• No results found

Het verkrijgen van smaak : een onderzoek over smaakvorming van klassieke muziek

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het verkrijgen van smaak : een onderzoek over smaakvorming van klassieke muziek"

Copied!
45
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het verkrijgen van smaak

Een onderzoek over smaakvorming van klassieke muziek

Max Boerma 6075894

Universiteit van Amsterdam, Sociologie 2014

Woorden: 15.002

Scriptiebegeleider: Marcel van den Haak Tweede beoordelaar: Thomas Kampen

(2)

Inhoudsopgave

1. Inleiding ... 2

2. Theoretisch kader ... 6

2.1 Smaak en sociale klasse ... 6

2.2 Smaak als een te verkrijgen fenomeen ... 7

2.3 Sociale invloeden op smaak ... 9

3. Methode ... 13

3.2 Onderzoeksmethode ... 15

3.3 Vragenlijst ... 16

3.4 Analysemethoden ... 17

4. Analyse ... 18

4.1 Introductie van respondenten ... 18

4.2 Belangrijke aspecten ... 19 Ouders ... 19 Opleiding ... 21 Collega's ... 22 Vrienden ... 22 Partner ... 23 Instrument en Orkest ... 24 Media ... 25 4.3 Processen... 26

Culturally heavy processes ... 27

Selfmotivated players ... 29

Low capital players ... 31

Expanders ... 33 Social influence ... 35 5. Conclusie ... 36 6. Literatuurlijst ... 41 7. Bijlage ... 43 7.1 Vragenlijst ... 43 1

(3)

1. Inleiding

Voor het eerst rondkijkend in een musea voor moderne kunsten is de kans groot dat men op een geheel andere wijze rondkijkt dan een persoon die vaker in een dergelijk musea komt. Bekendheid met en kennis van een cultuurvorm is van belang

betreffende de manier van kijken naar een bepaald object (Bourdieu, 1986). Iemand zonder kennis van moderne kunst zal naar alle waarschijnlijkheid de eerste maal dat men een Mondriaan aanschouwt, er enkel vlakken en kleuren in zien. Voor hen is de kans groot dat de waardering voor een dergelijk kunstobject er in eerste instantie niet zal zijn. Bourdieu poneert dat cultuurvormen niet direct gewaardeerd worden. Begrip van een cultuurvorm dient geleerd te worden voordat er appreciatie tot stand kan komen (Bourdieu, 1984). Dit geldt ook voor het zojuist gebruikte voorbeeld. Zonder de benodigde kennis kan het moeilijk zijn om de mogelijke symboliek, achterliggende betekenis of compositie van een schilderij te begrijpen. In veel gevallen worden dergelijke hogere cultuurvormen gezien als complex (Alexander, 2003). Onder hogere cultuurvormen vallen onder andere opera, ballet en klassieke muziek. Deze 'complexe' cultuurvormen zouden volgens velen moeilijker te leren moeten zijn vanwege de moeilijkheidsgraad van het object. Deze moeilijkheidsgraad vloeit voort uit de moeite die nodig is om de cultuurvorm te begrijpen. Hierbij zet ik bewust het woord complex tussen haakjes. In hoeverre deze complexiteit een objectief gegeven is, is twijfelachtig. Zo is het de vraag of deze complexiteit intrinsiek is aan het

cultuurobject of dat deze eraan toe wordt geschreven door de mensen die dit cultuurproduct consumeren (Alexander, 2003).

Dit onderzoek zal zich richten op het leren waarderen van een bepaalde cultuurvorm. Overeenkomstig met Bourdieu wordt cultuur in dit onderzoek gezien als iets dat geleerd dient te worden. Het idee van smaak als acquired taste verondersteld dat er een proces van verkrijging van smaak dient te komen, een proces van het leren van een bepaalde cultuurvorm. Dit proces is het object van studie in dit onderzoek. In dit onderzoek poog ik het proces rondom smaakvorming van de cultuurvorm klassieke muziek te onderzoeken. Klassieke muziek geldt voor velen als een hoge

cultuurvormen en wordt gezien als een complexere cultuurvorm. Aangezien er in dit onderzoek gebruikt gemaakt is van interviews, is de keuze uit gegaan naar een cultuurvorm die gezien wordt als complex. Deze vorm zal naar aller waarschijnlijkheid een langer en mogelijk bewuster proces hebben gehad. Er wordt hier gekeken naar

(4)

de manieren waarop respondenten zelf praten over het doorlopen van dit proces. De objectiviteit van de complexiteit is daardoor minder van belang. Wat van belang is, is hoe de respondenten hun proces van smaakvorming beschrijven.

De vraag die centraal staat in dit onderzoek is: hoe verloopt het proces van smaakvorming bij jonge, hoog opgeleide luisteraars van klassieke muziek? De precieze redenen voor de keuze voor hoger opgeleiden en de leeftijd krijgen een vervolg in de methode sectie. In dit onderzoek stel ik ook twee verschillende deelvragen. De eerste is: welke aspecten zijn van belang bij het proces van smaakvorming bij klassieke muziek? De andere vraag is: Hoe verloopt het proces van smaakvorming en wat voor verschillende processen zijn hier in te

onderscheiden? Deze tweedeling is gemaakt omdat deze factoren naar aller

waarschijnlijkheid van zeer grote invloed zijn op het proces van smaakvorming. Door in eerste instantie naar deze factoren te kijken, kunnen de manieren waarop deze zich manifesteren in dit onderzoek meegenomen worden in de bespreking van het proces.

Er is een belangrijke reden voor mij om dit onderzoek over het smaakvormingsproces te schrijven. Sinds Bourdieu's beroemde boek Distinction (1984), is er een grote hoeveelheid literatuur verschenen over smaak. In Distinction wordt er uitgebreid gesproken over de link tussen sociale klasse en smaak waar bepaalde

cultuurvormen gelinkt werden aan de sociale klasse waartoe men behoort. Een link die in vervolgonderzoeken herhaaldelijk aangetoond is. De literatuur was grotendeels eensgezind over dit onderwerp tot Peterson (1996) zijn theorie over de culturele omnivoor poneerde. Hier beargumenteerde hij dat mensen uit hogere sociale klassen vaak culturele omnivoren zijn. Een culturele omnivoor is een individu die een

verscheidenheid aan culturele aspecten kan waarderen. De culturele omnivoor heeft een voorkeur voor zowel hogere als lagere cultuurvormen. Deze kan enerzijds dus een appreciatie tonen voor klassieke muziek en tegelijkertijd ook voor Jan Smit. Mensen uit lagere sociale klassen zijn echter vaak culturele univoren. Een univoor in deze betekenis is een individu die alleen appreciatie heeft voor de lagere

cultuurvormen. Het verschil tussen mensen met een hoge en lage sociale klasse is dus de breedte van smaak. Wat echter ontbreekt bij deze en de meeste andere auteurs, is een beschrijving van hoe deze smaak zich gevormd heeft. Zij komen niet verder dan een link. In drie recente onderzoeken van Vermeulen & Van den Haak

(5)

(2012), Van den Haak (2014) en Atkinson (2011) worden echter wel beschrijvingen van dit proces gedaan. Echter hebben alle onderzoeken hun tekortkomingen op het gebied van processen van smaakvorming. In het geval van Vermeulen en Van den Haak (2012) is het gedeelte van het onderzoek dat het proces van smaakvorming betreft, enkel een klein gedeelte van het gehele onderzoek. Het grootste gedeelte van het artikel heeft een ander onderwerp waardoor er alsnog weinig informatie bekend wordt over het proces van smaakvorming. Atkinsons (2011) tekortkoming is dat hij gebruik moet maken van data die verzameld is met een ander doel dan een proces te beschrijven en dat hij mogelijk hierdoor, niet verder komt dan, zoals hij het zegt ´the origins of taste´.

De aanleiding voor dit onderzoek is dus een tekort aan literatuur waar ik poog een toevoeging te zijn. In dit onderzoek zal ik mij grotendeels richten op het proces van smaakvorming betreffende klassieke muziek. Doordat mijn complete

onderzoeksopzet gericht is op het vergaren van data betreffende de vorming van smaak hoop ik hier meer data uit te kunnen verkrijgen. Het is mogelijk dat wanneer het proces niet centraal staat, er veel vragen niet door de onderzoeker gesteld worden die van belang kunnen zijn voor het proces van smaakvorming. Door dit onderwerp centraal te stellen en de onderwerpen en vragen hierop te richten poog ik een completer en uitgebreider beeld te scheppen van het proces van smaakvorming dan in voorgaande onderzoeken is geschetst. Om dit te doen zal ik pogen vragen te stellen betreffende het begrijpen en waarderen van klassieke muziek en hoe dit begrip en deze appreciatie tot stand is gekomen. Begrip en waardering zijn twee fenomenen die vaak met elkaar gepaard gaan. Zonder kennis van een bepaalde cultuurvorm is waardering hiervoor minder waarschijnlijk (Bourdieu, 1984: pg xxvi). Ook ben ik uiterst benieuwd naar de manieren van in contact komen met klassieke muziek. Zonder in aanraking te komen met klassieke muziek lijken deze allebei onmogelijk.

Ik zal deze inleiding een vervolg geven door mijn theoretisch kader uit te werken. Hier toon ik de theorieën die van belang zijn in mijn onderzoek en zet ik deze uiteen: de theorieën die nodig waren om tot mijn vragenlijst te komen en theorieën die mogelijk meer diepgang en begrip kunnen geven aan de antwoorden die gegeven worden door mijn respondenten. Vervolgens zal ik dieper ingaan op de methode die ik gebruik om tot een antwoord te komen op dit onderzoek. Hier bespreek ik het type

(6)

interview dat ik ga gebruiken en manier van analyseren die ik zal aanwenden. Daarna bespreek ik de resultaten die voortvloeien uit mijn data gevolgd door de conclusie.

