• No results found

Het verband tussen agressief gedrag en cannabisgebruik bij adolescenten met een migratieachtergrond in Nederland : de modererende rol van religiositeit

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het verband tussen agressief gedrag en cannabisgebruik bij adolescenten met een migratieachtergrond in Nederland : de modererende rol van religiositeit"

Copied!
30
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het verband tussen agressief gedrag en cannabisgebruik bij

adolescenten met een migratieachtergrond in Nederland:

de modererende rol van religiositeit

Masterscriptie Forensische Orthopedagogiek

Graduate School of Child Development and Education

Universiteit van Amsterdam

S. Azagagh 11362782

Eerste beoordelaar: Mw. dr. H. E. Creemers

Tweede beoordelaar: Prof. dr. L. Tavecchio

(2)

2

Abstract

The present study investigates if religion is a moderator for the relationship between aggressive behavior and the use of cannabis. The research group consisted of Dutch adolescents with a migration background. The study included 637 adolescents with an age range between fifteen and 24 years old. The Youth Self Report and the Adolescent Self Report have been used to measure aggressive behavior. The use of cannabis was measured by the question: ‘How many times have you used cannabis in the last twelve months?’. Religion was measured by the question: ‘To what extent do you live according the rules of the religion?’. The author used logistic regressions to answer the research questions. The results show that a religion with rules against the use of drugs was a moderator for the relationship between aggressive behavior and the use of cannabis. The results should be carefully interpreted, because of the cross-sectional design and the use of self-reports. The practical implication is that interventions can concentrate on the finding that religions with rules against the use of drugs, can act as a protective factor against the use of cannabis in youth.

(3)

3

Inleiding

De adolescentie kenmerkt zich door verandering in de lichamelijke, cognitieve, emotionele en sociale ontwikkeling. Het is een periode die begint omstreeks een leeftijd van tien jaar en rond het twintigste levensjaar eindigt. De veranderingen die tijdens deze periode plaatsvinden, hebben vaak een grote invloed op de gesteldheid en stabiliteit van jongeren (Williford, Brisson, Bender, Jenson, & Forrest-Bank, 2011). Het is een periode van experimenteren en het ervaren van sterke verlangens om te worden geaccepteerd door leeftijdsgenoten. Dit uit zich in een aanzienlijke stijging van zowel agressief en delinquent gedrag als drugsgebruik (Jester et al., 2008).

Drugsgebruik tijdens de adolescentie wordt geassocieerd met mentale gezondheidsproblemen en lagere academische prestaties bij adolescenten (Williford et al., 2011). Drugsgebruik betreft elk gebruik van drugs voor ontspanningsdoeleinden om een prettig psychologisch of perceptueel effect te ervaren (Tomlinson, Brown, & Hoaken, 2016). De meest gebruikte illegale drug onder adolescenten in Nederland is cannabis. Van de adolescenten met een leeftijd tussen de vijftien en zestien jaar hebben 8.9% cannabis gebruikt in de afgelopen twaalf maanden (Nationale Drugs Monitor, 2017). Van de adolescenten met een leeftijd tussen de achttien en veertien jaar hebben ongeveer 21.1% cannabis gebruikt in de laatste twaalf maanden. Opvallend is dat de prevalentie van cannabisgebruik onder adolescenten met een leeftijd tussen de achttien en 24 jaar en met een Marokkaanse of Turkse achtergrond aanzienlijk lager ligt dan bij adolescenten met een westerse achtergrond. Slechts vier procent van deze adolescenten geeft aan gedurende de laatste twaalf maanden weleens cannabis te hebben gebruikt (Nationale Drugs Monitor, 2017). Er is relatief weinig onderzoek gedaan naar deze groep, waardoor wetenschappelijke kennis over risico- en protectieve factoren van drugsgebruik bij jongeren met een migratieachtergrond beperkt is (Delforterie, Huizink, & Creemers, 2014).

(4)

4 Individuen met een migratieachtergrond worden door het CBS (2016) gedefinieerd als individuen met een eerste generatie- of tweede generatie migratieachtergrond. Bij individuen met een eerste generatie migratieachtergrond wordt de migratieachtergrond bepaald door het eigen geboorteland. Bij individuen met een tweede generatie migratieachtergrond wordt de migratieachtergrond bepaald door het geboorteland van moeder of vader. Individuen met een derde generatie migratieachtergrond worden niet gerekend tot adolescenten met een migratieachtergrond (CBS, 2016). In Nederland zijn de vier grootste migrantengroepen de Surinaamse, Antilliaanse, Marokkaanse en Turkse adolescenten. Het is van groot belang dat inzicht wordt verkregen in de risico- en protectieve factoren van cannabisgebruik bij deze groep, omdat adolescenten met een migratieachtergrond in Nederland een kwetsbare groep is en vaak niet of te laat wordt bereikt door de hulpverlening (Pauwels, 2017). Inzichten in deze kwetsbare groep kunnen ervoor zorgen dat hulpverlening tijdig ingrijpt en preventief te werk kan gaan. Daarnaast zijn bestaande interventies die zich richten op cannabisgebruik vaak niet toereikend voor deze doelgroep, omdat het veelal ontbreekt aan kennis over culturele, protectieve en risicofactoren (Bahr & Hoffmann, 2008). Deze studie zal zich daarom richten op potentiële protectieve en risicofactoren van cannabisgebruik bij adolescenten met een migratieachtergrond. Hierbij ligt de nadruk op religie als protectieve factor en agressief gedrag als risicofactor.

Agressief gedrag en cannabisgebruik

Uit verschillende onderzoeken komt naar voren dat agressief gedrag één van de risicofactoren is voor het gebruik van cannabis door adolescenten (Lammers et al., 2014; Tomlinson et al., 2016; Williford et al., 2011). Dit vormt een significant sociaal probleem, omdat adolescenten hierdoor last hebben van zowel cannabisgebruik als agressief gedrag waardoor de kans op onverantwoordelijk gedrag en het in aanraking komen met justitie groter wordt (Tomlinson et al., 2016). Er zijn verschillende verklaringen voor de samenhang tussen

(5)

5 agressief gedrag en cannabisgebruik in de adolescentie. Ten eerste is er de peer cluster theory die ervan uitgaat dat een direct verband bestaat tussen drugsgebruik bij adolescenten en de leeftijdsgenoten met wie zij omgaan (Oetting & Beauvais, 1987). Adolescenten kiezen leeftijdsgenoten uit die qua gedrag en gedachtegang op hen lijken. De dominante variabele bij deze theorie is de invloed van leeftijdsgenoten. Leeftijdsgenoten nemen een bepaalde houding aan tegenover drugsgebruik en agressief gedrag, voorzien in drugs, creëren de sociale context voor het gebruik van drugs en het vertonen van agressief gedrag en delen ideeën en meningen over drugs die de basis vormen voor het gebruik van drugs en het vertonen van agressief gedrag. Ten tweede kunnen zowel agressief gedrag als cannabisgebruik het resultaat zijn van

high sensation seeking (Hoaken & Stewart, 2003). High sensation seeking kenmerkt zich door

de bereidheid tot het nemen van risico’s, wat kan resulteren in agressief gedrag (Hoaken & Stewart, 2003). Bij high sensation seeking is namelijk sprake van een beperkte impulscontrole en een verhoogd gehalte van adrenaline en grensoverschrijdend gedrag, wat zich kan uiten in agressief gedrag. Daarnaast zorgt de beperkte impulscontrole ook voor een overgevoeligheid voor drugsgebruik, waardoor drugsgebruik vaak samengaat met agressief gedrag (Brook, Brook, Rubenstone, Zhang, & Saar, 2011).

