• No results found

Bosreservaat Smoddebos-Duivelshof; bosstructuur en vegetatie bij aanwijzing tot bosreservaat

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Bosreservaat Smoddebos-Duivelshof; bosstructuur en vegetatie bij aanwijzing tot bosreservaat"

Copied!
53
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)Bosreservaat Smoddebos-Duivelshof.

(2)

(3) Bosreservaat Smoddebos-Duivelshof Bosstructuur en vegetatie bij aanwijzing tot bosreservaat. K.W. van Dort A.P.P.M. Clerkx. Alterra-rapport 752 Alterra, Research Instituut voor de Groene Ruimte, Wageningen, 2003.

(4) REFERAAT Dort, K.W. van & A.P.P.M. Clerkx, 2003. Bosreservaat Smoddebos-Duivelshof. Bosstructuur en vegetatie bij aanwijzing tot bosreservaat. Wageningen, Alterra, Research Instituut voor de Groene Ruimte. AlterraBosreservaat Smoddebos. 53 blz. ; 9 fig.; 5 tab.; 13 ref. Bosreservaat Smoddebos-Duivelshof is in 1997 aangewezen als bosreservaat en geldt als karakteristiek voor het Eiken-Haagbeukenbos. Het bosreservaat bestaat uit twee complexen. Duivelshof is een naar soortensamenstelling gevarieerd bos met zomereik, Amerikaanse eik, grove den, zwarte els en berken. Het zuidelijker gelegen Smoddebos is grotendeels een zomereikenessenbos met een soortenrijke ondergroei. Zomereik is in beide complexen de meest algemene soort, zowel als hoofdboomsoort als in menging. In de kruidlaag domineren soorten van bossen op voedselrijke gronden, vooral in het Smoddebos. Er komen enkele oude boswallen voor met hakhout en bosrelictsoorten, waaronder enkele zeldzame. Trefwoorden: Bosreservaten, bosstructuur, vegetatie, Smoddebos, Duivelshof ISSN 1566-7197. Dit rapport kunt u bestellen door € 20,- over te maken op banknummer 36 70 54 612 ten name van Alterra, Wageningen, onder vermelding van Alterra-rapport 752. Dit bedrag is inclusief BTW en verzendkosten.. © 2003 Alterra, Research Instituut voor de Groene Ruimte, Postbus 47, NL-6700 AA Wageningen. Tel.: (0317) 474700; fax: (0317) 419000; e-mail: info@alterra.nl Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Alterra. Alterra aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen.. Projectnummer 36633.1. [Alterra-rapport 752/JATW/06-2003].

(5) Inhoud Woord vooraf. 7. Samenvatting. 9. 1. Inleiding 1.1 Doelstelling van het bosreservatenonderzoek 1.2 Rapportage. 11 11 11. 2. Algemene karakteristiek van bosreservaat Smoddebos-Duivelshof. 13. 3. Bosstructuur van bosreservaat Smoddebos-Duivelshof 3.1 Bosstructuur in de steekproefcirkels 3.2 Bosstructuur in de kernvlakte. 19 19 20. 4. Vegetatie van bosreservaat Smoddebos-Duivelshof 4.1 Algemeen 4.2 De vegetatie in de steekproefcirkels 4.3 De vegetatie van de kernvlakte 4.4 Potentieel natuurlijke vegetatie 4.5 Bijzondere soorten (incl. oud-bosindicatoren). 23 23 23 26 29 29. 5. Toekomstige ontwikkelingen. 31. Literatuur. 33. Bijlagen 1 Scan van de luchtfoto van bosreservaat Smoddebos 2 Stamtal (N/ha) per soort per steekproefcirkel 3 Grondvlak (m²/ha) per soort per steekproefcirkel 4 Verjonging (N/ha) per soort per steekproefcirkel 5 Dood hout (gemiddeld N/ha) in de begroeiingstypen 6 Kroonprojecties van de vier belangrijkste soorten in de kernvlakte 7 Verjonging in de kernvlakte 8 Vegetatietabel van de reservaat-p.q.’s. 35 37 39 41 43 45 49 51.

(6)

(7) Woord vooraf. In het kader van DWK-programma 320, ‘Bossen in maatschappelijke context’ is in 1998 en 1999 onderzoek verricht in bosreservaat Smoddebos-Duivelshof. Gert van Roekel, Trije Huibers en Wim van Orden verzorgden het uitzetten en inventariseren van het meetnet voor vegetatie en bosstructuur (raaien met steekproefcirkels) en de kernvlakte. De vegetatie werd geïnventariseerd door Bert van Os en Klaas van Dort. Marlies Sanders scande de luchtfoto. Ruut Wegman digitaliseerde de kaarten. Toon Helmink tenslotte droeg zorg voor de database en de digitale fotocamera. Uitwerking en rapportage vond plaats binnen het DWK-programma 381, ‘Functievervulling bos, natuur en landschap’..

(8)

(9) Samenvatting. Bosreservaat Smoddebos-Duivelshof is in 1997 aangewezen als representatief voor een Eiken-Haagbeukenbos. Het reservaat omvat twee boscomplexen. Ten noorden van de Veldmatenweg ligt Duivelshof, een twintigste eeuwse bebossing op heide, deels particulier en deels in eigendom van Natuurmonumenten. De bodem bestaat uit vochtig dekzand op keileem/tertiaire klei. De boomsoortensamenstelling is gevarieerd. In het noordoostelijk deel overheerst grove den, elders bestaat de boomlaag uit zomereik, Amerikaanse eik, ruwe berk, gewone es, zwarte els of beuk, vaak in menging. Wilde kamperfoelie, wilde lijsterbes en hazelaar zijn frequent in de struiklaag. In de rest van het reservaat heeft de kruidlaag meestal een geringe bedekking, maar is wel soortenrijk en bestaat uit soorten van voedselrijke omstandigheden gemengd met vochtindicatoren: witte klaverzuring, gele dovenetel, bosandoorn, framboos, grote muur, groot springzaad, koninginnenkruid, bospaardenstaart, brede stekelvaren en ruwe smele. Plaatselijk domineert braam. Duivelshof geldt als een floristisch niet karakteristiek Kamperfoelierijk EikenHaagbeukenbos. Het zuidelijke deel van het reservaat, het Smoddebos, is in beheer bij Landschap Overijssel (voormalig Stichting Het Overijssels Landschap). Het grootste deel van het Smoddebos ligt op tertiaire klei en keileem. Dit deel van het reservaat bestond vroeger grotendeels uit grasland dat tegen het eind van de negentiende eeuw is ingeplant met eik. Het ligt op rabatten en is omgeven door een oude wal. Hierbinnen ligt de kernvlakte. Gewone es en zomereik domineren de boomlaag. Belangrijke houtige gewassen in de struiklaag zijn hazelaar, gewone es, wilde kamperfoelie, wilde lijsterbes, wilde kardinaalsmuts en tweestijlige meidoorn. De ondergroei is soortenrijk met speenkruid, bosanemoon, boszegge, grote muur, gele dovenetel, muskuskruid, ruwe smele, slanke sleutelbloem en witte klaverzuring. Het Smoddebos geldt als een floristisch karakteristiek Gewoon Eiken-Haagbeukenbos. Op veel plaatsen komt essenverjonging voor. Eik verjongt zich nauwelijks. Het ligt voor de hand dat de huidige boomlaag van zomereik en gewone es op termijn over zal gaan in een boomlaag met gewone es als heersende soort en wellicht hier en daar haagbeuk. Liggend dood hout is schaars en bestaat hoofdzakelijk uit eik. De verwachting is dat het aandeel dood hout met name in het Smoddebos snel zal toenemen want veel eiken zijn er ernstig aangetast door de honingzwam. De voor opname geselecteerde 17 steekproefcirkels liggen in een ruitennet verdeeld over beide bosgebieden. De steekproefcirkels werden, evenals de kernvlakte in het Smoddebos, bemonsterd in mei 1999. Tevens is een luchtfoto van het reservaat gemaakt. De kroonprojectiekaarten van de kernvlakte laten een homogeen bosbeeld zien.. Alterra-rapport 752. 9.

