• No results found

Het effect van overgewicht op pesten onder middelbare scholieren en de rol van contextuele variatie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het effect van overgewicht op pesten onder middelbare scholieren en de rol van contextuele variatie"

Copied!
45
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het effect van overgewicht op pesten onder middelbare scholieren en de rol van

contextuele variatie

Universiteit van Amsterdam Bacheloronderzoek Sociologie 30 juni 2019

Door: Pien de Jong

Studentnummer: 11067349 Begeleider: Matthijs Kalmijn

Tweede beoordelaar: Agnieszka Kanas

(2)

A

bstract

Overgewicht lijkt onderhevig aan stigmatisering in de samenleving. Uit eerder onderzoek kan worden opgemerkt dat deze stigmatisering mogelijk leidt tot een verhoogde kans te worden gepest. Dit onderzoek toetst allereerst opnieuw het effect van overgewicht op pesten. Aangezien gesteld kan worden dat de mate en wijze van stigmatisering mede beïnvloed wordt door de omgeving, is gekeken in hoeverre variatie in context het effect van overgewicht op pesten beïnvloedt. Het percentage kinderen met overgewicht in de omgeving heeft als uitgangspunt gediend voor de contextuele variatie. Voor dit onderzoek is gebruikt gemaakt van data van het Children of Immigrants Longitudinal Survey in Four European Countries (CILS4EU). Deze data heeft het mogelijk gemaakt zowel landen te vergelijken als schoolklassen.

Resultaten laten zien dat er voor zowel jongens als meisjes een positief effect wordt gevonden van overgewicht op pesten. Jongens en meisjes met overgewicht worden significant vaker gepest dan jongens en meisjes zonder overgewicht. Gebleken is dat dit effect sterker lijkt te gelden voor meisjes dan voor jongens.

Wanneer landen worden vergeleken blijkt dat alleen voor meisjes geldt dat in landen waar het percentage overgewicht hoger is, het effect van overgewicht op pesten kleiner wordt. Wanneer scholen worden vergeleken blijkt voor zowel jongens als meisjes dat een hoger percentage kinderen met overgewicht op school het effect van overgewicht op pesten kleiner maakt. Dit effect is voor jongens sterker dan voor meisjes wat mogelijk indiceert dat jongens meer worden beïnvloed door de omgeving. Het onderzoeken van meer contexten is van belang om overtuigendere uitspraken te kunnen doen betreft het effect van context op het effect van overgewicht op pesten.

(3)

2

I

nhoudsopgave

1 Inleiding P. 3

1.1 De gevolgen van overgewicht P. 4

1.2 Contextuele variatie P. 6

2 Theorie en hypothesen

2.1 ‘Sociale misfit’ theorie als indicator voor pesten bij jongeren P. 9

2.2 Onderscheid jongens en meisjes P. 10

2.3 Contextuele variatie P. 11

3 Eerder onderzoek

3.1 Verband overgewicht en pesten P. 14

3.2 Contextuele variatie P. 15

4 Methoden

4.1 Data P. 17

4.2 Variabelen en operationalisering P. 18

4.2.1 Operationalisering onafhankelijke variabele overgewicht P. 20 4.2.2 Operationalisering afhankelijke variabele gepest worden P. 22 4.2.3 Operationalisering moderator variabele contextuele variatie P. 23

4.2.4 Controlevariabelen P. 24

4.3 Onderzoeksdesign P. 25

5 Resultaten

5.1 Beschrijvende statistiek P. 26

5.1.1 Beschrijvend univariaat P. 26

5.1.2 Beschrijvende analyse bivariaat P. 27

5.2 Regressie analyse P. 29

5.2.1 Effect van overgewicht op pesten P. 29

5.2.2 Contextuele variatie in landen P. 31

5.2.3 Contextuele variatie op scholen P. 34

6 Conclusie en Discussie P. 36

Appendix P. 40

(4)

l.

I

nleiding

Een zorgwekkende trend in de westerse samenleving heeft betrekking op het toenemend aantal individuen dat kampt met overgewicht. In het in 2000 gepubliceerde rapport van de World Health Organisation wordt al gesproken van een ‘wereldwijde epidemie’ omtrent het toenemend aantal mensen met (ernstig) overgewicht, en nog altijd neemt dit aantal toe (World Health Organisation, 2000). Overgewicht kan worden omschreven als het meedragen van een boventallige hoeveelheid vet en wanneer dit een extreme vorm aanneemt wordt gesproken van obesitas (Volksgezondheid, 2017). Om vast te kunnen stellen of hiervan sprake is, zijn verschillende meetinstrumenten

ontwikkeld. De body-mass index (vanaf hier BMI), waarbij de verhouding tussen gewicht en lengte als uitgangspunt wordt genomen, is de meest gebruikte maat om te constateren of kan gesproken kan worden van overgewicht of obesitas.

In Nederland geldt vanaf 1990 nagenoeg een constante jaarlijkse toename van het aantal volwassenen dat kampt met een ongezond lichaamsgewicht. Waar toentertijd 35,1% van de volwassenen te maken had met matig of ernstig overgewicht blijkt uit cijfers van het CBS dat in 2018 maar liefst de helft van de volwassenen Nederlanders ermee kampt (CBS, 2017, p. 22; Volksgezondheid, 2018). Hoewel in tegenstelling tot de volwassen populatie het aantal jongeren met overgewicht, over de tijd redelijk stabiel lijkt te blijven, heeft ook nog steeds een aanzienlijk deel van de Nederlandse jongeren er mee te maken. Voor 2018 geldt dat zo’n 12% van de jongeren een BMI-waarde heeft duidend op overgewicht of obesitas (Volksgezondheid, 2018).

Hoewel het probleem van overgewicht voor volwassen wellicht extremer oogt, vormt deze jongerenpopulatie een interessante onderzoeksgroep. Dit aangezien gevolgen van overgewicht op jonge leeftijd ook in het latere leven nog van grote invloed kunnen zijn (Puhl & Latner, 2007). Daarnaast lijkt het erop dat uiterlijke kenmerken onder jongeren een belangrijke rol spelen.

Mogelijk kan dit worden verklaard door de lichamelijke veranderingen in de puberteit waardoor de focus op uiterlijke kenmerken wordt vergroot (Pearce, Boergers & Prinstein, 2002, p. 387). Het bestuderen van overwicht is mede hierom in huidig onderzoek toegespitst op de populatie jongeren.

(5)

4 1.1. De gevolgen van overgewicht

Niet alleen in Nederland is overgewicht en obesitas veelvoorkomend, veel andere Europese landen kampen met nog hogere percentages. In alle Westerse landen geldt dat het aantal inwoners met overgewicht problematische vormen heeft aangenomen (Volksgezondheid, 2018). De internationale maatschappelijke aandacht omtrent het toenemende aantal mensen met overgewicht kan worden toegeschreven aan de gezondheidsrisico's en sociale consequenties die ermee gepaard gaan. Betreft gezondheid lijkt gesteld te kunnen worden dat het hebben van overgewicht een verhoogde kans met zich meebrengt op aandoeningen als diabetes, hart-en vaatziekten of aantasting van het bindweefsel stelsel of de ademhalingswegen (Sherry & Dietz, 2004; Gezondheidsraad, 2003). Daarnaast lijkt overgewicht impact te hebben op het mentale gestel. Psychologische problemen als eenzaamheid, verdriet en gespannenheid zijn kwesties waar individuen met overgewicht eerder last van hebben dan individuen met een gezond gewicht, zo wordt gesteld (Strauss, 2000).

Tevens, en dat maakt dit onderzoek vanuit sociologisch perspectief relevant, blijkt dat sprake is van stigmatisering van overgewicht in de samenleving. Van stigmatisering wordt gesproken indien een bepaald kenmerk door een meerderheid als afwijkend en negatief wordt beschouwd. Het lijkt evident dat overgewicht kan worden bestempeld als zo’n afwijkend kenmerk op basis waarvan individuen negatief worden beoordeeld (Puhl & Brownell, 2003). Op basis van bevindingen die veelal middels vragenlijsten, case-studies en experimenten zijn verzameld, kan bijvoorbeeld gesteld worden dat mensen met overgewicht onder andere in verband worden gebracht met luiheid, met een gebrek aan motivatie en zelfdiscipline én onverzorgdheid (Puhl & Brownell, 2001; Puhl &

Brownell, 2003). Deze negatieve associaties lijken te zijn genormaliseerd in allerlei belangrijke instituties in de samenleving; op de werkvloer, binnen de gezondheidszorg en in het onderwijs worden overeenkomstige negatieve uitspraken gedaan omtrent overgewicht (Puhl & Heuer, 2009). Deze stigmatisering leidt tot een negatieve beoordeling van individuen puur op basis van een afwijkende kenmerk, in dit geval overgewicht. Een Amerikaans onderzoek toont aan dat overgewicht ook door jongeren wordt afgekeurd (Latner & Stunkard, 2003). Dit is onderzocht onder twaalfjarige scholieren middels het voorleggen van tekeningen met een zestal

(6)

te zien, één met krukken en gips om het been, één in een rolstoel, één zonder linkerhand, één met een gezichtsvervorming en een kind met ernstig overgewicht. Op alle afbeeldingen zijn de kinderen identiek betreft lengte, uiterlijk en kleding.

In totaal werd de tekening met de afbeeldingen erop zes keer aan de kinderen voorgelegd. De eerste ronde werd de leerlingen de vraag gesteld wie van de zes leeftijdsgenootjes zij het leukste vonden, vervolgens werd iedere ronde gevraagd wie ze daarna het leukst vonden. De resultaten, na controle voor sociaal-economische en etnische achtergrond én cijfers, laten zien dat 49,4 % van de kinderen het plaatje van het kind met overgewicht als laatste kiest (Latner & Stunkard, 2003). Hieruit kan minstens worden afgeleid dat jongeren een negatieve associatie hebben met betrekking tot overgewicht .

