voor de rest van het jaar minder prettig is geworden. Daarnaast is er in het midden van het park een afgesloten sportpark aangelegd, waardoor deze ruimte niet openbaar is voor iedereen, en het park wordt gesplitst door zowel de Karspeldreef en het sportpark. Hierdoor zijn er weinig plekken waar het park als rustig kan worden ervaren. Waar in de andere twee parken

gebruikers de drukte kunnen ontlopen door te wandelen in paden met bomen of tuinen, biedt het Nelson Mandelapark weinig faciliteiten waar gebruikers het park als plaats voor rust kunnen gebruiken. Een aantal quotes van participanten uit het onderzoek helpen om dit te illustreren.

• ‘Vroeger waren hier overal bomen. Toen ik hier net kwam wonen zaten er altijd overal rasta’s tussen te blowen. Dat is misschien ook niet goed, maar het was hier wel een stuk gezelliger’

• ‘Alles hier is ingericht op het Kwakufestival. Ik weet niet waarom ze dat doen’ • ‘Ik denk wel dat iedereen uit de buurt hier kan komen ja. Bij de speeltuin is

(33)

Functie Mensen Plaats Het park als plaats voor:

Observatieschema

Nelson Mandelapark Vissen Man Visvijver Rust,recreatie

Dinsdag 8 Mei 14:00

17:00 Zitten 1-2 pers Visvijver Rust,recreatie

Zonnig 27 C Zonnen + liggen 1-8 pers Grote speelplaats Rust Non-bestemmingsv

erkeer 1 pers Paden Vervoer

Sporten 1-4 pers Sportschoola pparaten Fysieke activiteit, ontmoetingsplek Picknick 2-8 pers;moeders met kinderen Grote speelplaats Eten/drinken. Ontmoetingsplek BBQ ouders (met kinderen) Grote speelplaats Eten/drinken. Ontmoetingsplek

Bier drinken 2 pers Bomen

Rust, eten/drinken, ontmoetingsplek Spelen Kinderen Grote speelplaats Fysieke activiteit, ontmoetingsplek Hiphop luisteren Jongeren Grote speelplaats Recreatie, ontmoetingsplek Voetbal Jongeren Voetbalclub, voetbalveld Fysieke activiteit, ontmoetingsplek Basketbal Jongeren Grote speelplaats Fysieke activiteit, ontmoetingsplek

5.4 Subconclusies

De drie parken in Amsterdam bieden diverse functies aan de bewoners van omliggende buurten. De geïnterviewden van alle drie de parken zien geen redenen waarom mensen of bevolkingsgroepen uit zouden worden gesloten van het park. Wel wordt duidelijk dat de inrichting en faciliteiten van een park bepalend kunnen zijn voor de functies en identiteit van het park. Zo worden het Beatrixpark en het Flevopark onder andere gebruikt als plekken om tot rust te komen en van de natuur te genieten, terwijl dat moeilijker is in het Nelson

Mandelapark, waar er weinig delen van het park zijn waar je je afgesloten kan voelen van de rest van het park. Dit park wordt wel intensief gebruikt als ontmoetingsplek voor vrienden en familie bij de speelplaats, en er wordt veel gesport en bewogen bij de speelplaats en de sportclubs. Zo lijken groepen in parken niet uitgesloten op basis van hun identiteit, maar eerder op de functie die ze van het park verwachten. Dit betekent dat parken inclusief kunnen lijken omdat ze geen bevolkingsgroepen uitsluiten op basis van etniciteit of inkomen, maar wel op functies en beleving van parken.