(7)

2. Theoretisch kader

2.1 Smaak en sociale klasse

Een van de belangrijkste redenen voor dit onderzoek was het grote gebrek aan literatuur betreffende het proces van smaakvorming. Er is daarentegen wel al erg veel geschreven over smaak en de sociale invloeden op smaak. Een van de grootmeesters in de sociologie betreffende literatuur over smaak is zonder twijfel Pierre Bourdieu. Zijn bekendste en meest invloedrijke werk betreft in grote mate smaak en de manier waarop mensen distincties maken door middel van smaak.

Distinction (Bourdieu, 1984) is om deze reden ook van grote invloed op het

theoretische aspect van dit onderzoek en daardoor ook op hoe dit onderzoek gestalte krijgt. Echter zijn het niet enkel theoretische werken van Bourdieu waar ik mijn theoretische raamwerk uit opbouw. Er zijn enkele andere sociologen die onderzoek hebben gedaan naar sociale invloeden op smaak.

In Distinction legt Bourdieu heel sterk de nadruk op de link tussen sociale klasse en voorkeuren. 'Taste classifies, and it classifies the classifier' (Bourdieu, 1984: pg xxiv). Op basis van smaak kan men mensen onderscheiden en classificeren. Maar door het uitten van bepaalde voorkeuren kan men zich ook onderscheiden van anderen. Zo is klassieke muziek een culturele uiting die voornamelijk geassocieerd wordt met de hogere sociale klassen (Bourdieu, 1984). Men heeft deze voorkeuren voornamelijk indien men tot deze klassen behoort en door dit te tonen maakt men onderscheid tussen zichzelf en degenen die niet deze culturele voorkeuren hebben. Het hebben van een bepaalde voorkeur en het uitten hiervan heeft dus niet alleen een

persoonlijke betekenis maar is ook significant in sociale opzichten. Een van de

kenmerken van wat men vaak hogere kunstvormen noemt is dat er vaak het kenmerk van complex aan wordt gehangen (Alexander, 2003: pg 226-227) Zo worden

klassieke muziek, opera en (moderne) kunst vaak als goed en complex gezien en André Hazes als lage cultuur en simpel. Dit onderscheid laat zich niet kenmerken door objectiviteit maar is daarentegen voornamelijk subjectief (Alexander, 2003). Zo geeft Bourdieu ook aan dat hoge cultuur voornamelijk hoge cultuur is omdat de mensen uit hogere sociale klassen beter de mogelijkheid hebben om hun voorkeuren tot hoog uit te roepen (Bourdieu, 1984). Dit aspect in de theorie van smaak uit

Distinction is echter niet van primair belang in dit onderzoek. De link tussen sociale

klassen en smaak is dan wel het primaire onderwerp uit zijn boek, en verdient het 6

(8)

daarom kort genoemd te worden, echter zal ik mij voornamelijk richten op het verkrijgen van smaak en de sociale aspecten waardoor smaak beïnvloedt wordt.

2.2 Smaak als een te verkrijgen fenomeen

Smaak is niet iets dat een individu direct heeft, het is iets dat geleerd moet worden:

'A beholder who lacks the specific code feels lost in a chaos of sounds and rythms, colours and lines, without rhyme or reason' (Bourdieu, 1984: pg xxvi). Een individu

zonder deze code zal dus niet in staat zijn om een bepaalde cultuurvorm (goed) te begrijpen. Begrip en appreciatie van een bepaalde cultuurvorm hangt in vele gevallen samen. Het is belangrijk om deze code van een bepaalde cultuurvorm te hebben: 'A work of art has meaning and interest only for someone who possesses

the cultural competence' (Bourdieu, 1984: pg xxv). Zo is het ook bij klassieke muziek

van belang dat de culturele competentie of de code geleerd wordt, om klassieke muziek te kunnen waarderen. Deze code of culturele competentie is ook goed te vertalen naar kennis. Wat van belang is om appreciatie voor een cultuurvorm te hebben is specifieke kennis over het object dat men consumeert, de stijl waartoe het behoort of de cultuurvorm in het algemeen.

Deze codes, culturele competenties en overige kennis liggen vast in ons cultureel kapitaal. Dit is een van de drie vormen onderscheiden door Bourdieu. Naast cultureel kapitaal bestaat ook economisch kapitaal en sociaal kapitaal. Economisch kapitaal bestaat uit alle eigendommen die van financiële betekenis zijn voor een individu (Bourdieu, 1986: pg 242). Onder andere geld en vastgoed behoren tot deze

categorie. Sociaal kapitaal bestaat uit alle mogelijkheden van een individu om sociale kringen aan te wenden om daaruit gebruik te kunnen maken van andermans

economisch of cultureel kapitaal (Bourdieu, 1986: pg 247-248). Belangrijk in het werk van Bourdieu is dat hij cultuur aanschouwt als een marktplaats (Ritzer, 2002: pg 535). Niet enkel culturele objecten hebben een bepaalde waarde op deze markt, ook culturele competenties hebben in meer of minder mate een waarde. Zo is de

culturele competentie om academische geschriften te kunnen lezen van grotere waarde dan dat van het kunnen gebruiken van een televisie. Deze competenties en kennis liggen besloten in het cultureel kapitaal. Dit kapitaal kan bestaan uit vele verschillende vormen en is ook opgedeeld in meerdere delen. Ten eerste is er

cultureel kapitaal in de belichaamde vorm, ten tweede in de geobjectiveerde vorm en tot slot in de geïnstitutionaliseerde vorm (Bourdieu, 1986: pg 243).

(9)

Cultureel kapitaal in de geobjectiveerde vorm betreft alle vormen van cultuur in objectvorm. Tot deze categorie behorend zijn onder andere kunstwerken, maar ook culturele objecten die niet gelimiteerd zijn aan cultuur in de enge zin, dat wil zeggen cultuur enkel als kunstvormen, maar ook in de brede zin zoals wetenschappelijke instrumenten. Centraal in dit begrip is de materialiteit van het object. Geobjectiveerd cultureel kapitaal kan derhalve direct verkregen worden zonder een leerproces. Belangrijk is echter dat het object los staat van de consumptie ervan (Bourdieu, 1986: pg 247). Een schilderij is te verkrijgen zonder leerproces echter de consumptie van het object behoeft een leerproces. Waardering van de compositie, begrip van symboliek en achterliggende boodschap behoeven eerst kennis van het object of van de bepaalde cultuurvorm in het geheel voordat consumptie van het object plaats kan nemen.

Zoals aangegeven zijn er meerdere vormen van kapitaal die iemand tot zijn beschikking kan hebben. Cultureel kapitaal in de geobjectiveerde vorm is vrijwel letterlijk alle vormen van cultuur in objectvorm. Hierbij kan gedacht worden aan schilderijen, literaire werken of stukken van Mozart (Bourdieu, 1986: 245). Dit zijn vormen van cultureel kapitaal die tastbaar zijn en vormen die direct overdraagbaar zijn. Cultureel kapitaal in de geïnstitutionaliseerde vorm is als het ware vastgelegd. Voorbeelden hiervan zijn titels of diploma's. Het zijn voornamelijk erkenningen van cultureel kapitaal waar een individu over beschikt. In het geval van een diploma wordt als het ware een erkenning gegeven van de kennis die een individu beschikt. Of een individu op latere momenten nog beschikt over deze kennis is hierbij niet van belang, het is namelijk vastgelegd in de vorm van een diploma en heeft zo zijn betekenis. De belangrijkste vorm van cultureel kapitaal voor dit onderzoek is echter de

overgebleven vorm, cultureel kapitaal in belichaamde vorm. Een van de kenmerken van cultureel kapitaal is dat het niet direct toegeëigend kan worden.

'The accumulation of cultural capital in the embodied state, i.e., in the form of what is called culture, cultivation, Bildung, presupposes a process of

embodiment, incorporation, which insofar as it implies a labor of inculcation and assimilation, costs time, time which must be invested personally by the investor.' (Bourdieu, 1986: pg 244).

(10)

Cultureel kapitaal in de belichaamde vorm houdt in dat er een proces van

'embodiment' nodig is. Er is tijd nodig om het in je op te nemen en toe te eigenen.

Deze vorm bestaat uit de 'long-lasting dispositions of the mind and body' (Bourdieu, 1986: pg 243). Het zijn alle culturele competenties, voorkeuren en kennis die in ons vastgelegd zijn. Dit gaat echter niet enkel om voorkeuren of kennis betreffende cultuur in de enge zin. Voorkeuren qua eten, kleding en manieren van praten zijn ook allemaal onderdeel van het cultureel kapitaal in de belichaamde zin. Relevant met betrekking tot dit onderzoek is dat voorkeuren en kennis over klassieke muziek ook deel zijn van het belichaamde cultureel kapitaal. Hiervoor is het ook van belang dat er tijd en moeite wordt gestopt in het verkrijgen van deze smaak.

2.3 Sociale invloeden op smaak

Bij smaak zijn vele aspecten belangrijk en zoals aangegeven is sociale klasse er één van. De invloed van sociale klasse werkt voornamelijk door twee belangrijke

fenomenen. Volgens Bourdieu is enerzijds de opvoeding van de ouders van primair belang en anderzijds is ook opleiding van een individu een belangrijk aspect in het vormen van de smaak van diegene.

