• No results found

Minder schadelijke nematoden in biologisch bedrijfssysteem

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Minder schadelijke nematoden in biologisch bedrijfssysteem"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

juli/augustus – 2014 | EKOLAND 16

Biologische

Bedrijfssystemen kunnen

BodemweerBaarheid

tegen ziekten en plagen

verBeteren

Minder schadelijke

neMatoden in biologisch

bedrijfssysteeM

boeren, bedrijfsleven en bodemecologen werken

aan oplossingen voor het verduurzamen van

de akkerbouw. het uiteindelijke doel is om met

teeltmaatregelen de natuurlijke kringlopen in

de bodem te herstellen. Mogelijk leiden deze

maatregelen ook tot betere bodemweerbaarheid

tegen ziekten en plagen. de resultaten uit

meerjarig onderzoek zijn bemoedigend.

TeksT Gerard Korthals, leendert MolendijK & johnny Visser FoTo’s PraKtijKonderzoeK Plant & oMGeVinG

I

n het voorjaar van 2006 is op de PPO-proeflocatie Vredepeel (Limburg) een langjarige veldproef gestart waarin wordt gekeken of het mogelijk is om met bepaalde teelt/bodemmaatregelen de bodemge-zondheid, in zowel gangbare als biologische bedrijfs-systemen, te verbeteren. De focus ligt hierbij op de hypotheses dat met bepaalde maatregelen aaltjes zijn te onderdrukken en dat de biologisch beheerde grond een hogere mate van weerbaarheid zal gaan opbouwen.

Het onderzoek is gestart met het zoeken naar een

ge-schikt perceel, besmet met een aantal bodempathoge-nen. In het voorjaar van 2006 is op de PPO-proeflocatie Vredepeel een perceel (dekzand) geselecteerd met een natuurlijke besmetting van wortellesieaaltjes (Praty-lenchus penetrans) en de bodemschimmel Verticillium dahliae. Beide bodempathogenen zijn zeer relevant

(2)

17

EKOLAND | juli/augustus – 2014

ONDErzOEK

omdat ze, zowel afzonderlijk als in interactie, grote schade kunnen veroorzaken bij o.a. aardappel, lelie en talloze groentegewassen, waaronder aardbei. Op dit perceel is een proef aangelegd (zie foto 1,2) met verschillende bedrijfssystemen: gangbaar met de inzet van kunstmest en gewasbeschermingsmiddelen, en biologisch. Vanaf 2006 zijn achtereenvolgens graan – aardappel – lelie – graan – aardappel – peen en maïs (2012-2013) geteeld. In 2006 en 2009 (herhaald) zijn verschillende maatregelen uitgevoerd gericht op het verbeteren van de bodemgezondheid.

De volgende behandelingen zijn in alle systemen na

de teelt van de granen uitgevoerd:

• Teelt van gras-klaver. Een mengsel van engels- en Italiaans raaigras en rode- en witte klaver

• Teelt van Sarepta mosterd, een biofumigatiegewas. • Teelt van afrikaantjes (Tagetes patula). Een gewas dat bekend staat als vanggewas voor wortellesie-aaltjes.

• Compost, 50 ton/ha uitgerijpte houtcompost is opge-bracht en ingewerkt.

• Chitine, 20 ton/ha chitine in de vorm van gemalen garnalenafval is opgebracht en ingewerkt.

• Fysische grondontsmetting. Een grondontsmetting met hete lucht (Cultivit).

• Chemische grondontsmetting. In het gangbare systeem is ontsmet met 300 L/ha Monam.

• Anaerobe grondontsmetting. 50 ton/ha vers gras is in de grond gespit en gedurende minimaal 12 weken afgedekt met plastic. • Combinatie van de behandelingen

Tagetes – Compost – Chitine. • Onbehandeld. Zwarte braak. Jaarlijks worden veel verschillende metingen uit-gevoerd om te onderzoeken wat er in de bodem verandert. Er is uitgebreid gekeken naar de bodembe-smettingen met aaltjes en Verticillium dahliae. Van de gewassen worden opbrengst en kwaliteit bepaald. Daarnaast worden verschillende

(a)bio-tische karakteristieken van de grond bepaald, zoals de pH, organische stof, bacterie- en schimmelbiomassa en de belangrijkste nutriënten.

Voor het onderdrukken van het wortellesieaaltje

hebben de maatregelen met Tagetes, chitine, chemi-sche grondontsmetting en de combinatie van tagetes, compost en chitine, goed gewerkt en is de besmetting gedurende een aantal jaren significant verlaagd. Het duureffect is bij Tagetes het grootst. De andere behan-delingen hebben op dit aaltje niet of nauwelijks effect

gehad . De teelt van gras-klaver heeft de besmetting met dit aaltje juist verhoogd. Wat opvalt is dat tot nu toe in alle jaren de opbrengsten bij de verschillende maatregelen hoger is dan bij onbehandeld (braak). Dit geldt ook voor het gras-klaver object, ondanks het ne-gatieve effect op de besmetting met wortellesieaaltjes.

