• No results found

De invloed van vloeiende informatieverwerking op de subjectieve waarneming van tijd

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De invloed van vloeiende informatieverwerking op de subjectieve waarneming van tijd"

Copied!
23
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

De Invloed van Vloeiende Informatieverwerking

op de Subjectieve Waarneming van Tijd

Bachelorthese Sociale Psychologie Universiteit van Amsterdam

Naam: IJsbrand Brouwer Studentnummer: 10071326 Begeleider: Mark Rotteveel Datum: 31-05-2016

Woorden: 3554

(2)

2 Inhoudsopgave Pagina Abstract 3 Inleiding 3 Methode 6 Resultaten 8 Discussie 11 Literatuur 15 Appendices 17

(3)

3 Abstract

Er is onderzoek gedaan naar het effect van vloeiende informatieverwerking op de subjectieve waarneming van tijd. Vloeiende informatieverwerking is geoperationaliseerd door herhaalde aanbieding van woorden. Er werd van 49 deelnemers gevraagd een computertaak uit te voeren. In deze taak kregen deelnemers steeds twee woorden aangeboden, verdeeld over vijf

aanbiedingstijden. In de helft van de trials werd het eerste woord herhaald, in de andere helft werd een nieuw woord aangeboden. Het bleek dat de herhaald aangeboden woorden als korter werden ervaren dan de niet herhaalde woorden. Vloeiende informatieverwerking lijkt daarmee te leiden tot een subjectief kortere tijdswaarneming. Deze resultaten repliceerden de bevindingen van eerder onderzoek van Matthews (2011) en lijken ondersteuning te bieden voor de theorie van neural coding efficiency.

Inleiding

Onze interne klok laat zich beïnvloeden door tal van factoren (Eagleman, 2008). Dat is niets nieuws, iedereen is zich wel eens bewust van verschillen in tijdswaarneming. Zo vliegt de tijd bij leuke dingen, maar is de tijd niet vooruit te branden bij het doen van iets saais. Verschillen in

tijdswaarneming kunnen echter ook te maken hebben met de mate waarin iemand informatie vloeiend kan verwerken (Jacoby & Dallas, 1981; Witherspoon & Allan, 1985). In dit onderzoek zal worden gekeken naar het effect van vloeiende informatieverwerking op de subjectieve

waarneming van tijd.

Vloeiende informatieverwerking is het gemak waarmee een persoon informatie in zich op kan nemen (Oppenheimer & Frank, 2008; Pariyadath & Eagleman, 2007). Een voorbeeld hiervan is dat wanneer een tekst makkelijk te lezen is, de informatie op een meer vloeiende manier tot je komt. In de literatuur wordt hiernaar verwezen als perceptual fluency, of kortweg fluency.

De link tussen vloeiende informatieverwerking en de ervaring van tijd is mogelijk te

verklaren aan de hand van een theoretische verklaring van het mere exposure effect. Volgens het mere exposure effect leidt herhaalde blootstelling aan een stimulus ertoe dat je deze stimulus positiever gaat beoordelen (Zajonc, 1968). Een mogelijke verklaring voor dit effect is dat de

stimulus vloeiender verwerkt kan worden door de herhaalde blootstelling (Kunst-Wilson & Zajonc, 1980). Uit eerder onderzoek blijkt namelijk dat vloeiende informatieverwerking zorgt voor een positieve beoordeling (Reber, Winkielman & Schwarz, 1998). Ook in het geval van het mere

(4)

4 exposure effect zal de vloeiende verwerking zorgen voor een meer positieve beoordeling. Dat wil zeggen dat het mere exposure effect verklaard kan worden doordat mensen de herhaalde stimulus vloeiender kunnen verwerken, waardoor ze positiever tegenover deze stimulus staan. Het is algemeen bekend dat wanneer iemand iets positief beoordeeld de tijd sneller lijkt te gaan, de tijd vliegt immers als iets leuk is (Agarwal & Karahanna, 2000; Conti, 2001). Doordat mensen positief tegenover de herhaalde stimulus staan, zullen ze de het gevoel hebben dat de aanbiedingstijd hiervan korter is.

Eerder onderzoek suggereert echter dat een meer vloeiende verwerking zowel kan leiden tot een kortere (Matthews, 2011; Pariyadath & Eagleman, 2007) als tot een relatief langere subjectieve tijdsbeleving (Warm & McCray, 1969; Witherspoon & Allan, 1985). Ook het

bachelortheseonderzoek van Beerepoot (2015), Corba (2015) en Veggel (2015) resulteerde in dit laatste verband. Het onderzoek van Matthews (2011) zal hier tegenover het onderzoek van Beerepoot (2015), Corba (2015) en Veggel (2015) worden gezet. Het huidige onderzoek zal zich richten op de discrepantie tussen deze twee onderzoeken.

