• No results found

Optimal foraging strategie binnen creativiteit

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Optimal foraging strategie binnen creativiteit"

Copied!
28
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Reflectieverslag

De feedback die ik op de eerdere versies gekregen heb heb ik steeds puntsgewijs verbeterd, vervolgens heb ik bekeken of dit nog steeds (of juist beter) in het geheel past. Dit vooral om ervoor te zorgen dat het een lopend en logisch opeenvolgend verhaal bleef. Het verbeteren van feedback vind ik soms lastig omdat ik niet goed kan beoordelen of de aanpassingen ook daadwerkelijke verbeteringen zijn. Tijdens de presentatie van het onderzoek zijn er vragen op gekomen die ik vervolgens verwerkt heb in mijn onderzoeksverslag om deze te

verbeteren. Er werd bijvoorbeeld een vraag gesteld over het categoriseren van de data. Hierover had ik in de presentatie niet uitgebreid over verteld, in het onderzoeksverslag heb ik dit punt daarna ook uiteindelijk nadrukkelijker beschreven.

Het project is goed verlopen bij het oriënteren op het onderwerp. Zelf wist ik nog niks over de werking van creativiteit of het onderzoek dat hiernaar gedaan wordt. Tijdens de eerste weken hebben wij gezamenlijk literatuur gelezen en deze besproken. Vervolgens hebben we steeds beter toegespitst op het onderwerp dat wij zelf wilde gaan onderzoeken. Persoonlijk vond ik het project minder goed lopen bij het maken van afspraken, het is af en toe

voorgekomen dat de afspraken die bij een bijeenkomst gemaakt werden voor de volgende bijeenkomst niet meteen nagekomen werden. Bijvoorbeeld het vergeten te scoren van een dataset.

De sterke punten van mijn onderzoeksverslag zijn het wetenschappelijke taalgebruik en de rapportage van toetsingsresultaten.

De zwakkere punten van mijn onderzoeksverslag zullen vooral bij de discussie zijn, dit vind ik persoonlijk het lastigste gedeelte om te schrijven. Vooral omdat ik zelf niet goed kan inschatten wanneer een discussie goed is of juist niet.

Dit was de eerste keer dat ik zelf een experiment heb mogen uitvoeren. In dit geval ging het dan ook over echte deelnemers in plaats van een simulatie zoals bij POR. Persoonlijk vond ik de privacy als ethisch aspect het belangrijkste. Voor het uitvoeren van het onderzoek heb ik hier dan ook over nagedacht. Het was bijvoorbeeld de eerste keer dat ik in aanraking kwam met de ethische commissie die het voorstel voor ons onderzoek eerst goed moest keuren. Vervolgens heb ik in het protocol dat geschreven is voor ons onderzoek het aspect privacy ook meegenomen en verwerkt. Vooral in het contact met de school was het

belangrijk uit te leggen dat de gegevens vertrouwelijk zouden worden behandeld. En deze toezegging dan vervolgens ook daadwerkelijk nakomen.

(2)

Optimal Foraging strategie binnen Creativiteit Zuwena Elshot

Studentnummer: 10501126 Universiteit van Amsterdam Begeleid door: dr. C. Stevenson aantal woorden abstract: 148 aantal woorden: 3994

(3)

Abstract

Creativiteit is tegenwoordig een veelgebruikt criterium, maar het is nog onbekend hoe men tot creatieve inzichten komt. Huidige studie onderzocht de​ optimal foraging ​theorie als strategie voor creativiteit. ​Optimal foraging​ theorie stelt dat informatie opgehaald wordt uit het geheugen door middel van zoeken binnen en tussen clusters. Aan dit onderzoek deden 341 eerstejaars psychologie studenten mee. Creativiteit werd gemeten door middel van de Alternative Uses Task (AUT) en de​ Verbal Fluency Task​ (VFT). Bij de AUT moesten

deelnemers zoveel mogelijk creatieve toepassingen bedenken voor een alledaags voorwerp. Bij de VFT moesten deelnemers zoveel mogelijk woorden bedenken binnen een categorie. De reactietijden van responsen die omschakeling tussen categorieën verschilde significant. De reactietijden van responsen binnen een categorie verschilde bij de VFT significant, echter was er bij de AUT geen significant verschil .Conclusie: ​Optimal foraging​ strategie is een mogelijk model om het genereren van ideeën voor de AUT te beschrijven.

(4)

Optimal Foraging Strategie binnen Creativiteit

Creativiteit wordt steeds vaker gebruikt om tijdens het selectieproces te bepalen of iemand geschikt is voor een functie (Baas & Van der Maas, 2015). De creativiteit van een werknemer draagt het meeste bij aan de creatieve en innovatieve opbrengsten binnen een organisatie (Kabanoff & Rossiter, 1994). Dit kan de reden zijn dat ook scholen en

werkgevers steeds hogere verwachtingen hebben met betrekking tot de creativiteit van studenten of werknemers (Paprika & Nagy, 2012). Creativiteit wordt in dit geval door anderen beoordeeld (Hempel & Sue-Chan, 2010). Het is een proces waarbij kennis en expertise, door middel van cognitief vermogen, wordt omgezet tot

ideeën/inzichten/producten die zowel bruikbaar als origineel zijn (Baas & Van der Maas, 2015). Binnen de wetenschap wordt er gezocht naar een objectieve manier om creativiteit te beoordelen en vast te stellen. Onderzoek naar creativiteit richt zich op de verschillen van creatieve vermogen en potentieel tussen mensen (Silvia et al., 2008). Hierbij wordt gebruik gemaakt van divergente denktaken, dit is binnen het creativiteitsonderzoek de meest belovende manier om het creatieve vermogen vast te stellen (Plucker & Renzulli, 1999; Silvia et al. 2008). Er is echter nog niet veel bekend over de manier waarop mensen tot creatieve oplossingen ideeën of inzichten komen (Carafoli, 2016).