Door incorporatie van een negatieve associatie tot overgewicht in de samenleving, wordt het mogelijk dat individuen met overgewicht ook daadwerkelijk ongelijk, en in dit geval negatief, worden behandeld in vergelijking met individuen zonder overgewicht. Voor zover bekend ontbreekt het nog aan statistisch onderzoek naar de mate waarin stigmatisering van overgewicht in de

samenleving daadwerkelijk leidt tot ongelijke behandeling. Er zijn echter wel onderzoeken die laten zien dat individuen met overgewicht vaker met bepaalde problemen te maken krijgen dan

individuen zonder overgewicht, terwijl daar geen aantoonbare redenen voor is (zoals voor gezondheidsproblemen bijvoorbeeld wel geldt).

Bij jongeren wordt het hebben van overgewicht in verband gebracht met ervaringen van pesterijen. Er is dan sprake van een situatie waarin de pester tot op zekere hoogte een machtspositie heeft verworven ten opzichte van het slachtoffer, waardoor het slachtoffer herhaaldelijk fysiek of verbaal wordt lastiggevallen (Geel, Vedder & Tanilon, 2014, p. 1263). Uit verschillende onderzoeken is gebleken dat jongeren met overgewicht vaker gepest worden dan jongeren zonder overgewicht (Geel et al., 2014). Hierover wordt verder uitgeweid in de hoofdstukken Theorie en Hypothesen én Eerder Onderzoek. In dit onderzoek vormt dit verband de basis. Het effect van overgewicht op

(7)

6 kan dienen dat jongeren op basis van een afwijkend kenmerk als overgewicht mogelijk buiten de groep worden geplaatst. Daarnaast is gebleken dat slachtofferschap van pesten bij jongeren met overgewicht, de ontwikkeling van mentale problemen als gevolg van overgewicht nog

aannemelijker maakt en dus schadelijk is (van Vuuren et al., 2019).

1.2. Contextuele variatie

Een stigma kan nader worden begrepen als een sociaal construct dat is ontstaan uit culturele,

historische en plaatselijke factoren. Dit maakt dat er variatie bestaat tussen sociale contexten betreft kenmerken die worden gestigmatiseerd (Dovidio, Major & Crocker, 2000). Onderzoek naar

verschillen van de normen omtrent lichaamsgewicht in variërende sociale contexten is zeer beperkt. Een kleinschalig Frans onderzoek toont op basis van interviews met vrouwen die last hebben van overgewicht, wel aan dat er tussen de landen Duitsland, Engeland en Frankrijk uiteenlopende ideeën bestaan betreft lichaamsidealen. In Frankrijk ligt het beoogde ideale lichaamsgewicht bijvoorbeeld lager dan in Engeland en Duitsland. Exacte en overtuigende verklaringen voor de verschillen tussen deze landen blijven echter uit (Carof, 2017). Uit dit onderzoek kan wel worden afgeleid dat ideeën betreft lichaamsgewicht inderdaad uiteenlopend kunnen zijn.

Andere onderzoeken, voornamelijk kwalitatief en etnografisch, bieden inzicht in factoren die mogelijk van invloed kunnen zijn op de normen betreft lichaamsgewicht. Onder andere het gemiddelde BMI en de aanwezigheid van obesitas in de omgeving worden als componenten

aangeduid ter beïnvloeding van de norm (Burke, Heiland & Nadler, 2010; Bergstrom & Neighbors, 2006). Het blijft in deze onderzoeken echter onduidelijk welke verschillen kunnen worden

onderscheiden en welke effecten dit meebrengt in de sociale context voor individuen met overgewicht.

Wanneer aangenomen wordt dat normen omtrent overgewicht verschillen en de kenmerken voor stigmatisering daarom mogelijk ook, is het aannemelijk dat het effect van overgewicht op pesten ook naar sociale context verschilt. Indien de norm omtrent overgewicht minder zwaar is, is het bijvoorbeeld mogelijk dat het effect van overgewicht op pesten ook minder sterk is. In huidig onderzoek wordt dit idee van contextuele variatie daarom onderzocht als moderator op het effect van overgewicht op pesten. De mate waarin in de omgeving sprake is van overgewicht zal als

(8)

uitgangspunt dienen voor de contextuele variatie.

Het toevoegen van contextuele variatie kan dienen als betrouwbaardere toets op het idee van stigmatisering als voorspeller van nadelige behandeling van individuen met overgewicht. Wanneer het effect van overgewicht op pesten inderdaad verschilt naar context kan namelijk met meer zekerheid worden gesteld dat het afwijkende kenmerk de oorzaak is voor het pesten, ofwel de ongelijke behandeling. Op deze manier wordt dus een meer directe link gelegd tussen

stigmatisering en het effect van overgewicht en pesten dan slechts de beschrijvende onderzoeken van stigmatisering die als voorspeller dienen voor het positieve effect van overgewicht op pesten.

Vele contexten kunnen van invloed zijn op de ontwikkeling van normen omtrent overgewicht. Zo kunnen bijvoorbeeld vrienden en familie een belangrijke rol spelen in de vorming van associaties met betrekking tot overgewicht (Eisenberg, Neumark-Sztainer, Story & Perry, 2005; Davison & Birch, 2008). In dit onderzoek zullen twee andere belangrijke contexten worden bestudeerd. Allereerst zal de contextuele variatie van landen worden geanalyseerd en worden gekeken hoe het effect van overgewicht op pesten onder jongeren hiernaar verschilt. Het is interessant om naar landen te kijken aangezien er duidelijke verschillen bestaan in de mate van overgewicht tussen landen. Aangezien het ook plausibel is dat normen op kleiner niveau worden gevormd zullen ook scholen worden vergeleken in de mate van overgewicht en de rol die dit speelt op het effect van overgewicht op pesten. Slachtofferschap van pesten wordt in dit onderzoek uitsluitend bestudeerd op scholen. Gepest worden buiten school reikt buiten de capaciteit van dit onderzoek.

(9)

8 Op basis van de bovenstaand geïntroduceerde variabelen; overgewicht, pesten én contextuele variatie, kan de volgende tweeledige onderzoeksvraag worden opgesteld:

l. ‘’Is er een effect van overgewicht op pesten onder middelbare scholieren.’’

ll. ‘’In hoeverre vormt contextuele variatie omtrent overgewicht een moderator voor het effect van overgewicht op pesten?’’

Om deze onderzoeksvraag te beantwoorden zal gebruik worden gemaakt van de Children of

Immigrants Longitudinal Survey in Four European Countries (CILS4EU) (Kalter et al., 2014). Deze gegevens van ruim 18.000 veertienjarige scholieren maken het mogelijk het effect van overgewicht op pesten te analyseren en zowel op het niveau van landen als op het niveau van schoolklassen naar de rol van contextuele variatie te kijken. De landen die vergeleken kunnen worden zijn Duitsland, Engeland, Nederland en Zweden.

De analyse zal afzonderlijk voor jongens en meisjes worden getoetst aangezien eenduidige

resultaten over mogelijke genderverschillen betreft het effect van overgewicht op pesten, lijken te ontbreken (Geel et al., 2014).

(10)

2.

T

heorie en hypothesen

2.1 ‘Sociale misfit’ theorie als indicator voor pesten bij jongeren

In de literatuur wordt overgewicht als belangrijke indicator genoemd om te worden gepest. Het lijkt erop dat dit het beste kan worden verklaard door de al eerder aangekaarte stigmatisering die heerst op overgewicht. Deze sociaal geconstrueerde, en dus niet op feiten gebaseerde, beoordelingen kunnen in verband worden gebracht met een verhoogde kans te worden gezien als ‘sociale misfit’. Van een ‘sociale misfit’ wordt gesproken wanneer iemand zich niet (voldoende) conformeert aan bepaalde heersende karaktereigenschappen, of hiertoe niet in staat is (Huitsing, Veenstra, Sainio & Salmivalli, 2012). Ofwel, de persoon in kwestie wijkt af van het ‘normale’ en wordt daarom negatief beoordeeld.

Wanneer sprake is van een ‘sociale misfit’, voortkomend uit stigmatisering, wordt het ervaren van pesterijen aannemelijker geacht (Huitsing et al., 2012). Dit ‘normaal’ tegenover ‘afwijkend’ denken, wat bijdraagt aan inclusie en exclusie, wordt zelfs beschreven als kernproces voor

pesterijen. Jongeren lijken pesten namelijk meer acceptabel te vinden indien een individu door een afwijkend kenmerk gekarakteriseerd wordt en daarop kan worden uitgesloten van de

meerderheidsgroep (Thornberg, 2018, pp.149-150, Ojala & Nesdale, 2004). Omdat overgewicht aan stigmatisering onderhevig is en mensen daarop negatief worden beoordeeld lijkt het een passend voorbeeld van een ‘sociale misfit’. Op basis hiervan kan dan ook de volgende eerste hypothese worden opgesteld:

Hypothese 1

‘’Er zal een positief effect worden gevonden tussen overgewicht en gepest worden onder middelbare scholieren.’’

(11)

10 2.2 Onderscheid jongens en meisjes

Eenduidige resultaten over mogelijke verschillen tussen jongens en meisjes in het effect van overgewicht op pesten lijken te ontbreken. Enerzijds zijn er onderzoeken waarin weinig variatie tussen jongens en meisjes wordt gevonden (Wang, Iannotti & Luk, 2010; Geel et al., 2014). Andere onderzoeken vinden juist wel een discrepantie in het effect van overgewicht op pesten tussen jongens en meisjes (Guo et al., 2006; Griffiths, Wolke, Page & Horwood, 2006). Verschillen lijken deels te kunnen worden toegeschreven aan de wijze waarop het pesten wordt gemeten. Zo worden meisjes, eerder dan jongens, buitengesloten of ervaren zij het pesten door het incasseren van kwetsende woorden. Bij jongens daarentegen lijkt vaker sprake van een meer lichamelijke vorm van pesten (Pearce, Boergers & Prinstein, 2002). De wijze waarop pesten wordt bevraagd kan daardoor invloed hebben op gevonden verschillen.

