• No results found

Het effect van cognitie, motivatie, en affect op socio-psychologische barrières : hoe kan creatieve flexibiliteit cognitieve flexibiliteit bevorderen?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het effect van cognitie, motivatie, en affect op socio-psychologische barrières : hoe kan creatieve flexibiliteit cognitieve flexibiliteit bevorderen?"

Copied!
30
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het Effect van Cognitie, Motivatie, en Affect

op Socio-psychologische Barrières

Hoe kan Creatieve Flexibiliteit Cognitieve Flexibiliteit Bevorderen?

Vincent Siderius

Studentennummer: 10007393 Begeleider: mw. dr. H. Aaldering Datum: 12 - 01 - 2015

(2)

Inhoudsopgave

Abstract 3

Inleiding 4

Socio-psychologische Barrières 7

Creativiteit en Socio-psychologische Barrières 11

Cognitie: Flexibiliteit en Rigiditeit 12

Affect 16

Motivatie 19

Conclusie en Discussie 22

Literatuurlijst 27

(3)

Abstract

In dit literatuuroverzicht wordt gekeken naar een nieuwe invalshoek bij het overwinnen van psychologische barrières tijdens conflictsituaties. Hierbij wordt uiteengezet wat

socio-psychologische barrières zijn, wat er aan ten grondslag ligt, en waar ze toe leiden. Daarnaast wordt aan de hand van een mogelijke overeenkomst van creatieve flexibiliteit en cognitieve flexibiliteit gekeken naar het effect van cognitie, affect, en motivatie op socio-psychologische barrières. Hieruit blijkt dat rigiditeit een onderliggend mechanisme is van socio-psychologische barrières en wordt veroorzaakt door een wisselwerking van cognitieve, emotionele en motivationele processen. Dit leidt uiteindelijk tot een manier van informatieverwerking die conflicten verergert of in stand houdt. De overeenkomst van creatieve flexibiliteit en cognitieve flexibiliteit is dusdanig groot dat

creativiteit gezien kan worden als een mogelijk hulpmiddel om socio-psychologische barrières te doen verminderen of op te laten lossen.

(4)

Inleiding

Na de oorlog die uitbrak, één dag nadat de staat Israël in 1948 officieel bestond, is er wezenlijk geen vrede geweest tussen de betrokken partijen in het Midden-Oosten. Het conflict gaat hoofdzakelijk tussen Israël en Palestina, waarbij er geen overeenkomst gevonden kan worden over hoe beide volkeren in vrede naast elkaar kunnen leven. Dit ondanks een onnoemelijk aantal

geïnitieerde vredes- afspraken en akkoorden. De mate van escalatie heeft inmiddels dusdanige proporties bereikt dat het beeld dat men over elkaar heeft onherstelbaar beschadigd lijkt. Deze schade zit in de denkwijze die men over de tegenpartij heeft, en de vaststaande patronen die hierbij optreden. Deze vaststaande patronen kunnen gezien worden als psychologische barrières die ervoor zorgen dat de partijen informatie over de tegenpartij op een selectieve, bevooroordeelde en

vertekende manier verwerken (Bar-Tal, Halperin & Oren, 2010). Het gevolg van het rigide karakter van deze informatieverwerking is dat het onmogelijk lijkt een ander, positiever, beeld te krijgen van de tegenstander. Bestaande denkbeelden van mensen staan vast en kunnen niet of nauwelijks

veranderd worden. Hierdoor wordt het huidige conflict in stand gehouden (Gayer, Landman & Bar-Tal, 2009). Deze denkwijze is echter niet gelimiteerd tot enkelingen, maar strekt zich uit over de gehele samenleving van Israël en Palestina. Dit worden socio-psychologische barrières genoemd.

Om tot een oplossing te komen voor een conflictsituatie tussen twee partijen lijkt het evident dat het overwinnen van deze socio-psychologische barrières de sleutel is voor de

oplossingsgerichtheid tussen de partijen, aangezien socio-psychologische barrières gezien worden als belangrijkste obstakel voor conflictoplossing (Kelman, 1987; Ross & Stillinger, 1991,

aangehaald in Gayer et al., 2009).