Het culturele kapitaal van een ouders heeft een grote invloed op de latere sociale positie en het cultureel kapitaal van een individu zelf. Wanneer iemand ouders heeft uit een hoge sociale klasse hebben deze ouders vaak grotere hoeveelheden aan economisch en cultureel kapitaal. Deze ouders hebben de mogelijkheid om kinderen financieel en cultureel te ondersteunen (Bourdieu, 1984: pg 116). Deze financiële steun kan men opvatten als de mogelijkheid om kinderen naar betere scholen te sturen, bijlessen voor hun kinderen te betalen, sport betalen of een muziekinstrument voor hen te kopen. Op deze manier kunnen zij ervoor zorgen dat anderen hun

kinderen goed kunnen onderwijzen en nuttige culturele competenties mee kunnen geven. Deze kinderen hebben het voordeel dat de ouders waarschijnlijk zelf over veel cultureel kapitaal beschikken. Zij kunnen vanaf jonge leeftijd op deze manier al in contact komen met en veel leren over cultuurvormen die samen hangen met een bepaalde sociale klasse. Zij kunnen de kinderen dit zelf bijleren en anders, zoals eerder al vermeld, door lessen van anderen. Mensen uit hogere sociale klassen kunnen veel beter investeren in hun kinderen dan ouders uit lagere sociale klassen (Bourdieu, 1984: pg 116). Ook kan opvoeding een sterke invloed hebben op

voorkeuren qua muziek. Door veel muziek op te hebben staan kunnen zij mogelijk de 9

(11)

smaak beïnvloeden. Bourdieu benadrukt echter ook dat een kind bij wie in het gezin niet alleen muziek op staat, maar waar de ouders ook zelf muziek maken het kind vaak een voorsprong geeft op het gebied van culturele competenties betreffende muziek (Bourdieu, 1984: pg 67-68). Deze invloed is het grootste indien de ouder het kind ook probeert te motiveren om een instrument te spelen. Maar een dergelijke opvoeding gaat vaak gepaard met meer ervaring en uitgebreidere kennis over de instrumenten die gebruikt worden en muziekstijlen die gespeeld worden. De algemene culturele competentie op het gebied van muziek wordt hier dus door verhoogd. Ook wanneer het niet cultuur in de nauwe zin betreft, is de invloed van de ouders groot. Zo zijn voorkeuren wat betreft eten ook sterk afhankelijk van wat de ouders qua eten maken.

De accumulatie van cultureel kapitaal begint al tijdens de socialisatie van een kind (Bourdieu, 1986: pg 245). Om deze reden hangt sociale achtergrond van de ouders ook sterk samen met hoeveelheid en vorm van het cultureel kapitaal van een kind: in hoeverre de ouders en in mindere mate, opa's, oma's, zussen, broers en dergelijke, kennis over cultuur of culturele voorkeuren kunnen mee geven. Er worden al grote stappen gezet zelfs voordat een kind voor het eerst naar school gaat. Een kind die tegen die tijd relatief veel cultureel kapitaal heeft opgebouwd, heeft vervolgens een voordeel wanneer diegene met school begint. De hoeveelheid cultureel kapitaal van een kind heeft sterke invloeden op de capaciteiten van een kind in het onderwijs. Door kinderen van jongs af aan bekend te maken met vormen van hogere cultuur worden zij op jonge leeftijd al gesocialiseerd. Ook in het geval van scholing is verdere bekendheid met cultuur via kunsteducatie of literatuur belangrijk voor verdere

kunstparticipatie en kennis (Ganzeboom & Nagel, 2002).

Zoals duidelijk wordt uit voorgaande zijn er veel aspecten geïdentificeerd die als belangrijk worden gezien in het smaakproces, zoals educatie, ouders en andere

sociale kringen. Betreffende het proces is weinig beschreven.Dat is een van de

motieven voor dit onderwerp. Er zijn enkele artikelen waar dit proces in wordt besproken of waarin enkele belangrijke sociale aspecten worden benoemd.

Een onderzoek waar het proces in wordt behandeld is dat van Atkinson (2011). In dit artikel schrijft hij over het proces van smaakvorming. Echter identificeert hij hier een enigszins gelimiteerd aantal aan aspecten die van belang zijn bij het vormen van

(12)

smaak. Volgens Atkinson vindt een belangrijk gedeelte van de oorsprong van smaak zich in de kindertijd. Hier is het tot zich nemen van cultureel kapitaal in de jongere jaren van groot belang (Atkinson, 2011: pg 175). Hij bestudeert in dit onderzoek verschillende muziekvormen, waaronder klassieke muziek, om beter te begrijpen hoe smaak zich ontwikkelt. Atkinson benadrukt dat het bespelen van een instrument een zeer grote invloed kan hebben op smaak en dan voornamelijk wat hij een 'noble

instrument ' noemt. Het hebben van een muzikale ouder is ook een groot voordeel

voor het leren van klassieke muziek (Atkinson, 2011: pg 176). Door veel motivatie, hulp en kennis over klassieke muziek kunnen deze ouders helpen de smaak van hun kind hierin te ontwikkelen (Atkinson, 2011: pg 176). In veel gevallen is de muziek die men in de kindertijd luisterde van groot belang of zoals Atkinson het noemt: 'that

which suffused their lifeworlds as children' (Atkinson, 2011: pg 176). Hier lijkt

nostalgie dus een belangrijke rol bij te spelen (Atkinson, 2011: pg 177). Waar

kinderen op jonge leeftijd mee in aanraking zijn gekomen blijft schijnbaar terug keren in het latere leven. In dit onderzoek wordt voornamelijk gekeken naar ouders en het spelen van een instrument. De focus in dit artikel wordt dus gelegd op de oorsprong van smaak in tegenstelling tot een proces in zijn geheel. De oorsprong van smaak kan ook op een later moment plaatsvinden en op een manier die niet gerelateerd is aan ouders of een instrument.

Een andere socioloog die onderzoek heeft gedaan naar smaak en in beperkte mate ook naar het proces van smaakvorming is Marcel Van den Haak. In het boek

’Disputing about Taste’ maakt Van den Haak (2014) een verschil tussen meerdere vormen van socialisatie. Primaire socialisatie verloopt via de ouders van een kind en houdt in dat een bepaalde cultuurvorm als het ware 'met de paplepel wordt

ingegoten' (Van den Haak, 2014: pg 201). Hier kan smaak over worden gegeven op meerdere manieren. Het is enerzijds mogelijk dat de ouders bewust en actief

proberen smaak over te brengen op kinderen. Denk hierbij aan het proberen te motiveren en stimuleren van kinderen om naar een klassieke muziek voorstelling te gaan. Anderzijds is het echter ook mogelijk dat ouders hun kinderen onbewust

smaak meegeven. Het is dus niet nodig dat een ouder zelf een kind vaak mee neemt naar een klassiek concert, een muziekinstrument introduceren of op andere wijzen actief een kind probeert te beïnvloeden, het is ook mogelijk dat een kind door de

(13)

muziek die op staat in een huishouden beïnvloed wordt (Van den Haak, 2014: pg 201-203).

Van den Haak heeft ook oog voor wat hij de secundaire socialisatie noemt (Van den Haak, 2014: pg 204-205). Deze secundaire socialisatie bestaat uit scholing en

mogelijk stimulerende docenten op deze scholen, vrienden, collega's en partners. Zo laat hij zien dat in zijn onderzoek bepaalde mensen in aanraking komen met nieuwe cultuurvormen via school (Van den Haak, 2014: pg 206). Dit kan door muzieklessen, uitjes of bepaalde docenten die een positieve stimulans konden overbrengen. Er zijn ook andere aspecten die belangrijk kunnen zijn voor de vorming van smaak.

Vrienden kunnen een belangrijke invloed zijn (Van den Haak, 2014: pg 207). Zij kunnen ervoor zorgen dat men in aanraking komt met een nieuwe cultuurvorm. Ditzelfde geldt ook voor collega's en voornamelijk partners of voormalig partners (Van den Haak, 2014: pg 207). Deze kunnen een grote invloed uitoefenen op de smaak van een individu.

Een van de weinige artikelen waarin het smaakvormingsproces wordt onderzocht is deze van Vermeulen en Van den Haak (2012). Zij bespreken hier hoe mensen moderne klassieke muziek hebben leren luisteren. In dit artikel wordt duidelijk dat een van de belangrijkste aspecten van het leren van deze muzieksmaak het moeite willen doen is (Van den Haak & Vermeulen, 2012: pg 283). Hier worden ook enkele manieren aangegeven waarop zij in aanraking zijn gekomen met deze cultuurvorm. Sommigen via werk of collega's en anderen via vrienden of de partner. Wat duidelijk is, is dat het voor allen veel werk en veel luisteren kostte voordat ze deze

muziekvorm pas eigen konden maken/maakten en konden waarderen (Van den Haak & Vermeulen, 2012: pg 284).

(14)

3. Methode

3.1 Onderzoeksgroep

Om tot een tevreden stellende conclusie te komen is het zeer van belang om de methodologie van het onderzoek goed te hebben uitgedacht en uitgevoerd.

Belangrijke aspecten hierbij zijn de methode van onderzoek doen zelf, type vragen die gesteld worden, analysemethoden en waar hier mee begonnen wordt, de onderzoekgroep.

Dit onderzoek, met als doel om processen van smaakvorming te onderzoeken, behoeft daarbij passende respondenten. De processen die in dit onderzoek behandeld worden zijn de processen van respondenten over hoe zij klassieke

muziek zijn gaan waarderen. Dit omdat klassieke muziek vaak bestempeld wordt als een lastige cultuurvorm die geleerd dient te worden. De keuze voor klassieke muziek als cultuurvorm, waar een proces om het te kunnen waarderen voor nodig is, heeft vanzelfsprekend luisteraars van klassieke muziek nodig. Zonder luisteraars van deze muziekvorm is het niet mogelijk om te onderzoeken hoe men klassieke muziek is gaan appreciëren. Het hoeft niet de primaire muzikale voorkeur van de respondenten te zijn, het voldoet indien zij op regelmatige basis klassieke muziek luisteren en vooral ook aangeven het te waarderen.