Ten eerste is er het onderzoek van Matthews (2011). Hij heeft proefpersonen

achtereenvolgend naar twee afbeeldingen van landschappen laten kijken en hen gevraagd welke van de twee het langst werd aangeboden. De eerst getoonde afbeelding was hier de

standaardstimulus, de tweede afbeelding was de targetstimulus. Hij keek naar het verschil in de situatie dat de targetstimulus gelijk was aan de standaardstimulus, of de situatie dat er een nieuwe afbeelding werd aangeboden als targetstimulus. Het bleek dat men de tijd als substantieel korter inschatte wanneer de stimulus herhaald was. Omdat de herhaalde weergave een gevoel van vertrouwdheid (familiarity) geeft, zou het herhaald aanbieden van een stimulus moeten zorgen voor vloeiende informatieverwerking (Jacoby & Dallas, 1981; Witherspoon & Allan, 1985). Het onderzoek van Matthews suggereerde hiermee dat vloeiende informatieverwerking leidt tot een kortere subjectieve waarneming van tijd.

De bevindingen van Matthews zijn op verschillende manieren theoretisch te verklaren. In de eerste plaats worden zijn resultaten ondersteund door de theoretische verklaring van het mere exposure effect zoals die hierboven beschreven is. Volgens dit idee zal de vloeiende verwerking van de herhaalde stimulus leiden tot een positieve beoordeling van deze stimulus en deze positieve beoordeling zal op zijn beurt weer leiden tot een kortere tijdswaarneming.

Zelf verklaart Matthews zijn resultaten aan de hand van neural coding efficiency. Een aangeboden stimulus wordt in de hersenen opgeslagen door middel van een codering. Het herhalen van stimuli zou volgens Matthews het coderen van informatie in de hersenen efficiënter

(5)

5 laten verlopen, waardoor er minder hersenactiviteit nodig is. Omdat de grootte van de neurale respons wordt geassocieerd met de aanbiedingstijd (Eagleman & Pariyadath, 2009), leidt dit ertoe dat mensen de aanbiedingstijd van de herhaalde stimulus als korter inschatten (Matthews, 2011). Ten tweede is er het onderzoek van Beerepoot (2015), Corba (2015) en Veggel (2015). Dit onderzoek was een conceptuele replicatie van het onderzoek van Matthews, waarbij ze voor een andere operationalisering hebben gekozen. Vloeiende informatieverwerking was namelijk

geoperationaliseerd door de leesbaarheid van het lettertype en de zwartheid van de aangeboden woorden. Informatie gepresenteerd op een manier die moeilijker te lezen is, zal minder vloeiend verwerkt kunnen worden (Carr, Rotteveel & Winkielman, 2016; Oppenheimer & Frank, 2008). Na aanbieding van een standaardstimulus (XXXXXXXXX) volgde in de helft van de gevallen een goed leesbaar woord en in de helft van de gevallen een moeilijk leesbaar woord. Ze vonden dat

deelnemers een kortere tijdsinschatting hadden in de niet-vloeiende conditie. In tegenstelling tot Matthews (2011), kon dus geconcludeerd worden dat vloeiende verwerking juist tot een relatief langere subjectieve waarneming van tijd leidde.

De bevindingen van Beerepoot (2015), Corba (2015) en Veggel (2015) zijn theoretisch te verklaren aan de hand van de misattributietheorie. De misattributietheorie stelt dat mensen een stimulus die voor korte tijd wordt aangeboden makkelijker kunnen bijhouden wanneer deze vloeiend verwerkt kan worden dan wanneer deze niet vloeiend verwerkt kan worden. Doordat de vloeiend verwerkte stimulus makkelijker waargenomen kan worden, heeft de deelnemer het gevoel dat deze ‘lang genoeg’ is aangeboden. De vloeiende verwerking wordt daardoor (foutief) geattribueerd aan een meer langdurige weergave van de stimulus (Witherspoon & Allan, 1985). Een voorbeeld hiervan geeft ook de studie van Rhodes en McCabe (2009). Hierin kregen

deelnemers woorden aangeboden waarvan een aantal te maken hadden met American football. Uit de resultaten bleek dat mensen die veel wisten van American football de gepresenteerde woorden die hiermee te maken hadden als langduriger gepresenteerd ervaarden. Door hun superieure kennis zijn de aan American football gerelateerde woorden vermoedelijk vloeiender te verwerken, omdat ze snel door de persoon worden herkend.

De voorgaande onderzoeken hebben duidelijk gemaakt dat er een relatie tussen informatieverwerking en tijdswaarneming is, het is echter nog onduidelijk hoe deze relatie er uitziet. De onderzoeksopzetten van enerzijds Matthews (2011) en anderzijds Beerepoot (2015), Corba (2015) en Veggel (2015) verschillen op twee belangrijke punten. Ten eerste zijn de stimuli bij Matthews afbeeldingen en zijn de stimuli bij Beerepoot, Corba en Veggel woorden. Ten tweede is de mate van vloeiende informatieverwerking bij Matthews geoperationaliseerd door herhaling en

(6)

6 bij Beerepoot, Corba en Veggel door leesbaarheid van het lettertype. Dit betekent dat het verschil in de resultaten door één van deze twee factoren kan worden verklaard. Daarom zal het huidige onderzoek de onderzoeksopzet van Matthews met die van Beerepoot, Corba en Veggel

combineren. Op deze manier kan onderscheiden worden hoe het effect van vloeiende informatieverwerking op de subjectieve tijdswaarneming kan worden verklaard.

