• No results found

Perfectionisme en eetstoornis-symptomen bij turnsters : de rol van psychologische behoeftefrustratie door coache

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Perfectionisme en eetstoornis-symptomen bij turnsters : de rol van psychologische behoeftefrustratie door coache"

Copied!
29
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Masterthese: Perfectionisme en eetstoornis-symptomen bij turnsters: De rol van psychologische behoeftefrustratie door coaches

_________________________________________________________________________________ Marieke Schreurs

10991840

Sport-en Prestatiepsychologie Begeleider: Dr. A.P. de Bruin Tweede Beoordelaar: Dr. M. Maric

(2)

Abstract

Dit onderzoek richt zich op het mediërende effect van behoeftefrustratie op de relatie tussen perfectionisme en eetstoornis-symptomen in de sport. Perfectionisme is, zowel binnen als buiten de sport, een predictor die regelmatig in verband is gebracht met eetstoornis-symptomen. Dit construct maakt onderscheid tussen zowel adaptief als maladaptief

perfectionisme. Adaptief perfectionisten worden gekenmerkt door het stellen van hoge, maar realistische standaarden, terwijl maladaptief perfectionisten extreme en onrealistische

prestatieverwachtingen van zichzelf hebben. De relatie tussen perfectionisme en eetstoornis-symptomen zou kunnen worden verklaard door de frustratie van de drie psychologische basisbehoeften van de Zelfdeterminatietheorie. 113 Nederlandse wedstrijdturnsters vulden een online vragenlijst in die bestond uit metingen van perfectionisme (S-MPS-2),

behoeftefrustratie (PNTS) en eetstoornis-symptomen (EDI-2-NL). Na controle voor BMI en leeftijd, bleek uit de regressie-analyse dat zowel een hogere score op maladaptief als adaptief perfectionisme een hogere score op eetstoornis-symptomen weergaf. Adaptief perfectionisme voegde echter geen verklaarde variantie toe aan de relatie tussen maladaptief perfectionisme en eetstoornis symptomen, waardoor alleen maladaptief perfectionisme werd meegenomen in de mediatieanalyse. Door middel van de macro PROCESS voor SPSS werd gevonden dat behoeftefrustratie de relatie tussen maladaptief perfectionisme en eetstoornis-symptomen partieel medieert. De resultaten van dit onderzoek werden omgezet in praktische handvatten, die coaches kunnen inzetten om de behoeftefrustratie van hun turnsters te verlagen.

Vervolgonderzoek kan zich richten op het bestuderen van zowel specifieke als globale

processen en hun onderlinge verbanden, om een meer allesomvattend model te bereiken in de verklaring van de relatie tussen perfectionisme en eetstoornis-symptomen.

(3)

Inhoudsopgave Inleiding 4 Methode 10 Participanten 10 Materialen 11 Procedure 12 Resultaten 13 Discussie 14 Referenties 19 Bijlagen 26

(4)

Perfectionisme en eetstoornis-symptomen bij turnsters: De rol van psychologische behoeftefrustratie door coaches

“Volgens mij had ik geen eetstoornis gekregen als ik geen topsportster was geweest” (Leontien van Moorsel in Het Parool, 16 juni 2009). Dit citaat van Leontien van Moorsel, ex-professioneel wielrenster, weerspiegelt onderzoeksuitkomsten: onder professionele sporters bestaat een grotere kans op het ontwikkelen van een eetstoornis dan in de gewone populatie. De prevalentie van klinische eetstoornissen is bij sporters 14%, tegen 3.2% in de normale populatie (Martinsen & Sundgot-Borgen, 2013). Dit verschil kan onder andere worden verklaard door de omgeving waarin sporters zich vaak bevinden. De sportcontext blijkt

bijvoorbeeld te leiden tot meer lichaams- en gewichtsonzekerheden door de druk van coaches, sociale vergelijking tussen teamleden, gezamenlijke weegmomenten en prestatiedrang

(Greenleaf, 2002; Reel, Petrie, SooHoo, & Anderson, 2013). Bovendien blijkt de eerdergenoemde druk van coaches een unieke bijdrage te leveren aan

lichaamsontevredenheid, dieetwensen en bulimische symptomen bij turnsters. Dit suggereert dat de druk uit de sportomgeving anders is dan de algemene sociaal-culturele druk om slank te zijn, waar vrouwen dagelijks mee worden geconfronteerd (Reel et al., 2013).

Meer inzicht in de voorspellers van eetstoornis-symptomen in de sport zou de hoge prevalentie bij sporters kunnen laten dalen. Aan de hand van de onderzoeksresultaten van deze studie kunnen er praktische handvatten worden uitgereikt aan coaches, om zo een veiliger klimaat te creëren.

Eetstoornissen (bij sporters)

Eetstoornissen worden in de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders Fifth Edition, de DSM-V (American Psychiatric Association, 2013), gedefinieerd als stoornissen waarbij een blijvende verstoring van eten of eetgedrag resulteert in ernstige schade in lichamelijk en psychosociaal functioneren (American Psychiatric Association, 2013). De ontwikkeling van een eetstoornis gaat gepaard met het vertonen van verstoord eetgedrag en pathogene gewichtscontrole om emoties, gewicht en lichaamsgrootte te kunnen controleren (American Psychiatric Association, 2000). Symptomen die regelmatig worden gerapporteerd om deze controle te kunnen bereiken zijn onder andere; eetbuien, purgeren, vasten, het naleven van strenge dieetregels en extreme lichaamsbeweging (Allen, Crosby, Oddy, & Byrne, 2013). Deze symptomen zijn het meest gerapporteerd door jongvolwassenen in de leeftijd van 12 tot 25 jaar (Fijten & Noordenbos, 2007).

Uit onderzoek naar eetstoornissen in de sportcontext bleek onder andere dat er in jurysporten en esthetische sporten, zoals turnen, een hogere prevalentie van verstoord

(5)

eetgedrag bestaat, 46.7%, dan in sporten die niet gefocust zijn op dunheid, 19.8% (de Bruin, Oudejans, & Bakker, 2007; Torstveit, Rosenvinge, & Sundgot-Borgen, 2008). Daarnaast bleek dat vrouwelijke turnsters, in vergelijking tot mannelijke turners, zich meer bezighielden met hun lichaamsgewicht, extreem gefocust waren op laag-caloriehoudende voeding en meer pathologisch gewichtsverlies lieten zien (Bratland-Sanda & Sundgot-Borgen, 2012; Kong & Harris, 2015; Weimann, 2002).

Verschillende onderzoeken werden uitgevoerd om onderliggende psychologische constructen in de relatie met eetstoornis-symptomen in kaart te brengen. Perfectionisme is een predictor die veelvuldig in verband is gebracht met eetstoornis-symptomen (Bardone-Cone et al., 2007; Luo, Forbush, Williamson, Markon, & Pollack, 2013; Sassaroli et al., 2008). Ook in de sportpopulatie is het verband tussen perfectionisme en eetstoornis-symptomen regelmatig gevonden (Forsberg & Lock, 2006; Goodwin, Arcelus, Geach, & Meyer, 2014; Haase, Prapavessis, & Owens, 2002; Voelker, Gould, & Reel, 2014).

Perfectionisme

Perfectionisme is een multidimensionaal construct, bestaande uit zowel maladaptief als adaptief perfectionisme (Frost, Marten, Lahart & Rosenblate, 1990; Flett & Hewitt, 2002). Bij adaptief perfectionisme stelt een individu hoge, maar realistische standaarden, heeft men een voorkeur voor orde en ervaart hij of zij plezier uit het geleverde werk (Hamachek, 1978). Maladaptief perfectionisten werden daarentegen door Hamachek (1978) omschreven als individuen die extreme prestatieverwachtingen van zichzelf hebben, hoge standaarden moeilijk los kunnen laten en hun inzet altijd als onvoldoende beschouwen. Deze

laatstgenoemde vorm van perfectionisme is regelmatig in verband gebracht met eetstoornis-symptomen. Een omvangrijke literatuurstudie toonde een positief verband aan tussen

maladaptief perfectionisme en eetstoornis-symptomen (Lilenfeld, Wonderlich, Riso, Crosby, & Mitchell, 2006). Bovendien toonden Boone en collega’s (2012) en Shafran en collega’s (Shafran, Lee, Payne, & Fairburn, 2006) door middel van experimentele studies een mogelijk causaal verband aan; een hogere mate van maladaptief perfectionisme kan leiden tot meer eetstoornis-symptomen.