(10)

(11) 1. Inleiding. 1.1. Doelstelling van het bosreservatenonderzoek. In 1978 is door de Minister van Landbouw en Visserij besloten tot de instelling van bosreservaten in Nederland. Bosreservaten zijn geselecteerde bosgebieden waarin geen ander beheer plaatsvindt dan het weren van storende invloeden van buitenaf. De reservaten zijn ingesteld om onderzoek te kunnen doen naar natuurlijke processen in bossen waar geen beheersingrepen meer plaatsvinden. Er is met dit doel een specifiek onderzoeksprogramma opgesteld, het Programma Bosreservaten. In Nederland zijn in het kader van het Programma Bosreservaten 60 bosreservaten aangewezen. Deze bosreservaten vormen samen een representatieve weergave van het gehele Nederlandse bos en vertegenwoordigen alle daarbinnen onderscheiden groeiplaatsen en bostypen. Naast de monitoring van de relatief jonge reservaten in Nederland, omvat het programma tevens de monitoring van enkele oudere referentiebossen elders in Europa. Doelstelling en achtergronden van het Programma Bosreservaten zijn beschreven in Broekmeyer & Hilgen (1991) en Broekmeyer (1995).. 1.2. Rapportage. Dit rapport beschrijft de bosstructuur en de vegetatie in het bosreservaat vlak na de aanwijzing. De opnamen hebben plaatsgevonden in 1998 en 1999. De luchtfoto is gevlogen in 1997 (bijlage 1). Tevens zijn de bos- en beheersgeschiedenis beschreven.. Alterra-rapport 752. 11.

(12)

(13) 2. Algemene karakteristiek van bosreservaat SmoddebosDuivelshof. Het bosreservaat Smoddebos-Duivelshof ligt circa 2 kilometer ten noordwesten van Losser en maakt deel uit van een kleinschalig landschap op de overgang van de stuwwal van Oldenzaal–Enschede naar het dal van de Snoeijinksbeek. In feite is sprake van twee bosgebieden. Ze zijn ruimtelijk van elkaar gescheiden door wei- en bouwlandpercelen, maar ze staan ecologisch met elkaar in verbinding via de Snoeijinksbeek (figuur 1).. Figuur 1 Ligging van bosreservaat Smoddebos-Duivelshof (Kaartblad 29C; x-coördinaat 264.0- y-coördinaat 478.0). Ten noorden van de Veldmatenweg ligt de Duivelshof, een bebossing uit de tweede helft van de negentiende eeuw, omgeven door weiland. Van het object is ongeveer 5 ha in beheer bij en eigendom van Natuurmonumenten. Het resterende deel is particulier eigendom. De rechtgetrokken en meer dan een meter diep ingesneden Snoeijinksbeek verdeelt de Duivelshof in twee stukken. Op verschillende plaatsen is de oude kronkelende beekloop nog duidelijk in het terrein aanwezig. Twee lanen (in hoofdzaak van zomereik) doorsnijden het bos van west naar oost. In de Duivelshof werd de eerste generatie bos tussen 1850 en 1900 geplant op vochtige heide (woeste grond). De boomsoortensamenstelling varieert van plaats tot plaats. In het noorden en plaatselijk in het zuidoosten is grove den geplant. Het overgrote deel van het bos bestaat uit zomereik op rabatten, gemengd met verschillende loofboomsoorten, waaronder Amerikaanse eik, gewone es, zwarte els en berken. Zowel zomereik als de in het zuiden talrijk aanwezige berken zijn onderplant met een enkele fijnspar. Ten zuiden van een vochtige heide in het westelijk deel van het reservaat ligt een strook elzenbos met een bijzondere ondergroei van reuzenpaardenstaart. Elders bestaat de ondergroei over een grote oppervlakte uit soorten van matig tot zeer voedselrijke, vochtige bossen met witte klaverzuring als talrijke soort. Voornamelijk in het berkenbos in het zuiden en elders onder grove den is de kruidlaag verruigd met braam. Zuidelijk van de Veldmatenweg en ten oosten van de Bethlehemsweg ligt het Smoddebos (de naam Smoddebos is in beperkte zin gebruikt; dit rapport handelt in hoofdzaak over het westelijke deel van het Smoddebos en wel over het deel dat. Alterra-rapport 752. 13.

(14) bekend staat als De Hooimaat). Het reservaatgedeelte van het Smoddebos omvat ongeveer 5 ha dat in beheer is bij Landschap Overijssel. De overige 10 ha van het Smoddebos zijn particulier bosbezit.. In het reservaatgedeelte van het Smoddebos werd de eerste generatie eik omstreeks 1880 geplant op een tweetal maten, weiden die regelmatig met beekwater werden bevloeid. Inmiddels is es spontaan in de boomlaag doorgedrongen. In het bos op de voormalige noordoostelijk maat is de kernvlakte uitgezet (figuur 2). De oude boswal om de voormalige maten is nog steeds duidelijk in het terrein te zien en nu begroeid met beuk, eik en meerstammige haagbeuk, wat duidt op een hakhoutvoorgeschiedenis. De aankoop vond plaats in 1955 door de toenmalige Stichting Het Overijssels Landschap, tegenwoordig Landschap Overijssel. Sinds 1980 vindt geen beheer meer plaats. Bodem De bodem het bosreservaat Smoddebos-Duivelshof bestaat uit oude kleigronden en zandgronden. Het betreft in hoofdzaak glaciale afzettingen uit de Formatie van Drente en fluvioperiglaciale afzettingen uit de Formatie van Twente (Mekkink 1999). Typerend voor het bosreservaat is het op geringe diepte voorkomen van stagnerende keileem. De bodem van het Smoddebos is in zijn geheel gekarakteriseerd als keileemgrond (leekeerdgrond) met een minerale eerdlaag. Het cultuurdek bereikt een dikte van 35 cm. De bodem van de Duivelshof is gevarieerder van samenstelling, maar ook hier bestaat deze voor een groot deel uit tertiaire klei met keileem. Een minerale eerdlaag ontbreekt (poldervaaggrond). Op de oude kleigronden is een zanddek van wisselende dikte afgezet, waarin zich veldpodzolen hebben ontwikkeld. Plaatselijk komen gooreerdgronden en vlakvaaggronden voor. Het reservaat is gekenmerkt door grondwatertrap V (Mekkink 1999). Door stagnatie op de keileem is het bos erg nat (schijngrondwaterspiegel). Zowel in het Smoddebos als in de Duivelshof zijn voor de bosaanplant brede, vrij ondiepe rabatten aangelegd. Het overtollige vocht wordt afgevoerd via de Snoeijinksbeek naar de Dinkel. Boshistorie (naar Bakker & Van Tweel-Groot 1998) Ondanks de ligging vlakbij Losser behoorde het Smoddebos tot de marke De Lutte. Helaas worden in het markenboek van De Lutte weinig veldnamen genoemd, waardoor over het Smoddebos in de periode tussen 1440-1721 weinig met zekerheid is te zeggen. Ook van de Duivelshof is weinig bekend uit die tijd. Van na 1721 zijn er meer gegevens beschikbaar, in hoofdzaak dankzij topografische kaarten. Enkele aan historische kaarten ontleende gegevens zijn op een rij gezet: 1783: Op de Hottingerkaart uit 1783 staat alleen een stukje bos langs de Snoeijinksbeek getekend. Of sprake is van een opgaand bos, hakhout of van spontaan struweel is niet te zeggen. Op dezelfde kaart is ten noordwesten van het huidige Smoddebos een tweede groepje bomen ingetekend op het Lutterveld. Klaarblijkelijk is al wel een begin gemaakt met de ontginning van de woeste grond, want de kaart toont langgerekte percelen (‘maten’) en bovendien een boerderij met. 14. Alterra-rapport 752.

(15) een akker en houtwallen. Dit is wellicht te danken aan (voorouders van?) Gerrit Smudde, de boer waarnaar het huidige Smoddebos is vernoemd.. Figuur 2 Bosreservaat Smoddebos-Duivelshof met steekproefcirkels. Alterra-rapport 752. 15.

