• No results found

Frame alignment en framing van crises binnen de luchtvaartindustrie : een onderzoek naar twee case studies over vliegrampen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Frame alignment en framing van crises binnen de luchtvaartindustrie : een onderzoek naar twee case studies over vliegrampen"

Copied!
44
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Frame alignment en framing van crises binnen de

luchtvaartindustrie

Een onderzoek naar twee case studies over vliegrampen

Universiteit van Amsterdam Graduate School of Communication

Master Thesis Communicatiewetenschap: Corporate Communicatie Begeleider: Piet Verhoeven

Lennart Michels 10162348 Aantal woorden: 9.987

(2)

1

Abstract

Dit onderzoek richt zich op framing en frame alignment aan de hand van vijf verschillende soorten frames: framing van verantwoordelijkheid, conflicten, human interest, economische gevolgen en moraliteit. Er zijn in totaal 291 krantenartikelen en 12 media statements geanalyseerd die betrekking hebben tot twee vliegrampen, Malaysia Airlines vluchten MH370 en MH17. De onderzoeksperiode betreft de eerste twee maanden na de beide vliegrampen. In beide cases is het verantwoordelijkheidsframe het meest gebruikte frame. Het minst gebruikte frame is het morele frame. Resultaten laten zien dat kranten binnen de verschillende clusters van de Situational Crisis Communication Theory vliegrampen anders framen, zowel verschillende typen kranten als verschillende nationaliteiten kranten. De mate van frame alignment binnen deze crises spreekt eerder onderzoek tegen dat concludeert dat in een tweede periode na een crisis een hogere mate van frame alignment is dan in een eerste of derde periode.

(3)

2

Inleiding

Vrijwel elke organisatie kan te maken krijgen met een organisationele crisis. Er bestaan vele soorten crises, zoals een olielek op een olieplatform van BP waarbij meer dan 800 miljoen liter olie de zee in lekte (NRC.nl, 2012), het instorten van een kledingfabriek van onder andere Primark in Bangladesh waarbij door slechte werkomstandigheden meer dan 200 doden vielen (NRC.nl, 2013) of een explosie van de kerncentrale Fukushima I in Japan na een aardbeving waarbij radioactieve stoffen vrijkwamen (Nu.nl, 2011). Marra (1998, p. 125) omschrijft een organisationele crisis als een onverwachte gebeurtenis die een negatieve invloed heeft op de reputatie van een organisatie en de relatie met haar stakeholders.

De drie bovenstaande voorbeelden van crises vallen volgens Coombs (2005) alle drie binnen een verschillend cluster. De kerncentrale Fukushima I in Japan is het slachtoffer van een aardbeving, terwijl BP en Primark zelf al meer verantwoordelijkheid lijken te hebben voor hun crisis. BP kent de risico’s van het winnen van olie op zee, maar had geen intentie om een olielek te veroorzaken. Primark was zich ook bewust van de slechte omstandigheden van de kledingfabrieken in Bangladesh en wist dat het een gevaarlijke werkplek was waar risico’s aanwezig waren. Toch besloten ze het personeel door te laten werken in de vervallen fabriek. Coombs onderscheidt binnen zijn Situational Crisis Communications Theory crises waarbij de organisatie als slachtoffer gezien word, crises waarbij de organisatie niet de intentie had de crisis te veroorzaken en crises waarbij de organisatie bewust handelt met de kennis van de risico’s die hieraan verbonden zijn.

Een organisatie kan zich in tijden van crisis verantwoorden voor haar acties en dit gebeurt doorgaans via de media. Door middel van persconferenties, persberichten en media statements kan een organisatie ten tijde van een crisis haar stakeholders en andere belanghebbenden op de hoogte houden van de stand van zaken en kan de organisatie eventuele oplossingen of tegemoetkomingen bieden voor de crisis. Organisaties willen graag

(4)

3 dat de media hun kant van het verhaal belichten, om zo de publieke opinie te beïnvloeden en zo min mogelijk reputatieschade op te lopen door de crisis (Druckman, 2001). Wanneer de organisatie slechts een deel van het totale verhaal vertelt of bepaalde zaken extra op de voorgrond brengt of juist achterwege laat is er sprake van framing. Framing kan op verschillende manieren gebeuren, zoals framing van economische gevolgen of framing van conflicten (Semetko & Valkenburg, 2010).

Naar de eerder genoemde voorbeelden is al onderzoek gedaan met betrekking tot framing. Zo onderzochten Schultz et al. (2011) framing in de BP crisis, onderzochten Imtihani en Mariko (2013) de aandacht in de media voor de kernramp in Japan en onderzocht Van der Pijl (2015) de relatie tussen media en PR in de case van Primark omtrent de ingestorte kledingfabriek in Bangladesh. Een sector waarin dit soort onderzoek beperkt is is de luchtvaartindustrie. Echter komen ook in deze sector organisationele crises voor. Denk aan stakingen van personeel, zoals op 5 oktober 2015 gebeurde bij Air France, waarbij het managementteam letterlijk het hemd van hun lijf werd gescheurd na protesten van werknemers (TheGuardian.com, 2015). Een andere belangrijke soort crisis waar luchtvaartmaatschappijen zo min mogelijk mee te maken hopen te krijgen zijn vliegrampen. Een vliegramp is een gebeurtenis waarbij een vliegtuig verongelukt en waarbij slachtoffers vallen. Een bekend voorbeeld hiervan is de Bijlmerramp in 1992 waarbij een Boeing 747 in twee flats in Amsterdam Bijlmer stortte (NOS.nl, 2012). Twee recente vliegrampen zijn vluchten van Malaysia Airlines, vlucht MH370 en MH17 (NOS.nl, 2014; Nu.nl, 2014). Vlucht MH370 verdween op 8 maart 2014 van de radar en is tot op heden niet in zijn totaliteit gevonden. Vlucht MH17 werd boven Oekraïns luchtgebied uit de lucht geschoten door een Buk-raket. De vliegrampen vallen binnen Coombs’Situational Crisis Communication Theory binnen verschillende clusters. Om verschillende typen framing in deze verschillende clusters Coombs te onderzoeken is de volgende onderzoeksvraag opgesteld:

(5)

4 RQ: Hoe verhouden de verschillende soorten framing in de media zich tot elkaar binnen verschillende crises omtrent vliegrampen?

Hoe diverse media nieuws framen kan per medium of zelfs per redactie verschillen. Kwaliteitskranten en tabloids hebben verschillende kenmerken die inspelen op een verschillend segment aan lezers (Bakker et al, 2003). Kwaliteitskranten leggen vaker de nadruk op onderzoeksjournalistiek, terwijl tabloids zich eerder zullen focussen op entertainmentnieuws. Deze verschillende kenmerken van deze twee typen kranten zouden eventueel een rol kunnen spelen in het gebruik van framing in hun berichtgeving over crises. Om dit te toetsen is de volgende deelvraag opgesteld:

Q1: In hoeverre hanteren kwaliteitskranten en tabloids eenzelfde soort framing in hun berichtgeving over vliegrampen?

Elk land heeft zijn eigen kenmerkende medialandschap. Dit zijn normen en waarden die een rol spelen in de manier waarop de journalistiek opereert, zoals een splitsing tussen kwaliteitskranten en tabloids (Bakker et al., 2003). Niet alleen binnen landen zijn er verschillen, maar ook tussen verschillende landen zijn verschillen in de journalistieke cultuur betreft zaken als ethische standpunten en objectiviteit (Hanitzsch et al., 2011). Maleisië, het land waar Malaysia Airlines gevestigd is, zou bijvoorbeeld de crisis op een andere manier kunnen framen dan Nederland, het land dat vele slachtoffers kende van de crash van vlucht MH17. Beide landen zijn direct betrokken bij de crisis, maar hun rol binnen deze crisis verschilt. Zo heeft Nederland de leiding genomen in het identificatieproces van slachtoffers en zou Maleisië zich juist kunnen focussen op het feit dat een grote binnenlandse organisatie in

(6)

5 een zware crisis zit. Deze verschillen en/of overeenkomsten worden getoetst aan de hand van de volgende deelvraag:

Q2: In hoeverre komt de framing tussen Maleisische en Nederlandse kranten overeen in de berichtgeving over vliegrampen?

Buiten het feit dat er vergelijkingen getrokken kunnen worden tussen verschillende media vinden organisaties het belangrijk de media hun berichtgeving overnemen om zo de publieke opinie te beïnvloeden (Druckman, 2001). De organisatie ziet graag dat de framing zie ze zelf hanteert wordt overgenomen in de media. Op deze manier wordt hun gewenste berichtgeving de werkelijke berichtgeving in de media. Wanneer dit gebeurt is er sprake van frame alignment, overeenstemming van framing tussen organisaties en de media (Van der Meer et al., 2014). Journalisten kunnen er echter ook voor kiezen om een andere kant van het verhaal te belichten. Wanneer dit gebeurt is er een lage mate van frame alignment tussen de organisatie en de media. De mate van frame alignment tussen deze twee partijen wordt onderzocht aan de hand van de volgende deelvraag:

Q3: In hoeverre is er sprake van frame alignment tussen PR en media in perioden van organisationele crises?

