• No results found

Ziekenhuisopname bij ouderen : een oorzaak van functionele achteruitgang? : onderzoek naar de samenhang tussen depressieve symptomen en functionele achteruitgang bij ouderen die acuut in het ziekenhuis zijn opgenomen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Ziekenhuisopname bij ouderen : een oorzaak van functionele achteruitgang? : onderzoek naar de samenhang tussen depressieve symptomen en functionele achteruitgang bij ouderen die acuut in het ziekenhuis zijn opgenomen"

Copied!
75
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Ziekenhuisopname bij ouderen: een oorzaak van functionele achteruitgang?

Onderzoek naar de samenhang tussen depressieve symptomen en functionele achteruitgang

bij ouderen die acuut in het ziekenhuis zijn opgenomen

Linde Maria de Wit – 10175253

Begeleider: J.A. Bosch

Masterthese Klinische Psychologie

November 2016

Aantal woorden: 6591

(2)

Abstract

De term Hospitalization Associated Disability (HAD) beschrijft de functionele

achteruitgang van ouderen in de periode tussen het ontstaan van een acute ziekte en het

ontslag uit het ziekenhuis. Het identificeren van de ontstaansmechanismen van HAD kan

mogelijk leiden tot interventies waarmee HAD kan worden voorkomen. Zowel depressieve

symptomen als ontstekingsactiviteit (inflammatie) zijn mogelijke mechanismen die het risico

op HAD kunnen verhogen. Huidig onderzoek had als doel om de rol van inflammatie in de

samenhang tussen depressieve symptomen en HAD te onderzoeken. Hiernaast werd

exploratief onderzocht in welke fase rondom de ziekenhuisopname (voor de opname of

tijdens de opname), ouderen het meest functioneel achteruit gingen.

Voor deze studie werden ouderen onderzocht (N= 104, gemiddelde leeftijd 79 jaar,

spreiding 70-98, 50% vrouw) die acuut in het Ter Gooi Ziekenhuis of het AMC werden

opgenomen. Ontstekingsactiviteit werd gemeten middels de CRP, leukocyt en neutrofiel

waarden in het bloed van de deelnemers. Depressieve symptomen werden gemeten door

middel van de Geriatric Depression Scale (GDS 15). HAD werd gemeten als achteruitgang in

functionele afhankelijkheid, gemeten middels de Katz Index of Acitivies of Daily Living

(Katz-6). De scores van de deelnemers op de Katz-6 bij het ontslag uit het ziekenhuis werden,

vergeleken met de scores van de deelnemers op de Katz-6 voor het ontstaan van de acute

ziekte.

Uit de resultaten bleek dat bij deelnemers uit het Ter Gooi Ziekenhuis depressieve

symptomen samenhingen met functionele achteruitgang voor de ziekenhuisopname. Uit de

mediatie analyse bleek dat neutrofielen hier een mediërende rol in speelt. Wanneer werd

gekeken naar deelnemers uit beide ziekenhuizen bleken deelnemers vooral in de fase voor de

ziekenhuisopname functioneel achteruit te gaan. Tijdens de ziekenhuisopname bleven zij vaak

stabiel; bij het ziekenhuisontslag waren zij even functioneel afhankelijk als bij de

ziekenhuisopname. Samenvattend, in huidig onderzoek werden aanwijzingen gevonden voor

een rol van inflammatie bij de samenhang tussen depressieve symptomen en functionele

achteruitgang. Verder onderzoek is nodig om de bijdrage van inflammatie aan stemming en

functionele achteruitgang nader te onderzoeken.

(3)

Inhoudsopgave

Inleiding

4

Gemedieerd door Immuunactivatie ?

7

Doel Huidig Onderzoek

10

Methoden

11

Resultaten

17

Conclusie en Discussie

24

Literatuur

30

Bijlage 1. Protocol Hospital ADL Studie

34

Bijlage 2. Informatiebrief deelnemers

64

(4)

Inleiding

De Nederlandse bevolking is sterk aan het vergrijzen. De grijze druk, de proportie van het

aantal 65-plussers ten opzichte van het aantal inwoners van 20 tot 65 jaar, is 30,6% in 2016.

Naar verwachting zal dit in 2030 tot 43,1% gestegen zijn. Het aantal 65-plussers zal in die

periode stijgen van 172 duizend in 2016 naar 195 duizend in 2030 (Centraal Bureau voor de

Statistiek, 2016). Ouderen worden relatief vaker vanwege onverwachte

gezondheidsomstandigheden acuut in het ziekenhuis opgenomen. Wanneer de reden voor

opname verholpen is, blijken veel ouderen minder zelfstandig in het uitvoeren van dagelijkse

activiteiten (Activities of Daily Living, of ADL’s) dan voordat zij in het ziekenhuis werden

opgenomen (Volpato et al. 2007). ADL’s zijn alledaagse activiteiten die essentieel zijn om

zelfstandig te kunnen leven zoals wassen, eten, aankleden, reizen en medicijnen innemen

(Covinsky, Pierluissi, & Johnston, 2011). Het afhankelijker worden in het uitvoeren van een

of meer ADL’s wordt gedefinieerd als functionele achteruitgang (Covinsky et al. 2011)

Functionele achteruitgang in de periode tussen het ontstaan van een acute ziekte en

ziekenhuisontslag noemt men Hospitalization Associated Disability (HAD) (Covinsky et al.

2011). HAD komt voor bij 30-35% van de acuut opgenomen ouderen (>70 jaar) (Covinsky et

al. 2011; Covinsky et al. 2003) en heeft ingrijpende gevolgen voor de patiënt. Zo kan het

leiden tot een verminderde kwaliteit van leven, een verhoogde kans op mortaliteit en tot

intensiever gebruik van de gezondheidszorg (Volpato et al. 2007). Als duidelijk wordt hoe

HAD ontstaat kunnen er betere interventies worden ontwikkeld die HAD kunnen voorkomen.

Depressieve symptomen zouden mogelijk bij kunnen dragen aan de ontwikkeling van

functionele achteruitgang (Covinksky, Kahana, Chin, Palmer, Fortinsky en Landefeld, 1999).

Covinsky et al. (1999) onderzochten depressieve symptomen bij 573 oudere patiënten (>70

jaar). Uit het onderzoek bleek dat 34% van de deelnemers zes of meer depressieve

symptomen heeft. Bovendien bleek dat afhankelijkheid in het uitvoeren van ADL’s bij

ziekenhuisopname hoger te zijn bij deelnemers met meer dan zes depressieve symptomen dan

bij deelnemers met minder dan vijf depressieve symptomen. Ander onderzoek ondersteunde

deze resultaten door een samenhang te laten zien tussen depressieve symptomen en

functionele afhankelijkheid bij de ziekenhuisopname en met gebrekkig functioneel herstel

tijdens de ziekenhuisopname (Covinsky, Fortinsky, Palmer, Kresevic, en Landefeld, 1997).

Een beperking van het onderzoek van Covinsky et al. (1997) is dat er geen rekening wordt

gehouden met de mate van ADL afhankelijkheid voor het ontstaan van de acute aandoening.

(5)

Dit terwijl Covinsky et al. (2003) stelden dat de functionele afhankelijkheid voor het ontstaan

van de acute ziekte als begin meting moet worden beschouwd voor het meten van HAD. Zij

stelden namelijk dat een acute ziekte met een daarop volgende ziekenhuisopname via

verschillende, elkaar niet uitsluitende perioden bij kon dragen aan de ontwikkeling van HAD.

Zoals Figuur 1 laat zien omvat HAD zowel de functionele achteruitgang die is ontwikkeld

tussen het ontstaan van een acute aandoening en een ziekenhuisopname (periode 1) als

functionele achteruitgang die is ontstaan tijdens de ziekenhuisopname (periode 2). De

functionele achteruitgang die is ontstaan voor de ziekenhuisopname (in periode 1), valt

volgens Covinsky et al. (2003) dus ook onder HAD. Omdat bij het onderzoek van Covinsky

et al. (1997) geen rekening werd gehouden met de functionele achteruitgang voor de

ziekenhuisopname maar alleen werd gekeken naar functionele achteruitgang tijdens de

ziekenhuisopname (periode 2) is niet duidelijk of er ook een samenhang is tussen depressieve

symptomen en HAD (functionele achteruitgang in zowel periode 1 als periode 2).

(6)

Figuur 1.

Verschillende perioden (periode 1 = tussen voor het ontstaan van de acute aandoening en de

ziekenhuisopname. Periode 2= tussen de ziekenhuisopname en het ziekenhuisontslag) waarin

Hospitalization Associated Disability (HAD) ontstaat. In periode 1 kan de mate van

afhankelijkheid achteruitgaan of stabiel blijven en in periode 2 kan de mate van

afhankelijkheid herstellen, stabiel blijven of achteruitgaan.