In het onderzoek van Adalf, Korf, Harrison, en Erickson (2006) is onderzocht of het verband tussen agressief gedrag en cannabisgebruik generaliseerbaar is over landen. Zo zijn adolescenten uit Amerika vergeleken met adolescenten uit Amsterdam. Er is naar voren gekomen dat agressief gedrag en cannabisgebruik bij adolescenten, ongeacht het land van herkomst, positief met elkaar samenhangen. De respondenten kwamen in dit onderzoek weliswaar uit verschillende landen, maar zij hadden allen een westerse achtergrond waardoor culturele en religieuze verschillen minimaal waren. Het ontbreekt in de literatuur aan onderzoek naar het verband tussen agressief gedrag en cannabisgebruik bij adolescenten met

(6)

6 een migratieachtergrond. Er kan daarom niet met zekerheid worden geconcludeerd dat dit verband ook aanwezig is bij adolescenten met een migratieachtergrond.

De rol van religie

Er is veel bekend over agressief gedrag als risicofactor voor cannabisgebruik. Echter ontbreekt het veelal aan kennis over protectieve factoren van cannabisgebruik. In het onderzoek van Van der Meer-Sanchez, Oliveira en Nappo (2008) komt naar voren dat religie een protectieve factor kan zijn voor het gebruik van cannabis en daarom zal dit verder worden uitgediept in de huidige studie. Het is moeilijk eenduidig te zijn in het gegeven dat religie een protectieve factor is, omdat religie een multidimensionaal begrip is dat in onderzoeken op verschillende manieren wordt gedefinieerd. De meest gebruikte definitie van religie is dat religie een georganiseerd systeem is van geloof, handelingen en rituelen die ervoor gemaakt zijn om dicht bij het heilige te komen (Pauwels, 2017).

Vanuit enkele theoretische stromingen wordt verwacht dat religie invloed heeft op cannabisgebruik bij adolescenten. De sociale bindingstheorie gaat ervan uit dat religie kan worden beschouwd als een vorm van binding waarbij leden van de religie zich verplicht voelen zich te houden aan de voorschriften en de waarden en normen die zij meekrijgen vanuit hun geloof (Hirshi & Stark, 1969). Dit zou betekenen dat leden zich ook zullen onthouden van regelovertredend gedrag en dat kan worden verwacht dat naarmate de mate van religiositeit toeneemt, de kans op regelovertredend gedrag kleiner is. Ook de ‘ascetische leefstijlhypothese’ gaat ervan uit dat religie leidt tot conformiteit. Deze hypothese stelt dat er een negatief verband bestaat tussen religie en cannabisgebruik, omdat cannabisgebruik tegen de voorschriften van bepaalde religies gaat (Pauwels, 2017).

Uit het onderzoek van Bahr en Hoffman (2008) blijkt dat religie zelfs een grotere invloed had op cannabisgebruik dan familie, vrienden en de omgeving. Adolescenten die naar de kerk gingen en veel waarde hechtten aan het belang van geloof in hun leven maakten veel

(7)

7 minder gebruik van drugs dan adolescenten die niet naar de kerk gingen en geen belang hechtten aan het geloof. Ook het onderzoek van Van der Meer-Sanchez en collega’s (2008) toonde aan dat religie een van de belangrijkste protectieve factoren was tegen cannabisgebruik, volgens Nederlandse adolescenten. De onderzoeken zijn echter veelal uitgevoerd bij adolescenten met van origine een Nederlandse achtergrond en een christelijke levensovertuiging. Het ontbreekt aan kennis over het verband van religie en cannabisgebruik bij adolescenten met een migratieachtergond en verschillende levensovertuigingen in Nederland (Adalf et al., 2006). De huidige studie zal daarom onderzoeken of het verband ook bestaat voor adolescenten met een migratieachtergrond in Nederland.

Religiositeit als moderator van het verband tussen agressief gedrag en cannabisgebruik

Religiositeit heeft volgens eerder onderzoek een beschermend effect op cannabisgebruik in de adolescentie (Bahr & Hoffman, 2008; Galbraith & Connor, 2015; Moscatie & Mezuk, 2013; Pauwels, 2017; Van der Meer-Sanchez et al., 2008). Een ander mechanisme dat hierbij een rol speelt, is dat religieuze adolescenten vanuit hun religie over een sterkere zelfcontrole en hogere verwachting van het eigen gedrag beschikken (Moscatie & Mezuk, 2013). Dit suggereert dat het verband tussen agressief gedrag en cannabisgebruik afhankelijk is van religiositeit en mogelijk sterker is voor niet religieuze adolescenten dan voor religieuze adolescenten (Kim-Spoon, Farley, Holmes, Longo, & McCullough, 2013). Dit veronderstelde effect van religiositeit kan worden beredeneerd vanuit de Strong Situation

Hypothesis (Mischel, 1977). Deze theorie gaat ervan uit dat een moderatie-effect bestaat van

religiositeit op het verband tussen agressief gedrag en cannabisgebruik, omdat gedrag dat wordt beïnvloed door persoonlijkheid afhankelijk is van situatiesterkte. In dit geval is religiositeit een relatief sterke situatie, omdat het bestaat uit restrictieve religieuze gedragsnormen. Dit kan een beperkend effect hebben op het gebruiken van cannabis en fungeren als bron van externe controle (Cooper & Whithey, 2009).

(8)

8 Hoewel de modererende rol van religiositeit op het verband tussen agressief gedrag en cannabisgebruik onder adolescenten met een migratieachtergond nog niet eerder is onderzocht, toont een onderzoek van Galbraith en Conner (2015) aan dat religiositeit een significante moderator is in het verband tussen high sensation seeking en cannabisgebruik. Hierdoor is het aannemelijk dat ook voor het verband tussen agressief gedrag en cannabisgebruik geldt dat een toenemende mate van religiositeit een verzwakkend effect heeft op het verband tussen agressief gedrag en cannabisgebruik bij adolescenten met een migratieachtergrond in Nederland. Het huidige onderzoek zal uitwijzen of deze verwachting kan worden bevestigd. In de huidige studie zal onderscheid worden gemaakt tussen de mate van religiositeit en het soort religie, dat wil zeggen met of zonder duidelijke voorschriften ten opzichte van drugsgebruik. Dit omdat de ‘ascetische leefstijl’ hypothese en de Strong

Situation Hypothesis aantonen dat restrictieve religieuze gedragsnormen leiden tot meer

zelfcontrole en dus tot minder cannabisgebruik (Mischel, 1977; Pauwels, 2017).

Het huidige onderzoek

Voorgaande onderzoeken bieden onvoldoende inzichten in zowel het verband tussen agressief gedrag en cannabisgebruik als het verband tussen religiositeit en cannabisgebruik bij adolescenten met een migratieachtergrond in Nederland. Daarnaast kunnen eerdere onderzoeken ook geen antwoord geven op de vraag wat voor effect religiositeit kan hebben op het verband tussen agressief gedrag en cannabisgebruik bij adolescenten met een migratieachtergrond in Nederland. Daarom staan de volgende vragen in dit onderzoek centraal:

1. Is er een verband tussen agressief gedrag en cannabisgebruik bij adolescenten met een migratieachtergond in Nederland?