De relatie tussen adaptief perfectionisme en eetstoornis-symptomen is echter niet eenduidig gebleken. Boone en collega’s (Boone, Soenens, Braet & Goossens, 2010) vonden geen relatie tussen adaptief perfectionisme en eetstoornis-symptomen. Ook een studie van Pearson en Gleaves (2006) liet zien dat adaptief perfectionisme niet samenhing met bulimische symptomen. Uit de experimentele studie van Boone en collega’s (2012), bleek echter dat een hogere score op adaptief perfectionisme resulteerde in significant meer

(6)

onthouding van eten of meer binge eating. Ook de bevindingen van Shafran en collega’s (2006) wezen erop dat adaptief perfectionisme een positieve relatie heeft met eetstoornis-symptomen. Dat wil zeggen dat een hogere score op adaptief perfectionisme kan leiden tot een hogere mate van eetstoornis-symptomen. Dit verband blijkt echter minder systematisch en consistent, ten opzichte van maladaptief perfectionisme en eetstoornis-symptomen.

Verklaring relatie perfectionisme en eetstoornis-symptomen

Waarom perfectionisme een sterke predictor blijkt te zijn voor eetstoornis-symptomen in de sport is echter nog onduidelijk. Verscheidene onderzoeken hebben deze relatie proberen te verklaren, maar hebben zich voornamelijk gericht op specifieke constructen als

hechtingsstijl, angst en zelfbewustzijn van gewicht en uiterlijkheden (Dakanalis et al., 2014; Egan et al., 2013; Voelker et al., 2014; Watson et al., 2011). Hoewel deze specifieke

mechanismen meer inzicht hebben gegeven in de relatie tussen maladaptief perfectionisme en verscheidene klinische eetstoornissen, is het van waarde om deze specifieke benaderingen aan te vullen met een meer globaal proces, om de verklaring tussen perfectionisme en eetstoornis-symptomen te complementeren. Bovendien gaven Greenleaf en collega´s aan (Greenleaf, Petrie, Carter, & Reel, 2009) dat er niet alleen naar klinische eetstoornissen gekeken moet worden, maar dat er ook rekening gehouden moet worden met eerdergenoemde subklinische eetstoornis-symptomen zoals eetbuien, purgeren en vasten. De Zelfdeterminatietheorie is een globaal motivationeel proces die elk van deze eetstoornis-symptomen vanuit dezelfde

motivationele basis zou kunnen verklaren (Verstuyf, Patrick, Vansteenkiste, Teixeira, 2012). De extreem hoge standaarden die maladaptief perfectionisten stellen zouden namelijk kunnen leiden tot verschillende eetstoornis-symptomen, door de hoge motivatie voor het nastreven van specifieke eet-gerelateerde doelen en het frustreren van zijn of haar psychologische basisbehoeften. Op deze manier hebben de motivationele basisprincipes van de

Zelfdeterminatietheorie zowel betrekking op lichaamsonzekerheid, als diëten en binge eating (Verstuyf, Patrick, Vansteenkiste, & Teixeira, 2012).

Een studie van Boone en collega’s (Boone, Vansteenkiste, Soenens, Van der Kaap-Deeder, & Verstuyf, 2014) heeft de verklaring tussen maladaptief perfectionisme en

eetstoornis-symptomen aan de hand van de Zelfdeterminatietheorie onderzocht in de normale populatie. Deze longitudinale studie toonde aan dat maladaptief perfectionisme gerelateerd was aan psychologische behoeftefrustratie, wat op zijn beurt leidde tot een verhoogde kans op binge eating symptomen. Er is echter nog geen duidelijkheid over deze relatie in de

sportcontext. Het belang van het toetsen van deze relatie in de sportcontext is groot, gezien de hoge prevalentie van eetstoornissen in de sport en de praktische toepasbaarheid van de

(7)

onderzoeksresultaten; wanneer blijkt dat behoeftefrustratie de relatie tussen perfectionisme en eetstoornis-symptomen in de sport medieert, kunnen praktische handvatten worden uitgereikt aan coaches om deze behoeftefrustratie te laten dalen en turnsters te beschermen tegen de verhoogde kans op eetstoornis-symptomen.

Zelfdeterminatietheorie

Een theorie die het verhogen van het individueel welzijn in acht neemt, is de Zelfdeterminatietheorie. Deze macrotheorie richt zich op motivatie, emoties en persoonlijkheid, waardoor optimale persoonlijke ontwikkeling wordt gestimuleerd

(Vansteenkiste, Niemiec, & Soenens, 2010). Deze macrotheorie bestaat onder andere uit de Basic Psychological Needs Theory, die onderscheid maakt tussen zowel de bevrediging als de frustratie van drie psychologische basisbehoeften; de behoefte aan competentie (Harter, 1978; White, 1963), verbondenheid (Baumeister & Leary, 1995; Reis, 1994) en autonomie (Deci & Ryan, 1988). De behoefte aan competentie wordt vervuld wanneer men de ervaring heeft dat bepaalde doelen en wensen kunnen worden bereikt. De behoefte aan verbondenheid heeft betrekking op het gevoel dat men goede relaties heeft met anderen en autonomie is het gevoel van keuzevrijheid (Reis, Sheldon, Gable, Roscoe, & Ryan, 2000).

Deci en Ryan (2000) stelden dat wanneer de drie psychologische basisbehoeften niet bevredigd worden, het welzijn van het individu in het gedrang komt. Dit lijkt bevestigd te worden door verschillende onderzoeken die hebben aangetoond dat het niet bevredigen van deze behoeften samenhangt met eetstoornis-symptomen (Verstuyf, Vansteenkiste, Soenens, Boone, & Mouratidis, 2013) en andere psychopathologieeën zoals burnout (Li, Wang, Pyun, & Kee, 2013) en depressie (Wei, Shaffer, Young, & Zakalik, 2005).

De frustratie van de psychologische basisbehoeften leidt echter tot nog negatievere gevolgen dan wanneer de behoeften niet bevredigd worden (Bartholomew, Ntoumanis, Ryan, & Thøgersen-Ntoumani, 2011). Vergeleken met gevoelens van onbevrediging, leidt de ervaring van actieve frustratie van deze basisbehoeften vaker tot psychopathologieën (Vansteenkiste & Ryan, in press). Uit onderzoek van Gagné en collega’s (Gagné, Ryan, & Bargmann, 2003) bleek daarnaast dat deze behoeftefrustratie tijdens trainingen en wedstrijden sterker werd beïnvloed door coaches dan door ouders. Een turnster kan zich bijvoorbeeld incompetent in haar sport voelen, omdat zij niet beschikt over de juiste vaardigheden om goed te presteren, ondanks de inspanningen van haar coach. Een andere turnster kan zich echter incompetent voelen omdat haar coach zich ernstig vernederend en kritisch tegenover haar uitlaat. Dit laatste voorbeeld geeft de frustratie van de psychologische basisbehoefte

(8)

‘competentie’ weer, terwijl het eerste voorbeeld aangeeft dat deze behoefte niet wordt bevredigd.

De behoeftefrustratie van competentie, uit eerdergenoemd voorbeeld, kan bovendien indirect invloed hebben op de behoeftefrustratie van autonomie en verbondenheid. Een mogelijke verklaring hiervoor wordt door Bartolomew en collega’s (2011) genoemd: “all three psychological needs are often impacted by the same antecedents” (p.96). Een overmatig controlerende omgeving kan bijvoorbeeld de drie basisbehoeften gelijktijdig frustreren, aangezien een dergelijke omgeving niet alleen gevoelens van autonomie ondermijnt, maar ook een gebrek aan vertrouwen in de sporter en/of haar vermogen met zich meebrengt

(Bartholomew et al., 2011). Dit kan verklaren waarom uit verscheidene onderzoeken blijkt dat deze basisbehoeften hoog met elkaar correleren (Ryan & Deci, 2000; Ryan, Bernstein & Brown, 2010). Bovendien wordt er, vanuit theoretisch perspectief, gesuggereerd dat de drie basisbehoeften in een natuurlijke omgeving de neiging hebben om overeenstemmend te functioneren (Baard, Deci, & Ryan, 2004; Deci et al. 2001; Gagné, Ryan, & Bargmann, 2003).

