• No results found

De rol van sociale steun bij jong moederschap

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De rol van sociale steun bij jong moederschap"

Copied!
38
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Rol van Sociale Steun bij Jong Moederschap

Masterscriptie Forensische Orthopedagogiek Graduate School of Child Development and Education Universiteit van Amsterdam Laura Naumann (11405732) Begeleiding: dr. E. S. (Eveline) van Vugt Tweede beoordelaar: dr. F. (Floor) van Rooij Amsterdam, 3 Oktober 2018

(2)

Inhoudsopgave SAMENVATTING ... 3 ABSTRACT ... 4 INLEIDING ... 5 METHODE ... 9 PARTICIPANTEN ... 9 PROCEDURE ... 10 MEETINSTRUMENTEN ... 12 DATA-ANALYSE ... 12 RESULTATEN ... 13

RESULTATEN UIT KWANTITATIEVE ANALYSE ... 13

RESULTATEN UIT KWALITATIEVE ANALYSE ... 14

DISCUSSIE ... 24

(3)

Samenvatting

Hoewel Nederland behoort tot een van de landen met het laagste aantal zwangerschappen in de adolescentie, blijft het jonge moederschap een publieke zorg. Zowel de jonge moeder als de kinderen hebben een verhoogde kans op risicofactoren zoals een hoge mate van ouderlijke stress, problemen in de opvoeding en het ontbreken van een sociaal netwerk. In dit onderzoek is onderzocht welke bronnen uit het netwerk sociale steun verlenen en welk type steun geboden wordt. Verder is gekeken naar de invloed van sociale steun in de eigen opvoeding op het moederschap en of sociale steun van invloed is op het welzijn van de jonge moeder. Aan de hand van vijftien interviews is de sociale steun bij jonge moeders (N =15) uit het Babyhuis in Dordrecht onderzocht. Het onderzoek toont allereerst aan dat met name de eigen moeder en de vrienden van de jonge moeder een belangrijke rol spelen in het sociale netwerk. Ten tweede blijkt de sociale steun in de eigen opvoeding van invloed te zijn op het huidige moederschap. Tot slot komt naar voren dat het welzijn van de jonge moeder beïnvloed kan worden door sociale steun, waarbij de aard en timing succesvoorwaarden lijken. Huidig onderzoek biedt aanknopingspunten voor professionals om het sociale netwerk te activeren en te betrekken bij de hulpverlening.

(4)

Abstract

Although the Netherlands is one of the countries with the lowest number of pregnancies in adolescence, young motherhood remains a public concern. Both young mothers and their children have an increased risk for high levels of parenting stress, childrearing problems and lack of a social network. This study investigates which sources from the network provide social support and what type of support is offered. Furthermore, it was examined how social support in the mother’s own upbringing was associated with motherhood and how social support affected her well-being. Based on fifteen interviews among young mothers (N =15) residing in the Babyhome, social support was investigated. This study shows first of all that especially the young mother’s friends and her own mother play an important role in the social network. Secondly, social support in their upbringing affects the mother’s parenting behaviour. Finally, it appears that the well-being of the young mother can be influenced by social support, the nature and timing of which seem to be successful conditions. Current research offers leads for professionals to activate the social network and tot involve them in the provision of assistance.

(5)

Inleiding

Uit de meest recente cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) blijkt dat van de 172.520 kinderen die geboren zijn in 2016, 6.5% een jonge moeder heeft (CBS, 2017). Hoewel Nederland behoort tot een van de landen met de laagste aantal zwangerschappen in de adolescentie, blijft het jonge moederschap een publieke zorg (Picavet, Berlo, & Tonnon, 2014). Jonge moeders, vrouwen onder de 24 jaar, hebben een verhoogde kans op een groot aantal risicofactoren waaronder een hoge mate van ouderlijke stress, problemen in de opvoeding en het ontbreken van een sociaal netwerk (Oudhof, Zoon, & Van der Steege, 2013; Van der Lee, Van de Vlugt, Wijsen, & Cadée, 2009; Yozwiak, 2010; Figueiredo, Bifulco, Pacheco, Costa, & Magarinho, 2006). Deze risicofactoren kunnen gevolgen meebrengen voor het kind, zoals een verhoogde kans op slachtoffer worden van mishandeling, verwaarlozing en emotionele- of gedragsproblemen (Barlow et al., 2011).

Naast onderzoek naar risicofactoren bij jonge moeders is er de afgelopen jaren meer aandacht gekomen voor onderzoek naar beschermende factoren die een rol spelen bij jong moederschap (Oudhof et al., 2013). Uit onderzoek blijkt dat sociale steun een van de belangrijkste beschermende factoren is die tegenwicht biedt aan potentiële risico’s van jong moederschap (Keinemans, 2011). Met sociale steun wordt de ervaring van betekenisvolle relaties met de nabije omgeving bedoeld, welke bestaat uit geliefden, vrienden, familieleden, collega’s of kennissen (Van Tilburg, De Jong, & Gierveld, 2007). Het gaat hierbij om de beleving van deze relaties, waarbij mensen met gebrek aan sociale steun een gemis ervaren in de kwaliteit of de kwantiteit. Peeters, Buunk en Schaufeli (1992) onderscheiden vier dimensies van sociale steun: emotionele ondersteuning (geven van liefde, empathie en vertrouwen), instrumentele ondersteuning (verstrekken van geld of materialen), informatieve ondersteuning (geven van informatie waarmee persoonlijke en omgevingsproblemen kunnen worden opgelost) en waarderingsondersteuning (geven van informatie die iemand kan helpen

(6)

zichzelf te waarderen). Sociale steun kan dus vanuit verschillende dimensies geboden worden en op verschillende manieren invloed uitoefenen. Uit onderzoek blijkt dat de invloed van sociale steun met name opvallend is in tijden van intense sociale verandering, zoals tijdens de overgang van adolescentie naar (jong) volwassenheid (Segrin 2003; Sheets & Mohr, 2009; Lee & Goldstein, 2016).

Jonge moeders bevinden zich in deze overgang van adolescentie naar (jong) volwassenheid. Voor hen is de sociale verandering extra intens. In de periode dat sociale steun van belang is voor jonge moeders, is de kans dat jonge moeders weinig sociale steun ervaren relatief groot (Crase, Hockaday, & Cooper, 2007; Qualter et al., 2015). In deze fase van hun leven spelen er twee ingrijpende fases tegelijkertijd die moeilijk te combineren zijn. Zij moeten enerzijds aandacht hebben voor het ouderschap (Oudhof et al., 2013). Anderzijds speelt de groei naar volwassenheid en zelfstandigheid en zijn de hersenen van de jonge moeder nog volop in ontwikkeling (Oudhof et al., 2013; Crone, 2008). De tijd die nodig is voor het ouderschap kan jonge moeders belemmeren in hun groei naar zelfstandigheid, bijvoorbeeld omdat zij hun opleiding niet afmaken en geen tijd hebben voor het opbouwen en onderhouden van sociale contacten (Oudhof et al., 2013).

In de wetenschappelijke literatuur is met name kwantitatief onderzoek verricht naar de invloed van sociale steun. Uit dit type onderzoek komt naar voren dat het ontbreken van sociale steun kan leiden tot eenzaamheid; een subjectieve onplezierige en emotioneel pijnlijke ervaring die gelinkt is aan gezondheidsproblemen (Hawkley et al., 2008; Koenig & Abrams, 1999, Peplau & Perlman, 1982, Qualter et al., 2015). Daarentegen blijkt dat wanneer sociale steun wél ervaren wordt, de veerkracht van kinderen, de opvoedingskwaliteit en het welzijn van het gezin verbetert. Sociale steun kan als beschermingsfactor fungeren tegen negatieve effecten van ineffectieve coping stijlen (Abbey, Andews, & Halman, 1999; Daniluk, 2001; Verhaak et al., 2005). Uit onderzoek naar het ervaren van sociale steun bij jonge moeders

(7)

blijkt ook dat dit een positieve invloed heeft op de ouder-kindrelatie, ontwikkelingskansen van kinderen en de ouderschapsstijl (Keinemans, 2011; Moran, Pederson, & Kurpka, 2005). Kortom het bieden van sociale steun is van belang om negatieve consequenties van jong moederschap te keren (Keinemans, 2011).

In het bijzonder de ervaring van sociale steun uit het eigen netwerk blijkt van positieve invloed te zijn op het jonge moederschap. Een positieve relatie met de vader van het kind is geassocieerd met een lagere kans op depressie bij de jonge moeders (Edwards et al., 2012). Daarnaast is in de literatuur overeenstemming gevonden dat de eigen moeder van de jonge moeder, een belangrijke steunende bron is (Keinemans, 2011). Zij leert de jonge moeder geschikte interacties tussen moeder en kind en leert haar vaardigheden om met stress om te gaan (Letourneau, Stewart, & Barnfather, 2004; Logsdon, Birkimer, Ratterman, Cahill, & Cahill, 2002). De literatuur weidt minder tot nauwelijks uit over de rol van grootouders of vrienden. Gelet op het belang van netwerken is nader onderzoek nodig om zicht te krijgen op hoe de netwerken van jonge moeders zijn opgebouwd. Wanneer inzicht komt in deze sociale netwerken, kan dit helpen om de sociale steun te versterken wat van positieve invloed kan zijn op de jonge moeders.