(16) 1832: De vorm van het Smoddebos en de Duivelshof is al herkenbaar aan de perceelsgrenzen zoals ingemeten in 1828 en ingetekend op sectie H van de kadasterkaart van de Gemeente Losser, uitgegeven in 1832 (figuur 3). Bos was er nauwelijks in de regio, met uitzondering van: • Een strook opgaand bos langs de Snoeijinksbeek buiten het huidige reservaat • Een grillig gevormd perceel opgaand bos omgeven door bouwland in het noorden, net buiten de zuidrand van het huidige Duivelshof • Een perceel opgaand bos en twee percelen hakhout ten zuiden van het Smoddebos • Een boogvormige strook hakhout ten noorden van percelen weiland Vooral dit laatste stuk bos is interessant, omdat het de enige oude boskern binnen de grenzen van het huidige reservaat is. Vermoedelijk hebben relictsoorten hier weten te overleven en kans gezien om zich na bosaanplant uit te breiden in het reservaat. 1850: Binnen de wal zijn sinds 1848 de noordelijke maten van het Smoddebos ingeplant met eik. Op de Militaire Kaart van 1850 is de zuidelijke maat nog als weiland aangegeven. De omgeving is grotendeels heide. Ter plekke van Duivelshof is een groot perceel bebost, alsmede een viertal percelen buiten het huidige reservaat. 1900: Uit de Bonnekaart (omstreeks 1900) blijken zowel Smoddebos als Duivelshof hun huidige vorm en omvang te hebben verkregen. De weide in het Smoddebos is verdwenen want ook de zuidelijke maat is nu bebost met eik. De meeste heide is omgezet in weiland. Een niet onaanzienlijk deel is bebost. Zo staat een zevental percelen ten oosten van het Smoddebos op de topografische kaart uit 1903 weergegeven als bos. Afgezien van enkele stukjes oud bos in het zuiden dateert het particuliere deel van het Smoddebos dus van het eind van de negentiende eeuw. Het betreft in hoofdzaak aanplant van eik die later met fijnspar is onderplant (Kop 1955). Op een drietal kleine percelen na is ook Duivelshof inmiddels bos. Hier is grootschalig grove den geplant. 1933: Ten noordoosten van het Smoddebos ligt nog een perceel heide. Tussen beide bosgebieden is de Veldmatenweg aangelegd. De oude boskern langs de Snoeijinksbeek is in 1933 herplant met zwarte els en zomereik. Oud-bossoorten wisten zich te handhaven op een oeverwal langs de beek. 1950: Vrijwel alle woeste grond en akkers zijn omgezet in weiland. Er resteert nog een akkertje ten zuiden en een heideveldje ten oosten van het bos. 1955: Aankoop van het oudste deel van het Smoddebos door Het Overijssels Landschap. 1980: Beheer van het reservaatdeel van het Smoddebos gestaakt. In de naastgelegen particuliere bospercelen vindt nog wel houtkap plaats. De kruidlaag is sinds het verwijderen van exoten in de tachtiger jaren verruigd met braam.. 16. Alterra-rapport 752.

(17) Figuur 3. De omgeving van het Smoddebos op de Kadasterkaart van 1832. Een drietal oud boskernen en een drietal hakhoutbosjes, waarvan één binnen het huidige bosreservaat, is aangegeven (naar Bakker & Van TweelGroot 1998). 1990 De Duivelshof komt in bezit van Natuurmonumenten. Vanaf dat moment zijn er geen beheersingrepen meer uitgevoerd in het loofbos. Een van beide aangrenzende naaldbospercelen is in 1998 omgevormd naar een heischraalgrasland. Het bestaand bos is gekapt en er is geplagd. Een uitgebreide beschrijving van de historie van een aantal Twentse bossen, onder andere van het Smoddebos, is te vinden in Bakker & Van Tweel-Groot (1998).. Alterra-rapport 752. 17.

(18) Foto 1. Het Smoddebos. 18. Alterra-rapport 752.

(19) 3. Bosstructuur van bosreservaat Smoddebos-Duivelshof. 3.1. Bosstructuur in de steekproefcirkels. In februari 1999 is de bosstructuur opgenomen in 17 steekproefcirkels (nummers B17, D13, D17, E10, E12, E13, E16, E19, F08, F11, F15, G16, H10, L03, M03, N04, N05; zie ook figuur 2). In bijlage 2 en 3 staan stamtal en grondvlak per steekproefcirkel vermeld. De boomsoortensamenstelling in de Duivelshof is gevarieerd. In het noorden en plaatselijk in het zuidoosten is grove den geplant, maar het overgrote deel van het bos bestaat uit zomereik op rabatten, bijgemengd met verschillende loofsoorten, waaronder Amerikaanse eik, gewone es, zwarte els en berken. Zowel eik als de in het zuiden talrijke berken zijn onderplant met een enkele fijnspar. Ten zuiden van een vochtige heide ligt een strook elzenbos.. Zomereik met berken (1) Zwarte els (1) Zomereik met gewone es (3). Alterra-rapport 752. 221 17,3. 93. 31. 200 7.0. 151 3,3 51 0,2 1591 13,2. 100 1,1 259 2,0. Overig. Totaal. 18 0,6. Amerikaanse eik. 32. Fijnspar. 93. 64 2,2. Zoete kers. 1944. 1723 0,2. 935 0,1. 3899 27,9. 1034 2,2. 60 5,6. 120 5,5. 185. 136 17,7. 118 1,0. Grove den. 40 0,5. 48 0,3. Beuk. 481 19,1. 10 0,3. Lijsterbes. 20 0,7. 4. Zwarte els. N G V N G V N G V N G V N G V N G V. 2343 0,5. Zachte berk. 123. 227 23,7. Haagbeuk. 160 2,6. N G V N G V. Ruwe berk. Ruwe berk met fijnspar en struiklaag (1) Ruwe berk met fijnspar ijl (1) Amerikaanse eik met zomereik (1) Grove den (1). Gewone es. Zomereik (8). Zomereik. Tabel 1. Stamtal (N/ha), grondvlak (G in m²/ha) van alle bomen met dbh > 5 cm en verjonging (V =aantal jonge bomen en struiken > 0.5 m met dbh < 5 cm) per boomsoort per structuurtype in bosreservaat SmoddebosDuivelshof. Tussen ()= aantal steekproefcirkels waarin het structuurtype is vastgesteld. 40 5,1 71 0,1. 71 0,1. 318 0,1. 113 0,4. 20 0,2. 895. 180 5,6. 935 0,2 5657 1,8. 180 11,3 401 44,0. 1303 63,5. 20 0,5. 31. 93. 133 0,1. 5327 31. 20 0,2. 19. 1429. 2625 61,6. 31. 3833 64,6. 1235. 2763 16,1. 361 9,0. 6046 12,1. 942 3,2. 4068 36,4.

(20) Naar hoofdboomsoort en bijmenging zijn zeven structuurtypen in de steekproefcirkels onderscheiden (tabel 1): zomereik, zomereik met gewone es, zomereik met berken, ruwe berk met fijnspar, Amerikaanse eik met zomereik, zwarte els en tenslotte grove den. Structuurtype ruwe berk met fijnspar is onder te verdelen in een dichte variant met een struiklaag van hazelaar en lijsterbes en een ijle variant zonder struiklaag. Structuurtype zomereik komt zowel in het Smoddebos als in Duivelshof voor, zomereik met gewone es is beperkt tot het Smoddebos, terwijl de overige typen zijn beperkt tot Duivelshof. Zomereik is verreweg de meest voorkomende soort: in 8 steekproefcirkels dominant en bijgemengd in vrijwel alle overige typen (uitzondering type van zwarte els; tabel 1). Zowel zachte als ruwe berk zijn belangrijk als mengsoort in de Duivelshof, haagbeuk in het Smoddebos. De structuurtypen grove den en Amerikaanse eik met zomereik hebben het hoogste grondvlak: meer dan 60 m2/ha. Het grondvlak is minimaal in de ijle variant van het structuurtype ruwe berk en fijnspar, 11.3 m2/ha; dat is minder dan de helft van de dichte variant met verjonging. Verjonging is overal aanwezig behalve in de ijle variant van het structuurtype ‘ruwe berk en fijnspar’ (bijlage 4). De verjonging van gewone es is alleen binnen het Smoddebos goed van de grond gekomen. Opvallend is de massale opslag van gewone es in het type ‘zomereik’ en in mindere mate in het type ‘zomereik met gewone es’. Eik en es verhouden zich ongeveer als 1:10. De vervanging van eik door es lijkt slechts een kwestie van tijd. In de Duivelshof is de variatie groter. In ‘grove den’ bereiken wilde lijsterbes en grove den hoge aantallen. In het type ‘Amerikaanse eik’ is veel vogelkers vastgesteld. Zwarte els verjongt vrijwel uitsluitend binnen het type ‘zwarte els’. Fijnspar verjongt zich nauwelijks en zal met het huidige niets doen beheer uit het reservaat verdwijnen. In alle begroeiingstypen met uitzondering van het ijle berkentype komt dood hout voor. Vrijwel alle dood hout is niet tot matig verteerd (verteringsklasse 1 en 2), op enkele eikenstammen na. Dood hout van diameters boven 30 cm komt uitsluitend voor in het zomereikentype (bijlage 5).. 3.2. Bosstructuur in de kernvlakte. De kernvlakte ligt in het noordelijk deel van het Smoddebos, binnen het type ‘zomereik met gewone es’. Het stamtal en grondvlak van de levende bomen is gegeven in tabel 2. De hoogte van de boomlaag schommelt tussen 25 en 30 meter, met uitschieters van meer dan 30 meter. Zowel naar aantal als naar hoogte is de spontaan opgekomen es de aangeplante zomereik voorbijgestreefd. Haagbeuk vormt een tweede boomlaag van maximaal 20 meter. De struiklaag van hazelaar is tot 10 meter hoog (figuur 4).. 20. Alterra-rapport 752.

