• No results found

Sortimententuin R.M.T.S. te Nijmegen : bodemgesteldheid en advies voor de aanleg

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Sortimententuin R.M.T.S. te Nijmegen : bodemgesteldheid en advies voor de aanleg"

Copied!
12
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Rapport nr. 12b9

SORTIMENTENTUIN R.M.T.S.' TE NIJMEGEN Bodemgesteldheid en advies voor de aanleg

(2)

Stichting voor Bodemkartering Staringgebouw Wageningen Tel. O857O - 19100 Rapport nr. 12H-9 SORTIMENTENTUIN R.M.T.S. TE NIJMEGEN Bodemgesteldheid en advies voor de aanleg

door J.M.J. Dekkers en

Ing. H.J.M. Zegers

Wageningen, augustus 1975

N.B. Gegevens uit dit rapport mogen zonder toestemming van de Stichting voor- Bodemkartering uitsluitend door de opdrachtgever worden ver­ menigvuldigd of in andere publikaties worden overgenomen.

(3)

I N H O U D

biz.

Voorwoord

Ij-Verklaring van enkele in de tekst gebruikte termen 5

1 . Inleiding 6

1 . 1 L i g g i n g e n o p p e r v l a k t e 6 1 . 2 D o e l v a n h e t o n d e r z o e k 6

1 . 3 W e r k w i j z e 6

2. De bodemgesteldheid 7

Advies voor de grondbewerking en organische

bemesting 8

3.1 Inleiding 8

3.2 Werkwijze bij aanleg 8

3.3 Kunstmatige wateraanvoer 8 3A Grondbewerking 8 3.5 Bemesting 9 U. Geraadpleegde literatuur n Afbeelding 1. Situatiekaart, schaal 1 t 10 000

6

(4)

h

-VOORWOORD

In opdracht van de Centrale Directie van de Rijksgebouwendienst te 's-Gravenhage werd een bodemkundig en hydrologisch onderzoek uit­ gevoerd op een terrein ten westen van Nijmegen.

Het onderzoek werd verricht in juli 1975 door J.M.J. Dekkers en Ing. H.J.M. Zegers, die tevens de leiding van het onderzoek had.

DE DIRECTEUR,

(5)

5

-VERKLARING VAN ENKELE IN DE TEKST GEBRUIKTE TERMEN

Profielopbouw jam Lutum(fractie) Leem(fractie) Zand(fractie) Grind(fractie) M50 (mediaan) Zandgrofheid

: alle elkaar verticaal opeenvolgende horizon­ ten

j 0,001 ram

j minerale delen kleiner dan 2yum î minerale delen kleiner dan 50yum i minerale delen tussen 50 en 2000yum j minerale delen groter dan 2000^um

t het getal dat die korrelgrootte in um aan­ geeft waarboven en waarbeneden de helft van het gewicht van de zandfractie ligt

: naam

matig fijn zand matig grof zand zeer grof zand

M50 tussen 150 en 210 210 en h20

b20

en 2000

(6)
(7)

6

-1. INLEIDING

1'«1 Ligging en oppervlakte

i

De gronden liggen ten westen van Nijmegen aan de Energieweg ( a f b . 1 ) .

De oppervlakte bedraagt ca. 1,5 ha. i i

1 . 2 Doel van het onderzoek i

i i

Het doel van het onderzoek was een inventarisatie van de bodemkun-dige en hydrologische gesteldheid en een advies voor grondbewerking en organische bemesting in verband met de aanleg van een sortiraententuin.

1 . 3 Werkwijze - ;

!

Voor het verzamelen van de benodigde gegevens zijn in totaal 22 boringen verricht tot 1,20 m diepte. Bij de keuze van de boorpunten is gebruik gemaakt van het schetsontwerp van het Büro voor tuin- en land-schaparchitektuur N. Kortekaas bnt. Hierbij is vooral gelet op de pro-fielopbouw en op de kenmerken die verband houden met de fluctuatie van

het grondwater. 1

De resultaten van het onderzoek zijn beschreven in de hoofdstukken 2 en 3. Het advies voor de grondbewerking en organische bemesting is opgenomen in hoofdstuk H.