Optimal foraging is een theorie die gebaseerd is op het gedrag van dieren die door middel van clusters zoeken naar voedsel (Hills, Jones & Todd, 2012). Bij het vinden van voedsel wordt de huidige bron gebruikt totdat het voedsel in de bron bijna op is, waarna de dieren op zoek gaan naar de volgende bron van voedsel. Ook bij mensen is soortgelijk clustering gedrag terug te vinden, zoals bij het zoeken van informatie binnen cognitieve systemen (Pirolli & Card, 1999). Pirolli en Card onderzochten deze cognitieve systemen onder anderen door middel van interviews met werknemers die door zo veel mogelijk materialen op te noemen die aanwezig waren in het eigen kantoor een beschrijving geven

(5)

van deze ruimte. Ook werden studenten gevraagd om in de bibliotheek een verslag te schrijven over een bedrijf waarbij informatie verzameld diende te worden. Deze informatie was te vinden in de bibliotheek. In beide gevallen werd gevonden dat het verkrijgen van informatie binnen de cognitieve systemen verliep door middel van informatieverzameling binnen clusters en het omschakelen tussen clusters. De hiërarchische relaties binnen deze cognitieve systemen worden omschreven met een semantische ruimte, hierbinnen zijn conceptuele categorieën gevormd (Lund & Burgess, 1996). Creativiteit kan in dit geval met de definitie van divergent denken gezien worden als een cognitief systeem. Mogelijk zou dit systeem volgens de ​optimal foraging​ theorie kunnen functioneren. Het is echter dan nog niet bekend hoe de creatieve inzichten ideeën en oplossingen vanuit het cognitieve systeem tot stand komen.

In het onderzoek van Hills, Jones en Todd (2012) zijn er hypotheses opgesteld die getoetst kunnen worden om te kunnen bepalen of de ​optimal foraging​ theorie opgaat voor memory search bij mensen. Ten eerste zal er verschil gevonden moeten worden in tijd tussen antwoorden die behoorden tot verschillende categorieën. Ten tweede zal er bij antwoorden binnen één categorie steeds meer tijd nodig zijn om een antwoord te geven. Uit dit onderzoek werd geconcludeerd dat de manier van​ memory search​ in lijn ligt met de voorspellingen vanuit de ​optimal foraging​ theorie. Om te kunnen beoordelen of ​optimal foraging ook bij het bedenken van creatieve ideeën het geval is zal dit proces gevolgd moeten kunnen worden. De Verbal Fluency Taks (VFT) en de Alternative Uses Task (AUT) zijn taken waarbij het genereren van ideeën gevolgd kan worden waardoor meer inzicht kan worden verkregen voor het creatieve proces.

Montez et al. (2015) hebben de hypothese voor ​optimal foraging​ binnen de ​memory search getoetst door middel van een 2D representatie van de VFT. Deelnemers maakte op een whiteboard een netwerk door middel van het opschrijven van dierennamen en het trekken van verbindingen tussen deze dieren. Hieruit werd geconcludeerd dat er sprake was

(6)

van clustering, zoals omschreven door ​optimal foraging​ theorie, en geen ​random walk​ bij memory search. Dieren die behoorden tot dezelfde categorie werden dichterbij elkaar opgeschreven dan dieren die niet bij de categorie hoorde. De verbindingen tussen de ontstane clusters waren langer dan de verbindingen binnen een cluster. Hierbij werd de memory search uitgebeeld, echter kon hierdoor een verschil zijn ontstond tussen het proces dat zich afspeeld voordat de woorden daadwerkelijk op het bord geschreven werden. Dit kan mogelijk een vertekening hebben opgeleverd van de ​memory search​ waar het huidige onderzoek op gericht is.

Davelaar (2015) heeft voor de ​remote associate task​ (RAT), een bekende

creativiteits inzicht taak, onderzocht of d​e optimal foraging​ theorie daarin terug te vinden is. Bij de RAT krijgen deelnemers drie woorden te zien waarbij de bedoeling is het vierde woord dat erbij hoort te bedenken. Hierbij is er steeds één juist antwoord. De drie woorden die deelnemers te zien kregen konden sterk of juist zwak geassocieerd zijn met elkaar en het vierde woord dat de deelnemer moest bedenken. Hierbij zou het bij een zwakke associatie voor de deelnemers lastiger zijn om het vierde woord af te kunnen leiden. Davelaar (2015) concludeerde dat ​optimal foraging​ vooral terug te vinden was als de drie woorden zwak met elkaar geassocieerd waren en als er andere woorden waren die sterk met het vierde woord geassocieerd zouden kunnen worden. Er werd steun gevonden voor de ​optimal foraging theorie, echter is er bij de RAT sprake van een juist antwoord. De deelnemers worden dus mede beoordeeld op juistheid, hierdoor is deze test lastig te vergelijken met de AUT of VFT waarbij deelnemers zoveel mogelijk ideeën opschrijven.