(21) Tabel 2. Grondvlak en het aantal (N) levende en dode stammen (staand en liggend) in de kernvlakte Grondvlak. N levend 200 141 91 258. N dood totaal 16 45 3 3. Gewone es Zomereik Haagbeuk Hazelaar. 15,72 16,59 1,24 1,11. liggend 7 23 3 3. staand 9 22 0 0. Zwarte els Beuk Zoete kers Vogelkers Wilde lijsterbes Fijnspar Meidoorn Onbekend Totaal. 0,37 0,01 0,14 0,0 0,05 0,11 0,01 0 35,35. 27 2 25 1 10 2 2 0 759. 3 0 1 0 2 0 0 1 74. 3 0 1 0 2 0 0 0 47. 0 0 0 0 0 0 1 27. In de laagste diameterklasse (<15 cm) domineert hazelaar met meer dan 250 individuen. Haagbeuk en es zijn met resp. 90 en 45 individuen nog sterk vertegenwoordigd. Dunne eiken ontbreken. De zwaarste eiken en essen bereiken een diameter van ruim 55 cm. Van de vier belangrijkste boomsoorten is de verspreiding over de kernvlakte gegeven in bijlage 6. In de verjonging (alleen stammetjes met dbh < 5 cm en hoogte > 50 cm zijn meegeteld) overheerst hazelaar (tabel 3). Van de boomvormers heeft gewone es zich het meest verjongd. Zomereiken ontbreken volledig. Gewone es verjongt vooral in de noordoosthoek van de kernvlakte (bijlage 7). Opvallend is ook de verspreiding van tweestijlige meidoorn. Tabel 3. Verjonging in de kernvlakte. Aantallen per hoogteklasse. Van hazelaar zijn alle meerstammen geteld. Gewone es Haagbeuk Beuk Hulst Hazelaar Tweestijlige meidoorn Wilde kardinaalsmuts Sleedoorn Wilde lijsterbes Eenstijlige meidoorn Zoete kers Totaal. Alterra-rapport 752. 50-200 cm 84 6 8 14 454 51 86 61 4 4 2 776. > 200 cm 199 44 10 8 1575 156 111 58 30 13 17 2221. 21.

(22) De voorraad dood hout bestaat uit 74 stamstukken (van minimaal 1 m lang), evenredig verdeeld over de kernvlakte. Vrijwel al het dode hout is afkomstig van zomereik. De meeste boomlijken hebben een diameter tussen 25 en 30 cm, net als het merendeel van de levende eiken (figuur 5).. 250 zomereik. aantal. 200. gewone es. 150. haagbeuk. 100. zwarte els. hazelaar overig loof. 50. fijnspar. 0 5. 10. 15. 20. 25. 30. > 30. Figuur 4. Hoogte-verdeling van de levende bomen in de kernvlakte. X-as: diameter in cm. Y-as: aantal bomen. 300. aantal. 250. eik. 200. gewone es. 150. hazelaar. haagbeuk zwarte els. 100. overig loof fijnspar. 50 0 15. 25. 35. 45. 55. > 55. Figuur 5. Dbh-verdeling van de levende bomen in de kernvlakte. X-as: diameter in cm. Y-as: aantal bomen. 22. Alterra-rapport 752.

(23) 4. Vegetatie van bosreservaat Smoddebos-Duivelshof. 4.1. Algemeen. De kruidlaag in het Smoddebos maakt een ongestoorde indruk, is tamelijk homogeen en opgebouwd uit een groot aantal oud-bosplanten, waaronder de Rode-Lijstsoorten heelkruid en grote keverorchis (Van der Meijden et.al. 2000). In Duivelshof is zowel de variatie als de mate van verstoring groter. De ondergroei bestaat over grote oppervlakte uit een combinatie van soorten van voedselrijke bossen. Witte klaverzuring, klimop, ruwe smele, wilde kamperfoelie en gewoon sterrenmos zijn algemeen (bijlage 8). Bosplanten groeien in mozaïek met vochtindicatoren, vooral langs de oorspronkelijke loop van de Snoeijinksbeek. De soortencombinatie in de kruidlaag van het centrale deel van Duivelshof, kruipende boterbloem, kruipend zenegroen, moerasspirea, reuzenpaardenstaart en bosereprijs. Karakteristiek voor voedselarme plekken zijn blauwe bosbes en dalkruid. Voornamelijk in het berkenbos in het zuiden en elders onder grove den is de kruidlaag verruigd met braam.. 4.2. De vegetatie in de steekproefcirkels. Ter onderbouwing van de onderscheiden vegetatie-eenheden is van 17 steekproefcirkels de vegetatie beschreven (bijlage 7). De ondergroei van de geselecteerde steekproefcirkels laat zich op grond van soortensamenstelling in een viertal bosvegetatietypen verdelen. De typen zijn: • Anemoontype • Klaverzuringtype • Braamtype • Vochtige heide Anemoontype Het anemoontype is onderscheiden op grond van een soortenrijke kruidlaag met voorjaarsbloeiers zoals muskuskruid, bosanemoon, slanke sleutelbloem en gele dovenetel. Kenmerkend is verder een boomlaag met zomereik en gewone es, en een tweede boomlaag van haagbeuk. Belangrijke houtige gewassen in de struiklaag zijn hazelaar en gewone es. In mindere mate komen wilde kamperfoelie, wilde lijsterbes, wilde kardinaalsmuts en tweestijlige meidoorn voor. De ondergroei is rijk aan planten met een voorkeur voor bossen op voedselrijke bodem, zoals boszegge, grote muur, gulden boterbloem, klimop, speenkruid en witte klaverzuring. Als vochtindicatoren zijn groot heksenkruid, ruwe smele, mannagras, moerasspirea en pinksterbloem aanwezig. Buiten de steekproefcirkels komen binnen het anemoontype grote keverorchis, heelkruid, schaafstro, boswederik en donkersporig bosviooltje voor, een zekere indicatie van een voedselrijk milieu. In zuidwestelijke richting is de bodem van het Smoddebos droger en minder voedselrijk, hetgeen tot uiting komt in een afname van soorten als bosanemoon,. Alterra-rapport 752. 23.

(24) speenkruid en gele dovenetel (fig. 6). Behalve dat, komt hier dalkruid voor (steekproefcirkel L03). Deze soortenarme variant van het anemoontype is niet apart gekarteerd. Het anemoontype is grotendeels beperkt tot het deel van het Smoddebos dat binnen de oude boswal is gelegen. De kernvlakte kan in zijn geheel tot dit type worden gerekend (steekproefcirkel N03 t/m N05). Klaverzuringtype Het klaverzuringtype bedekt grote oppervlakten in Duivelshof. De samenstelling van de boomlaag varieert, zomereik domineert in de meeste gevallen. Naast witte klaverzuring zijn wilde kamperfoelie, brede stekelvaren, braam en gewoon sterrenmos aanwezig. Bovendien is een aantal vochtindicatoren present, waarvan groot springzaad zowel op basis van presentie als van bedekking de belangrijkste is. Andere vochtindicatoren zijn kleine valeriaan en bosandoorn. Plaatselijk is echte witbol dominant. Deze variant is niet apart onderscheiden. In Duivelshof loopt de bodem vanaf de Snoeijinksbeek geleidelijk omhoog in oostelijke richting. Tegelijkertijd neemt het aandeel soorten van meer voedselarme omstandigheden in de kruidlaag toe. Dit geldt met name voor blauwe bosbes en pijpenstrootje. Bijzonder waardevol is het voorkomen van de kwelindicatoren reuzenpaardenstaart (G16) en bospaardenstaart (D13 en E10). Slanke sleutelbloem is beperkt tot de oevers van de Snoeijinksbeek. Het klaverzuringtype is aangetroffen in 9 steekproefcirkels in Duivelshof, waarvan D13, E10, E12, E13, E16 en F15 zijn te beschouwen als de normale, soortenrijke variant, F11 en G16 als witbol variant en B17 als soortenarme variant. In het Smoddebos is het klaverzuringtype beperkt tot het uiterst zuidwestelijke puntje, dat buiten de begrenzing van het bosreservaat valt (fig. 8). Ondergroei is er schaars, wellicht een gevolg van de dichte struiklaag met hazelaar en doorplanting met fijnspar. Witte klaverzuring, boszegge, ijle zegge en andere soorten van voedselrijke bossen zijn hier vrijwel beperkt tot pad- en bosranden. Braamtype Op grond van het overheersen van de combinatie braam en brede stekelvaren is het braamtype gekarteerd. Behalve braam en brede stekelvaren zijn soorten van het sterk verwante klaverzuringtype present. Het braamtype is in de Duivelshof in steekproefcirkel D17 onder eik aangetroffen. Een variant met geringe bedekking van braam en veel stekelvarens is vastgesteld onder grove den (E19). Onder den treedt het braamtype grootschalig op, evenals onder eik en berk in het zuiden en westen van het reservaatgedeelte Duivelshof. Hoewel braam in het reservaatgedeelte van het Smoddebos vrijwel overal in de kruidlaag optreedt, is het braamtype hier beperkt tot het noordoostelijke deel buiten de oude wal (niet in de geselecteerde steekproefcirkels). Dit vormt een opvallend verschil met het particuliere deel van het Smoddebos waar op de meeste plaatsen verruiging is opgetreden en braam tot hoge bedekkingen komt.. 24. Alterra-rapport 752.