(8)

7

-2. DE BODEMGESTELDHEID

De voorkomende gronden behoren naar de publikatie van Pons, 1966, tot de hoofdgroep* iets leraige grindzandgronden. Bij een verdere onder­ verdeling nôemt men ze dan gebroken grindzandgronden. Volgens het bo-deraclassificatiesysteem (De Bakker en Schelling, 1966)behoren deze gron­ den tot de gooreerdgronden, d.w.z. hydrozandgronden met een minerale eerdlaag en geen roest binnen 35 cm - mvj of de roest moet meer dan 30 cm onderbroken zijn. Voor een uitvoerige bodemkundige beschrijving wordt verwezen naar de publikatie van Pons, 1966.

De gronden hebben een minerale bovengrond van 25-35 cm dikte met een humusgehalte van 3 tot 5 Het leemgehalte varieert van 20-35 %> met plaatselijk een lutumgehalte van 4 tot 8 %. De mediaan van het

zand (M50-cijfer) ligt steeds boven 210yum. Bijna overal vindt men in de bovengrond stenen. Gronden met deze granulaire samenstelling hebben een slechte structuur (beton structuur). Over het algemeen geldt ech­ ter: hoe hoger het humusgehalte hoe beter de structuur.

Onder de humeuze bovengrond komt tot 60 à 80 cm humusarm materi­ aal voor. ïfeestal 3s dat \an dezelfde granulaire samenstelling als de boven­ grond doch het lutumgehalte is aanzienlijk lager en zal maar zelden meer dan 3 % bedragen.

Vrijwel overal vindt men vanaf 60 à 80 cm diepte grind of leemarm zeer grof zand. Daardoor ook was het op de meeste plaatsen niet moge­ lijk om met een handboor tot 1,20 m diepte te boren. Doch men mag er van uitgaan dat tot een minimale diepte van 1,20 m het materiaal onge­ veer van dezelfde samenstelling zal zijn.

De gronden binnen het onderzochte terrein zijn zodanig uniform van opbouw dat het maken van een bodemkaart overbodig was.

Uit het hydrologisch onderzoek is gebleken dat de gronden vroeger veel lager t.o.v. het grondwater moeten hebben gelegen dan nu het ge­ val is. De roest- en reductievlekken - die worden waargenomen vanaf + i+0 cm - moeten als fossiel worden beschouwd. Vooral het Maas - Waal­ kanaal zal hierop van invloed zijn. Door de grote doorlatendheid van de ondergrond zal het grondwaterpeil zeer sterk reageren op het peil in het genoemde kanaal. Van wateroverlast zal hier geen sprake meer • zijn, maar veeleer wel van vochttekort. Het zijn gronden die op het hangwater zijn aangewezen en in geen enkele mate profiteren van het grondwater, omdat de capillaire opstijging zeer gering is. Zoals het er nu uitziet zal de hoogste grondwaterstand zich op een niveau bevin­ den van +100 cm - mv. Daar dit in het gehele terrein ongeveer gelijk is, is ook geen grondwatertrappenkaart vervaardigd.

(9)

8

-3. ADVIES VOOR DE GRONDBEWERKING EN ORGANISCHE BEMESTING

3.1 Inleiding

Vrij groeikrachtige gronden met een goed vochthoudend vermogen, die vrijwel het gehele jaar door makkelijk te bewerken zijn, zijn voor een sortimententuin het meest geschikt.

Gronden met een hoog gehalte aan humus zijn in de regel makkelijk te bewerken. Dit is gewenst, omdat vele werkzaamheden in handkracht uitgevoerd moeten worden.

3 . 2 Werkwijze bij aanleg

Het in het voorgaande hoofdstuk vermelde resultaat van het bodem-kundig en hydrologisch onderzoek en hetgeen onder par. 3«1 is vermeld vormen de gegevens waarop het advies voor de aanleg is gebaseerd.