De relatie tussen maladaptief perfectionisme en eetstoornis-symptomen zou door deze algemene motivationele theorie kunnen worden verklaard, aangezien eerder onderzoek heeft aangetoond dat er een relatie bestaat tussen zowel maladaptief perfectionisme en

behoeftefrustratie (zie pad a, Figuur 1) (Hall, Kerr, & Matthews, 1998) als tussen

behoeftefrustratie en eetstoornis-symptomen in de sport (zie pad b, Figuur 1) (Bartholomew, Ntoumanis, Ryan, & Thøgersen-Ntoumani, 2011). De mogelijke rol van behoeftefrustratie als mediator tussen maladaptief perfectionisme en eetstoornis-symptomen zal hieronder nader worden toegelicht.

Maladaptief perfectionisme en psychologische basisbehoeften

In verscheidene onderzoeken binnen en buiten de sportcontext werd gevonden dat perfectionisme samenhangt met psychologische behoeftefrustratie (zie Figuur 1, pad a). Uit deze onderzoeken bleek dat voornamelijk maladaptief perfectionisme, in vergelijking met adaptief perfectionisme, kan leiden tot frustratie van de psychologische basisbehoeften. Maladaptief perfectionisme werd bijvoorbeeld in verband gebracht met een verlaagd gevoel van controle – autonomie – (Flett, Hewitt, Blankstein, & Mosher, 1995), lagere niveaus van atletisch zelfvertrouwen – competentie – (Gotwals, Dunn, & Wayment, 2003) en minder goede relaties – verbondenheid – (Haring, Hewitt, & Flett, 2003; Ommundsen, Roberts, Lemyre, & Miller, 2005). Tot slot vonden Mallinson en Hill (2011) bij sporters van

(9)

verschillende wedstrijdcategorieën dat hogere niveaus van maladaptief perfectionisme positief samenhingen met psychologische behoeftefrustratie. Met andere woorden zal een maladaptief perfectionist, door zijn of haar extreme streven en manier van denken, zichzelf onder druk zetten – autonomie – , zelden tevreden zijn met een resultaat als gevolg van het stellen van onrealistisch hoge standaarden – competentie – en zijn of haar sociale relaties verwaarlozen of zeer kritisch zijn tegenover anderen – verbondenheid.

Behoeftefrustratie en welzijn

Naast de mogelijke samenhang tussen maladaptief perfectionisme en

behoeftefrustratie, is er ook bewijs gevonden voor het negatieve effect van psychologische behoeftefrustratie in de sport, zie Figuur 1, pad b. Bartholomew en collega’s (2011) vonden dat sporters die hoog scoorden op psychologische behoeftefrustratie, lager scoorden op vitaliteit en hoger scoorden op uitputting. Bovendien gaven zij aan dat gefrustreerde

basisbehoeften kunnen leiden tot het ontwikkelen van rigide gedragspatronen. Hiermee werd bedoeld dat, wanneer de psychologische basisbehoeften chronisch worden gefrustreerd, men zeer sterk compenserende strategieën ontwikkelt om met dit psychologische tekort om te kunnen gaan (Verstuyf et al., 2012). Een individu kan bijvoorbeeld de frustratie van de basisbehoefte competentie compenseren door te slagen in extreem diëten en gestelde doelen in gewichtsverlies te behalen. Door deze rigide gedragspatronen aan te nemen leidt dit echter de aandacht af van de diepere oorzaak; behoeftefrustratie, en kan dit de oprechte ervaring van competentie in andere domeinen blokkeren. Bovendien kan de rigide focus op eetgedrag interne conflicten en stress veroorzaken (Deci & Ryan, 2000), wat zowel de relaties met anderen als intrinsieke levensdoelen kan verstoren. Dit brengt sociale isolatie en meer autonomiefrustratie met zich mee. Om de behoeftefrustratie van competentie te kunnen compenseren, kan een individu zich bijvoorbeeld zodanig storten op het behalen van een bepaald streefgewicht, dat hij of zij zich afsluit van andere doelen en personen. Met andere woorden: het naleven van behoeftebevrediging en hierbij behorend compensatiegedrag interfereert met het ervaren van oprechte behoeftebevrediging (Deci & Ryan, 2000), zodanig dat men verstrikt kan raken in een negatieve spiraal van behoeftefrustratie en eetstoornis-symptomen.

Het doel van dit onderzoek is om inzicht te krijgen in de relatie tussen perfectionisme en eetstoornis-symptomen bij sporters. Deze relatie is door verscheidene onderzoekers binnen en buiten de sport aangetoond (Bardone-Cone et al., 2007; Forsberg & Lock, 2006; Luo et al., 2013), maar het blijft nog onduidelijk waarom perfectionisme een belangrijke predictor is voor eetstoornis-symptomen in de sport. Dit onderzoek tracht daar verandering in te brengen

(10)

door een meer globaal motivationeel proces, de Zelfdeterminatietheorie, te bestuderen. Bovendien wordt er in dit onderzoek niet gekeken naar klinische eetstoornissen, maar naar subklinische eetstoornis-symptomen (Greenleaf et al., 2009). De praktische relevantie van dit onderzoek is groot: wanneer dit verband in de sportcontext gevonden wordt, leidt dit tot praktische handvatten die uitgereikt kunnen worden aan coaches om de bevrediging van de psychologische basisbehoeften te waarborgen, waardoor de prevalentie van subklinische eetstoornis-symptomen op den duur bij sporters wellicht zou dalen.

Uit de bestudeerde literatuur komen de volgende onderzoeksvragen naar voren: in hoeverre beïnvloeden maladaptief en adaptief perfectionisme eetstoornis-symptomen? En: in hoeverre wordt de relatie tussen maladaptief perfectionisme en eetstoornis-symptomen in de sport gemedieerd door het frustreren van de psychologische basisbehoeften? Gebaseerd op literatuur van Boone en collega’s (Boone et al., 2012) en Shafran en collega’s (Shafran et al., 2006) werd er verwacht dat er een positieve relatie gevonden zal worden tussen zowel adaptief als maladaptief perfectionisme en eetstoornis-symptomen. Er werd bovendien verwacht dat adaptief perfectionisme geen significante verklaarde variantie toevoegde aan de relatie tussen maladaptief perfectionisme en eetstoornis symptomen, gezien de inconsistentie binnen de literatuur over de relatie tussen adaptief perfectionisme en eetstoornis-symptomen (Boone, Soenens, Braet, & Goossens, 2010; Boone et al., 2012; Pearson & Gleaves, 2006). Wanneer uit de analyses zou blijken dat adaptief perfectionisme geen significante verklaarde variantie aan de relatie tussen maladaptief perfectionisme en eetstoornis-symptomen toevoegt, werd er verwacht dat psychologische behoeftefrustratie de relatie tussen maladaptief

perfectionisme en eetstoornis-symptomen partieel medieert (Boone et al., 2014). Een hogere mate van maladaptief perfectionisme zal dus samenhangen met een versterkt gevoel van behoeftefrustratie, wat verband houdt met een hogere kans op eetstoornis-symptomen. In figuur 1 is het conceptuele mediatiemodel weergegeven.

Methode Participanten

Verscheidene turnverenigingen werden aangeschreven met een verzoek tot deelname. Turnsters vanaf 14 jaar werden gevraagd deel te nemen aan dit onderzoek, wanneer zij minimaal op regionaal wedstrijdniveau uitkwamen. 120 Turnsters van 9 verschillende turnverenigingen uit heel Nederland hebben deelgenomen aan dit onderzoek. Eén van de deelneemsters vulde de vragenlijst slechts gedeeltelijk in. Haar gegevens werden uit de dataset verwijderd. Zes anderen sportten op recreatief niveau en zijn ook uit de dataset

(11)

verwijderd. In totaal zijn de gegevens van 113 turnsters in de leeftijd van 14 tot 22 jaar (M =16.12, SD = 2.47) meegenomen in dit onderzoek. Van deze deelnemers kwamen 105 turnsters (92.9%) uit op wedstrijdniveau (divisie 1 t/m 6) en 8 turnsters (7.1%) op

topsportniveau (eredivisie). Ze trainden van minimaal 4 uur tot maximaal 32 uur per week (M = 9.94, SD = 6.0).