Uit het onderzoek van Covinsky et al. (2003) bleek dat 35% van de ouderen aan HAD

ondervindt; zij waren bij ontslag uit het ziekenhuis meer afhankelijk in het uitvoeren van

ADL’s in vergelijking met een retrospectieve meting twee weken voor de opname. Bij 18%

van de deelnemers bleek HAD te komen door achteruitgang tussen het ontstaan van de acute

ziekte en de ziekenhuisopname (periode 1, zie Figuur 1). Bij deze groep was er geen herstel of

achteruitgang tijdens de ziekenhuisopname. Bij 12% van deelnemers ontstond HAD door

achteruitgang tijdens de ziekenhuisopname, zij gaven aan bij ziekenhuisontslag in meer

ADL’s afhankelijk te zijn dan bij de ziekenhuisopname (periode 2). Bij 5% van de

deelnemers was er sprake van dubbele achteruitgang, zowel bij ziekenhuisopname lieten zij

achteruitgang zien in vergelijking met twee weken daarvoor, en bij ziekenhuisontslag in

Functionele

afhankelijk-

heid

Stabiel

Herstel

Stabiel

Achter-uitgang

Achteruit-

gang

Herstel

Stabiel

Achter-uitgang

Ziekenhuisopname

Ziekenhuisontslag

Voor het

ontstaan van een

acute aandoening

(7)

vergelijking met ziekenhuisopname lieten zij achteruitgang zien (dus zowel periode 1 als

periode 2).

Samenvattend suggereert eerder onderzoek dat er een samenhang is tussen depressieve

symptomen en functionele achteruitgang tijdens de ziekenhuisopname (periode 2) (Covinsky

et al. 1997). Maar omdat hierbij geen rekening is gehouden met functionele achteruitgang in

de periode voor de ziekenhuisopname (periode 1), is nog niet duidelijk of er ook een

samenhang is tussen depressieve symptomen en HAD. HAD kan zich namelijk ontwikkelen

in zowel de periode tussen het ontstaan van de acute ziekte en de ziekenhuisopname als

tijdens de ziekenhuisopname en het ontslag. Uit onderzoek van Covinsky et al., (2003) blijkt

dat juist in de periode tussen het ontstaan van een acute ziekte en de ziekenhuisopname,

ouderen frequenter functioneel achteruitgaan dan tijdens de ziekenhuisopname. In huidig

onderzoek wordt daarom de samenhang tussen depressieve symptomen en de mate van

functionele achteruitgang van zowel voor de ziekenhuisopname als tijdens de

ziekenhuisopname, onderzocht.

Gemedieerd door Immuunactivatie?

Het is tot dusver onduidelijk op welke manier HAD en depressieve symptomen precies

samenhangen. Een mogelijke verklaring komt voort uit een conceptueel model op basis van

een theorie van Howren, Lamkin & Suls (2010) en onderzoek van Kiecolt-Glaser en Glaser

(2002). In dit model wordt ingegaan op de rol van immuunactivatie in het ontstaan van

depressieve symptomen en functionele achteruitgang. Voordat wordt overgegaan op de

verdere inhoud van dit verklaringsmodel zal een korte inleiding worden gegeven over de

werking van het immuunsysteem.

Het immuunsysteem is een samenwerking van cellen, weefsels en moleculen die het

lichaam beschermen tegen infecties en herstel van weefselschade faciliteert (Abbas, Lichtman

& Pillai, 2014). De reactie van het immuunsysteem op weefselschade, ziekteverwekkers

(pathogenen) zoals bacteriën, virussen en parasieten en andere lichaamsvreemde stoffen is

om een afweerreactie of ontsteking te veroorzaken (ook wel ‘inflammatie’ genoemd). Hierbij

komt onder andere de stof C Reactive Proteïn (CRP) vrij, een eiwit dat wordt geproduceerd in

de lever en dat zich kan binden aan pathogenen en beschadigde cellen (Howren, Lamkin &

Suls, 2010). Witte bloedcellen (leukocyten) zoals neutrofielen kunnen door deze binding

schade en pathogenen gemakkelijk herkennen en vervolgens opruimen (Volanakis, 2001). De

(8)

Activatie van het

Immuunsysteem

Functionele

achteruitgang

Depressieve

Symptomen

hoeveelheid CRP, leukocyten en neutrofielen die in het bloed circuleert wordt gebruikt om

activatie van het immuunsysteem te meten.

Figuur 2.

Conceptueel model voor de samenhang tussen depressieve symptomen en functionele

achteruitgang

Zoals weergegeven in Figuur 2 laat onderzoek zien dat er een samenhang is tussen

depressieve symptomen en verhoogde activatie van het immuunsysteem. Deze stelling is

onder andere beschreven door een onderzoek van Dantzer et al. (2008) waarin wordt ingegaan

op de rol van cytokines bij de ontwikkeling van depressieve symptomen. Cytokines zijn

ontstekingsstoffen die samen met CRP vrijkomen in reactie op pathogenen en weefselschade

en hebben uiteenlopende neurologische effecten zoals een verminderde eetlust, verminderde

interesse in de fysieke en sociale omgeving, vermoeidheid, gefragmenteerde slaap,

depressieve gevoelens en milde cognitieve problemen (Dantzer et al. 2008). Deze

veranderingen in het gedrag en de subjectieve ervaringen van fysiek zieke mensen wordt

ziektegedrag genoemd (Johnson, 2002). Ziektegedrag is een georganiseerde reactie die het

doel heeft om lichamelijk herstel te faciliteren; bij ziekte is rust dan ook prioriteit (Johnson,

2002). Zoals te zien in Figuur 3 komen de symptomen van ziektegedrag in grote mate

overeen met symptomen van een depressie. Dantzer et al. (2008) stelt in zijn onderzoek dat

een verhoogde activatie van het immuunsysteem samenhangt met depressieve symptomen.

(9)

Figuur 3.

De overeenkomstige symptomen van ziektegedrag en een depressieve stoornis (volgens de

Diagnsotic and Statistical Manual of Mental Disorders (5

e

editie))

Depressieve Symptomen

Overeenkomstige Symptomen

Symptomen Ziektegedrag

(Bronnen: DSM5, American Psychiatric Association.,2013; Dantzer et al. 2008).

De meta-analyse van Howren, Lamkin en Suls (2010) ondersteunt de boven beschreven

stelling. Uit hun analyse bleek dat de hoeveelheid CRP significant samenhing met depressieve

symptomen bij volwassenen die vanwege hun depressie werden opgenomen in een kliniek of

ziekenhuis, bij volwassenen die in het ziekenhuis werden opgenomen met zowel een

depressie als een cardiovasculaire aandoening en bij depressieve volwassenen die thuis

woonden. Ook bij ouderen werd er een significante correlatie gevonden tussen CRP en

depressieve symptomen (Penninx et al. 2003). Howren, Lamkin en Suls (2010) stelden dat de

bevindingen van hun meta-analyse hun theorie ondersteunt dat een depressie kan leiden tot

passief gedrag en verhoogde immuunactivatie. Deze bevindingen sluiten aan bij het eerste

deel van het conceptuele verklaringsmodel zoals weergegeven in Figuur 2. Namelijk dat

- Schuldgevoelens

- Vermoeidheid

- Versnelde irritatie

- Terugkerende

- Verminderde interesse

- Ziek en misselijk gevoel

gedachten aan

- Milde cognitieve problemen

de dood

- Veranderd slaappatroon

- Psychomotorische

- Veranderd eetpatroon

traagheid

(10)

Ook het tweede deel van het verklaringsmodel, de samenhang tussen immuunactivatie en

functionele achteruitgang, wordt door eerder onderzoek ondersteund. Zo bleek uit de

meta-analyse van Kiecolt-Glaser en Glaser (2002) dat cytokines een belangrijke rol spelen bij de

afname van spiermassa en spierkracht. Uit een ander onderzoek verricht door Cesari et al.,

(2004), blijkt een samenhang tussen CRP en fysieke prestaties bij ouderen. Aangezien

verminderde spierkracht het zelfstandig uitvoeren van ADL’s bemoeilijkt, ligt lichamelijke

achteruitgang (geïndiceerd door immuunactivatie) mogelijk ten grondslag aan functionele

achteruitgang. Hiernaast suggereerde de meta-analyse van Kiecolt-Glaser en Glaser dat een

depressie samenhangt met activatie van het immuunsysteem, wat kan leiden tot een breed

scala aan gebreken waar ouderdom mee gepaard kan gaan. Zo zou chronische activatie van

het immuunsysteem leiden tot lichamelijke achteruitgang en een verhoogde mortaliteit.