Deelnemers van dit onderzoek zullen woorden aangeboden krijgen, net als in het onderzoek van Beerepoot (2015), Corba (2015) en Veggel (2015). Daarnaast zal vloeiende informatieverwerking worden geoperationaliseerd door herhaling, net als in het onderzoek van Matthews (2011). Deze opzet leidt tot twee mogelijke uitkomsten.

Ten eerste kan met deze opzet worden gevonden dat vloeiende informatieverwerking tot een kortere subjectieve tijdswaarneming leidt. Dan kan geconcludeerd worden dat het verschil tussen de doelonderzoeken verklaard kan worden door het verschil in operationalisering

(herhaling/leesbaarheid). Het soort stimulus (woord/afbeelding) dat wordt aangeboden blijkt dan niet uit te maken. Daarnaast kan geconcludeerd worden dat Matthews zijn theorie van neural coding efficiency dan waarschijnlijk van toepassing is bij een operationalisering met directe herhaling en dat er wellicht geen sprake is van vloeiende informatieverwerking wanneer een stimulus direct wordt herhaald.

Ten tweede kan er worden gevonden dat vloeiende informatieverwerking leidt tot een langere subjectieve tijdswaarneming. Dan kan geconcludeerd worden dat het verschil tussen de doelonderzoeken verklaard kan worden door het verschil in stimuli die in beide onderzoeken werden gebruikt (woord/afbeelding). Het soort operationalisering van vloeiende

informatieverwerking (herhaling/leesbaarheid) blijkt dan niet uit te maken. Daarnaast kan geconcludeerd worden dat wellicht de misattributietheorie van toepassing is bij het gebruik van woorden als stimulus.

Methode Design

Er werd gebruik gemaakt van een within-subjects 2 (Herhaling: wel of niet) X 5

(Aanbiedingstijd: 400, 447, 506, 565 of 612 ms) design. Alle deelnemers kregen in 160 trials twee neutrale woorden achter elkaar gepresenteerd op een computerscherm. Hieraan vooraf gingen 10 oefentrials om vertrouwd te raken met de taak. Het eerste woord was de standaardstimulus, deze was altijd 506 ms weergegeven. Het tweede woord was de targetstimulus, deze verschilde in aanbiedingstijd (400, 447, 506, 565 of 612 ms). Aan de deelnemers werd vervolgens gevraagd aan

(7)

7 te geven of het tweede woord langer of korter was aangeboden dan het eerste. Hierbij was de subjectieve tijdswaarneming de afhankelijke variabele die dichotoom (1 is korter, 2 is langer) werd gemeten.

Participanten

Er werden 49 deelnemers geworven. Dit waren voornamelijk eerstejaars

psychologiestudenten van de Universiteit van Amsterdam die hier één proefpersoonpunt mee verdienden. Onder de deelnemers waren 37 vrouwen en 12 mannen. Het was voor de deelnemers vereist dat ze Nederlands als moedertaal spraken. Verder waren mensen met dyslexie uitgesloten van deelname, omdat de aangeboden woorden snel moesten kunnen worden verwerkt.

Deelnemers die na het lezen van de instructies (zie appendix A) bereid waren deel te nemen aan het onderzoek, gaven schriftelijke toestemming voor deelname via een informed consent (zie appendix B).

Materialen

Het experiment werd uitgevoerd op een computer door middel van het programma ‘Presentation’. De computers hadden elk een 24 inch beeldscherm van Benq met een refresh rate van 120hz. De woorden werden hierop weergegeven in lettertype ‘Arial’ met grootte 18. Het onderzoek vond plaats in een afgesloten hokje in een laboratoriumruimte van de Universiteit van Amsterdam. Vloeiende informatieverwerking werd geoperationaliseerd door herhaling of niet-herhaling van de standaardstimulus. Bij vloeiende verwerking werd twee keer hetzelfde woord getoond, bij niet vloeiende verwerking werd er een nieuw woord getoond.

De getoonde woorden waren afkomstig uit een woordenlijst van 252 neutrale woorden (zie appendix D). Deze woorden werden allemaal volledig willekeurig aangeboden, behalve dat in de helft van de trials de standaardstimulus werd herhaald. Ook herhaling en niet-herhaling vond in willekeurige volgorde plaats, maar dusdanig dat uiteindelijk in de helft van de trials herhaling plaats vond en dit ook gelijk verdeeld was over de tijdscondities.

Aan het einde van het experiment vulden deelnemers een exit interview in (zie appendix C). Hierin werd onder andere gevraagd hoe de taak ging en of er dingen zijn opgevallen.