Binnen de onderzoeksgroep is er voor gekozen om een tweedeling te maken. Deze tweedeling bestaat uit enerzijds respondenten die met een instrument klassieke muziek spelen of dit eerder in hun leven hebben gedaan en anderzijds de

respondenten die nooit klassieke muziek hebben gespeeld. De keuze hiervoor is omdat er vanuit gegaan kan worden dat het bespelen of bespeeld hebben van een instrument een grote invloed kan hebben gehad op het proces van smaakvorming en mogelijk ook in grote mate het proces hebben beïnvloed. Dat komt mogelijk doordat deze groep door het spelen de muzieksoort heeft kunnen leren waarderen. Het is waarschijnlijk dat mensen door veel te spelen een bepaalde affiniteit met de

muzieksoort krijgen. Dit is in principe niet problematisch, echter zou het mogelijk een tamelijk eenzijdig verhaal worden indien dit bij alle respondenten dit het geval zou zijn geweest. Naar aller waarschijnlijkheid is het spelen van het instrument bij deze respondenten niet het enige aspect dat van belang is, echter is het mogelijk wel een belangrijke factor. Om deze reden is er gekozen voor deze tweedeling. De tweede

(15)

categorie bestaat logischerwijs daarom uit respondenten die een affiniteit met klassieke muziek hebben maar nooit klassieke muziek gespeeld hebben. Het is niet problematisch indien zij een instrument bespelen, zo lang zij er geen klassieke muziek mee hebben gespeeld.

Door een gebrek aan tijd en mogelijkheden is het nodig geweest om een relatief kleine hoeveelheid aan respondenten te hebben. Om alsnog gegronde uitspraken te kunnen doen over de onderzoeksresultaten heb ik gekozen voor een afgebakende populatie zodat ik hier sterkere conclusies uit kan trekken. Ten eerste is de leeftijd van de respondenten afgebakend. De minimum leeftijd van mijn respondenten is 18 en maximumleeftijd is 30. Om meerdere redenen is voor deze demarcatie gekozen. Enerzijds omdat er maar een klein aantal respondenten is. Indien de leeftijden te ver uit elkaar liggen, is een mogelijke goede spreiding dan erg moeilijk te verkrijgen. Zonder een leeftijdsgroep zouden de leeftijden mogelijk te sterk uiteen lopen om iets concreets over de bevindingen te kunnen zeggen. Tevens staan mensen met deze leeftijden dichter bij het deel van het proces dat vermoedelijk voor een groot deel in de jeugd plaats vindt. De jeugd is volgens meerdere onderzoekers een belangrijke tijd in de vorming van smaak. Atkinson (2011) en Bourdieu (1984) leggen in hun werk ook sterk de nadruk op de invloed van vormgeving van een individu uit de jongere jaren van eens leven. Ook hebben zij in deze periode van hun leven ook al mogelijke invloeden van partners, vrienden en collega's kunnen hebben. Dus enerzijds liggen de mogelijk belangrijkste vormgevende jaren van smaak nog dicht bij of bevinden zij zich er zelfs nog in. Anderzijds zijn er ook ander potentieel invloedrijke aspecten op smaakvorming in deze leeftijdscategorie. Het is geen probleem dat zij het proces niet al zouden hebben doorlopen. Het lijkt mij onwaarschijnlijk dat de vorming van smaak ooit stopt. Zoals eerder aangegeven zijn vrienden, partners en collega's altijd

mogelijke bronnen van nieuwe smaak of begrip. Op elke leeftijd is er nog een gelegenheid om nieuwe bronnen van smaak te krijgen. De smaak van een individu kan altijd nog veranderen. Binnen de deelnemersgroep heb ik naast spreiding in leeftijd ook enige spreiding in geslacht gepoogd aan te brengen. Verschillen in

muzikale voorkeuren tussen mannen en vrouwen zijn er echter maar weinig (Van den Haak, 2014), dus is dit van secundair belang voor mij. Ik heb gekozen voor

respondenten met een hogere opleiding. Dit is omdat klassieke muziek ook door

(16)

Bourdieu (1984) genoemd wordt als een vorm van hoge cultuur, iets dat dus vaak gelinkt wordt aan mensen met een hogere opleiding.

De manier van respondenten werven is gedaan door een oproep op sociale media te plaatsen, met de vraag of iemand in sociale kringen een luisteraar van klassieke muziek is. Voornamelijk zijn de respondenten voor de rest via een snowball sampling (Bryman, 2012) gevonden. Een enkele respondent behoorde uiteindelijk ook tot mijn eigen sociale kringen, maar dat heb ik minimaal proberen te houden.

3.2 Onderzoeksmethode

In dit onderzoek is gekozen voor een kwalitatief ingestelde onderzoeksmethode. Er is gebruik gemaakt van een elftal semigestructureerd interviews. Met deze

semigestructureerde interviews poog ik een life history interview te houden. Specifiek is het een reflexive and life story. Dit type interview wordt gekenmerkt door de

respondent vragen te spellen over diens verleden (Bryman, 2012). Hier wordt onderzoek gedaan naar ‘the inner experience of individuals, how they interpret,

understand, and define the world around them’ (Faraday & Plummer, 1979: pg 776).

Dit type pas ik toe op een specifieke casus, waardering voor klassieke muziek en het proces waarmee zij dit hebben verkregen.

Een semigestructureerd interview wordt gekenmerkt door de open structuur van het interview. Van tevoren worden er maar enkele vragen of onderwerpen geformuleerd (Bryman, 2012: pg 212). Dit is de basis waar vanuit gewerkt wordt. Voor de rest dient de interviewer in te gaan op de antwoorden van de respondent. Dit type interview is goed bruikbaar bij onderzoek van inductieve aard. Gestructureerde interviews hebben het nadeel dat alle vragen van tevoren zijn verzonnen en er geen ruimte is om verder door te vragen op interessante onderwerpen. Wanneer er over een onderwerp weinig bekend is, zoals in dit onderzoek het geval is, heeft niet kunnen doorvragen duidelijke nadelen. Het onvermogen door te vragen zorgt ervoor dat alle vragen die tijdens een interview pas op komen, niet gesteld kunnen worden. De semigestructureerd interviews zorgen ervoor dat alle onderwerpen die belangrijk lijken te zijn, de revue kunnen passeren door tijdens het interview te kunnen

doorvragen. De enkele onderwerpen die op de topic lijst staan hebben als voordeel dat enkele belangrijke punten niet vergeten worden te vragen tijdens het interview. Op deze manier is het beter mogelijk een inductief onderzoek te houden en kan rijke

(17)

data verzameld worden. Deze interviews zijn door het open karakter vaak van een langere aard. Om deze reden is een kleine hoeveelheid aan respondenten geen groot probleem.

3.3 Vragenlijst

Zoals gezegd heeft een semigestructureerd interview als eigenschap dat er gebruik wordt gemaakt van enkele onderwerpen of vragen. Van tevoren worden enkele belangrijke onderwerpen of vragen verwerkt in een topic lijst. In mijn onderzoek heb ik gebruik gemaakt van een dergelijke vragenlijst. In mijn vragenlijst heb ik ervoor gekozen om in eerste instantie te vragen naar ‘facesheet information’ (Bryman, 2012: 473). Dit zijn vragen die helpen bij het contextualiseren van de antwoorden van een respondent. Vragen over ‘facesheet information’ kunnen gaan over opleiding en het gezin van herkomst. Het gezin van herkomst heb ik echter, om redenen die nog volgen, aan het einde van het interview geplaatst.

Het tweede gedeelte van deze vragenlijst bestaat uit vragen over culturele voorkeuren van de respondent. Hier zal ik van start gaan met een vraag over

muzikale voorkeuren van de respondent in bredere zin. Vervolgens spits ik dit toe op klassieke muziek en ga ik hier dieper op in. Enkele belangrijke onderdelen voor mij zijn hier ook frequentie van luisteren naar klassieke muziek en frequentie van het bijwonen van klassieke muziek concerten. Deze vragen stel ik om meer informatie over de klassieke voorkeuren van de respondent te krijgen. Zonder te weten wat voor voorkeuren diegene heeft is het ook niet mogelijk om veranderingen in voorkeuren op te merken.

In het volgende gedeelte stel ik vragen over het verleden van de respondent. Beginnend met de vraag over hoe ze voor het eerst in aanraking gekomen zijn met klassieke muziek poog ik alle belangrijke gebeurtenissen te doorlopen. Hier ben ik benieuwd naar alles dat met klassieke muziek in de jeugd te maken heeft gehad en ook naar de veranderingen die plaats hebben gevonden. Ik ben hier ook benieuwd naar wanneer een persoon bijvoorbeeld klassiek begon te waarderen, begrijpen en ook zelf begon op te zetten. Zo probeer ik zo veel mogelijk vragen te stellen over het proces.

Tot slot stel ik ook vragen over de sociale achtergrond van de respondent. Hier ben ik voornamelijk benieuwd naar ouders en in mindere mate overige gezins- en

(18)

familieleden. Bij de ouders ben ik geïnteresseerd in beroep, opleidingsniveau, muzikale voorkeuren en voorkeuren qua andere cultuurvormen. Hier komen dus de mogelijke invloeden van de ouders naar voren, indien deze nog niet al naar voren zijn gekomen. Deze vragen stel ik echter pas aan het einde van het interview omdat ik de respondent niet direct in een mindset wil plaatsen en de nadruk sterk wil leggen op de ouders. Ik wil in eerste instantie dat de respondent zelf aan geeft wat diegene belangrijk vindt en vervolgens stel ik pas vragen over aspecten die ik zelf belangrijk acht. De kans is echter groot dat dit onderwerp al eerder in het interview aan bod komt.

3.4 Analysemethoden

Voor mijn analyse zal ik gebruik maken van een kwalitatieve content analyse. Deze variant, ook wel de 'conventional content analysis' genoemd, is gericht op het beschrijven van een fenomeen (Hsieh & Shannon, 2005). Dit fenomeen is in mijn onderzoek dus klassieke muziek en het proces van het leren begrijpen en waarderen van deze muziekvorm. Deze manier van analyseren wordt vaak gebruikt bij

onderzoeken waar weinig literatuur bestaat over een bepaalt fenomeen en sluit derhalve goed aan bij de inductieve aard van het onderzoek. De bedoeling van een

conventional content analysis is om van tevoren geen categorieën aan te maken.