De denkwijze en vaste patronen die deze psychologische barrières op maatschappelijk niveau representeren kunnen gezien worden als een geïntegreerde werking van cognitieve, emotionele en motivationele processen, gecombineerd met een bestaande set van rigide

overtuigingen, wereldbeelden en emoties (Bar-Tal & Halperin, 2011, aangehaald in Porat, Halperin & Bar-Tal, 2013; Bar-Tal, Halperin & Oren, 2010; Halperin & Bar-Tal, 2011; Ross & Ward, 1995).

(5)

In dit literatuuroverzicht wordt zodoende gekeken naar de effecten van cognitie, affect (als overkoepelend construct van emotie (Frijda, 1993, aangehaald in Baas, De Dreu & Nijstad, 2008)), en motivatie op socio-psychologische barrières. Deze constructen zijn ook terug te vinden in creativiteit, en hebben een groot aandeel in het creatieve proces (Baas et al., 2008). Derhalve wordt er eveneens gekeken naar hetgeen creativiteit kan betekenen voor socio-psychologische barrières.

Rigiditeit lijkt een belangrijk aandeel te hebben in conflictsituaties. Het bezit een cognitief component en wordt gedefinieerd als een weerstand om overtuigingen, attitudes, of gewoontes te veranderen(Rokeach, 1960, aangehaald in Schultz & Searleman, 2002). Vroege benaderingen van rigiditeit stellen dat rigiditeit een gebrek aan flexibiliteit is, en dat rigiditeit gezien kan worden als een unidimensionaal continuüm met rigiditeit aan de ene kant en flexibiliteit aan de andere kant (Chown, 1959, aangehaald in Schultz & Searleman, 2002). In meer recent onderzoek wordt deze rigiditeit-flexibiliteit verhouding ook beschreven. Hier wordt gesteld dat rigiditeit het aanmaken van een mentaal of gedragsmatig patroon is. Dit patroon is aangeleerd door middel van herhaalde

ervaringen in een bepaalde situatie. Rigiditeit omvat de volharding om deze patronen te behouden tijdens een ervaren druk tot verandering. Deze druk kan komen door de realisatie dat een huidig patroon niet meer effectief is, of door iets of iemand van buitenaf die aangeeft dat verandering noodzakelijk is (Schultz & Searleman, 2002). De essentie van rigiditeit lijkt hetzelfde gebleven te zijn, echter is de huidige versie alomvattend en beter toepasbaar. Om de toegankelijkheid van nieuwe informatie te bevorderen in de maatschappij moet deze rigide cognitie meer flexibel gemaakt worden (Gayer et al., 2009). Hieruit blijkt dat rigiditeit een belangrijk antecedent is van socio-psychologische barrières (Ross & Ward, 1995).

Flexibiliteit, als tegenhanger van rigiditeit, wordt gezien als het wel kunnen afstappen van mentale of gedragsmatige patronen, waarbij er geen irreële weerstand is om van overtuiging te veranderen. Het wel afstappen van een bepaald patroon, zou hier zodoende gezien kunnen worden als het flexibeler zijn in het opzicht van socio-psychologische barrières. Deze flexibiliteit zou vervolgens moeten leiden tot een adequate manier van informatieverwerking en een openheid

(6)

waarmee een probleem of situatie van meerdere perspectieven bekeken kan worden, hetgeen zou kunnen leiden tot een oplossing van het probleem (Gayer et al., 2009; Ross & Ward, 1995).