De trials zagen er als volgt uit: Eerst werd het eerste woord, de standaardstimulus, aangeboden gedurende 506 ms, vervolgens was er 306 ms een wit scherm, waarna het tweede woord, de targetstimulus, werd aangeboden voor 400, 447, 506, 565 of 612 ms. Nu kon de deelnemer op de ‘s’ of de ‘k’ toets drukken om aan te geven of het tweede woord korter (k) of

(8)

8 langer (s) was aangeboden dan de standaardstimulus. De ‘s’ en ‘k’ toetsen waren afgeplakt met gekleurde stickers om associaties met de letters te voorkomen. Een schematische weergave van een trial is te zien in Figuur 1.

Figuur 1. Schematische weergave van een trial met de weergegeven schermen en hun aanbiedingstijd.

Procedure

Deelnemers werden bij binnenkomst gevraagd plaats te nemen in één van de vier

beschikbare onderzoeksruimten. Hier kregen zij de instructies te lezen (zie appendix A), waarna ze het informed consent (zie appendix B) ondertekenden. Nu begon de proefleider het experiment. Alle instructies hiervoor stonden op het computerscherm. Het experiment begon met tien

oefentrials om bekend te raken met de taak. Na de oefentrials volgden de 160 echte trials. Na het onderzoek kregen de deelnemers nog een exit interview over het onderzoek (zie appendix C). Ten slotte werden de deelnemers ingelicht over het doel van het onderzoek en werden zij

geïnformeerd dat ze via e-mail of telefonisch de mogelijkheid hadden om vragen te stellen. Resultaten

Aan het onderzoek hebben 49 mensen deelgenomen, maar er zijn zeven deelnemers uitgesloten van de analyse. Er zijn dus 42 deelnemers meegenomen in de analyse. Zes deelnemers (1, 10, 11, 12, 19 en 23) zijn uitgesloten omdat ze door technische problemen slechts de helft van de trials hebben gedaan en er daardoor onvoldoende data over hen is verzameld. De andere deelnemer (24) is uitgesloten omdat deze een outlier was in elke conditie, aangezien de antwoorden van deze deelnemer door een technische fout buiten de marge (tussen 1 en 2) vielen waarbinnen ze zouden

(9)

9 moeten kunnen vallen.

De afhankelijke variabele in dit onderzoek was de gemiddelde tijdsperceptie. Deze is weergegeven op een schaal van 1 tot 2, waarbij 1 een kortere inschatting en 2 een langere inschatting van tijd betekent. Dit houdt in dat een waarde onder de 1.5 een gemiddeld kortere tijdsinschatting dan de standaardstimulus betekent, waar een waarde boven de 1.5 een gemiddeld langere tijdsinschatting laat zien.

Voor dit onderzoek is een repeated measures ANOVA met een within subjects design uitgevoerd. Uit de analyse bleek ten eerste dat er een significant hoofdeffect was voor herhaling, F(1, 41) = 30.12, p < .001. Stimuli die herhaald waren aangeboden (M = 1.39, SD = .19) bleken in het algemeen als korter te worden ingeschat dan stimuli die niet herhaald waren aangeboden (M = 1.51, SD = .18). De gemiddelde waarden en standaarddeviaties zijn per tijdsconditie terug te zien in Tabel 1. De resultaten zijn in lijn met de uitkomsten van het onderzoek van Matthews.

Tabel 1.

Gemiddelde tijdsperceptie op een schaal van 1 tot 2.

Herhaling Tijdsconditie (ms) Gemiddelde (M) Standaarddeviatie (SD) Niet-Herhaald 400 1.26 .20 446 1.36 .20 506 1.55 .18 565 1.66 .16 612 1.74 .17 Herhaald 400 1.16 .12 446 1.21 .21 506 1.40 .20 565 1.54 .21 612 1.64 .22

(10)

10 Voor aanbiedingstijd is de assumptie van sfericiteit geschonden, χ2(9) = 49.44, p < .001. Daarom zijn de vrijheidsgraden aangepast (Greenhouse-Geisser). Er bleek een significant hoofdeffect voor aanbiedingstijd, F(2.25, 149.780) = 93.30, p < .001. Dit betekent dat langer aangeboden stimuli ook als zodanig werden ingeschat. Voor de bijbehorende gemiddelden en standaarddeviaties, zie Tabel 2. In Figuur 2 zijn beide hoofdeffecten nog een keer goed te zien.

In de exit interviews kwam vaak terug dat mensen de taak moeilijk vonden of geen verschil zagen tussen de stimuli. Verder viel het op dat 22 van de 42 deelnemers (52%) aan gaf het idee te hebben dat de aanbiedingstijd korter leek in de herhaalde condities.

Tabel 2.

Gemiddelden en standaarddeviaties van tijdsaanbiedingen.

Tijdsconditie (ms) Gemiddelde (M) Standaarddeviatie (SD) 400 1.21 .16 446 1.29 .21 506 1.48 .19 565 1.60 .19 612 1.69 .20

(11)

11

Figuur 2. Gemiddelde tijdsperceptie op een schaal van 1 tot 2. Er is een betrouwbaarheidsinterval van 95%

gebruikt.