Bovendien lijkt gesteld te kunnen worden dat er meer druk wordt gelegd op meisjes omtrent het evenaren van het schoonheidsideaal. Een schoonheidsideaal kan worden omschreven als de door een (culturele) groep gedefinieerde optimale lichaamsomvang (Martin, 2010). Tegenwoordig ligt de nadruk bij het lichaamsideaal voornamelijk op ‘slank’ zijn ondanks dat het gemiddelde

lichaamsgewicht feitelijk stijgt. Hoewel ook voor jongens bepaalde schoonheidsidealen een steeds belangrijkere rol gaan spelen, worden voornamelijk meisjes beoordeeld op het lichaamsideaal (Esnaola, Rodríquez & Goñi, 2010; Schuck, Munsh, Schneider, 2018). Wanneer aangenomen wordt dat de druk van het schoonheidsideaal voor meisjes groter is dan voor jongens kan verondersteld worden dat meisjes mogelijk eerder gestigmatiseerd worden wanneer niet aan het schoonheidsideaal wordt voldaan en dus eerder als ‘misfit’ worden gekarakteriseerd. Op basis van deze bevindingen wordt dan ook de volgende hypothese opgesteld:

Hypothese 1b

(12)

2.3 Contextuele variatie

Het idee van de ‘sociale misfit’ kan nader worden onderbouwd door het (dis)similarity model geïntroduceerd door Wright (1986). Deze theorie stelt dat gedrag van kinderen in sterke mate wordt bepaald door de normen en standaarden van de groep waartoe zij behoren. Deze groepsnormen schrijven voor wat wel en niet als acceptabel wordt gezien binnen die groep.

In de wetenschap lijkt op te gaan dat normen veelal zijn gebaseerd op basis van gemiddelden. Dit idee beperkt zich niet alleen tot de exacte wetenschappen, maar is ook van toepassing op andere wetenschappen. Iets wat vaker voorkomt, wordt sneller gezien als normaal en zal dus veelal, uiteindelijk als ‘de norm’ gaan fungeren (Canguilhem, 1978, pp. 91, 105). Met betrekking op overgewicht lijkt te kunnen gesteld dat normen omtrent het hebben van een ongezond gewicht ‘soepeler’ zijn indien er in de omgeving vaker sprake van is (Kuebler et al., 2013, p. 1). Deze bevindingen maken het interessant om naast de context van landen, wat op hoger niveau van invloed kan zijn op verschillende associaties omtrent lichaamsgewicht (Carof, 2017), ook te kijken naar de context van scholen, daar waar kinderen hun eigen groepsnormen lijken te vormen en immers veel van hun tijd spenderen.

Verschillen in percentages kinderen met overgewicht in landen en scholen zal dus mogelijk leiden tot uiteenlopende uitkomsten met betrekking tot het effect van overgewicht op pestgevallen.

Wanneer sprake is van een hoger percentage kinderen met overgewicht zal dit waarschijnlijk leiden tot minder pestgevallen, aangezien de norm lijkt te worden aangepast waardoor er minder snel sprake is van een ‘sociale misfit’. Dit leidt dan mogelijk tot meer acceptatie, of lijkt in ieder geval bij te dragen aan het idee, overgewicht tot op zekere hoogte als ‘normaal’ te zien in plaats van afwijkend. De tweede hypothese luidt dan ook als volgt:

Hypothese 2

‘’ Het effect van overgewicht op pesten onder jongeren wordt zwakker wanneer in de omgeving sprake is van een hoger percentage kinderen met overgewicht.’’

(13)

12 Context kan gezien worden als een omgeving waarin aan een bepaald fenomeen betekenis wordt toegekend. In dit geval gaat het om de betekenis die wordt gegeven aan overgewicht. Hoewel er veel contexten zijn die van invloed zijn op de betekenisgeving omtrent overgewicht is voor dit onderzoek gekozen te kijken naar de context van land en school. Voor landen is gekozen omdat er grote verschillen bestaan tussen overgewicht in landen. Kijken naar scholen, waar kinderen veel van hun tijd doorbrengen, is belangrijk omdat volgens Wright (1986) de normen en standaarden van kinderen dus in sterke mate worden bepaald door de groep waartoe zij behoren.

De beschikbare dataset maakt het mogelijk drie verschillende Europese landen te vergelijken, namelijk Duitsland, Nederland en Zweden. In al deze landen zijn gegevens verzameld van

veertienjarige scholieren op zo’n 100 middelbare scholen per land (Kalter et al., 2014). Dit maakt het mogelijk ook te onderzoeken of er verschillen tussen scholen zijn in het effect van overgewicht op pesten.

Uit een internationaal onderzoek van de Wereldgezondheidsorganisatie in 2008-2009 zijn resultaten verkregen van verschillende Europese landen over 15-jarige jongeren (Currie et al., 2009). Deze resultaten zijn bruikbaar voor dit onderzoek aangezien de data die voor dit onderzoek zal worden geanalyseerd verworven is rond deze tijdsperiode. Uit de gegevens blijkt dat het percentage jongens met overgewicht tussen de landen sterk verschilt. In de drie landen is het percentage meisjes dat kampt met overgewicht ongeveer overeenkomstig. Zie Figuur 1 voor de exacte percentages.

Figuur 1. Overgewicht jongeren internationaal 2008/2009

Bron: Currie et al., (2019) 23 15 20 13 13 15 0 5 10 15 20 25 Duitsland Nederland Zweden 
Percentage overgewicht Jongens Meisjes

(14)

Op basis van deze gegevens valt te verwachten dat effecten van overgewicht in absolute zin op pesten in Nederland en hoger zijn dan in Zweden en Duitsland. Dit omdat in Nederland eerder sprake zal zijn van een ‘sociale misfit’ wat een verhoogde kans op pesten met zich meebrengt. Een tweede hypothese onder het mom van contextuele variatie wordt daarom opgesteld:

Hypothese 2b

‘’Het effect van overgewicht op pesten zal in landen waar meer overgewicht is zwakker zijn dan in landen waar het percentage kinderen met overgewicht kleiner is’’

Wanneer de ‘sociale misfit’ theorie wordt aangehouden kan ook voor scholen worden gesteld dat het effect van overgewicht op pesten zwakker zal zijn indien er zich meer mensen met overgewicht op die school bevinden. Hoewel er geen gegevens zijn van de scholen is contextuele variatie wel aannemelijk. Scholen verschillen bijvoorbeeld betreft gezondheid (WHO, 2018, p. 84). Wellicht heeft de mate waarin scholen bijvoorbeeld gezonde maaltijden stimuleren invloed op het

gemiddelde overgewicht op scholen of de stigmatisering. In ieder geval zullen scholen verschillen in het gemiddelde overgewicht. Om uiteindelijk te kunnen concluderen of contextuele variatie inderdaad een moderator vormt op het effect van overgewicht op pesten zal daarom ook worden onderzocht in hoeverre het effect van overgewicht op pesten verschilt tussen scholen binnen de drie landen, met uiteenlopende aantallen kinderen met overgewicht. De volgende hypothese is daarvoor opgesteld:

Hypothese 2c

‘’ Het effect van overgewicht op pesten zal op scholen waar meer overgewicht is zwakker zijn dan op scholen waar het percentage kinderen met overgewicht kleiner is.’’

(15)

14

3.

E

erder onderzoek

3.1 Verband overgewicht en pesten

Onderzoek omtrent het mogelijke effect tussen overgewicht op pesten baseert zich gedeeltelijk op afgenomen interviews en vragenlijsten. Dit resulteert in veel beschrijvende bevindingen van ervaringen van mensen waaruit opgemaakt kan worden dat het hebben van overgewicht mogelijk leidt tot een grotere kans te worden gepest. (Puhl, Luedicke & Heuer, 2011; Reece, Bissell & Copeland, 2015; Himmelstein & Puhl, 2018).

Het daadwerkelijke effect van overgewicht op pesten is ook meerdere keren onderzocht en er lijken vrij eenduidige resultaten te bestaan voor een positief effect tussen de twee variabelen. Een meta-analyse, waarin eerdere onderzoeken zijn samengevoegd, resulteert in significant positieve uitkomsten betreft het effect van overgewicht en obesitas op pesten onder jongeren (Geel et al., 2014). Voor de meta-analyse zijn relevante studies geselecteerd om vanuit daar opnieuw te onderzoeken of overgewicht en obesitas leiden tot een verhoogde kans gepest te worden. Deze selectie is gebaseerd op een aantal belangrijke uitgangspunten voor het onderzoek. Zo moesten studies om te worden geselecteerd allereerst een duidelijk onderscheid kennen tussen het effect van overgewicht op pesten en het effect van obesitas op pesten. Kinderen met een ‘normaal’ gewicht moesten als referentiecategorie hebben gediend.

Verder is in voor de meta-analyse gekozen een brede definitie van pesten aan te houden waarbij bijvoorbeeld ook zaken als plagen en schelden onder pesten worden gekwalificeerd. Studies die een nauwere perceptie van pesten hebben onderzocht zijn van de meta-analyse uitgesloten. Hiervoor is gekozen omdat het anders mogelijk is dat relevante vormen van pesten waar individuen met overgewicht en obesitas vaker mee in aanraking komen dan jongeren met een ‘normaal’ gewicht, niet worden meegenomen in de analyse. Pesten moest verder zijn onderzocht onder

leeftijdsgenoten, gepest worden door ‘anderen’ is geen aspect van deze meta-analyse.

