AFZETTINGEN WTKG26 (3), 2005 42
Enige
resten
van
(waarschijnlijk) lipvissen
uit het Plioceen
van
Kallo
(België)
W.vander
Brugghen
*Een enkele keer kwam ikrestentegenvan eengroep
been-vissen die vanwege hun
vlezige
verdikte mondrandlipvis-sen
(een
onderdeelvanLabridaefamilie)wordengenoemd.
Het iseengrotegroep vissen dienunog bestaat. Meteenlengte
van minder dan 20 cm,zijn
de meestelipvissen
tamelijk
klein. Degrootstelipvis
Cheilinus undulatus kanechtereen
lengte
van2.30mbereikenen eengewicht
vanmeerdan 150 kilo. De
morfologische
verschillenvandemeerdan 500 soorten hebbente makenmet de
verschei-denheidaan voedsel datze consumeren, zoals: vissen,
wormen, mollusken,
schaaldieren, parasieten (bij
anderevissen), zee-egels,
koraal enplankton.
Veelvormenbe-schikkenover een
gebit
dat bestaat uitkegelvormige,
ovaleenronde tanden. De
kegelvormige
tanden bevindenzichvooraande kakenen
bij bepaalde
soortensteken dekrach-tige
hoektanden zelfs uit de bek. Ditgebit geeft
aandatdeze vissen zich met harde kost
voeden, bijvoorbeeld
schaaldierenenschelpen.
Bovendien hebben deze dieren nog tweetandplaten
in de keelholte(afb. 1). Mijn
eerstevondst betrofeengroot deelvan zo’n
keelplaat (atb. 2).
Aan de
onderzijde
van dezetandplaat
bevinden zichonregelmatige
holten. Hier werdenstellig
devervangende
tanden
aangemaakt.
Afbeelding
3toont een zogoed
alsintacte fossiele
keelplaat
met eenbreedtevan ietsmeerdan 50 mm! Ter
vergelijking
is daarnaasteentandplaat
afgebeeld
van een recentelipvis (afb 4).
Gedurende de
jaren
’80ging
ikregelmatig
op destorthopen
en,zo
mogelijk,
in debouwput
vande havendokwerkenbij
hetdorp
Kallonaarfossielenzoeken.Veruit favorietwaren de
(haaien)tanden
van deHexan-chidae familie. De onderkaaktandenvanHexanchus
gri-seuskunneneenbreedte bereikenvan50mmof ietsmeer.
Ik heberzo’n
tachtig
opgeraapt.Weinig exemplaren zijn
perfect,
maarmethunsomswel 12blauwgekleurde spitsen
endunne
rechthoekige
wortelzijn
het dan weljuwelen.
Tandenvanandere haaien zoals Carcharodon carcharias
(de
wittehaai),
resten vanzeezoogdieren
en zeldzameschelpen gingen natuurlijk
ookmijn
tasin. Om dezefos-sielen in het
omringende
zandgoed
tezien washet vaak‘op
de knieën en maarloeren’.1 Schedelvan eenlipvis metdaarop
aangegevendepositievandekeelplaten.
k=keelplaat, pm=praemaxillare,
d= dentale(voorste deelonderkaak).
Uit Greenwood 1963.
2 Grootdeelvan eenkeelplaat,
26x25mm.
3 Intacte fossielekeelplaat,
breedte iets meerdan 50mm.
AFZETTINGEN WTKG26 (3), 2005 43
De fossiele
objecten
vanafbeelding
5en6 maaktenonder-deel uitvanhetvoorste deelvande
bovenkaak,
de prae-maxillare.Op afbeelding
7azijn
de kaakonderdelenvan delipvis
Tautogolabrus
adspersus
aangegevenenaf-beelding
7b iseentekening
vande hele vis. De maxillareschaniertmetde
praemaxillare,
waardoor de uittweede-len bestaande bovenkaak
bij bepaalde
soortenenigszins
naarvoren
gestuwd
kan worden. Dit mechanisme wordt in de schematischetekening
vandelipvis Epibulus
insi-diator
uitgelegd (afb. 8).
Het gaathier echter om eenextreem
voorbeeld,
datbij
andere
lipvissen
niet voorkomt. Metzijn
forsekegelvor-mige
voortandenbrengt
de visaanhetprooidier
eenflinkeknauw toe. Met de daarachter
liggende
bolle tandenworden,
bijvoorbeeld,
schelp
of schaal verder bewerkt.Door middelvande
uitgestoken mondopening
kan het diergerichter
de zachte weefselsvanhetprooidier
naarbinnenwerken. Gezien degroottevande fossiele
kaakfragmenten
moetende
oorspronkelijke
vissenbehoorlijk
groot geweestzijn.
Naarschatting
60 - 80 cm.Tenslotte de vraag:Zijn
de
besproken
fossieletandplaten
enbovenkaken welaf-komstig
van eenvertegenwoordiger
vande Labridae? Eengrotecollectie schedelsvanrecentevissenzou
hierbij hulp
kunnen
bieden,
maardie heb ik niet. Inmijn
bescheidenbibliotheek is echter wel het boek ‘Fish Skulls’vanW.K.
Gregory
aanwezig.
In dit boek staan honderdenafbeeldingen
van recenteviskoppen
en hungebitten.
Samenmet gegevens uit het boek ‘A
History
of Fishes'vanRH. Greenwood
lijken mij
de fossielenaan eenLabri-daetehebben toebehoord. Andere
mogelijkheden zijn
vertegenwoordigers
van deSparidae (zeebrasems)
endezeewolf
(Anarchichas lupus). Afgaande
op detekeningen
in ‘Fish Skulls’
zijn
erechter verschillentussenhet fossielemateriaalende
gebitten
vanzeebrasems ende zeewolf.Twee
deskundigen
heb ikingeschakeld
omhunmening
tevernemen.
Het
zijn
de heren P.M. Gaemers(Leiden
1987)
enD. Nolf(Brussel
1988).
Beide dachten eerderaandeoverblijfselen
van een
lipvis
danvan een zeebrasem of zeewolf. De intacte
keelplaat
op
afbeelding
3 iseenvondstvan eenBelg
uit Wallonië. Ik heb
natuurlijk geprobeerd
dat stuk vanhemtelossen, maardat is helaas niet
gelukt.
Ik zal hetdus
(voorlopig)
moeten doenmetdetweepraemaxillaren
en de
keelplaat
opafbeelding
2.5 Voorste deel bovenkaak. Denaarboven
gerichtebeenkam isnogenigszins
bewaardgebleven.23x41mm.
6 Voorste deel bovenkaak. Tussen de twee
zichtbare tanden bevinden zich twee
holten. Inééndaarvanziteentand in
aanmaak. 40x38mm.
7a Schedelvandelipvis Tautogolabrus adspersus,lateraal aanzicht, pm=praemaxillare,m=maxillare,
d=dentale(voorstedeelonderkaak).
UitGregory1959.
7b Tekeningvandelipvis Tautogolabrus
adspersus. UitGregory1959.
8 Schematischetekening waarbijwordt
getoondhoebijdelipvis Epibu/um
insidiatorüe kakennaar vorengestoken
kunnen worden.
pm=praemaxillare,m=maxillare,
AFZETTINGEN WTKG26 (3), 2005
44
Geraadpleegdeliteratuur
Gregory,
W.K.,Fish Skulls. EricLundberg,
Florida 1959.Greenwood,
P.H., AHistory
of Fishes. Ernest Benn,London 1963.
*