Zodoende wordt ook voor het derde onderdeel van het conceptuele model, de samenhang

tussen depressieve symptomen en functionele achteruitgang, ondersteunt.

Samengevat bieden de besproken onderzoeken ondersteuning voor de verschillende

onderdelen van het conceptuele verklaringsmodel zoals weergegeven in Figuur 2. Er blijkt

een samenhang tussen depressieve symptomen en verhoogde activatie van het

immuunsysteem. Hiernaast blijkt er een samenhang tussen functionele achteruitgang en

verhoogde activatie van het immuunsysteem. Het model stelt dat activatie van het

immuunsysteem de samenhang tussen depressieve symptomen en HAD medieert.

Doel Huidig Onderzoek

Nu rest de vraag of er ook empirische ondersteuning voor het model als geheel kan

worden gevonden. In huidig onderzoek wordt HAD gemeten als functionele achteruitgang bij

het ziekenhuisontslag in vergelijking met de functionele afhankelijkheid van de ouderen voor

het ontstaan van de acute ziekte. Onderzocht zal worden of (1) er een samenhang is tussen

depressieve symptomen en inflammatie. Of er (2) een samenhang is tussen HAD en

inflammatie. Onderzocht wordt of (3) depressieve symptomen en HAD samenhangen en (4)

of deze samenhang wordt gemedieerd door inflammatie. Exploratief wordt onderzocht (5) in

welke perioden omtrent de ziekenhuisopname HAD ontstaat (periode 1, periode 2 of allebei,

zie Figuur 1). Om dit te onderzoeken zal de mate waarin ouderen functioneel afhankelijk

Comment [J1]: Als dit een antwoord

is op de vorige vraag dan komyt het te laat: het stuk gaat over HAD en een definitie van HAD moet vroeg worden gegeven. Is HAD alleen achteruitgang tijdens? Of zowel tijdens en voor? Geef hiervoor de argumentatie. Vond ik nog niet duidelijk genoeg.

(11)

waren voor het ontstaan van de acute ziekte, worden vergeleken met de functionele

afhankelijkheid bij de ziekenhuisopname en ziekenhuisontslag.

Hieruit volgend kunnen de volgende hypotheses worden opgesteld:

Hypothese 1. Er is een samenhang tussen depressieve symptomen en inflammatie.

Hypothese 2. Er is een samenhang tussen HAD en inflammatie.

Hypothese 3. Er is een samenhang tussen depressieve symptomen en HAD.

Hypothese 4. Deze samenhang wordt gemedieerd door inflammatie.

Verwacht wordt dat:

• Het aantal depressieve symptomen dat een deelnemer rapporteert, correleert met de

CRP waarden en de leukocyt en neutrofiel concentraties in het bloed van de

deelnemers.

• HAD correleert met de CRP waarden en de leukocyt en neutrofiel concentraties in het

bloed van de deelnemers.

• HAD correleert met het aantal depressieve symptomen dat een deelnemer rapporteert.

• De correlatie tussen HAD en depressieve symptomen wordt gemedieerd door CRP

waarden en de leukocyt en neutrofiel concentraties in het bloed van de deelnemers.

Omdat andere covariaten ook een medierende rol kunnen spelen in samenhang tussen

depressieve symptomen en HAD, in de mediatieanalyse worden gecorrigeerd voor de

mate van comorbideit, sekse, de ernst van de acute ziekte, de leeftijd en de duur van de

opname.

Methoden

Het huidige onderzoek werd uitgevoerd als een onderdeel van de Hospital ADL studie,

een multicenter, prospectieve cohort studie naar de ontstaansmechanismen Hospitalization

Associated Disability (HAD). Dit werd onderzocht door fysieke, psychologische en

biologische factoren te meten tijdens een acute ziekenhuisopname en vervolgens één, twee en

drie maanden na ziekenhuisontslag (zie Bijlage 1 voor het protocol van de Hospital ADL

(12)

metingen van één en drie maanden, deelnemers thuis door de onderzoekers ondervraagd. Bij

de meting twee maanden na het ziekenhuisontslag werden de vragenlijsten telefonisch

afgenomen. Omdat huidig onderzoek zich richt op functionele achteruitgang tijdens de

ziekenhuisopname werden enkel de gegevens gebruikt die bij de ziekenhuisopname en het

ziekenhuisontslag zijn verzameld.

Deelnemers

Deelnemers waren oudere patiënten (70+) die acuut werden opgenomen in het

Academisch Medisch Centrum (AMC) te Amsterdam en het Ter Gooi Ziekenhuis te

Blaricum, op de afdelingen Interne Geneeskunde, Cardiologie en Geriatrie. Binnen 24 uur na

de ziekenhuisopname werden patiënten gevraagd of ze wilden participeren aan de Hospital

ADL studie. Zie Tabel 5 voor een overzicht kenmerken van de deelnemers gebruikt in de

beschreven analyses.

Procedure

Wanneer de patiënt voldeed aan de inclusiecriteria zoals omschreven in Tabel 1, werd

de patiënt geïnformeerd over het doel van het onderzoek en de onderzoeksprocedure. De

patiënt werd op de hoogte gebracht van het recht om ten alle tijden te stoppen met zijn

deelname aan het onderzoek. Hiernaast werd een toestemmingverklaring gevraagd aan de

patiënt, waar de patiënt vervolgens een kopie van ontving (Bijlage 3). Tevens ontving de

patiënt een omschrijving van het onderzoek (Bijlage 2).

(13)

Tabel 1.

Inclusiecriteria en exclusiecriteria deelnemers

Inclusiecriteria

1. 70 jaar of ouder

2. Acute opname in het ziekenhuis

3. De ziekenhuisopname duurt minstens 48 uur

4. Toestemming van de verantwoordelijke arts

5. Score van 15 of hoger op de Mental Mini State Examination (MMSE)

6. Voldoende Nederlands spreken en begrijpen

Exclusiecriteria

1. Een levensverwachting van meer dan drie maanden, gebaseerd op de klinische blik van de

arts en de diagnose van de deelnemer.

2. Afhankelijk op alle zes de basis Activities of Daily Living (ADL’s)

Figuur 4 geeft een overzicht van de gebruikte testen en de verschillende

meetmomenten. Voor het huidige onderzoek werden metingen verricht bij de

ziekenhuisopname (H

1

) en bij het ziekenhuisontslag (H

2

). Bij H

1

werd er ook een Katz-6

vragenlijst afgenomen die betrekking heeft op het functioneren van de patiënt, twee weken

voor opname. Deze meting werd H

0

genoemd en is gebruikt als baseline meting voor

functionele achteruitgang.

(14)

Figuur 4.

De meetmomenten (H

0

= retrospectieve baseline meting H

1

= ziekenhuisopname, H

2

=

ziekenhuisontslag) en de gebruikte testen per meetmoment.

Voldaan inclusie- en exclusiecriteria

(weergegeven in Tabel 1)

H

0

- Afhankelijkheid in ADL's

Katz ADL- 6

H

1

- Demografische gegevens

Leeftijd

Sekse

- Comorbiditeit

CCI

- Ernst van de acute ziekte

MEWS

- Depressieve symptomen

GDS-15

- Afhankelijkheid in ADL's

Katz ADL-6

- Immuunactivatie

CRP

Leukocyten

Neutrofiel

H

2

- Opnameduur

(15)

Materialen

In het onderzoek werden alle vragenlijsten mondeling afgenomen.

Depressieve symptomen

De GDS-15 werd gebruikt om de mate van depressie vast te stellen. Het is een

vragenlijst met 15 items die met “ja” of “nee” beantwoord dienen te worden. Voorbeelden

van items zijn “Voelt u zich vaak hopeloos?” en “ Denkt u dat de meeste andere mensen het

beter hebben dan u?”. De minimale score die behaald kon worden is 0 en de maximaal

haalbare score is 15. Bij een score van vijf of hoger kan een patiënt worden geclassificeerd als

depressief. Bij een score van vier of lager kan een patiënt worden geclassificeerd als niet

depressief (Nyunt, Fones, Niti, & Ng, 2009). De GDS-15 bleek een valide en betrouwbare

vragenlijst om een depressieve stoornis mee te meten (Cronbach’s alfa= .80) (Nyunt et al.

2009).