In het huidige onderzoek zal worden nagegaan of het genereren van creatieve toepassingen volgens de​ optimal foraging​ theorie omschreven kan worden. Gebaseerd op eerder onderzoek naar de​ ​VFT wordt verwacht dat creativiteit voortkomt door middel van optimal foraging in het geheugen. Twee hypothesen zullen worden getoetst: (1) Deelnemers zullen binnen een categorie kortere reactietijden vertonen dan bij het verplaatsen tussen

(7)

categorieën en (2) reactietijden worden langer naarmate er meer antwoorden worden gegeven binnen één categorie, met uitzondering van het eerste respons. Deze twee hypothesen worden eerst getoetst bij de​ ​VFT en daarna bij de AUT.

Methoden

Deelnemers

Deelnemers waren drie honderdeenenveertig eerstejaars psychologie studenten van 17 tot 41 jaar (M= 20,19 SD= 4,45). 65,7% van de deelnemers waren vrouw. Participanten hebben vooraf toestemming ondertekend en het onderzoek was goedgekeurd door de Ethics Review Board (FMG-UvA), zie bijlage 1. De studenten namen deel aan het huidige onderzoek als onderdeel van de psychologie studie, waarbij studenten in het eerste jaar verplichte punten moeten behalen als deelnemer van wetenschappelijk onderzoek

Materialen Personalia

Vóór aanvang van de taken vullen de deelnemers de personalia in, zie Figuur 1. Hierbij kan worden aangegeven dat de deelnemers geïnformeerd zijn over het onderzoek en toestemming gegeven via het toestemmingsformulier. Deelnemers verzinnen een

schermnaam, welke alleen door de deelnemer zelf gebruikt kan worden om achteraf

informatie op te vragen over de eigen resultaten. Vervolgens geeft de deelnemer aan wat de geboortedatum is ter controle van de leeftijdsgrens die voor het huidige onderzoek gesteld is op 17 jaar. Ook de studierichting, het opleidingsjaar en het opleidingsniveau worden door de deelnemers ingevuld. Alle persoonlijke gegevens van deelnemers werden vertrouwelijk behandeld om de privacy te garanderen.

(8)

Figuur 1. Welkomstpagina die deelnemers te zien krijgen voor aanvang van de onderzoekstaken.

Verbal Fluency Task (VFT)

Bij de ​verbal fluency task​ is het de bedoeling dat deelnemers in 1 minuut zoveel mogelijk woorden opschrijven die voldoen aan een bepaalde regel (Silvia, 2008). In de instructie wordt hiervan een voorbeeld gegeven van automerken, zie Figuur 2.

(9)

Figuur 3. De instructie van de FVT bij de categorie ‘dieren’.

Tijdens dit onderzoek kregen de deelnemers eerst de opdracht om zoveel mogelijk dieren op te schrijven, zie Figuur 3. Vervolgens krijgen deelnemers weer 1 minuut de tijd om zoveel mogelijk beroepen op te schrijven.

Alternative Uses Task (AUT)

De AUT bestaat uit een periode van 2 minuten waarbij deelnemers zoveel mogelijk creatieve toepassingen moeten bedenken voor een bepaald voorwerp.De deelnemers krijgen hierbij expliciet de instructie dat het om creatieve toepassingen gaat, omdat dit ervoor zorgt dat de creativiteit van de responsen wordt verhoogd (Christensen et al., 1957; Runco, Illies & Eisenman, 2005; Silvia et al., 2008), zie Figuur 4.

(10)

Figuur 4. De instructie die deelnemers te zien krijgen vóór het starten van de AUT.

In dit geval moesten deelnemers creatieve toepassingen bedenken voor een

baksteen, een vork, een paperclip en een handdoek. Na elk antwoord diende de deelnemers op de enter knop te drukken om deze te versturen, zie Figuur 5.

(11)

De interne consistentie van de AUT is volgens het onderzoek van Baas en Van der Maas (2015) voldoende (IC = .94) om uitspraken te kunnen doen over het divergent denkvermogen van deelnemers.

Procedure

Eerstejaars psychologie studenten zitten in groepen van 50 in een computerlokaal en vindt plaats als onderdeel van de testzittingen die voor de studenten verplicht is binnen de studie. De studenten worden ontvangen in de hal en krijgen uitleg over het onderzoek en de taken die er zullen komen. Na de uitleg nemen de deelnemers plaats achter de computer, vullen een toestemmingsformulier in en ondertekenen die. Alle deelnemers krijgen

individueel eerst de AUT waarbij de deelnemers de opdracht krijgen voor een baksteen, een vork, een paperclip en een handdoek zoveel mogelijk creatieve manieren te bedenken om deze voorwerpen te gebruiken. Na elk gegeven antwoord moesten de deelnemers de enter knop indrukken om het antwoord te registreren en het volgende antwoord te geven. Per voorwerp hebben de deelnemers hier 2 minuten voor, waarna de taak automatisch stopt. Vervolgens kregen de deelnemers de instructie voor de VFT te zien. Hierbij werd een voorbeeld gegeven door middel van de categorie automerken. Na deze instructie startte de taak en kregen de deelnemers als eerst de categorie dieren te zien. Hierbij diende de deelnemers zoveel mogelijk dieren op te schrijven en ook weer na elk antwoord de enter knop in te drukken.

De deelnemers zullen niet allemaal tegelijk klaar zijn met de taken en krijgen dan ook de mogelijkheid om het computerlokaal te verlaten zodra de deelnemer de taken heeft afgerond. Bij het verlaten van de computerzaal krijgen deelnemers een debriefing mee waarop vermeld staat wat het doel van het onderzoek is en hoe er contact opgenomen kan worden met de onderzoeker. Protocol voor afname, zie bijlage 2.