Naast flexibiliteit als positieve tegenhanger van rigiditeit, komt het concept flexibiliteit ook naar voren in het construct creativiteit. Creativiteit kan gezien worden als de productie van ideeën, probleemoplossingen, en producten, die zowel origineel als bruikbaar zijn (Amabile, 1983; Paulus & Nijstad, 2003; Sternberg & Lubart, 1999, aangehaald in Nijstad, De Dreu, Rietzschel & Baas, 2010). Dit kan volgens het Dual Pathway to Creativity Model (DPCM) op twee manieren bereikt worden; via de Persistence Pathway (de persistente route) en via de Flexible Pathway (de flexibele route). Bij de persistente route komt een creatieve prestatie tot stand door het systematisch en grondig onderzoeken van mogelijkheden, waarbij de focus gelegd moet worden op één specifiek onderdeel. Bij de flexibele route komt een creatieve prestatie tot stand door het gebruik van veel categorieën, het flexibel wisselen van perspectief binnen deze categorieën, en het gebruik van verafgelegen associaties. De creatieve flexibiliteit die benodigd is om door middel van de flexibele route tot een creatieve prestatie te komen is het gemak waarmee er tussen een verschillend

perspectief of benadering gewisseld kan worden (De Dreu, Baas & Nijstad, 2008; Nijstad et al., 2010).

Deze twee soorten flexibiliteit (tegenhanger van rigiditeit enerzijds en component van creativiteit anderzijds) lijken een behoorlijke overlap te hebben. Met het op een selectieve manier van informatie verwerken bij rigiditeit wordt bedoeld dat men een bepaald probleem of situatie enkel van één kant kan of wil bekijken. Dit kan gezien worden als het hebben van één perspectief. Met flexibiliteit als positieve tegenhanger van rigiditeit (hierna cognitieve flexibiliteit genoemd), kan er gesteld worden dat flexibiliteit in dit geval betekent dat men een bepaald probleem of situatie van meerdere kanten, of perspectieven, kan of wil bekijken. Bij flexibiliteit als onderdeel van creativiteit (hierna creatieve flexibiliteit genoemd) kan men tussen verschillende perspectieven schakelen. Het schakelen tussen deze verschillende perspectieven (creatieve flexibiliteit), en de wil

(7)

en kunde om een situatie van verschillende perspectieven te bekijken (cognitieve flexibiliteit), lijken theoretische overeenkomsten te hebben.

Naast de overeenkomsten van flexibiliteit, hetgeen een cognitief proces is, zijn er ook theoretische overeenkomsten te vinden bij andere facetten tussen socio-psychologische barrières en creativiteit. Uit onderzoek blijkt dat motivatie en affect een grote rol spelen bij een creatieve

prestatie (Baas et al., 2008; Liu & Wang, 2014) (zie figuur 1). Zoals eerder aangegeven, zijn motivationele en emotionele processen onderdeel van socio-psychologische barrières en kan affect gezien worden als construct waar emotie een onderdeel van is. Dientengevolge lijken creativiteit en socio-psychologische barrières cognitieve, affectieve en motivationele overeenkomsten te hebben (zie figuur 2).

Dit literatuuroverzicht richt zich derhalve op de vraag wat de effecten van cognitie, affect, en motivatie op socio-psychologische barrières zijn, en hoe creatieve flexibiliteit cognitieve flexibiliteit kan bevorderen.

Allereerst wordt er verder ingegaan op socio-psychologische barrières. Hierbij wordt uitgeweid over wat deze precies inhouden, wat er aan ten grondslag ligt en waar deze toe leiden. Daarnaast wordt er gekeken naar wat voor een effect de op creativiteit betrokken constructen hebben op cognitieve flexibiliteit. Hierbij wordt gekeken naar de mate waarin de theoretische overeenkomst tussen de constructen van creativiteit en socio-psychologische barrières gegrond is en of dit een betekenis kan hebben voor het eventueel oplossen of verminderen van de barrières.

Socio-psychologische Barrières

In November 1977 sprak Anwar Sadat, de Egyptische president toentertijd, voor het Israëlisch parlement over het conflict tussen Israël en Palestina, als volgt:

(8)

Sadat sprak als eerste persoon over psychologische barrières in deze conflictsituatie. Hij zag het belang van psychologische barrières en leidde hieruit af in welke richting de oplossing voor het conflict tussen Israël en Palestina, of elk ander langdurig conflict, gezocht moest worden.