Hospitalization Associated Disability

Functionele status werd gemeten door middel van de Katz-ADL 6 (Katz-6), een

vragenlijst met 6 items die met “ja” of “nee” beantwoord dienden te worden. Voorbeeld van

een item is “Heeft u hulp nodig bij het aankleden?”. De uitkomst van de Katz-6 is een

continue schaal die loopt van 0 (minimale score) tot 6 (maximale score). Bij een score van 6

is de patiënt volledig afhankelijk en bij een score lager dan 2 wordt de cliënt als onafhankelijk

beschouwd. Een score van 4 suggereert dat de patiënt matig afhankelijk is (Shelkey &

Wallace, 2012). De Katz-6 bleek een betrouwbaar en valide meetinstrument te zijn

(Reijneveld, Spijker, & Dijkshoorn, 2007). Er is sprake van HAD wanneer een patiënt bij het

ontslag uit het ziekenhuis (H

2

), een hogere score heeft op de Katz-6 dan bij de baseline

meting (H

0

).

Activatie van het immuunsysteem

Immuun activatie werd onderzocht door de hoeveelheid C Reactive Protein (CRP),

leukocyten en neutrofielen in het bloed van de deelnemers te meten. Het bloed (vier milliliter)

werd verzameld tijdens de gebruikelijke ronde van het ziekenhuis, maximaal 48 uur nadat de

deelnemer acuut werd opgenomen in het ziekenhuis. Hierna werd het bloed gecentrifugeerd

en opgeslagen in een donkere omgeving met een temperatuur van -80 graden Celsius, tot de

(16)

analyse plaats kon vinden. Alle bloed-analyses werden uitgevoerd in het laboratorium van het

AMC.

Comorbiditeit

Comorbiditeit werd gemeten door de Charlson Comorbidity Index (CCI). Deze index

schat op basis van het aantal diagnoses en de ernst van deze diagnoses van een patiënt de kans

op mortaliteit. De minimale score is nul en de maximale score is vijf. Bij een score van nul

wordt de kans op mortaliteit binnen 10 jaar op 8% geschat en bij een score van drie of hoger

op 59% (Charlson, Pompei, Ales & MacKenzie, 1987).

Ernst acute ziekte

De ernst van de acute ziekte werd gemeten door de Modified Early Warning Score

(MEWS). De minimale score is nul en de maximale score is drie. De score is gebaseerd op de

systolische bloeddruk, hartslag, lichaamstemperatuur, AVPU score en ademhalingssnelheid

(Subbe, Kruger, Rutherford & Gemmel, 2001)

De opnameduur, sekse en leeftijd werden overgenomen uit het elektronisch patiënten dossier

(EPIC).

Statistische methoden

Analyses werden gedaan door middel van IBM SPSS Statistics versie 23. Een power

analyse werd gebruikt om de minimale steekproefgrote vast te stellen. Door middel van een

Shapiro-Wilk test werd gecontroleerd of de data normaal is verdeeld (Field, 2006). Wanneer

dit niet zo was, werd de data middels een log functie getransformeerd. Voorafgaand aan de

data-analyse werd de dataset onderzocht op outliers door de Z-scores te berekenen. werd de

grens van Z= +/- 3.5 gehanteerd. Gegevens die verder dat 3.5 Z score van het gemiddelde af

lagen werden niet meegenomen in de verdere data analyse. Wanneer blijkt dat er significante

verschillen zijn tussen de ziekenhuizen zal de data worden gestratificeerd en geanalyseerd

naar ziekenhuis.

Om te onderzoeken in welke periode HAD tot stand komt werd per periode de mate

van functionele achteruitgang berekend (exploratie 5). Hieruit volgend werden er drie

afhankelijke variabelen berekend. De eerste variabele representeerde functionele

(17)

ontstaan van de acute ziekte en de ziekenhuisopname (H

1

– H

0,

). De tweede variabele

representeerde functionele achteruitgang in periode 2. Dit omvat de functionele achteruitgang

tussen de ziekenhuisopname en het ziekenhuisontslag (H

2

–H

1

). De derde variabele

representeerde HAD en omvat de totale functionele achteruitgang tussen het ontstaan van de

acute ziekte en het ontslag uit het ziekenhuis (H

2

– H

0

).

De correlaties tussen de verschillende variabelen (hypothese 1; depressieve

symptomen & CRP waarden, de leukocyt en neutrofiel concentraties)(hypothese 2; HAD &

CRP waarden, de leukocyt en neutrofiel) (hypothese 3; depressieve symptomen & HAD)

werden onderzocht door middel van een Pearson correlatie analyse (Field, 2006). Vervolgens

werd middels een partiële correlatie analyse onderzocht of deze laatste correlatie werd

gemedieerd door activatie van het immuunsysteem (hypothese 4). In deze analyse werd

onderzocht of de correlatie tussen depressieve symptomen en HAD significant zwakker werd

wanneer werd gecontroleerd voor leukocyten, neutrofielen en CRP waarden. Hierdoor kwam

naar voren in welke mate immuun activatie de correlatie tussen depressieve symptomen en

HAD medieerde.

Resultaten

Overzicht van studie populatie

In totaal werden 108 deelnemers geïncludeerd. Hiervan vielen 4 uit voor de

uiteindelijke analyses. Dit werd veroorzaakt door het voortijdig beëindigen van de studie door

de deelnemer.

Ontbrekende data werd onder andere veroorzaakt door:

• Ontbreken van toestemming van deelnemers om extra bloed af te laten nemen voor

het onderzoek ( n = 32).

• Leukocyten differentiatie kon niet worden uitgevoerd ( n = 35).

• Medische gegevens waren niet in EPIC ingevoerd (n = 5)

Tabel 5 geeft een overzicht van de studie populatie die is gebruikt voor de huidige analyses,

uitgesplitst per ziekenhuis. De gemiddelde leeftijd was 79 jaar en de ziekenhuisopname

duurde gemiddeld 7,5 dag. 31 deelnemers werden gerekruteerd in het Ter Gooi ziekenhuis en

(18)

73 deelnemers in het AMC. 42% van de deelnemers leed aan HAD; dat wil zeggen dat zij

hoger scoorden op de Katz-6 bij H

2

vergeleken met de scores op de Katz–6 bij H

0

.

Vervolgens werd middels een Shapiro-Wilk test onderzocht of de data voldeed aan de

assumptie van normale verdeling. De scores op de GDS-15, de scores Katz-6 (H

0

, H

1

en H

2

)

en CRP, leukocyt en neutrofiel waarden bleken niet normaal verdeeld (p <.001). Daarom

werd de data van deze variabelen middels een log10 functie getransformeerd. De

getransformeerde data werd gebruikt bij de correlatie en mediatie analyses. Voor de resultaten

die zijn weergegeven in Tabel 5 is de ongetransformeerde data gebruikt.

Tabel 5.

Overzicht van kenmerken van de deelnemers (n= 104) in gemiddelden (M) en

standaarddeviaties (SD) van de totale groep, het Academisch Medisch Centrum en het Ter

Gooi Ziekenhuis (n=104).

Totaal

AMC

Ter Gooi Ziekenhuis

Kenmerk

M (SD)

M (SD)

M (SD)

Leeftijd**

79.3 (6.6)

77.9 (6.3)

82.6 (6.1)

Duur opname (uur)

178.9 (144.9)

189.9 (155.9)

153.6 (113.9)

CCI

1.8 (2.1)

2.0 (2.4)

1.3 (1.1)

MEWS H

1

*

0.8 (1.0)

0.9 (1.1)

0.4 (0.7)

GDS-15 H

1

4.3 (2.9)

4.0 (2.7)

5.0 (3.3)

Katz-6

H

0

**

0.8 (1.1)

0.5 (0.9)

1.4 (1.3)

H

1

1.7 (1.8)

1.5 (1.8)

2.1 (1.8)

H

2

*

1.7 (1.8)

1.4 (1.7)

2.4 (1.8)

Biomarkers H

1

CRP*

54.0 (77.9)

64.2 (86.4)

29.7 (45.0)

(19)

Leukocyten

10.5 (5.1)

10.5 (5.6)

10.6 (3.7)

Neutrofielen

8.5 (4.8)

8.7 (5.3)

8.0 (3.3)

Vergelijking Ter Gooi en AMC: * p<.05 ** p<.01 (independent samples T test)

Tabel 5 laat zien dat de twee ziekenhuispopulaties significant van elkaar verschilden in

leeftijd, scores op de Katz-6 (H

0

en

H

2

) scores op de MEWS (H

1

) en CRP waarden. Daarom

zijn de verdere analyses gestratificeerd naar het ziekenhuis waar de deelnemers opgenomen

zijn geweest.

Hypothese 1: De correlatie tussen depressieve symptomen en inflammatie.

Tabel 6.

De correlaties (Pearson) en bijbehorende p waarden (tussen haakjes) tussen scores op de

GDS-15 en CRP waarden, de leukocyt en neutrofiel concentraties gestratificeerd naar

ziekenhuis.