Een andere bron van invloed is de sociale steun in de eigen opvoeding die geassocieerd is aan de opvoedkwaliteit van de jonge moeders (Barlett & Easterbrooks, 2015; Hashima & Amato, 1994; Kotch, Browne, Dufort, Winsor, & Catellier, 1999; Vranceanu, Hobfoll, & Johnson, 2007; Armstrong, Birnie-Lefcovitch, & Ungar, 2005). Het ervaren van sociale steun in de eigen opvoeding dient volgens verschillende onderzoeken als beschermende factor in de huidige opvoedingsomgeving. In de theorie van Belsky (1993) wordt beschreven dat dynamische transacties plaatsvinden tussen kinderen, ouders en omgeving. Deze dynamische transacties worden weerspiegeld in theorieën over relationele ontwikkelingssystemen, waarin rekening wordt gehouden met de individuele geschiedenis, sociale relaties en de

(8)

omgevingscontext (Lerner et al., 2013; Overon, 2013). De ontwikkeling en groei van sociale relaties lijkt een prominente rol te spelen in deze benaderingen. De ervaringen en geschiedenis van moeder beïnvloeden affectieve en cognitieve interacties in haar opvoedingsrol, evenals haar interacties met haar huidige sociale contacten (Bartlett et al., 2015). Met andere woorden: de sociale steun die ervaren is in de eigen opvoeding van moeder is van belang voor haar huidige opvoedingsrol.

Sociale steun heeft ook een positief effect op het welzijn van het individu (Kuwert, Knaevelsrud, & Pietrzak, 2014, Kwag, Marint, Russell, Franke, & Kohut, 2011). Met name bij jongvolwassen vrouwen heeft het gebrek aan sociale steun een negatief effect op het welzijn van het individu (Lee et al., 2016; Edswards et al., 2012). Een groot netwerk van vrienden en familie heeft een positief effect op het welzijn (Bunting & McAuley, 2004). Het welzijn kan gedefinieerd worden als de perceptie van een persoon, beïnvloed door de fysieke gezondheidstoestand, psychologische toestand, sociale relaties en persoonlijke overtuigingen (World Health Organization, 1997). Sociale ondersteuning verbetert het fysieke (verlaagde bloedruk, hartslag en stresshormonen) en psychologische welzijn (angst, depressie, stress) van moeder en kind (Thoits, 2011; Angley, Divney, Magriples, & Kershaw, 2015; Uchino, 2004; Keijsers et al., 2013). Sociale steun lijkt een sleutelfactor in het welzijn van een individu en zou juist bij de jonge moeder een cruciale factor kunnen zijn.

Uit bovenstaande onderzoeken komt naar voren dat sociale steun in verschillende dimensies door verschillende mensen geboden kan worden. Sociale steun kan van invloed zijn op de eigen opvoeding in relatie tot het huidige moederschap en op het welzijn van de jonge moeder. Om werkelijk de gedachten en interacties met de sociale omgeving van de jonge moeders te begrijpen en te kunnen volgen, is kwalitatief onderzoek een vereiste (Bryman, 2015). Zoals eerder beschreven gaat het bij sociale steun om de beleving en ervaring van betekenisvolle relaties met de nabije omgeving (Van Tilburg et al., 2007). Middels kwalitatief

(9)

onderzoek wordt inzicht in de beleving van sociale steun door de jonge moeder mogelijk (Bryman, 2015). Daarnaast vindt huidig onderzoek, in tegenstelling tot de meeste onderzoeken, in een klinische setting plaats. De jonge moeders bevinden zich in het Babyhuis. Verwacht kan worden dat er reeds meer problemen aanwezig zijn in het sociaal netwerk van deze jonge moeders, anders zouden zij niet in het Babyhuis zitten (Het Babyhuis, z.j.). Huidig onderzoek biedt een toevoeging aan de kennis binnen de sociale wetenschap door deze unieke doelgroep in kaart te brengen.

Om meer inzicht te verkrijgen in de beleving van sociale steun onder jonge moeders staan de volgende onderzoeksvragen centraal: (1) Welke personen uit het eigen netwerk van de jonge moeders geven sociale steun en welke type steun geven zij? (2) Hoe is de sociale steun uit de eigen opvoeding gerelateerd aan het moederschap? en (3) Hoe is sociale steun bij jonge moeders van invloed op hun welzijn? Met dit kwalitatieve onderzoek wordt gepoogd zowel inzicht als handvatten te bieden voor de begeleiding gericht op jonge moeders.

Methode Participanten

Het onderzoek maakt gebruik van een bestaande dataset met al eerder afgenomen interviews bij jonge moeders die tijdens het onderzoek in Stichting het Babyhuis verbleven. Er hebben vijftien jonge moeders deelgenomen aan het onderzoek (N = 15). De leeftijd van de moeders ten tijde van het interview varieerde van 17 tot en met 40 jaar, met een gemiddelde leeftijd van M = 26.50 (SD = 5.60). Van de jonge moeders had 60% een Nederlandse etniciteit, 6.7% Antilliaanse etniciteit, 6.7% Marokkaanse etniciteit, 6.7% Surinaams-Creools/Hindoestaans etniciteit en van 20% was de etniciteit onbekend. De onderzoeksgroep bestond uit moeders en hun jongste kind waarvan 46.7% van de baby’s meisjes waren en

(10)

53.3% jongens. De leeftijd van de kinderen liep van 4 maanden en met 19 maanden (M =10.27; SD = 5.27).

De leeftijd van de jonge moeders varieerde bij de eerste zwangerschap tussen de 11 en 33 jaar (M = 21.9; SD = 5.7). Negen (60%) van de vijftien moeders zijn één keer zwanger geweest. De overige zes (40%) jonge moeders zijn tussen de twee en vijf keer zwanger geweest. Van deze zes respondenten heeft één jonge moeder een miskraam gehad en hebben twee jonge moeders abortus laten plegen. Drie (20%) van de vijftien jonge moeders hebben meer dan één kind. Elf (73.3%) van de vijftien jonge moeders hebben aangegeven dat hun jongste kind, met wie ze in het Babyhuis zitten, niet gepland was.

Procedure

Huidig onderzoek is uitgevoerd in Stichting het Babyhuis. In november 2013 heeft Stichting het Babyhuis zijn deuren geopend voor het verlenen van opvang, zorg en begeleiding aan (aanstaande) jonge moeders of risicovolle moeders die tijdelijk nog niet de noodzakelijke verzorging en opvoeding aan hun baby’s kunnen bieden. Het betreffen moeders met pasgeborenen die geen kans op reguliere hulpverlening hebben of uit angst hun kind kwijt te raken geen contact met de reguliere hulpverlening willen opnemen (Het Babyhuis, z.j.). Het hulpverleningstraject van Stichting het Babyhuis is afhankelijk van de persoonlijke situatie van ouders en hun wensen. Een van de mogelijkheden is plaatsing van de jonge moeder in een moeder-kind-unit. Moeder-kind-units bieden persoonsgebonden begeleiding aan; er wordt gekeken naar hoeveel en welke zorg de moeder nodig heeft om zelfstandig te worden (Het Babyhuis, z.j.). Het Babyhuis biedt zowel externe- als interne-units aan, waarbij de verplichting geldt dat moeders deelnemen aan het gefaseerde hulpverleningsprogramma die de zelfstandigheid bevordert. In de externe-unit verblijven moeders die in hun eigen woonruimte verblijven om daar tot rust te komen. Deze moeders zijn tijdelijk niet in staat om hun baby veilig te verzorgen, de baby verblijft daarom in het Babyhuis. De interne units

(11)

bestaan sinds 2016. Hier worden (aanstaande) moeders opgevangen en begeleid tijdens en na de zwangerschap. Het hulptraject bestaat uit drie fases: de stabilisatiefase, de behandelfase en de integratiefase. Na de derde fase staan moeders weer in hun kracht en kunnen zij zelfstandig de zorg dragen voor de baby (Het Babyhuis, z.j.). Huidig onderzoek richt zicht op de interne moeder-kind units.

De jonge moeders zijn op vrijwillige basis geworven met een convenience sample (Linting, Van Ginkel, & Van der Voort, 2012). Het criterium voor deelname aan het onderzoek is dat de jonge moeders in het Babyhuis verbleven. In een informatiebrief is uitleg gegeven over het onderzoek. Om de privacy van de jonge moeder te waarborgen, is voorafgaand aan het onderzoek een ‘informed consent’ ondertekend door zowel de jonge moeder als de onderzoeker. Vervolgens heeft de jonge moeder een vragenlijst ingevuld die betrekking had op onder andere demografische gegevens en zwangerschapsaspecten. Met behulp van het programma Statistical Package for the Social Science (SPSS) zijn de antwoorden verwerkt. Vanwege de anonimiteit en het waarborgen van de privacy is gebruik gemaakt van een respondentnummer.

Huidig onderzoek maakt deel uit van een groter onderzoek naar possible selves (Lanctôt, 2015) bij jonge moeders. De informatie uit deze interviews is gebruikt om de onderzoeksvragen van dit onderzoek te beantwoorden. De interviews schetsen een beeld over hoe de jonge moeders als kind waren, hoe ze nu zijn en hoe ze in de toekomst wel of niet willen worden. Het interview is bij de jonge moeders in het Babyhuis afgenomen door een onderzoeksassistente. Na afloop van het invullen van de vragenlijst en het deelnemen aan het interview heeft de jonge moeder een cadeaukaart ter waarde van tien euro ontvangen. De interviews die zijn opgenomen, waarna deze door twee onafhankelijke onderzoekers zijn getranscribeerd en geanalyseerd. Tot slot zijn de interviews gecodeerd en zijn er sub-thema’s tot stand gekomen.