Sadat zijn beschrijving van de psychologische barrières was abstract, zijn idee over de invloed ervan was echter juist. Verscheidene wetenschappers bevestigen dat socio-psychologische barrières een grote rol spelen in langdurige conflictsituaties (Bar-Tal, 2007; Gayer et al., 2009; Halperin & Bar-Tal, 2011), en dat het één van de meest krachtige obstakels zijn die een oplossing van het conflict in de weg staan (Kelman 1987; Ross and Stillinger, 1991, aangehaald in Gayer, et. al., 2009). Dat is de reden dat er in dit hoofdstuk wordt gekeken naar wat deze

socio-psychologische barrières precies zijn.

Het Integrative Model of Socio-psychological Barriers geeft het huidige beeld van socio-psychologische barrières weer. Deze barrières bestaan uit lange en korte termijn barrières. De lange termijn barrières zijn barrières die een vaststaand karakter hebben, ten opzicht van het vluchtige karakter van de korte termijn barrières. Deze lange termijn barrières bestaan uit general worldviews, oftewel het algemene beeld dat men heeft over de wereld, en conflict-supporting societal beliefs, dit zijn conflict gerelateerde overtuigingen (Bar-Tal & Halperin, 2011, aangehaald in Porat, Halperin & Bar-Tal, 2013).

(9)

General worldviews bestaan uit een scala van specifieke voorbeelden. Een aantal

voorbeelden hiervan zijn Right-Wing Authoritarianism (RWA), traditionele waarden, en incremental

theory. RWA is een conservatief persoonlijkheidskenmerk waarbij men politiek rechts geëngageerd

is. Traditionele waarden zijn de bescherming van de integriteit, betrokkenheid, en de gedeelde gewoontes van de groep waarin men zich bevindt. Men wil hier niet van afwijken en houdt zich vast aan gemeenschappelijke doelen van de groep en patriotisme. Incremental theory is het geloof dat men heeft over de kneedbaarheid van groepen. Men kan groepen zien als een vaststaande entiteit die nooit van gedachte of gewoonten zal veranderen, of men kan groepen zien als

veranderbaar en meebewegend met de situatie. Deze wereldbeelden lijken een soort diepgewortelde rigiditeit te omvatten.

Waar general worldviews een algemeen beeld is, zijn conflict-supporting societal beliefs specifiek gerichte overtuigingen. Deze overtuigingen zijn direct gerelateerd aan een conflict. Tijdens een conflict wordt het algemene wereldbeeld dat men heeft de basis voor conflict

gerelateerde overtuigingen. Al deze conflict gerelateerde overtuigingen tezamen worden ethos of

conflict genoemd, oftewel; het karakter van het conflict. Naarmate de tijd verstrijkt sijpelen de

conflict gerelateerde overtuigingen door in het fundament van een samenleving, die in het midden van een langdurig conflict zit, tot een rigide ideologie (Bar-Tal, 2007; Porat et. al., 2013). Deze rigide ideologie beïnvloedt het informatieverwerkingsproces op een dusdanige manier dat men selectief informatie vergaart die de ideologie ondersteunt, en informatie subjectief interpreteert aan deze ideologie (Ivengar & Ottati, 1994; Taber 2003; Hamilton, Sherman & Ruvolo, 1990; Maoz et al., 2002; Pfeifer & Ogloff, 1991; Rosenberg & Wolfsfeld, 1977, aangehaald in Porat et al., 2013). Wanneer het zover is wordt het vinden van een oplossing voor het conflict, waarvoor eerst deze zorgvuldig opgebouwde barrières verbroken zouden moeten worden, steeds onwaarschijnlijker.