(25) Figuur 6. Vegetatiekaart van bosreservaat Smoddebos-Duivelshof. Alterra-rapport 752. 25.

(26) Sterk gelijkend op het braamtype is een vegetatietype waarin in plaats van braam framboos overheerst. Dit type is alleen aangetroffen in Duivelshof onder zomereik met ruwe berk (F8) en niet apart beschreven. Vochtige heide Steekproefcirkel G18 in Duivelshof is als vochtige heide gekarteerd. De kruidlaag bestaat uit biezenknoppen, blauwe zegge, geelgroene zegge en verder struikhei, dophei, stekelbrem en andere soorten van min of meer vochtige heide en grasland. Op de overgang tussen dit grasland en het omringende bos is massaal reuzenpaardenstaart aanwezig. In het noorden van de Duivelshof en het oosten van het Smoddebos komen voedselarme omstandigheden voor met bochtige smele, blauwe bosbes en pijpenstrootje, met name onder aanplant van grove den in de Duivelshof. Op de boswal in de uiterste noordoosthoek van het Smoddebos groeit bochtige smele in gezelschap van blauwe bosbes, ruige veldbies en schaafstro. Dit bochtige-smeletype valt buiten de geselecteerde steekproefcirkels.. 4.3. * * * *. Bochtige-smeletype. *. Braamtype. Klaverzuringtype. Zomereik (8 Ruwe berk met fijnspar (1) Amerikaanse eik met zomereik (1) Zomereik met berken (1) Zwarte els (2) Grove den (1) Zomereik met gewone es (3). Anemoontype. Tabel 4. Verdeling van de vegetatietypen over de hoofdstructuurtypen. * * * *. *. *. *. De vegetatie van de kernvlakte. De combinatie van bosanemoon, gele dovenetel, grote muur, gulden boterbloem, muskuskruid en speenkruid in de kernvlakte in het Smoddebos wijst duidelijk op een bos uit de Klasse der eiken- en beukenbossen op voedselrijke grond (Querco-Fagetea; Stortelder et al. 1999). Tweestijlige meidoorn, boszegge, slanke sleutelbloem, grote keverorchis, heelkruid, schaafstro, boswederik en donkersporig bosviooltje zijn karakteristiek voor de rijke subassociatie van het Eiken-Haagbeukenbos. Al van oudsher geldt het Smoddebos als een natuurlijke en nauwelijks verstoord voorbeeld van dit bostype, ondanks de voorgeschiedenis als gras- en bouwland, de aanleg van rabatten en de betrekkelijk jonge leeftijd (Kop 1955). De vegetatie van de kernvlakte in het Smoddebos wordt in het geheel tot de rijke variant van het anemoontype gerekend (tabel 5). Zomereik en gewone es. 26. Alterra-rapport 752.

(27) overheersen de boomlaag. Kenmerkend is een tweede boomlaag van haagbeuk, een goed ontwikkelde struiklaag met hazelaar en plaatselijk verjonging van gewone es (fig. 7). àN Carpinus betulus 1 2 3 4 5 6. 7. 8. 9 10 11 12 13 14. Deschampsia cespitosa 1 2 3 4 5 6 7. 8. 9 10 11 12 13 14. 7 6 5 4 3 2 1. 7 6 5 4 3 2 1 Fraxinus excelsior. Lonicera periclymenum. 7 6 5 4 3 2 1. 7 6 5 4 3 2 1 Sorbus aucuparia. Oxalis acetosella. 7 6 5 4 3 2 1. 7 6 5 4 3 2 1 Corylus avellana. Rubus fruticosus. 7 6 5 4 3 2 1. 7 6 5 4 3 2 1. Anemone 7 6 5 4 3 2 1 1 2. Stellaria holostea 7 6 5 4 3 2 1 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9 10 11 12 13 14. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9 10 11 12 13 14. 1-5% 6-50% >50%. Figuur 7. Bedekking van enkele belangrijke soorten in de kernvlakte in het Smoddebos. Alterra-rapport 752. 27.

(28) Tabel 5. Synoptische vegetatietabel kernvlakte bosreservaat Smoddebos-Duivelshof. Aantal. Gemid.. Struiklaag Carpinus betulus Corylus avellana Crataegus laevigata Euonymus europaeus Fagus sylvatica Fraxinus excelsior Ilex aquifolium Prunus avium Prunus spinosa Ribes nigrum Ribes rubrum Sorbus aucuparia. 20 98 41 31 10 35 2 6 6 11 12 10. 8.2 31.8 6.6 3.7 1.7 7.8 6.0 5.3 4.7 3.0 2.3 2.9. Kruidlaag Acer pseudoplatanus Adoxa moschatellina Aegopodium podagraria Agrostis capillaris Ajuga reptans Anemone nemorosa Angelica sylvestris Caltha palustris Cardamine pratensis Carex remota Carex sylvatica Carpinus betulus Circaea lutetiana Cornus sanguinea Corylus avellana Crataegus laevigata Deschampsia cespitosa Dryopteris carthusiana Dryopteris dilatata Euonymus europaeus Fagus sylvatica Festuca gigantea Filipendula ulmaria Fraxinus excelsior Galeopsis tetrahit Galium aparine Galium palustre Geum urbanum Glechoma hederacea Glyceria fluitans Hedera helix Heracleum sphondylium. 20 63 47 1 13 85 4 5 84 15 78 53 61 1 48 46 84 20 17 68 13 15 64 66 8 8 3 41 17 67 97 1. 1.0 4.0 2.4 2.0 1.4 21.6 1.0 1.4 1.8 1.3 3.7 1.2 1.7 1.0 1.3 1.2 2.5 1.1 2.2 1.7 1.2 1.1 2.5 1.2 1.0 1.4 1.0 1.6 1.5 2.6 1.9 1.0. 28. Aantal. Gemid.. Kruidlaag vervolg Holcus lanatus Ilex aquifolium Lamiastrum galeobdolon Listera ovata Lonicera periclymenum Luzula pilosa Maianthemum bifolium Oxalis acetosella Poa trivialis Primula elatior Prunella vulgaris Prunus avium Prunus spinosa Quercus robur Quercus rubra Ranunculus auricomus Ranunculus ficaria Ranunculus repens Rosa canina Rubus fruticosus Rubus idaeus Rumex obtusifolius Sambucus nigra Sanicula europaea Sorbus aucuparia Stachys sylvatica Stellaria holostea Taraxacum officinale Veronica chamaedrys Veronica montana Viburnum opulus Viola reichenbachiana. 17 3 98 1 41 2 8 98 6 72 6 34 14 1 1 59 83 10 1 55 1 9 2 2 64 9 98 1 14 1 29 42. 1.9 2.0 3.4 1.0 2.8 1.5 2.0 7.3 2.3 1.8 1.8 1.0 2.9 1.0 1.0 1.8 28.9 1.8 1.0 3.2 2.0 1.6 1.0 1.5 1.3 1.0 8.4 1.0 1.7 1.0 1.4 1.3. Moslaag Atrichum undulatum Brachythecium rutabulum Dicranella heteromalla Dicranum scoparium Eurhynchium praelongum Hypnum cupressiforme Lophocolea bidentata Mnium hornum Plagiomnium undulatum Polytrichum formosum. 66 78 10 2 86 16 2 97 48 9. 2.2 1.8 1.0 1.0 2.5 1.3 1.0 2.4 1.5 1.3. Alterra-rapport 752.