(12)

Resultaten

Tijdens en na het onderzoek hebben er geen deelnemers gebruik gemaakt van het recht om deelname te weigeren. Er is geen sprake van uitval, daarom is alle verzamelde data gebruikt tijdens de analyses. Hierbij is gebruik gemaakt van de de data die hoort bij de categorie ‘dieren’ van de VFT​ ​en bij het voorwerp ‘vork’ van de AUT.

Om de data te kunnen analyseren zijn als eerst alle responsen gecategoriseerd. Dit is gebeurd door middel van het sorteren van alle gegeven antwoorden op alphabetische volgorde. Hierdoor is het mogelijk geweest de categorieën onafhankelijk van de deelnemers en consequent tussen deelnemers te kunnen bepalen. Vervolgens is voor elke deelnemer bepaald hoeveel responsen er opeenvolgende uit dezelfde categorie afkomstig waren.

De eerste hypothese die getoetst zal worden (zie Hypothese 1) had als verwachting dat deelnemers binnen een categorie kortere reactietijden zullen vertonen dan bij het verplaatsen tussen categorieën. Om dit te kunnen bepalen zijn per deelnemer de

omschakelingen tussen categorieën bepaald. Hierbij kreeg een respons het label 1 als deze het eerste respons van een categorie, oftewel de omschakeling betrof. Het respons twee plaatsen vóór de omschakeling kreeg het label -2, het respons vóór de omschakeling kreeg het label -1. De responsen die vervolgens na de omschakeling binnen de categorie vielen kregen de labels 2 en 3. Zowel voor de VFT als voor de AUT zijn de gemiddelde

responstijden voor de relatieve afstand van de responsen ten opzichte van de omschakeling berekend, zie Tabel 1.

(13)

Tabel 1

De gemiddelde reactietijden en standaarddeviaties (tussen Haakjes) voor de

relatieve afstand van de responsen tot de omschakeling van de VFT en de AUT

relatieve

afstand tot de

omschakeling

-2

-1

1

2

3

VFT

3522,71

(95,00)

3725,65

(71,97)

4499,43

(85,88)

2638,46

(65,57)

2896,74

(112,67)

AUT

4696,19

(787,84)

7296,61

(1185,88)

9960,91

(1212,66)

4784,89

(659,12)

4203,61

(769,73)

Een​ one way repeated measures​ ANOVA is uitgevoerd voor de VFT met reactietijd als afhankelijke variabele en één-binnen deelnemers variabele, relatieve afstand tot de omschakeling (twee vóór- vs. één vóór- vs. één na vs. twee na- vs. drie na de omschakeling tussen categorieën). Er is niet voldaan aan de assumptie van sphericiteit. Dit is te zien aan de hand van de Mauchly’s test, ​χ² ​(9) = 237.63, ​p​ < .001. Dit kan worden verholpen (Field, 2013) door middel van de Greenhouse-Geisser correctie (ε = .76). Het resultaat van de reactietijden bij de responsen rond de omschakeling verschillen significant van elkaar, F(3.01, 758.28) = 93.91, ​p​ < .001. Met behulp van de contrasten is te zien dat er tussen het tweede en eerste respons vóór de omschakeling geen significant verschil gevonden is, ​F​(1, 248) = 3.60, ​p​ = .059. De verschillen tussen het eerste respons vóór de omschakeling en het eerste respons na de omschakeling (​F​(1, 248) = 160.50, ​p​ < .001), het eerste respons na de

(14)

omschakeling en het tweede respons na de omschakeling (​F​(1, 248) = 338.67, ​p​ < .001) en het verschil tussen het tweede en derde respons na de omschakeling (​F​(1, 248) = 4.32, ​p​ = .039) waren allemaal significant. Behalve de betrouwbaarheidsintervallen van het tweede en eerste respons vóór de omschakeling overlappen de betrouwbaarheidsintervallen van de responsen elkaar niet, zie Figuur 6.

Figuur 6. De gemiddelde reactietijd voor de relatieve afstand van de responsen op de VFT ten opzichte van de omschakeling tussen categorieën.

Ook is een​ one way repeated measures​ ANOVA uitgevoerd voor de AUT met reactietijd als afhankelijke variabele en één binnen-deelnemers variabele, relatieve afstand tot de omschakeling (twee vóór- vs. één vóór- vs. één na vs. twee na- vs. drie na de

(15)

voldaan is aan de assumptie van sphericiteit, ​χ² ​(9) = 32,41, ​p​ < .001. De

Greenhouse-Geisser correctie zal om deze reden worden gerapporteerd (ε = .67). Het resultaat van de reactietijden van twee responsen vóór -, één respons vóór- , het eerste respons na- , tweede respons na- en het derde respons na de omschakeling tussen categorieën verschilde significant van elkaar, ​F​(2.74, 73.97) = 6.95, ​p​ = .001. Met behulp van de contrasten is te zien dat het verschil in reactietijd tussen het eerste respons na de omschakeling en het tweede respons na de omschakeling significant is, ​F​(1, 27) = 23.19, ​p < .001. De verschillen in reactietijd van twee responsen vóór en één respons voor de omschakeling (​F​(1,27) = 2.82, ​p​ = .104), tussen één respons vóór en het eerste respons na de omschakeling (​F​(1, 27) = 2.67, ​p​ = .114) en het verschil tussen het tweede en derde respons na de omschakeling (​F​(1,27) = .14, ​p​ = .527) zijn niet significant.

Figuur 7. De gemiddelde reactietijd voor de relatieve afstand van de responsen op de AUT ten opzichte van de omschakeling tussen categorieën.