Een tweetal voorbeelden van deze conflict-supporting societal beliefs zijn een collectieve slachtofferrol en delegitimatie. Een collectieve slachtofferrol is het waarnemen van de eigen groep als slachtoffer van een conflict, waarbij de tegenstander intentioneel de eigen groep schade heeft

(10)

toegebracht. Dit wordt gezien als onterecht, immoreel en onmogelijk te voorkomen. (Bar-Tal, Chernyak-Hai, Schori & Gundar, 2009, aangehaald in Halperin & Bar-Tal, 2011). Een voorbeeld van deze collectieve slachtofferrol als barrière is de herinnering aan de Holocaust (Hareven, 1983; Schori, Klar & Roccas, 2009, aangehaald in Halperin & Bar-Tal, 2011). Deze herinnering zit diepgeworteld in de identiteit van de Israëlische Joden. Het is echter ongerelateerd aan het Israël-Palestina conflict en toch beïnvloedt het de manier hoe ze dit conflict zien en zich erin gedragen (Zertal, 2005, aangehaald in Halperin & Bar-Tal, 2011). Delegitimatie is het plaatsen van de tegenstander in een extreem negatieve sociale categorie tot het punt dat deze als inhumaan kunnen worden gezien. De menselijkheid van de tegenstander wordt hierbij in twijfel getrokken (Bar-Tal & Teichman, 2005; Holt & Silverstein, 1989; Rieber, 1991, aangehaald in Halperin & Bar-Tal, 2011

Zowel een collectieve slachtofferrol, als delegitimatie zijn gerelateerd aan het innemen van een compromisloze positie tijdens vredesonderhandelingen van het Israël-Palestina conflict

(Halperin et al., 2008; Hammack et al., 2009; Maoz & McCauley, 2008; Schori, Klar & Roccas, 2009; Zafran, 2002, aangehaald in Halperin & Bar-Tal, 2011). Daarnaast indiceren de resultaten van het onderzoek van Halperin & Bar-Tal (2011) dat een collectieve slachtofferrol en delegitimatie leiden tot een onwelwillendheid en weigering van het toe-eigenen van nieuwe informatie, oftewel rigide zijn.

De korte termijn barrières die het oplossen van conflicten weerhouden zijn allereerst cognitieve en motivationele processen. Dit zijn processen waarbij men zichzelf onder andere ziet als intelligenter, ethischer, eerlijker en minder bevooroordeeld dan hun gelijken, men denkt dat de subjectieve wereld zoals hij deze ziet hetzelfde is als dat andere deze zien en men relateert eigen uitkomsten aan de uitkomsten van de tegenstander. Deze processen acteren als barrières tijdens een onderhandelingsproces omdat ze het uitwisselen van informatie en concessies tussen beide partijen belemmeren (Ross & Ward, 1995; Porat et al. 2013).

Daarnaast bestaan korte termijn barrières uit negatieve intergroepsemoties (Bar-Tal & Halperin, 2011, aangehaald in Porat et al., 2013). Angst en haat zijn voorbeelden van negatieve

(11)

intergroepsemoties. Gevoelens van angst kunnen conservatisme, vooroordelen, en intolerantie vergroten (Duckitt & Fisher, 2003; Feldman & Stenner, 1997; Jost, Glaser, Kruglanski, &

Sulloway, 2003, aangehaald in Bar-Tal, Halperin & Oren, 2010). Daarnaast zorgt een hoog niveau van angst voor closed-mindedness (Halperin, Bar-Tal, Nets-Zehngut & Almog, 2008; Jarymowicz & Bar-Tal, 2006; Rokeach, 1960, aangehaald in Bar-Tal, Halperin & Oren, 2010). Bij haat ziet men de tegenpartij als fundamenteel slecht, en treden er tekenen van delegitimatie op (Bar-Tal, 1990b; Ben-Zeev, 1992; Haslam, 2006, aangehaald in Bar-Tal, Halperin & Oren, 2010).