(29) 4.4. Potentieel natuurlijke vegetatie. Het bosreservaat Smoddebos-Duivelshof is aangewezen als representatief voorbeeld van Eiken-Haagbeukenbos. Van der Werf (1991) maakte op grond van voedselrijkdom onderscheid in een voedsel- en soortenrijk “gewoon” EikenHaagbeukenbos en een voedselarm “kamperfoelierijk” Eiken-Haagbeukenbos. Deze splitsing in subassociaties is in “De Vegetatie van Nederland” nagevolgd, maar met gewijzigde inhoud en onder andere namen, resp. “Stellario-Carpinetum typicum” en “Stellario-Carpinetum oxalidetosum” (Stortelder et al. 1999). Beide subassociaties zijn in het bosreservaat in ruime mate aanwezig, een duidelijke indicatie van een potentieel natuurlijke vegetatie (PNV) Eiken-Haagbeukenbos (fig. 6). PNV Eiken-Haagbeukenbos geldt voor het Smoddebos in totaal. Plaatselijk zijn de milieuomstandigheden in Duivelshof echter dermate afwijkend dat een andere PNV geldt. De situatie is hier meer gecompliceerd als gevolg van een afwisseling tussen kwelplekken, hoger gelegen voedselarmere plekken en de laaggelegen oorspronkelijke bedding van de Snoeijinksbeek. Zo begeleidt een smalle strook Vogelkers-Essenbos, met onder andere slanke sleutelbloem, de diep ingesleten Snoeijinksbeek (PNV Pruno-Fraxinetum). Een deel van het reservaat wordt nu tot het Gierstgras-Beukenbos (Milio-Fagetum) gerekend, een bostype dat tegenwoordig ook als “Stellario-Carpinetum oxalidetosum” (Stortelder et al. 1999) te boek staat. Soorten van voedselrijke bossen die de oudere boskern karakteriseren, zoals boszegge, groot heksenkruid en witte klaverzuring, zijn hier beperkt tot paden, maar ook hier geldt PNV Eiken-Haagbeukenbos. Aan de periferie van Duivelshof en in de uiterste noordoostpunt van het Smoddebos heersen voedselarmere omstandigheden. De PNV voor deze terreingedeelten kan worden ingeschat als Berken-Eikenbos en Beuken-Eikenbos (Hommel et al. 1999).. 4.5. Bijzondere soorten (incl. oud-bosindicatoren). In het bosreservaat Smoddebos-Duivelshof zijn veel bijzondere soorten, inclusief oud-bosindicatoren, aangetroffen. De volgende soorten verdienen speciale vermelding: • Reuzenpaardenstaart en bospaardenstaart. Beide soorten zijn landelijk zeldzaam. • Indicatoren van oud-bosgroeiplaatsen op voedselrijke bodems: muskuskruid, bosanemoon, slanke sleutelbloem, tweestijlige meidoorn, boszegge, bleke zegge (rode lijst), gulden boterbloem, grote keverorchis (rode lijst), heelkruid (rode lijst), schaafstro, boswederik (rode lijst) en donkersporig bosviooltje en het bladmos groot platmos. • Indicatoren van oud bosgroeiplaatsen op voedselarme bodems en boswallen: dalkruid, ruige veldbies, het bladmos knikkend palmpjesmos (veel op boomvoeten) en de levermossen neptunusmos en nerflevermos (plaatselijk aangetroffen op een greppelkant naast een boswal ten oosten van het reservaat).. Alterra-rapport 752. 29.

(30) Uit de verspreiding van de oud-bosindicatoren laat zich onmiskenbaar de ligging van de hakhoutstrook van voor 1833 herkennen. In dit verband ook van groot belang zijn de boswallen in zowel Smoddebos als Duivelshof. Oud-bossoorten groeien optimaal in het door de wal omsloten bos van na 1832 (bijvoorbeeld bosanemoon, slanke sleutelbloem, tweestijlige meidoorn) of op oude boswallen (ruige veldbies, dalkruid). Een fraai voorbeeld vormt schaafstro: talrijk bij de noordpunt van de kernvlakte en op een boswal langs de noordoostgrens van het Smoddebos. Hetzelfde geldt voor mossen. Het bladmos knikkend palmpjesmos is in het Smoddebos tot de voet van eiken op de boswal beperkt en de levermossen gaaf buidelmos, neptunusmos en nerflevermos zijn uitsluitend op een oude boswal ten oosten van de kernvlakte aangetroffen.. 30. Alterra-rapport 752.

(31) 5. Toekomstige ontwikkelingen. De ontwikkeling van geplant zomereikenbos in de richting van een gemengd loofbos is in volle gang. De eiken hebben zwaar te lijden van een schimmelaantasting. Zomereik zal als heersende boomsoort op den duur niet helemaal verdwijnen, maar wel plaats maken voor gewone es, haagbeuk en zwarte els. Afgaande op de verjonging zal in de Duivelshof de gewone es in de toekomst sterk toenemen. Dat gaat wel lang duren, want de boomlaag met onder andere Amerikaanse eik, grove den en fijnspar is op veel plaatsen nog verre van natuurlijk. Op de voedselarmere bodems in het oostelijk deel zullen eik en beuk op lange termijn de dennen vervangen, waarmee ook hier een natuurlijker boomsoortensamenstelling zal ontstaan.. Alterra-rapport 752. 31.

(32)

(33) Literatuur. Bakker, M. & L. van Tweel-Groot. 1998. Historische referentiebeelden voor de bossen van Twente: historische ligging, beheer en samenstelling van bossen als referentie voor het huidige bosbeheer. Wageningen. Rapport DLO-Staring Centrum 521. Broekmeyer, M.E.A. 1995. Bosreservaten in Nederland. IBN-Rapport 133. Wageningen. Broekmeyer, M.E.A. & P. Hilgen. 1991. Basisrapport Utrecht/Wagenignen IKC/NBLF/IBN-DLO rapport nr. 1991-03.. Bosreservaten.. Hommel, P.W.F.M, K.W. van Dort & J.H.J. Schaminée, 1999. Quercetea roboripetraeae. In A.F.H. Stortelder, J.H.J. Schaminée & P.W.F.M. Hommel (1999): De vegetatie van Nederland. Deel 5. Plantengemeenschappen van ruigten, struwelen en bossen. Opulus Press. Uppsala, Leiden. Kop, L.G. Het Smoddebos. 1955. Een waardevolle aanwinst voor het Overijssels Landschap. Natuur en Landschap 11 (1). Meijden, R. van der, B. Odé, C.L.G. Groen, J.P.M. Witte & D. Bal. 2000. Bedreigde en kwetsbare vaatplanten in Nederland. Basisrapport met voorstel voor de Rode Lijst. Gorteria 26, 85-208. Mekkink, P. 1999. De bodemgesteldheid van bosreservaten in Nederland. Deel 36: Bosreservaat Smoddebos/Duivelshof. Wageningen. DLO. Staringcentrum, Instituut voor Onderzoek van het Landelijk Gebied. Rapport 98.36. Stortelder, A.H.F., J.H.J. Schaminée & M. Hermy. 1999. Querco-Fagetea. In A.F.H. Stortelder, J.H.J. Schaminée & P.W.F.M. Hommel (1999): De vegetatie van Nederland. Deel 5. Plantengemeenschappen van ruigten, struwelen en bossen. Opulus Press. Uppsala, Leiden. Werf, S. van der. 1991. Natuurbeheer in Nederland. Deel 5. Bosgemeenschappen. Pudoc, Wageningen.. Alterra-rapport 752. 33.

(34)

(35) Bijlage 1 Scan van de luchtfoto van bosreservaat Smoddebos Duivelshof. Alterra-rapport 752. 35.

(36) Smoddebos. 36. Alterra-rapport 752.

(37) E19 F08. 185 200. G16 N04 N05 MO3. 151 120. 51 500 335 1173. 2873. 21020. 20. 40. 71. 51 131. 60. 120 93. 31. 151. Alterra-rapport 752. 71. 71. 318. 4599 7095 8503 4102 7625 2393 6260 2041 3899. 113 180. 20. 895 935. 460. 790. 1496. 180 401. 1303. 20. 31. 93 20 20. 20 123 932. 900 576 545 432 473 1468 399 734 997. 40. 100 153 241 62 517. 140. Totaal. 221. 481. 31 31 62 20 62 151 113 40 93. Overig. E13. 31. 2920 5872 1006 2466 494 494 340 194 1944. Amerikaanse eik. 20. 131. 91 133 281 20 401. Fijnspar. H10. 6409 832 5583 60 4886 781 123. 20 204. Zoete kers. 80. Grove den. 31. Beuk. 194. Lijsterbes. 261 281 200 200 211 221 281 160 160. Zwarte els. Ruwe berk. B17 D13 D17 E12 E16 F11 F15 L03 E10. Zachte berk. Haagbeuk. TOTAAL. Gewone es. Ruwe berk met fijnspar en struiklaag (1) Ruwe berk met fijnspar ijl (1) Amerikaanse eik met zomereik (1) Grove den (1) Zomereik met berken (1) Zwarte els (1) Zomereik met gewone es (3). Zomereik. Zomereik (8). Ruit-coörd. Bijlage 2 Stamtal (N/ha) per soort per steekproefcirkel. 18114. 633. 1303. 313. 240. 401. 1266. 2625. 1296 1266. 3833 2763. 164 1589 1340 463. 6046 2413 2077 1821 68274. 37.