2a. Is er een verband tussen de mate van religiositeit en cannabisgebruik bij adolescenten met een migratieachtergrond in Nederland?

(9)

9 2b. Is er een verband tussen soort religie (met/zonder voorschriften ten opzichte van middelengebruik) en cannabisgebruik bij adolescenten met een migratieachtergrond in Nederland?

3a. Is de mate van religiositeit een moderator voor het verband tussen agressief gedrag en cannabisgebruik bij adolescenten met een migratieachtergrond in Nederland? 3b. Is soort religie (met/zonder voorschriften ten opzichte van middelengebruik) een moderator voor het verband tussen agressief gedrag en cannabisgebruik bij adolescenten met een migratieachtergrond in Nederland?

Op basis van voorgaande onderzoeken is de hypothese dat er een verband bestaat tussen zowel agressief gedrag en cannabisgebruik als tussen religiositeit en cannabisgebruik. Vanuit de sociale bindingstheorie wordt verwacht dat adolescenten met een hoge mate van religiositeit minder gebruik zullen maken van cannabis. Vanuit de ascetische leefstijl hypothese wordt verwacht dat adolescenten die een religie hebben met voorschriften met betrekking tot middelengebruik minder cannabis gebruiken. Daarnaast kan vanuit de Strong

Situation Hypothesis worden beredeneerd dat religiositeit een moderator zal zijn voor het

verband tussen agressief gedrag en cannabisgebruik bij adolescenten met een migratieachtergrond. Dit betekent dat verwacht wordt dat het verband tussen agressief gedrag en cannabisgebruik minder sterk is bij religieuze adolescenten, omdat zij zich conformeren aan de religieuze voorschriften en hierdoor minder vaak cannabis gebruiken.

Het doel van het huidig onderzoek is om inzichten te verkrijgen in het verband tussen agressief gedrag en cannabisgebruik en de rol van religiositeit bij adolescenten met een migratieachtergrond in Nederland. Dit kan handvatten bieden voor interventies om escalatie van gedrag te voorkomen en de inzichten kunnen worden gebruikt voor preventie. Op dit moment zijn onderzoeken naar adolescenten met een migratieachtergrond in Nederland in beperkte mate aanwezig (Tomlinson et al., 2016).

(10)

10

Methode Design

De data die in de huidige studie werd gebruikt, was afkomstig van de i4culture studie. Dit was een cross-sectioneel vragenlijstonderzoek naar het welbevinden en risicogedrag van adolescenten met een leeftijd tussen de vijftien en 24 jaar met als doel om inzichten te geven in de risicofactoren van cannabisgebruik en verslavingen aan cannabis bij adolescenten en jongvolwassenen met een migratieachtergrond. De i4culture onderzoeksgroep bestond uit Nederlandse adolescenten, met een leeftijd tussen de vijftien en 24 jaar, die een Surinaamse, Marokkaanse, Turkse, Antilliaanse, Aziatische of Nederlandse achtergrond hadden. Etnische achtergrond van de adolescenten werd bepaald op basis van het geboorteland van de adolescent of door te kijken naar dat van één van hun ouders, of van beide grootouders van één kant van de familie. De i4culture studie bestond uit een algemene bevolkingsgroep en een klinische groep. De huidige studie richtte zich op de algemene bevolkingsgroep. Voor deze groep waren 2156 adolescenten benaderd, waarvan uiteindelijk 989 adolescenten zijn geïncludeerd in de huidige studie (45.9%). De overige adolescenten die interesse toonden in deelname zijn uitgevallen doordat zij de vragenlijst niet hadden ingevuld. Ongeveer 81% van de geïncludeerde adolescenten behoorde tot een etnische minderheid in Nederland.

Steekproef

Voor de huidige studie is een subsample van de i4culture onderzoeksgroep gebruikt. Van de huidige 989 respondenten werden 647 adolescenten geïncludeerd in de studie. Alleen de adolescenten met een Marokkaanse, Turkse, Surinaams en Antilliaanse achtergrond werden meegenomen in het onderzoek. Dit heeft geresulteerd in een studie met N=647 adolescenten met een leeftijd tussen de vijftien en 24 jaar en met een Marokkaanse, Turkse, Surinaamse en Antilliaanse achtergrond. Het was van belang dat de data van de geïncludeerde deelnemers op alle relevante variabelen compleet waren. De relevante variabelen waren

(11)

11 agressiviteit, cannabisgebruik in de afgelopen twaalf maanden en religiositeit. Deze criteria hebben geresulteerd in een onderzoeksgroep die bestond uit N=637 adolescenten met van origine een Marokkaanse (n=211), Turkse (n=106), Surinaamse (n=211) of Antilliaanse (n=109) achtergrond. Tien adolescenten werden niet meegenomen in het onderzoek, omdat zij een missende waarde hadden op de variabele ‘cannabisgebruik in het afgelopen jaar’. De 637 participanten hadden een gemiddelde leeftijd van 19.31 jaar (SD=2.59, 46.0% man). De meest voorkomende hoogst afgeronde opleiding bij de adolescenten was het MBO (51.0%), gevolgd door het WO (26.1%), de havo of het VWO (17.8%) en ten slotte het praktijkonderwijs of geen onderwijs (5.0%). De grootste religieuze groep was de Islam (50.5%). Hierna volgde het atheïsme (16.5%), het katholicisme (14.8%) en het protestantisme (9.3%). De kleinste groepen waren het boeddhisme (0.2%), het hindoeïsme (2.2%) en participanten die aangaven ergens anders in te geloven (6.6%).

Procedure

Het betreft een bevolkingsonderzoek waarbij de jongeren zijn geworven op middelbare scholen, universiteiten, jongerenorganisaties, op straat en door het netwerk van de geworven respondenten in te zetten. Informed consent is verkregen van alle respondenten nadat het doel en de aard van het onderzoek was uitgelegd.

Wanneer de jongeren werden geworven op scholen, vond het afnemen van de vragenlijsten meestal ook op school plaats. Anderen kregen bij blijk van interesse een online vragenlijst. Wanneer zij na een week geen respons gaven, werden ze door middel van een telefoontje of mail herinnerd. Wanneer de vragenlijst was ingevuld door de jongeren, ontvingen zij een cadeaukaart. Anonimiteit van de respondenten werd gewaarborgd door de namen te scheiden van de vragenlijsten. De vertrouwelijkheid werd gewaarborgd doordat alleen de onderzoekers toegang hadden tot de vragenlijsten. I4culture is goedgekeurd door de ethische commissie van de Universiteit van Amsterdam.

(12)

12

Meetinstrumenten

Agressie werd bij deelnemers met een leeftijd tussen de vijftien en achttien jaar

gemeten met de subschaal Aggressive behavior van de Youth Self Report (YSR; Achenbach, 1991). Deze subschaal bestond uit zeventien items die betrekking hadden op gedragingen van de afgelopen zes maanden. Alle items werden gescoord op een 3-puntsschaal. Bij adolescenten met een leeftijd tussen de achttien en 24 jaar werd agressie gemeten met de subschaal Aggressive behavior van de Adult Self Report (ASR; Achenbach, 1991). Deze subschaal bestond uit zeventien items die betrekking hadden op gedragingen van de afgelopen zes maanden. Alle items werden gescoord op een 3-puntsschaal. In totaal kwamen negen items van de YSR overeen met die van de ASR. In Tabel 1 is een overzicht van de overlappende items weergegeven. De Cronbach’s alfa van de negen items van de YSR was .74. De negen items van de ASR hadden een Cronbach’s alfa van .70. Vervolgens vormden de overlappende negen items een nieuwe schaal met een Cronbach’s alfa van .72. Door de items samen te voegen tot een schaal kon agressie bij beide leeftijdscategorieën op dezelfde manier worden gemeten.