(16)

Zowel voor de FVT als voor de AUT kan de verwachting worden bevestigd, bij het omschakelen tussen categorieën zijn de reactietijden langer dan binnen een categorie. Aan de hand van deze resultaten kan de eerste hypothese (zie Hypothese 1) worden bevestigd.

Om de tweede hypothese te toetsen is er nogmaals gebruik gemaakt van de gecategoriseerde responsen van de deelnemers. Hierbij is gekeken naar het eerste tot en met het vijfde respons die door deelnemers binnen één categorie gegeven zijn. In Tabel 2 zijn de gemiddelde reactietijden en standaarddeviaties te zien voor de eerste vijf responsen binnen één categorie, zowel van de VFT als van de AUT.

Tabel 2

De gemiddelde reactietijden en standaarddeviaties (tussen Haakjes) voor de

responsen binnen een categorie van de VFT en de AUT

respons

binnen een

categorie

1

2

3

4

5

VFT

4172,30

(125,07)

2663,14

(97,40)

2641,72

(147,32)

2801,38

(173,82)

2812,89

(201,38)

AUT

6276,33

(1507,18)

15296,50

(12819,77)

2020,00

(580,88)

14703,33

(10087,66)

16477,00

(5047,33)

(17)

Een ​one way repeated measures​ ANOVA is uitgevoerd voor de VFT met reactietijd als afhankelijk variabele en één binnen-deelnemers variabele, volgorde binnen categorie (eerste respons vs. tweede respons vs. derde respons vs. vierde respons vs. vijfde

respons). Verwacht werd dat reactietijden langer worden naarmate men meer antwoorden achter elkaar binnen dezelfde categorie geeft, met uitzondering van het eerste antwoord (zie Hypothese 2). Door middel van de Mauchly’s test is geconcludeerd dat de assumptie voor sphericiteit geschonden is, ​χ²​ (9) = 39.93, ​p​ < .001. De data kan alsnog verder geanalyseerd worden door hiervoor te corrigeren met de Greenhouse-Geisser correctie (ε = .79). Het resultaat van de reactietijden tussen het eerste tot en met het vijfde derde respons van de VFT verschilde significant van elkaar, ​F​(3.18, 247.63) = 19.45, ​p​ < . 001. Bij het bekijken van de contrasten is te zien dat er een significant verschil is tussen de gemiddelde reactietijd van het eerste en tweede respons, ​F​(1, 78) = 94.95, ​p​ < .001. Echter verschillen de gemiddelde reactietijden van het tweede en derde respons ( ​F​(1, 78) = .02, ​p​ = .901), het derde en vierde respons (​F​(1, 78) = .59, ​p​ = .446) en het vierde en vijfde respons ( ​F​(1, 78) < .01, ​p​ = .966) niet significant van elkaar. De betrouwbaarheidsintervallen van het tweede en derde respons zowel als de betrouwbaarheidsintervallen van het vierde en vijfde respons

overlappen elkaar terwijl deze niet overlappen met het betrouwbaarheidsinterval van het eerste respons, zie Figuur 8.

(18)

Figuur 8. De gemiddelde reactietijden van het eerste tot en met het vijfde respons binnen een categorie van de VFT.

De tweede hypothese (zie Hypothese 2) is bij de AUT geanalyseerd door middel van een ​one way repeated measures ​ANOVA. Hierbij was reactietijd de afhankelijke variabele en was er één binnen-deelnemers variabele, volgorde binnen een categorie (eerste respons vs. tweede respons vs derde respons). Hierbij werd verwacht dat reactietijden langer zouden worden naarmate men meer antwoorden achter elkaar binnen dezelfde categorie geeft, met uitzondering van het eerste antwoord (zie Hypothese 2). Aan de assumptie van sphericiteit is voldaan, ​F​(9) = 26.91, ​p​ < .001. Het resultaat van de reactietijden tussen het eerste tot en met het vijfde respons van de AUT verschilde niet significant van elkaar, ​F​(4,20) = .70, ​p​ = .598. Hoewel de gemiddelde reactietijden tussen het eerste en vijfde respons van elkaar verschillen is te zien dat de betrouwbaarheidsintervallen van de verschillende responsen elkaar overlappen, er kan dus niet geconcludeerd worden dat deze verschillen significant zijn, zie Figuur 9. Er is te zien dat het betrouwbaarheidsinterval onder andere bij het tweede

(19)

en vierde respons binnen een categorie uiteenlopende reactietijden bevat. Er is een grote spreiding van reactietijden bij deze responsen.

Figuur 9. De gemiddelde reactietijden van het eerste tot en met het vijfde respons binnen een categorie van de AUT.

De resultaten zijn deels naar verwachting (zie Hypothese 2). Bij de VFT is de

verwachting bevestigd, binnen de categorie werden de reactietijden langer met uitzondering van het eerste respons. Deelnemers hebben dus een kortere reactietijd binnen een

categorie nadat het eerste respons van de categorie gegeven is. Echter bleek uit de resultaten dat de reactietijden bij de AUT niet volgens verwachting langer werden binnen een categorie.

(20)

Discussie

In het huidige onderzoek werd gevonden dat creativiteit ten minste gedeeltelijk verloopt volgens een ​optimal foraging ​strategie. Bij de omschakeling tussen categorieën is er een verschil gevonden tussen de creatieve ideeën net voor de omschakeling en de ideeën net daarna. Echter is binnen categorieën van creatieve ideeën geen verschil

gevonden tussen de eerste ideeën in vergelijking met de latere ideeën binnen een categorie. De resultaten lagen voor een deel in lijn met de verwachtingen.