Uiteindelijk werden zestien studies geselecteerd uit verschillende landen; onder andere onderzoeken uit Denemarken, Spanje, Engeland, de Verenigde Staten en China zijn vertegenwoordigd in de meta-analyse. Opvallend is dat zelfrapportage in alle geselecteerde studies als maatstaf is gebruikt voor het vaststellen van slachtofferschap van pesterijen. Resultaten laten zien dat er een significant

(16)

verschil bestaat tussen de kans om gepest te worden met overgewicht (OR= 1.19, p < 0.05) of obesitas (OR = 1.51, p < 0.05) in vergelijking met kinderen zonder overgewicht. Hierbij is pesten gemeten middels zelfrapportage en wordt er geen duidelijk onderscheid gemaakt op welke manier of in welke mate iemand gepest wordt. De nadruk ligt op het wel of niet ervaren van pesterijen. Verder kan uit deze meta-analyse worden opgemaakt dat, na vergelijking tussen de studies, de effecten van overgewicht op pesten en obesitas op pesten niet significant verschillen voor jongens en meisjes. Ook zijn geen significante verschillen gevonden tussen studies die gewicht en lengte middels zelfrapportage hebben verkregen en studies die dit exact hebben opgemeten (Geel et al., 2014).

Dit onderzoek biedt overtuigende resultaten voor een positief effect van overgewicht op de kans gepest te worden, onder jongeren door leeftijdsgenoten. Verschillen tussen jongens en meisjes lijken hierbij beperkt, net als de invloed van zelfrapportage. Een belangrijke kanttekening die bij dit onderzoek kan worden geplaatst, heeft betrekking op mogelijke omgekeerde causaliteit. Hoewel het onderzoek aantoont dat kinderen met (ernstig) overgewicht vaker gepest worden dan kinderen zonder (ernstig)overgewicht betekent dit niet als vanzelfsprekend dat overgewicht zorgt voor de grotere kans op pesten. Wellicht leidt slachtofferschap van pesten juist tot het ontwikkelen van overgewicht en verklaard dit causale verband de gevonden verschillen.

3.2 Contextuele variatie

Voor zover bekend ontbreekt het in de literatuur nog aan onderzoek omtrent de rol van contextuele variatie op het effect van overgewicht op pesten onder jongeren. Wel is er een onderzoek gedaan onder de volwassen populatie, met een gemiddelde leeftijd van 28 jaar (Kuebler et al., 2013). Deze studie onderzoekt of een hogere BMI in de omgeving van een individu met overgewicht wellicht ten goede komt op het gebied van mentale gezondheid. Het ervaren van pestgedragingen geldt hierbij als belangrijk onderdeel van het onderzoek.

(17)

16 dit onderzoek zijn individuen bestudeerd die vragen hebben gesteld omtrent lichaamsgewicht, de anonimiteit van deze gebruikers is hierbij gewaarborgd.

Op basis van zelfgerapporteerde gegevens van lengte en gewicht is het BMI van individuen

berekend om zo vast te kunnen stellen of mensen al dan niet kampen met overgewicht of obesitas. Vervolgens is het BMI van individuen gaan dienen als uitgangspunt om vragen van individuen met overgewicht te vergelijken met vragen van individuen zonder overgewicht. Vanuit hier is gekeken naar de vragen omtrent pesten, de gemiddelde leeftijd van de groep die wel eens een vraag omtrent pesten heeft gesteld is 28 jaar. Uit de resultaten kan worden opgemaakt dat zowel mannen als vrouwen met overgewicht of obesitas significant vaker vragen stellen omtrent ervaringen met pesterijen dan mannen en vrouwen zonder overgewicht.

Daarnaast wordt gevonden dat pesten minder vaak wordt aangekaart door mensen met overgewicht indien het gemiddelde BMI in een land toeneemt. Hieruit kan dus worden opgemaakt dat

contextuele variatie, in de zin van aanwezigheid van overgewicht in de omgeving, mogelijk van invloed is op het effect van overgewicht op pesten (Kuebler et al., 2013). Echter kent dit onderzoek een belangrijke beperkingen wat in huidig onderzoek wel zal worden meegenomen. Het effect op pesten wordt niet vergeleken tussen mensen met overgewicht en mensen zonder overgewicht. Er is dus geen sprake van een controle groep. In dit onderzoek zal dit daarom wel worden opgenomen en zal geconcludeerd worden of er al dan geen significante verschillen bestaan tussen gepest worden zonder overgewicht en gepest worden met overgewicht in uiteenlopende sociale contexten.

(18)

4.

M

ethoden

Belangrijk om te noemen is dat Engeland uiteindelijk niet is meegenomen in de analyse. Dit

aangezien is gekeken dat overgewicht in Engeland erg slecht is gemeten en de missing-cases (30%) als gevolg daarvan, een vertekend beeld zou schetsen. De analyse is dus uitgevoerd op basis van verkregen gegeven van de landen Duitsland, Nederland en Zweden.

4.1 Data

Om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden en de hypothesen te toetsen is gebruik gemaakt van een longitudinaal grootschalige dataset die is afgenomen onder middelbare scholen in vier Europese landen, genaamd Children of Immigrants Longitudinal Survey in 4 European Countries (CILS4EU) (Kalter et al., 2014). De deelnemende landen zijn Duitsland, Engeland, Nederland en Zweden, wat uitkomst heeft geboden voor een vergelijkend onderzoek. In totaal hebben 958 klassen verdeeld over 480 scholen geparticipeerd. De dataset beschikt over, middels vragenlijsten verzamelde resultaten van 18.716 middelbare scholieren rond de leeftijd van 14 jaar, hun ouders en leraren. Voor deze analyse is enkel gebruik gemaakt van de data van de leerlingenvragenlijst.

Onderstaande analyse zal zich verder reduceren tot de eerste wave van de leerlingenvragenlijst. Door de longitudinale opzet van het CILS4EU onderzoek worden de leerlingen die in 2010 de vragenlijsten hebben ingevuld nog jaarlijks gevraagd opnieuw een vragenlijst in te vullen.

Aangezien hierbij echter sprake is van non-respons is besloten slechts de data van de eerste wave te analyseren. Wel zullen de gegevens van alle vier de landen in het onderzoek worden meegenomen. Omdat het oorspronkelijke onderzoek aanvankelijk als uitgangspunt kende, jongeren met een migratieachtergrond te vergelijken met niet-migranten, geldt voor alle landen dat sprake is van een oververtegenwoordiging van migranten scholen in de dataset. Middels gecreëerde gewichten is het echter mogelijk gemaakt te controleren voor deze oververtegenwoordiging, waardoor resultaten toch generaliseerbaar zijn. De gewichten zullen dan ook worden toegepast zodat resultaten niet worden beïnvloed door de oververtegenwoordiging van de leerlingen met een migratieachtergrond

(19)

18 4.2 Variabelen en operationalisering

In dit onderzoek wordt getracht het verband tussen overgewicht en pesten te analyseren en daarbij na te gaan of contextuele variatie voor dit effect een moderator vormt. Wanneer deze belangrijkste variabelen schematisch worden weergegeven ziet dat er als volgt uit:

Figuur 2. Schematische weergave onderzoeksontwerp

In deze paragraaf zal worden toegelicht hoe de bovenstaande variabelen overgewicht (X), pesten (Y) en contextuele variatie (Z) zijn geoperationaliseerd vanuit de CILS4EU dataset.

De belangrijkste variabelen die voor dit onderzoek zijn geanalyseerd worden weergegeven in Tabel 1. De wijze waarop deze variabelen zijn geoperationaliseerd wordt in de paragrafen hierna besproken.

(20)

Tabel 1. Beschrijvende statistieken alle variabelen; gewogen

N Min Max Gem. Sd.

Afhankelijke variabele Gepest worden 14401 0,00 1,00 0,097 0,296 Onafhankelijke variabele Lengte 13850 1,24 2,10 1,706 0,087 Gewicht 13271 30,00 153,00 60,327 11,976 BMI 13087 12.08 60.35 20,64 3,259 Overgewicht 13087 0,00 1,00 0,161 0,367 Obesitas 13087 0,00 1,00 0,025 0,156 Interactievariabele Scholencontext 13092 0,00 0,59 0,0453 0,107 Controlevariabelen SES Ouders 13091 11,56 88,83 43,59 17,603 Twee-oudergezin 13901 0,00 1,00 0,703 0,457 Gezond 14170 0,00 1,00 0,945 0,227 Migranten status 14264 0,00 1,00 0,257 0,437 Bron: CILS4EU, 2013.

(21)

20 4.2.1 Operationalisering onafhankelijke variabele overgewicht

Om het theoretische begrip overgewicht te meten is gebruik gemaakt van de meest gebruikte schaal om vast te stellen of sprake is van overgewicht, namelijk BMI (Cole et al., 2000). BMI wordt middels de volgende formule gemeten:

BMI =gewicht (kg) / lengte² (meters)

Voor kinderen zijn geen vaste grenswaarden, maar zijn leeftijd en geslacht mede bepalend. Voor kinderen van 14 jaar, wat de meeste kinderen uit de dataset zijn, gelden de volgende internationale grenswaarden voor respectievelijk overgewicht en obesitas (Cole et al, 2000):

Jongen van 14 ; 22,62 en 27, 63 Meisje van 14 ; 23,34 en 28, 57

Gedurende het onderzoek is besloten af te wijken van deze, voor jongens en meisjes verschillende, gestandaardiseerde waarden. Hiervoor is gekozen omdat de gegevens van lengte en gewicht bij de leerlingen niet exact is gemeten maar zijn verkregen middels zelfrapportage. Hoewel het

onduidelijk is of en in hoeverre dit de resultaten beïnvloedt (Geel et al., 2014) is toch gekozen de gemiddelden van bovenstaande uitersten als vervangende grenswaarden toe te passen. Dit omdat de internationale grenswaarden voor jongens lager liggen dan die van meisjes en uit onderzoeken is gebleken dat jongens hun gewicht juist vaker overschatten en meisjes vaker onderschatten (Nieto-García, Bush & Keyl, 1990; Pirie et al., 1981). Dit kan dus voor vertekende resultaten zorgen van het aantal jongens en meisjes met overgewicht. In deze analyse geldt daarom voor respectievelijk overgewicht en obesitas een waarde van 22,98 en 28,1, dit voor zowel meisjes als jongens (zie Figuur 3).