(12)

Meetinstrumenten

In het onderzoek is gebruik gemaakt van twee zelfrapportage meetinstrumenten, een vragenlijst en een diepte-interview genaamd possible selves (Lanctôt, 2015). De vragenlijst bestaat uit een zelf-samengestelde vragenlijst met zeventien vragen, vier open en dertien multiple choice. Het invullen van de vragenlijst duurde ongeveer 5-10 minuten. De vragenlijst kijkt naar verschillende aspecten zoals de demografische gegevens, de gezinssamenstelling, zwangerschapsaspecten, werk en opleiding. Voorbeeldvragen zijn: ‘Heb je een relatie?’ en ‘Wat is jouw etniciteit?’. De vragenlijst is door alle moeders die deelnamen aan het onderzoek in Stichting het Babyhuis ingevuld.

Het gestructureerde diepte-interview possible selves (Lanctôt, 2015), gebaseerd op de possible selves theorie van Markus en Nurius (1986), heeft betrekking op de identiteitsaspecten gericht op het toekomstbeeld van de jonge moeders. Het interview kijkt specifiek naar het toekomstige ‘zelf’ van de jonge moeders. Hierin wordt meegenomen hoe de jonge moeders juist wel en niet zouden willen worden. Daarnaast wordt gevraagd hoe de jonge moeder haar ideale toekomstige zelf gaat realiseren, zowel voor de angsten als de wensen. Tevens wordt gevraagd of de jonge moeder een idee heeft welke personen haar kunnen helpen of voorkomen om haar doelstellingen te realiseren. Het interview had niet als doel om sociale steun specifiek uit te vragen, al waren wel enkele vragen hierop gericht. Voorbeeldvragen zijn: ‘Wie of wat zou je kunnen helpen om de vrouw te worden die je wilt zijn?’, ‘Kun je me iets vertellen over de belangrijke mensen in jouw leven?’ en ‘Welke bijdrage hebben deze mensen aan jouw leven?’

Data-analyse

Om de behoeften van de jonge moeders te kunnen identificeren en beter te begrijpen, is gebruik gemaakt van een kwantitatieve methode met als ondersteuning een kwalitatieve

(13)

methode. De kwantitatieve methode is toegepast bij het verwerken van de antwoorden van de vragenlijst. De resultaten zijn geanalyseerd met het statistische programma SPSS.

De kwalitatieve methode is toegepast bij het analyseren van het afgenomen interview possible selves (Lanctôt, 2015). Na het transcriberen van de interviews zijn de onderzoekers aan de hand van het stappenplan van Boeije (2014) op zoek gegaan naar thema’s. In het stappenplan worden verschillende stappen van inductief coderen doorlopen die gericht zijn op het analyseren voor kwalitatieve onderzoeken. De onafhankelijke onderzoekers hebben gebruik gemaakt van het open coderen, hierin wordt bepaald of fragmenten uit het interview waardevol is voor het onderzoek (Boeije, 2014). Wanneer het fragment uit het interview waardevol is, wordt er een code opgelegd. Aansluitend wordt gebruik gemaakt van axiaal coderen waarbij codes en fragmenten met elkaar worden vergeleken en indien mogelijk bij elkaar worden gevoegd (Boeije, 2014). Tot slot is structuur in de codes aangebracht die uiteindelijk hebben geleid tot de thema’s van het onderzoek (Boeije, 2014)

Resultaten Resultaten uit kwantitatieve analyse

Naast het afnemen van het interview is er ook een vragenlijst afgenomen bij de jonge moeders. De vragenlijst had betrekking op onder andere demografische gegevens en zwangerschapsaspecten. Zeven (46.7%) jonge moeders woonden voor het Babyhuis zelfstandig. Drie (20%) jonge moeders hebben naast hun baby nog tussen de één en vier andere kinderen gekregen. Tien (66.7%) jonge moeders hebben positief contact met de biologische vader van het kind, één (6.7%) jonge moeder heeft redelijk positief contact en vier (26.7%) jonge moeders hebben geen contact met de biologische vader. Bij twee (13.3%) jonge moeders zijn de ouders nog gehuwd, bij acht (53.3%) jonge moeders zijn de ouders gescheiden en bij vijf (33.3%) jonge moeders is de situatie anders. Hierbij kan gedacht

(14)

jonge moeders (100%) kunnen gebruik maken van steunbronnen, wel is er sprake van variatie binnen de steunbronnen. De bron waarvan de jonge moeders de meeste steun ervaren zijn vrienden (66.7%).

De impact van sociale steun op jong moederschap wordt in dit onderzoek geanalyseerd aan de hand van de benoemde deelvragen. Per deelvraag zijn de resultaten beschreven en aangevuld met citaten uit het interview. De geciteerde voorbeelden zijn, waar nodig, herschreven voor de leesbaarheid.

Resultaten uit kwalitatieve analyse

Welke personen uit het eigen netwerk van de jonge moeders geven sociale steun en welke type steun geven zij?

Uit de resultaten komt naar voren dat er variatie is in de personen van wie de jonge moeders in de huidige situatie sociale steun ontvangen en het type sociale steun dat zij ontvangen.

Eigen moeder. Uit de resultaten komen drie soorten groepen naar voren als het gaat over

het contact met de eigen moeder. Bij vijf (33.33%) jonge moeders verloopt het contact goed, bij vijf (33.33%) jonge moeders verloopt het contact moeizaam en bij vijf (33.33%) jonge moeders is er geen contact meer. De vijf (33.33%) jonge moeders die goed contact hebben met hun eigen moeder beschrijven hun relatie als zeer hecht. Een jonge moeder beschrijft haar relatie met haar eigen moeder ‘Ik kan alles kwijt bij mijn moeder, ze is mijn beste vriendin.’ Een jonge moeder antwoordde op de vraag - ‘Wie zijn belangrijke mensen in jouw leven?’ met ‘Mijn moeder sowieso. Onze relatie is heel goed. We lijken gewoon heel erg op elkaar. Ik heb niet een vader gehad. Ik heb niet een vader gehad maar wel een moeder. Ik ben zelf nu ook vader en moeder in één.’ Een jonge moeder beschrijft dat haar eigen moeder haar beste vriendin is ‘Ik weet niet… wij kunnen gewoon heel goed met elkaar.’ Een jonge moeder benadrukt hoe belangrijk het advies van haar eigen moeder is ‘Ook al heb ik hier alle hulp, je

(15)

eigen moeder voelt toch wel heel vertrouwd aan. Je luistert er eerder naar.’ De typen steun dat de eigen moeder lijkt te bieden aan de jonge moeder zijn met name emotionele en informatieve steun.

Bij vier van de vijf jonge moeders waarbij het contact moeizaam verloopt, is het contact met de eigen moeder sinds de zwangerschap verbeterd: ‘Nou ik moet zeggen, ondanks mijn verleden is ze heel lief voor hem. Ze heeft meerdere dagen opgepast. Dat ging goed. Ze kan nu ook laten zien dat ze oma is. En de situatie is nu zo dat ze me ontlast zover ze kan. En dat deed ze eerst niet. Ze laat zien dat ze wil helpen en me echt wil ondersteunen, dan laat ik haar dat ook doen. Toen deed ze het niet en nu wel. Dat accepteer ik nu.’ Een jonge moeder vertelt ‘Ik had geen contact met mijn moeder gehad. Ik heb die opgezocht toen ik mijn kindje kreeg. Dingen die ik voorheen niet begreep, begrijp ik nu wel omdat ik moeder ben geworden.’ Een jonge moeder beschrijft ‘Ik had helemaal geen goede band met mijn moeder. Die was heel erg verslechterd en er is van alles gebeurd, dat niet leuk was. Maar toen ik zwanger was, is ze eigenlijk helemaal omgedraaid. Ze heeft zelfs een nachtje bij me geslapen toen ik was bevallen omdat ik het niet aankon. Ze belt me elke dag en ze is echt wel heel anders geworden.’ Bovenstaande fragmenten illustreren dat door de zwangerschap de leefwereld van de jonge moeders en eigen moeder meer op elkaar is gaan lijken en er ruimte ontstaat voor verbetering van de relatie.

Dat de eigen moeder een belangrijk figuur is in het leven van de jonge moeders, blijkt op verschillende manieren. Namelijk drie van de vijf jonge moeders die geen contact meer hebben met de eigen moeder, noemen de eigen moeder nog steeds als belangrijke persoon in hun leven. Een jonge moeder gaf aan ‘De deur zal altijd voor haar open staan, dat weet zij ook.’ De overige twee jonge moeders die geen contact meer hebben met hun eigen moeder blijken gedurende hun jeugd problematisch contact te hebben ‘De band tussen mij en mijn moeder was al stroef en dat werd alleen nog maar stroever. Omdat ze nooit blij met mij was

(16)

en altijd vond dat ik mijn leven had verpest. Ik ben blij dat we geen contact meer hebben, ze heeft veel in mijn leven kapot gemaakt.’ Een jonge moeder vertelt ‘Ik ben vaak geslagen maar ook seksueel misbruikt. Het lullige van alles is dat mijn moeder dat zag maar niet durfde in te grijpen.’

Eigen vader. De eigen vader van de jonge moeder speelt een opvallend minder

belangrijke rol in vergelijking met de eigen moeder. Bij de meeste jonge moeders, tien van de vijftien (66.7%), blijkt dat de eigen vader niet meer in beeld is. Bij twee van deze tien jonge moeders is de band verslechterd sinds de zwangerschap ‘Ik had met mijn vader altijd een hele goede band, maar die dreig ik een beetje te verliezen. Mijn vader ziet het denk ik als een teken van zwakte dat ik hier zit.’ En ‘Sinds de zwangerschap is het contact verslechterd, hij vond dat ik een abortus moest nemen.’ Vijf (33.3%) van de vijftien hebben nog wel contact met de eigen vader, bij één jonge moeder benoemt deze relatie als ‘goed, ‘Ik praat iedere dag met mijn vader, hij is mijn beste vriend en kan veel bij hem kwijt.’ De andere vier jonge moeders hebben zeer beperkt contact met hun eigen vader. Dit contact verloopt met name via de mail of telefoon. Het type steun dat vaders geven is het meest passend bij de emotionele steun.