GDS

Ter Gooi ziekenhuis

AMC

n

r (p)

n

r (p)

CRP

27

.24 (.24)

64

-.07 (.57)

Leukocyten

30

.16 (.39)

62

-.38 (.00)**

Neutrofielen

17

-.14 (.59)

43

- .13 (.42)

(20)

Hypothese 2: De correlaties tussen HAD en inflammatie.

Tabel 7.

De correlaties (Pearson) en bijbehorende p waarden (tussen haakjes) tussen Hospitalization

Associated Disability (HAD) en CRP waarden, de leukocyt en neutrofiel concentraties

gestratificeerd naar ziekenhuis.

HAD

Ter Gooi ziekenhuis

AMC

n

r (p)

n

r (p)

CRP

22

.19 (.93)

58

.13 (.32)

Leukocyten

26

-.12 (.57)

55

.11 (.43)

Neutrofielen

15

.00 (.99)

38

.24 (.16)

Hypothese 3: De correlatie tussen depressieve symptomen en HAD.

Bij deelnemers uit het Ter Gooi ziekenhuis bleek de correlatie (Pearson) tussen scores op de

GDS en HAD niet significant (r = .37, p = .06, n = 26). Bij deelnemers uit het AMC bleek de

correlatie (Pearson) tussen scores op de GDS en HAD tevens niet significant (r = -.02, p =

.87, n = 64).

Hypothese 4. De medierende rol van inflammatie in de correlatie tussen depressieve

symptomen en HAD.

In Tabel 8 worden de resultaten weergegeven van de partiële correlatie analyse (r)

tussen scores op de GDS en HAD. In de analyse is gecontroleerd voor de verschillende

covariaten. In Tabel 9 worden de resultaten weergegeven van een partiële correlatie analyse

(r) tussen scores op de GDS en HAD. In deze analyse is gecontroleerd voor CRP, leukocyten

en neutrofielen.

(21)

Tabel 8.

De partiële correlaties (r) en bijbehorende p waarden (tussen haakjes) tussen scores op de

Geriatric Depression Scale (GDS) en Hospitalization Associated Disability (HAD). Elke rij

geeft de correlatie weer wanneer deze wordt gecontroleerd voor respectievelijk opnameduur,

sekse, leeftijd, scores op de Modified Early Warning Score (MEWS) en scores op de Charlson

Comorbidity Index (CCI) (n=22).

GDS & HAD

Ter Gooi Ziekenhuis

AMC

Covariaat

n

r (p)

n

r (p)

Opnameduur

22

.26 (.22)

61

-.02 (.88)

Sekse

23

.38 (.06)

61

-.01 (.95)

Leeftijd

23

.35 (.09)

61

-.03 (.84)

MEWS

22

.37 (.08)

61

-.04 (.77)

CCI

23

.34 (.10)

61

-.01 (.95)

Alle covariaren

18

.23(.33)

57

-.02 (.91)

(22)

Tabel 9.

De partiële correlaties (r) en bijbehorende p waarden (tussen haakjes) tussen scores op de

Geriatric Depression Scale (GDS) en Hospitalization Associated Disability (HAD). Elke rij

geeft de correlatie weer wanneer deze wordt gecontroleerd voor respectievelijk C Reactive

Protein (CRP) leukocyten en neutrofielen, nadat is gecorrigeerd voor de andere covariaten.

GDS & HAD

Ter Gooi Ziekenhuis

AMC

Covariaat

n

r (p)

n

r (p)

CRP

14

.26 (.34)

50

-.01 (.98)

Leukocyten

17

.28 (.25)

47

.01 (.96)

Neutrofielen

7

.09 (.81)

30

.01 (.95)

Exploratie 1: De perioden omtrent de ziekenhuisopname waarin HAD ontstaat.

HAD kan zich ontwikkelen tussen het ontstaan van een acute ziekte en de

ziekenhuisopname (periode 1), tussen de ziekenhuisopname en het ziekenhuisontslag (periode

2) of in beide perioden. Middels de eerder genoemde verschilscores (H

1

– H

0

periode 1; H

2

H

1

periode 2; H

2

– H

0

HAD) is exploratief onderzocht in welke periode deelnemers het sterkst

functioneel achteruit gingen. De resultaten worden weergegeven in Figuur 5.

(23)

Figuur 5.

De veranderingen in de Katz – 6 scores tussen de baseline meting (H

0

), de meting bij

ziekenhuisopname (H

1

) en de meting bij het ziekenhuisontslag (H

2

)(n=100).

H

0

H

1

H

2

Achteruitgang betekent dat deelnemers functioneel afhankelijker zijn geworden; zij hebben

meer hulp van anderen nodig bij het uitvoeren van ADL’s Herstel betekent dat deelnemers

juist minder functioneel afhankelijk zijn geworden; zij hebben bij het uitvoeren van ADL’s

minder hulp van anderen nodig. Voor deze analyse is de data van deelnemers uit beide

ziekenhuizen gebruikt.

Periode 2

Periode 1

n = 100

Herstel

1%

Achteruitgang

1%

Stabiel

56%

Herstel

8%

Stabiel

47%

Achteruitgang

1%

Achteruitgang

43%

Herstel

11%

Stabiel

24%

Achteruitgang

8%

(24)

Conclusies en Discussie

Hypothese 1

De eerste hypothese stelde dat er een samenhang zou zijn tussen depressieve

symptomen en inflammatie. Uit de resultaten bleek dat alleen bij deelnemers uit het AMC er

een significante negatieve correlatie was tussen depressieve symptomen en het aantal

leukocyten in het bloed van de deelnemers. Dit suggereert dat deelnemers uit het AMC

ziekenhuis die veel depressieve symptomen rapporteren, minder leukocyten in hun bloed

hebben. De correlaties tussen depressieve symptomen en CRP en tussen depressieve

symptomen en neutrofielen bleken negatief. Deze resultaten ondersteunen de eerder

onderzoeksbevindingen van Penninx et al. (2003) niet. Zij vonden in hun onderzoek namelijk

een positieve correlatie tussen CRP en depressieve symptomen. Echter, de resultaten die naar

voren kwamen bij deelnemers uit het Ter Gooi ziekenhuis ondersteunen het eerdere

onderzoek van Penninx et al. (2003) wel. De correlaties tussen depressieve symptomen en

CRP en leukocyten bij deelnemers uit het Ter Gooi ziekenhuis zijn, gezien de kleine

steekproef, dusdanig hoog dat in verdere analyses wel naar deze correlaties gekeken kan

worden. Het eerste gedeelte van het conceptuele model zoals beschreven in de inleiding

(Figuur 2), namelijk de hypothese van Howren, Lamkin en Suls (2010) die stelden dat

depressieve symptomen en inflammatie elkaar bidirectionaal beïnvloeden, lijkt daarmee

ondersteund.

Hypothese 2

De tweede hypothese stelde dat er een correlatie zou zijn tussen HAD en inflammatie.

Uit de resultaten bleek dat bij deelnemers uit het AMC ziekenhuis er positieve correlaties zijn

tussen HAD en CRP, leukocyt en neutrofiel waarden. Deze resultaten ondersteunen het

tweede onderdeel van het conceptuele model zoals omschreven in Figuur 2, namelijk dat

activatie van het immuunsysteem correleertt met functionele achteruitgang (Cesari et al. 2004,

van Kiecolt-Glaser en Glaser, 2002). Bij deelnemers uit het Ter Gooi ziekenhuis was er een

negatieve correlatie tussen HAD en leukocyten. De correlatie tussen HAD en CRP was wel

positief. Er bleek geen correlatie tussen HAD en neutrofiel waarden bij deelnemer uit het Ter

Gooi ziekenhuis. Deze resultaten ondersteunen bieden gedeeltelijke ondersteuning voor het

tweede onderdeel van het conceptuele model.

(25)

Hypothese 3

De derde hypothese sloot aan bij het laatste onderdeel van het conceptuele model,

welke stelde dat er een correlatie zou zijn tussen depressieve symptomen en HAD. Uit de

resultaten bleek dat er bij deelnemers uit het AMC een negatieve correlatie is tussen

depressieve symptomen en HAD. Deze resultaten ondersteunen de bevindingen van

Covinksky, et al. (1999) niet. Uit de resultaten van hun onderzoek kwam namelijk wel een

correlatie tussen depressieve symptomen en functionele achteruitgang tijdens de

ziekenhuisopname naar voren. Bij deelnemers uit het Ter Gooi ziekenhuis bleek er wel een

positieve correlatie tussen depressieve symptomen en HAD. Deze resultaten ondersteunen de

bevindingen van Covinksky, et al. (1999) wel en sluiten aan bij het eerder beschreven

conceptuele model.