Dit onderzoek is van belang, omdat er binnen de wetenschap weinig onderzoek is uitgevoerd naar framing binnen de luchtvaartindustrie. Dit onderzoek kan inzicht geven in de verschillende typen framing die gehanteerd worden en de mate van frame alignment tussen vliegmaatschappijen en media. Het onderzoek is ook relevant voor vliegmaatschappijen. De resultaten van dit onderzoek kunnen vliegmaatschappijen helpen om te zien hoe verschillende

(7)

6 soorten media vliegrampen op diverse manieren framen. Vliegmaatschappijen zouden deze data kunnen gebruiken om in de toekomst hun berichtgevingen te kunnen focussen op specifieke framing per medium om zo een hogere mate van frame alignment te kunnen behalen.

Theoretisch kader

Een organisationele crisis is een grote en onverwachte gebeurtenis die negatieve gevolgen met zich meebrengt (Marra, 1998). De nasleep hiervan kan significante schade toebrengen aan de organisatie en haar reputatie. Stakeholders kunnen hierbij zowel fysieke, emotionele als financiële gevolgen ondervinden (Coombs, 2007; Coombs & Holladay, 2009). Een vliegramp is zo een grote en onverwachte gebeurtenis die negatieve gevolgen heeft voor de organisatie en haar stakeholders (Carlier & Gersons, 1997). De vraag is echter of een vliegramp zomaar gedefinieerd kan worden als crisis. De naam ‘vliegramp’ doet al vermoeden dat er hier sprake is van een ramp in plaats van een crisis. Volgens Faulkner (2001) kunnen de begrippen ‘ramp’ en ‘crisis’ echter nauw aan elkaar verbonden zijn. In het geval van vliegrampen kunnen deze zelfs in het verlengde van elkaar liggen (Henderson, 2002). Een vliegramp kan leiden tot een organisationele crisis, omdat vliegmaatschappijen een verantwoordelijkheid hebben over de de passagiers die zij vervoeren. Vliegrampen worden binnen dit onderzoek zowel als ramp als organisationele crisis beschouwd.

Situational Crisis Communication Theory

Coombs (2005) stelt dat niet alle crises gelijkwaardig zijn. Hij verdeelt crises in zijn Situational Crisis Communication Theory (SCCT) onder in drie verschillende clusters. De clusters die hij onderscheidt zijn het cluster van een crisis waarbij de organisatie gezien wordt

(8)

7 als slachtoffer, het cluster van een crisis waarbij er sprake is van een ongeluk en een cluster in de vorm van een gebeurtenis die voorkomen had kunnen worden (Coombs, 2005). Wanneer er een crisis is binnen het cluster van slachtoffer wordt de organisatie zelf gezien als slachtoffer en had de organisatie geen invloed om de crisis te voorkomen. Hierbij gaat het voornamelijk om natuurrampen, valse beschuldigingen en externe partijen die schade proberen toe te brengen aan de organisatie. Bij het cluster als ongeluk leiden onbedoelde acties tot een crisis. Hierbij heeft de organisatie niet de intentie gehad om een crisis uit te lokken, maar wijken de gevolgen af van de initiële bedoeling. Een voorbeeld van dit cluster is een technologisch falen dat leidt tot een ongeluk. Tot slot is er het cluster van een crisis die voorkomen had kunnen worden. Hierbij heeft de organisatie bewust risico’s genomen of wetten en regels gebroken om iets te realiseren. Hierbij leidt bijvoorbeeld menselijk falen tot ongelukken of worden stakeholders bewust in een risicovolle situatie gebracht. De SCCT vindt zijn oorsprong in de attibutie-theorie (Kelley, 1967). Deze theorie stelt dat mensen voortdurend op zoek zijn naar oorzaken van situaties, zeker wanneer het om een negatieve situatie als een crisis gaat. In feite wordt er dus gezocht naar een verantwoordelijke individu of groep voor een crisis. De attributie-theorie is de eerste theorie die crises aan communicatie linkt. Een organisatie dient in situaties van organisationele crisis gepast te communiceren om de eigen reputatie te beschermen.

Coombs (2005) concludeert aan de hand van zijn SCCT dat er voor elk type crisis een gepaste responsstrategie is die per cluster verschilt. Deze strategieën kunnen worden opgedeeld in primaire en secundaire responsstrategieën. De organisatie kan ervoor kiezen om de crisis te negeren, maar kan ook kiezen om te reageren en bijvoorbeeld de schuld geven aan partijen die los staan van de organisatie, verantwoordelijkheid proberen te minimalizeren of te ontkennen dat de organisatie verkeerde intenties had. Er kan ook een vergoeding worden betaald aan slachtoffers of excuses worden aangeboden. Organisaties kunnen na een primaire

(9)

8 respons vervolgens bij secondaire responsstrategieën de nadruk leggen een vervolgstrategie. De organisatie kan wijzen op het goede dat ze in het verleden hebben gedaan of benadrukken dat de organisatie zelf ook een slachtoffer is in deze crisis. De responsstrategie kan bijdragen aan de manier hoe media schrijven over de crisis en hoe zij dit framen (Coombs, 2005).

Framing

Wanneer een organisatie reageert op een crisis maakt het gebruik van verschillende frames om zo bepaalde zaken te accentueren of juist op de achtergrond te laten. Framing is het selectief kiezen van bepaalde aspecten van de waargenomen realiteit om deze vervolgens te benadrukken in communicatie. Op deze manier kan de organisatie bepaalde aspecten naar de voorgrond halen of weglaten (Neuman et al., 1992; Entman, 1993). Semetko en Valkenburg (2000) onderscheiden binnen hun framingsmodel vijf verschillende typen frames. Ze maken onderscheid tussen framing van human interest, framing van conflicten, framing van moraliteit, framing van economische gevolgen en framing van verantwoordelijkheid. Al deze verschillende typen framing benadrukken een ander perspectief binnen de sociale werkelijkheid. De framing van human interest legt de nadruk op de emotionele kant of een menselijk gezicht bij een crisis. Het doel van dit frame is om het publiek emotioneel te beïnvloeden en zo een menselijk beeld te laten vormen over de crisis (Cho & Gower, 2006). Het framen van conflicten richt zich op de strijd tussen verschillende groepen die tegenover elkaar staan en een meningsverschil hebben. Framing van moraliteit legt de nadruk op de morele kant van de crisis, zoals een religieus aspect dat verbonden is aan de crisis. Framing van economische gevolgen richt zich op de financiële gevolgen van een crisis voor de organisatie, verschillende individuen of een land. Tot slot is er de framing van verantwoordelijkheid, waarbij de aandacht ligt op wie verantwoordelijkheid draagt voor de

(10)

9 crisis. Dit kan toegewezen worden aan verschillende partijen die direct of indirect betrokken zijn bij de crisis (Hallahan, 1999).

An en Gower (2009) voegen hieraan toe dat bij het verantwoordelijkheidsframe er een verschil is tussen verantwoordelijkheid tussen organisaties en individuen. Wanneer de organisatie verantwoordelijk wordt gehouden voor een crisis wordt dit gezien als toedoen als collectief handelen van de organisatie. Wanneer een individu verantwoordelijk wordt gehouden wordt de crisis gezien als toedoen van een individuele fout. Alle aspecten van een crisis komen binnen het model van Semetko en Valkenburg aan de orde. Er wordt gekeken naar een verantwoordelijke partij voor de crisis, maar ook naar eventuele economische gevolgen hiervan en de verschillende partijen die tegenover elkaar staan.

Media en organisaties

Mediahypes dragen bij aan de aandacht voor vliegrampen (Vasterman et al., 2005). Een mediahype wordt gekenmerkt door een periode waarin er plotseling een verhoogde mate van aandacht is voor een gebeurtenis (Vasterman, 2005). Deze mediahypes kenmerken zich door een duidelijk beginpunt, een nieuwsgolf met soortgelijk nieuws, een stijging van berichtgeving over soortgelijke cases en een stijging van nieuws met hetzelfde thema. Mediahypes worden verspreid via de media. In onderzoek naar de aandacht van media voor vliegrampen zijn pieken te zien in de hoeveelheid berichtgeving op momenten dat er nieuwe informatie beschikbaar komt over een ramp. Elke keer dat er nieuwe informatie vrijkomt ontstaat er nieuwe media-aandacht. Vasterman et al. (2005) hebben dit onderzocht aan de hand van de vliegramp in Bijlmermeer in 1992. Ze onderzochten het verband tussen waargenomen gezondheidsklachten en berichtgeving over de gevolgen van schadelijke stoffen bij de vliegramp. Deze nieuwsberichten over gezondheidsklachten resulteerden in verdere verspreiding, waardoor een nieuwe mediahype ontstond.

(11)

10 Uit onderzoek van Kiousis (2001) blijkt dat mensen binnen de media het meeste vertrouwen hebben in kranten. 9% van de populatie heeft geen vertrouwen in de berichtgeving van kranten. 18% geeft juist aan veel vertrouwen te hebben in kranten. Deze resultaten waren een positiever vergeleken met televisienieuws (15% weinig vertrouwen, 10% veel vertrouwen) en online nieuws (12% geen vertrouwen, 14% veel vertrouwen).