(22)

Figuur 3. BMI-schaal jongens - meisjes

Om de berekening van BMI te kunnen voltrekken is de data betreft lengte omgerekend naar meters. Extreme cases zijn er, bij zowel lengte en gewicht, uit gehaald, zie Tabel 1 voor de minimale en maximale waarden. Vervolgens kon de BMI-waarden van de leerlingen worden berekend. Middels de BMI-waarden van de jongeren is de onafhankelijke variabele overgewicht geoperationaliseerd. Voor de eerste regressie waarbij zal worden gekeken naar het effect van overgewicht op pesten, zijn twee groepen gemaakt; overgewicht en obesitas. Op basis van de BMI-schaal (Figuur 3) zijn BMI-waarden tussen de 22,98 en 28,1 geBMI-schaald onder overgewicht en waarden boven 28,1 gehercodeerd tot obesitas. Voor de regressies met betrekking tot contextuele variatie tussen landen en scholen zijn de groepen samengenomen en gecodeerd tot overgewicht. Dit omdat de groep kinderen met obesitas anders heel minimaal zou zijn en het nagenoeg onmogelijk werd significante resultaten te vinden.

In alle gevallen vormt de groep kinderen ‘zonder overgewicht’ de referentiegroep. Dit is inclusief ondergewicht. Ondergewicht wordt in dit onderzoek buiten beschouwing gelaten gezien de focus op overgewicht. Vanuit de ‘misfit’ theorie is het voor vervolgonderzoek wel een interessante categorie.

(23)

22 4.2.2 Operationalisering afhankelijke variabele gepest worden

De afhankelijke variabele pesten is samengesteld uit de volgende drie vragen van de vragenlijst; ‘Ik was bang voor andere leerlingen.’, ‘Ik werd geplaagd door andere leerlingen.’ en ‘Ik werd gepest door andere leerlingen.’. Wanneer deze drie items worden samengevoegd geldt een Cronbach’s Alpha van 0,964, wat aangeeft dat de items gezamenlijk een zeer betrouwbaar beeld kunnen schetsen over pesten. Voor alle drie de items afzonderlijk, konden leerlingen via een likert-schaal antwoord geven in hoeverre zij de afgelopen maand te maken hadden gehad met de bovenstaande zaken: elke dag; één of meerdere keren per week; minder vaak; nooit.

Volgens de definitie van pesten is van pesten sprake indien het slachtoffer herhaaldelijk wordt lastiggevallen (Geel et al., 2014, p. 1263). De antwoordcategorieën elke dag en één of meerdere keren per week worden daarom beschouwd als tekenen van slachtofferschap van pesten. De overige twee antwoordmogelijkheden worden gerekend tot ‘niet gepest’. Wanneer ieder item wordt

gehercodeerd tot een dichotome variabele blijkt dat de schaalvariabele van deze items samen nog altijd een Cronbach’s Alpha geeft van 0,671, wat voldoende betrouwbaar is.

Doordat er sprake is van zelfrapportage bestaat de mogelijkheid dat een leerling het pesten niet rapport, bijvoorbeeld vanuit een bepaalde onzekerheid voor eventuele vervelende gevolgen of omdat ze zich ervoor schamen (Vermande et al., 2011). Daarom is bij de hercodering rekening gehouden met de kans op onderschatting. Wanneer een respondent ten minste op één van de geselecteerde items heeft aangegeven dat hij of zij daar iedere dag of meerdere keren per week last van heeft is dit gerekend tot gepest (1). Dus alleen wanneer op alle drie de items,

antwoordcategorieën minder vaak of nooit zijn gerapporteerd is aangenomen dat er geen sprake is van slachtofferschap van pesten (0). Zo is er een dichotome afhankelijke variabele pesten gevormd.

(24)

4.2.3 Operationalisering moderator variabele contextuele variatie

Er is zowel gekeken naar contextuele variatie tussen landen als tussen scholen. Voor de contextuele variatie binnen landen is het percentage kinderen met overgewicht berekend per land. Op basis daarvan kan worden gekeken in welk land sprake is van het meeste overgewicht. Hoe meer overgewicht in een land, hoe minder groot het effect van overgewicht op pesten zou moeten zijn, althans wanneer de theorie van de ‘sociale misfit’ gevolgd wordt.

Om de contextuele variatie op scholen te analyseren is allereerst de proportie kinderen met overgewicht berekend op een school. Vervolgens is een interactie gemaakt tussen de proportie kinderen met overgewicht op een school en of een leerling zelf wel of geen overgewicht heeft. Deze interactie van overgewicht kon vervolgens worden meegenomen in een logistische regressie om vanuit daar te analyseren in hoeverre het effect van een leerling met overgewicht op pesten kleiner wordt naarmate er op de school een hoger percentage kinderen met overgewicht zit. Om te zorgen dat er gecontroleerd wordt voor verschillen tussen landen is hier ook een landen-context aan

toegevoegd. Dit zorgt ervoor dat de school-interactie laat zien hoe het effect verschilt tussen landen na controle voor verschillen in de effecten tussen landen.

(25)

24 4.2.4 Controlevariabelen

Vanuit de vragenlijst zijn een aantal items geselecteerd die mogelijk van invloed zijn op het effect van overgewicht op pesten en daarom als controle variabele dienen in de regressiemodellen. Allereerst blijkt uit onderzoek dat een laag sociaaleconomische status (SES) kan leiden tot een verhoogde kans om te worden gepest en ook van invloed kan zijn op de mate van een gezonde levensstijl (Tipett & Wolke, 2014; Nordhagen, Nielsen, Stigum & Köhler, 2005). De SES van ouders is door de onderzoekers van CILS4EU al gestandaardiseerd naar een Internationale

Sociaaleconomische Index (ISEI) en opgesplitst voor vader en moeder (Engzell & Jonsson, 2015, p.316). Om van sociaaleconomische status van ouders een controle variabele te maken is het gemiddelde van de ISEI van vader en moeder genomen. Wanneer de ISEI van of moeder of vader de waarde 0 kende (ofwel ontbreekt in de data) wordt de ISEI waarde van de andere ouder als sociaaleconomische achtergrond gerekend.

Ook het niet met beide ouders samenwonen vormt een indicator om gepest te worden (Knaappila et al., 2018). In de CILS4EU vragenlijst is leerlingen gevraagd aan te geven of ze samenwonen met beide biologische ouders of niet. Aan de hand van deze vraag is een nieuwe dichotome

controlevariabele tweeoudergezin gemaakt (0 = nee; 1= ja).

De variabele gezondheid is ook als controlevariabele toegevoegd. Hoewel veelal is onderzocht wat de uitkomst van pesten is betreft gezondheid, kan gezondheid ook dienen als aanleiding om te worden gepest (Fekkes, 2005, p. 50). Het CILS4EU onderzoek heeft gezondheid gemeten door de leerlingen middels een 5-puntsschaal te laten rapporteren hoe zij hun eigen gezondheid kwalificeren ten opzichte van dat van leeftijdsgenoten (1 = erg goed; 2 = goed; 3 = hetzelfde; 4 = slecht; 5 = erg slecht). Deze 5-puntsschaal is gehercodeerd tot de controlevariabele gezond, waarbij erg goed - goed - hetzelfde als ‘gezond’ zijn gehercodeerd en slecht - erg slecht als ‘ongezond’. Op deze manier is een dichotome variabele gezond gemaakt: 0 = nee; 1 = ja.

Een laatste variabele die als controlevariabele dient in het onderzoek is de migrantenstatus van respondenten. Eerder onderzoek stelt dat eerste en tweede generatie migranten meer kans hebben gepest te worden dan derde generatie migranten en natives (Pottie et al., 2014). Op basis hiervan is

(26)

gekozen de controlevariabele migranten status te maken door de eerste en tweede generatie migranten tot migranten te coderen (1) en de derde generatie migranten en natives te coderen tot niet-migrant (0).

Het is goed om hier te noemen dat opleidingsniveau van de leerling zelf niet kan dienen als controle variabele aangezien er alleen in Nederland sprake is van een duidelijke scheiding in

opleidingsniveau. Hoewel uit onderzoek wel blijkt dat op lagere opleidingsniveaus veelal vaker sprake is van pesten dan op hogere opleidingsniveaus, kan dit gegeven in deze analyse, waarbij ook de landen Duitsland, Engeland en Zweden worden onderzocht, niet als controle dienen

(Volksgezondheid, 2015).