(38)

(39) 0.3 0.3 0.4. 0.7. 0.1. 12.4 4.1 0.4. 1.0. 0.5 19.1. 7.0. N04 N05 MO3. 3.3. 0.2. G16. 15.7 10.8. 2.0 2.0. 252.4. 31.0. 4.0. 5.6. 0.1. 0.1. 0.4. 0.2. 5.6. 0.1. 34.6. 0.1 0.4 4.3 1.2 0.1. 27.1 29.8 28.7 23.1 42.8 40.1 23.6 27.9. 11.3. 44.0. 63.5. 0.5. 64.5 16.0. 1.8. 8.8. 61.7. 0.2. 0.1 0.2. 0.1 31.5. 4.4. 12.6. 5.1. 1.1. 18.2 17.1. Alterra-rapport 752. 0.5. 5.5. E19 F08. 0.1 0.5. Totaal. 0.1 2.7 0.1 3.4. 0.5. Overig. 17.3. 0.5. Amerikaanse eik. E13. 0.3. Fijnspar. 0.7. 1.1. Zoete kers. H10. 0.6. Grove den. 0.1 0.3 0.5 2.6 0.2 0.1. 2.6. Beuk. 26.1 26.6 26.1 19.0 27.3 26.6 21.2 2.6. Lijsterbes. D13 D17 E12 E16 F11 F15 L03 E10. Zwarte els. 0.5. Zachte berk. 16.4. Ruwe berk. B17. Haagbeuk. Gewone es. Ruwe berk met fijnspar en struiklaag (1) Ruwe berk met fijnspar ijl (1) Amerikaan se eik met zomereik (1) Grove den (1) Zomereik met berken (1) Zwarte els (1) Zomereik met gewone es (3) TOTAAL. Zomereik. Zomereik (8). Ruit-coörd. Bijlage 3 Grondvlak (m²/ha) per soort per steekproefcirkel. 10.1. 1.8. 17.6. 63.5. 1.8. 15.1. 9.0. 12.0. 5.2 1.1. 41.2 31.3. 44.0. 515.7. 39.

(40)

(41) 4867 744 124. 31. 31. 124 62 31 93 93. 31 31 31 217. Totaal. 31. 31 31 62. Vogelkers. 2852 5797 930 2356 496 496 341 155 1953. Zoete kers. 31 93. Beuk. 124. Overig. 6417 775 5487. Lijsterbes. Ruwe berk. Haagbeuk 31. Zwarte els. 31. 155. Zachte berk. Ruwe berk met fijnspar en struiklaag (1) Ruwe berk met fijnspar ijl (1) Amerikaanse eik met zomereik (1) Grove den (1) Zomereik met berken (1) Zwarte els (1) Zomereik met gewone es (3). B17 D13 D17 E12 E16 F11 F15 L03 E10. Gewone es. Zomereik (8). Zomereik. Ruit-coörd. Bijlage 4 Verjonging (N/ha) per soort per steekproefcirkel. 682 558 527 310 837 1302 341 496 744. 3813 6603 7936 3596 6913 1860 5704 1426 3131. 0. H10 93. E13 E19 F08 G16 N04 N05 MO3. Alterra-rapport 752. 31. 31. 186. 186. 93. 899 899. 31. 31. 31 341 155 1178. 279. 4898. 93. 93 62. 124. 31. 1209. 62. 1891. 1240. 1302 31. 2480 2232. 124 1395 1085 465. 5146 1860 1240 1829. 41.

(42)

(43) Bijlage 5 Dood hout (gemiddeld N/ha) in de begroeiingstypen. Zomereik. diamete S L r in cm 5-10 2.5. S. 11-15. 2.5 5. 16-20. 5. 5. 21-25. 5. 7.5 2.5. 26-30. 15 2.5 2.5. 31-35. 15. 35 +. 7.5. Ruwe berk 5-10 met fijnspar en struiklaag 11-15. 12 0 60 20. L. S. L. S. L. S. 2.5 2.5. L. S. L. S. L. S. Am. Eik L. S. 2.5 2.5. 2.5 2.5 7.5. 2.5. 2.5 2.5. 2.5. 2.5 2.5. grove den. Populier. fijnspar. zachte berk. ruwe berk. zwarte els. zomereik. gewone es. S= staand dood; L = liggend dood. 2.5. 2.5 2.5. 40 20 20. 16-20 21-25 26-30 31-35 35 + Amerikaanse 5-10 eik met 11-15 zomereik 16-20. 20 40 20 60. 21-25. 40 40. 26-30 31-35 35 + Grove den. 5-10 11-15 16-20. 20 20. 160 140. 40. 20. 21-25 26-30 31-35 35 +. Alterra-rapport 752. 43. L.

(44) Zwarte els. 5-10. 40. 60. 11-15 16-20. 40. 21-25. 20. 26-30 31-35 35 + Zomereik met 5-10 gewone es 11-15. 20. 16-20. 20. 21-25. 20. 26-30 31-35. 20 40. 20 40. 35 + Zomereik met 5-10 ruwe berk 11-15. 40. 7 7. 16-20 7. 26-30. 7. 35 +. 44. 7. 21-25 31-35. 7. 7 7. Alterra-rapport 752. Am. Eik. grove den. Populier. fijnspar. zachte berk. ruwe berk. zwarte els. zomereik. gewone es. vervolg tabel dood hout.

(45) Bijlage 6 Kroonprojecties van de vier belangrijkste soorten in de kernvlakte Zomereik. Alterra-rapport 752. 45.

(46) Gewone es. 46. Alterra-rapport 752.

(47) Hazelaar. Alterra-rapport 752. 47.

(48) Haagbeuk. 48. Alterra-rapport 752.

(49) Bijlage 7 Verjonging in de kernvlakte Aantal stammen per 10 x 10 m-blok. Boven exemplaren van meer dan 200 cm hoog, onder exemplaren met hoogte tussen 50 en 200 cm. Gewone es 7 6 5 4. 3 2 16 8 8 4 3 2. 9 4 9 6. 6 3. 14 9 6 2. 14 6 3. 16 6 12 6. 3. 14 8 10 3 2 1. 1. 3. 5 2 3. 5 2 2 3 1. 1 2. 3. 3 1 6. 1. 1. 1 1. 5. 3 2. 2. 1 1. 4. 6. 7. 1 1. 2. 3. 4. 5. 3 2 8. 9. 10. 11. 1. 2. 12. 13. 14. Haagbeuk 2. 1. 7 3 2. 6. 1 1. 1 1. 2. 8. 3 1. 5. 1 2. 4 3 2. 1. 4. 2. 2 2. 2. 1. 4. 1 1. 2. Alterra-rapport 752. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 49.

(50) voor hazelaar zijn ook alle meerstammen geteld. Hazelaar 7 6 5 4 3 2. 8 8 12 4 22 12 22 8 31 5 16 4 20. 9 6 14 6 6 4 16 3 32 4. 1. 2. 4 18. 1. Tweestijlige meidoorn 6 7 4 3 6 2 5. 21 9 14 8 20 10 8 3 14 4 23 2 17 4 3. 4 2 8 4. 4 5. 14 4 18 8 4 2 12 4 14 6 33 4 14 4. 24 8 22 8 12 4 13 3 4 3 34 6 15 2 5. 4 1. 2. 2 14 8 2 2. 18 6 7 3 18 6 7. 10 2 14 2 6. 3 2 8 4. 4 2. 3. 3. 2 3. 18 8 24 8 8 4 24 8 8 2 9 3 22. 26 8 28 8 14 6 3. 7. 8. 32 6 16 4 20. 34 9 22 8 16 9 17 5 5 4 7 6 8 3 9. 26 8 11 4 16 5 12 3 12 4 10 3. 6 4 4 2 6 2 19 8 24 6 3. 22 8 22 4 22 12 14 4 14 4 1. 18 8 32 10 22 4 44 12 16 4 8. 12. 1 1 13. 6 10. 11. 4. 2. 5 6 2 2. 3. 1 2. 11 1. 2. 4 2. 1 1. 5. 50. 3. 3. 2 1. 14. 1 1. 5 1 9 3 13. 14 4 24 8 36 8 32 6 32 8 21 2 14. 2 2 1 1. 2 2. 3. 1 4. 5. 6. 1 7. 8. 1 9. 10. 11. 12. 13. 14. Alterra-rapport 752.