De aaltjespopulatie in de bodem bestaat uit

plant-parasitaire en niet-plantplant-parasitaire soorten zoals bacterie- of schimmeleters. Opvallend is dat het totaal aantal aaltjes bij beide bedrijfssystemen vergelijk-baar is (circa 3500 aaltjes/100 ml grond), terwijl de plantparasitaire aaltjes (Figuur 1) significant lager zijn in het biologische bedrijfssysteem. Bij de groep van plantparasitaire aaltjes, gaat het hier met name om het wortellesieaaltje (Pratylenchus penetrans), het maiswortelknobbelaaltje (Meloidogyne chitwoodi) en trichodoriden. De meeste individuele bodemmaat-regelen hadden een minder groot effect, hoewel bij gras/klaver meestal een toename, en bij de combinatie (tagetes, compost en chitine) en grondontsmetting meestal een afname was te zien. De uiteindelijke gevolgen op een aantal ecosysteemdiensten, in dit geval agrarische productie en bodemweerbaarheid, waren echter het meest bijzonder: bij onder andere de aardappelopbrengsten uit 2010 waren er nauwelijks opbrengstverschillen tussen de systemen te zien, maar kwamen grote verschillen in kwaliteit naar voren. In alle gevallen werd bij de biologisch geteelde aardap-pelen significant minder schade gemeten van o.a. Rhi-zoctonia solani, Streptomyces scabies, Trichodoriden en Meloidogyne chitwoodi (zie foto 3). Daarnaast was de schade bij alle maatregelen, behalve bij gras/klaver door M. chitwoodi en Trichodoriden, lager dan bij de onbehandelde controle.

M. chitwoodi heeft een quarantaine status, wat bete-kent dat er extra grote risico’s spelen bij de aanwezig-heid van dit aaltje. Natuurlijk gaat het hier om het resultaat van slechts 1 jaar, maar er zijn indicaties, dat de verschillen inmiddels ook bij andere gewassen (o.a. aardbei) zichtbaar worden. Deze resultaten lijken

een aanwijzing te leveren dat het biologische bedrijfssysteem en/of sommige

maatrege-len verschilmaatrege-lende bodemaspecten kunnen veranderen die leiden tot een betere bo-demgezondheid. Onder andere een minder sterke opbouw van bepaalde schadelijke aaltjes-soorten en hogere schadedrempels. Dergelijke resulta-ten geven aan dat er mogelijkheden zijn om bodempa-thogenen te onderdrukken en de duurzaamheid van teeltsystemen te verbeteren.

gerard korthals is verbonden aan het centre for soil ecology

leendert Molendijk en johnny Visser zijn verbonden aan het Praktijkonderzoek Plant & omgeving 0 50 100 150 200 250 300 350 400 450 500 gangbaar biologisch (n/100 ml grond) Pratylenchus Meloidogyne Trichodoride Overige plant parasitaire

‘het duur­

effect is bij

tagetes het

grootst.’

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

BSI: Bloodstream infection; CA: Community-acquired; CI: Confidence interval; CoNS: Coagulase-negative staphylococci; GPCC: Gram positive cocci in clusters; HA: Hospital-acquired;

5 The Southern African Development Community Treaty (SADC) adopted in 1992 has as one of its main regional objectives the sustainable utilisation of natural resources and

Very little conclusive research has been conducted on how psychological variables, particularly conflict attitudes such as negative images, attitudes, perceptions and

Zo worden de scenario’s een hulpmiddel voor gemeenten en aanbieders van wonen, welzijn en zorg om een eigen visie te ontwikkelen op de mogelijk- heden van de WMO om de participatie

Met vraag 15 wou daar by gesinsvoorligtingsonderwysers vasgestel word of orienteringskursusse met betrekking tot geslagsopvoeding tans in elke streek deur die

The PAH concentrations in the water that had been extrapolated from the sediment levels, (Table 5.4) were used for the water dermal and ingestion risk assessment. Figure

CLAST TYPE WHITE QUARTZ DARK QUARTZ LIGHT QUARTZITE DARK QUARTZITE LIGHT CHERT DARK CHERT BANDED CHERT IGNEOUS YELLOW-l YELLOW-2 YELLOW-3 YELLOW-4 GREY-l GREY-2 GREY-3 GREY-4 BLACK

In this article a review is provided of the development and deployment of South Africa’s land forces in the course of a hundred years (1912-2012), with the emphasis on the role played