Doo
ing. CA.Ph. van Wijk en J.J. Neuvel, PAV-Lelystad
Bloemkool reageert weinig op fosfaat Als het gewas bloemkool fosfaat toegediend krijgt, neemt het
percentage veilbare kool niet toe. Toch is de weggroei van kool die
fosfaat toegediend gekregen heeft, duidelijk beter. Bij de eindoogst komt dit voordeel niet duidelijk naar voren. Dit blijkt uit de fosfaatproeven die van 1996 tot en met 1998 op 13
locaties gehouden zijn. Deze proeven waren opgezet binnen het onderzoek naar verbetering van het fosfaat-advies voor de vollegrondsgroenten.
...
Met het gewas bloemkool werden 12 fosfaathoeveelhedenproeven op di-verse plaatsen in het land uitgevoerd. De proeven lagen op zandgrond (6 lo-caties) en op kleigrond ( 6 lolo-caties). De Pw-toestand varieerde per locatie van vrij laag (Pw 18) tot vrij hoog
(Pw 67). Op deze percelen zijn giften van 60-120-180-240 en 300 kg/ha P205 vergeleken met onbemest. Deze
serie proeven is uitgevoerd in de peri-ode 1996 tot en met 1998.
Verder werd in 1996 en 1997 de in-vloed van P-toestand op de opbrengst getoetst op een speciaal aangelegd proefveld te Lelystad (PAV). De P-toestanden varieerden daar van Pw 16 tot Pw 88. Binnen deze P-toestanden werden twee bemestingniveaus ge-toetst: onbemest en bemest met 120 kg/ha P205.
In de proeven werden allereerst de op-brengst- en kwaliteitverschillen geme-ten. Ook is de fosfaat-opname en -af-voer van het gewas tijdens de groei en bij de oogst vastgelegd. De bloemkool werd begin juni geplant. Het gebruikte
oogst/gift (kg/ha P205) één maand na planten eindoogst 0 100 100 60 99 99 120 180 240 100 103 101 300 110 103
Tabel 1. Relatief gewicht bovengronds bloemkoolgewas, één maand na planten en bij eindoogst; P-hoeveelhedenproeven 1996-1998 (nulgift =100).
ras is Fremont. De teelt is uitgevoerd zoals in de praktijk gebruikelijk is. In dit artikel wordt verslag gedaan van de opbrengstreactie. Verder wordt de tegenstelling tussen betere weggroei en de beperkte opbrengstreactie nader bekeken.
Riffr e t 1 lü'if'f fop* ut 1 rtrtfrtf -*rt ••• .. ... :.„—• ' • • "•-.-. •' • - • -•:'.• ..::•:••: -;y :••.;• : ,-:• : . ... •. •- - x- •.::.•-.• :.-. Gewasgroei, P-opname en P-afvoer
In tabel 1 is het bovengrondse gewicht van het bloemkoolgewas vergeleken tussen de giften. Weergegeven zijn de relatieve gewichten van de eerste tus-senoogst (ongeveer één maand na het planten) en van de eindoogst. De nul-gift is daarbij op 100 gesteld. De cij-fers zijn gemiddelden van de twaalf P-hoeveelhedenproeven. Bij de tussen-oogst zijn alleen de objecten 0, 60 en 300 kg/ha P205 bemonsterd. Tabel 2
geeft de gemiddelde fosfaatopname en afvoer weer bij eindoogst van d eze
drie P-giften,
Oogstresultaat
In tabel 3 en tabel 4 zijn de percenta-ges kwaliteit-I per proefplaats weerge-geven. In tabel 3 zijn de proef plaatsen gerangschikt naar zand- en kleiloca-ties. In tabel 5 is de sorteerverdeling tussen 'zessen', 'achten' en 'tienen' in beeld gebracht van de in tabel 3
ver-melde percentages kwaliteit-I. Daarbij is gemiddeld over de zand- en kleilo-caties.