(51) Bijlage 8 Vegetatietabel van de reservaat-p.q.’s. 10 60 10 10. 2. N0 5. 70 60. 40 50. 40 30. 20. 10. 20. 50 40. 30. 20 10. 40 90 10 10. 2. S A. 40 10. 40. 50 30. S A. 70 2 70 80 60 10 80 60 50 20 20 10 80 2 2 3 3 40. 3. 2. 30 60 10. 3. 20. 80 2. 50. 40 30 2. 2 2. 3. 3 3. 3. 3. 3 2 2. 2. 2. 20 2 10 1 3. 30. 2. 2 2 2. 2. 10 2. 10. 3. 30. 3. 2. 30 10 3 3. 2 40 70 50 3. Alterra-rapport 752. 40. 20 2. 2. 2. 10 1 2. 2. 3 2. 10 1. 3 2 1. 1 1. 2 10. 2. 2. 20. 2. 51. Gb. 20 20. S A. A. Boomlaag Alnus glutinosa Betula pendula Carpinus betulus Corylus avellana Fagus sylvatica Fraxinus excelsior Picea abies Pinus sylvestris Populus x canadensis Quercus robur Sorbus aucuparia Struiklaag Alnus glutinosa Amelanchier lamarckii Betula pendula Corylus avellana Crataegus laevigata Euonymus europaeus Fagus sylvatica Fraxinus excelsior Genista anglica Lonicera periclymenum Prunus avium Rhamnus frangula Ribes rubrum Salix Sambucus nigra Sorbus aucuparia Kruidlaag Acer pseudoplatanus Adoxa moschatellina Aegopodium podagraria Agrostis capillaris Ajuga reptans Alnus glutinosa Anemone nemorosa Athyrium filix-femina. N0 4. Bos D D D D D D D D D D D D D S Type K K B K K K K B B K K K H A. N0 3. L03. G18. G16. F15. F11. F08. E19. E16. E13. E12. D1 3 D1 7 E10. B17. Bedekking (in %) van de soorten in de steekproefcirkels per laag en gemiddelde bedekking (Gb) per soort. A = aantal steekproefcirkels waarin de soort aanwezig is (in totaal 17 steekproefcirkels bemonsterd). Typen: K=klaverzuringtype; B=Braamtype; H=Heitype; A=Anemoontype. Bos: D=Duivelshof, S= Smoddebos. 3 7 2 5 3 5 1 1 1 14 6. 23.3 21.7 40.0 52.0 53.3 12.4 10.0 70.0 2.0 35.7 23.7. 4 1 1 9 2 2 4 8 1 7 1 6 1 1 1 11. 7.0 3.0 3.0 32.7 2.0 6.5 2.0 2.6 2.0 3.1 2.0 14.3 3.0 3.0 2.0 21.9. 1 3 2 1 2 3 2 3. 1.0 5.0 1.5 3.0 1.5 1.3 15.0 2.0.

(52) 52. 2. 2. 2 2. 2 2. 2. 2 1. 2 2. 2. 2. 2. 2. 2. 3. 1 2 10. 2 2 10 2 2. 2 1 1 1 2. 2 1. 2. 2. 10 3. 2. 2. 2. 1 3. 1 2. 1 2. 2. 1 2. 2. 1. 30 2. 2. 2. 3. 2 10 2 2. 1. 2. 2. 2. 2. 1. 2 1 2. 1. 2 2 2. 1 2. 2. 2. 2 1. 2 2. 10 1. 2. 3. 1. 2. 1. 1 2 2 2. 3 2. 2 2. 2 2. 3 2. 3 1. 2 2 2. 2 2. 10 2 1 20 2 2. 2. 3 2. 3 2. 3. 2. 60 30 3 2. 3. 2. 2 3 1. 10. 10 1. 2. 2. 2. 3 2 40 2 1 2 2. 10 1. 3. 40 2 1 20 40 40 2. 2. Alterra-rapport 752. Gb. 10 2. A. N0 5. N0 4. N0 3. L03. G18. G16. F15. F11. F08. E19. E16. E13. E12. D1 3 D1 7 E10. B17 Betula pendula Calluna vulgaris Cardamine amara Cardamine pratensis Carex nigra Carex oederi Carex pilulifera Carex sylvatica Carpinus betulus Ceratocapnos claviculata Chamerion angustifolium Circaea lutetiana Cirsium palustre Cirsium vulgare Corylus avellana Crataegus laevigata Deschampsia cespitosa Deschampsia flexuosa Dryopteris carthusiana Dryopteris dilatata Equisetum sylvaticum Equisetum telmateia Erica tetralix Euonymus europaeus Eupatorium cannabinum Fagus sylvatica Festuca gigantea Festuca ovina s.l. Filipendula ulmaria Fragaria vesca Fraxinus excelsior Galium aparine Galium palustre Geranium robertianum Geum urbanum Glechoma hederacea Glyceria fluitans Hedera helix Holcus lanatus Ilex aquifolium Impatiens noli-tangere Juncus effusus Juncus conglomeratus Lamiastrum galeobdolon Lonicera periclymenum. 1 1 5 2 1 1 1 4 2 2 1 3 1 1 3 1 11 1 2 11 3 1 1 3 3 2 1 1 4 1 11 1 2 2 1 1 6 10 7 4 9 5 1 3 16. 10.0 2.0 2.0 2.0 2.0 2.0 10.0 2.0 1.5 2.0 1.0 2.0 1.0 1.0 1.7 2.0 3.6 1.0 1.0 4.5 2.0 10.0 2.0 2.0 1.7 1.5 1.0 2.0 2.0 2.0 2.4 1.0 2.0 2.0 2.0 1.0 2.3 3.1 13.0 1.3 14.4 13.2 40.0 2.7 2.9.

(53) 1 2. 20 2. 1. 2. 1. 1. 1 1. 1 2. 1 1. 1. 2 2 10 2 3 10. 2 20 10 2 10 70. 2. 2. 2. 2. 2. 1. 10 1. 2. 2 2. 4. 4. 2. 2. 2 40. 2 30. 20 20 2. 2. 2. 2. 1. 1. 20. 10. 2. 2 2 3 50 3 10 3. 2 2. 10 10 2 2. 2. 3. 3. 1 3 1 1 2 2. 10. 1. 10 2. 2 1 1 2. 2 10 1. 2 2 1 2. 2 3. 2 1. 1 1. 3 1. 2. 2. 1 2. Alterra-rapport 752. 2 1 2. 2 2 1 3 1 2. 2. 2. 3. 2 2 3. 2. 2. 2 2. 2. 2 20 1. 2 2. 1. 1. 2. 10. 3. 10. 2. 2 2 1. 2 2. 2 2 1. 2 1 2 2 2. 2 2. 2. 1. 10 2 2. 10 1 2. 2 2. 60. 53. Gb. 2 40 10 3. 2. 1. 1. N0 5. 1 2. 4. N0 4. 1 30 2. 2 2 4. N0 3. G18 2 2. L03. G16 1. A. 1. F15. F11. F08. E19. E16. E13. E12. D1 3 D1 7 E10. B17 Lotus corniculatus Luzula multiflora Luzula pilosa Lysimachia nummularia Lysimachia vulgaris Maianthemum bifolium Moehringia trinervia Oxalis acetosella Pinus sylvestris Potentilla reptans Primula elatior Prunus avium Quercus robur Quercus rubra Ranunculus auricomus Ranunculus ficaria Ranunculus repens Rhamnus frangula Rubus fruticosus Rubus idaeus Salix caprea Solanum dulcamara Sorbus aucuparia Stachys sylvatica Stellaria holostea Taraxacum officinale Vaccinium myrtillus Valeriana dioica Viburnum opulus Moslaag Atrichum undulatum Brachythecium rutabulum Dicranella heteromalla Dicranum scoparium Eurhynchium praelongum Hypnum cupressiforme Lophocolea bidentata Mnium hornum Plagiomnium undulatum Plagiothecium undulatum Polytrichum formosum Polytrichum piliferum Pseudoscleropodium purum. 2 1 2 1 3 2 3 12 1 2 2 3 7 1 2 2 3 3 14 9 1 1 14 3 8 1 1 2 2. 1.5 2.0 1.0 30.0 1.7 2.0 1.7 9.4 2.0 1.5 2.0 1.3 1.0 2.0 2.0 35.0 2.0 2.0 10.4 12.6 1.0 1.0 1.8 2.0 8.4 1.0 2.0 1.5 1.5. 7 11 3 1 12 5 2 14 3 8 7 1 2. 1.7 4.2 1.7 1.0 4.2 1.6 1.0 2.7 2.0 1.3 2.0 2.0 31.0.

(54)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Britain had hoped that Union might see the Cape franchise extended to the whole of South Africa, but the reverse happened: the Cape franchise for Black Africans came under attack

Deze eenheid bestaat overwegend uit grove, soms grindhoudende zanden met plaatselijk klei- en veenlagen. De zanden zijn in het algemeen sterk bont. Kenmerkend is de rossige tint

The demarcated field and scope of the study lies in the domain of programme development, in reaching interdisciplinary between the fields of Health Professional Education and Surgery

Biomaterials and Nanobiotechnology, 2:626-639. Skin permeation of ᴅ- limonene- based nanoemulsions as a transdermal carrier prepared by ultrasonic

In the light of the above problem of water scarcity and potential conflict over water sources, the main aim of this study was the development of a strategy in the form of

From the preceding definition of CIHL by Verri, the controversial nature of CIL (and CIHL) also becomes apparent. These rules emerge because they are necessary. As was

An interview administered questionnaire was used to gather information pertaining to internal environment risk management approaches, capacity development measures on

Die troue tussen Pieter Andries Swanepoel en Maria Jacoba Swanepoel (albei nageslagte van Pieter, derde seun van die stamvader) veroorsaak dat van die stamvader, eerste, tweede