Hypothese 4

De vierde hypothese stelde dat de correlatie tussen depressieve symptomen en HAD werd

gemedieerd door de CRP, leukocyt en neutrofiel waarden in het bloed van de deelnemers.

Voordat hier naar gekeken kon worden, werd eerst gekeken wat de correlatie tussen

depressieve symptomen en HAD was wanneer werd gecontroleerd voor verschillende

covariaten. Bij deelnemers uit het AMC bleek het, gezien de geringe correlatie tussen HAD

en depressieve symptomen, niet mogelijk een medierende rol voor de verschillende covariaten

te identificeren. Bij deelnemers uit het Ter Gooi ziekenhuis bleek hoofdzakelijk de

opnameduur de correlatie tussen depressieve symptomen en HAD te medieren. Vervolgens

werd gekeken of CRP, leukocyt en neutrofiel waarden een medierende rol speelden. Uit de

resultaten bleek dat neutrofielen een medierende rol speelden in de correlatie tussen

depressieve symptomen en HAD bij deelnemers uit het Ter Gooi ziekenhuis. Dit ondersteund

het conceptuele model zoals besproken in de inleiding en suggereert dat inflammatie een

medierende rol speelt in de correlatie tussen depressieve symptomen en HAD. Hiernaast

roepen de beschreven resultaten ook enkele vragen op.

Zo is het opvallend dat er grote verschillen zijn tussen de deelnemers uit het AMC en uit

het Ter Gooi ziekenhuis. Uit de resultaten van het onderzoek bleek dat deelnemers uit het Ter

Gooi ziekenhuis significant functioneel afhankelijker waren voor het ontstaan van de acute

ziekte en bij het ontslag uit het ziekenhuis dan deelnemers uit het AMC ziekenhuis. Hiernaast

bleek dat deelnemers uit het Ter Gooi ziekenhuis significant ouder waren dan deelnemers uit

(26)

het AMC ziekenhuis. Hoogerduijn et al. (2006) stelde in zijn review dat leeftijd, een

verminderde functionele status, cognitieve problemen, functionele afhankelijkheid voor de

ziekenhuisopname, duur van ziekenhuisopname en depressieve symptomen voorspellers zijn

voor functionele achteruitgang. Mogelijk dat het gemiddelde verschil in leeftijd tussen

deelnemers van de ziekenhuizen heeft geleidt tot verschil in resultaten. Echter, aangezien in

de mediatie analyse bleek dat leeftijd geen medierende rol speelt in de correlatie tussen

depressieve symptomen en HAD, blijft het onduidelijk waarom bij het Ter Gooi ziekenhuis

wel en bij het AMC geen correlatie tussen HAD en depressieve symptomen werd gevonden.

Mogelijk zouden de andere factoren die Hoogerduijn et al. (2006) aandraagt en waarn

het huidige onderzoek niet voor wordt gecontroleerd (verminderde functionele status,

cognitieve problemen, functionele afhankelijkheid voor de ziekenhuisopname), van invloed

geweest op de functionele afhankelijkheid en de mate van depressie van de deelnemers. In

ander onderzoek worden met name cognitieve problemen als belangrijke voorspeller

genoemd. Zo wordt in de review van Covinsky (2011) naast depressieve symptomen,

comorbiditeit en verminderde sociale steun, cognitieve achteruitgang genoemd als een factor

die oudere patiënten kwetsbaar maakt voor HAD. Uit dit onderzoek komt naar voren dat

ouderen die niet meer zelfstandig ADL’s uit kunnen voeren, meer cognitief achteruitgaan dan

ouderen die zelfstandig blijven in het uitvoeren van een instrumentele activiteiten in het

dagelijks leven en ADL’s. (Njegovan, Man-son-Hing, Mitchell en Molnar, 2001, aangehaald

in Covinsky 2011). Uit het onderzoek van Volpato et al. (2007) bleek er ook een significante

associatie tussen cognitieve achteruitgang en achteruitgang op een ADL tijdens de

ziekenhuisopname. In vervolgonderzoek zal voor deze factoren moeten worden

gecontroleerd, zodat duidelijk kan worden of er werkelijk geen correlatie is tussen

depressieve symptomen en HAD bij deelnemers uit het AMC, of dat dit enkel komt door

andere factoren, zoals cognitieve achteruitgang, die in het huidige onderzoek buiten

beschouwing zijn gelaten.

In de review van Covinksy (2011) werden ook zogenaamde ziekenhuis factoren

genoemd die bij kunnen dragen aan de ontwikkeling van HAD. Zij noemden de

ziekenhuisomgeving, beperkte mobiliteit, ondervoeding, de bekrachtiging van

afhankelijkheid, polifarmacie en aanmoediging tot onafhankelijkheid factoren die ervoor

kunnen zorgen dat een patiënt minder herstelt van functionele achteruitgang in periode 1

(tussen het ontstaan van de acute ziekte en de ziekenhuisopname) en meer functioneel

(27)

achteruitgaan in periode 2 (tussen de ziekenhuisopname en het ziekenhuisontslag). Ondanks

dat binnen huidig onderzoek deelnemers zijn geworven van dezelfde ziekenhuis afdelingen,

zullen de omgevingsfactoren tussen deelnemer uit verschillende ziekenhuizen niet identiek

zijn geweest. Dit heeft mogelijk bijgedragen aan het grote verschil in uitkomsten tussen de

ziekenhuizen. Om hiervoor te controleren zal in vervolgonderzoek voor het starten van het

onderzoek, gekeken moeten worden hoe ervoor gezorgd kan worden dat de omgeving zo

gestandaardiseerd mogelijk kan worden gehouden.

De verschillen tussen de ziekenhuizen hebben er toe geleid dat de resultaten per

ziekenhuis gestratificeerd. Een gevolg van deze stratificatie was dat de steekproef voor de

analyses een kleiner is geworden. Dit heeft als consequentie dat het mogelijk is dat de

uitkomsten niet representatief zijn voor de gehele populatie. Hiernaast is het zeer moeilijk om

significante resultaten te vinden in een kleine steekproef. In vervolgonderzoek moet er meer

tijd worden besteed aan het werven van deelnemers zodat meer data onderzocht kan worden.

Een laatste kanttekening betreft de operationalisatie van het immuunsysteem. Zoals

eerder gesteld is het immuunsysteem een zeer uitgebreid en complex systeem dat op

verschillende manieren kan worden gemeten (Abbas, Lichtman & Pillai, 2014). Het is

mogelijk dat CRP waarden, leukocyten en neutrofielen geen medierende rol voor het

immuunsysteem laten zien, maar andere relevante inflammatoire biomarkers dit wel doen. In

de meta-analyse van Dantzer et al., (2008) wordt ingegaan op de rol van cytokines bij

ziektegedrag en tevens wordt onder andere TNF-α genoemd als mogelijke biomarker. Het is

mogelijk dat deze biomarkers wel een mediërende rol van het immuunsysteem in de correlatie

tussen het immuunsysteem en functionele achteruitgang laten zien. In vervolg onderzoek

zouden deze biomarkers tevens moeten worden onderzocht en mee worden genomen in de

mediatie analyse.

Exploratie 1

Exploratief is onderzocht in welke fase van een ziekenhuisopname HAD kan ontstaan.

De resultaten ondersteunen het onderzoek van Covinsky et al. (2011). Zij stelden dat 35% van

de ouderen aan HAD ondervindt en dat HAD zich zowel tussen het ontstaan van een acute

ziekte en de ziekenhuisopname (periode 1) en tussen de ziekenhuisopname en het

(28)

zowel periode 1 als periode 2. Opvallend in de resultaten van het huidige onderzoek is dat

periode 1 een veel kwetsbaardere periode blijkt te zijn dan periode 2; 24% van de deelnemers

ging alleen in periode 1 functioneel achteruit. Terwijl slecht 1% van de deelnemer alleen in

periode 2 functioneel achteruitging. In het onderzoek van Covinsky ging 18% van de

deelnemers alleen in periode 1 functioneel achteruit en ging 12 % van de deelnemers alleen in

periode 2 functioneel achteruit. Hiernaast bleek uit huidig onderzoek dat de functionele

achteruitgang van deelnemers in periode 1 zich in periode 2 nauwelijks herstelt; van de

deelnemers die eerder functioneel achteruit gingen herstelt 11 %, terwijl 24 % stabiel bleven

en 8% opnieuw achteruitgaan. Van de deelnemers die in periode 1 stabiel bleven (56%) bleef

het grootste gedeelte in periode 2 ook stabiel (47%). Geconcludeerd kan worden in periode 2

deelnemers dus niet zozeer meer achteruit te gaan, maar dat deelnemers die in periode 1

functioneel achteruitgingen vooral niet herstellen.