Broers en/of zussen. Deze onderstaande fragmenten illustreren de emotionele en

instrumentele steun die vijf (33.3%) jonge moeders van hun broers en/of zussen ontvangen. ‘We praten elke dag met elkaar. We voelen ons goed bij elkaar. Wij zijn een familie, dus we gaan niet echt naar een vreemde toe met onze problemen’ en een andere jonge moeder vertelt ‘Mijn zusje heeft ook een zoontje van anderhalf waar ze al die tijd mee heeft lopen tobben. Dus die kan zicht goed in de situatie verplaatsen.’ Deze moeder geeft de instrumentele steun weer ‘Maar ik heb een broer en die heeft ook een kindje en een groot huis. Daar gaat mijn dochter dan om het weekend heen van zaterdag op zondag. Zodat ik ook een dagje kan gaan winkelen als ik dat wil, of als ik een avondje uit wil dat ik dan naar een kroegje kan.’ Een jonge moeder zegt ‘Mijn broer is er voor mij als ik niet lekker ben, dan vangt hij mijn dochter

(17)

op. Of als er iets in mijn huis moet gebeuren. Dan komt hij in mijn huis, hij is bouwer. Als ik geld nodig heb, geeft hij mij geld.’

Grootouders. Grootouders geven naast emotionele steun ook informatieve steun, het lijkt

doordat de jonge moeders door hen zijn opgevoed en grootouders veel ervaring hebben, zij veel van hen aannemen. ‘Ik kan alles bij haar kwijt. Mijn oma geeft advies wat goed en niet goed is. Of als ik bijvoorbeeld twijfel, dan kan ik vragen wat het beste is wat ik kan doen. Een second opinion zeg maar.’ Vijf (33.3%) jonge moeders geven sociale steun te ervaren van hun grootouders. Een ander jonge moeder zegt ‘Ik weet dat ik mijn oma achter me heb. Als ik met haar praat, weet ik gewoon dat ik ook moeder kan zijn.’ Een jonge moeder beschrijft ‘Zij hebben mij opgevoed’, daarom zijn ze zo belangrijk voor haar. De jonge moeders vertellen dat ze veel contact hebben met hun grootouders, ze gaan langs of bellen met hen.

Vader van de baby. Zes (40%) van de vijftien jonge moeders hebben momenteel een

relatie met de biologische vader van de baby, de overige moeders hebben op dit moment geen relatie. Tien (66.7%) jonge moeders hebben positief contact met de biologische vader en één geeft aan redelijk positief contact te hebben. Deze moeders vinden het belangrijk dat hun kind ook de liefde van hun vader kent. ‘We zijn goed met elkaar, maar we zien elkaar niet meer. Hij praat iedere dag met mijn kind. Je kind moet ook de liefde van zijn vader kennen.’ De partners van de jonge moeders geven naast emotionele steun ‘Hij laat merken dat hij er voor mij is en dat hij van mij houdt’ en ‘Ja weet je, maatschappelijk kan hij weinig voor mij doen maar gewoon laten merken dat hij er voor mij is en dat hij van mij houdt en dat mijn kinderen welkom zijn’ met name waarderingsondersteuning ‘Hij heeft me uit die sleur getrokken. Hij heeft me geholpen. Laat ik het zo zeggen. Hij heeft me geholpen dat ik weer naar school kon. Hij heeft me ook geholpen door in te zien dat ik een sterke vrouw ben en er wel mag zijn ’en Als je de juiste mensen om je heen slaat bereik je wel wat je wilt. Hij laat me zien dat wat hij heeft ik ook kan bereiken.’

(18)

Vrienden. Vrienden bieden steun op verschillende manieren. Tien jonge (66.7%) moeders

beschrijven dat vrienden advies geven, gezelligheid bieden, ze hun hart kunnen luchten bij hen en voor de jonge moeders klaar staan ‘Ik heb wel mensen nodig om me heen. Om mijn kind op te laten groeien, ik kan dat niet alleen. Ik heb daar vrienden voor nodig’ en ‘Als ik met iets zat, gingen ze altijd met mij mee’ Een andere jonge moeder zegt ‘We hoeven niet continu alles omhoog te halen, want we doen ook gewoon leuke en gezellige dingen met de kinderen. Ze weten van de situatie, dat is besproken en klaar weet je wel.’ en ‘Ik kan alles bij haar kwijt, wij zijn al 10 jaar beste vriendinnen.’ Ook geeft een moeder aan dat ze vriendinnen heeft gemaakt in het Babyhuis ‘Ik ga met de meiden weleens wat doen, dat is gezellig.’ Jonge moeders hebben opvallend genoeg vaak vrienden die ook kinderen hebben. Ze geven terug dit prettig te vinden om zo advies te kunnen vragen, informatie te delen en gedrag te spiegelen ‘Zo doen wij het met onze kinderen maar zo zou je het ook kunnen doen. Ze laten dus eigenlijk verschillende opties zien.’ Een jonge moeder vertelt ‘Zij hebben een dochtertje van vijf maanden. Ik heb een dochtertje van drie maanden dus dat is gewoon heel erg leuk. Zij staan altijd voor me klaar. Ik kan terecht bij hun met mijn vragen of om dingen te vergelijken van ‘had jouw kindje dit ook?’ Naast de emotionele en informatieve steun geven vrienden ook instrumentele ondersteuning ‘Mijn man hoeft niet eens naar de wasmand om te kijken, want mijn vriendin gaat gewoon bij mij naar binnen en dan haalt ze gewoon de wasmand leeg en dan wast en strijkt ze het.’ en ‘Als ik iets nodig heb zijn ze altijd daar. Met kleren of eten.’

Professionele hulp. De steun die jonge moeders vanuit het Babyhuis ervaren hangt

voornamelijk samen met instrumentele en informatieve hulp. Het Babyhuis biedt instrumentele hulp door zoals een moeder beschrijft, ‘onderdak te verlenen.’ De vrijwilligers en het kernteam van het Babyhuis begeleiden de jonge moeders naar zelfstandigheid ‘Ik krijg steun van het Babyhuis.’ De begeleiding naar zelfstandigheid.’ Moeders zijn over het

(19)

algemeen tevreden met de hulp die ze krijgen ‘Ik ben blij dat in het Babyhuis zit en makkelijk om hulp kan vragen.’ en ‘Ik heb gewoon iemand nodig die 24 uur per dag naast me staat.’ Een jonge moeder vertelt ‘Ik ben heel erg tevreden. Ik had niet verwacht dat ik zo tevreden zou zijn met het Babyhuis.’ De jonge moeders vinden het fijn dat de vrijwilligers ook aan de moeders vragen hoe het gaat ‘De vrijwilligers kijken wel meer naar de moeders. Het is begrijpelijk dat de focus op de baby ligt, maar soms is het wel fijn als ze vragen hoe het met jou gaat.’

Uit de resultaten komt duidelijk naar voren dat het hebben van sociale steun cruciaal is voor de jonge moeders. Wanneer er gekeken wordt naar de steunbronnen komt naar voren dat zij verschillende typen steun bieden. De eigen moeders van de jonge moeders hebben een bijzondere rol. Hierbij is het opvallend dat de zwangerschap van de jonge moeder positief van invloed lijkt te zijn op de relatie met de eigen moeder. Daarnaast lijken met name vrienden een belangrijke rol spelen. Jonge moeders lijken het advies van hen over te nemen. Vrienden geven jonge moeders zelfvertrouwen wat de jonge moeder zowel voor het moederschap als individu ten goede komt.

Hoe zag de sociale steun van jonge moeders in de eigen opvoeding eruit?

In de volgende resultaten wordt er gesproken over het kerngezin. Met het kerngezin wordt het gezin van herkomst bedoeld of waar de jonge moeders hun eigen opvoeding hebben gehad. Twaalf (80%) jonge moeders zijn een deel of hun hele jeugd opgevoed door één opvoeder, bijna allemaal door de moeder en drie (20%) jonge moeders zijn deels door hun grootouders opgevoed. Dit heeft te maken met o.a. het overlijden of afwezig zijn van de andere opvoeder, of door scheiding. Uit de resultaten komt naar voren dat het merendeel (60%) van de jonge moeders te maken heeft gehad met huiselijk geweld, alcoholverslaving van ouders, seksueel misbruik, ontbreken van een opvoeder en psychopathologie bij ouders.

(20)

Daarnaast laten de resultaten zien hoe de eigen opvoeding van de jonge moeders in relatie staat tot de visie op het moederschap.

Sociale steun van het kerngezin. Tien (66.7%) van de vijftien moeders geven expliciet

aan dat zij geen sociale steun hebben ervaren in hun eigen opvoeding. De opvoeding wordt gekenmerkt door slechte familiebanden vanaf jongs af aan. Bij deze jonge moeders komt naar voren dat binnen het gezin van herkomst veel speelde dat de sociale steun belemmerde. Een moeder vertelt ‘Ik was vroeger vaak gespannen mede door mijn thuissituatie. Er was veel geweld.’ Een jonge moeder beschrijft wat er gebeurde na het verlies van haar vader ‘Ik was drie toen mijn vader overleed. Mijn moeder is toen in de prostitutie geraakt. We zijn toen bij een man gaan wonen die mij, mijn moeder en zusje mishandeld heeft en misbruikt.’ Eén andere jonge moeder omschrijft dat zij zich het zwarte schaap voelde binnen haar familie, ‘Zij waren altijd heel hecht met z’n allen. Zij vonden alles leuk. En ik vond andere dingen leuk en viel erbuiten. Ik werd een beetje afgezonderd.’ Negen (60%) jonge moeder hebben nauwelijks tot geen contact meer met familie.