(34)

Om zoveel mogelijk mensen gebruik te laten maken van de groene ruimte, moeten grote stadsparken dus divers zijn in functie om zo aantrekkelijk te zijn voor een breed publiek. In het Nelson Mandelapark schort het bijvoorbeeld aan bomen, schaduw, tuinen en vegetatie om het park als plaats voor rust te gebruiken. In zowel het Beatrixpark als het Flevopark gaven gebruikers aan dat ze in het park kwamen voor hun rust, even weg van de stad. Het Nelson Mandelapark werd op zonnige dagen wel veel gebruikt, maar op een eenzijdige manier en voornamelijk bij de speelplaats en openbare sportveldjes als plek voor fysieke activiteit en ontmoeting. Een ander interessante bevinding was de frequentie van verkeer in de parken. Door de parken te faciliteren met fiets- en wandelpaden als verbindingen tussen stadsdelen, wordt het park ook gebruikt en bezocht door reizigers. Hierdoor blijft het park actief en veiliger.

6. Conclusie

In dit onderzoek is getracht te onderzoeken in hoeverre de toegankelijkheid van stedelijke groene ruimte rechtvaardig is verdeeld onder de bewoners van Amsterdam. Uit de literatuur is gebleken dat groene ruimte een breed aanbod aan ecosysteemdiensten aan de gebruikers levert. Het is voor stadsmakers dan ook een opgave om groene ruimte te creëren en te onderhouden voor alle gebruikers van de stad. Uit de GIS-analyse van dit onderzoek kwam naar voren dat een groot deel van Amsterdam toegang heeft tot meer dan 100 hectare stedelijke groene ruimte, waarvan het grootste deel recreatief. Functionele en overige groene ruimte was zeldzamer, en beperkte zich vooral tot volkstuinen en begraafplaatsen in bepaalde buitenwijken van de stad. Het centrum van Amsterdam heeft verreweg het minste beschikbare stedelijke groene ruimte van de gehele stad, en door de inrichting en

monumentale waarde van de binnenstad kan het lastig zijn om daar in de toekomst nieuwe groene ruimte aan te leggen. Er ligt voor de gemeente en de bewoners van het centrum daarin een uitdaging om die ruimte alsnog te vergroenen door bijvoorbeeld kleinschalige buurtinitiatieven of de transformatie naar groene plaatsen of lineaire groene ruimtes door het centrum heen, om op deze manier toch de ecosysteemdiensten hier ook te laten gelden. De ruimtelijke spreiding van stedelijk groen naar de buitenwijken van steden is geen

onbekende in soortgelijk onderzoek, echter gaat dat elders vaak gepaard met gentrificatie van de betreffende wijken. In Amsterdam lijkt daar op basis van de geografische analyse geen sprake van te zijn. Bevolkingsgroepen met een lager inkomen en niet-Westerse mensen hebben zelfs meer oppervlakte groene ruimte in de buurt dan Westerse mensen met een hoger inkomen, waardoor er vanuit kwantitatief opzicht niet gesproken kan worden van een onrechtvaardige verdeling voor mensen met een lager inkomen of etnische minderheden. Dit is met name een opvallend onderzoeksresultaat omdat uit vergelijkbare onderzoeken naar environmental justice in Engelse en Amerikaanse omgevingen juist naar voren kwam dat ook op geografisch niveau sprake is van gentrificatie en een onrechtvaardige verdeling van de stedelijke groene ruimte. Mogelijke verklaringen dat dit in deze case study niet naar voren is gekomen zouden kunnen zijn dat Amsterdam een andere ruimtelijke structuur zou

(35)

kunnen hebben dan Amerikaanse en Engelse steden, of dat beleid van de gemeente om groene ruimte voor iedereen toegankelijk te maken effectief is geweest, maar dit blijft een interessant onderzoeksresultaat om op voort te bouwen in een vervolgonderzoek, waarin de vergelijking met andere steden centraal kan staan.