In het huidige onderzoek is naar voren gekomen dat een acute ziekenhuisopname van

een oudere patiënt zeer risicovol is. De periode tussen het ziekenhuisopname en het

ziekenhuisontslag is niet zozeer een periode waarin de patiënt kan herstellen; vaker blijft de

patiënt net zo functioneel afhankelijk bij het ziekenhuisontslag als bij de ziekenhuisopname.

Dit terwijl de patiënt in de periode vlak voor de deze acute ziekenhuisopname wel functioneel

achteruit is gegaan. Helaas is niet duidelijk geworden hoe HAD tot stand komt.

Ondersteuning voor het conceptuele model wordt wel gevonden, maar niet bij deelnemers uit

hetzelfde ziekenhuis. Bij deelnemers uit het Ter Gooi ziekenhuis wordt ondersteuning

gevonden voor een correlatie tussen depressieve symptomen en inflammatie (hypothese 1),

voor een correlatie tussen HAD en depressie (hypothese 3) en voor een medierende rol voor

neutrofielen in de correlatie tussen depressieve symptomen en HAD (hypothese 4). Binnen

deze populatie wordt alleen geen ondersteuning gevonden voor een correlatie tussen HAD en

inflammatie. Bij deelnemers uit het AMC blijkt wel een correlatie tussen HAD en

inflammatie (hypothese 2). In het huidige onderzoek worden dus aanwijzingen gevonden voor

het conceptuele model, maar worden niet alle onderdelen binnen een populatie ondersteunt.

Het is mogelijk dat een te kleine steekproef ten gevolge van grote verschillen tussen twee

ziekenhuizen hieraan ten grondslag ligt. Vervolgonderzoek zal moeten aantonen of

inflammatie een rol speelt in de correlatie tussen depressieve symptomen en HAD.

Functionele achteruitgang is namelijk een groot probleem met ingrijpende gevolgen voor de

kwaliteit van leven van de patiënt, mortaliteit en voor het gebruik van de gezondheidzorg

(Volpato et al., 2007). Wanneer duidelijk wordt hoe functionele achteruitgang bij ouderen tot

(29)

stand komt, kunnen passende interventies (verder) worden ontwikkeld. Hopelijk kan een

acute ziekenhuisopname dan worden veranderd van een risico op functionele achteruitgang

naar een mogelijkheid tot vergroten van functionele onafhankelijkheid.

(30)

Literatuur

Abbas, A. K., Lichtman, A. H., & Pillai, S. (2014). Introduction to the immune system. In

Basic Immunology: Functions and Disorders of the Immune System (4th ed., pp.

3-21).

American Psychiatric Association. (2013). Depressive Disorders : Diagnostic and Statistical

Manual of Mental Disorders. Retrieved from

http://dsm.psychiatryonline.org/doi/full/10.1176/appi.books.9780890425596.dsm04#

BCFJBII

Centraal Bureau voor de Statistiek. (2016, January 29). CBS StatLine - Prognose bevolking

kerncijfers, 2015-2060. Opgehaald via

http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?VW=T&DM=SLNL&PA=83224NED&L

A=NL

Cesari, M., Penninx, B. W., Pahor, M., Lauretani, F., Corsi, A. M., Williams, G. R. (2004).

Inflammatory markers and physical performance in older persons: The InCHIANTI

Study. Medical Sciences, 59, 242-248.

Charlson, M. E., Pompei, P., Ales, K. L., & MacKenzie, C. (1987). A new method of

classifying prognostic comorbidity in longitudinal studies: Development and

(31)

Covinsky, K. E., Fortinsky, R. H., Palmer, R. M., Kresevic, D. M., & Landefeld, C. S. (1997).

Relation between symptoms of depression and health status outcomes in acutely 111

hospitalized older persons. Annals of Internal Medicine, 126, 417-425.

Covinsky, K. E., Palmer, R. M., Fortinsky, R. H., Counsell, S. R., Stewart, A. L.,

Kresevic, D., Landefeld, C. S. (2003). Loss of independence in activities of daily

living in older adults hospitalized with medical illnesses: Increased vulnerability with

age. Journal of the American Geriatrics Society, 51(4), 451-458.

Covinsky, K. E., Pierluissi, E., & Johnston, C. B. (2011). Hospitalization-associated disability

“she was probably able to ambulate, but i’m not sure”. The Journal of the American

Medicine Association, 306, 1783-1792.

Dantzer, R., O'Connor, J. C., Freund, G. C., Johnson, R. W., & Kelley, K. W. (2008). From

inflammation to sickness and depression: When the immune system subjugates the

brain. Nature Publishing Group, 9, 46-57.

Field, A. P. (2009). Discovering statistics using SPSS: (and sex and drugs and rock 'n' roll)

(2nd ed.). Los Angeles [i.e. Thousand Oaks, Calif.: SAGE Publications.

Glaser, R., & Kiecolt-Glaser, J. K. (2002). Depression and immune function: Central

pathways to morbidity and mortality. Journal of Psychosomatic Research, 53(4),

873-876.

Hoogerduijn, J. G., Schuurmans, M. J., Duijnstee, M. S., De Rooij, S. E., &

Grypdonck, M. F. (2007). A systematic review of predictors and screening

(32)

instruments to identify older hospitalized patients at risk for functional decline.

Journal of Clinical Nursing, 16(1), 46-57.

Howren, M. B., Lamkin, D. M., & Suls, J. (2009). Associations of depression with

C-Reactive Protein, IL-1, and IL-6: A meta-analysis. Psychosomatic Medicine, 71(2),

171-186.

Johnson, R. (2002). The concept of sickness behavior: a brief chronological account of four

key discoveries. Veterinary Immunology and Immunopathology, 87(3-4), 443-450.

Nyunt, M. S., Fones, C., Niti, M., & Ng, T. (2009). Criterion-based validity and reliability of

the Geriatric Depression Screening Scale (GDS-15) in a large validation sample of

community-living Asian older adults. Aging & Mental Health, 13(3), 376-382.

Penninx, B. W., Kritchevsky, S. B., Yaffe, K., Newman, A. B., Simonsick, E. M., Rubin, S.,

… Pahor, M. (2003). Inflammatory markers and depressed mood in older persons:

results from the health, aging and body composition study. Biological Psychiatry,

54(5), 566-572.

Reijneveld, S. A., Spijker, J., & Dijkshoorn, H. (2007). Katz' ADL index assessed functional

performance of Turkish, Moroccan, and Dutch elderly. Journal of Clinical

Epidemiology, 60(4), 382-388.

Shelkey, M., & Wallace, M. (2012). Katz index of independence in activities of daily living

(33)

Subbe, C., Kruger, M., Rutherford, P., & Gemmel, L. (2001). Validation of a modified early

warning score in medical admissions. QJM, 94(10), 521-526.

Volanakis, J. (2001). Human C-reactive protein: expression, structure, and function.

Molecular Immunology, 38(2-3), 189-197.

Volpato, S., Onder, G., Cavalieri, M., Guerra, G., Sioulis, F., Maraldi, C., … Fellin, R.

(2007). Characteristics of nondisabled older patients developing new disability

associated with medical illnesses and hospitalization. J GEN INTERN MED, 22(5),

(34)

Bijlage 1. Protocol Hospital ADL Studie

Unravelling the mechanism behind

hospitalizationassociated disability in older patients; the

Hospital-ADL study

Version 5.0 January, 2016

(35)

PROTOCOL TITLE

Unravelling the mechanism behind hospitalization-associated disability in older patients; the Hospital-ADL study

Short title Hospital-ADL Study

Version Version 5 Date January, 2016 Coordinating investigator/project leader Dr. Bianca M. Buurman

Principal investigator(s) (in Dutch: hoofdonderzoeker/ uitvoerder)

Dr. Bianca M. Buurman (AMC), principal investigator

Sponsor (in Dutch: verrichter/opdrachtgever)

Academic Medical Center (AMC)

Subsidising party ZonMw

Independent expert (s) Dr . Nathalie van der Velde, geriatrician and principal investigator, AMC

PROTOCOL SIGNATURE SHEET

Name Signature Date

Head of Departments:

Prof. Dr. J. A. Romijn

(36)

[Coordinating Investigator/Project leader/Principal Investigator]: Dr. B.M. Buurman 21-01-2016

(37)