Discussie

In dit onderzoek is gekeken naar het effect van vloeiende informatieverwerking

(geoperationaliseerd als herhaling) op de subjectieve waarneming van tijd. Uit de resultaten is gebleken dat herhaling leidt tot een kortere inschatting van tijd. Hiermee zijn de resultaten hetzelfde als die van Matthews (2011), maar tegenovergesteld aan die van Beerepoot (2015), Corba (2015) en Veggel (2015). Er kan nu geconcludeerd worden dat het verschil tussen deze onderzoeken verklaard kan worden door het verschil in operationalisering van vloeiende

informatieverwerking als herhaling versus leesbaarheid. Of het soort aangeboden stimuli woorden of afbeeldingen zijn blijkt dus niet uit te maken. Daarnaast is het aannemelijk dat Matthews zijn theorie van neural coding efficiency waarschijnlijk van toepassing is bij de huidige onderzoeksopzet met directe herhaling. De misattributietheorie is in dit onderzoek niet van toepassing op de

resultaten gebleken.

Een verklaring voor de resultaten zou kunnen liggen in het feit dat veel deelnemers aangaven moeite te hebben met de taak. Dit werkt neural coding efficiency namelijk in de hand

(12)

12 (Matthews, 2011). Matthews beweert dat wanneer deelnemers moeite hebben met de

tijdsinschatting, ze terug zullen vallen op andere informatie dan de verstreken tijd om hun

inschatting te maken. Wanneer mensen moeite hebben met het maken van een inschatting, zullen ze het zichzelf makkelijker maken door de dimensie die ingeschat moet worden te vervangen door een daaraan gecorreleerde dimensie (Kahneman & Frederick, 2002). In dit geval zou het dan kunnen dat proefpersonen een inschatting van tijd maken aan de hand van de grootte van de neurale respons, die gecorreleerd is aan de werkelijke duur van de presentatie (Matthews, 2011). Meestal zal dit een vrij goede inschatting geven, maar wanneer een stimulus net herhaald is levert dat een kleinere neurale respons op (neural coding efficiency), waardoor de aanbiedingstijd wordt onderschat.

Het verschil tussen de onderzoeken van Matthews (2011) en Beerepoot (2015), Corba (2015) en Veggel (2015) is dus te verklaren door het verschil in operationalisering. Het lijkt dan een mogelijkheid dat het toepassen van herhaling geen manipulatie is van vloeiende

informatieverwerking, maar dat dit alleen door middel van leesbaarheid en zwartheid van tekst gemanipuleerd kan worden. Het huidige onderzoek was namelijk een conceptuele replicatie van het onderzoek van Matthews (2011), maar Matthews heeft in zijn onderzoek nergens gesproken van vloeiende informatieverwerking, enkel van herhaling. Het lijkt echter redelijk dat hier op basis van de literatuur (Phaf & Rotteveel, 2005; Reber et al., 1998) wordt aangenomen dat herhaling een operationalisering is van vloeiende informatieverwerking, maar het blijft de vraag waarom

Matthews deze aanname niet ook heeft gedaan.

Verder zouden de resultaten de schijn kunnen opwekken dat een operationalisering van herhaling leidt tot een relatieve onderschatting van aanbiedingstijd, terwijl alleen een

operationalisering van leesbaarheid en zwartheid van tekst zal leiden tot relatieve overschatting. Het onderzoek van Witherspoon & Allan (1985) demonstreert echter dat dit niet het geval is.

Het onderzoek van Witherspoon & Allan (1985) had net als dat van Beerepoot (2015), Corba (2015) en Veggel (2015) tegengestelde resultaten aan het huidige onderzoek. Belangrijk hierbij is dat het onderzoek van Witherspoon & Allan (1985) ook herhaling van woorden toepaste als operationalisering van vloeiende informatieverwerking. Er waren twee belangrijke verschillen met het huidige onderzoek. Ten eerste dat de woorden niet direct werden herhaald, maar met een aantal minuten tussen het leren van de woorden en de herhaalde aanbieding ervan. Ten tweede dat de woorden eerst hardop werden voorgelezen. Het verschil in de resultaten kan mogelijk door de tussenpose verklaard worden. Dit wordt gedemonstreerd door Experiment 2 van Matthews (2011), waarin hij een pose van 20 trials invoerde tussen het aanbieden van een standaardstimulus

(13)

13 en de bijbehorend herhaalde stimulus. Hier vond Matthews geen effect meer voor de herhaling. Het is echter onduidelijk hoe het kan dat hij geen effect vond. Wel is duidelijk dat een tussenpose van invloed is op de resultaten, maar het is nog de vraag hoe het effect van de tussenpose precies is vormgegeven. Voor vervolgonderzoek zou het daarom interessant kunnen zijn om het effect van de tijd tussen de standaardstimulus en de herhaalde stimulus op vloeiende informatieverwerking verder te onderzoeken. Dit kan mogelijk gedaan worden door tussenposen van verschillende lengtes in te voeren.