De geografische nabijheid van groene ruimte is echter niet de enige factor die bepalend is voor toegankelijkheid en rechtvaardigheid. In de GIS-analyse is al onderscheid gemaakt tussen drie soorten groene ruimte, maar binnen die categorieën bestaat ook nog variatie. De precieze functies en identiteiten van recreatieve groene ruimte lopen uiteen en hangen vooral af van de inrichting en faciliteiten van het park, maar ook van de belevingservaring van gebruikers van het park. Deze gegevens zijn moeilijk te kwantificeren, en daarom is een dieper inzicht gezocht met kwalitatieve analyses in drie parken. De resultaten van deze analyse is context-specifiek op die groene ruimtes, en dus niet direct vertaalbaar naar alle groene ruimte in Amsterdam. De resultaten kunnen wel gebruikt worden om kennis op te doen naar de manieren waarop parken gebruikt kunnen worden, en wat verschillende gebruikers verwachten, ervaren en waarderen in parken. De thema’s die met name naar voren kwamen in de kwalitatieve analyse waren fysieke activiteit, rust, recreatie en het park als ontmoetingsplek. Voor fysieke activiteit is het belangrijk dat er diverse ruimtes zijn waar sport bedreven kan worden, zoals grasvelden en sportvelden. Dit werd in alle drie de parken gedaan, omdat er in deze parken vaak meerdere uitgestrekte grasvelden en andere

faciliteiten zijn. De mogelijkheid van fysieke activiteit is belangrijk voor parken, omdat uit de literatuur blijkt dat het mensen stimuleert om naar buiten te komen en te sporten, wat voordelen voor de fysieke en mentale gezondheid van gebruikers levert. Een divers park moet echter tegelijkertijd ook ruimte bieden tot rust, om zo een plek te zijn om te

ontsnappen aan de drukte van de stad. Deze functie werd in het onderzoek van Dunnett et al. (2002) naar groene ruimte in Engeland als een van de belangrijkste functies van het park beschreven. Ook uit dit onderzoek in Amsterdam bleek dat een breed publiek om deze reden naar parken kwam waar dit ook mogelijk was. In het Flevopark en het Beatrixpark waren tuinen, paden en andere vegetatie om doorheen te wandelen en te waarderen, maar deze functies waren niet terug te zien in het Bijlmerpark omdat de faciliteiten er daarvoor niet waren. Daarmee komt ook meteen het belang van kwalitatief onderzoek naar de inrichting van parken naar boven. Het Nelson Mandelapark is groot in oppervlak, en daarom komt uit de GIS-analyse dat de omliggende buurten in Amsterdam Zuid-Oost veel toegang hebben tot recreatieve groene ruimte, maar die recreatieve groene ruimte biedt niet alle functies die parkgebruikers van groene ruimte verwachten. Een geografische analyse naar stedelijke groene ruimte kan daarom wel buurten uitlichten die te weinig toegang hebben tot algehele groene ruimte, maar is niet alleszeggend. Het groenoppervlak per buurt is een belangrijke factor om te kijken naar passieve ecosysteemdiensten in een buurt zoals vermindering in geluidsoverlast, verbetering van de luchtkwaliteit, waterberging en biodiversiteit, maar tegelijkertijd geeft deze factor geen volledig beeld over

ecosysteemdiensten die pas geleverd worden als omwonenden actief gebruik maken van de groene ruimte. Er liggen in de kwaliteit van faciliteiten in parken en de beleving van

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Uit het oorspronkelijke voorstel van het college over de invoering van betaald parkeren voor gehandicapten bleek dat van gehandicapten verwacht werd dat ze bij parkeren op straat

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

De tarweteler is vaak geneigd bladluizen te bestrijden rond de bloei. Er wordt dan aan de vee! toegepaste rniddelen tegen afrij- pingsziekten een bladluisdodend

Een zekere hoeveelheid CO kan het beste kan worden aangewend op momenten dat een hoog lichtniveau deze extra CO zo efficiënt mogelijk door het gewas laat gebruiken. De

The Sigman group continued their investigation by studying the potential use of ligands in Wacker oxidation reactions (Scheme 1.3) as a way of stabilizing the

This article deals with a well-known but largely under-researched event that occurred in Lesotho during the first three months of 1970, an incident in which members of

In order to study the frequencies of occurrence in a linguistic corpus (cf. Stefanowitsch 2010: 1; Biber, Conrad & Reppen 2000), the owner of the tattoo shop on the

In the case where the cedent accounted for the liability for output tax on the cession, a cessionary could be entitled to an input tax deduction if the dividend cession is acquired