Cannabisgebruik werd gemeten met het item ‘hoe vaak heb je wiet of hasj gebruikt in

de laatste twaalf maanden?’ Vervolgens is dit geoperationaliseerd in de variabele ‘incidenteel cannabisgebruik’, met antwoordmogelijkheden ‘nee’ (0) en ‘ja’ (1). Indien een adolescent een cannabisgebruiker was in het afgelopen jaar, werd ook bekeken of hij een regelmatige cannabisgebruiker was door de variabele ‘regelmatig cannabisgebruik’ te maken. De antwoordmogelijkheden liepen van nul tot aan 40 keer. Indien een adolescent rapporteerde vijf keer of meer cannabis te hebben gebruikt, werd zijn antwoord gecodeerd als ‘ja’ (1). Indien een adolescent minder dan vijf keer cannabis heeft gebruikt, werd zijn antwoord gecodeerd als ‘nee’ (0).

(13)

13

Religiositeit bestond uit twee maten: de mate van religiositeit en het hebben van een

religie met voorschriften. De mate van religiositeit werd gemeten aan de hand van twee items. De eerste vraag was ‘ben je gelovig’ en had als antwoordmogelijkheden ‘nee, niet gelovig’ of ‘ja, <<vink specifieke religie aan>>’. Vervolgens werd de mate van religiositeit gemeten met het item ‘In hoeverre leef je volgens de leefregels van je geloof?’. Dit kon worden gescoord op een 5-puntsschaal met de volgende antwoordmogelijkheden; (bijna) niet, zelden, soms, meestal en (bijna) altijd. De twee items met betrekking tot het gelovig zijn en leven volgens de leefregels werden samengevoegd tot de variabele Mate van religiositeit, met drie categorieën: niet religieuze adolescenten, matig religieuze adolescenten en sterk religieuze adolescenten. Een adolescent behoorde tot de eerste categorie als het eerste item was beantwoord met niet gelovig. De tweede categorie bestond uit adolescenten die bij het eerste item hadden aangegeven wel gelovig te zijn, maar bij het tweede item hadden aangegeven niet, zelden of soms volgens de leefregels te leven. De derde categorie bestond uit adolescenten die bij het eerste item ook hadden aangegeven gelovig te zijn en bij het tweede item hadden aangegeven meestal of (bijna) altijd volgens de leefregels te leven. Voor de tweede maat ‘religie met voorschriften’ werd gekeken of een religie duidelijke voorschriften ten opzichte van middelengebruik had. Hierbij is gekeken of de voorschriften duidelijk en expliciet in het heilige boek opgenomen zijn. De enige religie die duidelijke voorschriften had, was de Islam. Adolescenten met een islamitische achtergrond behoorden tot de groep ‘wel voorschriften’ en werden gecodeerd als (1). Adolescenten die geen islamitische achtergrond hadden, behoorden tot de groep ‘geen voorschriften’ en werden gecodeerd als (0).

Tabel 1. Geïncludeerde vragen van de YSR en ASR SR vragenlijst

(14)

14 SR02 Ik ben gemeen tegen anderen

SR03 Ik vecht veel

SR04 Ik val mensen lichamelijk aan SR05 Ik gil of schreeuw veel

SR06 Ik ben koppig, stuurs of prikkelbaar

SR07 Mijn stemmingen of gevoelens veranderen plotseling SR08 Ik ben snel driftig

SR09 Ik dreig mensen om hun pijn te doen

Data-analyse

Voor de data-analyse is gebruik gemaakt van het programma IBM SPSS Statistics versie 22. Eerst werden de beschrijvende statistieken van de variabelen agressief gedrag, cannabisgebruik en religiositeit bekeken. Vervolgens is gekeken naar de Pearson en Spearman correlaties tussen de drie variabelen.

Om het verband tussen agressiviteit en cannabisgebruik te toetsen, werden twee logistische regressieanalyses uitgevoerd. Hierbij was agressiviteit in beide logistische regressieanalyses de onafhankelijke variabele. In de eerste regressieanalyse was de variabele ‘incidenteel cannabisgebruik’ de afhankelijke variabele. Vervolgens werd de subgroep die het afgelopen jaar cannabis had gebruikt, geselecteerd voor de tweede regressieanalyse. In de tweede regressieanalyse was ‘regelmatig cannabisgebruik’ de afhankelijke variabele.

Om het verband tussen de mate van religiositeit en cannabisgebruik te toetsen, werden ook hier twee logistische regressieanalyses uitgevoerd. Hier werd dezelfde procedure als bij het verband tussen agressiviteit en cannabisgebruik uitgevoerd. Bij de eerste logistische regressieanalyse was de mate van religiositeit echter de onafhankelijke variabele. Bij de tweede logistische regressieanalyse was het hebben van voorschriften de afhankelijke variabele.

(15)

15 Om het modererende effect van de mate van religiositeit op het verband tussen agressief gedrag en cannabisgebruik te toetsen, werd ook hier een logistische regressieanalyse uitgevoerd. Hierbij waren agressief gedrag en de mate van religiositeit de onafhankelijke variabelen. Cannabisgebruik was hierbij de afhankelijke variabele. Eerst is een dummy variabele aangemaakt voor de mate van religiositeit. De referentiecategorie hierbij waren adolescenten die niet religieus waren. Hier werden zowel de hoofdeffecten als interactietermen voor agressief gedrag en de mate van religiositeit meegenomen. Deze procedure is eerst uitgevoerd om ‘incidenteel cannabisgebruik’ in het afgelopen jaar te verklaren en vervolgens uitgevoerd om ‘regelmatig cannabisgebruik’ in het afgelopen jaar te verklaren.

Ten slotte werd door middel van een logistische regressieanalyse onderzocht of het hebben van een religie met voorschriften een modererend effect had op het verband tussen agressief gedrag en cannabisgebruik. Hierbij waren agressief gedrag en een religie met voorschriften de onafhankelijke variabelen. Cannabisgebruik was de afhankelijke variabele. De referentiecategorie hierbij waren religies met geen voorschriften. Zowel de hoofdeffecten als interactietermen voor agressief gedrag en een religie met voorschriften werden meegenomen. Deze procedure werd eerst uitgevoerd om ‘incidenteel cannabisgebruik’ in het afgelopen jaar te verklaren en vervolgens uitgevoerd om ‘regelmatig cannabisgebruik’ in het afgelopen jaar te verklaren.

Tevens zijn geslacht en leeftijd in het onderzoek opgenomen als controlevariabelen, omdat in voorgaand onderzoek werd verondersteld dat beide de relatie tussen agressiviteit, religiositeit en cannabisgebruik kunnen verklaren (Baker & Yardly, 2002; Galbraith & Connor, 2015). Het significantieniveau dat werd gehanteerd voor alle analyses, was p≤. 05.

Voordat de logistische regressieanalyses werden uitgevoerd, werd eerst gecontroleerd of de dataset voldeed aan de assumpties van een logistische regressieanalyse.