Om uitspraken te kunnen doen over ​optimal foraging​ strategie binnen creativiteit is het belangrijk om de omschakelingen tussen clusters te identificeren als deze daadwerkelijk aanwezig zijn. In het geval van het huidige onderzoek kan er geconcludeerd worden dat creatieve ideeën gevormd worden door middel van het verplaatsen tussen clusters. Hoewel het zinnig is om de ​memory search​ binnen een cluster te kunnen identificeren waarbij het steeds lastiger zou worden creatieve ideeën binnen een cluster te bedenken, Dit zou namelijk een aanvulling kunnen zijn die bijdraagt aan de evidentie van de ​optimal foraging strategie binnen creativiteit. Uit het huidige onderzoek kan niet geconcludeerd worden dat het binnen een cluster steeds lastiger wordt om creatieve ideeën te bedenken. Er werd een grote spreiding gevonden bij de creatieve ideeën binnen een cluster. Een mogelijke

verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat er een verschil ontstaat gebaseerd op de creativiteit. In het huidige onderzoek is hier niet voor gecontroleerd. Deelnemers die creatiever zijn zouden eventueel snel op een nieuw creatief idee kunnen komen binnen een cluster, terwijl deelnemers die minder creatief zijn ook bij het volgende idee binnen een cluster lang

moeten nadenken en dat hier dus geen stijgende lijn in te herkennen is. In vervolgonderzoek zou hier rekening mee gehouden kunnen worden door te controleren voor creativiteit, zodat het proces van creatieve ideeën bedenken vergeleken kan worden bij mensen met

(21)

vergelijkbare creativiteit. Op deze manier zou mogelijk nog meer evidentie verkregen kunnen worden voor de ​Optimal foraging​ strategie binnen creativiteit.

Echter zou er ook bij meer evidentie een alternatieve verklaring kunnen zijn voor het ontstaan van de creatieve ideeën, naar aanleiding van een onderzoek van Abbot, Austerweil en Griffiths (2015). Hierin werd gevonden dat data die verklaard zouden kunnen worden door middel van ​optimal foraging​ mogelijk ook zouden kunnen ontstaan als er sprake is van een netwerk met sterke verbindingen. Hierbij bestaat het netwerk uit de associaties die mensen hebben bij een woord. Als de associaties binnen het netwerk sterk zijn zou een creatief idee kunnen volgen door middel van het idee ervoor en de associatie die deze opwekt in het cognitieve systeem. Zo zouden de ideeën elkaar opvolgen door middel van de random walk theorie in plaats van de clusters die verondersteld worden door de ​optimal foraging theorie.

In het onderzoek van Hills, Todd en Jones (2015) is de methode die in het huidige onderzoek gebruikt is om de creatieve ideeën te categoriseren vergeleken met een

gestandaardiseerde methode. Deze methode maakt gebruik van een netwerk voor de VFT waarin semantische nabijheid voor alle dieren bepaald is (Jones & Mewhort, 2007), hiermee kan op een objectieve manier bepaald worden welke dieren met elkaar geassocieerd

worden. Er werd geconcludeerd dat optimal foraging waarschijnlijker zou zijn dan het objectieve netwerk. Ook bij het vergelijken van deze twee methodes is dus evidentie

gevonden die wijst in de richting van optimal foraging bij het bedenken van creatieve ideeën. In het huidige onderzoek is gebruik gemaakt van vastgestelde categorieën waarmee de responsen van elke deelnemer zijn vergeleken, en gecategoriseerd. Om nauwkeuriger te kunnen bepalen hoe het proces van creativiteit verloopt zal meer inzicht verkregen moeten worden over de manier waarop creatieve ideeën tot stand komen. De methode van

categoriseren die in het huidige onderzoek gebruikt werd is mogelijk niet representatief voor de methode die daadwerkelijk binnen de deelnemers plaatsvindt. In vervolgonderzoek zou

(22)

dit ondervangen kunnen worden door deelnemers na afloop van de taak zelf te laten bepalen welke categorie het beste past bij de eigen creatieve ideeën. Op deze manier komen de categorieën mogelijk nog meer overeen met het proces dat tijdens de taken binnen deelnemers plaatsvind.

Hoewel het huidige onderzoek belangrijke aanwijzingen gevonden heeft voor een optimal foraging strategie binnen creativiteit, is het nog niet geheel duidelijk hoe dit proces verloopt. Doordat creativiteit een steeds grotere rol speelt in de huidige maatschappij (Baas & Van der Maas, 2015) is het belangrijk te achterhalen hoe creativiteit werkt. Bij een beter begrip van dit proces zou het duidelijker kunnen worden. Minder creatieve studenten of werknemers zouden op deze manier mogelijk in staat kunnen zijn de eigen creativiteit te verbeteren.

(23)

Literatuurlijst

Abbott, J. T., Austerweil, J. L., & Griffiths, T. L. (2015). Random walks on semantic networks can resemble optimal foraging. ​Psychological Review, 22, ​558-569.

Baas, M., & Van der Maas, H. L. J. (2015). De (on)mogelijkheid van een valide meting van creatief potentieel voor selectiedoeleinden. ​Gedrag en Organisaties, 28, ​78-97. Carafoli, E. (2016). The creativity process: Freedom and constraints.​ Rend. Fis. Acc. Lincei,

27, 413-425.