Binnen de krantensector kan een splitsing worden gemaakt tussen twee soorten kranten: enerzijds de kwaliteitskrant en anderzijds de populaire krant of tabloid. Deze scheiding bestaat voornamelijk uit de mate waarin een krant focust op objectieve onderzoeksjournalistiek of op amusement (Bakker et al., 2003). Tabloids staan erom bekend dat zij het nieuws op een meer sensationele manier brengen dan kwaliteitskranten. Dit leidt ertoe dat kwaliteitskranten over het algemeen een vollediger beeld geven van nieuwsgebeurtenissen dan tabloids en vaker onderzoeksjournalistiek raadplegen.

Kwaliteitskranten en tabloids hebben over het algemeen een andere vorm van berichtgeving en dit zorgt voor een verschillende schrijfstijl tussen beide soorten kranten. Semetko en Valkenburg (2000) hebben onderzoek gedaan naar het gebruik van de verschillende typen framing tussen kwaliteitskranten en tabloids. Zij zien in bepaalde typen framing verschillen tussen deze twee soorten kranten en in andere typen framing juist overeenkomsten. Kwaliteitskranten hanteren meer het verantwoordelijkheidsframe dan tabloids. Het conflictframe en het economische frame worden ook vaker toegepast door kwaliteitskranten dan tabloids. Het human interest frame komt vaker voor in tabloids en het morele frame wordt vrijwel niet ingezet. Op basis van deze uitkomsten zijn de volgende hypotheses opgesteld om de verschillen in framing tussen kwaliteitskranten en tabloids te onderzoeken bij crises binnen de luchtvaartindustrie:

(12)

11 H1a: Het verantwoordelijkheidsframe zal vaker worden toegepast in kwaliteitskranten dan in tabloids.

H1b: Het conflictframe zal vaker worden toegepast in kwaliteitskranten dan in tabloids.

H1c: Het economische frame zal vaker worden toegepast in kwaliteitskranten dan in tabloids.

H1d: Het human interest frame zal vaker worden toegepast in tabloids dan in kwaliteitskranten.

Er zijn weinig data beschikbaar over het gebruik van het morele frame. Dit frame wordt bijna niet gevonden in de krantenartikelen binnen het onderzoek van Semetko en Valkenburg (2000). Er is om deze reden geen hypothese opgesteld over framing van moraliteit.

Er zijn niet alleen verschillen in berichtgeving tussen binnenlandse kranten onderling, maar bestaan er ook verschillen tussen media uit verschillende landen. De verschillende normen en waarden tussen Europa en Azië kunnen zorgen voor verschillen in de journalistieke cultuur. Zo blijkt dat Aziatische journalisten meer gesteld zijn op privacy van burgers in hun stukken dan hun Europese collega’s (Hafez, 2002). In dit geval zou het dus aannemelijker zijn om een human interest frame te vinden in een Europees journalistiek artikel dan in een Aziatisch artikel. Verder ziet Hafez geen substantiële verschillen tussen Europa en Azië. Om deze verschillen in framing tussen nationaliteiten nader te bekijken zijn de volgende hypotheses opgesteld:

H2a: Er zal geen significant verschil zijn in het gebruik van het verantwoordelijkheidsframe tussen Maleisische en Nederlandse kranten.

(13)

12 H2b: Er zal geen significant verschil zijn in het gebruik van het conflictframe tussen Maleisische en Nederlandse kranten.

H2c: Er zal in Maleisische media minder gebruik gemaakt worden van een human interest frame dan in Nederlandse kranten.

H2d: Er zal geen significant verschil zijn in het gebruik van het economische frame tussen Maleisische en Nederlandse kranten.

H2e: Er zal geen significant verschil zijn in het gebruik van het morele frame tussen Maleisische en Nederlandse kranten.

Persberichten

Uit onderzoek van Walters et al. (1995) blijkt dat persberichten van organisaties zelden in hun originele vorm in de krant verschijnen. Ze worden vaak aangepast aan de huisstijl van een krant voordat ze gepubliceerd worden. Ze worden ook vaak ingekort en overzichtelijker gemaakt. Persberichten laten vaak slechts een kant van het verhaal zien, die van de organisatie. Het doel van persberichten is dat ze veel gelezen en verspreid worden op de manier waarop de organisatie dit bedoeld heeft (Jacobs, 1999). Wanneer media dezelfde framing hanteert als de organisatie is er sprake van frame alignment, overeenstemming van framing tussen organisaties en de media (Van der Meer et al., 2014). In hoeverre media deze framing van organisaties in hun eigen berichtgeving overnemen verschilt per tijdsperiode na een crisis. Van der Meer en zijn collega’s stellen dat er drie verschillende perioden van frame alignment kunnen worden gezien na een crisis. Deze zijn op te delen in een eerste initiële fase na de crisis, waarbij PR en media op verschillende manieren berichtgeven over een crisis. Er is hier sprake van een lage mate van frame alignment. Dit komt omdat de organisatie in het geval van een crisis niet altijd een directe reactie klaar heeft staan. Journalisten zoeken dan naar alternatieve bronnen voor hun artikelen. De eerste periode start wanneer de crisis ontstaat

(14)

13 en duurt ongeveer een week. Hierna breekt de tweede fase aan. Deze periode wordt gekenmerkt door een hogere mate van frame alignment (Van der Meer et al., 2014). De tweede fase duurt totdat de grootste media-aandacht voorbij is. In de derde en laatste fase probeert de organisatie de crisis te reframen om zo verder te gaan met hun organisationele doelen. Deze reframing leidt vaak tot een lagere mate van frame alignment. Deze fase begint wanneer de grootste media-aandacht verslapt. Dit is meestal een maand na de crisis. Wanneer er een hoge mate van frame alignment met de media is betekent dit dat media de framingsstrategie van de organisatie overnemen. Het zou kunnen zijn dat organisaties op deze manier controle proberen te behouden over de publieke opinie in tijden van crises. Wanneer dit teruggebracht wordt naar het model van Coombs (2005) is er sprake van een succesvolle crisisresponsstrategie. In dat geval communiceert de organisatie hun gewenste berichtgeving richting de buitenwereld en wordt dit ook zo overgenomen in de media. Om te onderzoeken of dit ook het geval is bij crisissituaties in de luchtvaartindustrie zijn de volgende hypotheses opgesteld om de onderzoeksvraag over frame alignment binnen de drie periodes van crisis te beantwoorden:

H3a: Er zal in de eerste periode na een crisis een lagere mate van frame alignment zijn ten opzichte van de tweede periode

H3b: Er zal in de tweede periode na een crisis een hogere mate van frame alignment zijn ten opzichte van de derde periode.

Methode

Dit onderzoek is uitgevoerd aan de hand van een inhoudsanalyse. Een inhoudsanalyse is een onderzoeksmethode waarbij betekenis wordt gegeven aan de inhoud van teksten (Weber,

(15)

14 1990). Deze onderzoeksmethode wordt onder andere gebruikt om verschillen of overeenkomsten tussen teksten te analyseren of trends in teksten te vinden. In deze studie wordt berichtgeving tussen verschillende internationale kranten met elkaar vergeleken. Binnen deze kranten wordt ook een onderscheid gemaakt tussen kwaliteitskranten en tabloids en worden verschillen hiertussen geanalyseerd. Er zijn twee cases gekozen om de recente vliegrampen illustreren.

Eerst wordt gekeken naar de vermissing van vlucht MH370 van Malaysia Airlines (NOS.nl, 2014). De luchtverkeersleiding verloor contact met het vliegtuig is op 8 maart 2014 toen het over de Zuid-Chinese zee vloog. Ondanks uitvoerige zoekacties is het vliegtuig en de zwarte doos nooit in zijn volledigheid teruggevonden. Het is tot de dag van vandaag onduidelijk hoe deze ramp precies heeft kunnen gebeuren. De tweede case betreft vlucht MH17, ook van Malaysia Airlines (Nu.nl, 2014). Dit vliegtuig is op 17 juli 2014 uit de lucht geschoten boven Oekraïns grondgebied. Na veel onderzoek is achterhaald dat het vliegtuig geraakt was door een Buk-raket van Russische komaf, maar Rusland ontkent alle betrokkenheid. De precieze verantwoordelijke van de aanslag is nog onduidelijk.

Binnen dit onderzoek worden Maleisische en Nederlandse kranten met elkaar vergeleken. Er is juist voor deze landen gekozen, omdat deze twee landen een grote rol spelen binnen de crises. Malaysia Airlines is een Maleisische organisatie. Beide vliegrampen zijn om deze reden prominent in de Maleisische media geweest. De vergelijking met Nederlandse kranten is gekozen, omdat vooral bij vlucht MH17 veel Nederlandse slachtoffers in het vliegtuig zaten. Dit vergrootte de media-aandacht in de Nederlandse media.

Voor de landen wordt een onderscheid gemaakt tussen kwaliteitskranten en tabloids. In totaal zijn twee Nederlandse kwaliteitskranten (Het Financieele Dagblad en het NRC Handelsblad), twee Nederlandse tabloids (De Telegraaf en het Algemeen Dagblad) en twee Maleisische kwaliteitskranten (New Straits Times en The Edge) geanalyseerd. Het

(16)

15 Financieele Dagblad en het NRC Handelsblad hebben een oplage van respectievelijk 54.325 en 192.945 stuks(Oplagen-dagbladen.nl, 2013). De Telegraaf en het Algemeen Dagblad hebben een oplage van respectievelijk 544.355 en 409.360 stuks. New Straits Times en The Edge hebben een oplage van respectievelijk 74.711 en 23.635 stuks (Adqrate.com, 2015). Er zijn geen Maleisische tabloids geanalyseerd, omdat er geen Engelstalige data beschikbaar was. Dit zorgde ervoor dat de codeurs deze artikelen niet konden coderen.