Eerst dient men de teksten of transcripten grondig door te lezen, mogelijk belangrijke stukken te onderstrepen of te selecteren en veel memo’s te schrijven. Dit heeft tot reden dat men goed bekend raakt met de te lezen teksten of transcripten. Hier vanuit is wordt de eerste ronde aan codes aangemaakt. Deze eerste codes komen vrij direct uit de tekst naar voren en in dit stadium dient men dus dicht bij de tekst te blijven. Deze codes dienen later samen gevoegd te worden in clusters of categorieën (Hsieh & Shannon, 2005).

Het voordeel van deze manier van analyseren is dat het goed werkt bij inductieve onderzoeken. Het is een voordeel om zonder van te voren bedachte categorieën te werken omdat ik van tevoren nog niet kan weten wat er allemaal van belang zou kunnen zijn. Dit en de goede combinatie met semigestructureerd interviews is de aanleiding geweest om hiervoor te kiezen. Het analyseren is gedaan in de nieuwste versie van Atlas.ti. De reden is dat Atlas.ti ervoor kan zorgen dat ik systematisch en overzichtelijk kan werken.

(19)

4. Analyse

Voor de analyse zijn er enkele belangrijke aspecten die behandeld dienen te worden. Ten eerste zijn er natuurlijk de respondenten die een introductie behoeven. Ik zal hier kort uitleggen wie het zijn om enige bekendheid met de namen te creëren.

Vervolgens wil ik kort stil staan bij belangrijke aspecten die van belang kunnen zijn voor smaakverandering. In het theoretische kader zijn enkele belangrijke aspecten betreffende smaakvorming al genoemd. Dit zijn onder andere scholing, vrienden en collega's. Aangezien dit ook belangrijke delen van het proces zijn zullen deze hier ook besproken worden in hoeverre deze verschillen van eerdere bevindingen en of deze mogelijk uitgebreid kunnen worden. Tot slot behandel ik dan de processen van smaakvorming en maak ik een typologie van verschillende vormen van processen.

4.1 Introductie van respondenten

De data voor dit onderzoek is zoals eerder vermeld afkomstig van een elftal aan respondenten die ondervraagd zijn naar hun processen betreffende klassieke

muziek. De respondenten die ik geïnterviewd heb zijn overzichtelijk gemaakt in tabel 1.

Tabel 1.

Kenmerken respondenten.

Naam Instrument Leeftijd Geslacht

Helena Ja 23 Vrouw

Irene Ja 22 Vrouw

Willemijn Ja 22 Vrouw

Joseph Nee 22 Man

Robert Nee 25 Man

Johannes Nee 29 Man

Laurien Ja 21 Vrouw

Nicole Ja 22 Vrouw

Sandra Ja 21 Vrouw

Eline Ja 22 Vrouw

Meike Nee 28 Vrouw

(20)

4.2 Belangrijke aspecten

Wanneer gekeken wordt naar de ontwikkeling van smaak is er een groot scala aan mogelijke factoren die van invloed kunnen zijn. Om de processen goed te kunnen beschrijven, is het handig om eerst de belangrijke aspecten ervan, zoals in dit onderzoek gevonden, weer te geven.

Ouders

Een van de belangrijkste aspecten voor de smaak van een respondent zijn de ouders. Ouders kunnen op meerdere manieren een invloed hebben. Zo zijn Irene, Helena en Sandra opgegroeid in een gezin met erg veel klassieke muziek en waar er erg sterk gemotiveerd werd om een instrument te gaan spelen. Zij geven alle drie aan dat er erg sterk op werd aangestuurd om een instrument te spelen. Alle drie speelden ze vanaf een jonge leeftijd dan ook een instrument. Voor hen was klassieke muziek ook iets heel gewoons. Bij Sandra 'was er altijd klassieke muziek', voor Irene is het muziek waar zij 'heel erg mee [is] opgegroeid' en bij Helena 'was het gewoon

altijd thuis'. Zowel Helena als Irene ‘s moeder geven les in klassieke muziek en zij

doen dat allebei thuis. Zij groeiden allebei dus ook op in een omgeving waar veel klassieke muziek was en alle drie de respondenten werden dus sterk gemotiveerd om een instrument te spelen vanaf een jonge leeftijd. Zoals Helena het zegt, 'het is

met de paplepel ingegoten'. Enkele andere respondenten kwamen ook al vroeg thuis

in meer of mindere mate in aanraking met klassieke muziek. Zo stond bij Nicole altijd klassieke muziek op in het huishouden. Haar ondertussen gescheiden ouders

luisteren allebei klassieke muziek: haar vader elke dag en haar moeder meerdere keren per week. Ook bij Willemijn stond in haar jeugd regelmatig klassieke muziek op. Haar moeder had meerdere keren per week klassiek op staan en voornamelijk haar oma was ook een grote fan van klassieke muziek. Beide respondenten geven aan dat klassieke muziek alom aanwezig was in het huishouden. Zij werden echter in veel mindere mate gemotiveerd om ook bijvoorbeeld een instrument te bespelen. Echter geven zij wel allemaal aan dat er wel muziek op stond. Er zijn ook enkele klassieke muziek luisteraars bij wie de muziek niet even vaak op stond. In het geval van Jospeh en Johannes werd er met enige regelmaat klassieke muziek in het huis opgezet. Johannes werd ook eens per jaar mee genomen naar klassieke muziek. Echter vond hij de klassieke voorkeuren van zijn ouders erg vervelend. Tot op de dag van vandaag houdt hij nog steeds niet van de klassieke voorkeuren van zijn ouders.

(21)

Hier is dus de rol van zijn ouders niet direct bevorderlijk. Op een jonge leeftijd raakte hij dus al in contact met klassieke muziek, echter is hij deze nooit gaan waarderen. In het geval van Joseph stond er met enige regelmaat op zondag klassieke muziek op. Het werd echter niet met grote regelmaat afgespeeld. De enige actieve stimulans die hij kreeg was door met kerst naar de kerk te gaan. Sommigen groeiden op zonder klassieke muziek in de jongere jaren. Bij hen hebben de ouders geen bevorderlijke rol gespeeld in de ontwikkeling van waardering betreffende klassieke muziek. In het geval van Laurien was er in de periode voordat zij begon met in een orkest te spelen nooit klassieke muziek in haar huishouden aanwezig geweest. Ook bij Eline thuis werd er in haar jeugd weinig tot geen klassieke muziek geluisterd. Haar ouders pakten allebei hun voorkeur voor klassieke muziek, die er in zekere mate ooit was geweest, weer op toen zij piano begon te spelen. Ook in het geval van Robert was er nooit klassieke muziek in het huishouden. Verder gaf Meike aan dat bij haar thuis nooit klassieke muziek op stond. Haar moeder had er enige kennis van, maar zij zette het nooit op. Opvallend is dat zowel Robert als bij Meike er sterk de nadruk legden op de creativiteit van hen ouders. De ouders van Meike waren allebei 'super

creatief'. Haar vader had vele banen waar creativiteit van belang was. Zo is hij meest

recentelijk werkzaam als theatertechnicus en decorbouwer. In het geval van Robert is zijn vader een kunstenaar en zijn moeder is 'super high culture' en gaat wekelijks naar musea, galerijen en andere exposities.

Bourdieu (1984 & 1986), Atkinson (2011) en Vermeulen et al. (2014) noemen ook de grote invloed die ouders kunnen hebben op het cultureel kapitaal van een kind. Door bewust de kinderen bij te leren en te stimuleren (Vermeulen, 2014) kan een kind sterk beïnvloed worden. Dit is duidelijk ook terug te zien in de gevallen van Sandra, Irene en Helena. Zij groeiden op in een gezin waar erg veel aandacht is voor muziek en waar er ook in de meeste gevallen sprake was van een 'muzikale ouder'

(Atkinson, 2011: pg 176). Deze vorm van bewuste overdracht van cultureel kapitaal is volgens hen van groot belang geweest. Echter is niet in alle gevallen deze

overdracht bewust geweest. Het is ook mogelijk dat kinderen door blootstelling aan klassieke muziek beïnvloed worden (Vermeulen, 2014). Dit is het geval bij Nicole, Willemijn en Joseph. Zij werden mogelijk eens in de zo veel tijd mee genomen naar een concert, maar zij gaven alle drie aan dat hun ouders nooit geprobeerd hebben om te stimuleren of motiveren om klassieke muziek te gaan luisteren of een

(22)

instrument op te pakken: 'et was er gewoon'. Ook kan het effect van de ouders een negatieve invloed hebben in het waarderen van klassieke muziek. Zo geeft Johannes aan dat zijn ouders met enige regelmaat klassieke muziek op hadden staan en dat hij ook regelmatig is mee genomen naar een concert toe. Maar dit had juist een

averechts effect. De invloed van zijn ouders bracht een negatieve connotatie bij klassieke muziek. De voorkeuren van zijn ouders zijn volgens hem nog steeds

'slecht'.

Opleiding

Opleiding is voor velen in dit onderzoek van minder groot belang bij het leren appreciëren van klassieke muziek. Robert noemde als enige het belang van zijn school bij het bijdragen aan het waarderen van klassieke muziek. Zijn ouders kozen een school voor hem die bekend stond als een erg op kunsten ingestelde school. Deze school is in zijn geval van groot belang geweest bij het waarderen van klassieke muziek.