Volgens de theoretische verklaring van het mere exposure effect zoals genoemd in de inleiding zal de vloeiende verwerking van de herhaalde stimulus leiden tot een positieve

beoordeling van deze stimulus. Deze positieve beoordeling zal op zijn beurt leiden tot een kortere tijdswaarneming. De gevonden resultaten sluiten op het eerste gezicht aan bij deze theorie. Maar als deze theorie zou kloppen, dan zou vloeiende informatieverwerking altijd tot een kortere tijdswaarneming moeten leiden. Eerder onderzoek laat duidelijk zien dat dit niet het geval is (bv. Rhodes & McCabe, 2009; Warm & McCray, 1969; Witherspoon & Allan, 1985). Daardoor lijkt het waarschijnlijker dat de resultaten worden verklaard door neural coding efficiency.

De verklaring van het mere exposure effect heeft echter weldegelijk met vloeiende informatieverwerking te maken. Reber et al. (1998) suggereerden namelijk dat vloeiende verwerking tot positief affect leidt. Aangenomen dat herhaalde aanbieding vloeiende

informatieverwerking in de hand werkt, zal het herhaald aanbieden van een stimulus dus via de vloeiende verwerking tot positief affect leiden.

Dit brengt een zwak punt in het huidige onderzoek aan het licht, er is namelijk niet gekeken naar de onderliggende mechanismen die bijdragen aan het effect van vloeiende

informatieverwerking op de perceptie van tijd. Eerder onderzoek heeft aannemelijk gemaakt dat bijvoorbeeld affect (Reber et al., 1998) en vertrouwdheid met de stimulus (Jacoby & Dallas, 1981; Phaf & Rotteveel, 2005) belangrijke factoren zijn bij vloeiende informatieverwerking. Uit dit onderzoek kunnen geen conclusies worden gehaald met betrekking tot deze begrippen. Daarom is het belangrijk dat er in vervolgonderzoek rekening wordt gehouden met affect en vertrouwdheid om een vollediger beeld te krijgen van de werking van deze begrippen bij het effect van vloeiende informatieverwerking op het waarnemen van tijd.

Eagleman en Pariyadath (2009) stellen dat de tijdsinschatting van een stimulus altijd in overeenstemming is met de grootte van de neurale respons. Dit zou betekenen dat vloeiende informatieverwerking zowel kan leiden tot een grotere als tot een kleinere neurale respons. In het onderzoek van Beerepoot (2015), Corba (2015) en Veggel (2015) heeft de niet vloeiende

(14)

14 verwerking in dat geval geleid tot een kleinere neurale respons. Dit principe zou als hypothese voor vervolgonderzoek kunnen dienen. Het is dan van belang te onderzoeken onder welke voorwaarden vloeiende informatieverwerking leidt tot een grotere neurale respons en onder welke

voorwaarden het leidt tot een kleinere respons. Dit zou gedaan kunnen worden door het huidige onderzoek en het onderzoek van Beerepoot, Corba en Veggel te repliceren met toevoeging van een EEG, om de grootte van de neurale respons te meten.

Het huidige onderzoek heeft als belangrijkste resultaat dat de directe herhaling van een stimulus leidt tot een kortere subjectieve tijdswaarneming. Hiermee lijkt extra ondersteuning gevonden voor Matthews zijn theorie van neural coding efficiency.

(15)

15 Literatuur

Agarwal, R., & Karahanna, E. (2000). Time flies when you're having fun: Cognitive absorption and beliefs about information technology usage. MIS quarterly, 665-694.

Beerepoot, W. (2015). De Invloed van Perceptuele Vloeiendheid en Affect op Subjectieve Tijdwaarneming. Universiteit van Amsterdam, Amsterdam.

Carr, E. W., Rotteveel, M., & Winkielman, P. (2016). Easy Moves: Perceptual Fluency Facilitates Approach-Related Action Emotion. Advance online publication.

http://dx.doi.org/10.1037/emo0000146.

Corba, J. (2015). Perceptual Fluency bij de Informatieverwerking van Affectieve Stimuli en de Effecten op de Subjectieve Tijdwaarneming. Universiteit van Amsterdam, Amsterdam. Conti, R. (2001). Time flies: Investigating the connection between intrinsic motivation and the

experience of time. Journal of personality, 69(1), 1-26.

Eagleman, D. M. (2008). Human time perception and its illusions. Current opinion in neurobiology, 18(2), 131-136.

Eagleman, D. M., & Pariyadath, V. (2009). Is subjective duration a signature of coding efficiency?. Philosophical Transactions of the Royal Society of London B: Biological Sciences, 364(1525), 1841-1851.

Jacoby, L. L., & Dallas, M. (1981). On the relationship between autobiographical memory and perceptual learning. Journal of Experimental Psychology: General, 110(3), 306.

Kahneman, D., & Frederick, S. (2002). Representativeness revisited: Attribute substitution in intuitive judgment. Heuristics and biases: The psychology of intuitive judgment, 49. Kunst-Wilson, W. R., & Zajonc, R. B. (1980). Affective discrimination of stimuli that cannot be

recognized. Science, 207, 557-558.