4.3 Onderzoeksdesign

De analyse van de bovenstaande variabelen zal middels een aantal stappen worden uitgevoerd. Allereerst zullen beschrijvende gegevens van de afhankelijke en onafhankelijke variabelen worden gewogen en geanalyseerd. Vervolgens zal middels logistische regressie het effect van overgewicht op pesten worden bestudeerd. Dit effect zal vervolgens worden vergeleken tussen de landen Duitsland, Nederland en Zweden, én tussen scholen binnen de drie landen. De effecten zullen aan de hand van Odds Ratios (OR’s) worden geïnterpreteerd. Een OR is de ratio van de odds dat een event in een groep plaatsvindt in vergelijking met de odds dat het in een andere groep plaatsvindt, waarbij een odds is p / (1 - p). Aan de hand van OR’s kan worden geïnterpreteerd of er verschillen zijn tussen jongeren met overgewicht en jongeren zonder overgewicht in de odds, ook wel de kans, dat ze gepest worden.

(27)

26

5.

R

esultaten

5.1 Beschrijvende statistiek

De bevindingen van de beschrijvende statistiek, die hieronder verder zullen worden uitgewerkt, zijn gewogen resultaten. Dit betekent dat het, door de onderzoekers van de CILS4EU, samengestelde gewicht is toegepast. Het gewicht compenseert de oververtegenwoordiging van migranten scholen in de dataset, waardoor het toch mogelijk is resultaten te generaliseren (Kalter et al., 2014).

Verder is het belangrijk om te noemen dat Engeland uiteindelijk niet is meegenomen in de analyse. Dit aangezien bleek dat overgewicht in Engeland erg slecht is gemeten en de missing-cases (30%) als gevolg daarvan, een vertekend beeld zou schetsen. De analyse is dus uitgevoerd op basis van verkregen gegevens van de landen Duitsland, Nederland en Zweden.

5.1.1 Beschrijvend univariaat

Tabel 2 geeft een overzicht van de relevante beschrijvende gegevens voor huidig onderzoek. Hieruit kan worden opgemaakt dat het percentage jongens en meisjes dat ervaringen heeft met

pestgedragingen gelijk is aan elkaar. Voor zowel meisjes als voor jongens geldt dat 9,7% van de jongeren op frequente basis gepest wordt. Dit is een aannemelijk percentage als dit wordt

vergeleken met een onderzoek naar pesten in Nederland (Veenstra, 2014).

Verder kan worden gesteld dat een aanzienlijk gedeelte van de steekproef te maken heeft met overgewicht (16,1%) en obesitas (2,5%). De populatie jongens met overgewicht en obesitas verschilt erg van de populatie meisjes. Afgeleid kan worden dat er over het algemeen gezien meer jongens met overgewicht en obesitas kampen dan meisjes. Van de jongens kampt 20,1% met overgewicht tegenover 11,8% van de meisjes. Hoewel het verschil tussen jongens en meisjes met obesitas kleiner is, komt obesitas bij jongens (3,0%) vaker voor dan bij meisjes (2,0%). Zoals eerder vermeld zijn dezelfde grenswaarden bij meisjes en jongens aangehouden voor overgewicht en obesitas.

(28)

Tabel 2. Beschrijvende statistiek: gewogen

Totaal

n =14401 n = 7192Jongens n = 7204Meisjes

(%) (%) (%)

BMI Geen overgewicht 81,4 76,9 86,2

Overgewicht 16,1 20,1 11,8

Obesitas 2,5 3,0 2,0

N (included cases) 13087 6575 6507

Slachtofferschap pesten (%) 9,7 9,7 9,7

Bron: CILS4EU (2013). Dataset: Leerlingen-vragenlijst.

5.1.2 Beschrijvende analyse bivariaat

Aangezien uit de eerste beschrijvende gegevens blijkt dat er inderdaad verschillen worden

gevonden tussen jongens en meisjes zijn de volgende analyses steeds afzonderlijk voor jongens en meisjes uitgevoerd. Hoewel jongens in sterkere mate kampen met overgewicht valt uit Tabel 3 op te maken dat het erop lijkt dat het effect van overgewicht op pesten sterker geldt voor meisjes dan voor jongens. Van de meisjes met overgewicht wordt 13,5% gepest tegenover 8,6% van de meisjes zonder overgewicht. Voor jongens lijkt te gelden dat overgewicht niet zorgt voor meer pestgevallen in vergelijking met pestgevallen onder jongens zonder overgewicht. Al zijn de verschillen tussen deze groepen klein. Bij obesitas geldt wel dat voor zowel meisjes als jongens het aantal

pestgevallen sterk lijkt toe te nemen. Deze percentages zijn ongewogen, aangezien de gewogen percentages een zeer onwaarschijnlijk beeld schetsen. De resultaten zijn ook samengevat in Figuur 4. Deze gegevens tonen aan dat er dus verschillen bestaan tussen de kans om gepest te worden met

(29)

28

Tabel 3. Percentage Jongens en Meisjes per gewichtsstatus dat gepest wordt (gewogen)

Totaal

jongens Jongens gepest (n = 7192)

Totaal

meisjes Meisjes gepest(n = 7204)

n (%) n(%)

BMI Geen overgewicht 5121 9,2 5458 8,6

Overgewicht 1241 8,5 916 13,5

Obesitas 213 14,1

¹

133 23,3

¹

N 6575 6507

Bron: CILS4EU (2013). Dataset: Leerlingen-vragenlijst.

¹

Dit zijn ongewogen percentages, aangezien de gewogen percentages een irreëel beeld schetsten.

Figuur 4. Percentages Jongens en Meisjes per gewichtsstatus dat gepest wordt (gewogen)

Bron: CILS4EU (2013). Dataset: Leerlingen-vragenlijst.

9,2 8,5 25,3 8,6 13,5 30,4 0 10 20 30 40

Geen overgewicht Overgewicht Obesitas

Per cent ag e gepes te j ong er en naar gew ic ht ss tat us Jongens Meisjes

(30)

5.2 Regressie analyse

Om de hoofdvraag uiteindelijk te kunnen beantwoorden zijn de vooropgestelde hypothesen getoetst middels logistische regressieanalyse. Allereerst zullen de uitkomsten van de regressie, op basis van de ORs, worden besproken met betrekking tot het effect van overgewicht op pesten. Vervolgens worden de resultaten omtrent het moderator effect bestudeerd en geïnterpreteerd.

5.2.1 Effect van overgewicht op pesten

Tabel 4 schetst de uitkomsten van de logistische regressie waarbij wordt getoetst of er verschillen bestaan tussen ‘gepest worden’ met overgewicht/obesitas én zonder. Voor zowel jongens als

meisjes worden, na toevoeging van de controlevariabelen, positieve OR’s gevonden met betrekking tot zowel overgewicht (ORjongens = 1,045 ; ORmeisjes = 1,468) als obesitas (ORjongens 1,699 ; ORmeisjes = 2,798). Dit betekent dat de jongeren met overgewicht of obesitas vaker gepest worden dan de jongeren zonder overgewicht of obesitas. Hiermee wordt de eerste hypothese bevestigd. Bij meisjes is dit effect voor zowel overgewicht als obesitas significant. Voor jongens is enkel sprake van een significant resultaat bij obesitas.

Uit Tabel 4 kan ook de invloed van de controlevariabelen worden geïnterpreteerd. Voor zowel jongens als meisjes lijkt te gelden dat jongeren uit een tweeoudergezin minder vaak gepest worden dan jongeren die niet met beide ouders in een huis wonen. Daarnaast lijkt gesteld te kunnen worden dat kinderen die zichzelf als gezonder karakteriseren dan leeftijdsgenoten ook minder vaak gepest worden dan kinderen die zichzelf als ongezonder karakteriseren. Migranten lijken in tegenstelling tot uitkomsten van aangehaald eerder onderzoek (Pottie et al., 2014) minder vaak gepest te worden dan niet-migranten. Opgemaakt kan dus worden dat, wanneer model 1 en 2 met elkaar worden vergeleken dat de controlevariabelen het effect van overgewicht op pesten beïnvloeden bij zowel de

(31)

30 Ook de tweede hypothese kan middels deze logistische regressie worden aangenomen: het effect van overgewicht op pesten geldt sterker voor meisjes dan voor jongens, voor zowel de

gewichtscategorie overgewicht als voor obesitas. Eenduidige resultaten betreft genderverschillen met betrekking tot het effect van overgewicht en obesitas op pesten zijn er niet. Waar in sommige onderzoeken wordt gevonden dat het effect bij zowel overgewicht en obesitas sterker is voor

jongens resulteren andere onderzoeken juist in sterkere effecten voor meisjes (Geel et al., 2014). Dit moet dus nog verder worden onderzocht.

Tabel 4. Logistische regressie van Gewichtsstatus op Slachtofferschap van Pesten, OR

Jongens Meisjes

Model 1 Model 2 Model 1 Model 2

Overgewicht 1,032 1,045 1,582** 1,468** Obesitas 1,798** 1,699* 3,493** 2,798** Nederlandᵃ 1,11 1,111 1,044 1,049 Zwedenᵃ 0,754** 0,732** 0,631** 0,644** SES ouders 1,006* 0,995 Tweeoudergezin 0,759** 0,739** Gezond 0,503** 0,442** Migrantenstatus 0,76** 0,677** N 6575 5883 6507 5992 * p < .05 ** p < .01.

Referentiecategorie: Duitsland

(32)

5.2.2 Contextuele variatie in landen

Voor de analyse van contextuele variatie in landen is voor ieder land afzonderlijk het effect van overgewicht op pesten geanalyseerd, dit opnieuw afzonderlijk voor jongens en meisjes. Bij deze analyse geldt dat overgewicht een dichotome onafhankelijke variabele is (1 = overgewicht; 0 = geen overgewicht). De resultaten zijn te vinden in Tabel 5.