(16)

16

Resultaten

In Tabel 2 worden de beschrijvende statistieken weergegeven. Het gemiddelde van agressie was 1.28 (SD=.029, range 1.00-3.00). Uit de tabel valt verder af te lezen dat de meerderheid van adolescenten de afgelopen maanden nooit cannabis gebruikt heeft (76.6%). De grote meerderheid van de respondenten heeft aangegeven sterk religieus te zijn (49.2%). Tabel 2. Beschrijvende statistieken agressie, cannabisgebruik en religiositeit

N % M SD 637 Agressie 1.28 .029 Cannabisgebruik Nooit 487 76.5 Onregelmatig 62 9.7 Regelmatig 88 13.8 Religiositeit Mate religiositeit Niet 100 15.7 Matig 225 35.3 Sterk Voorschriften Geen Wel 312 315 322 49.0 49.5 50.5

In Tabel 3 worden de correlaties tussen de covariaten, agressie, religiositeit en cannabisgebruik weergegeven. Uit Tabel 3 komt naar voren dat geslacht positief samenhing met agressie en religiositeit. Dit betekent dat vrouwen meer agressief gedrag rapporteerden en vaker aangaven gelovig te zijn dan mannen. Er was echter een negatief verband tussen geslacht en regelmatig cannabisgebruik. Dit betekent dat mannen vaker regelmatig cannabisgebruik rapporteerden dan vrouwen. Ook was sprake van een negatieve samenhang

(17)

17 tussen leeftijd en agressie en leeftijd en religiositeit. Dit betekent dat wanneer de leeftijd binnen de onderzoeksgroep toenam de mate van agressie en religiositeit afnam. Hiernaast was sprake van een positief verband tussen leeftijd en incidenteel cannabisgebruik. Dit betekent dat wanneer de leeftijd binnen de onderzoeksgroep toenam het incidentele cannabisgebruik ook toenam. Op basis van deze gegevens, werden leeftijd en geslacht meegenomen als covariaten. Ten slotte waren de correlaties tussen agressie, religiositeit en cannabisgebruik in de verwachte richtingen. Opvallend is dat er geen sprake was van een significant verband tussen regelmatig cannabisgebruik en agressie. Ook was er geen significant verband tussen voorschriften en regelmatig cannabisgebruik.

Tabel 3. Correlaties tussen covariaten, agressie, religiositeit en cannabisgebruik

1 2 3 4 5 6 7

1. Geslacht (0=man, 1=vrouw)

2. Leeftijd -.020 3. Agressie .203** -.104** 4. Mate religiositeit .116* -.112* -.115* 5. Voorschriften .001 -.082* -.123** .556** 6. Incidenteel cannabisgebruik (0=nooit, 1=ooit) -.074 .125 ** .186** -.381** .265** 7. Regelmatig cannabisgebruik (0=onregelmatig,1=regelmatig) .289 ** .058 .117 .070 -.070

Noot: * = correlatie is significant bij 0.05 niveau (2-zijdig).

** = correlatie is significant bij 0.01 niveau (2-zijdig).

De samenhang tussen agressie en cannabisgebruik

Voordat de logistische regressieanalyses konden worden uitgevoerd, werd gecontroleerd of de data voldeden aan de assumpties van een logistische regressieanalyse. De data bestonden uit dichotome afhankelijke variabelen, categorische en interval onafhankelijke variabelen, er was sprake van een theoretisch causaal verband en er was geen sprake van

(18)

18 multicollineariteit. Ook was het model lineair. Dit alles droeg bij aan het voldoen van de data aan de assumpties van een logistische regressieanalyse.

Vervolgens werd door middel van The Hosmer-Lemeshow goodness of fit test for

logistic regression gecontroleerd of de data niet conflicteerden met de assumpties van een

logistische regressieanalyse. Dit was een onderdeel van de toetsen en werd bij alle modellen toegepast. Uit de test is naar voren gekomen dat er bij alle modellen, zowel met incidenteel als regelmatig gebruik als afhankelijke variabele, sprake was van een goede goodness of fit. Dit betekent dat de data voldeden aan de assumpties.

Vervolgens werd onderzocht of er sprake was van een verband tussen agressief gedrag en cannabisgebruik, waarbij gecorrigeerd werd voor leeftijd en geslacht. Ten eerste werd dit verband onderzocht voor agressie en incidenteel cannabisgebruik, in de totale steekproef (N=637). Uit Tabel 4 komt naar voren dat er sprake bleek te zijn van een significant verband tussen agressie en incidenteel cannabisgebruik (OR=5.987, 95% BI=3.151-11.376, p < .05). Dit betekent dat adolescenten die agressie rapporteerden, vaker aangeven cannabis te hebben gebruikt in het afgelopen jaar dan adolescenten die minder agressie rapporteerden. De verklaarde variantie van dit model was echter zwak (R2=.098). Vervolgens werd in de groep die het afgelopen jaar gebruik heeft gemaakt van cannabis (N=150), onderzocht of er een verband bestond tussen agressie en regelmatig cannabisgebruik. Ook hier bleek sprake te zijn van een significant verband tussen agressie en regelmatig cannabisgebruik in het afgelopen jaar (OR=5.682, 95% BI= 1.681-19.203, p < .05). Dit houdt in dat adolescenten die meer agressie rapporteerden vaker tot de regelmatige cannabisgebruikers behoorden dan adolescenten die minder agressie rapporteerden. De verklaarde variantie van dit model was echter zwak (R2=.187).

Tabel 4. Logistische regressieanalyse agressie en cannabisgebruik

Model 1 OR 95% BI Nagelkerke (R2)

(19)

19 Cannabisgebruik Geslacht .610* .415 .898 .098 Leeftijd 1.137* 1.057 1.223 .098 Regelmatig cannabisgebruik Agressie 5.682 * 1.681 19.203 .187 Geslacht .227* .108 .477 .187 Leeftijd .111 .957 1.289 .187

Noot: * = correlatie is significant bij 0.05 niveau (2-zijdig).

De samenhang tussen religiositeit en cannabisgebruik

Ten tweede werd onderzocht of er een verband bestond tussen cannabisgebruik en religiositeit. Ten eerste werd dit verband onderzocht voor de mate van religiositeit en incidenteel cannabisgebruik, in de totale steekproef (N=637). In Tabel 5 is te zien dat er sprake was van een significant verband tussen mate van religiositeit en incidenteel cannabisgebruik. Incidenteel cannabisgebruik kwam minder vaak voor onder matig religieuze adolescenten (OR=.365, 95% BI=.223-.598, p < .05) en sterk religieuze adolescenten (OR=.087, 95% BI=.050-.152 p < .05) dan onder niet religieuze adolescenten. De verklaarde variantie van dit model was zwak (R2=.217). Vervolgens werd binnen de groep die het afgelopen jaar cannabis heeft gebruikt, onderzocht of er sprake was van een verband tussen de mate van religiositeit en regelmatig cannabisgebruik (N=150). In Tabel 5 is te zien dat er sprake was van een significant verband tussen mate van religiositeit en regelmatig cannabisgebruik. Adolescenten die matig gelovig waren rapporteerden in vergelijking met niet gelovige adolescenten vaker regelmatig cannabisgebruik (OR= 2.638, 95% BI= 1.197-5.185, p < .05). De verklaarde variantie was echter zwak (R2=.171).