l i l ICC1'! I g « ! * »
' : • ••••. ..V •, • : / , • ; •••• ::
Tijdens de groei werd bij de objecten met hoge giften heel duidelijk een be-tere stand en meer gewasontwikkeling vastgesteld. Dit wordt onderbouwd door de cijfers in tabel 1, waar één maand na planten een tien procent
zwaarder bovengronds gewasgewicht werd gemeten. Bij de eindoogst werd deze gewasontwikkeling visueel niet meer vastgesteld. Bij wegen van het bovengronds gewas van de eindoogst, bleken de hogere giften toch nog be-trouwbaar zwaarder. Het verschil was relatief wel veel kleiner geworden. Zoals verwacht, was óok de fosfaatop-name door het gewas bij een hogere P-gift groter. Daarvan werd met
marktbaar product circa 40 % weer af-gevoerd. Opvallend is de P-opname bij de nulgift (80 kg/ha P205) en de
re-latief geringe meeropname door P-gif-ten. Bloemkool put blijkbaar
ge-middeld veel fosfaat uit de
bodemvoorraad in dit traject van P-toestanden. Van de P-gift bleef veel fosfaat onbenut in de grond achter. De betere gewasontwikkeling en meer P-opname bij hogere giften leidden nauwelijks tot een betere opbrengst. Tabel 3 en 4 laten zien dat gemiddeld over de proefplaatsen, geen reactie optreedt van opbrengst kwaliteit-I op fosfaatbemesting. Deze trend werd al eerder vastgesteld in de proeven van de onderzoeksjaren 1996 en 1997. De fosfaatgift totaal gewas marktbaar product 0 80 34 60 80 35 300 91 37
Tabel 2. Gemiddelde fosfaatopname (kg/ha P2Os) per fosfaatgift (kg/ha P205) bij eindoogst
van totale gewas en marktbaar product; P-hoeveelhedenproeven 1996-1998.
plaats Meterik Meterik Horst Horst Breda Valthermond gem. zand Westmaas Westmaas Westmaas Lelystad Lelystad Zwaagd gem. klei totaal gern. Pw (0-30) 67 54 18 37 42 66 44 22 24 23 38 3 36 jaar 1996 1997 1997 1998 1998 1998 1996 1997 1998 1997 1997 1998 0 91 77 77 84 75 48 75 77 63 96 81 89 59 77 76 60 91 75 80 89 65 30 72 74 63 96 67 89 69 76 74 » 120 83 74 76 87 69 48 73 76 75 96 75 86 65 79 76 [ften P2051 180 98 67 73 83 74 24 70 72 74 95 73 83 55 75 73 [kg/ha) 240 95 80 74 83 68 36 73 75 55 97 76 91 68 77 75 300 100 69 73 80 75 36 72 72 70 94 58 84 58 73 72 gem. 93 74 76 84 71 37 72 74 67 96 72 87 62 76 74
Tabel 3. Kwaliteit-I-percentages per proefplaats, bloemkool; P-hoeveelhedenproeven 1996- 1998.
zes proeven in 1998 bevestigen dit beeld. Ook per grondsoort is tussen de giften geen betrouwbaar verschil vast-gesteld. Wel is het opbrengstniveau op kleigrond gemiddeld beter dan op
zandgrond.
Het zou mogelijk zijn dat de betere gewasontwikkeling bij hogere giften zich uit in een zwaardere sortering. Dit zou betekenen meer 'zessen' en
'achten' en minder 'tienen'. Uit de cij-fers van de kwaliteit-I-opbrengsten blijken evenwel geen verschillen tus-sen de giften. Gemiddeld per grond-soort blijken kleigronden wel meer
'zessen' en 'achten' te scoren.
De marktbare opbrengst van bloem-kool reageert niet of nauwelijks op fosfaatbemesting in het beproefde Pw - traject van 16-88. Wel is er een be-tere begingroei vastgesteld en bij ho-gere giften een wat zwaardere eindo-gst van gewas. Het zwaardere gewas leidde niet tot een zwaardere sortering (meer 'zessen' kwal. I). De fosfaatop-name door het gewas en de fosfaataf-voer door marktbaar product nemen maar beperkt toe bij een hogere P-gift. Daardoor blijft veel van de gegeven fosfaat in de grond achter. Anderzijds bleek de onafhankelijke P-opname (opname zonder bemesting) aanzien-lijk. Kortom, een fosfaatbemesting wordt door het gewas bloemkool ge-middeld slecht benut.
locatie/jaar Lelystad 96/97 Lelystad 96/97 grond klei klei Pw 16 50 P-gift (kg/ha) 0 120 76 66 68 66 Pw 32 88 P-gift (kg/ha) 0 120 70* 70* 67 64
Tabel 4. Kwaliteit-I-percentages bij diverse Pw-toestanden, onbemest en bemest met
120 kg/ha P2Os; bloemkool, P-toestandenproeven Lelystad, 1996+1997.