Vijf (33.3%) jonge moeders beschrijven sociale steun te hebben ervaren in hun eigen opvoeding, ze kunnen hun jeugd herinneren als een periode waarin ze zich goed voelden binnen de familie. Het ervaren van sociale steun in de eigen opvoeding wordt gekenmerkt door veel betrokkenheid van familie waar de jonge moeders hechte banden mee hebben en het gevoel dat je met elkaar veel kan delen. Een jonge moeder herinnert haar jeugd als elk weekend feest ‘Dan werden er kippen geslacht, geiten geslacht en iedereen kwam meestal bij mijn oma. Mijn oma was de oudste in de familie van alle zusters.’ Een jonge moeder vertelt ‘we konden alles met elkaar bespreken. Dat vond ik ook echt het belangrijkste, want anders ga je naar vreemde mensen toe. Het is toch prettiger als je naar mensen toe gaat die jou ook echt kennen, waar je alles mee kan bespreken. Vanuit mijn cultuur ben je altijd heel hecht met je familie.’

(21)

Sociale steun van leeftijdsgenoten. Bij zeven (46.6%) jonge moeders kwam naar voren

dat sociale steun geboden werd door vrienden en/of vriendinnen die zij om zich heen hadden. Een jonge moeder vindt het vanzelfsprekend dat zij vriendinnen om zich heen had ‘Ieder kind heeft toch vriendinnen? En de meeste vriendinnen die ik vroeger had heb ik nu nog steeds.’ Voor sommige jonge moeders speelden vriendinnen een hele belangrijke rol omdat hiermee de mogelijkheid ontstond even weg te zijn uit de thuissituatie ‘Ik was het merendeel toch weg bij vriendinnetjes’ en ‘Ik was niet veel thuis, ik ging naar vrienden. Beetje overal en nergens.’

Grootouders. Grootouders spelen voor enkele jonge moeders een belangrijke rol in hun

leven. Naast dat drie (20%) jonge moeders deels zijn opgevoed door hun grootouders. Bij twee van deze drie jonge moeders speelt cultuur hierbij een rol. Het is daarbij vanzelfsprekend dat grootouders een rol hebben in de opvoeding ‘In onze cultuur speelt oma een hele grote rol in de familie.’ Deze grootouders hebben vaak de opvoeding op zich genomen zodat de moeder van de jonge moeders kon werken: ‘Zij was een alleenstaande vrouw en had twee banen om mij een goed leven te geven. Vandaar dat ik veel bij mijn oma was.’ Eén jonge moeder is bij haar oma gaan wonen vanwege de problematiek in de thuissituatie ‘Toen ik vijf was is mijn broertje geboren. Alles draaide toen om hem. Vaak vroeg ik me af of het wel slim was om te blijven waar ik was binnen mijn gezin. Thuis voelde niet als thuis. Mijn oma heeft mij toen grotendeels opgevoed’.

Samenvattend, het merendeel van de jonge moeders kent weinig tot geen sociale steun vanuit hun eigen opvoeding. Het weinig ervaren van sociale lijkt samen te hangen met de problematiek die er thuis speelde. Relaties lijken vanaf jongs af aan gestagneerd te zijn door elkaar te verwijten over life-events die zijn gebeurd. Buiten het kerngezin hebben jonge moeders wel sociale steun ervaren bij andere bronnen uit het netwerk zoals grootouders en vrienden en/ of vriendinnen.

(22)

Hoe is de sociale steun uit de eigen opvoeding gerelateerd aan de visie van het moederschap?

Welke visie heeft de jonge moeder gerelateerd aan de opvoeding? Hier gaat het om de vraag wat de jonge moeders uit hun eigen opvoeding meenemen en wat juist niet. Uit de interviews komt naar voren dat de jonge moeders zich bewust zijn van het feit dat zij zelf als jonge moeder een groot aandeel hebben in hoe de opvoeding van hun kind eruit gaat zien.

Uit de resultaten blijkt dat de jonge moeders op dit punt in twee groepen te verdelen zijn. In de eerste groep komt bij vijf (33.3%) jonge moeders naar voren dat zij grotendeels dezelfde opvoeding willen doorgeven aan hun eigen kinderen. ‘Zij hebben mij opgevoed, ze hebben mij gevormd tot wie ik nu ben.’ Op de vraag welke bijdrage deze mensen hebben gegeven aan hun leven antwoorden de jonge moeders met ‘De opvoeding die ik aan mijn kind ga geven.’ Een jonge moeder vertelt ‘Ik had een trotse moeder, dus zij is mijn voorbeeld. Zij was ook alleenstaand dus ja, ik kijk naar mijn moeder op. Ik weet wat ze allemaal heeft meegemaakt zodat wij alles konden krijgen wat wij wilden. Dus ook dat er liefde was, zo wil ik dat ook voor mijn kind. Als klein meisje wist ik al dat als ik later moeder zou worden, ik dat net zo zal doen als mijn moeder.’ Een jonge moeder wil haar kind dezelfde leuke jeugd geven die zij heeft gehad ‘Mijn moeder is echt mijn heldin. Ik kijk tegen haar op. Zij heeft ons als kinderen nooit opgezadeld met haar verdriet. En als ik daaraan terugdenk wil ik dat heel graag voor mijn kind. Ik wil dat mijn kind ook krijgt wat ik heb gehad. Echt een hele leuke jeugd.’

Bij de tweede groep bestaat uit tien (66.7%) jonge moeders die zich met name bewust zijn wat ze niet willen doorgeven. Om een illustratie te geven, een respondent geeft aan ‘Ik doorbreek een hele cirkel. Mijn oma die was zo en mijn moeder is zo geworden. En als ik niet zo word, geef ik mijn kind iets mee. En dan hoop ik dat hij ook niet wordt.’ Een andere jonge moeder vertelt ‘ In de zwangerschap heb ik daar veel paniek van gehad, van wat voor type ik wil zijn, wat ik wil doorgeven en wat ik bewust niet wil doorgeven.’ Een andere jonge moeder

(23)

geeft aan dat haar eigen moeder haar motiveert om niet zo te worden ‘Ik wil niet zoals mijn moeder worden, die was afhankelijk van iedereen. Ze had altijd iemand nodig’ en ‘Mijn moeder keek niet om naar ons als kinderen en verwaarloosde alles, ik wil mijn kinderen dat niet aandoen.’ Een moeder zegt ‘Zou ik blij zijn als mijn dochter zegt dat ze zwanger is op haar 16de? Nee. Maar ik zou niet tegen mijn dochter schreeuwen en haar mijn huis uit wijzen. Ik zou ze juist helpen. Waarom? Omdat ik dat ook had gewild met mijn moeder.’ Deze jonge moeders willen hun kind anders opvoeden vergelijking met hun eigen opvoeding. Zoals eerder benoemd, heeft het merendeel (60%) van de jonge moeders negatieve life-events meegemaakt in hun jeugd. Deze jonge moeders zijn zich erg bewust van de opvoeding die ze niet willen geven. Met name het fysiek en emotioneel beschikbaar zijn voor hun eigen kinderen, vinden de jonge moeders erg belangrijk, iets wat ze in hun eigen opvoeding gemist hebben.

Kortom, de ervaring van de sociale steun, zowel in positieve als negatieve zin, uit de eigen opvoeding lijkt een rol te spelen in de eigen opvoeding van de jonge moeder. De jonge moeders hebben een heldere visie ontwikkeld hoe zij als jonge moeder willen worden. Opvallend is dat de jonge moeders die geen sociale steun hebben ervaren in hun eigen opvoeding, zich hier zeer bewust van zijn en duidelijk weten wat ze niet willen doorgeven en waarom. De jonge moeders zeggen niets over hoe ze dit voorbeeld niet doorgeven.

Hoe is sociale steun bij jonge moeders van invloed op hun welzijn?

Uit de resultaten komt naar voren dat met betrekking tot het welzijn van de jonge moeders er twee groepen te onderscheiden zijn. De eerste groep, dertien (86.7%) jonge moeders, geven aan dat de huidige sociale steun die zij ervaren hun welzijn positief beïnvloedt. Het ervaren van sociale steun is belangrijk voor de jonge moeders ‘Deze relaties zijn voor mij belangrijk omdat ik er steun uit haal, ik word er gelukkig van.’ Door simpelweg te weten dat er een netwerk achter hen staat ‘Ik merk gewoon aan alles dat ze er voor mij zijn’

(24)

geven de moeders aan zich sterker en meer zelfverzekerd te voelen. Een jonge moeder vertelt het als volgt ‘Mensen die mij bewust blijven maken, die mij bevestiging geven van je zit op de goede weg.’ Een jonge moeder vertelt ‘Ik voel me veel sterker. Ik voel me zelfverzekerd. Ik heb een goede vriend, een goede vader van mijn kinderen.’ Deze moeder beschrijft wat ze nodig heeft ‘Ik heb mensen die in mij geloven. Positiviteit. Ik denk dat iedereen dat nodig heeft. Mensen die je laten zien dat ze je vertrouwen en in je geloven.’ Een jonge moeder beschrijft ‘Hij heeft me geholpen door me te laten inzien dat ik een sterke vrouw ben’ en ‘Zij houden mij hoog en laten mij elke dag zien dat ik er mag wezen, dat ik besta en dat ik ook belangrijk ben.’ Uit de voorbeelden die de jonge moeders geven, lijkt de steun die zij ontvangen van invloed te zijn op hun zelfvertrouwen. Het zelfvertrouwen hangt weer samen met de waarderingsondersteuning. De behoefte aan contact varieert bij de jonge moeders. Sommige jonge moeders hebben elke dag contact met hun netwerk ‘We hebben elke dag wel eventjes contact of dat nou via de app is of via de telefoon’ en ‘Ik zie mijn moeder om de twee dagen.’ Andere moeders geven aan meer behoefte te hebben aan meer sociale contacten ‘Als ik wat meer aanspreekpunten zou hebben, zou het nog wat beter gaan.’