Ook werd onderzocht of er een verband bestond tussen het hebben van een religie met voorschriften die betrekking hebben op het gebruik van middelen en cannabisgebruik. Ten eerste werd dit verband onderzocht voor incidenteel cannabisgebruik, in de totale steekproef (N=637). Uit de analyse komt naar voren dat een significant verband bestond tussen het hebben van een religie met voorschriften en incidenteel cannabisgebruik (OR=.270, 95% BI=

(20)

20 .180-.406, p < .05). Dit betekent dat adolescenten die een geloof hadden met voorschriften minder vaak cannabisgebruik rapporteerden dan adolescenten die geen religie hadden met voorschriften. De verklaarde variantie was zwak (R2=.126) Vervolgens werd binnen de groep die het afgelopen jaar cannabis had gebruikt, onderzocht of er sprake was van een verband tussen een religie met voorschriften en regelmatig cannabisgebruik (N=150). Hier is naar voren gekomen dat er geen sprake was van een significant verband (OR=1.280, 95% BI= .581-2.819, p > .05). Dit betekent dat regelmatig cannabisgebruik niet vaker voorkomt of minder vaak voorkomt onder adolescenten die een religie met voorschriften ten opzichte van middelengebruik aanhangen dan bij adolescenten die een religie zonder voorschriften aanhangen of niet religieus zijn. De verklaarde variantie was zwak (R2=.119)

Tabel 5. Logistische regressieanalyse religiositeit en cannabisgebruik

Model 2 OR 95% BI Nagelkerke (R2)

Incidenteel

cannabisgebruik Mate religiositeit Niet (RC) Matig Sterk .365 * .087* .223 .598 .050 .152 .217 .217 Leeftijd 1.076 .996 1.162 .217 Geslacht .880 .589 1.316 .217 Regelmatig

cannabisgebruik Mate religiositeit Niet (RC) Matig Sterk 2.638 * 1.091 1.197 5.815 .420 2.837 .171 .171 Leeftijd 1.089 .942 1.259 .171 Geslacht .292* .145 .588 .171 Model 2 Cannabisgebruik Voorschriften Geen (RC) Wel .270* .180 .406 .126 Leeftijd 1.092* 1.015 1.174 .126 Geslacht .693 .472 1.016 .126 Regelmatig

cannabisgebruik Voorschriften Geen (RC)

Wel 1.280 .581 2.819 .119

Leeftijd 1.071 .929 1.235 .119

Geslacht .304* .153 .603 .119

(21)

21 RC = referentie categorie

Religiositeit als moderator voor het verband tussen agressie en cannabisgebruik

Ten slotte is onderzocht of de mate van religiositeit het verband tussen agressie en cannabisgebruik modereerde. Ten eerste is dit verband onderzocht voor incidenteel cannabisgebruik, in de totale steekproef (N=637). De resultaten in Tabel 6 tonen aan dat het interactie-effect niet significant was. Dit betekent dat er geen verschillen bestonden in de samenhang tussen agressie en incidenteel cannabisgebruik tussen matig of sterk religieuze adolescenten ten opzichte van niet religieuze adolescenten. Er was wel sprake van een trend, het verband tussen agressie en incidenteel cannabisgebruik was op trendniveau zwakker bij adolescenten die matig religieus waren dan bij adolescenten die niet religieus waren (OR=.137, 95% BI=.018-1.016, p > .05).

Vervolgens is in de groep die cannabis gebruikt, onderzocht of de mate van religiositeit een moderator was voor het verband tussen agressie en regelmatig gebruik van cannabis (N=150). De interactie-effecten waren niet significant. Dit betekent dat geen verschillen bestonden in samenhang tussen agressie en regelmatig cannabisgebruik tussen matig of sterk religieuze adolescenten en niet religieuze adolescenten (OR=1.400, 95% BI=.085-23.104, p > .05). Ook bestonden er geen verschillen in samenhang tussen sterk religieuze adolescenten en niet religieuze adolescenten (OR=.578, 95% BI=.027-12.929, p > .05).

Daarnaast is bekeken of het aanhangen van een religie met voorschriften tegen middelengebruik het verband tussen agressie en cannabisgebruik modereerde. Ten eerste is dit onderzocht voor incidenteel cannabisgebruik, in de totale steekproef (N=637). Tabel 7 toont aan dat het interactie-effect van het hebben van voorschriften significant was (OR=.261, 95% BI=.068-1.000, p < .05). Het verband tussen agressie en incidenteel cannabisgebruik was bij adolescenten met een religie met voorschriften minder sterk dan bij adolescenten met een

(22)

22 religie die geen voorschriften hadden. De verklaarde variantie van dit model was echter zwak (R2=.188). Vervolgens is in de groep die cannabis gebruikt, onderzocht of het hebben van voorschriften het verband tussen agressie en regelmatig cannabisgebruik modereerde (N=150). Er was geen sprake van een significant interactie-effect (OR=3.600, 95% BI=.325-39.912, p > .05). Dit betekent dat het verband tussen agressie en regelmatig cannabisgebruik even sterk was voor adolescenten die een religie hadden met voorschriften en adolescenten die een religie hadden zonder voorschriften of die niet religieus waren. De verklaarde variantie was zwak (R2=.196)

Tabel 6. Hoofdeffecten en interactie-effecten van agressie en religiositeit (mate) van de

logistische regressieanalyse in relatie tot cannabisgebruik

Model 3 OR 95% BI Nagelkerke (R2) Incidenteel Cannabisgebruik Agressie 15.949 * 2.603 97.726 .279 Mate religiositeit Niet (RC) Matig Sterk 4.143 .065 .319 53.813 .004 1.216 .279 .279 Agressie*mate religiositeit Niet (RC) Matig Sterk .137 1.131 .018 1.016 .121 10.572 .279 .279 Leeftijd 1.099* 1.013 1.191 .279 Geslacht .737 .484 1.122 .279 Regelmatig cannabisgebruik Agressie 6.109 .815 45.770 .242 Mate religiositeit Niet (RC) Matig Sterk 1.660 2.064 .037 74.358 .026 161.551 .242 .242 Agressie*mate religiositeit Niet (RC) Matig Sterk 1.400 .578 .085 23.104 .027 12.929 .242 .242

(23)

23

Leeftijd 1.131 .972 1.317 .242

Geslacht .219 .102 .470 .242

Noot: * = correlatie is significant bij 0.05 niveau (2-zijdig).

RC = referentie categorie

Tabel 7. Hoofdeffecten en interactie-effecten van agressie en religiositeit (voorschriften) van

de logistische regressieanalyse in relatie tot cannabisgebruik

Model 3 OR 95% BI Nagelkerke (R2) Incidenteel cannabisgebruik Agressie 12.797 * 4.316 37.945 .189 Voorschriften Geen (RC) Wel 21.347* 3.293 138.386 .188 Agressie*Voorschriften Geen (RC) Wel .261* .068 1.000 .188 Leeftijd 1.118* 1.037 1.206 .188 Geslacht .606* .407 .903 .188 Regelmatig cannabisgebruik Agressie 2.483 .366 16.829 .196 Voorschriften Geen (RC) Wel 2.483 .366 16.829 .196 Agressie*Voorschriften Geen (RC) Wel 3.600 .325 39.912 .196 Leeftijd 1.107 .953 1.286 .196 Geslacht .222* .105 .471 .196

Noot: * = correlatie is significant bij 0.05 niveau (2-zijdig).