Steekproef

In onderstaande tabel staat de verdeling van het aantal gevonden artikelen per krant per case. De volledige steekproefkader bestaat uit 2.199 artikelen, waarvan 815 over de MH370 case en 1.384 over de MH17 case. Malaysia Airlines heeft op hun website verschillende media statements gedaan om de media en het publiek te informeren en op de hoogte te houden van recente ontwikkelingen. In totaal heeft Malaysia Airlines 31 media statements vrijgegeven over vlucht MH370 en 15 statements over vlucht MH17 in de eerste twee maanden na de vliegrampen (MalaysiaAirlines.com/MH370, 2014; MalaysiaAirlines.com/MH17, 2014).

Tabel 1: De verdeling van het aantal gevonden artikelen

Case

Krant Case 1: MH370 Case 2: MH17 Totaal

Het Financieele Dagblad 5 110 115

NRC Handelsblad 38 256 294

De Telegraaf 51 325 376

Algemeen Dagblad 33 255 288

New Straits Times 673 424 1097

The Edge 15 14 29

Totaal 815 1384 2199

Er wordt binnen dit kader een gestratificeerde steekproef genomen onder de verschillende media statements en de hierbij behorende artikelen. Deze steekproef is gebaseerd op de verschillende perioden na een crisis (Van der Meer et al., 2014). Elke periode

(17)

16 is vertegenwoordigd om zo vergelijkingen te maken tussen de verschillende perioden en conclusies op te stellen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen media statements in de eerste week na de crisis (de eerste periode), media statements in de tweede tot en met de vierde week na de crisis (de tweede periode) en media statements die een tot twee maanden na de crisis gedaan zijn (de derde periode). Binnen de verschillende strata zijn aselect artikelen geselecteerd en gecodeerd.

Variabelen

Er is een codeboek opgesteld met verschillende variabelen over framing. Dit codeboek is terug te vinden in de bijlage. De verschillende typen framing die verwerkt zijn in dit codeboek zijn opgesteld aan de hand van het model van Semetko en Valkenburg (2000). Het codeboek bevat negentien inhoudelijke vragen over deze verschillende vijf verschillende typen framing. Deze vragen vormen samen vijf verschillende constructen: framing van verantwoordelijkheid (5 vragen), framing van conflicten (4 vragen), framing van economische gevolgen (4 vragen), framing van human interest (3 vragen) en framing van moraliteit (3 vragen). Enkele voorbeelden van vragen zijn ‘Komen binnen het artikel verschillende partijen aan het woord komen die het oneens zijn met elkaar?’ en ‘Wordt er binnen het artikel gesproken over positieve of negatieve financiële gevolgen van de crisis?’. De vragen waren allemaal te beantwoorden met ‘Nee’ (0) of ‘Ja’ (1). De verschillende constructen zijn opgebouwd door de antwoorden van de verschillende vragen bij elkaar op te tellen tot een subtotaal.

De rol die een organisatie aanneemt tijdens een crisis is afhankelijk van de SCCT (Coombs, 2005). Deze theorie maakt zoals eerder gezegd onderscheid tussen verschillende soorten crises. Beide cases vallen binnen deze theorie tot verschillende clusters. De case MH17 wordt gezien binnen het cluster van een crisis waarbij de organisatie slachtoffer is. Er is namelijk vanuit een externe partij schade toegebracht aan de organisatie. Malaysia Airlines

(18)

17 had hier zelf niet direct invloed op. De case MH370 is vooralsnog een onopgeloste zaak. Het complete vliegtuig is nog niet gevonden. Wat er precies is gebeurd en waar de verantwoordelijkheid ligt is nog onduidelijk. Daarom is er in dit geval gekeken naar de positie die de media inneemt ten opzichte van de verantwoordelijkheid van Malaysia Airlines in deze case. De media schreven vooral over het feit dat Malaysia Airlines verantwoordelijk was voor het feit dat zij hun eigen toestel niet konden lokaliseren en geen uitsluitsel konden geven over de passagiers en bemanning in het vliegtuig. Malaysia Airlines had natuurlijk niet de intentie om deze crisis zich te laten voordoen, dus past deze case het best bij het cluster van een crisis waarbij sprake is van een ongeluk.

Dataverzameling

De verzameling van de data is gedaan via de online databank LexisNexis. LexisNexis slaat artikelen van diverse internationale kranten op, zodat deze online te raadplegen zijn. Met behulp van zoektermen kan er gezocht worden naar gewenste artikelen. De zoektermen binnen dit onderzoek zijn ‘MH17’ en ‘MH370’. Er was een hoge mate van relevantie binnen de zoekresultaten met deze zoektermen.

Analyse

De analyse van de artikelen is uitgevoerd met behulp van het statistiekprogramma SPSS. De artikelen zijn eerst gecodeerd, waarna er T-toetsen over de data zijn uitgevoerd. Voordat de analyse plaats vond is gekeken of het codeboek betrouwbaar was. Dit is gedaan door antwoorden van twee codeurs met elkaar te vergelijken. Deze check is uitgevoerd onder tenminste 10% van de totale steekproef (n = 297). Beide codeurs hebben 36 dezelfde artikelen hebben gecodeerd. De vraag met de minste overeenkomsten is ‘Geeft het artikel aan dat het probleem directe actie vereist?’. De waarde van Krippendorff’s Alpha bij deze vraag is 0,801.

(19)

18 Meerdere vragen hebben een volledige overeenkomst binnen de controle op de intercodeurbetrouwbaarheid. De gemiddelde waarde van Krippendorff’s Alpha is 0,913. Het volledige overzicht van alle waarden van Krippendorff’s Alpha is te vinden in de bijlage.

De eerste deelvraag is beantwoord door T-toetsen op twee gemiddelden te berekenen. De variabele ‘Type Krant’ is genomen als groeperingsvariabele en stuk voor stuk werden de verschillende constructen van framing toegepast om de twee verschillende gemiddelden per type krant te vergelijken. Hierbij is het databestand steeds gefilterd per case om zo de juiste conclusies te kunnen trekken. De tweede deelvraag is op dezelfde manier beantwoord, maar dan met de variabele ‘Nationaliteit Krant’ als groeperingsvariabele. Om de frame alignment te achterhalen is ook een T-toets op twee gemiddelden berekend. Per periode is gekeken of de framing tussen kranten en media statements significant van elkaar verschilt. Wanneer dit het geval is, is er geen sprake van frame alignment. Wanneer er geen significante verschillen zijn gevonden, is er wel sprake van frame alignment. De verschillende periodes worden met elkaar vergeleken op basis van hun significantie. Wanneer in de eerste periode wel een significant verschil is tussen de framing van krantenartikelen en media statements en in de tweede periode niet, is er in de tweede periode een hogere mate van frame alignment dan in de eerste periode.

Resultaten

De verdeling van het totaal aantal artikelen van beide cases (815 artikelen over MH370 en 1384 artikelen over MH17) is hieronder grafisch weergegeven in grafiek 1 en 2. In de grafieken is de wekelijkse verdeling van het aantal artikelen per krant te zien gedurende een periode van 8 weken. Er is van dit totaal een steekproef gevormd van 285 artikelen waarmee geanalyseerd is, waarvan 121 artikelen betrekking hadden tot vlucht MH370 en 164

(20)

19 betrekking hadden tot vlucht MH17. Deze artikelen zijn vergeleken met twaalf media statements, waarvan de verdeling per case en periode gelijk is. De precieze geanalyseerde verdeling per krant, periode en case is te vinden in tabel 2.

Grafiek 1 en 2: Verdeling artikelen per krant per week MH370 (links) en MH17 (rechts)

Tabel 2: Frequentieverdeling van het aantal artikelen per case

Tot welke case heeft het artikel betrekking?

Totaal Case 1: MH370 Case 2: MH17

Periode 1

Het Financieele Dagblad 1 10 11

NRC Handelsblad 8 10 18

De Telegraaf 9 10 19

Algemeen Dagblad 5 10 15

New Straits Times 10 10 20

The Edge 1 7 8

34 57 91

Periode 2

Het Financieele Dagblad 3 10 13

NRC Handelsblad 8 10 18

De Telegraaf 10 10 20

Algemeen Dagblad 10 10 20

New Straits Times 10 10 20

The Edge 9 2 11

50 52 102

Periode 3

Het Financieele Dagblad 1 10 11

NRC Handelsblad 9 10 19

De Telegraaf 5 10 15

Algemeen Dagblad 9 10 19

New Straits Times 10 10 20

The Edge 3 5 8

37 55 92

(21)

20

Case 1: MH370

Framing in verschillende typen kranten

Het gebruik van de verschillende typen framing is geanalyseerd aan de hand van een T-toets op twee gemiddelden. Voor elk type frame is geanalyseerd of het gebruik van de typen framing significant verschilt tussen de verschillende kranten. Hierbij is rekening gehouden met een betrouwbaarheidsinterval van 95%. Een artikel in een tabloid telde gemiddeld 432 woorden. In een kwaliteitskrant was dit gemiddelde 580 woorden. Dit is een significant verschil, t(117,028) = -2,003, p = 0,048, 95% CI [-295,434, -1,659]. De plaats van het artikel in de krant verschilde ook. De mediaan van artikelen in tabloids is 9,5. Dit geeft aan dat 50% van de waarnemingen op pagina 9 of hiervoor staat en 50% op pagina 10 of hierna. Bij kwaliteitskranten is de mediaan 5. Het meest gebruikte frame in deze case is het verantwoordelijkheidsframe (M = 1,457, SD = 1,402), gevolgd het human interest frame (M

= 1,244, SD = 1,308), het conflictframe (M = 1,071, SD = 1,334), het economische frame (M = 0,378, SD = 1,169) en het morele frame (M = 0,039, SD = 0,195).