Al met al is een socio-psychologische barrière een omvangrijk begrip waarbij meerdere verschillende barrières te onderscheiden zijn. Waar in het eerste hoofdstuk rigiditeit voornamelijk als antecedent werd gezien komt het hier voornamelijk als component van socio-psychologische barrières naar voren. Hierdoor leiden de lange en korte termijn barrières tot een slechte manier van informatieverwerking (Bar-Tal et al., 2010; Porat et al. 2013). In het volgende hoofdstuk wordt er gekeken naar de antecedenten van socio-psychologische barrières, en deze worden vergeleken met de antecedenten van creativiteit, daarmee wordt naar de overeenkomst gekeken van creatieve flexibiliteit en cognitieve flexibiliteit.

Creativiteit en Socio-psychologische Barrières

Het vorige hoofdstuk heeft socio-psychologische barrières uitgebreid toegelicht. Hieruit bleek dat het gros van de barrières teruggeleid kan worden naar rigiditeit, en dat men door deze rigiditeit informatie op een slechte manier verwerkt met alle gevolgen van dien. Wanneer rigiditeit verminderd of opgelost wordt lijkt een enorme stap genomen te kunnen worden in het verminderen of oplossen van bestaande socio-psychologische barrières. Dit wordt in het komende hoofdstuk bekeken.

Als positief uiterste van rigiditeit staat cognitieve flexibiliteit. Cognitieve flexibiliteit heeft een theoretische overlap met creatieve flexibiliteit, hetgeen een vorm van creativiteit is. Beide vormen van flexibiliteit vallen onder cognitie. Motivatie en affect spelen een grote rol bij een

(12)

creatieve prestatie (zie figuur 1), en emotie is een onderdeel van affect. Hier lijkt een theoretische overlap van de antecedenten van creativiteit met de antecedenten van socio-psychologische barrières, de cognitieve, motivationele en emotionele processen (zie figuur 2). In dit hoofdstuk wordt gekeken naar het effect van cognitie, affect en motivatie op socio-psychologische barrières en creativiteit. In elke paragraaf wordt gekeken naar het effect van respectievelijk cognitie, affect en motivatie op socio-psychologische barrières (specifiek cognitieve flexibiliteit), en vervolgens naar het effect van respectievelijk cognitie, affect en motivatie op creativiteit (specifiek creatieve flexibiliteit).

Cognitie: Flexibiliteit en Rigiditeit

De voorgaande hoofdstukken lieten zien dat socio-psychologische barrières tot een slechte verwerking van informatie leidden. Rigiditeit bleek de gemene deler bij socio-psychologische barrières te zijn. In deze paragraaf wordt gekeken naar het effect van cognitie op

informatieverwerking, en specifiek naar cognitieve flexibiliteit en creatieve flexibiliteit. De theoretische overlap van cognitieve flexibiliteit met creatieve flexibiliteit wordt bekeken door het effect van cognitieve flexibiliteit op informatieverwerking te vergelijken met het effect van creatieve flexibiliteit op informatieverwerking.

In het eerste hoofdstuk bleek dat rigiditeit een onderdeel van cognitie is met cognitieve flexibiliteit tegenhanger. Waar rigiditeit een onvermogen is om van een bepaald patroon af te stappen en situaties van meerdere kanten te bekijken is cognitieve flexibiliteit het vermogen om dit wel te doen.

Het oplossen van socio-psychologische barrières moet leiden tot de verwerking van informatie op een juiste manier. Het is tot nu toe echter niet duidelijk wat een juiste manier van informatie verwerken precies is en op welke verschillende manieren informatie verwerkt kan worden. Förster en Dannenberg (2010) hebben een systeem opgesteld waarbij ze de functies bekijken van twee verschillende soort informatieverwerking. Het GLObal versus LOcal processing

(13)

MOdel (GLOMOSYS). Hierbij maken ze verschil tussen globaal en lokaal informatie verwerken. Bij

globaal verwerken wordt gekeken naar het geheel of naar het grote plaatje (naar het bos kijken in plaats van naar de bomen). Mensen die informatie globaal verwerken gebruiken een ruim aantal mentale categorieën, letten op gelijkheden, en geven kennis op een abstracte manier weer. Bij lokaal informatie verwerken wordt gekeken naar de details (naar de bomen kijken in plaats van naar het bos). Mensen gebruiken hierbij een gering aantal mentale categorieën, letten op verschillen, en geven kennis op een concrete manier weer.