Matthews, W. J. (2011). Stimulus repetition and the perception of time: The effects of prior exposure on temporal discrimination, judgment, and production. PLoS one, 6(5), e19815.

Oppenheimer, D. M., & Frank, M. C. (2008). A rose in any other font would not smell as sweet: Effects of perceptual fluency on categorization. Cognition, 106, 1178-1194. Pariyadath, V., & Eagleman, D. (2007). The effect of predictability on subjective duration. PloS

one, 2(11), e1264.

Phaf, R. H., & Rotteveel, M. (2005). Affective modulation of recognition bias. Emotion, 5(3), 309. Reber, R., Winkielman, P., & Schwarz, N. (1998). Effects of perceptual fluency on affective

(16)

16 judgments. Psychological science, 9(1), 45-48.

Rhodes, M. G., & McCabe, D. P. (2009). Expertise makes the world slow down: Judgements of duration are influenced by domain knowledge. The Quarterly Journal of Experimental Psychology, 62(12), 2313-2319

Veggel, J. van. (2015). De Invloed van Perceptual Fluency en Affect op Subjectieve Tijdswaarneming. Universiteit van Amsterdam, Amsterdam.

Warm, J. S., & McCray, R. E. (1969). Influence of word frequency and length on the apparent duration of tachistoscopic presentations. Journal of Experimental Psychology, 79(1p1), 56. Witherspoon, D., & Allan, L. G. (1985). The effect of a prior presentation on temporal judgments in

a perceptual identification task. Memory & Cognition,13(2), 101-111.

Zajonc, R. B. (1968). Attitudinal effects of mere exposure. Journal of personality and social psychology, 9(2p2), 1.

(17)

17 Appendix A

De kunst van tijdwaarneming Informatiebrochure

U gaat deelnemen aan het onderzoek ‘Tijdwaarneming is een kunst’. Voordat het onderzoek begint, is het belangrijk dat u kennis neemt van de procedure die in dit onderzoek gevolgd wordt. Leest u daarom het onderstaande zorgvuldig door.

Doel van het onderzoek

In dit experiment onderzoeken wij hoe goed u kunt discrimineren tussen verschillende tijdsaanbiedingen. Het gaat hierbij om de snelheid en juistheid waarin dit gedaan wordt.

Instructie

Tijdens het experiment zit u voor een computerscherm waarop woorden zullen worden aangeboden. We vragen u te beoordelen hoe lang de tijdsaanbieding van een tweede woord is geweest in vergelijking met een voorgaand woord. Daarnaast kan het zo zijn dat bepaalde woorden herhaald worden. U krijgt eerst een aantal oefentrials, om vertrouwd te raken met de experimentele procedure en de verschillende woorden.

Metingen

Tijdens het experiment zal uw reactietijd en uw accuratesse gemeten worden.

Vrijwilligheid

Uw deelname is geheel vrijwillig, het zal op geen enkele wijze gevolgen voor u hebben als u nu of tijdens het onderzoek afziet van deelname aan dit onderzoek. U kunt ook tot 24 uur na het onderzoek nog uw toestemming voor het gebruiken van uw gegevens intrekken. U kunt uw medewerking dus te alle tijden staken; U bent vrij om dit te doen zonder opgave van redenen. In dat geval zullen uw gegevens uit onze bestanden verwijderd en vernietigd worden.

Veiligheid en verzekering

Omdat dit onderzoek geen risico’s voor uw gezondheid of veiligheid met zich meebrengt, gelden de voorwaarden van de reguliere aansprakelijkheidsverzekering van de UvA.

Vertrouwelijkheid van de onderzoeksgegevens

De gegevens van dit onderzoek zullen door de onderzoekers alleen worden gebruikt voor wetenschappelijke doeleinden. Hierbij wordt geen gebruik gemaakt van uw

persoonsgegevens en blijft de anonimiteit gewaarborgd. De gegevens kunnen eventueel ter beschikking worden gesteld aan andere onderzoekers, maar dan wel in volstrekt anonieme vorm.

Vergoeding

(18)

18 het onderzoek.

Nadere inlichtingen

Voor eventuele extra informatie over het onderzoek, kunt u zich wenden tot Max Roks (maxmroks@gmail.com; 06-27878161). Voor eventuele klachten over dit onderzoek, kunt u zich wenden tot het lid van de Commissie Ethiek van de afdeling Psychologie van de Universiteit van Amsterdam: Femke ten Velden (F.S.tenVelden@uva.nl; 020-5256755).

(19)

19 Appendix B

Informed consent

Ik verklaar hierbij op voor mij duidelijke wijze te zijn ingelicht over de aard en methode van het onderzoek, zoals uiteengezet in de informatiebrochure ‘De kunst van tijdwaarneming’. Mijn vragen zijn naar tevredenheid beantwoord.