Bij de tweede groep, bestaande uit twee (13.3%) jonge moeders, komt niet duidelijk naar voren of ze sociale steun ervaren en wat dit doet met hun welzijn.

Kortom, het merendeel van de jonge moeder ervaart sociale steun die hun welzijn positief beïnvloedt. De sociale steun die zij ontvangen hangt samen met waarderingsondersteuning. Zij weten dat ze een sociaal netwerk achter zich hebben. Dit geeft hen zelfvertrouwen als jonge moeder maar ook als individu.

Discussie

Het overkoepelende doel van dit onderzoek was het in kaart brengen van de beleving van sociale steun onder jonge moeders. De beleving van sociale steun is onderzocht door

(25)

welk type steun zij geven. Ten tweede hoe de invloed is van sociale steun uit de eigen opvoeding in relatie tot het huidige moederschap. Ten derde hoe sociale steun het welzijn van de jonge moeder beïnvloedt. Uit de resultaten komt naar voren dat het sociale netwerk onmisbaar is. De netwerkbronnen bieden diverse typen steun in verschillende fasen van het leven. De eigen opvoeding lijkt van invloed te zijn op de opvoeding die jonge moeders zelf willen vormgeven, waarbij de eigen opvoeding als een positief of juist negatief referentiekader dient. Tot slot komt naar voren dat sociale steun invloed kan uitoefenen op het welzijn. Het ervaren van sociale steun bij jonge moeders heeft dus positieve invloed op verschillende gebieden.

Op de vraag welke bronnen uit het netwerk sociale ondersteuning bieden en welke type ondersteuning, blijken de eigen moeder en vrienden een grote rol te spelen in het sociale netwerk van de jonge moeder. Uit de resultaten blijkt dat alle steunbronnen verschillende type steun verlenen. De bovengenoemde steunbronnen lijken een hoge positie in de hiërarchie van het sociale netwerk in te nemen. De onderzoeken van Keinemans (2011), Letourneau et al. (2004) en Logsdon et al. (2002) ondersteunen de belangrijke positie van de eigen moeder. Ondanks dat uit de resultaten van huidig onderzoek naar voren is gekomen dat niet iedereen contact heeft met de eigen moeder, blijken jonge moeders hun eigen moeder een bijzondere plaats toe te kennen in hun moederschap. De jonge moeders geven aan dat hun eigen moeder vertrouwd aanvoelt (emotionele steun), zij sneller naar hun eigen moeder luisteren (informatieve steun) en situaties beter begrijpen nu ze zelf moeder zijn. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat de leefwereld van de jonge moeders en die van de eigen moeder meer op elkaar is gaan lijken (Keinemans, 2011). Een andere verklaring hiervoor zou de existentiële loyaliteit kunnen zijn. Dit is de bijzondere band tussen ouders en kinderen. Deze loyaliteit is niet een gekozen loyaliteit, maar gebaseerd op een gemeenschappelijke oorsprong. De verbinding tussen ouder en kind blijft altijd bestaan (Prinsen, 2009). Daarnaast blijkt dat

(26)

de zwangerschap de band tussen de jonge moeder en de eigen moeder kan veranderen. Huidige resultaten vormen een discrepantie met de resultaten uit het onderzoek van Keinemans (2011) met betrekking tot de betekenis van de vrienden van de jonge moeder. In huidig onderzoek komt naar voren dat vrienden wél een hoge positie in de hiërarchie van het sociale netwerk hebben en met name emotionele- en instrumentele steun bieden. Een verklaring voor deze discrepantie is mogelijk te vinden in de leeftijd van de moeders. De gemiddelde leeftijd (M = 26.67) van huidig onderzoek ligt hoger dan bij het onderzoek van Keinemans (M = 24) (2011). Vrienden van de jonge moeders uit huidig onderzoek hebben vaak ook kinderen. De levens van de jonge moeders en vrienden lopen dus niet uit elkaar, maar lijken juist op elkaar. Daarnaast zijn deze moeders, gelet op hun leeftijd, verder in hun ontwikkeling naar volwassenheid (Erikson, 1977).

De tweede onderzoeksvraag luidde ‘Hoe is de sociale steun uit de eigen opvoeding gerelateerd aan het moederschap?’ Huidig onderzoek lijkt het de onderzoeken van Belsky (1993), Bartlett (2015), Keinemans (2011), en Lerner et al. (2013) te bevestigen: sociale steun uit de eigen opvoeding heeft invloed op de opvoeding die jonge moeders zelf willen geven en is dus belangrijk. De eigen opvoeding van de jonge moeder lijkt een referentiekader te vormen voor de opvoeding van haar kind (Eldering, 2006). Dit onderzoek toont aan dat het merendeel van de jonge moeders weinig sociale steun ervaart vanuit hun eigen opvoeding. Deze steun lijkt gecompenseerd te kunnen worden vanuit de sociale omgeving, zowel ten tijde van de eigen opvoeding als in de fase van hun jonge moederschap. In de periode van hun eigen opvoeding lijken met name grootouders en vrienden een grote rol te spelen. In de periode van het moederschap van de jonge moeders vinden zij met name steun bij vrienden. Dit zou verklaard kunnen worden met het onderzoek van Brechwald en Prinstein (2011) die beschrijven dat adolescenten steeds vaker meer contact zoeken met leeftijdsgenoten. Zij worden steeds belangrijker en gaan meer als model fungeren. Een tweede mogelijke

(27)

verklaring is dat het merendeel van de jonge moeders ouder is dan 24 jaar. Dit brengt met zich mee dat de kans groter is dat zij zich in een sociale omgeving bevinden met vrienden die ook kinderen hebben.

Tot slot is in huidig onderzoek onderzocht of sociale steun van invloed is op het welzijn van de jonge moeders. In overeenstemming met de geraadpleegde literatuur blijkt uit huidig onderzoek dat de sociale steun positief van invloed is op het welzijn (Kuwert et al., 2014; Kwag et al., 2011; Thoits, 2011; Angley et al., 2015; Uchino, 2004; Keijsers et al., 2013). Met name de emotionele- en waarderingssteun lijken het welzijn van de jonge moeders te bevorderen. Dit is te verklaren aan de hand van het onderzoek van Peeters et al. (1992) die vier typen steun onderscheidt. Peeters et al. (1992) beschrijft dat instrumentele en informatieve steun met name van belang zijn in een stressvolle situatie. De stressvolle situatie wordt gestabiliseerd door het bieden van informatieve en instrumentele steun. Hierna zijn de emotionele- en waarderingssteun van belang, welke van invloed zijn op het welzijn wanneer er geen sprake is van bijzondere stress. De jonge moeders in het Babyhuis verkeren over het algemeen in een stressvolle situatie wanneer zij zich aanmelden. Door het bieden van informatieve- en instrumentele steun door professionals en vrijwilligers wordt de stressvolle situatie gestabiliseerd. Wanneer de situatie stabiel is, is er bij de jonge moeder weer ruimte voor het ontvangen van emotionele- en waarderingssteun die van invloed zijn op het welzijn. Oftewel, het stabiliseren van de stressvolle situatie via instrumentele en informatieve steun is nodig om emotionele en waardering steun te bieden die het welzijn positief beïnvloedt (Peeters et al., 1992).

Aansluitend op de resultaten kent het onderzoek verschillende sterke punten. Allereerst vormt het onderzoek een waardevolle toevoeging voor de sociale wetenschap. Zover bekend is er nauwelijks kwalitatief onderzoek verricht naar jonge moeders in Nederland. Een belangrijk voordeel van een kwalitatief onderzoek is dat er mogelijkheid is tot verdieping in

(28)

de interviews en toegang tot de werkelijkheid van de jonge moeders. Een kwalitatief onderzoek leidt tot inzicht in aspecten van de dagelijkse praktijk (Lucassen et al., 2007). De resultaten van huidig onderzoek zijn van belang omdat dit meer inzicht geeft in wie sociale steun biedt aan de jonge moeders en welk type steun zij bieden. Daarnaast geven de resultaten inzicht in hoe jonge moeders sociale steun ervaren in relatie tot hun moederschap en welzijn. Met dit gegeven kan gekeken worden of de sociale steun versterkt moet worden, wie daar een belangrijke rol in zou kunnen spelen en of dit waardevol is voor de behandeling van de jonge moeder.

Daarnaast zijn de resultaten van het onderzoek door twee student onderzoekers onafhankelijk geanalyseerd en gecodeerd door middel van een coderingssysteem. De uitkomsten van beide studenten kwamen overeen, dit draagt bij aan een hoge interne betrouwbaarheid wat de betrouwbaarheid van de resultaten bevordert (Drenth & Sijtsma, 2006). In aansluiting hierop zijn de interviews van de jonge moeders door een derde

onafhankelijke onderzoeker afgenomen. Dit betekent dat de jonge moeders anoniem zijn gebleven voor de onderzoekers en voorafgaand aan het onderzoek niet beïnvloed zijn door de jonge moeders. Dit draagt bij aan de objectiviteit van het onderzoek (Bryman, 2015). Waarborging van de anonimiteit komt de constructvaliditeit van het onderzoek ten goede. Anonimiteit brengt namelijk het voordeel met zich mee dat sociaal wenselijke antwoorden worden geminimaliseerd (Ong & Weiss, 2000).