Verantwoordelijkheidsframe. Er is een verschil geconstateerd bij het gebruik van het

verantwoordelijkheidsframe tussen tabloids (M = 0,917, SD = 0,71) en kwaliteitskranten (M = 1,863, SD = 1,627). Dit is een significant verschil, t(106,079) = -4,376, p < 0,001, 95% CI [-1,375, -0,518]. H1a is hiermee bevestigd.

Conflictframe. Het toepassen van het conflictframe verschilt ook per type krant.

Kwaliteitskranten (M = 1,329, SD = 1,5) maakten meer gebruik van dit type frame dan tabloids (M = 0,729, SD = 1,005). Dit verschil is significant, t(119) = -2,431, p = 0,017, 95% CI [-1,088, -0,111]. H1b is ook bevestigd.

Economisch frame. Er is geen significant verschil gevonden in het gebruik van het

economische frame tussen kwaliteitskranten (M = 0,466, SD = 1,444) en tabloids (M = 0,188,

(22)

21 aangetoond dat kwaliteitskranten meer gebruik maken van het economische frame dan tabloids. H1c is niet bevestigd.

Human interest frame. Er is geen verschil geconstateerd in het gebruik van het human interest

frame in kwaliteitskranten (M = 1,164, SD = 0,155) en tabloids (M = 1,25, SD = 0,187), t(119) = 0,351, p = 0,726, 95% CI [-0,397, 0,569]. H1d kan niet worden bevestigd. Er kan niet worden aangetoond dat het gebruik van het human interest frame vaker wordt toegepast in tabloids dan in kwaliteitskranten.

Moreel frame. Er is een verschil gevonden in het gebruik van het morele frame tussen tabloids

en kwaliteitskranten (M = 0,055, SD = 0,229). Framing van moraliteit in tabloids is niet toegepast in de geanalyseerde artikelen. Dit is een significant verschil, t(72) = -2,043, p = 0,045, 95% CI [-0,108, 0,001]. Het gebruik van het morele frame is alleen waargenomen in Maleisische kwaliteitskranten en vrijwel in geen enkele Nederlandstalige krant. Het verschil kan dus ook te maken hebben met de nationaliteit van de krant, in plaats van het type krant.

Framing in verschillende nationaliteit kranten

Net als bij de vergelijking tussen tabloids en kwaliteitskranten is bij de vergelijking tussen Nederlandse en Maleisische kranten geanalyseerd aan de hand van een T-toets voor twee gemiddelden met een betrouwbaarheidsinterval van 95%. Er wordt in dit verband alleen gekeken naar kwaliteitskranten, omdat er geen data beschikbaar was van Maleisische tabloids. Artikelen in Maleisische kwaliteitskranten telden gemiddeld 689 woorden. Artikelen in Nederlandse kwaliteitskranten telden gemiddeld 425 woorden. Dit is een significant verschil, t(119) = -3,328, p < 0,001, 95% CI [-414,542, -105,291]. De mediaan van artikelen bevond zich voor beide groepen op pagina 7 van de krant. Het meest voorkomende type frame is het verantwoordelijkheidsframe (M = 1,553, SD = 0,825), gevolgd door het human interest frame

(23)

22 (M = 1,01, SD = 1,235), het conflictframe (M = 0,971, SD = 0,99), het economische frame (M = 0,529, SD = 0,775) en het morele frame (M = 0,087, SD = 0,316)

Verantwoordelijkheidsframe. Er is geen verschil gevonden in het gebruik van het

verantwoordelijkheidsframe tussen Maleisische kwaliteitskranten (M = 1,744, SD = 1,72) en Nederlandse kwaliteitskranten (M = 2,033, SD = 1,497), t(119) = -1,489, p = 0,139, 95% CI [-0,927, 0,131]. H2a wordt hiermee bevestigd. Er is geen verschil tussen de toepassing van het verantwoordelijkheidsframe tussen Nederlandse en Maleisische kwaliteitskranten.

Conflictframe. Er is een significant verschil geconstateerd in de toepassing van het

conflictframe tussen Maleisische kwaliteitskranten (M = 1,512, SD = 1,751) en Nederlandse kwaliteitskranten (M = 0,859, SD = 1,015), t(119) = 2,598, p = 0,011, 95% CI [1,15, -0,155]. Hiermee is H2b niet bevestigd. Maleisische kwaliteitskranten maken significant meer gebruik van het conflictframe dan Nederlandse kwaliteitskranten.

Economisch frame. In Maleisische kwaliteitskranten (M = 0,744, SD = 1,814) werd het

economische frame vaker toegepast dan in Nederlandse kwalitieitskranten (M = 0,067, SD = 0,365). Dit verschil is significant, t(46,792) = -2,381, p = 0,021, 95% CI[-1,25, -0,105]. H2c wordt hiermee weerlegd.

Human interest frame. Er is een verschil gevonden in het gebruik van het human interest

frame in Nederlandse kwaliteitskranten (M = 0,667, SD = 0,959) en Maleisische kwaliteitskranten (M = 1,512, SD = 1,337). Dit betreft een significant verschil, t(70,895) = -3,012, p = 0,004, 95% CI[-1,404, -0,286]. Hiermee wordt H2d weerlegd.

Moreel frame. Zoals de uitleg van het significante verschil in toepassing van het morele frame

tussen tabloids en kwaliteitskranten al deed vermoeden is er ook hier een significant verschil geconstateerd in het gebruik van het morele frame. Nederlandse kwaliteitskranten pasten dit type framing minder toe dan Maleisische kwaliteitskranten (M = 0,093, SD = 0,293). Het morele frame werd niet toegepast in de geanalyseerde Nederlandse kwaliteitskranten. Het

(24)

23 betreft hier een significant verschil, t(42) = -2,075, p = 0,044, 95% CI [-0,183, -0,003]. H2e wordt hiermee weerlegd.

Frame alignment

Frame alignment is geanalyseerd aan de hand van T-toetsen op twee gemiddelden. Frame alignment wordt gemeten door framing in krantenartikelen te vergelijken met de framing in de media statements die Malaysia Airlines heeft gepubliceerd. Er is per type frame gekeken naar de mate van frame alignment in de verschillende periodes.

Verantwoordelijkheidsframe. Er is eerst gekeken naar de frame alignment in de eerste twee

periodes. In de eerste periode is geen significant verschil gevonden tussen het gebruik van het verantwoordelijkheidsframe tussen krantenartikelen (M = 0,971, SD = 0,999) en media statements (M = 1, SD = 1,414), t(0,981) = -0,029, p = 0,981, 95% CI [-11,327, 11,269]. Er is in de eerste periode na de crisis sprake van frame alignment tussen krantenartikelen en media statements. Er wordt ook geen significant verschil tussen krantenartikelen (M = 1,64, SD = 1,711) en media statements (M = 1,5, SD = 0,707) in de tweede periode, t(1,522) = 0,252, p = 0,831, 95% CI [-3,136, 3,416]. In beide gevallen is er geen verschil gevonden in het gebruik van het verantwoordelijkheidsframe tussen krantenartikelen en media statements. Er kan dus niet gezegd worden dat in de eerste periode minder frame alignment is dan in de tweede periode. H3a wordt niet bevestigd. Er is wel een significant verschil gevonden in de derde periode tussen krantenartikelen (M = 1,757, SD = 1,188) en media statements. Het verantwoordelijkheidsframe is niet toegepast binnen de geanalyseerde media statements, t(36) = 8,995, p < 0,001, 95% CI [1,361, 2,153]. Er is dus geen sprake van frame alignment. Hiermee wordt H3b bevestigd. In de tweede periode is er sprake van frame alignment, terwijl dit in de derde periode niet het geval is.

(25)

24

Conflictframe. Er is in de eerste periode na de crisis een significant verschil gevonden in de

hantering van het conflictframe tussen krantenartikelen (M = 1,264, SD = 1,024) en media statements. Het conflictframe is niet toegepast in de geanalyseerde media statements, t(33) = 7,2, p < 0,001, 95% CI [0,907, 1,622]. Er is geen verschil gevonden in het toepassen van het conflictframe tussen krantenartkelen (M = 0,86, SD = 0,99) en media statements (M = 1, SD

= 1,414) in de tweede periode, t(1,04) = -0,139, p = 0,912, 95% CI [-11,872, 11,591]. Er is

dus sprake van frame alignment. H3a wordt hiermee bevestigd. Er is ook geen verschil gevonden in het gebruik van het conflictframe tussen krantenartikelen (M = 1,243, SD = 1,921) en media statements (M = 1, SD = 0) in de derde periode na de crisis, t(37) = 0,177, p = 0,861, 95% CI [-2,544, 3,03]. Er is sprake van frame alignment in zowel de tweede als de derde periode. H3b wordt hierdoor niet bevestigd.