TABLE OF CONTENTS

1. INTRODUCTION AND RATIONALE ... 41 2. OBJECTIVES ... 42 3. STUDY DESIGN ... 43 4. STUDY POPULATION ... 45 4.1 Population (base)... 45 4.2 Inclusion criteria ... 45 4.3 Exclusion criteria... 45 4.4 Sample size calculation ... 45 5. METHODS ... 46 5.1 Study parameters/endpoints ... 46 5.1.1 Main study parameter/endpoint ... 46 5.1.2 Secondary study parameters/endpoints ... 48 5.2 Study procedures ... 48 5.3 Withdrawal of individual subjects ... 55 5.4 Replacement of individual subjects after withdrawal ... 55 5.5 Follow-up of subjects withdrawn from treatment ... 55 5.6 Premature termination of the study ... 55 6. SAFETY REPORTING ... 55 6.1 Section 10 WMO event ... 55 6.2 AEs and SAEs ... 56 6.2.1 Adverse events (AEs) ... 56 6.2.2 Serious adverse events (SAEs) ... 56 6.3 Follow-up of adverse events ... 57 6.4 [Data Safety Monitoring Board (DSMB) / Safety Committee] ... 57 7. STATISTICAL ANALYSIS ... 58 7.1 Primary study parameter(s) ... 58 7.2 Secondary study parameter(s) ... 59 8. ETHICAL CONSIDERATIONS ... 59 8.1 Regulation statement ... 59 8.2 Recruitment and consent ... 60 8.3 Objection by minors or incapacitated subjects ... 60 8.4 Benefits and risks assessment, group relatedness ... 60 8.5 Compensation for injury ... 60 8.6 Incentives ... Error! Bookmark not defined. 9. ADMINISTRATIVE ASPECTS, MONITORING AND PUBLICATION ... 61 9.1 Handling and storage of data and documents ... 61 9.2 Amendments ... 61 9.3 Annual progress report ... 61 9.4 End of study report ... 61 9.5 Public disclosure and publication policy ... 62 10. REFERENCES ... 62

(38)
(39)

Hospital-ADL Study Version 5.0

LIST OF ABBREVIATIONS AND RELEVANT DEFINITIONS

ABR ABR form, General Assessment and Registration form, is the application form that is required for submission to the accredited Ethics Committee

(In Dutch, ABR = Algemene Beoordeling en Registratie) ADL Activities of Daily Living

ALCOS-12 Algemene Competentie Schaal – 12 AMC Academic Medical Center

AE Adverse Event

BMI Body Mass Index

BIA Bio Impedance Analysis CAM Confusion Assessment Method CCI Charlson Comorbidity Index

CCMO Central Committee on Research Involving Human Subjects; in Dutch: Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek

CGA Comprehensive Geriatric Assessment

CRF Case Report Form

CRP C-Reactive Protein DEMMI De Morton Mobility Index DSMB Data Safety Monitoring Board FAC Functional Ambulant Categories GCP Good Clinical Practice

GDS Geriatric Depression Scale

HAD Hospitalization-associated disability

Hospital-ADL Hospital-Associated Disability and impact on daily Life IADL Instrumental Activities of Daily Living

IC Informed Consent

IL – 6 Interleukin – 6 IL – 8 Interleukin – 8

MD Medical Doctor

(40)

Hospital-ADL Study Version 5.0

METC Medical research ethics committee (MREC); in Dutch: medisch ethische toetsing commissie (METC)

MEWS Modified Early Warning Score MFIS Modified Fatigue Impact Scale MMSE Mini-Mental State Examination NRS Numeric Rating Scale

NTR Netherlands Trial Registry

NVKG (in Dutch: Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie) PSQI Pittsburgh Sleep Quality Index (PSQI)

(S)AE (Serious) Adverse Event

SNAQ Short Nutritional Assessment Questionnaire STAI-6

Sponsor

State Trait Anxiety Inventory-6

The sponsor is the party that commissions the organisation or performance of the research, for example a pharmaceutical company, academic hospital, scientific organisation or investigator. A party that provides funding for a study but does not commission it is not regarded as the sponsor, but referred to as a subsidising party

SPPB Short Performance Physical Battery T0 Time point: admission

T0 – T1 Time point: hospitalization

T1 Time point: discharge

T2 Time point: one month post-discharge

T3 Time point: two months post-discharge

T4 Time point: three months post-discharge

TCB Transitional Care Bridge TNF-alpha

VMS

Tumor Necrosis Factor-Alpha

Safety management system (in Dutch: veiligheidsmanagementsysteem). WBC diff

Wbp

White Blood Cell differential

Personal Data Protection Act (in Dutch: Wet Bescherming Persoonsgevens)

WMO Medical Research Involving Human Subjects Act (in Dutch: Wet Medisch-wetenschappelijk Onderzoek met Mensen

SUMMARY

Rationale: Over 30% of older patients (70 years and above) hospitalized with an acute medical illness show a permanent decline in their ability to maintain basic self-care (i.e., Activities of Daily Living

(41)

Hospital-ADL Study Version 5.0

(ADLs), such as bathing, dressing, transferring out of bed, eating, or walking through the house). This problem is denoted as hospitalization-associated disability. Despite the high prevalence of disability after acute hospitalization in older patients, the exact underlying mechanism behind hospitalization-associated disability remains unclear. The aim of the Hospital-Associated Disability and impact on daily Life (Hospital-ADL) study is to unravel the mechanism behind hospitalization-associated disability within the critical dynamic period from hospital admission to three months post-hospital discharge.

Objective: To investigate the physical, psychological, biological and social factors that are associated with hospitalization-associated disability from hospital admission to three months post-discharge in acutely hospitalized older adults.

Study design: Longitudinal, prospective, multi-centre, observational cohort study.

Study population: 400 patients of 70 years and older who are acutely admitted to the internal medicine for ≥48 hours, recruited from 6 hospitals in the Netherlands

Main study parameters/endpoints: The primary endpoint will be the disability in activities of daily living (ADL). We will investigate the underlying mechanism behind hospitalizationassociated disability by testing the physical, psychological, biological and social factors. Secondary outcomes will be the differences in health care utilization, health related quality of life, and mortality in older hospitalized patients.

Nature and extent of the burden and risks associated with participation, benefit and group relatedness: The underlying physical, psychological, biological and social factors will be analysed. We plan to interview patients five times (admission, discharge, 1-2-3 months post-discharge), using questionnaires. We will also perform physical measurements at admission and during hospitalization (walking speed, hand grip strength, muscle mass using bio impedance meter (BIA) and activities performed during hospitalization by a PAM). The first two measure moments, during admission and discharge, will be held in the hospital where the subject is hospitalized. The following follow-ups, at one and three months post discharge will be held at subjects’ home. The follow-up during two months post discharge will be held by telephone. The blood samples will be derived from waste products (plasma or serum) of standard venous blood analyses. If waste material cannot be used, four millilitres of blood will be obtained from the customary laboratory rounds. The risks and burdens in this study are considered to be low.

1. INTRODUCTION AND RATIONALE

Over 30% of patients hospitalized with an acute medical illness show a persistent decline in their ability to maintain basic self-care three months after hospitalization (i.e., Activities of Daily Living, or ADL, such as bathing, dressing, transferring out of bed, eating, or walking through the house [1-5]). This problem is denoted as hospitalization-associated disability (HAD) and is defined as the loss of ability to perform one or more of the basic ADLs. This HAD is an important problem; it is the leading cause of loss of independence at older age. Older persons who have been hospitalized have a 60-fold increased change to develop permanent disabilities [4]. Because the number of older persons in the Netherlands is rapidly growing, and more older persons are hospitalized, better understanding HAD

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De belangrijkste implicatie van de bevindingen uit dit proefschrift is dat preventie van risicofactoren voor atherosclerose en preventie van hart- en vaatziekten gepaard zal gaan

The modelled brightness temperature map of the Vela SNR pre- dicts two local elongated peaks, one in the NE part of the rem- nant and one in the SW part of the remnant.

Source: Own construction (2012) Province as housing agent Seized responsibility Ineffective delivery Communities not aware Protest and false accusation Municipalities

This study, therefore, aimed to evaluate the costs and consequences of introducing POC testing for HbA1c in patients with type 2 dia­ betes mellitus at community health centres in

is not the cause of the decline in value of the firm' It is the result.' Waardecreatie is onzekeç het is de uitkomst van een zeer complexe wisseiwerking tussen de

In single-model prediction-based fusion 4 predictors (eq. 1 - 4) are trained for each class, laughter and speech, using the en- tire training set and their prediction errors

beschrijving. Een andere manier om tegen deze functie aan te kijken is de functie IC beschouwen als een &#34;pretty printer&#34; van het testpatroon. Len voorbeeld hiervan is te zien

In deze brochure staan tips over wat u, misschien met hulp van uw familie, zelf kunt doen om onnodige achteruitgang te voorkomen.. Echter, goede en veilige zorg