Om deze effecten te kunnen vergelijken is allereerst vanuit de data opgemaakt in hoeverre de landen Duitsland, Nederland en Zweden kampen met overgewicht. Deze percentages zijn ook terug te vinden in Tabel 5. Hieruit blijkt dat voor jongens en meisjes geldt dat in Duitsland het percentage met overgewicht het grootst is. De verschillen tussen Zweden en Nederland zijn heel beperkt bij zowel de populatie jongens als de populatie meisjes. Deze percentages komen redelijk goed overeen met de door de World Health Organisation vastgestelde percentages (Currie et al., 2009). Alleen voor Duitsland verschillen de resultaten van de CILS4EU dataset aanzienlijk met de resultaten van de World Health Organisation. Zie hiervoor Figuur 5.

Figuur 5. Percentages jongens en meisjes met overgewicht per land, verschil in resultaten tussen CILS4EU dataset en de World Health Organisation

30,1 16 18,8 23 15 20 0 8 16 24 32

Duitsland Nederland Zweden

Per cent ag e ov er gew ic ht 14 -15 j ar ig e jong ens 19,4 15,4 13,6 13 13 15 0 5 10 15 20 25

Duitsland Nederland Zweden

Per cent ag e ov er gew ic ht 14 -15 j ar ig e m ei sj es

(33)

32

Tabel 5. Logistische regressie van Gewichtsstatus op Slachtofferschap van Pesten naar Landen

Jongens Meisjes DU ZW NL DU NL ZW Overgewicht (%) 30,1 18,8 16,0 19,4 15,4 13,6 N 2432 2171 1972 2257 2037 2213 Overgewicht 1,256 0,849 1,105 1,449* 1,787* 1,631* SES ouders 0,996 1,009 1,011* 0,986* 1,001 0,998 Tweeoudergezin 0,651* 0,891 0,801 0,810* 0,760 0,698 Gezond 0,569 0,279* 0,614 0,435* 0,536* 0,308* Migrantenstatus 0,66* 0,822 0,825 0,531 0,799 0,703 N 2085 1974 1824 1982 1919 2091 * p<0.05

Bron: CILS4EU (2013). Dataset: Leerlingen-vragenlijst.

In Tabel 5 kunnen de resultaten van de logistische regressie per land worden afgelezen. Gesteld kan worden dat meisjes met overgewicht significant vaker worden gepest dan meisjes zonder

overgewicht. Dit betekent dat een positief effect van overgewicht op pesten geldt voor de populatie meisjes in alle drie de landen.

Wanneer wordt gekeken naar de context van landen is het voornamelijk relevant om naar de verschillen met Duitsland te kijken. Dit aangezien voor zowel jongens als meisjes geldt dat Duitsland duidelijk een andere context van overgewicht heeft in vergelijking met Nederland en Zweden. Voor meisjes blijkt dan dat de OR van het effect van overgewicht op pesten voor meisjes in Nederland (OR = 1,787) en Zweden (OR = 1,631) groter is dan dat van Duitsland (OR = 1,449), waar het percentage meisjes met overgewicht het grootst is, hetgeen in lijn is met hypothese 2b. Voor de populatie meisjes lijkt dus gesteld te kunnen worden dat het effect van overgewicht op

(34)

pesten in de landen waar minder sprake is van overgewicht groter is dan in Duitsland waar het percentage meisjes met overgewicht het grootst is.

Hoewel dit betekent dat hypothese 2b niet volledig kan wordt verworpen bieden de resultaten ook niet voldoende overtuigende resultaten om te stellen dat context een duidelijke moderator vormt op het effect van overgewicht op pesten. Het effect van overgewicht op pesten in Nederland (OR = 1,787), is namelijk groter dan het effect in Zweden (Or = 1, 631) terwijl in Nederland meer sprake is van overgewicht onder meisjes. Dit wijkt dus af van de hypothese dat het effect van overgewicht op pesten zwakker is indien in een land meer sprake is van overgewicht. De verschillen tussen Nederland en Zweden zijn echter wel beperkt. Mogelijk zijn de verschillen te klein om van invloed te zijn op de norm omtrent lichaamsideaal te beïnvloeden.

Voor jongens worden geen significante waarden gevonden met betrekking tot het effect van overgewicht op pesten. Ook kan niet gesteld worden dat het effect van overgewicht op pesten afneemt naarmate het percentage jongens met overgewicht in de landen context toeneemt. Het moderator effect van context wordt hier dus niet teruggevonden, hetgeen betekent dat hypothese 2b voor de populatie jongens geheel wordt verworpen.

(35)

34 5.2.3 Contextuele variatie op scholen

Tabel 5 toont de resultaten van de logistische regressie van het effect van overgewicht op pesten waarin ook het interactie-effect voor schoolcontext is toegevoegd. Op te maken valt dat voor jongens een significant effect van overgewicht op pesten geldt (OR = 2,480) en dat wanneer overgewicht in een schoolklas toeneemt het effect van overgewicht op pesten significant afneemt (OR = 0,086). Voor meisjes wordt ook een positief effect van overgewicht op pesten teruggevonden (OR = 1,989) en geldt dat het effect van overgewicht op pesten kleiner wordt naarmate er op school in sterkere mate sprake is van overgewicht (OR = 0,326). Deze effecten zijn in vergelijking met de populatie jongens wel minder sterk en niet significant.

Toch kan op basis van deze analyse de laatste hypothese worden aangenomen. Er wordt een negatief effect gevonden tussen het percentage kinderen met overgewicht op een school en het effect van overgewicht op pesten. Dit betekent dat de kans om gepest te worden met overgewicht groter wordt indien er op een school minder sprake is van overgewicht. Op basis van deze resultaten wordt bevestigd dat contextuele variatie in lichaamsgewicht op scholen een moderator vormt voor het effect van overgewicht op pesten, en wel in negatieve zin. Hiermee kan hypothese 2c worden aangenomen. Dit moderator-effect lijkt sterker voor jongens te gelden dan voor meisjes.

(36)

Tabel 6. Logistische regressie van Gewichtsstatus op Pesten naar Schoolklassen.

Totaal Jongens Meisjes

Overgewicht 2,220* 2,480* 1,989~

Proportie Overgewicht 2,569* 3,535* 1,793

Interactie overgewicht/ context 0,154* 0,086* 0,326

¹

Nederlandᵃ 1,172~ 1,307~ 1,056 Inter_nederland 0,867 0,658 1,053 Zwedenᵃ 0,755* 0,883 0,649* Inter_zweden 0,796 0,595 1,052 Jongen 1,008 SES ouders 1,001 1,006* 0,996 Tweeoudergezin 0,759* 0,760* 0,751* Gezond 0,446* 0,477* 0,429* Migrantenstatus 0,699* 0,742* 0,664* N 11875 5883 5992 * p < .05

¹

p = 0.33

Referentiecategorie: Duitsland

(37)

36

6.

C

onclusie en

D

iscussie 6.1. Conclusie

In dit onderzoek is getracht het effect van overgewicht op pesten onder jongeren opnieuw te analyseren en daarbij te kijken in hoeverre dit effect mogelijk wordt beïnvloed door de sociale context. Uiteindelijk zijn gegevens van totaal 14401 veertienjarige jongeren woonachtig in, Duitsland, Nederland of Zweden, geanalyseerd. Uit deze analyse kunnen een aantal belangrijkste conclusies worden getrokken.

Allereerst is gebleken dat jongens vaker te maken hebben met overgewicht en obesitas dan meisjes. Daarentegen is gebleken dat het effect van overgewicht (en obesitas) op pesten juist sterker is voor meisjes dan voor jongens, wel geldt voor beiden een positief effect. De kans om gepest te worden als meisje met overgewicht is dus sterker dan voor jongens met overgewicht, in vergelijking met de kans om gepest te worden zonder overgewicht. Kortom: Overgewicht en obesitas lijken beide een belangrijke indicator te vormen voor ervaringen van pestgedragingen onder zowel jongens en meisjes, voor meisjes is het effect sterker. Deze uitkomsten van de analyse komen overeen met de meta-analyse van Geel et al., (2014) doordat eenzelfde effect wordt teruggevonden met

overeenkomstige OR-waarden. Hoewel uit de meta-analyse geen significante verschillen worden gevonden tussen jongens en meisjes is uit dit onderzoek gebleken dat er wel degelijk belangrijke verschillen worden gevonden tussen jongens en meisjes.

Betreft de contextuele variatie in het algemeen zijn de resultaten wat minder overtuigend.

Voornamelijk op het niveau van landen zijn geen sluitende resultaten gevonden betreft een mogelijk moderator effect van context op het effect van overgewicht op pesten. Daarentegen lijkt wel gesteld te kunnen worden dat de context op scholen een duidelijke invloed heeft op het effect van

overgewicht op pesten. Indien er op scholen een hoger percentage overgewicht geldt, wordt de kans voor zowel jongens als meisjes met overgewicht kleiner om gepest te worden. Het percentage kinderen met overgewicht op scholen lijkt dus wel een relevant moderator effect te zijn op het effect van overgewicht op pesten. Opvallend hierbij is dat het effect van schoolcontext voor jongens sterker geldt dan voor meisjes, dit indiceert mogelijk dat jongens meer worden beïnvloed door de omgeving. Aangezien eerder onderzoek naar dit verband voor zover bekend nog ontbreekt, is

(38)

voornamelijk meer onderzoek nodig om dit resultaat evident te maken.

Wanneer deze resultaten worden teruggekoppeld naar de theorie en hypothesen kan worden gesteld dat de ‘sociale misfit’ theorie met betrekking tot het effect van overgewicht op pesten kan worden aangenomen. Het lijkt er inderdaad op dat dat een afwijkende kenmerk als overgewicht de kans om gepest te worden vergroot. De eerste hypothese “er zal een positief effect worden gevonden tussen overgewicht en gepest worden onder middelbare scholieren’’ kan worden aangenomen. Ook hypothese 1b, met betrekking tot verschillen tussen jongens en meisjes, kan worden aangenomen, aangezien het effect van overgewicht op pesten sterker geldt voor meisjes dan voor jongens. Hieruit kan worden opgemaakt dat meisjes sterker lijken te worden afgerekend op de norm omtrent het ideale lichaam dan jongens. In tegenstelling tot de vele beschrijvende onderzoeken omtrent

stigmatisering van overgewicht die het aannemelijk maken dat oneerlijke behandeling daaruit volgt, kan op basis van deze gegevens worden gesteld dat een betere toets van de stigma theorie is

uitgevoerd.