Van tevoren dienen twee belangrijke punten te worden vermeld» 1 ; Teneinde structuurverval zoveel mogelijk te beperken dienen alle

werkzaamheden alleen onder droge omstandigheden, zowel wat de grond als het weer betreft, te worden uitgevoerd;

2. De werkzaamheden dienen door ervaren mensen te worden verricht, on­ der leiding en toezicht van een deskundige. •

3.3 Kunstmatige wateraanvoer

Uit het onderzoek is gebleken dat de grondwaterstand laag en het humeuze dek te dun is om gedurende het groeiseizoen verzekerd te zijn van een voldoende vochttoevoer voor een optimale plantengroei. Het is daarom gewenst om gebruik te maken van een kunstmatige aanvoer van wa­

ter. Dit zal het best kunnen geschieden met een regeninstallatie. In­ dien gebruik wordt gemaakt van een vast leidingstelsel zal dit veel ar­ beidsbesparing opleveren.

3.k Grondbewerking

De voornaamste grondbewerkingen,die moeten worden uitgevoerd, zijn de verspreiding van het gronddepot en het voldoende diep losmaken van de bovengrond.

Alvorens met de verspreiding van het gronddepot wordt begonnen dient men eerst de bestaande graszode te frezen en door middel van een spitmachine of een ander graafwerktuig de grond los te maken tot + 35 cm diepte.

Tegelijk met de verspreiding van het gronddepot kan van het gedeel­ te dat een bestemming heeft als metselhoek de humeuze bovengrond worden uitgegraven en over het terrein verspreid. De ontstane laagte wordt

(10)

opge 9 opge

-vuld met in ieder geval zandig materiaal dat humusarm is. De textuur v^n het zand mag variëren van matig fijn tot grof. Vooral onder minder gunstige weersomstandigheden werkt dit veel prettiger en men zal veel minder last hebben van opgroeiend onkruid.

Het terreingedeelte, dat een bestemming krijgt als beplantings-strook, dient men los te maken en te mengen tot een diepte van + 60 cm

(geen grindbijmengen uit de ondergrond.1).

Indien het met de exacte hoogteligging (er zijn ons geen hoogte-cijfers bekend) enigszins uitkomt is het gewenst een lichte terreinhel­ ling toe te passen met als laagste punt de zijde langs de Energieweg. De bovengrond is nl. niet zo goed doorlatend en om piasvorming zoveel mogelijk te voorkomen is het onder een helling leggen van het terrein aan te bevelen.

Alle grondbewerkingen dienen zoveel mogelijk met een dragline te worden uitgevoerd, zodat de grond zo min mogelijk wordt bereden. Het gebruik van een bulldozer veroorzaakt een sterke verdichting in de los­ se grond (trillen van de machine), waardoor stagnatie in de verticale waterbeweging en ongelijke nazakking kan optreden. Voor eventueel grond­ transport over langere afstanden gebruike men voertuigen op "dubbel lucht" of de z.g. monorail.

Na deze werkzaamheden wordt nogmaals gespit tot een diepte van + 25 cm om verzekerd te zijn van voldoende losse grond.

Later, wanneer de tuin eenmaal is aangelegd, kan men in deze strucr tuurgevoelige grond de eventuele grondbewerkingen het beste met een spitmachine of met de hand uitvoeren. Het frezen dient in deze gronden zoveel mogelijk te worden beperkt. Indien noodzakelijkerwijs toch ge­ bruik gemaakt moet worden van een dergelijk werktuig, dan is het zeer raadzaam een langzaam draaiende frees te gebruiken, om het structuurbe-derf zoveel mogelijk te beperken.