Materialen

Om het construct perfectionisme te meten werd gebruik gemaakt van de Sport- Multidimensional Perfectionism Scale (S-MPS-2; Gotwals & Dunn, 2009). Deze schaal bestaat uit 42 items, verdeeld over zes subschalen, te weten: ´Concern Over Mistakes’(COM), ‘Perceived Coach Pressure’(PCP), ‘Perceived Parental Pressure’(PPP), ‘Doubts About Actions’(DAA), ‘Personal Standards’ (PS) en ‘Organisation’(ORG). Elk item kon worden beantwoord op een schaal van 1 (helemaal niet mee eens) tot 5 (helemaal mee eens). Een hogere score op de subschalen COM, PCP, PPP en DAA weerspiegelde een hogere mate van maladaptief perfectionisme, terwijl een hogere score op PS en ORG een hogere mate van adaptief perfectionisme weergaf. Somscores van zowel de subschalen als maladaptief en adaptief perfectionisme werden berekend. Een voorbeelditem van de schaal ORG is: “Ik volg een stapsgewijs plan ter voorbereiding op mijn wedstrijd”. De subschaal COM werd onder andere gemeten met het item: “Ik raak helemaal van mijn stuk als ik in de wedstrijd een fout maak”. In deze studie werd de originele Engelstalige versie middels forward-backward translation naar het Nederlands vertaald. Een factoranalyse wees uit dat de zes-factor structuur gerechtvaardigd is voor de Nederlandse versie van de S-MPS-2. Dit werd besloten op basis van de scree plot en een Eigenwaarde groter dan 1. De interne consistentie van zowel de subschalen (van α=.71 tot α= 0.81) als de totale schaal (α=.90) zijn vergelijkbaar met de bestaande Engelstalige versie en acceptabel tot uitstekend te noemen.

Behoeftefrustratie werd gemeten met de Psychological Need Thwarting Scale (PNTS; Bartholomew, Ntoumanis, Ryan, Thøgersen-Ntoumani, 2011). Deze schaal bestaat uit 12 items, verdeeld over de drie psychologische basisbehoeften; autonomie, competentie en verbondenheid. De items konden worden beantwoord met een score van 1 (bijna nooit) tot 5 (bijna altijd). Zowel de subschalen als de totale schaal werden uitgedrukt in een somscore. Een hogere totaalscore gaf een hogere mate van behoeftefrustratie weer. Een voorbeelditem van de subschaal autonomie is: “Ik voel me gedwongen om trainingsbeslissingen die gemaakt zijn door de coach, op te volgen”. De subschaal verbondenheid werd onder andere gemeten met het item: “In mijn sport heb ik het gevoel dat anderen jaloers zijn wanneer ik successen behaal”. Ook deze schaal was oorspronkelijk Engels, en werd volgens dezelfde procedure als

(12)

de S-MPS-2 naar het Nederlands vertaald. Een factoranalyse toonde aan dat de drie-factor structuur gerechtvaardigd is voor de Nederlandse versie van de PNTS. De interne consistentie van de vertaalde versie kwam overeen met de originele versie, met een acceptabele tot goede betrouwbaarheid voor zowel autonomie (α=.71), competentie (α=.81), verbondenheid (α=.75) en de totale schaal (α=.86).

Tot slot werd verstoord eetgedrag onderzocht aan de hand van de subschalen Boulimia (B), Najagen van Dunheid (DT) en ontevredenheid met het lichaam (BD) van de EDI-2-NL (van Strien & Ouwens, 2003). De 23 vragen van de EDI-2-NL werden beantwoord op een 6-punts Likert schaal, van 1 (nooit) tot 6 (altijd). Er werd een somscore berekend voor de drie subschalen en de totale schaal. Een hogere score gaf een hogere mate van

eetstoornis-symptomen weer. Een voorbeelditem van de subschaal DT is: “De wens om dunner te worden houdt mij erg bezig”. De betrouwbaarheid van de subschalen B (α = .87), DT (α = .89) en BD (α = .90) was goed. De totale schaal liet een uitstekende interne consistentie zien, α = .94.

De vragenlijst startte met enkele achtergrondvragen naar leeftijd, trainingsniveau en aantal trainingsuren per week. Vervolgens werden de S-MPS-2, de PNTS en de EDI-2-NL getoond. Tot slot werden enkele demografische vragen gesteld zoals lengte, gewicht en de aanvangsleeftijd van het turnen. Deze achtergrondvragen werden meegenomen als mogelijke controlevariabelen in de data analyse.

Procedure

Middels een cross-sectionele studie werd de data vergaard. De ouders/verzorgers van de deelnemende jongeren tussen 14-18 jaar werden door middel van een informatiebrief geïnformeerd over de procedure en het doel van het onderzoek. Een actief informed consent werd ingeleverd door ouders die toestemden met deelname van hun kind. Alle deelnemers tekenden zelf ook een actief informed consent, waarmee ze toestemming voor deelname aan het onderzoek gaven. Er werd gebruik gemaakt van het online programma Qualtrics om de digitale vragenlijsten op smartphones af te laten nemen. Wanneer participanten géén smartphone met internet hadden, mochten zij gebruik maken van de smartphone van de onderzoeksleider. De vragenlijst werd door maximaal 5 turnsters tegelijk afgenomen in de kantine, kleedkamer of het kantoor van de vereniging. De onderzoeksleider was gedurende elk onderzoek aanwezig in de ruimte, om eventuele vragen van participanten te

beantwoorden. Na afloop van het onderzoek werd de deelnemers gevraagd hoe ze de vragenlijst hadden ervaren en of ze hierover nog in gesprek zouden willen. Geen van de ondervraagden bleek hier behoefte aan te hebben. De verkregen resultaten werden

(13)

geanalyseerd met behulp van de Statistical Package for Social Scientists (SPSS, standard version 22).

Resultaten

In deze studie werd de mediërende rol van behoeftefrustratie op de relatie tussen maladaptief perfectionisme en eetstoornis-symptomen onderzocht. Voordat deze hypothese kon worden getoetst, werd de data onderzocht op eventuele outliers. Er werden geen extreme scores gevonden. Vervolgens werd er door middel van een Pearson Correlatie matrix gekeken naar de relaties tussen de variabelen: maladaptief en adaptief perfectionisme,

behoeftefrustratie, eetstoornis-symptomen en de achtergrondvariabelen. Body Mass Index (BMI) en leeftijd bleken geassocieerd met enkele onderzoeksvariabelen. In de uitgevoerde analyses werd er daarom gecontroleerd voor deze variabelen. De relaties en de gemiddelden en standaarddeviaties van bovengenoemde variabelen zijn terug te vinden in Tabel 1. Hierin is, onder andere, te vinden dat maladaptief perfectionisme positief samenhangt met

eetstoornis-symptomen en behoeftefrustratie.

Het hoofdeffect van dit onderzoek, de invloed van maladaptief perfectionisme op eetstoornis-symptomen, werd door middel van een lineaire regressie-analyse getoetst. De resultaten van deze analyse lieten zien dat deze hypothese werd ondersteund (β = .92, t(110) = 6.78, p <.001, R² =.25). Dit geeft een sterk effect weer (Cohen, 1988).

Vervolgens werd de relatie tussen adaptief perfectionisme en eetstoornis-symptomen onderzocht aan de hand van een lineaire regressie-analyse. Deze relatie bleek significant (β = .41, t(110) = 3.53, p < .001, R² = .08), wat kan worden gezien als een klein tot middelgroot effect (Cohen, 1988). Aangezien beide vormen van perfectionisme – zoals werd verwacht – een positieve samenhang bleken te hebben met eetstoornis-symptomen, werd er een multipele regressie-analyse uitgevoerd om de modellen met elkaar te vergelijken. Het eerste model gaf de relatie tussen maladaptief perfectionisme en eetstoornis-symptomen weer. Adaptief perfectionisme werd toegevoegd in het tweede model. Hieruit bleek dat adaptief perfectionisme geen significante verklaarde variantie toevoegde aan de relatie tussen maladaptief perfectionisme en eetstoornis-symptomen (ΔR²= .01, ΔF=1.1, p>.05). Dit bevestigde de verwachting, wat ertoe leidde dat adaptief perfectionisme niet mee werd genomen in de mediatieanalyse.

Om de mediatie te toetsen werd er gebruik gemaakt van de PROCESS macro (Hayes, 2013) voor SPSS, gecombineerd met een bias-corrected bootstrapping methode. In Figuur 2 is te zien dat zowel de relatie tussen maladaptief perfectionisme en behoeftefrustratie (a), en de relatie tussen behoeftefrustratie en eetstoornis-symptomen (b) significant bleek.

(14)

Ongestandaardiseerde indirecte effecten werden berekend voor elk van de 1.000 gebootstrapte steekproeven, om de mediërende rol van behoeftefrustratie op de relatie tussen maladaptief perfectionisme en eetstoornis-symptomen te toetsen. Een betrouwbaarheidsinterval wat géén nul bevat zou een significante mediatie aantonen. De analyse toonde aan dat behoeftefrustratie de relatie tussen maladaptief perfectionisme en eetstoornissymptomen partieel medieerde, β = .50, SE=.14, p<.001, 95% bootstrapped CI [.24, .81], zie figuur 2.