Bij bedreigende situaties treedt lokaal informatie verwerken op (Förster & Dannenberg, 2010). Er kan vanuit gegaan worden dat er bij langlopende conflicten en oorlogen een zeer bedreigende situatie is. Dit zou lokale informatieverwerking tot gevolg hebben. Bij lokale

informatieverwerking wordt er naar de details gekeken en niet naar het grote plaatje, doordat er een focus ligt op één bepaalde (mentale) categorie kunnen de andere (mentale) categorieën niet

geraadpleegd worden. Hierdoor ontstaat een eenzijdige blik op de huidige situatie. Dit is de reden dat er niet naar beide kanten van de medaille gekeken kan worden bij een conflict, en ook het geval bij de rigiditeit van socio-psychologische barrières. Daarnaast leidt lokale informatieverwerking tot buitensluiting en contrast (Förster, Lieberman & Kuschel, 2008), beide zijn een idee of gevoel van onwil tot unificeren ten opzichte van een betrokken andere partij. Hier is ook een overeenkomst met de socio-psychologische barrières, waar men de andere partij bij een conflict graag als out-group wil zien en zich hier niet mee wil identificeren. Globale informatieverwerking aan de andere kant, gaat gepaard met niet-bedreigende situaties en leidt tot inclusie en aanpassing (Förster &

Dannenberg, 2010; Förster, Lieberman & Kuschel, 2008), waar beide een idee of gevoel van identificatie zijn ten opzichte van een betrokken andere partij. Dit kan vergeleken worden met een welwillende houding en samenwerkingsgerichtheid bij probleemoplossing met een andere partij, oftewel cognitieve flexibiliteit. Förster et al. (2008) vonden zelfs dat door het gebruik van

verschillende informatie verwerking stijlen, maar dezelfde objectieve informatie, er bij een globale stijl een gevoel van aanpassing uitkwam en bij een lokale stijl een gevoel van contrast. Hieruit blijkt

(14)

dat een globale informatieverwerkingsstijl een adequate manier is om informatie te verwerken aangezien twee partijen hierdoor dichter tot elkaar kunnen komen.

Deze adequate manier om informatie te verwerken heeft een praktische uitwerking tijdens een onderhandelingsproces. Een onderhandelingsproces is een constructieve manier om een conflict op te lossen. Gezien het vormen van een vredesovereenkomst, zoals bij het Israël-Palestina conflict, vaak stukloopt op de onderhandelingen zijn goede uitkomsten tijdens deze onderhandelingen van groot belang. Uit eerder onderzoek (Kelley, 1966; Kelley & Schenitzki, 1972, aangehaald in Henderson & Trope, 2009) blijkt dat wanneer onderhandelaars voor het eerst een onderhandeling ingaan een overweldigend groot gedeelte de neiging heeft om één onderdeel per keer te bespreken. Dit zou gezien kunnen worden als de uitwerking van een lokale informatieverwerkingsstijl. Uit onderzoek van Henderson en Trope (2009) blijkt dat wanneer onderhandelaars een abstracte kijk op de onderhandeling hebben deze neiging enorm afneemt en ze eerder in staat zijn om meerdere onderdelen ineens te bespreken. Deze abstracte kijk geeft een globale manier van