5.5 Bemesting

Uit het onderzoek is gebleken dat het organische-stofgehalte te laag is in combinatie met het lutumhoudende sterk lemige grove zand. Een bo­ vengrond van deze samenstelling heeft n.l. een slechte structuur, een z.g. betonstructuur,. Ôm dit te beperken is het gebruik van organische mest zeer aan te bevelen. Voordat de laatste grondbewerking (spitten tot 2$ cm) wordt uitgevoerd brengt men + 1 m3. oude stalmest per are aan, die wordt ondergespit. Jaarlijks dient een organische bemesting van 0,5 - 0,73 per are t e worden toegepast. Afhankelijk van het boderngebruik kan d i t geschieden zowel i n de vorm van oude stalmest of als compost (gazons b.v.).

(11)

10

-Bij het deel dat wordt ingeplant met heide en coniferen kan de organische bemesting het best toegediend worden in de vorm van tuin-turf.

Zeer waarschijnlijk is de organische bemesting niet in staat om de plantenvoedende stoffen in de grond op een voldoende hoog peil te , brengen. Vooral grond die voor een periode in depot is gezet wordt arm aan voedingsstoffen. Een voorraadbemesting met fosfaat en kalk is ge­ wenst m.u.v. het terreingedeelte dat wordt ingeplant met heide en coni­ feren, in verband met een te hoge pH en het optreden van wortelrot.

Men kan het beste Thomasslakkenmeel gebruiken in een hoeveelheid van + 1000 kg/lia. Omdat vooral fosfor zich moeilijk in de grond ver­ plaatst is het gewenst deze meststof vóór de eerste keer spitten toe te dienen.

Verder verdient het aanbeveling, zodra al]e grondbewerkingen zijn uitgevoerd, grondmonsters te laten nemen en op basis van de analyse-uitslagen te bemesten.

Het is niet onmogelijk dat de beginjaren van de tuin op deze gron­ den enigszins moeilijk zullen verlopen. Het duurt n.l. enige tijd voor een goede structuur tot stand is gekomen. Tevens kan vooral gedurende het eerste jaar een extra stikstofgift gewenst zijn als gevolg van de hoge stalmestgift. De hierin aanwezige stikstof dient n.l. eerst te worden omgezet om opneembaar te worden voor de planten.

(12)

11

-k. GERAADPLEEGDE LITERATUUR

Bakker, H. de en 1966 J. Schelling

Systeem van bodemclassificatie voor Nederland. De hogere niveaus.

PUDOC, Wageningen.

Pons, L.J. 1966 De bodemkartering van het Land van Maas en Waal en een gedeelte van het Rijk van Nijmegen.

De Bodemkartering van Nederland, deel XXII, Wageningen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor de wijze van inzaaien en onderhoud wordt verwezen naar de geadviseerde literatuur. 3.3 Aanleg halfverharde

Hieronder komt een 10 - 40 cm dikke B-horizont van zwak of sterk lemig matig fijn zand voor, waarna het humusarme leemarme tot sterk lemige, matig fijne zand begint en

In de reacties werden ook enkele opmerkingen gemaakt dat de voorgenomen wijzigingen tot psychische stress zou leiden bij veehouders, dat de aanleiding en urgentie voor

Motie Evenementen zoveel mogelijk op de Drafbaan De raad van de gemeente Groningen, bijeen op woensdag 2 juni 2021, besprekende het raadsvoorstel doorontwikkeling

Daarnaast moeten alle regio’s dezelfde instrumenten hebben voor subsidies, werkplekvoorzieningen, jobcoaching en re-integratiemogelijkheden.” Van Weelden gaat ervan uit dat het breed

Dat ik in zijn laatste levensmaanden zo goed voor hem heb kunnen zorgen, al zijn wensen heb kunnen realiseren en wij tijd hebben gekregen om afscheid te nemen is een rijkdom voor

De Mts. Verwoert wil zijn fruitbedrijf vanuit Ochten verplaatsen naar het perceel aan de Provincialeweg 1 te Lienden. De bedrijfsverplaatsing is noodzakelijk om de verdere

Supermarkten beginnen nieuwe prijzenoorlog Komende week begint een nieuwe ronde in de prijzenoorlog.. Jumbo verlaagt de prijzen van zo’n