Exploratieve analyse

Tot slot werd er een exploratieve analyse uitgevoerd om de invloed van de drie afzonderlijke componenten van behoeftefrustratie op de relatie tussen maladaptief

perfectionisme en eetstoornis-symptomen te onderzoeken. Hieruit bleek dat zowel autonomie (β = .30 SE=.12, 95% bootstrapped CI [.09, .55]), competentie (β = .36, SE=.13, 95%

bootstrapped CI [.11, .62]) als verbondenheid (β = .29, SE=.12, 95% bootstrapped CI [.06, .54]) significante partiële mediatoren tussen deze relatie zijn. Om deze ongestandaardiseerde indirecte effecten met elkaar te vergelijken, werd er een post-hoc contrast analyse uitgevoerd met de PROCESS macro, zie Tabel 2. Hieruit bleek dat er geen significant verschil bestond tussen de indirecte effecten, aangezien elk 95% CI nul bevatte.

Discussie

De relatie tussen perfectionisme en eetstoornis-symptomen is de afgelopen jaren regelmatig gevonden (Bardone-Cone et al., 2007; Luo et al., 2013; Sassaroli et al., 2008). Experimentele studies vinden bovendien een causaal verband tussen deze constructen (Boone et al., 2012; Shafran et al., 2006). Waarom perfectionisme een sterke predictor blijkt voor eetstoornis-symptomatologie was echter nog onduidelijk. Dit probleem kan volgens Verstuyf en collega’s (Verstuyf et al., 2012) worden aangepakt door een beroep te doen op meer algemene theorieën over motivatie en persoonlijke ontwikkeling, zoals de

Zelfdeterminatietheorie en de drie psychologische basisbehoeften. In deze studie is dan ook de invloed van zowel maladaptief als adaptief perfectionisme op eetstoornis-symptomen in de sport onderzocht, waarna er vervolgens gekeken is naar een mogelijke verklaring voor dit verband door middel van behoeftefrustratie als mediator.

Allereerst is er gekeken naar het hoofdeffect van maladaptief perfectionisme op eetstoornis-symptomen. Maladaptief perfectionisme wordt gekenmerkt door het stellen van extreem hoge standaarden en prestatieverwachtingen en het idee dat men zich nooit genoeg heeft ingezet (Hamachek, 1978). Er werd verwacht dat maladaptief perfectionisme een

positieve invloed heeft op eetstoornis-symptomen. De bevindingen bevestigen deze hypothese en eerder onderzoek in de sportpopulatie (Forsberg & Lock, 2006; Goodwin et al., 2014;

(15)

Haase et al., 2002). Deze resultaten impliceren dat hoe hoger turnsters scoren op maladaptief perfectionisme, hoe meer eetstoornis-symptomen zij rapporteren. Naast de invloed van maladaptief perfectionisme, is er ook gekeken naar de invloed van adaptief perfectionisme op eetstoornis-symptomen. Eerder onderzoek van Boone en collega’s (Boone et al., 2010) gaf weer dat adaptief perfectionisme niet gerelateerd was aan eetstoornis-symptomen. Deze bevinding is door de resultaten uit deze studie tegengesproken. Een hogere score op adaptief perfectionisme gaf namelijk een hogere score op eetstoornis-symptomen weer, wat de experimentele studies van zowel Boone en collega’s (2012) als Shafran en collega’s (2006) bevestigt. De uitkomsten van de multipele regressie-analyse tonen echter aan dat adaptief perfectionisme geen significante verklaarde variantie toevoegt aan de relatie tussen maladaptief perfectionisme en eetstoornis-symptomen. Deze bevinding zorgde ervoor dat alleen maladaptief perfectionisme werd meegenomen in de mediatieanalyse.

Vervolgens is het mediatiemodel getoetst. Er werd verwacht dat behoeftefrustratie de relatie tussen maladaptief perfectionisme en eetstoornis-symptomen partieel medieerde. De resultaten ondersteunen de hypothese dat behoeftefrustratie de relatie tussen maladaptief perfectionisme en eetstoornis-symptomen medieert. Deze bevinding geeft weer dat wanneer een turnster hoger scoort op maladaptief perfectionisme, zij hoger scoort op eetstoornis-symptomen en dat deze relatie kan worden verklaard door een hogere mate van

behoeftefrustratie. Dit resultaat is in overeenstemming met eerder onderzoek van Boone en collega’s (Boone et al., 2014), die deze relatie in de gewone populatie onderzocht. Verder ondersteunen deze resultaten eerder onderzoek van Mallinson en Hill (2011), die aangeven dat maladaptief perfectionisme een verhoogd gevoel van behoeftefrustatie in de sport kan oproepen. Ook bevestigt het de bevindingen van Bartholomew en collega’s (2011) die weergeven dat behoeftefrustratie samenhangt met de ontwikkeling van rigide

gedragspatronen.

Tot slot zijn er exploratieve analyses uitgevoerd om te onderzoeken of de drie componenten van de Zelfdeterminatietheorie zich verschillend gedragen in de relatie tussen maladaptief perfectionisme en eetstoornis-symptomen. De resultaten van deze analyses geven weer dat zowel autonomie, competentie en verbondenheid, onafhankelijk van elkaar,

mogelijke mediatoren tussen de eerdergenoemde relatie kunnen zijn. Bovendien blijkt dat er geen significante verschillen bestaan tussen de indirecte effecten van elke afzonderlijke basisbehoefte als mediator. Dit bevestigt de suggestie van o.a. Baard, Deci en Ryan (2000) dat de drie basisbehoeften overeenkomstig functioneren in een natuurlijke omgeving.

(16)

klimaat wordt gecreëerd waarbinnen de behoeftefrustratie van turnsters niet tot nauwelijks plaatsvindt. Dit kan worden bewerkstelligd wanneer coaches zich bewust zijn van hun controlerende coachingsstijl zoals Bartholomew, Ntoumanis en Thøgersen-Ntoumani (2009) weergeven. Zij noemen onder andere het geven van materiële beloningen, controlerende feedback en het promoten van een ego-georiënteerd klimaat als controlerende strategieën. Door deze controlerende strategieën op te merken en om te zetten naar

autonomie-ondersteunende strategieën kan een veiliger klimaat worden gecreëerd, waarin de basisbehoeften niet worden gefrustreerd, maar juist bevredigd (Gagné, Ryan, & Bargmann, 2003; Reinboth, Duda, & Ntoumanis, 2004).

Materiële beloningen worden door coaches in een controlerend klimaat regelmatig ingezet als middel om de bereidheid van hun sporters te vergroten. Bartholomew en collega’s (2009) geven aan dat coaches in een autonomie-ondersteunend klimaat informatieve

beloningen zouden kunnen gebruiken, waarbij ze zich focussen op groeiende gevoelens van autonomie en competentie, door persoonlijke verbetering en inzet te belonen.

Controlerende feedback is een strategie die wordt gekenmerkt door het uitspreken van verwachtingen en wensen voor toekomstig gedrag (Bartholomew, Ntoumanis & Thøgersen-Ntoumani, 2009). Dit leidt tot meer interpersoonlijke controle en daarmee tot een gefrustreerd gevoel van autonomie en verbondenheid. Het autonomie-ondersteunende klimaat kan worden bevorderd wanneer coaches zich voornamelijk richten op het informeren van hun sporters, zonder daarbij de eigen wensen en verwachtingen te uiten.

Tot slot spreken Bartholomew en collega’s (2009) zich uit over het promoten van een ego-georiënteerd klimaat als controlerende strategie. Hiermee wordt een omgeving bedoeld waarin een individu zijn of haar prestaties telkens vergelijkt met anderen, om zo een waardig gevoel te krijgen. In een autonomie-ondersteunend klimaat zal echter een meer

taak-georiënteerde omgeving gecreëerd moeten worden, waarin een individu zich richt op zelfverbetering en niet op het overtreffen van anderen. Deze omgeving kan worden bereikt door slechte prestaties en fouten niet te straffen, elke sporter evenveel aandacht en waardering te geven en de sporters niet te laten concurreren met elkaar (Nicholls, 1984). Dit veilige autonomie-ondersteunende klimaat kan door een verbeterde mentale toestand tot een kleinere kans op eetstoornis-symptomen en betere prestaties leiden (Adie, Duda, & Ntoumanis, 2008, 2012).