Christensen, P. R., Guilford Press, J. P., & Wilson, R. C. (1957). Relations of creative responses to working time and instructions. ​Journal of Experimental Psychology, 53, 82-88.

Davelaar, E. J. (2015). Semantic search in the remote associates test. ​Topics in Cognitive Science, 7, 494-512.

Field, A. , Jr. (2013). ​Discovering statistics using ibm spss statistics.​ (4th ed.). London: Sage.

Hempel, P. S., & Sue-Chan, C. (2010). Culture and assessment of creativiteit. ​Management and Organization Review, 6, 415-435.

Hills, T. T., Jones, M. N., & Todd, P. M. (2012). Optimal foraging in semantic memory. Psychological Review, 119, 431-440.

Hills, T. T., Todd, P. M., & Jones, M. N. (2015). Foraging in semantic fields: How we search through memory​. Topics in Cognitive Science, 7,​ 513-534.

Jones, M. N., & Mewhort, D. J. K. (2007). Representing word meaning and order information in a composite holographic lexicon. ​Psychological Review, 114, 1-37.

(24)

Kabanoff, B., & Rossiter, J.R. (1994). ​Recent developments in applied creativity​. In C.L. Cooper & I.T. Robertson (Eds.). International review of industrial and organizational psychology (pp. 283-324). New York: Wiley.

Lund, K., & Burgess, C. (1996). Producing high-dimensional semantic spaces from lexical co-occurrence. ​Behavior Research Methods, Instruments, & Computers, 28, 203-208.

Montez, P., Thompson, G., & Kello, C. T. (2015). The role semantic clustering in optimal memory foraging.​ Cognitive Science, 39,​ 1925-1939.

Paprika, Z. Z, & Nagy, V. (2012). Assessment of creativity on the job market. ​Procedia Economics and Finance, 3, 166-181.

Pirolli, P., & Card, S. (1999). Information foraging. ​Psychological Review, 106​, 643–675. Behavior, 39, 137-148.

Plucker, J. A., & Renzulli, J. S. (1999). Psychometric approaches to the

study of human creativity. In R. J. Sternberg (Ed.), ​Handbook of creativity (pp. 35-61). New York: Cambridge University Press.

Runco, M. A. (2007).​ Creativity.​ Amsterdam: Elsevier.

Runco, M. A., Illies, J. J., & Eisenman, R. (2005). Creativity, originality, and appropriateness: What do explicit instructions tell us about their relationships? ​Journal of Creative Behavior, 39, 137-148.

Silvia, Paul J., Winterstein, Beate P., Willse, John T., Barona, Christopher M., Cram, Joshua T., Hess, Karl I., …Richard, Crystal A. (2008). Assessing creativity with divergent thinking tasks: Exploring the reliability and validity of new subjective scoring methods. ​Psychology of Aesthetics, Creativity and the Arts, 2,​ 68-85.

Silvia, P. J., Winterstein, B. P., Willse, J. T., Barona, C. M., Plucker, J. A., & Renzulli, J. S. (1999). Psychometric approaches to the study of human creativity. In R. J. Sternberg (Ed.), ​Handbook of creativity​ (pp. 35-61). New York: Cambridge University Press.

(25)
(26)

Bijlage 2

Protocol creativiteitsonderzoek BP17

1 Benodigdheden

Laptop voor testleider – met BP Dropbox bestanden erop (ook offline) Whiteboard plus stiften (eventueel digibord pen)

Stapeltje informatiebrieven (herbruik deze) Informed consent formulier (1 per deelnemer) 10 euro per deelnemer

Uitbetaling ontvangstformulieren (6 deelnemers per formulier) Pennen (+/- 10 nodig) voor het ondertekenen van formulieren

Belangrijk: ​Alle deelnemers moeten ten minste 17 jaar oud zijn, dus vooral de 2de of 3de klassen zullen deelnemen aan ons onderzoek.

Voorbereiden testruimte

tafel bij ingang/uitgang voor onderzoeksassistenten

stapels voor informatiebrieven, informed consent, en uitbetaling ontvangstformulier hier worden na afloop informed consentformulieren ingeleverd

ook na afloop vanaf deze tafel uitbetalen

zo nodig contactgegevens noteren voor deelnemers die de resultaten willen link om experiment te starten op whiteboard schrijven (of desnoods op infobriefjes en meegeven)

informatiebrieven voor deelnemers

deze lezen ze voordat ze informed consent tekenen

deze neem je weer in en ze worden hergebruikt voor de volgende zitting informed consent voor deelnemers (1 per deelnemer)

moet worden ondertekend door deelnemer en testleider geld voor deelnemers

10 euro per deelnemer

als geld op is gebruik bank betalingsformulier (zie dropbox) uitbetaling ontvangstformulier voor deelnemers

6 proefpersonen kunnen elk formulier tekenen geen handtekening nodig bij bank transfer

Voorstellen (bij klassikale afname)

Wij zijn …... en ……... Voor ons (bachelor) afstudeerproject doen wij onderzoek naar creativiteit en hoe dit zich verhoudt tot andere cognitieve vaardigheden. Hiervoor hebben wij jullie hulp nodig. Het komende uur gaan jullie daarom op de computer een aantal taken doen en vragenlijsten

beantwoorden. Dit gebeurd in stilte, er mag niet worden overlegd. De instructies op het scherm