grond/gift zand % zes I % acht I % tien I klei % zes I % acht I % tien I zand + klei % zes I % acht I % tien I 0 60 120 180 240 300 gem. 23 36 16 24 39 15 23 38 15 25 31 16 25 35 16 25 33 16 23 34 16 26 38 15 25 36 15 23 32 15 26 33 16 24 32 16 23 34 17 25 36 15 24 35 16 25 30 17 26 34 13 26 32 15 24 33 16 25 36 15 25 34 16
Tabel 5. Kwaliteits-1-percentages per sortering gemiddeld op klei en zand; proeven P-hoe-veelheden, 1996 -1998.
*P 4 Mr t M d a i <****>*-•m 4*-9
i—4
Hogere fosfaattoestand of fosfaatgift leidde wel tot een snelle begingroei, maar niet tot meer bloemkool!
'
Houtwallen van invloed op
J H | HM| j M wm£jk mm »w£% w% gm gx mm jj% wmgm gm I A W%
mJÊ TÊÊM m • mJÊ m ML'ZZ I I j r y*^: • • j J C IL J B F S • ILM m.Sr • müar1 I ^ B > H ^B^W M M ^^^^B ^ B ^ • M , ^ ^ M H ^ B P ^ • Bi ^BWBI ^ B B ' H ^ ^ ^BBP' Bi ^ B P ^ S P ' Mi ^ M B ' Bi Bi
mg. M.H. Zwart-Roodzant,
PAV-Le lys tad
Houtwallen beïnvloeden de gewassen op de aangrenzende percelen. Uit literatuuronderzoek
blijkt dat er in het algemeen een
vermindering van de opbrengst van gewassen wordt gevonden in een smalle strook langs de houtwal Buiten deze randstrook is de gewasproductie veelal hoger. De grootte van het effect verschilt per gewas. Plagen kunnen vanuit de
houtwal het perceel binnendringen. Daarentegen kunnen natuurlijke
vijanden vanuit dezelfde houtwal mogelijk bijdragen aan beheersing van plagen. Meer onderzoek is nodig naar met name de omstandigheden waaronder windbeschutting
productieverhoging geeft en naar de stabiliserende werking op het
agro-ecosysteem.
nleiding
Houtwallen komen voor op de gren-zen van percelen, kavels en bedrijven. Het belangrijkste doel van houtwallen is van oorsprong het afbakenen van eigendomsgrenzen en het afschermen van akkers en weilanden tegen onge-wenste toegang van vee en wild. Door veranderende landbouwmethoden be-ginnen vanaf de eeuwwisseling hout-wallen uit het boerenland te verdwij-nen. Eindjaren zestig groeit het besef dat houtwallen een belangrijke cul-tuurhistorische, landschappelijke en ecologische waarde hebben. Vooral de betekenis van houtwallen als
leef-4
' \P*3
ax
gebied en ver1 ten en dieren stelling. Vanu langstelling si aanleg van na dit kader doet naar de inpas: kerbouw- en drijven. Hierl orde wat de e van natuur op ten en produc van een uitge de bestaande voor akkerbogroente verzam^iu.
Waarde v a n houtwallen Boeren denken verschillend over houtwallen. De een zou wel vijfdui-zend gulden per jaar willen betalen om die houtwallen weg te krijgen; de ander stelt dat een goed onderhouden houtwal weinig last geeft. Boeren noemen als nadelen onder meer de slechtere gewasgroei vlakbij de hout-wal, de grotere kans op legering van granen en de beschadiging van ma-chines door wortels of overhangende
djn het risico îmmering
door blad val. >utwallen 3r de land-Qg groeit het >ok beter en worden ge-îr is er min-e voordmin-elmin-en val worden djn vooral koude, win-u v i i c win-u vyniLii,win-uiiwin-uii.iivwin-uvii. .L^e i i a c i e i e i i
kunnen worden verminderd door re-gelmatig onderhoud en door de aan-leg van een greppel direct naast de houtwal. Een greppel dwingt de wor-tels van de bomen naar beneden,
waardoor er minder wortelconcurren-tie optreedt met het cultuurgewas.
Productie
In het algemeen wordt een verminde-ring van de productie in een smalle
strook langs de houtwal gevonden. Deze randstrook waar het gewas
»w J ' y * — a r
De invloed van een houtwal is tot één keer de hoogte van de houtwal (Ih) merkbaar.