Economisch frame. Er is een significant verschil in het gebruik van het economische frame

tussen krantenartikelen (M = 0,059, SD = 0,343) en media statements (M = 1, SD = 0) in de eerste periode, t(34) = -3,828, p = 0,001, 95% CI [-1,441, -0,442]. In de tweede periode is er geen significant verschil gevonden tussen krantenartikelen (M = 0,48, SD = 1,632) en media statements (M = 1, SD = 1,414), t(50) = -0,443, p=0,66, 95% CI [-2,878, 1,838]. H3a wordt hiermee bevestigd. In de tweede periode is een hogere mate van frame alignment dan in de eerste periode. Er is in de derde periode geen verschil gevonden tussen krantenartikelen (M = 0,46, SD = 0,9) en media statements (M = 0,5, SD = 0,707), t(37) = -0,062, p = 0,951, 95% CI [-1,358, 1,277]. In de tweede en derde periode is allebei sprake van frame alignment. H3b wordt niet bevestigd.

Human interest frame. Er is in de eerste periode geen significant verschil gevonden in het

gebruik van het human interest frame tussen krantenartikelen (M = 1,588, SD = 1,438) en media statements (M = 2, SD = 0), t(33) = -1,67, p = 0,104, 95% CI [-0,913, 0,09]. In de tweede periode is ook geen verschil gevonden tussen krantenartikelen (M = 1,44, SD = 1,343)

(26)

25 en media statements (M = 3, SD = 1,414), t(50) = -1,61, p = 0,114, 95% CI [-3,507, 0,387]. In beide perioden is sprake van frame alignment. H3a niet kan worden bevestigd. In de derde periode is ook geen significant verschil gevonden tussen krantenartikelen (M = 0,514, SD = 0,804) en media statements (M = 1,5, SD = 0,707), t(37) = -1,696, p = 0,098, 95% CI [-2,165, 0,192]. In beide perioden is sprake van frame alignment, waardoor ook H3b niet kan worden bevestigd.

Moreel frame. Er is geen significant verschil gevonden in het gebruik van het morele frame

tussen krantenartikelen (M = 0,088, SD = 0,288) en media statements in de eerste periode. Het morele frame is niet toegepast in de geanalyseerde media statements, t(34) = 0,428, p = 0,672, 95% CI [-0,331, 0,508]. In de tweede periode is wel een significant verschil gevonden tussen krantenartikelen en media statements (M = 0,5, SD = 0,707). Het morele frame is niet toegepast in de geanalyseerde krantenartikelen, t(50) = 6,934, p<0,001, 95% CI [0,645, -0,355]. H3a wordt hiermee weerlegd. Er is in de derde geen verschil gevonden in het gebruik van het morele frame tussen krantenartikelen (M = 0,027, SD = 0,164) en media statements, t(37) = 0,23, p = 0,82, 95% CI [-0,212, 0,266]. Het morele frame is niet toegepast in de geanalyseerde media statements. H3b wordt niet bevestigd.

Case 2: MH17

Framing in verschillende typen kranten

Evenals bij case 1 is ook hier geanalyseerd aan de hand van een T-toets op twee gemiddelden met een betrouwbaarheidsinterval van 95%. De gemiddelde lengte van de artikelen verschilde voor tabloids en kwaliteitskranten. Tabloids wijdde gemiddeld 362 woorden per artikel aan vlucht MH17, terwijl dit aantal bij kwaliteitskranten op 645 woorden lag. Dit is een significant verschil, t(158,806) = -5,257, p < 0,001, 95% CI [-389,402, -176,726]. De plek in

(27)

26 de krant verschilde ook tussen beide typen kranten. De mediaan ligt bij tabloids op 5,5. De mediaan van kwaliteitskranten is 4.

Verantwoordelijkheidsframe. Er is geen verschil gevonden in het gebruik van het

verantwoordelijkheidsframe tussen kwaliteitskranten (M = 1,553, SD = 0,825) en tabloids (M = 1,767, SD = 1,079), t(99,356) = 1,322, p = 0,189, 95% CI [-0,107, 0,533]. H1a wordt niet bevestigd.

Conflictframe. Er is ook geen verschil gevonden in de toepassing van het conflictframe tussen

kwaliteitskranten (M = 0,971, SD = 0,99) en tabloids (M = 0,933, SD = 1,177), t(106,785) = -0,210, p = 0,834, 95% CI [-0,395, 0,32]. H1b wordt ook niet bevestigd.

Economisch frame. De toepassing van het economische frame verschilt tussen

kwaliteitskranten (M = 0,529, SD = 0,775) en tabloids (M = 0,283, SD = 0,691). Er is sprake van een significant verschil, t(135,004) = -2,094, p = 0,038, 95% CI [-0,477, -0,014]. Het economische frame wordt vaker toegepast in kwaliteitskranten dan in tabloids. H1c is hiermee bevestigd.

Human interest frame. Het human interest frame werd bijna twee keer zo veel toegepast in

tabloids (M = 1,95, SD = 1,346) dan in kwaliteitskranten (M = 1,009, SD = 1,235). Dit verschil is significant, t(114,713) = 4,441, p < 0,001, 95% CI [0,521, 1,36]. H1d is hiermee bevestigd.

Moreel frame. Er is geen verschil gevonden in de toepassing van het morele frame tussen

tabloids (M = 0,15, SD = 0,515) en kwaliteitskranten (M = 0,087, SD = 0,316), t(161) = 0,962, p = 0,337, 95% CI [-0,066, 0,191].

Framing in verschillende nationaliteit kranten

De analyse van de data is wederom uitgevoerd aan de hand van een T-toets voor twee gemiddelden met een betrouwbaarheidsinterval van 95%. Gemiddeld gezien waren de

(28)

27 artikelen in Maleisische kwaliteitskranten even lang als in Nederlandse kwaliteitskranten. De artikelen in de Maleisische kranten waren gemiddeld 692 woorden lang en in Nederlandse kranten 612 woorden lang. Dit is geen significant verschil, t(102) = -0,883, p = 0,379, 95% CI [-262,441, 100,701]. De mediaan van de plaats in de krant ligt voor Nederlandse kranten op pagina 5. De mediaan voor Maleisische kranten is 6,5.

Verantwoordelijkheidsframe. Er is een verschil gevonden in de toepassing van het

verantwoordelijkheidsframe tussen Nederlandse kwaliteitskranten (M = 1,7, SD = 0,869) en Maleisische kwaliteitskranten (M = 1,349, SD = 0,72). Het betreft een significant verschil, t(98,827) = 2,237, p = 0,028, 95% CI [0,04, 0,663]. H2a wordt hiermee weerlegd.. Er wordt meer gebruik gemaakt van het verantwoordelijkheidsframe in Nederlandse kwaliteitskranten dan in Maleisische kwaliteitskranten.

Conflictframe. Ook hier wordt een verschil gevonden in de toepassing van het conflictframe

tussen Nederlandse kwaliteitskranten (M = 1,667, SD = 1,044) en Maleisische kwaliteitskranten (M = 0,705, SD = 0,851). Het gaat hier om een significant verschil, t(100,802) = 2,483, p = 0,015, 95% CI [0,093, 0,831]. H2b wordt hiermee weerlegd. Er wordt significant meer gebruik gemaakt van het conflictframe in Nederlandse kranten dan in Maleisische kranten.

Economisch frame. Er is geen verschil gevonden in de toepassing van het economische frame

tussen Nederlandse kwaliteitskranten (M = 0,583, SD = 0,72) en Maleisische kwaliteitskranten (M = 0,455, SD = 0,848), t(102) = 0,836, p = 0,405, 95% CI [-0,177, 0,434]. H2c wordt hiermee bevestigd. Er is geen verschil in het gebruik van het economische frame tussen Nederlandse en Maleisische kwaliteitskranten.

Human interest frame. Er is een verschil gevonden in het gebruik van het human interest

frame tussen Nederlandse (M = 0,8, SD = 1,102) en Maleisische kwaliteitskranten (M = 1,3,

(29)

[-28 0,991, 0,0]. H2d wordt hiermee weerlegd. Het tegenovergestelde van de verwachting wordt gevonden. In Maleisische kwaliteitskranten wordt meer gebruik gemaakt van het human interest frame dan in Nederlandse kwaliteitskranten.

Moreel frame. Tot slot wordt ook hier een verschil geconstateerd in het gebruik van het

morele frame in Nederlandse (M = 0,017, SD = 0,129) en Maleisische kwaliteitskranten (M = 0,186, SD = 0,45). Dit betreft een significant verband, t(46,981) = -2,398, p = 0,021, 95% CI [-0,312, -0,027]. H2e wordt hiermee weerlegd. Maleisische kwaliteitskranten maken meer gebruik van morele framing dan Nederlandse kwaliteitskranten.