De tweede hypothese die ingaat op het moderator effect van contextuele variatie kan maar ten dele worden aangenomen. Voor schoolcontext lijkt het wel evident dat het effect van overgewicht op pesten afneemt naarmate er in de context meer sprake is van overgewicht, maar voor landen niet wordt teruggevonden. Mogelijk worden normen onder jongeren toch sterker afgestemd op

kenmerken van de directe omgeving in plaats van landelijke context. Deze bevinding sluit aan bij het idee dat gedrag van kinderen in sterke mate wordt bepaald door de normen en standaarden van de groep waartoe zij behoren (Wright, 1986).

Op basis van bovenstaande bevindingen kan antwoord worden gegeven op de twee hoofdvragen: 1:‘’Is er een effect van overgewicht op pesten onder middelbare scholieren en 2: ‘In hoeverre vormt contextuele variatie omtrent overgewicht een moderator voor dat effect?’’ Onder middelbare scholieren geldt een positief effect van overgewicht op pesten. Contextuele variatie op scholen is een duidelijke moderator op dit effect, landen context dient nog verder onderzocht te worden.

(39)

38 Deze bevindingen kunnen interessant zijn in de aanpak tegen pesten en overgewicht. Het hebben van overgewicht wordt al veelal in verband gebracht met mentale gevolgen als eenzaamheid en verdriet. Uit onderzoek is gebleken dat ervaringen van pestgedrag onder jongeren met overgewicht de ontwikkeling van mentale problemen aannemelijker maakt en hierdoor extra schadelijk kan zijn (van Vuuren et al., 2019). Verder vormt de stigmatisering die aan het pesten vooraf lijkt te gaan een punt van aandacht. Individuen worden mogelijk ten onrechte gediscrimineerd en dat kan leiden tot ongelijke kansen in de samenleving.

Er kunnen een aantal kanttekeningen worden geplaatst tot huidig onderzoek. Een eerste belangrijke kanttekening die geplaatst moet worden met betrekking tot het effect van overgewicht op pesten is de mogelijkheid van omgekeerde causaliteit. Aangenomen wordt nu dat overgewicht leidt tot pesten, maar het is natuurlijk goed mogelijk dat juist pesten leidt tot overgewicht.

Daarnaast is gebruik gemaakt van zelfrapportage bij de vragenlijsten waardoor het goed mogelijk is dat er sprake is van overschattingen en/ of onderschattingen bij de ingevulde vragen over pesten of gewicht/ lengte. In dit onderzoek is er voor de mogelijke onderschatting en overschatting met betrekking tot gewicht gekozen een BMI-schaal te creëren die gelijk is voor jongens en meisjes. Echter zijn de resultaten dus niet gebaseerd op internationale maatstaven.

Betreft de mogelijke overschatting of onderschatting van pesten is vervolgonderzoek wellicht interessant om ook naar de vragenlijst over het klassen netwerk te kijken van het CILS4EU onderzoek. Daar wordt de leerlingen gevraagd om aan te geven door wie hij/zij wordt gepest. Een concrete naam geeft wellicht meer zekerheid over of de persoon daadwerkelijk gepest wordt. Dit werd voor huidig onderzoek te veel, maar is zeker iets om van bewust te zijn.

Een ander belangrijke kanttekening is dat er in dit onderzoek is gekozen de categorie ondergewicht buiten beschouwing te laten. Hiervoor is gekozen om de nadruk op overgewicht te leggen. Echter is ondergewicht ook een afwijkend lichaamsgewicht ten opzichte van ‘normaal’. Als onderzocht wordt in hoeverre ook het hebben van ondergewicht effect heeft op pesten kan misschien met meer overtuiging worden gesteld dat de ‘social-misfit’ een kernproces vormt voor pesten en dat de norm en stigmatisering hieraan voorafgaan.

(40)

Verder is het voor vervolgonderzoek wellicht interessant om naar meer sociale contexten te kijken zodat over het moderator effect van contextuele variatie meer gezegd kan worden. Tevens kan dit onderzoek geen uitspraken doen of en en op welke manier BMI een juiste indicatie biedt voor de beïnvloeding van de norm. Het is interessant om dit gegeven verder uit te diepen en er achter te komen vanaf welk BMI de norm bijvoorbeeld beïnvloed wordt. Het is interessant om met continue mate dezelfde analyse nogmaals te doen. In dit onderzoek is niet meegenomen dat overgewicht in de ene context pas vanaf een hoger BMI als ‘dik’ wordt gezien dan in een andere context. Dit meenemen in vervolg onderzoek kan voor overtuigendere resultaten zorgen.

Ondanks of misschien juist wel dankzij deze kanttekeningen is het waardevol om contextuele variatie op het gebied van pesten of andere nadelige behandelingen verder te onderzoeken. Dit kan mogelijk bijdragen aan de juiste wijze van aanpakken van stigmatisering en ongelijke behandeling in verschillende contexten. Het onderzoeken van contextuele variatie als moderator op het effect van overgewicht op pesten lijkt in ieder geval een betrouwbare toets te zijn ter verantwoording van het idee van stigmatisering als voorspeller op ongelijke behandelingen als gevolg van het hebben van overgewicht. Er kan nu met meer zekerheid worden gesteld dat een afwijkend kenmerk als overgewicht de oorzaak vormt voor pesten en mogelijk dus ook voor andere ongelijke

behandelingen in de samenleving ten gevolgen van overgewicht. Op deze manier is in dit onderzoek een meer directe link gecreëerd tussen stigmatisering en het effect van overgewicht op pesten en is ruimte gecreëerd voor verder onderzoek.

(41)
(42)

L

iteratuurlijst

Canguilhem, G. (2012). On the Normal and the Pathological (Vol. 3). Springer Science & Business Media.

Carof, S. (2017). Is There a ‘National Body’? How National Cultures Shape the ‘Fat’Body and the Food Practices. Studies in Ethnicity and Nationalism, 17(1), pp. 57-67.

Centraal Bureau voor de Statistiek. (2017, 30 juni). Trends in Nederland 2017. Geraadpleegd van https://www.cbs.nl/nl-nl/publicatie/2017/26/trends-in-nederland-2017.

Cole, T. J., Bellizzi, M. C., Flegal, K. M., & Dietz, W. H. (2000). Establishing a standard definition for child overweight and obesity worldwide: international survey. Bmj, 320 (7244).

Currie, C., Zanotti, C., Morgan, A., Currie, D., De Looze, M., Roberts, C., & Barnekow, V. (2009). Social determinants of health and well-being among young people. Health Behaviour in School-aged Children (HBSC) study: international report from the, 2010, 271.

Davison, K. K., & Birch, L. L. (2001). Childhood overweight: a contextual model and recommendations for future research. Obesity reviews, 2(3), 159-171.

Dovidio, J. F., Major, B., & Crocker, J. (2000). Stigma: Introduction and overview. In: T. F. Heatherton, R. E. Neck, M. R. Hebl, & J. G. Hull (Eds.), The Social Psychology of Stigma (pp. 1– 28). Guilford Press.

Eisenberg, M. E., Neumark-Sztainer, D., Story, M., & Perry, C. (2005). The role of social norms and friends’ influences on unhealthy weight-control behaviors among adolescent girls. Social Science & Medicine, 60(6), 1165-1173.

Fekkes, M., Pijpers, F. I., Fredriks, A. M., Vogels, T., & Verloove-Vanhorick, S. P. (2006). Do bullied children get ill, or do ill children get bullied? A prospective cohort study on the relationship between bullying and health-related symptoms. Pediatrics, 117(5), pp 1568-1574.

Geel, M., Vedder, P., & Tanilon, J. (2014) Are overweight and obese youths more often bullied by their peers? A meta-analysis on the relation between weights status and bullying. International Journal of Obesity, 38, pp. 1263 - 1267.

Gezondheidsraad. (2003, 28 april). Overgewicht en obesitas. Geraadpleegd van

https://www.gezondheidsraad.nl/documenten/adviezen/2003/04/28/overgewicht-en-obesitas. Griffiths L. J., Wolke D., & Page A. S. (2006). Obesity and bullying: different effects for boys and

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

As mentioned before, because the numbers of foreign countries entered by each selected traditional company was hard to collect, and this paper only studies the location choice

The results observed during in vivo experiments are very well explained by the developed contact and friction model, which predicts the friction as a function of product

Trigonella foenum graecum (fenugreek) seed powder improves glucose homeostasis in alloxan diabetic rat tissues by reversing the altered glycolytic, gluconeogenic

Zowel het verschil tussen jongens en meisjes in de omgang met computers, het zelfvertrouwen dat ze hebben en de kennis en vaardigheden die verschillen bij beide groepen zijn redenen

-De vragen over gezond lijnen (dikmakende voeding vermijden, voedsel met weinig calorieën eten, minder eten dan een bepaald aantal calorieën, een dag minder eten na een dag

Tijdens de puberteit verandert het lichaam van jonge mensen en zie je ook uiterlijke ver- schillen. Het geslachtsorgaan van meisjes noemt

To screen the potential protective effects of multiple hydrolysates on barrier function, we first measured Trans Epithelial Electrical Resistance (TEER) of confluent layers of

The specific research question A (How does the current spatial planning framework of Wrocław’s Functional Area guides spatial development in railway urban areas located in