Er zijn enkele beperkingen waar men rekening mee moet houden bij het interpreteren van de resultaten van deze studie. Allereerst zijn zowel de S-MPS-2 en de PNTS naar het Nederlands vertaald. Ondanks het feit dat de factorstructuren van deze vertaalde versies

(17)

overeenkomen met de originele versies, zou toekomstig onderzoek zich kunnen richten op het valideren van deze vragenlijsten in de Nederlandse taal. Hiermee kan worden onderzocht of een directe vertaling van deze Amerikaanse en Britse schalen daadwerkelijk inzetbaar is in de Nederlandse populatie.

Een ander punt van aandacht is de conceptualisering van maladaptief en adaptief perfectionisme. Zoals beschreven door Gotwals en Spencer-Cavaliere (2014) bestaat er geen consensus onder onderzoekers óf en hoe perfectionisme opgedeeld zou kunnen worden in maladaptief en adaptief perfectionisme. Bovendien pleiten Shafran, Cooper en Fairburn (2002) voor een terugkeer naar een unidimensionele benadering van perfectionisme, waarin het concept ‘klinisch perfectionisme’ wordt geïntroduceerd. De kern van deze vorm van perfectionisme ligt in het nastreven van zelfopgelegde hoge standaarden en de zelfwaarde van het individu; deze is afhankelijk van het al dan niet behalen van deze standaarden. Zowel adaptief als maladaptief perfectionisme kan worden teruggevonden in deze definitie. Dit zou kunnen verklaren waarom de adaptieve vorm van perfectionisme een negatief effect zoals eetstoornis-symptomen tot gevolg heeft.

De gevonden positieve samenhang in dit onderzoek kan daarnaast geen causaliteit aantonen door het design van deze studie. Middels een longitudinaal onderzoek zou er in de toekomst kunnen worden getest of dit positieve verband daadwerkelijk in de veronderstelde richting wijst. Het zou bijvoorbeeld mogelijk kunnen zijn dat behoeftefrustratie maladaptief perfectionisme beïnvloedt, waardoor men hoger zal scoren op maladaptief perfectionisme als er hoog is gescoord op behoeftefrustratie. Deze richting werd in deze studie echter niet verwacht, aangezien perfectionisme in verscheidene onderzoeken als persoonlijkheidstrek wordt gezien (Flett & Hewitt, 2002; Longbottom, Grove, & Dimmock, 2012; Sherry, Hewitt, Flett, Lee-Baggley & Hall, 2007).

Tot slot is er in dit onderzoek alleen gekeken naar de invloed van coaches op de behoeftefrustratie tijdens trainingen en wedstrijden. Dit is gebaseerd op bevindingen van Gagné en collega’s (2003), die aangaven dat coaches een sterkere invloed hebben op de behoeftefrustratie tijdens trainingen en wedstrijden dan ouders. Toekomstig onderzoek zou zich, naast de invloed van coaches, ook kunnen richten op de invloed van ouders, om een compleet beeld te krijgen van de verschillende invloeden waar sporters in deze

leeftijdscategorie mee te maken hebben.

Veel sportonderzoek maakt gebruik van meetinstrumenten die perfectionisme buiten de sport meten (Hall, 2013). Een sterk punt van deze studie is echter dat er gebruik is gemaakt van vragenlijsten gericht op de sportcontext. Zo zijn de onafhankelijke en mediërende

(18)

variabele beiden op hetzelfde level onderzocht. Bovendien zorgde de aanwezigheid van de onderzoeksleider tijdens afname van de vragenlijsten dat elke turnster het voor zichzelf invulde, dat eventuele vragen op één en dezelfde manier zijn beantwoord en dat de turnsters met de onderzoeksleider in gesprek konden wanneer ze daar na afname behoefte aan hadden.

De resultaten van deze studie laten zien dat er een positieve relatie bestaat tussen zowel adaptief als maladaptief perfectionisme en eetstoornis-symptomen, en dat de relatie tussen maladaptief perfectionisme en eetstoornis-symptomen partieel gemedieerd wordt door behoeftefrustratie bij wedstrijdturnsters. De bevindingen uit deze studie ondersteunen de Zelfdeterminatietheorie en haar drie psychologische basisbehoeften (Ryan & Deci, 2000). Daarnaast bevestigt het eerdere studies naar de negatieve gevolgen van behoeftefrustratie in de sport (Bartholomew et al., 2011) en vult het eerder onderzoek naar specifieke mediatoren in de relatie tussen perfectionisme en eetstoornis-symptomen aan. Vervolgonderzoek zou zich kunnen richten op het bestuderen van zowel specifieke als meer globale processen en hun onderlinge verbanden, om een meer allesomvattend model te bereiken in de verklaring van de relatie tussen perfectionisme en eetstoornis-symptomen. De praktische handvatten die

voortgekomen zijn uit de resultaten van deze studie, kunnen door coaches worden ingezet om de behoeftefrustratie van turnsters te verlagen en ze hiermee te beschermen tegen een

(19)

Referenties

Adie, J. W., Duda, J. L., & Ntoumanis, N. (2012). Perceived coach-autonomy support, basic need satisfaction and the well-and ill-being of elite youth soccer players: A

longitudinal investigation. Psychology of Sport and Exercise, 13(1), 51-59. doi: 10.1016/j.psychsport.2011.07.008

Adie, J. W., Duda, J. L., & Ntoumanis, N. (2008). Autonomy support, basic need satisfaction and the optimal functioning of adult male and female sport participants: A test of basic needs theory. Motivation and Emotion, 32(3), 189-199. doi:10.1007/s11031-008- 9095-z

Allen, K. L., Crosby, R. D., Oddy, W. H., & Byrne, S. M. (2013). Eating disorder symptom trajectories in adolescence: effects of time, participant sex, and early adolescent depressive symptoms. Journal of eating disorders, 1(32), 1-14. doi:10.1186/ 2050-2974-1-32

American Psychiatric Association. (2000). Diagnostic criteria from DSM-IV-TR. American Psychiatric Association.

American Psychiatric Association. (2013). DSM 5. American Psychiatric Association.

Baard, P.P., Deci, E.L., & Ryan, R.M. (2004). Intrinsic need satisfaction: A motivational basis of performance and well-being in two work settings. Journal of Applied Social

Psychology, 34(10), 2045–2068. doi:10.1111/j.1559-1816.2004.tb02690.x

Bardone-Cone, A. M., Wonderlich, S. A., Frost, R. O., Bulik, C. M., Mitchell, J. E., Uppala, S., & Simonich, H. (2007). Perfectionism and eating disorders: Current status and future directions. Clinical Psychology Review, 27(3), 384-405. doi:10.1016/ j.cpr.2006.12.005

Bartholomew, K., Ntoumanis, N., Ryan, R. M., & Thøgersen-Ntoumani, C. (2011).

Psychological need thwarting in the sport context: Assessing the darker side of athletic experience. Journal of Sport and Exercise Psychology, 33(1), 75-102. Verkregen via: http://journals.humankinetics.com/jsep

Bartholomew, K. J., Ntoumanis, N., & Thøgersen-Ntoumani, C. (2009). A review of controlling motivational strategies from a self-determination theory perspective: Implications for sports coaches. International Review of Sport and Exercise Psychology, 2(2), 215-233. doi:10.1080/17509840903235330

Baumeister, R. F., & Leary, M. R. (1995). The need to belong: desire for interpersonal attachments as a fundamental human motivation. Psychological bulletin, 117(3), 497-529. doi:10.1037/0033-2909.117.3.497

(20)

Boone, L., Soenens, B., & Braet, C. (2011). Een kritische analyse van het begrip perfectionisme in relatie tot eetstoornissen. Tijdschrift klinische

psychologie, 41(2), 117-128. Verkregen via: https://biblio.ugent.be/publication/1151870

Boone, L., Soenens, B., Braet, C., & Goossens, L. (2010). An empirical typology of perfectionism in early-to-mid adolescents and its relation with eating disorder symptoms. Behaviour Research and Therapy, 48(7), 686-691. doi:10.10.6/ j.brat.2010.03.022

Boone, L., Soenens, B., Vansteenkiste, M., & Braet, C. (2012). Is there a perfectionist in each of us? An experimental study on perfectionism and eating disorder

symptoms. Appetite, 59(2), 531-540. doi:10.1016/j.appet.2012.06.015

Boone, L., Vansteenkiste, M., Soenens, B., Van der Kaap-Deeder, J., & Verstuyf, J. (2014). Self-critical perfectionism and binge eating symptoms: a longitudinal test of the intervening role of psychological need frustration. Journal of counseling

psychology, 61(3), 363-373. doi:10.1037/a0036418

Bratland‐Sanda, S., & Sundgot‐ Borgen, J. (2012). Symptoms of eating disorders, drive for muscularity and physical activity among Norwegian adolescents. European Eating Disorders Review, 20(4), 287-293. doi:10.1002/erv.1156

Bruin, de, A. P., Oudejans, R. R., & Bakker, F. C. (2007). Dieting and body image in aesthetic sports: A comparison of Dutch female gymnasts and non-aesthetic sport

participants. Psychology of Sport and Exercise, 8(4), 507-520. doi:10.1016/ j.psychsport.2006.10.002

Cohen, J. (1988). Statistical power analysis for the behavioral sciences. Hillsdale, NJ: Lawrence Earlbaum Associates.