(27)

wijzen zich vanzelf, maar als je toch een vraag hebt steek dan je hand op dan komen wij naar je toe. Voordat je begint moet je ons toestemming geven om deze taken bij je af te nemen. Dat kan door het ondertekenen van het papiertje dat we je hebben meegegeven. Hierin wordt uitgelegd wat we met de gegevens zullen doen en dat we deze anoniem en vertrouwelijk zullen behandelen. Je ondertekende toestemming lever je na afloop bij ons in en ontvang je dan 10 euro vergoeding. Het kan zijn dat je de vragen of taken heel interessant vind en wil weten wat jouw antwoorden

betekenen. Na afloop van het experiment kan je ons je e-mailadres en schermnaam geven dan zullen we jou je resultaten toesturen nadat deze verwerkt zijn. Let op: als je dit doet dan moeten we jouw e-mailadres aan je experiment gegevens verbinden en ben je niet meer helemaal ‘anoniem’ - uiteraard zullen we alles

vertrouwelijk behandelen. Als je klaar bent kun naar ons toe komen om het toestemmingsformulier in te leveren en je vergoeding te ontvangen. Super bedankt dat jullie hieraan meedoen!

Informed consent, Instructies

Omschrijving onderzoek hebben we op papier staan. Deelnemers kunnen deze eerst lezen en daarna informed consent ondertekenen. Het wordt ook mondeling uitgelegd tijdens introductie.

Informed consent is een papieren formulier. We hebben een ondertekend formulier van elke deelnemer nodig.

Taak starten 2

De onderzoekstaken (duur incl. instructie) Personalia (4 vragen: 1 minuut)

Raven SPM (42 opgaven = 30 minuten)

Creative Achievement Questionnaire (10 vragen: 5 minuten)

Alternative Uses Task (instructie + 2 voorwerpen (2 minuten per voorwerp) = 5 minuten) ?? Creatief of Niet Beslistaak (instructie + 32 opgaven (10 seconden per vraag) = 6 minuten) ?? Wat Betekent Creativiteit? (4 vragen: 2 minuten)

Verbal Fluency Task (instructie + 2 categorieën (1 minuut per categorie) = 3 minuten) Creative Behavior Questionnaire (8 vragen: 4 minuten)

Afsluiting (1 minuut)

Beginnen (bij niet klassikale afname)

Geef deelnemer informatiebrief. Schrijf link en login gegevens op deze brief als er geen whiteboard beschikbaar is.

Geef deelnemer informed consent. Deze kunnen ze bij jou of op hun plaats tekenen. Laat deelnemer plaats nemen in de ruimte en op eigen laptop beginnen met de taak. Zo mogelijk loop rond om te checken of alles goed gaat.

Begeleiding tijdens afname

Rondlopen en vragen beantwoorden.

(28)

Mogelijke vragen & de antwoorden daarop: # Hoe kan ik beginnen?

Ga naar de link² # De taak start niet.

Check dat ze een geschikte browser gebruiken (Firefox, Chrome, Explorer). Zorg dat javascript is toegestaan.

Sluit browser en open het opnieuw. # De taak zit vast, hoe kan ik verder?

0. Check dat een geschikte browser wordt gebruikt. 1. Probeer taak over te slaan door te gaan naar link:

Als dit niet werkt:

2. Sluit het experiment af via link: braintrainlab.nl/crea/logout.php 3. Begin daarna opnieuw.

Als student het patroonherkenningstaak al af had (Raven) laat hem/haar het personaliaformulier opnieuw invullen en dan:

4. Druk op refresh knop van de browser totdat je bij de instructie van de AUT komt.

Afsluiten

Als een deelnemer klaar is loopt hij/zij naar de tafel waar de onderzoeksassistenten zitten toe. Deelnemers leveren dan ondertekend toestemmingsformulier in (check dat deze is

ondertekend!).

Daarna kunnen ze tekenen voor ontvangst van de vergoeding (check dat deze is ondertekend – anders geen geld meegeven).

Ze kunnen ook aangeven of ze hun resultaten willen ontvangen - emailadres, gekozen

schermnaam, geboortedatum, en proefpersoonnr (zie laatste scherm van experiment) moeten worden opgegeven. Dit kan de onderzoeksassistent in een excelbestand en/of op

uitbetalingsformulier bijhouden.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hij leidde een expliciete formule af waarin hij π ( x ) uitdrukte in een door Leonhard Euler (1707-1783) geïntroduceerde functie, de zètafunctie?. Kennen we de zètafunctie, dan

Het regieor- gaan gaat ervoor zorgen dat de beschik- bare middelen voor onderwijsonderzoek effectiever en efficiënter worden ingezet, onder andere door meer focus te leggen op

Als daar mensen met een heel brede visie in zitten en als politici praten met weten- schappers, moet dat bevorderlijk zijn voor de manier waarop geld wordt doorgesluisd.. Het

Terwijl de eerste UniBoards hun werk beginnen te doen, ligt het plan voor een opvolger trouwens al klaar. UniBoard- Square moet het nieuwe bord gaan heten. ‘Niet zomaar nummer

Eind mei sprak een Amerikaanse delegatie van het Department of Homeland Security (DHS) voor de vierde keer met een Nederlandse delegatie, onder andere bestaande

Verloskundigen doen een aanbod aan zwan- geren van wie zij verwachten dat ze moeite zullen hebben met hun rol als moeder, bijvoorbeeld door- dat ze nog heel jong zijn, hun

In vijf afleve- ringen wordt de kijker meegenomen naar exotische locaties waar Nederlandse wetenschappers onderzoek doen naar onder meer migratieroutes van zeeschild- padden,

Huisman en haar team maken een tool dat van pro- gramma’s bewijst of ze correct zijn opgebouwd. De informatici werken nu vooral aan programma’s in Java, maar willen het