'Maar ik zat dus op een vrije school en dat is best wel een blanke elitaire school en daar speelde bijna iedereen ook een muziek instrument. Ik zelf heb dat niet gedaan […]. Op die vrije school, daar werd er wel heel veel aandacht aan besteed, creatieve uitingen over het algemeen. In de advent periode [...]. Dan hadden wij altijd vlak voor dat de lessen begonnen, hadden ze de hele school donker en dan zaten wij allemaal in de grote zaal. Daar werd dan elke dag een half uur klassiek gespeeld... Dat was dan ook met alleen maar kaarsen en dat was dus voordat je naar les ging. Maar daar gingen massaal mensen naar toe. Daar kwamen ook echt wel goeie muzikanten en ik was dan wel heel jong en dat had dan wel wat sacraals ofzo. Dan dacht ik van ja, dit is wel iets ofzo. Ik deed er toen helemaal niks mee ofzo. Maar ik vond het wel altijd iets bijzonders en ik vind het nu nog steeds iets bijzonders dat ik zoiets mee heb mogen maken.'

Zijn school speelde dus een wezenlijke rol in zijn vorming van smaak omtrent klassieke muziek. Naast de jaarlijkse klassieke muziek in de advent periode was er ook een koor op school en kreeg hij les in klassieke muziek. Zijn persoonlijke interesse voor klassieke muziek kwam volgens hem later in zijn levensloop, echter speelde school wel een grote rol. Geen enkele andere respondent gaf aan beïnvloed

(23)

te zijn geweest door de school die zij attendeerden. Echter lijkt het dus dat scholen waar een dergelijke muzieksoort wordt gestimuleerd de respondent het effect lijkt te merken. Ook in het geval van Sandra was er les in klassieke muziek, echter werd er bij haar verder weinig gestimuleerd.

Collega's

Beïnvloeding van een respondent door diens collega's is in dit onderzoek niet ter sprake geweest. Geen van de respondenten gaf aan ooit hierdoor beïnvloed te zijn door een collega. Dit is hoogstwaarschijnlijk door het hoge gehalte aan studenten in mijn onderzoeksgroep. In veel gevallen zullen deze nog geen vaste baan hebben gehad. Echter onder de werkende respondenten was dit ook niet terug gevonden.

Vrienden

Ook vrienden kunnen een invloed hebben in het proces van klassieke muziek. Joseph gaf aan op latere leeftijd pas zelf klassieke muziek te gaan luisteren. Iets dat bij hem in het proces van belang is geweest is een van zijn beste vrienden. Deze vriend is een groot fan van klassieke muziek en heeft hier een zeer uitgebreide kennis van. Joseph gaf aan dat zijn verstand van klassieke muziek enigszins beperkt was. Zijn vriend maakt hem wegwijs in de klassieke muziek. Bij zoeken naar nieuwe stukken wendt Joseph zich altijd tot hem. Ook heeft zijn vriend enkele maanden bij hem gewoond en zette hij met grote regelmaat klassieke muziek op.

'Stel hij [de vriend] zou hier wonen, dan zet hij veel klassiek op. Dat was in die paar maanden ook wel zo. Dan kan ik daar van genieten en ben ik ook wel benieuwd waar dat van is. Zo leer je dat ook kennen via die begeleiding.'

Een vriend kan dus een begeleidende rol hebben in de vorming van de smaak in klassieke muziek. Onder begeleiding van deze vriend kwam hij extra in aanraking met klassieke muziek en werd zijn muzikale kennis groter en breder. Ook bij

Johannes was een vriend van groot belang. In een eerder stadium was hij al eerder positief in aanraking gekomen met klassieke muziek.

'Toen was ik op een gegeven moment een jaar of 22 en toen was er een vriend bij mij thuis en toen had hij Simeon ten Holt meegenomen. Canto Ostinato. [...] Toen zei hij van, zal ik dit stuk op zetten het is heel erg goed. Toen had ik eerst zoiets van, nah heb ik helemaal geen zin in met die

(24)

moderne klassieke muziek. Toen zette hij het op en dacht ik zo van… Het is een stuk dat bestaat uit een aantal delen. [...]. Het stuk is achter elkaar gespeeld en werkt helemaal naar een climax toe. […] Je kunt dat zo achter elkaar luisteren, het is echt een soort verhaal. Het gaat echt ergens heen en het heeft heel veel dynamiek. Ondanks dat er continue doorgespeeld wordt op de piano. Dat besefte ik me terwijl ik het luisterde en hij zei kan je het nog aan of moet ik het af zetten? De meeste mensen die trekken het niet allemaal als ze het voor het eerst horen zonder ervaring met klassieke muziek. Ik zei nee man, ik vind het te vet. Ik begon toen steeds meer ernaar te luisteren. Op een gegeven moment dacht ik, ik koop de box en ga ik naar die hele box luisteren.'

Onder andere door deze vriend en de zeer positief verlopen ervaring met klassieke muziek is hij actief begonnen met klassieke muziek te luisteren.

Partner

Ook een partner kan een grote invloed hebben. Mogelijk door de leeftijdscategorie van de respondenten heb ik echter maar één respondent geïnterviewd bij wie de partner een grote invloed heeft gehad. Dit is het geval bij Meike. Zij heeft

aangegeven dat zij sterk beïnvloed is door haar voormalige partner. Zij had zelf al enige affiniteit met klassieke muziek, al van jongs af aan. Zij was echter maar zeer summier actief met klassieke muziek luisteren en nog in mindere mate met klassieke muziek concerten bezoeken. Dit veranderde echter door haar vriend. Door veelvuldig samen te luisteren naar klassieke muziek heeft zij nog steeds veel meer

belangstelling voor deze cultuurvorm dan dat ze had voordat ze haar voormalig vriend leerde kennen. Zij bezoekt nog regelmatig concerten, ook met haar voormalige partner. Daarnaast heeft zij ook een verbreding van haar smaak gekregen door zijn invloeden.

Invloeden door secundaire socialisatie kunnen volgens Van den Haak (2014) op twee manieren gebeuren. De eerste manier is bewust: door het willen laten horen van een muziekvorm of zoals het in het boek van Van den Haak staat 'je moet dit

horen' (Van den Haak, 2014: pg 208). Dit is bijvoorbeeld het geval bij Johannes,

waar een vriend van hem Simeon ten Holt wilde laten horen, met grote successen voor Johannes. Daarnaast zorgde zijn voormalig vriendin ervoor dat hij veel in

(25)

aanraking kwam met nieuwe vormen van klassieke muziek. Op aanraden van zijn vriendin kwam hij in aanraking met Satie en door samen muziek op te zoeken begonnen zij Beethoven te luisteren. Ook kan dit op een onbewuste manier, door

'sheer exposure' (Van den Haak, 2014: pg 208). Sheer exposure betekent in feite

louter blootstelling. Dit is terug te vinden bij Joseph. Toen een vriend enige tijd bij hem bleef wonen kwam hij veel in aanraking met klassieke muziek. Deze

muziekvorm was vaak aanwezig in zijn huishouden en op deze wijze kwam hij door blootstelling in aanraking met klassieke muziek. Echter zou ik hier een toevoeging willen maken over een andere bewuste manier van smaakoverdracht. Zo is het namelijk ook mogelijk dat een partner, collega of in dit geval een vriend invloed kan hebben door de rol van een mentor te vervullen. In het geval van Jospeh is dit het beste zichtbaar. Door de begeleiding van zijn vriend leert hij meer stukken kennen en leert hij veel over klassieke muziek.

Instrument en Orkest

Een erg belangrijke invloed op het leren waarderen van klassieke muziek is het spelen van een instrument. Een instrument kan op meerdere manieren een invloed hebben. Een van de belangrijke aspecten hiervan is het zelf spelen van een

instrument en daardoor spelenderwijs begrip en waardering omtrent klassieke muziek te verkrijgen. Alle respondenten die aangaven een instrument te spelen, rapporteerden dat ze het idee hebben dat zij waardering voor klassieke muziek (mede) kregen dankzij het spelen van een instrument. Met uitzondering van Nicole zijn alle respondenten zelf pas klassieke muziek gaan luisteren en meer gaan waarderen nadat zij een instrument zijn gaan spelen. Nicole is de enige die al van klassieke muziek hield, en daarom een instrument is gaan bespelen. Ook is zij de enige die na tienjarige leeftijd (vijftien) begon met het bespelen van een instrument. In de overige gevallen gaven de respondenten aan dat zij voor het bespelen van het instrument nog geen klassieke muziek luisterden. In het geval van Eline gaf klassieke muziek een 'onverklaarbare vorm van rust'. Voor anderen is het naast plezierig om te doen ook een vorm van gezelschap/recreatie. Zo speelt Sandra regelmatig met haar zus en nichtje samen, en speelde Helena als klein meisje stukken met haar vrienden of oefende voor de recreatieve doeleinden ook samen met haar moeder. Wat echter het meeste benoemd wordt bij verklaringen voor smaak wanneer het gaat over het spelen van een instrument, is het orkest. Dit is van belang aangezien respondenten

(26)

hier veelvuldig in aanraking komen met muziek. Muziekstukken die gespeeld worden, dienen thuis ook veel geluisterd te worden. Ook hier is appreciatie door spelen

belangrijk. Het sociale aspect van een orkest is echter ook belangrijk. Zo kunnen sociale contacten uit orkesten ook een invloed hebben op de smaakvorming. Mede orkestleden kunnen een invloed hebben door een voorkeur voor klassieke muziek te hebben. Helena gaf hierbij aan dat, klassieke muziek beluisterd werd door de leden Dat hoorde erbij, dat was de conventie zoals ook blijkt uit de onderstaande quote.

'Dat deed je, dat doet men daar. Dan heeft men cd's liggen thuis en dat werd dan wel eens opgezet. Dat hoort erbij.'

Media

Een laatste aspect dat van belang kan zijn is een toevoeging op de in eerder literatuur al geïdentificeerde aspecten die van belang geacht worden. Zo leggen zowel Robert als Johannes sterk de nadruk op de belangrijke rol van een vorm van populaire media voor hun proces van smaakvorming omtrent klassieke muziek. In het geval van Robert gaat het om een computerspel en filmmuziek.