RC = referentie categorie

Discussie

De huidige studie onderzocht het verband tussen agressie, religiositeit en cannabisgebruik bij Nederlandse adolescenten met een migratieachtergrond, en of er verschillen bestonden in samenhang bij verschillende mate van religiositeit bij adolescenten

(24)

24 met een migratieachtergrond. De resultaten zijn verkregen met cross-sectionele gegevens van het i4culture onderzoek.

Uit de resultaten van dit onderzoek kwam naar voren dat een deel van de hypotheses bevestigd konden worden. Zoals verwacht bestond er een significant verband tussen agressief gedrag en cannabisgebruik. Dit verband bestond voor zowel incidenteel als regelmatig cannabisgebruik. Naarmate adolescenten meer agressief gedrag rapporteerden, rapporteerden ze ook vaker incidenteel en regelmatig cannabisgebruik. Eerder onderzoek toonde aan dat er een verband bestond tussen agressief gedrag en cannabisgebruik bij adolescenten met een westerse achtergrond (Adalf et al., 2006; Brook et al., 2011; Hoaken en Stewart, 2003; Oetting & Beauvais, 1987). Huidig onderzoek toont aan dat dit verband ook aanwezig is bij adolescenten met een migratieachtergrond. Dit was in eerder onderzoek nog niet bewezen. Vervolgens bevestigde huidig onderzoek dat de mate van religiositeit samenhangt met incidenteel cannabisgebruik. Adolescenten die matig religieus of sterk religieus waren, rapporteerden minder vaak incidenteel cannabisgebruik dan adolescenten die niet religieus waren. Dit sluit aan bij de sociale bindingstheorie. Bovendien rapporteerden adolescenten die een religie hadden met voorschriften minder vaak incidenteel cannabisgebruik dan adolescenten die geen religie hadden met voorschriften. Dit sluit aan bij de ascetische

leefstijlhypothese die stelde dat het hebben van een religie met voorschriften leidt tot minder

cannabisgebruik (Mischel, 1987; Pauwels, 2017).

Opvallend aan de resultaten is dat verbanden die gevonden worden, alleen aanwezig zijn bij incidenteel cannabisgebruik. Bij regelmatig cannabisgebruik worden nauwelijks verbanden gevonden. Het verband dat wordt gevonden, is een tegengesteld verband. Matig religieuze adolescenten rapporteerden namelijk meer cannabisgebruik dan niet religieuze adolescenten. Een verklaring voor het niet aanwezig zijn van verbanden en het tegengesteld verband kan zijn dat deze adolescenten door het regelmatig gebruik van cannabis lakser

(25)

25 omgaan met voorschriften en restrictieve religieuze normen. Een verklaring zou kunnen zijn dat deze adolescenten de gedachtegang hebben dat wanneer zij eenmaal beginnen aan het gebruiken van cannabis, zij al zo erg tegen de normen en waarden van het geloof in zijn gegaan dat zij het nut van het stoppen met cannabisgebruik niet meer inzien (Pauwels, 2017). Ook kan het zijn dat deze adolescenten te kampen hebben met identiteitsproblemen of acculturatieproblemen en cannabis gaan gebruiken zodat ze om kunnen gaan met deze onzekerheden en problemen. Het gebruik van cannabis fungeert hier dan als een copingsmechanisme (Ulmer et al., 2012)

Ten slotte kwam uit de resultaten van de huidige studie naar voren dat de Strong

Situation Hypothesis deels aangenomen kon worden (Mischel, 1977). De mate van religie was

geen moderator voor het verband tussen agressie en cannabisgebruik. Het hebben van een religie met voorschriften bleek echter wel een moderator te zijn voor het verband tussen agressief gedrag en cannabisgebruik. Het verband tussen agressief gedrag en incidenteel cannabisgebruik bij adolescenten met een islamitische achtergrond is minder sterk dan bij adolescenten die een religie zonder voorschriften ten opzichte van middelengebruik aanhangen of die niet religieus zijn. Het lijkt niet de mate van religiositeit te zijn die het verband tussen agressief gedrag en cannabisgebruik modereert, maar het hebben van een religie met voorschriften. Een verklaring hiervoor kan zijn dat de duidelijkheid die door voorschriften geboden worden bepalender is dan de mate waarin iemand religieus is (Pauwels, 2017).

De resultaten dienen echter met voorzichtigheid te worden geïnterpreteerd, omdat rekening gehouden moet worden met enkele beperkingen van deze studie. De studie is van cross-sectionele aard, wat inhoudt dat er sprake is van een momentopname. Er kunnen daarom geen uitspraken gedaan worden over causaliteit. Daarnaast is er sprake geweest van zelf-rapportage. Adolescenten hebben zichzelf gescoord op agressief gedrag, mate van

(26)

26 cannabisgebruik en religiositeit. Dit kan geleid hebben tot sociaal wenselijk antwoorden wat de resultaten beïnvloed kan hebben. Ten slotte kan de gehanteerde definitie van voorschriften de resultaten beïnvloed hebben. De definitie die in dit onderzoek gehanteerd zijn, is dat de voorschriften duidelijk en expliciet in het heilige boek opgenomen zijn. Wanneer de definitie gebruikt wordt waarbij ook impliciete voorschriften meegenomen worden, zullen de groepen anders verdeeld worden waardoor de resultaten er anders zullen uitzien.

Concluderend kan met voorzichtigheid worden gesteld dat op basis van dit onderzoek een significant verband bestaat tussen agressie en incidenteel en regelmatig cannabisgebruik voor adolescenten met een migratieachtergrond. Ook kan er met voorzichtigheid gesteld worden dat incidenteel cannabisgebruik minder vaak voorkomt bij matig en sterk religieuze adolescenten dan bij niet religieuze adolescenten. Daarnaast is er een significant verband tussen matig religieuze en sterk religieuze adolescenten en incidenteel cannabisgebruik wanneer zij vergeleken worden met niet religieuze adolescenten. Bovendien komt incidenteel cannabisgebruik minder vaak voor bij adolescenten die een religie met voorschriften hebben dan bij adolescenten die geen religie met voorschriften hebben. Het lijkt niet de mate van religiositeit te zijn die het verband tussen agressief gedrag en cannabisgebruik modereert, maar het hebben van een religie met voorschriften. Ook toont huidig onderzoek aan dat het hebben van voorschriften alleen een protectieve factor is indien er nog geen sprake is van regelmatig cannabisgebruik. Deze bevindingen brengen praktische implicaties met zich mee. Interventies kunnen cultuur sensitiever worden door tijdens behandelingen in te spelen op de voorschriften van religies. Zo kan het bewustzijn met betrekking tot heersende voorschriften van adolescenten met een islamitische achtergrond middels psycho-educatie vergroot worden. Bovendien is het op tijd ingrijpen van belang. Huidige bevindingen tonen namelijk aan dat het hebben van voorschriften alleen een protectieve factor is wanneer er geen sprake is van regelmatig cannabisgebruik. Vroege identificatie kan cannabisgebruik voorkomen. Er blijkt

(27)

27 namelijk een verband te bestaan tussen agressie en cannabisgebruik en agressie blijkt een risicofactor voor cannabisgebruik te zijn. Er kan met voorzichtigheid gesteld worden dat adolescenten die agressief zijn, meer kans lopen op cannabisgebruik. Vroege identificatie aan de hand van de aanwezigheid van agressie kan ingezet worden om cannabisgebruik te voorkomen.