Dakanalis, A., Timko, C. A., Zanetti, M. A., Rinaldi, L., Prunas, A., Carrà, G., Riva, G., & Clerici, M. (2014). Attachment insecurities, maladaptive perfectionism, and eating

disorder symptoms: A latent mediated and moderated structural equation modeling analysis across diagnostic groups. Psychiatry Research, 215(1), 176-184. doi:10.1016/ j.psychres.2013.10.039

Deci, E. L., & Ryan, R. M. (1988). Intrinsic Motivation and Self-Determination in Human Behavior. NY: Plenum

(21)

the self-determination of behavior. Psychological inquiry, 11(4), 227-268. doi:10.1207/S15327965PLI1104_01

Deci, E. L., Ryan, R. M., Gagné, M., Leone, D., Usunov, J., & Kornazheva, B. P. (2001). Need satisfaction, motivation, and well-being in the work organizations of a former Eastern Bloc country. Personality and Social Psychology Bulletin, 27(8), 930–942. doi:10.1177/0146167201278002

Egan, S. J., Watson, H. J., Kane, R. T., McEvoy, P., Fursland, A., & Nathan, P. R. (2013). Anxiety as a mediator between perfectionism and eating disorders. Cognitive therapy and research, 37(5), 905-913. doi:10.1007/s10608-012-9516-x

Fijten, G. H., & Noordenbos, G. (2007). Eetstoornissen. In Ree, van, J.W., & deVries, M.W., Psychiatrie, 131-147. doi: 10.1007/978-90-368-1248-1_8

Flett, G. L., & Hewitt, P. L. (2002). Perfectionism and maladjustment: An overview of theoretical, definitional, and treatment issues. doi: 10.1037/10458-001

Flett, G. L., Hewitt, P. L., Blankstein, K. R., & Mosher, S. W. (1995). Perfectionism, life events, and depressive symptoms: A test of a diathesis-stress model. Current Psychology, 14(2), 112-137. doi:10.1007/BF02686885

Forsberg, S., & Lock, J. (2006). The relationship between perfectionism, eating disorders and athletes: A review. Minerva Pediatrica, 58(6), 525-536. Verkregen via:

http://www.minervamedica.it/en/journals/minerva-pediatrica

Frost, R. O., Marten, P., Lahart, C., & Rosenblate, R. (1990). The dimensions of perfectionism. Cognitive therapy and research, 14(5), 449-468. doi:10.1007/ BF01172967

Gagne, M., Ryan, R., Bargman, K. (2003). Autonomy support and need satisfaction in the motivation and well-being of gymnasts. Journal of Applied Sport Psychology, 15(4), 372-390. doi:10.1080/714044203

Goodwin, H., Arcelus, J., Geach, N., & Meyer, C. (2014). Perfectionism and Eating Psychopathology Among Dancers: The Role of High Standards and Self‐

criticism. European Eating Disorders Review, 22(5), 346-351. doi:10.1002/erv.2282 Gotwals, J. K., Dunn, J. G., & Wayment, H. A. (2003). An examination of perfectionism and

self-esteem in intercollegiate athletes. Journal of Sport Behavior, 26(1), 17-38. Verkregen via: http://www.proquest.com/

Gotwals, J. K., & Spencer-Cavaliere, N. (2014). Intercollegiate perfectionistic athletes' perspectives on achievement: Contributions to the understanding and assessment of

(22)

perfectionism in sport. International Journal of Sport Psychology,45(4), 271-297. doi:10.7352/IJSP 2014.45.271

Gotwals, J. K., & Dunn, J. G. (2009). A multi-method multi-analytic approach to establishing internal construct validity evidence: The Sport Multidimensional Perfectionism Scale 2. Measurement in Physical Education and Exercise Science, 13(2), 71-92. doi: 10.1080/10913670902812663

Greenleaf, C. (2002). Athletic body image: exploratory interviews with former competitive female athlete. Women in sport & physical activity journal, 11(1), 63. Verkregen via: http://www.proquest.com/

Greenleaf, C., Petrie, T. A., Carter, J., & Reel, J. J. (2009). Female collegiate athletes: prevalence of eating disorders and disordered eating behaviors. Journal of American College Health, 57(5), 489-496. doi:10.3200/JACH.57.5.489-496

Haase, A. M., Prapavessis, H., & Owens, R. G. (2002). Perfectionism, social physique anxiety and disordered eating: A comparison of male and female elite athletes. Psychology of sport and Exercise, 3(3), 209-222. doi:10.1016/S1469-0292(01)00018-8

Hall, H. K., Kerr, A. W., & Matthews, J. (1998). Precompetitive anxiety in sport: The contribution of achievement goals and perfectionism. Journal of Sport and Exercise Psychology, 20, 194-217. Verkregen via: http://journals.humankinetics.com/jsep Hall, H. K. (2013). From adaptive achievement striving to athletic burnout: The debilitating

influence of perfectionism. In Hackfort, D., & Seidelmeier, I., Bridging Gaps in Applied Sport and Exercise Psychology, 53-78.

Hamachek, D. E. (1978). Psychodynamics of normal and neurotic perfectionism. Psychology: A Journal of Human Behavior, 15(1), 27-33. Verkregen via: http://psycnet.apa.org Haring, M., Hewitt, P. L., & Flett, G. L. (2003). Perfectionism, coping, and quality of intimate

relationships. Journal of Marriage and Family, 65(1), 143-158. doi:10.1111/ j.1741-3737.2003.00143.x

Harter, S. (1978). Effectance motivation reconsidered. Toward a developmental model. Human development, 21(1), 34-64. doi:10.1159/000271574

Hayes, A. F. (2013). Introduction to mediation, moderation, and conditional process analysis: A regression-based approach. Guilford Press.

Kong, P., & Harris, L. M. (2015). The sporting body: body image and eating disorder symptomatology among female athletes from leanness focused and nonleanness focused sports. The Journal of psychology, 149(2), 141-160. doi:10.1080/ 00223980.2013.846291

(23)

Li, C., Wang, C. J., Pyun, D.Y., & Kee, Y. H. (2013). Burnout and its relations with basic psychological needs and motivation among athletes: A systematic review and meta-

analysis. Psychology of Sport and Exercise, 14(5), 692-700. doi: 10.1016/ j.psychsport.2013.04.009

Lilenfeld, L. R., Wonderlich, S., Riso, L. P., Crosby, R., & Mitchell, J. (2006). Eating disorders and personality: A methodological and empirical review. Clinical psychology review, 26(3), 299-320. doi:10.1016/j.cpr.2005.10.003

Longbottom, J. L., Grove, J. R., & Dimmock, J. A. (2012). Trait perfectionism, self- determination, and self-presentation processes in relation to exercise

behavior. Psychology of Sport and Exercise, 13(2), 224-235. doi:10.1016/ j.psychsport.2011.11.003

Luo, J., Forbush, K. T., Williamson, J. A., Markon, K. E., & Pollack, L. O. (2013). How specific are the relationships between eating disorder behaviors and

perfectionism?. Eating behaviors, 14(3), 291-294. doi:10.1016/j.eatbeh.2013.04.003 Mallinson, S. H., & Hill, A. P. (2011). The relationship between multidimensional

perfectionism and psychological need thwarting in junior sports participants. Psychology of sport and exercise, 12(6), 676-684. doi:10.1016/

j.psychsport.2011.05.009

Martinsen, M., & Sundgot-Borgen, J. (2013). Higher prevalence of eating disorders among adolescent elite athletes than controls. Medicine and Science in Sports and

Exercise,45(6), 1188-1197. doi:10.1249/MSS.0b013e318281a939

Nicholls, J. G. (1984). Achievement motivation: Conceptions of ability, subjective experience, task choice, and performance. Psychological review, 91(3), 328- 346. doi:10.1037/0033-295X.91.3.328