' Ik denk dat ik al in Final Fantasy 7, dat is een computerspel, dat dat wel een grote rol daarin heeft gespeeld. Ik denk dat ik daar een soort van... Ook film muziek zoals Philip Glass ofzo. Het is nu niet zo dat ik het super vaak op zet ofzo. Maar ik denk dat het met die dingen wel pop culture zeg maar een soort van trigger was.'

Hier zijn volgens Robert dus de populaire media een belangrijke invloed geweest op zijn verdere affiniteit met klassieke muziek. Ook Laurien geeft aan te houden van wat zij noemt 'klassieke reclame muziek'. Verder is Johannes sterk beïnvloed door een film waar veel klassieke muziek in voor kwam.

Toen ik zestien was [...] kwam ik thuis om vier uur s nachts en [...] ik had A Clockwork Orange opgenomen van Stanley Kubrick, mijn broer zat ook op de bank en we gingen die film kijken en ik vond het allemaal best wel. Het is een hele rare film. Er zit heel veel geweld in en een heel futuristische

wereld, een hele andere samenleving. Er zat allemaal klassieke muziek onder en ik vond klassieke muziek altijd maar klote omdat ik in het

concertgebouw kwam door mijn ouders. Ik vond de sfeer heel erg stijf, een 25

(27)

beetje een bekakt volk. [...] Maar toen ik A Clockwork Orange zag, ik zag toen in een keer al dat geweld en [...] er zat klassieke muziek onder. En ik dacht ja dat contrast he, met wat ik eerst kende en wat ik nu zie… Dat is best wel groot. Maar ik vind het eigenlijk wel gaaf. Ik zat gewoon te genieten van een film die ik gaaf vond en de muziek die ik in eerste instantie daar niet zo goed bij vond passen. [...] Dan denk ik ja, het is maar net hoe je het inzet, het is maar hoe je het ervaart. Ik heb het op een bepaalde manier ervaren die ik niet leuk vond. Zeker door de hele bedoening eromheen en de context. Dit is een context die ik in een film, natuurlijk niet in het echt, gaaf vind en klassieke muziek ook gewoon past. Waarbij ik toen mijzelf toe liet naar die muziek te gaan luisteren.

Zo kunnen media en zoals Robert het noemt 'pop culture' ook een aanleiding vormen om meer affiniteit met klassieke muziek te verkrijgen. Films, reclames en ook

videospellen maken gebruik van klassieke muziek en laten mensen ermee in aanraking komen. In feite kan men zeggen dat ook mediaobjecten hier enige vorm van agency hebben. In de moderne wetenschappen wordt er tegenwoordig met steeds grotere regelmaat erkend dat ook levenloze objecten een vorm van agency kunnen hebben (Latour, 2005: pg 70-71). Mediaobjecten hebben hier een duidelijke invloed. Zij kunnen een proces in gang zetten waardoor de kijk op klassieke muziek veranderd.Zij kunnen een verandering in context verzorgen en contact met deze cultuurvorm introduceren. In dit onderzoek is het al duidelijk geworden dat zowel films als videospellen een invloed kan hebben op de waardering voor klassieke muziek. Door het incorporeren van klassieke muziek in media worden mensen niet alleen blootgesteld aan klassieke muziek, maar is het ook mogelijk om klassieke muziek in een andere context te plaatsen.

4.3 Processen

Gebleken is dus dat er meerdere factoren zijn die van belang zijn voor vorming van smaak. Het is echter te simpel om te denken dat slechts een enkele factor van belang is. Daarnaast is een proces vanzelfsprekend meer dan een optelsom van de factoren bij elkaar. Hieronder wordt om deze reden niet gekeken naar enkel factoren maar zoals eerder is aangegeven het proces in geheel. Wat duidelijk is geworden is dat er bij alle respondenten verschillende fasen waren in het proces. Hoewel er ook

(28)

overeenkomsten waren zijn er ook grote verschillen. Hier zal ik verschillende processen bespreken, met elkaar vergelijken en de verschillen aan tonen.

Culturally heavy processes

Zoals aangegeven in het theoretisch kader, stelt Bourdieu dat de invloed van de socialisatie in de jongere jaren van grote invloed is op de uiteindelijke smaak. De naam culturally heavy processes vindt zijn herkomst in de zwaar cultureel beladen jeugd van deze jongeren. De grootste overeenkomst, welke naar mijn idee ook de rest van het proces sterk heeft beïnvloed, is de manier waarop deze respondenten zijn opgegroeid. Sandra, Irene en Helena behoren tot deze categorie. Alle drie zijn ze opgegroeid met ouders die in een orkest zaten, zelf klassieke muziek speelden en in enkele gevallen ook werk hadden in het spelen of les geven in de klassieke muziek. Zij komen uit gezinnen met, op het gebied van klassieke muziek, een zeer sterk cultureel kapitaal. Het bleef hierbij niet enkel tot het bezitten van veel kapitaal, dit kapitaal werd ook op actieve en passieve wijze in grote maten overgebracht op deze respondenten in de beginfase van het proces. Sterke stimulans was er ook voor het leren bespelen van een instrument en de respondenten zaten zeer lange tijd ook bij een orkest. Allen, behalve Helena, doen dit nog steeds. Deze combinatie van

factoren en de intensiteit waarin dit is overgebracht heeft in grote mate vorm gegeven aan het smaakvormingsproces. De rol van ouders is hier het sterkste in de jongere jaren, en de rol van het instrument en orkest blijft aanwezig. De beginfase van de processen bestond voor een belangrijk gedeelte, zoals gezegd, uit de sterke invloed van de ouders. Sandra, Helena en Irene groeiden op in huishoudens waar elke dag activiteiten met betrekking tot klassieke muziek waren. Het stond op, iemand was aan het oefenen, of er werd les gegeven. Op deze wijze was er passieve overdracht van het cultureel kapitaal aanwezig.

Helena: 'Het was gewoon in huis altijd. Mijn moeder is muzikante dus ook en die gaf in huis les. Ik ging dan ook wel eens naar haar concerten dan. Er stond wel eens wat op en er was dus altijd gewoon muziek in huis. Ik ben heel jong begonnen.'

Zo was er ook een actieve stimulans om meer bezig te zijn met klassieke muziek door de kinderen mee te brengen naar concerten en informatie te geven over

klassieke muziek. Op deze wijze werden zij vanaf jonge leeftijd al sterk in het proces

(29)

van smaakvorming door deze factoren beïnvloed. Op deze manier werd het begin van het proces voor een grote mate bepaald door de invloeden van de ouders en in mindere mate ook door het leren spelen van een instrument. Het leren spelen van een instrument werd bij allen zeer aangemoedigd en tegelijk werd er ook geregeld dat zij als kinderen deel konden zijn van een jeugdorkest.

Irene: 'Bij mij thuis was het gewoon van, wat voor instrument wil je gaan spelen in plaats van wil je überhaupt een instrument spelen. Voor mij is het gewoon heel natuurlijk dat iedereen leerde een instrument te spelen'.

Sandra: 'Vroeger bij mij thuis was er altijd klassieke muziek. Dat luister ik nog wel eens als een soort jeugdherrineringsmuziek.' 'Het stond vaak op en mijn moeder weet daar dan wat van en die vertelt en we zijn dus gestimuleerd om ook allemaal een instrument te spelen allemaal zelf'

De rol van het instrument werd echter naar mate de tijd vorderde belangrijker. Gedeeltelijk door het leren spelen van een instrument en op deze manier in contact te komen met nieuwe stukken. Een andere belangrijke manier was ook door

aangesloten te zijn bij een orkest. Hier waren de sociale contacten opgedaan bij het orkest belangrijk.

In het begin was er echter niet direct een zeer positieve blik op klassieke muziek. Op jonge leeftijd stonden zij ondanks het vele contact en spelen van een instrument, neutraal tegenover klassieke muziek. Hier in de jeugd werd echter wel al, als het ware, een basis gelegd qua kennis en bekendheid met de cultuurvorm. De

waardering van klassieke muziek bleef door de jaren heen redelijk gelijk, tot in de leeftijdsperiode van rond de twaalf jaar oud tot richting de zestiende. Hier waren de sociale conventies van vrienden of klasgenoten van grote importantie. Zo gaf Sandra bijvoorbeeld aan dat zij geen klassieke muziek luisterde omdat men in die periode van haar leven 'luistert naar wat cool is' of zoals Helena het zegt, het 'geen conventie

is'. In deze periode was er een tijdelijke afkerende beweging richting deze

muziekvorm gaande. Hier is ook goed te zien hoe smaakvorming, ook op negatieve wijze beïnvloed kan worden door externe invloeden.

In de woorden van de respondenten was er een bepaalde ontwikkeling nodig alvorens zij klassieke muziek zelfstandig gingen beluisteren.

(30)

Irene: ' Het was meer gewoon dat ik het echt niet kon waarderen. Ik denk dat

het gewoon nog niet kon ofzo. Misschien heb je eerst toch een bepaalde ontwikkeling nodig voordat je het ook een beetje meer kan begrijpen ofzo. [...]. Maar soms wordt het heel intens enzo met heel veel slagwerk en alles en dan is het ook heel hard enzo. Het was iets te indringend ofzo. Dat vond ik toen echt heel lastig. Ik kon er niet zo goed mee om gaan ofzo.

Sandra en Irene begonnen na deze ontwikkeling, rond hun zestiende, zelfstandig te luisteren naar klassieke muziek. Hier ontstond voor hen dus een nieuwe fase in het proces. Hier verschilt het proces enigszins van die van Helena. Zij begon na de periode waarin klassieke muziek tegen de conventies was meer waardering voor klassieke muziek te krijgen, echter begon zij toen niet direct te luisteren naar deze muziekstijl. Dat begon bij haar pas bij het overstappen naar het studentenorkest. Hier golden de tegenovergestelde sociale conventies en werd het juist wel verwacht dat men klassieke muziek luisterde.