Ondanks dat huidig onderzoek een toevoeging is voor de sociale wetenschap, kent het onderzoek ook enkele beperkingen waardoor de onderzoeksresultaten met enige voorzichtigheid geïnterpreteerd dienen te worden. Allereerst een beperking met betrekking tot de leeftijd van de onderzoeksgroep. Tijdens het afnemen van de interviews zaten jonge moeders en risicovolle moeders in het Babyhuis. Dit maakt dat niet alle moeders uit de onderzoeksgroep onder de definitie ‘jonge moeder’ vallen. De gemiddelde leeftijd is 26.67

(29)

jaar. Dit vormt een beperking voor de constructvaliditeit, omdat niet alle ‘jonge moeders’ in de onderzoeksgroep vielen (Drenth et al., 2006). De beperking betreft niet zozeer het interview, maar wel de koppeling tussen resultaten en onderzoeksliteratuur naar jonge moeders, door de brede leeftijdsrange van de steekproef.

Daarnaast is in het onderzoek gebruik gemaakt van een convenience sample. Een beperking van een convenience sample is dat de steekproef niet representatief voor de gehele populatie, de jonge moeders zijn namelijk niet willekeurig gekozen (Linting et al., 2012). Huidig onderzoek betrof een hoog-risico klinische sample van jonge moeders. Dit maakt dat het mogelijk is dat ook andere factoren van invloed zijn op sociale steun, zoals psychopathologie en/of psychiatrische problematiek bij moeder. Tot slot, zoals eerder genoemd maakt huidig onderzoek deel uit van een groter onderzoek bij jonge moeders. De interviews die zijn afgenomen waren dus niet specifiek gericht op ‘sociale steun.’ Dit kan als gevolg hebben dat de onderzoekers informatie hebben gemist over de beleving van sociale steun onder jonge moeders.

Ondanks deze beperkingen leveren de resultaten toch nieuwe inzichten op. Uit dit onderzoek komt als eerste naar voren dat met name vrienden en de eigen moeder voor de jonge moeders van belang zijn. Voor de professionals is het van belang zich hierop te focussen en na te gaan hoe zij deze netwerkbronnen kunnen versterken. Daarnaast biedt huidig onderzoek een aanknopingspunt voor professionals. Zij kunnen zich ervan bewust worden dat het niet vanzelfsprekend is dat jonge moeders steun ervaren, maar dat zij eerder stress meenemen uit het kerngezin en dat andere netwerkbronnen dus belangrijker voor hen kunnen zijn. Jonge moeders hebben in hun eigen opvoeding een referentiekader opgebouwd wat maakt dat zij goed weten wat ze wel en niet willen doorgeven aan hun eigen kinderen. Het is van belang dat professionals zich bewust zijn dat de ervaren sociale steun in de eigen opvoeding een rol speelt in het vormgeven van de opvoeding door de jonge moeder. De jonge

(30)

moeders geven aan dat ze nog niet goed weten hoe zij dit moeten doen. In de behandeling kan het van belang zijn dat de professional hierin ondersteuning biedt. Ten slot biedt huidig onderzoek inzicht in het type steun die professionals kunnen bieden. Naar voren is gekomen dat het bieden van emotionele- en waarderingssteun het welzijn van de moeder verhoogt. Uit het onderzoek van (Peeters et al., 1992) blijkt dat emotionele- en waarderingssteun pas van invloed zijn wanneer de stressvolle situatie gestabiliseerd wordt door middel van informatieve- en instrumentele steun. Het kan voor professionals van waarde zijn om zich ervan bewust te zijn dat er verschillende typen steun zijn. Door inzicht te verkrijgen in welke bronnen welke type steun geven, kan gerichter de benodigde steun worden geboden. Hiermee kan de stressvolle situatie worden verminderd dan wel het welzijn van de jonge moeders worden verhoogd.

Huidig onderzoek benadrukt het belang van het hebben van een sociaal netwerk. Een suggestie voor vervolgonderzoek kan zijn om te onderzoeken hoe jonge moeders een sociaal netwerk kunnen opbouwen. Hiervoor is het belangrijk om patronen van sociale steun uit de eigen opvoeding in kaart te brengen en dit te relateren aan vaardigheden van jonge moeders om een sociaal netwerk te maken. Dit kan een belangrijk aanknopingspunt zijn voor behandeling. Om dit nader te onderzoek zal een nieuw onderzoek moeten worden gestart in een representatieve steekproef.

Samenvattend kan vanuit dit onderzoek worden gesteld dat een steunend netwerk voor jonge moeders cruciaal is op meerdere aspecten van hun leven. De eigen moeder en vrienden lijken de belangrijkste bronnen van sociale steun. Zowel de positieve steun als het niet ervaren van sociale steun in de eigen opvoeding vormt een referentiekader voor het eigen moederschap. Sociale steun is van belang voor het welzijn van de jonge moeder, waarbij de aard en timing van sociale steun succesvoorwaarden lijken. Dit onderzoek geeft een aanknopingspunt voor professionals op wie uit het netwerk en op welke type steun zij zich

(31)

moeten richten voor de jonge moeders om hen zo effectief mogelijk te ondersteunen. Het werken aan een sociaal netwerk zou een hefboomwerking kunnen hebben in de hulpverlening aan jonge moeders.

(32)

Referentie

Abbey, A., Andrews, F. M., & Halman, L. J. (1991). The importance of social relationships for infertile couples’ well-being. In Stanton, A. L., & Dunkel- Schetter, C., Infertility: Perspectives from stress and coping research (pp. 61-86). Springer, Boston, MA Angley, M., Divney, A., Magriples, U., & Kershaw, T. (2015). Social support, family

functioning and parenting competence in adolescent parents. Matenral and Child Health Journal, 19, 67-73. doi:10.1007/s10995-014-1496-x

Armstrong, M. I., Birnie-Lefcovitch, S., & Ungar, M. T. (2005). Pathways between social support, family well being, quality of parenting, and child resillience: What we know. Journal of Child and Family Studies, 14, 269-281. doi:10.1007/s10826-005-5054-4 Barlow, J., Smarlagic, N., Bennett, C., Huband, N., Jones, H., & Coren, E. (2011). Individual

and group based parenting for improving psychosocial outcomes for teenage parents and their children. The Cochrane Database of Systematic Reviews. doi:10.1002/14651858.

Bartlett, J. D., & Easterbrooks, M. A. (2015). The moderating effect of relationships on intergenerational risk for infant neglect by young mothers. Child Abuse & Neglect.,45, 21-34. doi: 10.1016./j.chiabu.2015.02.018.z

Belsky, J. (1993). Etiology of child maltreatment: A developmental-ecologic analysis. Psychological Review, 75, 81-95. doi: 10.1037/0033-2909.114.3.413

Boeije, H. (2014). Analyseren in kwalitatief onderzoek: stappenplan kwalitatief onderzoek. Denken en doen (2e ed.). Den Haag, Nederland: Boom Lemma.

Brechwald, W. A., & Prinstein, M. J. (2011). Beyond homophily: A decade of advances in understanding peer influence processes. Journal of Research on Adolescence, 21, 166-179. doi: 10.1111/j.1532.7795.2010.00721.x

(33)

Bunting, L., & McAuley, C. (2004). Research review: Teenage pregnancy and parenthood: The role of fathers. Child & Family Social Work, 9, 295-303. doi: 10.1111/j.1365-2206.2004.00335.x

CBS (2018, 30 januari). Vrouwen steeds later moeder. Geraadpleegd op 8 April 2018 van https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2018/05/vrouwen-steeds-later-moeder

Crase, S. J., Hockaday, C., & Cooper McCarville, P. (2007). Brief report: Perceptions of positive and negative support: Do they differ for pregnant/parenting adolescents and nonpregnant, nonparenting adolescents? Journal of Adolescence, 30, 505-512. doi: 10.1016/j.adolescence.2006.11.007

Crone, E. (2013). Het puberende brein: over de ontwikkeling van de hersenen in de unieke p periode van de adolescentie. Amsterdam, Nederland: Prometheus

Daniluk, J. C. (2001). Reconstructing their lives: a longitudinal, qualitative analysis of the transaction to biological childlessness for infertile couples. Journal of Counseling & Development, 79, 49-439. doi:10.1002/j.1556-6676.2001.tb01991.x

Drenth, P. J. D., & Sijtsma, K. (2012). Testtheorie. Bohn Stafleu Van Loghum.

Edwards, R. C., Thullen, M. J., Isarowong, N., Shiu, C. S., Henson, L., & Hans, S. L. (2012). Supportive relationships and the trajectory of depressive symptoms among young, African American mothers. Journal of Familiy Psychology, 26, 585-594. doi: 10.1037/a0029053

Eldering, L (2006). Cultuur en Opvoeding. Interculturele pedagogiek vanuit ecologishc perspectief (4e ed.). Rotterdam, Nederland: Lemniscaat.

Erikson, E. H., (1997). Het kind en de samenleving (pp. 225-256). Utrecht/Antwerpen: Het S Spectrum.