Ik stem geheel vrijwillig in met deelname aan dit onderzoek. Ik behoud daarbij het recht deze instemming weer in te trekken zonder dat ik daarvoor een reden hoef op te geven en besef dat ik op elk moment mag stoppen met het experiment. Indien mijn onderzoeksresultaten gebruikt zullen worden in wetenschappelijke publicaties, dan wel op een andere manier openbaar zullen worden gemaakt, zal dit volledig geanonimiseerd gebeuren. Mijn persoonsgegevens zullen niet door derden worden ingezien zonder mijn nadrukkelijke toestemming.

Als ik nog verdere informatie over het onderzoek zou willen krijgen, nu of in de toekomst, kan ik mij wenden tot Max Roks (maxmroks@gmail.com; 06-27878161). Voor eventuele klachten over dit onderzoek kunt u zich wenden tot het lid van de Commissie Ethiek van de afdeling Psychologie van de Universiteit van Amsterdam: Femke ten Velden (F.S.tenVelden@uva.nl; 020 5256755).

Aldus in tweevoud getekend:

………. ……….

Naam proefpersoon Handtekening

‘Ik heb toelichting verstrekt op het onderzoek. Ik verklaar mij bereid nog opkomende vragen over het onderzoek naar vermogen te beantwoorden.’

………. ……….

(20)

20 Appendix C

Exit interview bij: “De kunst van tijdwaarneming” Proefpersoonnummer:

1. Zijn er dingen die je zijn opgevallen tijdens het onderzoek (maakt niet uit wat)?

---

2. Hoe ging de taak voor je eigen gevoel?

---

3. Is het gelukt om geconcentreerd te blijven tijdens het uitvoeren van de gehele taak? Zo niet, van welk moment af aan lukt het niet meer om je goed te concentreren?

---

4. Is het je opgevallen dat de standaardstimulus en targetstimulus verschillende aanbiedingstijden hadden? ---

5. Had je het idee dat er een relatie bestond tussen de verschillende aanbiedingstijden en de herhaalde aanbieding van de targetstimulus?

(21)

---21 ---

6. Had je het idee dat wanneer de targetstimulus gelijk was aan de standaardstimulus, de aanbiedingstijd langer of korter leek dan wanneer dit niet het geval was?

---

7. Waren er dingen zoals een slechte nachtrust of een vervelende proefleider etc. die jouw prestatie op deze taak beïnvloed hebben?

---

(22)

22 Appendix D

Lijst van neutrale woorden

sigaar excuus schedel zwaard draak greep sloot huur blaas jacht verkeer vocht wezen bodem lever maandag hang blok moer schreef front rand test roep plicht tunnel link truck klus olie taak knoop massa steen muis plastic snor rang stok wolf kilo stal verband pijp boer motief toilet ezel grens motel scène schaduw vlak kwart stier maag metaal gezag machine bril schuur zone proef streek raapschild ladder pers schuif doos kabel keel tocht touw winter draad flat fort knop mijl minuut plank buik radar staal staf terrein vloer baard robot kanaal bord graaf grot boter kies kudde riem staart stapel toon zaal bond schaal klok knie rapport station toestel kopie vorm long blik hemd kast pols code metro middel spoor keizer krijt type veld zout beurt fase handel klim lijf sprong versie voer midden papier poort route scherm stand tapijt vloot aard blad chip koers patroon ruil daad kalkoen pond rots stam tekst toren wijk cent cirkel mars schakel schema systeem accent eeuw fles motor script chef merk schoen stroom vaart vinger beer helm hoed klas vlag bouw maal hertog heuvel hout invloed lamp duim herfst koffer brug huid plaat ranch beeld beurs kern

(23)

23 ober trui zand geur golf niveau shirt speech miss haven kapper kluis ochtend totaal verf berg raadsel tong voetbal gordel ploeg kamp munt tijger figuur week koffie foto schip kleren auto hoek eiland sleutels spiegel race rijst water aanbod broek delven fractie kauwen marine opzoeken ronde sultan vloeien oosters buitenaf bellen economie gamma lijn mens tante zuurstof tempo

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Step three – left and right identification for remaining segments This step is also the same as the left and right leg identification in the full-body configuration case see Table

Bacterial diversity and community structure of two maize varieties (white and yellow) during fermentation/steeping for ogi production, and the influence of spontaneous fermentation

Modular product design (MPD) is often used to manage PV [2, 14], however such approaches do not consider JE design holistically. Therefore, this paper presents a novel AI

The required endocardial mapping procedure with NOGA prior to injections, leads to a significantly longer total procedure time (p &lt; 0.001) with NOGA.. Procedures with CARTBox2

Voor de ‘blijvers’ blijven nog veel vragen overeind, zowel voor de korte als voor de lange termijn.. Duidelijkheid in het te voeren beleid is een

Waarschijnlijk zal de oplossing van deze bezwaren vooral moeten worden gezocht in het niet beperken van de mens­ machine conversatie tot één of enkele niveaus in de

Door deze ontwikkeling kan wel­ licht de angst worden afgezwakt voor het gevaar, dat het beslissen te sterk zal worden gecentraliseerd en door de computer zal

De attitude die participanten uit de cameraconditie hebben ten opzichte van het effect van beveiligingscamera’s beïnvloedde dus wel in hoeverre ze de omgeving als prettig en