Frame alignment

Verantwoordelijkheidsframe. Er is geen significant verschil gevonden in het gebruik van het

verantwoordelijkheidsframe tussen kranten (M = 1,722, SD = 0,944) en media statements (M

= 2,5, SD = 0,707) in de eerste periode na de crisis, t(36) = -1,141, p = 0,262, 95% CI

[-2,161, 0,605]. Er is in de tweede periode ook geen significant verschil gevonden tussen krantenartikelen (M = 1,469, SD = 0,761) en media statements (M = 1,5, SD = 0,707) in het gebruik van het verantwoordelijkheidsframe, t(32) = -0,056, p = 0,955, 95% CI = [-1,159, 1,097]. In beide perioden is sprake van frame alignment, dus H3a kan niet worden bevestigd. Er is wel een significant verschil gevonden in het gebruik van het verantwoordelijkheidsframe tussen krantenartikelen (M = 1,457, SD = 0,741) en media statements (M = 1, SD = 0) in de derde periode, t(34) = 3,648, p = 0,001, 95% CI [0,202, 0,712]. Er is in de tweede periode sprake van frame alignment, terwijl dit in de derde periode niet het geval is. H3b wordt hiermee bevestigd.

Conflictframe. Er is een significant verschil tussen krantenartikelen (M = 1,216, SD = 1,031)

en media statements in het gebruik van het conflictframe in de eerste periode. Het conflictframe werd niet toegepast in de geanalyseerde media statements, t(36) = 7,175, p <

(30)

29 0,001, 95% CI [0,872, 1,56]. In de tweede periode is ook een significant verschil gevonden tussen krantenartikelen (M = 1, SD = 1,016) en media statements, t(31) = 5,568, p < 0,001, 95% CI [0,634, 1,366]. Het conflictframe is niet toegepast in de geanalyseerde media statements. In beide perioden is geen sprake van frame alignment, waarmee H3a niet kan worden bevestigd. Er is in de derde periode ook een significant effect gevonden tussen krantenartikelen (M = 0,686, SD = 0,867) en media statements, t(34) = 4,68, p < 0,001, 95% CI [0,388, 0,983]. Het conflictframe is niet toegepast in de geanalyseerde media statements. In zowel de tweede als de derde periode is geen sprake van frame alignment. H3b wordt niet bevestigd.

Economisch frame. Er is een significant verschil tussen krantenartikelen (M = 0,46, SD =

0,73) en media statements (M = 0, SD = 0) in het gebruik van het economische frame in de eerste periode, t(36) = 3,828, p < 0,001, 95% CI [0,216, 0,703]. Er is geen significant verschil gevonden tussen krantenartikelen (M = 0,469, SD = 0,671) en media statements (M = 0,5, SD

= 0,707) in de tweede periode. Er is in de eerste periode geen sprake van frame alignment, in

de tweede periode wel. H3a wordt hiermee bevestigd. Er is geen significant verschil gevonden tussen krantenartikelen (M = 0,657, SD = 0,906) en media statements (M = 0,5, SD = 0,707) in de derde periode, t(35) = 0,24, p = 0,812, 95% CI [-1,172, 1,486]. In zowel de tweede als de derde periode is sprake van frame alignment. H3b kan niet worden bevestigd.

Human interest frame. Er is in de eerste periode geen significant verschil gevonden tussen

krantenartikelen (M = 1,081, SD = 1,299) en media statements (M = 1,5, SD = 0,707) in het gebruik van het human interest frame, t(37) = -0,448, p = 0,656, 95% CI [-2,312, 1,474]. In de tweede periode is ook geen significant verschil gevonden tussen krantenartikelen (M = 0,875,

SD = 1,1) en media statements (M = 1,5, SD = 0,707), t(32) = -0,787, p = 0,437, 95% CI

[-2,243, 0,993]. In beide perioden is sprake van frame alignment. H3a wordt niet bevestigd. Er is in de derde periode ook geen significant verschil gevonden tussen krantenartikelen (M =

(31)

30 1,057, SD = 1,305) en media statements (M = 2,5, SD = 0,707), t(35) = -1,537, p = 0,133, 95% CI [-3,349, 0,463]. In zowel de tweede als de derde periode is sprake van frame alignment. H3b wordt niet bevestigd.

Moreel frame. Er is in de eerste periode geen enkele mate van framing van moraliteit

gevonden in zowel krantenartikelen als media statements. Er is hier dus sprake van frame alignment. In de tweede periode is geen significant verschil gevonden tussen krantenartikelen (M = 0125, SD = 0,336) en media statements. Het morele frame werd niet toegepast in de geanalyseerde media statements, t(32) = 0,519, p = 0,608, 95% CI [-0,336, 0,616]. In beide perioden is sprake van frame alignment. H3a wordt niet bevestigd. In de derde periode is ook geen significant verschil gevonden tussen krantenartikelen (M = 0,143, SD = 0,43) en media statements (M = 0,5, SD = 0,707) in het gebruik van het morele frame, t(35) = -1,116, p = 0,272, 95% CI [-1,007, 0,293]. In beide perioden is sprake van frame alignment. H3b wordt ook niet bevestigd.

Conclusie

Uit de resultatensectie blijkt dat er in beide cases een aantal verschillen zijn betreft framing tussen kwaliteitskranten en tabloids. Dit leidt ertoe dat de rol van de organisatie binnen de Situational Crisis Communication Theory van Coombs (2005) invloed heeft op de manier waarop media de situatie framen. Deze theorie stelt dat organisaties een verschillende rol kunnen hebben in een crisis. Deze rollen zijn te onderscheiden in de organisatie als slachtoffer van een crisis, de organisatie waarbij een ongeluk de crisis inleidde of de organisatie die door bewust foutief handelen een crisis veroorzaakt. Afhankelijk van deze rol zullen zij zich op een andere manier uiten in de media. De resultaten uit dit onderzoek komen niet volledig overeen met de resultaten uit het onderzoek van Semetko en Valkenburg (2000). Zo wordt het

(32)

31 verantwoordelijkheidsframe significant vaker toegepast door kwaliteitskranten dan tabloids in de case MH370, de crisis waarbij de organisatie zich bevindt in het cluster waarbij de crisis voorkomen had kunnen voorkomen. Bij de case MH17, waarbij de organisatie vooral gezien wordt als slachtoffer, werd geen significant verschil gevonden. Hetzelfde geldt voor framing van conflicten. Uit de MH370 case blijkt dat kwaliteitskranten significant meer gebruik maken van dit frame dan tabloids. In de MH17 case wordt geen significant verschil aangetroffen. Het gebruik van het economische frame tussen kwaliteitskranten en tabloids verschilt niet significant in de MH370 case, maar wel in de MH17 case. In deze laatste case maken kwaliteitskranten meer gebruik van het economische frame dan tabloids deden. Het human interest frame verschilt significant tussen kwaliteitskranten en tabloids in de MH17 case, maar niet in de MH370 case. Tabloids maken meer gebruik van het human interest frame dan kwaliteitskranten wanneer de organisatie binnen de crisis een slachtofferrol had dan wanneer de organisatie de crisis had kunnen voorkomen. Binnen het morele frame worden significante verschillen gevonden in de MH370 case, maar er zijn te weinig data van dit frame gevonden om hier valide conclusies aan te kunnen trekken.

Een belangrijke conclusie die hieruit voortkomt is dat kwaliteitskranten en tabloids op een verschillende manier gebruik maken van deze typen framing in de verschillende clusters van de SCCT. Het kan voor een organisatie dus handig zijn om in plaats van een algemeen media statement te geven, meerdere statements te publiceren vanuit verschillende perspectieven. Op die manier kunnen de media statements beter getarget worden naar de verschillende typen media, in dit geval kwaliteitskranten en tabloids. Zo kan een organisatie bij een crisis waarin ze zich in een slachtofferrol bevindt zich voor tabloids focussen op het human interest frame. Wanneer een organisatie in een crisis zit die voorkomen had kunnen worden zou ze in media statements richting kwaliteitskranten zich kunnen richten op het verantwoordelijkheidsframe of framing van conflicten.

(33)

32 Er zijn ook verschillen geconstateerd tussen Nederlandse en Maleisische kranten in hun gebruik van de verschillende typen framing. Het verantwoordelijkheidsframe werd significant meer toegepast in Nederlandse kwaliteitskranten dan in Maleisische kwaliteitskranten in de MH17 case. In de MH370 case werd geen significant verschil gevonden. Ditzelfde geldt voor het conflict frame. In de MH17 case werd door Nederlandse kranten significant meer gebruik gemaakt van het conflict frame dan in Maleisische kranten. Er werden geen significante verschillen gevonden in de MH370 case. Bij het economische frame werden juist significante verschillen gevonden in de MH370 case. Nederlandse kranten maken meer gebruik van dit type frame dan Maleisische kranten. Er is geen significant verschil gevonden in de MH17 case. Framing van human interest werd in beide cases significant meer gebruikt door Maleisische kranten dan Nederlandse kranten. Dit is opvallend, omdat H2d stelt dat juist Nederlandse kranten meer gebruik zouden maken van dit frame (Hafez, 2002). Het zou kunnen zijn dat de Nederlandse pers voorzichtiger om is gegaan met persoonlijke nieuwsfeiten, omdat er een groot aantal slachtoffers in de MH17 case van Nederlandse komaf is. Framing van moraliteit wordt in beide cases significant meer gebruikt in Maleisische dan Nederlandse kwaliteitskranten. Echter is dit frame zo weinig gehanteerd, dat het moeilijk is om hier valide uitspraken over te doen.