Ommundsen, Y., Roberts, G. C., Lemyre, P. N., & Miller, B. W. (2005). Peer relationships in adolescent competitive soccer: Associations to perceived motivational climate, achievement goals and perfectionism. Journal of Sports Sciences, 23(9), 977- 989. doi:10.1080/02640410500127975

Pearson, C. A., & Gleaves, D. H. (2006). The multiple dimensions of perfectionism and their relation with eating disorder features. Personality and Individual Differences, 41(2), 225-235. doi:10.1016/j.paid.2006.01.013

Reel, J. J., Petrie, T. A., SooHoo, S., & Anderson, C. M. (2013). Weight pressures in sport: Examining the factor structure and incremental validity of the weight pressures in sport—Females. Eating behaviors, 14(2), 137-144. doi:10.1016/j.eatbeh.2013.01.003

(24)

Reinboth, M., Duda, J. L., & Ntoumanis, N. (2004). Dimensions of coaching behavior, need satisfaction, and the psychological and physical welfare of young athletes. Motivation and emotion, 28(3), 297-313. doi:10.1023/B:MOEM.0000040156.81924.b8

Reis, H. T. (1994). Domains of experience: Investigating relationship processes from three perspectives. In Erber, R., Gilmour, R., Theoretical frameworks for personal relationships, 87-110. Lawrence Erlbaum Associates

Reis, H. T., Sheldon, K. M., Gable, S. L., Roscoe, J., & Ryan, R. M. (2000). Daily well-being: The role of autonomy, competence, and relatedness. Personality and social

psychology bulletin, 26(4), 419-435. Verkregen via: http://proquest.com

Ryan, R. M., Bernstein, J. H., & Brown, K. W. (2010). Weekends, work, and well-being: Psychological need satisfactions and day of the week effects on mood, vitality, and physical symptoms. Journal of social and clinical psychology, 29(1), 95-122. doi: 10.1521/jscp.2010.29.1.95

Ryan, R. M., & Deci, E. L. (2000). Self-determination theory and the facilitation of intrinsic motivation, social development, and well-being. American psychologist, 55(1), 68-78. doi:10.1037/0003-066X.55.1.68

Sassaroli, S., Lauro, L. J. R., Ruggiero, G. M., Mauri, M. C., Vinai, P., & Frost, R. (2008). Perfectionism in depression, obsessive-compulsive disorder and eating

disorders. Behaviour Research and Therapy, 46(6), 757-765. doi:10.1016/ j.brat.2008.02.007

Shafran, R., Cooper, Z., & Fairburn, C. G. (2002). Clinical perfectionism: a cognitive‐ behavioural analysis. Behaviour Research and Therapy, 40, 773‐791. doi: 10.1016/S0005-7967(01)00059-6

Shafran, R., Lee, M., Payne, E., & Fairburn, C. G. (2006). The impact of manipulating personal standards on eating attitudes and behaviour. Behaviour Research and Therapy, 44(6), 897-906. doi:10.1016/j.brat.2005.08.009

Sherry, S. B., Hewitt, P. L., Flett, G. L., Lee-Baggley, D. L., & Hall, P. A. (2007). Trait perfectionism and perfectionistic self-presentation in personality pathology. Personality and Individual Differences, 42(3), 477-490. doi:10.1016/

j.paid.2006.07.026

Strien, van, T., & Ouwens, M. (2003). Validation of the Dutch EDI-2 in one clinical and two nonclinical populations. European Journal of Psychological Assessment, 19(1), 66-84. doi:10.1027//1015-5759.19.1.66

(25)

disorders and the predictive power of risk models in female elite athletes: a controlled study. Scandinavian journal of medicine & science in sports, 18(1), 108-118. doi: 10.1111/j.1600-0838.2007.00657.x

Vansteenkiste, M., Niemiec, C. P., & Soenens, B. (2010). The development of the five mini- theories of self-determination theory: An historical overview, emerging trends, and future directions. Emerald.

Verstuyf, J., Patrick, H., Vansteenkiste, M., & Teixeira, P. J. (2012). Motivational dynamics of eating regulation: a self-determination theory perspective. International Journal of Behavioral Nutrition and Physical Activity, 9(1), 21. doi:10.1186/1479-5868-9-21 Verstuyf, J., Vansteenkiste, M., Soenens, B., Boone, L., & Mouratidis, A. (2013). Daily ups

and downs in women's binge eating symptoms: The role of basic psychological needs, general self-control, and emotional eating. Journal of Social and Clinical

Psychology, 32(3), 335-361. doi:10.1521/jscp.2013.32.3.335

Voelker, D. K., Gould, D., & Reel, J. J. (2014). Prevalence and correlates of disordered eating in female figure skaters. Psychology of Sport and Exercise, 15(6), 696-704. doi: 10.1016/j.psychsport.2013.12.002

Watson, H.J., Raykos, B.C., Street, H., Fursland, A., Nathan, P.R. (2011). Mediators between perfectionism and eating disorder psychopathology: shape and weight overvaluation and conditional goal-setting. The international Journal of Eating Disorders, 44(2), 142-149. doi:10.1002/eat.20788

Wei, M., Shaffer, P. A., Young, S. K., & Zakalik, R. A. (2005). Adult attachment, shame, depression, and loneliness: The mediation role of basic psychological needs satisfaction. Journal of Counseling Psychology, 52(4), 591-601. doi:10.1037/0022- 0167.52.4.591

Weimann, E. (2002). Gender-related differences in elite gymnasts: the female athlete triad. Journal of applied physiology, 92(5), 2146-2152. doi:10.1152/

japplphysiol.00572.2001

White, R. W. (1963). Ego and reality in psychoanalytic theory. N.Y.: International Universities Press.

(26)

Tabel 1

Gemiddelden, standaarddeviaties en Pearson Correlatie Matrix van maladaptief perfectionisme, adaptief perfectionisme, behoeftefrustratie, eetstoornis-symptomen, BMI en leeftijd M SD 1 2 3 4 5 6 1. Maladaptief Perfectionisme 2.1 .44 2. Adaptief Perfectionisme 3.0 .59 .45* 3. Behoeftefrustratie 2.8 .99 .73* .46* 4. Eetstoornis-symptomen 2.4 .82 .50* .33* .58* 5. BMI 20.1 2.49 -.02 .09 .12 .38* 6. Leeftijd 16.1 2.74 -.04 .34* .04 .16 .55* Noot. *p < .01.

(27)

Tabel 2

Contrast van ongestandaardiseerde indirecte effecten

Β SE 95% CI

Autonomie – Competentie -.06 .18 [-.37, .29]

Autonomie – Verbondenheid .01 .16 [-.53, .11]

(28)

Figuur 1. Conceptueel Mediatiemodel Noot. c = totaal effect, c’= direct effect

(29)

Figuur 2. Model van maladaptief perfectionisme als een voorspeller van eetstoornis- symptomen, gemedieerd door behoeftefrustratie.

Noot. Ongestandaardiseerde beta’s. **p<.05, **p<.001. Er bleek geen significant verschil in de relaties tussen de verschillende subschalen van de EDI-2-NL.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In dit onderzoek wordt onderzocht in hoeverre deze aspecten voorspellend zijn voor de noodzaak van een klinische opname en in hoeverre zij voorspellend zijn voor

Het doel van het huidige literatuuronderzoek is in kaart te brengen welke positieve psychologische interventies al in de behandeling van eetstoornissen gebruikt worden en wat

Ik begrijp heel goed dat het voor mijn dochter niet altijd gemakkelijk was als moeders er zich weer mee bemoeide maar het was zo nodig…zo nodig, ik deed het voor haar!. De

In this section, we evaluate the feature performance for writer identification based on single- script and the results on five data sets are given in Table 7.1, from which we can

Moderate acid concentrations and temperatures may be used when using sucrose as the feed (B.A.Fachri, PhD Thesis, University of Groningen, 2015; B. A small reduction

The principle of accountability imposes to data controllers and processors the implementation, under their own responsibility, of appropriate and

Skills-based Caring voor een naaste met een eetstoornis Skills-based Caring (op vaardigheden gebaseerde zorg) biedt verzorgers de vaardigheden en kennis die nodig zijn om mensen

De coach stelt de vraag of de cliënt later in zijn leven momenten ervaren heeft waar dezelfde kenmerken aanwezig waren.. Bij een aantal mensen is dat hele- maal niet het