Wat in dit geval het belangrijkste aspect is, is de zeer sterk culturele beginperiode van het leven. Deze zorgde direct voor een sterke basis en zorgde ervoor dat zij een instrument leerden bespelen en in een orkest kwamen. Dit, samen met de sociale conventies van leeftijdsgenoten beïnvloedt het proces van de respondenten het sterkste.

Selfmotivated players

Een volgende verzameling van processen die een sterke gelijkenis tonen zijn de zogenaamde selfmotivated players. Deze naam komt voort uit de belangrijkste gelijkenissen binnen de processen. Van groot belang is dat zij allen aangeven vanuit eigen motivatie, zonder stimulerende ouders of vrienden, de keuze hebben gemaakt om klassieke muziek te zijn gaan luisteren. Tot deze groep behoren Laurien en Eline. Wat kenmerkend is voor de processen van deze respondenten is dat er zeer weinig sociale invloeden zijn geweest op het proces van smaakvorming. De enige echte invloed die er bij hen is geweest op het leren waarderen van klassieke muziek is het spelen van het instrument geweest.

Voornamelijk de beginfasen van beide processen zijn nagenoeg vergelijkbaar.

Beiden komen uit gezinnen waar geen klassieke muziek aanwezig was. Dus een van de belangrijkste factoren rondom smaakvorming, de ouders, is hier al ontbrekend.

(31)

Ook naast ouders waren er geen, of zeer weinig liefhebbers van klassieke muziek in de omgeving. Enige sociale invloeden waren bij Eline familieleden waar weinig contact mee was, en die naar eigen zeggen geen invloed hebben gehad. De

processen qua smaakvorming betreffende klassieke muziek begonnen voor beiden op redelijk jonge leeftijd, als achtjarige voor Laurien en als negenjarige voor Eline. Het proces van beiden is bijna volledig vorm gegeven door het bespelen van een instrument.

In de beginfase van het proces van smaakvorming was er een neutrale beschouwing van klassieke muziek. Het proces van deze respondenten is zeer beïnvloed door het spelen van het instrument. Klassieke muziek was niet een keuze van deze

respondenten. Het was toevallig zo dat de leraar of lerares in kwestie het speelde en zo zijn zij hiermee in aanraking gekomen. Ook al is de manier waarop gespeeld werd verschillend, het is duidelijk dat dit het belangrijkste was.

Eline: 'Ja, hoe beter je het stuk in je vingers hebt, hoe leuker het wordt. Je hoeft in een keer niet meer na te denken over hoe je het stuk speelt zodat je het kunt voelen. Dan wordt het mooi. Dan gaat het pas leven.'

Door het spelen komt de waardering voor de muziek. Het proces van beiden loopt hier grotendeels door het bespelen van een instrument. Door het herhaaldelijk blijven spelen van de muziek ontstaat er steeds meer waardering. Deze initiële waardering leidt echter niet direct tot genoeg waardering om deze muzieksoort zelf te

beluisteren. Door steeds meer spelen en steeds meer in aanraking te komen met de muziek ontstaat er langzaam aan meer waardering voor de muzieksoort. Net zoals bij de muziekstukken ontstaat de waardering door de cultuurvorm steeds meer, zoals Eline het noemt, door het in de vingers te krijgen.

Ook waarvoor binnen klassieke muziek waardering ontstaat, is afhankelijk geweest van wat er gespeeld werd. De muzikale voorkeuren werden door Eline overgenomen van haar muziek docente. Antwoord gevende op de vraag hoe zij voornamelijk aan haar muzikale voorkeur kwam vertelde zij het volgende:

Eline: 'Ja, want het was primair ook gewoon heel erg mijn piano juf die stukken voor mij aandroeg om te gaan spelen. Zij is een hele grote Debussy fan en daardoor ik ook. Ik heb het via haar leren kennen. Toen ging ik nog even

(32)

kijken want ik wilde meer mensen hebben in deze categorie. Toen vond ik Ravel en vond ik Satie. Toen ben ik dat ook gaan spelen.'

Low capital players

Een derde type proces is die van de low capital players. Dit wil zeggen een proces behorend waarbij het begin is gekenmerkt door matige overdracht van cultureel kapitaal, in de vorm van klassieke muziek en dat vervolgens mede door het leren bespelen van een instrument vorm heeft gekregen. Degenen die bij deze categorie behoren zijn Willemijn en Nicole.

De beginfase van het proces wordt gekenmerkt door regelmatig contact met klassieke muziek, variërend van eens per week tot enkele keren per week. Naast deze passieve vorm van introductie aan klassieke muziek is er ook een tweede, actievere vorm van contact met deze muziekvorm. Zo werden zij in de jongere jaren een- of tweemaal per jaar mee genomen naar een voorstelling van klassieke muziek. Hieruit blijkt ook een groot verschil met de culturally heavy processes. Er was weinig stimulans om de kinderen deze cultuurvorm bij te brengen. De ouders stimuleren of dwingen de kinderen niet om een klassiek instrument te bespelen. De reden om een instrument te bespelen komt volledig uit henzelf. Dit verschil in manier van bijbrengen van culturele voorkeuren heeft ook een effect op de beginperiode van het proces. In plaats van een proces waar vanaf het begin volop klassieke muziek wordt

bijgebracht, vanaf jonge leeftijd muziekinstrumenten worden aangeleerd en waar de ouders actief bezig zijn met de kennis en introductie van klassieke muziek, is het hier enkel een lichte kennismaking met de muziek. Beiden geven echter aan dat zij op jonge leeftijd al enige voorkeur hadden voor klassieke muziek, alhoewel dat

voornamelijk zeer gelimiteerd is aan maar enkele 'gemakkelijk verteerbare' stukken. In de jeugd van Willemijn was er enige contact met klassieke muziek. Haar moeder had enige affiniteit ermee en haar oma was een groot fan van klassieke muziek. Echter bleef dit bij enige blootstelling en minimale actieve stimulans. Een zeer korte periode luisterde zij wel naar klassieke muziek als jong kind, zoals in de mooie quote hieronder is weergegeven. Dit heeft vervolgens gezorgd voor enige positief gebleven gevoelens betreffende klassieke muziek. In het proces heeft daarna echter een zeer lange tijd geen verandering opgetreden.

(33)

Willemijn: 'Ik kan mij herinneren dat mijn moeder vroeger lente op cd had, van Vivaldi, dus van de vier jaargetijden. En daar danste ik op mijn kamer op toen ik een jaar of 5 was. Dan had ik een eigen radiootje en dat vond ik dan heel mooi en daar ging ik dan in mijn eentje op dansen. Dat weet ik nog, dat ik dat heel mooi vond.'

Ook Nicole had affiniteit met klassieke muziek op een jongere leeftijd. Echter golden voor haar wel bepaalde, mogelijk leeftijdsgebonden conventies.

Nicole: 'Ik denk dat omdat mijn ouders het altijd op draaiden. Dat heeft wel zo zijn invloed. Als kind vond ik het eerst helemaal niks, het was niet stoer ofzo. Toen zei ik nee, ik vind het niet leuk maar dan vind je het stiekem wel mooi. Dan langzaam ga je het steeds meer waarderen.'

Na een beginfase waarin beiden op een positieve, maar niet dwingende manier in aanraking zijn gekomen met klassieke muziek, komt de volgende stap in het proces van smaakvorming. Beiden kiezen zij ervoor om een instrument te leren bespelen, in beide gevallen piano. De leeftijden waarop deze volgende stap in het proces is gezet verschilde sterk. Willemijn begon met piano spelen rond achtjarige leeftijd en Nicole toen zij rond de vijftien jaar oud was. Willemijn begon in het begin echter ook niet met spelen van klassieke muziek, dat kwam pas rond haar twaalfde of dertiende.

Uiteindelijk zijn zij beiden klassieke muziek gaan spelen omdat zij plezier hadden in de muziek. De precieze jaren liggen enigszins uit elkaar, echter zijn de verschillende stappen in het proces vergelijkbaar, iets dat van groter belang is.

De volgende fase in het proces begint met het leren spelen van een instrument. In een eerder stadium van het onderzoek is reeds aangegeven wat de invloed van het instrument is, dus daar hoeft niet diep op ingegaan te worden. Een grotere

appreciatie ontstaat vervolgens steeds in grotere mate door het beter leren spelen van het instrument en grote verscheidenheid aan klassieke muziek waar kennis mee wordt gemaakt. Verbreding van de smaak ontstaat echter niet enkel door het spelen van een instrument. In de periode dat zij zelfstandig klassieke muziek beginnen te beluisteren ontstaat er schijnbaar genoeg waardering voor de muziek om ook zelf de muzieksoort te verkennen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De geschiedenis leert ons verder dat ten gevolge van diverse gebruiksrechten, voorrechten en houtroof vrijwel alle dood hout - ook het klein dood hout - tot in de negentiende

Er zijn tijdens de survey 2 mosselstrata (M1 & M2) en 3 kokkelstrata (K1 t/m K3) onderscheiden met ieder een andere verwachting voor het aantreffen van de mosselen en

Na een veroorJcIing door de Kantonrechter voert de betrokkene in hoger beroep als verweer oom, aan dat hij de bromfietser via zijn (goed gestelde) rechter

The International Union Against Tuberculosis and Lung Disease (IUATLD) advises that patients who failed to convert to sputum smear or culture negative by the

De eerste weken van het schooljaar niet elk lied direct op de blokfluit laten spelen, maar eerst de houding en de vingerzetting oefenen zonder te blazen.. De blokfluit onderaan –

Only 28% rate student achievement at their school as “excellent.” And, while 79% of secondary school students plan to attend a 2- or 4-year college after high school, 2 only

© 2014 Creative Commons License Attribution Share Alike 4.0 International, KnowledgeWorks.. Some

In artikel 1 aanhef lid 1 onderdeel l BuWav is geregeld dat geen tewerkstellingsvergunning of gecombineerde vergunning van verblijf en arbeid nodig is als het gaat om