Voor vervolgonderzoek is het interessant om verder onderzoek te verrichten naar adolescenten met een migrantenachtergrond en regelmatig cannabisgebruik, zodat duidelijk wordt wat ten grondslag ligt aan het regelmatig cannabisgebruik van deze adolescenten. Huidig onderzoek toont immers aan dat matig religieuze adolescenten meer regelmatig cannabisgebruik hebben dan adolescenten die niet religieus zijn. Het is interessant om te onderzoeken wat hier de oorzaken van zijn zodat interventies hierop kunnen inspelen.

(28)

28

Referentielijst

Achenbach, T. M. (1991). Manual for the Youth Self-Report and 1991 profile. Burlington: University of Vermont.

Adalf, E. M., Korf, D. J., Harrison, L., & Erikcson, P. (2006). Cross-national differences in drugs and violences among adolescents: Preliminary findings of the DAVI study. The

Journal of Drug Issues, 36(3), 597-617. doi:10.1177/002204260603600305

Baker, J. R. & Yardley, J. K. (2002). Moderating effect of gender on the relationship between sensation seeking-impulsivity and substance use in adolescents. Journal of Child &

Adolescent Substance Abuse, 12(1), 27-42. doi:10.1300/J029v12n01_02

Bahr, S. J., & Hoffmann, J. P. (2008). Religiosity, peers, and adolescent drug use. The

Journal of Drug Issues, 38(3), 743-769. doi:10.1177/002204260803800305

Brook, D., Brook, J. S., Rubenstone, E., Zhang, C., & Saar, S. S. (2011). Developmental associations between externalizing behaviors, peer delinquency, drug use, perceived neighborhood crime, and violent behavior in urban communities. Aggressive Behavior,

37(4), 349-361. doi:10.1002/ab.20397

CBS, 2016. Afbakening generaties met migratieachtergrond. Verkregen op 2 april, 2018, van

https://www.cbs.nl/nl-nl/achtergrond/2016/47/afbakening-generaties-met-migratieachtergrond

Cooper, W. H. & Whithey, M. J. (2009). The Strong Situation Hypothesis. Personality and

Social Psychology Review, 13(1), 62-72. doi:10.1177/1088868308329378

Delforterie, M. J., Huizink, A. C., & Creemers, H. E. (2014). Recent cannabis use among adolescent and young adult immigrants in the Netherlands: The roles of acculturation strategy and linguistic acculturation, 136(1), 79-84. doi:10.1016/j.drugalcdep.2013.12.014

(29)

29 sensation seeking and substance use for college-aged individuals. Psychology of

Addictive Behaviors, 29(1), 168-175. doi:10.1037/adb0000037

Hirshi, T., & Stark, R. (1969). Hellfire and delinquency. Social Problems, 17(2), 202-213. doi:10.2307/799866

Hoaken, P. N. S., & Stewart, S. H. (2003). Drugs of abuse and the elicitation of human aggressive behavior. Addicitve Behaviors, 28(9), 1533-1554.

doi:10.1016/j.addbeh.2003.08.033

Jester, J. M., Joel, T. N., Buu, A., Puttler, L. I., Glass, J. M., Heitzeg, M. M, Fitzgerald, H. E., & Zucker, R. A. (2008). Trajectories of childhood agression and inattention/hyperactivity: Differential effects on substance abuse in adolescence. Child

Behavior and Adolescent Drug Abuse, 47(10), 1158-1165.

doi:0.1097/CHI.0b013e3181825a4e

Kim-Spoon, J., Farley, J. P., Holmes, C., Longo, G. S., Mccullough, M. E. (2013). Processes linking parents’ and adolescents’ regiousness and adolescent substance use: Monitoring and self-control. Journal of Youth Adolescence, 43(5), 747-756. doi:10.1007/s10964-013-9998-1

Lammers, S. M. M., Soe-Agnie, S. E., De Haan, H. A., Bakkum, G. A. M., Pomp, E. R., Nijman, H. J. M. (2014). Tijdschrift voor Psychiatrie, 56(1), 32-29.Verkregen op 15 april, 2018, van http://repository.ubn.ru.nl/bitstream/handle/2066/134393/134393.pdf Mischel, W. (1977). The interaction of person and situation. In Magnusson, D. & Endler,

N. S., Personality at the crossroads: Current issues in interactional psychology (pp. 333-352). Hillsdale, NJ: Erlbaum.

Moscatie, A. & Mezuk, B. (2013). Losing faith and finding religion: Religiosity over the life course and substance use and abuse. Drug and Alcohol Dependence, 136(2), 127-134. doi:10.1016/j.drugalcdep.2013.12.018

(30)

30 Nationale Drugs Monitor (2017). Jaarbericht 2017. Wetenschappelijk onderzoek- en

documentatiecentrum. Verkregen op 22 maart, 2018, van

https://assets.trimbos.nl/docs/f8502344-4a38-4a87-9740-bc408805e2fa.pdf

Oetting, E. R. & Beauvais, F. (1987). Peer cluster theory, socialization characteristics and adolescent drug use: A path analysis. Journal of Counseling Psychology, 34(2), 205-213. doi:10.1037/0022-0167.34.2.205

Pauwels, L. (2017). Jeugddelinquentie, middelengebruik en de veronderstelde rol van religie. Een kwestie van morele gemeenschappen, ascetische levensstijl of schijneffect?

Verkregen op 22 maart, 2018, van https://biblio.ugent.be/publication/8524202/file/8524203

Tomlinson, M. F., Brown, M., & Hoaken, P. N. S. (2003). Recreational drug use and human aggressive behavior: A comprehensive review since 2016. Aggression and Violent

Behavior, 27(3), 9-29. doi:10.1016/j.avb.2016.02.004

Ulmer, J. T., Desmonds, S. A., Jang, S. J., & Johnson, B. R. (2012). Religious involvement and dynamics of marijuana use: Initiation, persistence and desistence. Deviant

Behavior, 33(6), 448-468. doi:10.1080/01639625.2011.636653

Van der Meer-Sanchez, Z., De Oliveira, L. G., & Nappo, S. A. (2008). Reliogisity as a protective factor against the use of drugs. Substance Use & Misuse, 43(10), 1476-1486. doi:10.1080/10826080802183288

Williford, A. P., Brisson, D. , Bender, K. A., Jenson, J. M., Forrest-Bank, S. (2011). Patterns of aggressive behavior and peer victimization from childhood to early adolescence: A latent class analysis. Journal of Youth and Adolescence, 40(6), 644-655. doi:10.1007/s10964-010-9583-9

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Because policy makers always try to manage the problem, rational calculations and cost-benefit analyses on climate change are a way to create a feeling of control and security

De belangrijkste problemen rondom de implementatie van het beleid voor de robuuste verbindingen ‘Sallandse Heuvelrug – Drents Plateau’ en ‘Veluwe – Utrechtse

The findings in these chapters showed that customer attractiveness and supplier satisfaction, a firm’s selection and relational capabilities and the different dimensions of power

The principles of African group-style mediation can be used to positively change the way that divorce and family mediation is practised in South Africa.. 397 / 638

In cases where the boundary represents a difference between ground and non-ground objects, it is straightforward to assign the corresponding points to the polygons by adding a

In this contribution, we present the results of a field experiment that, as a first step, documents the effect of building geometry on the size of aeolian

However, the number of tailored applications for resected NCSLC patients is limited, with as far as we know, only two single-component applications reported: a symptom

In this section we analyze numerically the expected time for a client to retrieve measurements from arbitrary s sensors under various assumptions concerning the size of the network,