Figueiredo, B., Bifulco, A., Pacheco, A., Costa, R., & Magarinho, R. (2006). Teenage pregnancy, attachment style, and depression: A comparison of teenage and adult

(34)

pregnant women in a Portiguese series. Attachment & Human Development, 8, 123-138. doi: 10.1080./14616730600785686

Hashima, P. Y., & Amato, P. R. (1994). Poverty, social support, and parental behavior. Child Development, 65, 394-403. doi: 10.1111/j.1467-8624.1994.tb00758.x

Hawkley, L. C., Hughes, M. E., Waite, L. J., Masi, C. M., Thisted, R. A., & Cacioppo, J. T. (2008). From social structural factors to perceptions of relationship quality and loneliness: The Chicago health, aging, and social relations study. Journal of

Gerontology: Social Sciences, Series B,63, 375-384. doi: 10.1093/geronb/63.6.s375 Keijsers, M., Kuivenhoeven, D., Struijf, E., Van Den Brink, M., De Kroon, M., Proost, S.,

Smaal, L., & Meester, V. (2013). Ondersteuningsbehoeften van tienermoeders. VUMC. Geraadpleegd op 18 april 2018

https://www.vumc.nl/afdelingen/AWJGZ/map/Tienermoeders/

Keinemans, J. S. (2011). Eervol jong moederschap: Een studie naar de leefwereld van adolescente moeders. Delft: Eburon

Koenig, L., J., & Abrams, R.F. (1999). Adolescent loneliness and adjustment: A focus on gender differences. In K.J. Rotenberg & S. Hymel (Eds.), Loneliness in childhood and adolescene (pp.296-322). New York: Cambridge University Press.

Kotch, J. B., Browne, D. C., Dufort, V., Winsor, J., & Cattelier, D. (1999). Predicting child maltreatment in the first 4 years of life from characteristics assesed in the neontal period. Child Abuse & Neglect, 23, 305-319. doi:10.1016/SO145-2134(99)00003-4 Kuwert, P., Knaevelsrud, C., & Pietrzak, R. H. (2014). Loneliness among older veterans in de

United States: Results from the national health and resilience in veterans study. The American Journal of Geriatric Psychiatry, 22, 564-569. doi:

(35)

Kwag, K. H., Marint, P., Russell, D., Franke, W., & Kohut, M. (2011). The impact of perceived stress, social support and home-based physical activity on mental health among older adults. International Journal of Aging and Human Development, 72, 137-154. Doi: 10.2190/ag.72.2.c.

Lanctôt, N. (2017). Possible selves interview for young women. Canada: Montreal. Lee, C. Y. S., & Goldstein, S. E. (2016). Loneliness, stress, and social support in young

adulthood: Does the source of support matter? Journal of Youth and Adolescence, 45, 568-580. doi: 10.1107/s10964-015-0395-9

Lerner, R. M., Agans, J. P., Arbeit, M. R., Chase, P. A., Weiner, M. B., Schmid, K. L., & Warren, A. E. A. (2013). Resilience and positive youth development: A relational developmental systems model. In S. Goldstein, R. B. Brooks (Eds.), In handbook of resilence in children (293-308). Springer, Boston, MA.

Letourneau, N. L., Stewart, M. J., & Barnfather, A. K., (2004). Adolescent mothers: Support needs, resources, and support-education interventions. Journal of Adolescent Health, 35, 509-525. doi:10.1016./jadohealth.2004.01.007

Linting, M., Van Ginkel, J. R., & Van der Voort, A. (2012). Introduction to Research

Methods in the Social and Behavioral Sciences. Harlow, England: Pearson Education Limited.

Logsdon, C. M., Birkimer, J. C., Ratterman, A., Cahill, K., & Cahill, N. (2002). Social support in pregnant and parenting adolescents: Research, critique, and

recommendations. Journal of Child and Adolescent Psychiatric Nursing, 15, 75-83. doi: 10.1111/j.1744.6171.2002.tb00328.x

Lucassen, P. L. B. J., Olde- Hartman, T. C. (Eds) (2007). Kwalitatief onderzoek; Praktische methoden voor de medische praktijk. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

(36)

Moran, G., Pederson, D. R., & Krupka, A. (2005). Maternal unresolved attachment status impedes the effectiveness of interventions with adolescents mothers. Infant Mental Health Journal, 26, 231-249. doi: 10.1002/imhj.20045

Ong, A. D., & Weiss, D. J. (2000). The impact of anonymity on responses to sensitive questions. Journal of Applied Social Psychology, 30, 1691-1708. doi:

10.1111/j.1559-1816.2000.tb02462.x

Oudhof, M., Zoon, M., Van der Steege, M. (2013). Wat werkt bij jonge moeders? Nederlands Jeugdinstituut.

Overon, W. F. (2013). A new paradigm for developmental science: Relationism and

relational-developmental systems. Applied Developmental Science, 17, 94-107. doi: 10.1080/10888691.2013.778717

Peeters, M. C. W., Buunk, A.P. Schaufeli, W. B. (1992). Sociale interacties op het werk: Een micro- analytische benadering. In: R.W. Meertens, A.P. Buunk, P.A.M. van Lange (Red.), Sociale psychologie en beïnvloeding van intermenselijke en

gezondheidsproblemen (pp. 23-36). ’s-Gravenhage: VUGA.

Peplau, L.A., & Perlman, D. (1982). Perspectives on loneliness. In L.A. Peplau & D. Perlman (Eds). Loneliness: A sourcebook of current theory, research and therapy (pp.1-18). New York: Wiley.

Picavet, C., Van Berlo, W., & Tonnon, S. (2014). Adolescent pregnancy in the Netherlands. I In A. L. Cherry & M. E. Dillon (Reds.), Internal Handbook of Adolescent Pregnancy (pp449-464). New York: Springer.

Prinsen, H. (2009). Mijn kind een Kanjer! Help je kind bij het ontwikkelen van sociale vaardigheden. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

(37)

Qualter, P., Vanhalst, J., Harris, R., Van Roekel, E., Lodder, G., Bangee, M., Maes, M., Verhagen, M. (2015). Loneliness across the life span. Perspectives on Psychlogical Science, 10, 250-264. doi: 10.1177/1745691615568999

Segrin, C. (2003). Age moderates the relationships between social support and psychosocial problems. Human Communication Research, 29, 317-342. doi: 10.1093/hcr/29.3.317. Sheets, R. L., Jr., & Mohr, J. J. (2009). Perceived social support from friends and family and

psychosocial functioning iin bisexual young adult college students. Journal of C Counseling Psychology, 56, 152-163. doi: 10.1037/0022-0167.56.1.152.

Thoits, P. A. (2011). Mechanism linking social ties and support to physical and mental health. Journal of Health and Social Behavior, 52, 145-161. doi: 10.1177.0022146510395592 Uchino, B. N. (2004). Social Support and Physical Health: Understanding the Health

Consequences of Relationships. Utah, America: Yale University Press.

Van der Lee, L., Vlugt, I. Van der, Wijsen, C., & Cadé1, F (2009). Tienerzwangerschappen, abortus en tienermoeders in Nederland. Factsheet 2009. Utrecht: Rutgers Nisso Groep. Geraadpleegd op

https://www.rutgers.nl/sites/rutgersnl/files/PDF-Onderzoek/Factsheet%20tienerzwangerschappen%20in%20NL.def_.pdf Van Tilburg, T. G., & De Jong Gierveld, J. (Eds.) (2007). Zicht op eenzaamheid:

achtergronden, oorzaken en aanpakken. Assen: Gorcum B.V., Koninklijke van Verhaak, C. M., Smeenk, J. M. J., Evers, A. W. M., van Minnen, A., Kremer, J. A. M.,

Kraaimaat, F. W. (2005). Predicting emotional response to unsuccessful fertility treatment: a prospective study. Journal Behavioral Medicine, 28, 90-181. doi: 10.1007/s10865-005-3667-0

Vranceanu, A. M., Hobfoll, S. E., & Johnson, R. J. (2007). Child multi-type maltreatment and associated depression and PTSD symptoms: The role of social support and stress. Child Abuse & Neglect, 31, 71-84. doi:10.1016/j.chiabu.2006.04.010

(38)

World Health Organization. (1997). WHOQOL Measuring Quality of Life. Geneva: World Health Organisation.

Yozwiak, J. A. (2010). Postpartum depression and adolescent mothers: A review of assessment and treatment approaches. Journal of Pediatric and Adolescent Gynecology, 23, 172-178. doi:10.1016/j.jpag.2009.09.003

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Een verdere analyse van oude pachtboeken – die voor de Heirnisse reeds beschikbaar zijn vanaf 1417 – kan aantonen of het landgebruik tijdens het Ancien régime steeds weiland is

Kenmerkend daarvoor is dat het niet gaat om mensen steeds weer nieuwe rechten te geven maar om ze meer tot hun recht te laten komen; niet, om ieder probleem voor mensen op te

Om die reden moet er bij de handhaving van het strafrecht meer ruimte zijn voor beslissers om, los van de nationaal geformuleerde belangen, het algemeen belang criterium in

Deze vernieuwende blik komt voornamelijk naar voren in de kunstwerken van Paula Modersohn-Becker waarin naakte vrouwen zijn afgebeeld, zoals een aantal van haar

Vermeer Master Journalistiek Rijksuniversiteit Groningen Studiepad dagbladjournalistiek 14 augustus 2010.. Bijlage II: Krantenartikelen inzake

Een derde terugkerend, maar volgens Keinemans weinig empirisch onderzocht punt van zorg is de identiteitsontwikkeling van jonge moeders, die minder volwassen heten te zijn en

Ook de rol van sociale problemen in de relatie tussen emotionele competentie en de ontwikkeling van psychische problemen (hoofdstuk 4) en de invloed van sociale vaardigheden op de

Door meer betrokken te zijn in het leerproces van hun kinderen verbeteren ouders hun eigen basisvaardigheden en ontwikkelen ze het vertrouwen en de kennis die ze nodig hebben