Tussen kranten van verschillende nationaliteiten zijn dus ook verschillen geconstateerd in het gebruik van de verschillende typen framing. Een organisatie in een crisis zou dus niet alleen hun berichten moeten targeten op type krant, maar ook op nationaliteit van de krant. Zo zou het gebruik van het human interest frame tot meer frame alignment leiden in Maleisische media dan in Nederlandse media. Nederlandse kranten focussen zich eerder op framing van verantwoordelijkheid, conflict en economische gevolgen.

Er zijn bij beide cases bijna geen overlap in het gebruik van hetzelfde frame, danwel tussen de verschillende soorten kranten danwel tussen de verschillende nationaliteiten. Dit

(34)

33 indiceert dat kranten verschilende typen framing hanteren in hun berichtgeving over organisaties die zich in een verschillende clusters van de SCCT bevinden.

De mate van frame alignment bij vliegrampen komt niet overeen met de theorie van Van der Meer et al. (2014) die stelt dat in de tweede periode na een crisis een hogere mate van frame alignment is dan in de eerste en derde periode. Bij beide cases is voor geen enkele type framing zowel H3a als H3b bevestigd. Bij sommige typen framing werd een van deze twee hypotheses bevestigd, maar werd vervolgens de andere hypothese weerlegd. Er kan niet gesteld worden dat er in de tweede periode na een crisis meer frame alignment is dan in de eerste en derde periode. Het blijkt dat er in de eerste en derde periode ook sprake is van frame alignment. Een verklaring hiervoor kan zijn dat bij een vliegramp het grootste deel van de informatie verkregen wordt via de betrokken luchtvaartmaatschappij, omdat zij het best op de hoogte zijn van de laatste ontwikkelingen. De verschillende media kunnen op die manier geneigd zijn om eerder de berichtgeving van de luchtvaartmaatschappij over te nemen dan om een andere bron te raadplegen.

Er is over het algemeen een hoge mate van frame alignment in beide cases. De enige soort framing waarbij in geen enkele periode frame alignment te zien is, is framing van verantwoordelijkheid in de MH17 case. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat het tot op heden niet zeker is wie de dader of daders zijn die verantwoordelijk zijn voor deze ramp. Dit laat ruimte voor interpretatie bij journalisten, terwijl uit de media statements terugkwam dat Malaysia Airlines hier niet inhoudelijk uitspraken over deed.

Discussie

Er zijn een aantal kanttekeningen te plaatsen binnen dit onderzoek. In de eerste plaats was het de intentie om voor zowel Nederlandse als Maleisische media twee kwaliteitskranten en twee

(35)

34 tabloids te onderzoeken. Er waren echter geen Engelstalige Maleisische tabloids beschikbaar in de databank van LexisNexis. Er is om deze reden gekozen om de vergelijking tussen Maleisische en Nederlandse media omtrent framing uit te voeren onder enkel kwaliteitskranten en de Nederlandse tabloids uit deze steekproef ook niet mee te nemen. Op deze manier waren de verschillende nationaliteiten van kranten wel goed met elkaar te vergelijken, maar geeft het geen volledig beeld van het algehele medialandschap. De conclusies kunnen alleen gebonden worden aan de verschillen tussen kwaliteitskranten. In vervolgonderzoek zouden ook Maleisische tabloids meegenomen moeten worden om zo de vraag over verschillen in framing tussen landen beter te kunnen beantwoorden. Wanneer er dan ook geen Engelstalige Maleisische tabloids beschikbaar zijn zou er een codeur gezocht moeten worden die de Maleisische taal vaardig is. Op die manier vormt de taal geen barrière meer in het onderzoek.

Een ander punt is dat er binnen dit onderzoek slechts twee van de drie clusters behandeld, de crisis waarbij de organisatie gezien wordt als slachtoffer en de crisis waarbij de organisatie niet de intentie had om deze crisis te veroorzaken. Het laatste cluster binnen de Situational Crisis Communication Theory van Coombs (2005), het cluster waarbij de organisatie moedwillig handelde en de risico’s die tot de crisis zouden kunnen leiden negeert, is niet onderzocht. Het is niet waarschijnlijk dat dit type cluster voorkomt in de luchtvaartindustrie. Tot op heden zijn er geen cases van bekend. Er zou in vervolgonderzoek daarom gekeken kunnen worden naar een andere industrie waarin wel al deze clusters van de Situational Crisis Communication Theory vertegenwoordigd zijn. Op deze manier kan er een vollediger antwoord gegeven kunnen worden op de vraag hoe verschillende crises geframed worden binnen de theorie van Coombs.

Een ander punt is de analyse van de resultaten. Er is bij frame alignment alleen gekeken of er wel of niet sprake was van frame alignment. Er is niet gekeken hoe sterk de

(36)

35 mate van frame alignment was. Het zou kunnen zijn dat er in twee perioden die met elkaar vergeleken werden allebei geen frame alignment was, omdat er significante verschillen gevonden zijn tussen framing in krantenartikelen en media statements. Hoe sterk dit afweek van elkaar is niet berekend. Het zou kunnen zijn dat de mate van frame alignment in de ene periode sterker afweek dan van de andere periode. In dit geval zou het kunnen zijn dat bepaalde hypotheses onterecht zijn aangenomen of afgewezen. In vervolgonderzoek zou hier verder op moeten worden ingegaan om betrouwbaardere conclusies te trekken over de verschillen in frame alignment tussen de verschillende perioden na een crisis.

Een laatste punt voor vervolgonderzoek is om te kijken naar meerdere soorten mediakanalen. Kranten worden per dag gedrukt, terwijl nieuws online constant kan worden bijgewerkt en geactualiseerd. In dat opzicht zijn kranten dus een stuk langzamer in het verspreiden van nieuws dan modernere mediakanalen. Denk hierbij aan nieuwssites en social media. Bij zulke online media kan nieuws direct online worden geplaatst om de lezers zo goed en snel mogelijk op de hoogte te houden van de laatste ontwikkelingen. Het zou kunnen zijn dat hierdoor minder tijd geïnvesteerd wordt in het maken van journalistieke aanpassingen. Het zou interessant kunnen zijn om te kijken of de mate van frame alignment door deze manier van werken hoger ligt dan bij kranten.

(37)

36

Literatuur

Adqrate.com (2015). http://www.adqrate.com/genre/list?&sort=readership%7 CDESC&tid=1. Geraadpleegd op 24 november 2015.

Bakker, P., Scholten, O., & Dijks, B. (2003). Communicatiekaart van Nederland:

overzicht van media en communicatie. Kluwer.

Carlier, I. V., & Gersons, B. P. (1997). Stress reactions in disaster victims following the Bijlmermeer plane crash. Journal of Traumatic Stress, 10(2), 329-335.

Cho, S. H., & Gower, K. K. (2006). Framing effect on the public's response to crisis: Human interest frame and crisis type influencing responsibility and blame. Public Relations

Review, 32(4), 420-422.

Coombs, W. T. (2007). Protecting organization reputations during a crisis: The

development and application of situational crisis communication theory. Corporate reputation

review, 10(3), 163-176.

Coombs, W. T., & Holladay, S. J. (2009). Further explorations of post-crisis communication: Effects of media and response strategies on perceptions and

intentions. Public Relations Review, 35(1), 1-6.

Druckman, J.N. (2001) ‘On the limits of framing effects: who can frame?’. Journal of

Politics, 63(4), 1041–1066

Entman, R. M. (1993). Framing: Towards clarification of a fractured paradigm.

McQuail's reader in mass communication theory, 390-397.

Faulkner, B. (2001). Towards a framework for tourism disaster management. Tourism

Management, 22(2), 135-147.

Hafez, K. (2002). Journalism ethics revisited: A comparison of ethics codes in Europe, North Africa, the Middle East, and Muslim Asia. Political Communication, 19(2), 225-250.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Additionally, a rock song and a pop song were matched with opening scenes to investigate the music’s effect on how the audience perceives the featured characters based on feminine and

The new techniques we introduce can be seen as an extension of the techniques introduced for finding maximum independent sets in claw-free graphs, and we expect them to be useful

Deze bevinding is niet in lijn der verwachting dat de mate van beloningsgevoeligheid gemeten door ouderrapportage samenhangt met de beloningsgevoeligheid gemeten met twee

To efficiently process up-sampled LR image in the NTIRE 2019 Real Super-Resolution challenge dataset, we reshape the input image via an inverse pixel-shuffle operation (de-

If creative or emotionally charged writing styles are very strongly presented in a work or if the work is based on the experiences of an individual, those facts alone do not bear

To reconstruct the structure of a multilayer mirror reliably a combination of X-ray reflectivity and angular dependent X-ray fluorescence data is easy to use, especially because

However, in the case where an estate owner bequeaths his outstanding loan account back to the trust it might, at first glance, be difficult to determine how these building blocks

residue in the unfolding chain and the top of the protein domain. a) Regression coefficients, obtained from the correlation between the last vertical contacts in the fastest chain