informatieverwerking weer. Door de globale manier van informatieverwerking en het bespreken van meerdere onderdelen tegelijkertijd neemt de logrolling (verdeling van uitkomsten door de mate van importantie per onderdeel bij beide partijen te vergelijken) toe. Dit resulteert in hogere gedeelde uitkomsten van de onderhandeling (Henderson, Trope & Carnevale, 2006; Okhuysen, Galinsky, & Uptigrove, 2003; Liberman, Trope, & Stephan, 2007; Trope & Liberman, 2003, aangehaald in Henderson & Trope, 2009). Echter, wanneer onderhandelaars tegen een obstakel aanlopen, en ze niet van te voren een globale manier van informatie verwerken aanhangen, leidt dit tot een focus op het obstakel (lokale informatieverwerking) en uiteindelijk tot het vastlopen van de onderhandeling (De Dreu, Giacomantonio, Shalvi & Sligte, 2009). Er kan zodoende niet van uitgegaan worden dat een adequate globale informatieverwerking automatisch optreedt.

Bij een onderhandeling is creativiteit nodig om logrolling te verhogen (De Dreu, Baas & Giacomantonio, 2010). Globale informatieverwerking leidt tot meer creativiteit dan lokale informatieverwerking (Förster en Dannenberg, 2010). Dit effect wordt volledig gemedieerd door

(15)

creatieve flexibiliteit. Dit betekent dat een globale manier van informatieverwerking gerelateerd is aan de flexibele route van het DPCM en daarmee aan creatieve flexibiliteit. Dit betekent ook dat globale informatieverwerking niet altijd gerelateerd is aan creativiteit maar alleen wanneer het gaat om creatieve flexibiliteit (Nijstad et al., 2010). Globale informatieverwerking activeert abstracte concepten, welke vervolgens de prestatie op een creativiteitstaak verhogen. Abstracte concepten zorgen voor verafgelegen associaties die nodig zijn bij creatieve flexibiliteit. Dit in tegenstelling tot lokale informatieverwerking waarbij meer concrete concepten worden geactiveerd, welke de creatieve flexibiliteit belemmeren (Finke, 1995; Marsh, Ward & Landau, 1999; Mednick, 1962; Ward, 1995, aangehaald in Förster & Dannenberg, 2010).

Uit deze deelparagraaf blijkt dat rigiditeit leidt tot lokale informatieverwerking, dit zorgt voor een in stand houding van de socio-psychologische barrières. Daarnaast blijkt dat zowel cognitieve flexibiliteit als creatieve flexibiliteit leiden tot een globale manier van

informatieverwerking. Hierbij komt bij beide constructen een abstracte kijk op informatie overeen, hetgeen er voor zorgt dat er een groter welwillend en probleemoplossend karakter ontstaat tijdens onderhandelingen, en daarbij conflictoplossing. Door deze overeenkomst lijkt het of beide vormen van flexibiliteit hetzelfde onderliggende mechanisme hebben. Aan de hand van het onderliggende mechanisme kunnen de constructen die van toepassing zijn op creativiteit in het licht van socio-psychologische barrières worden bekeken. Affect is één van deze constructen. Uit talloze

voorgaande studie’s komt naar voren dat positief affect leidt tot globale informatieverwerking waar negatief affect tot lokale informatieverwerking leidt (Reeves & Bergum, 1972; Tyler & Tucker, 1982; Weltman, Smith, & Edstrom, 1971, aangehaald in Föster & Dannenberg, 2010). Hieruit blijkt dat naast het effect van affect op creativiteit, affect ook interessant is te bekijken vanuit het oogpunt van socio-psychologische barrières. Dit wordt in de komende deelparagraaf bekeken.

(16)

Affect

Affect is een subjectief gevoel en is de overkoepelende term voor emotie en stemming. Zowel emotie als stemming kunnen een positieve of negatieve valentie hebben. Emotie is vaker gericht jegens een specifieke stimulus, hetgeen een persoon, object of gebeurtenis kan zijn (boos, enthousiast). Stemming is daarentegen een meer langdurig algemeen gevoel zonder daadwerkelijke richting (vrolijk, terneergeslagen) (Frijda, 1993, aangehaald in Baas, De Dreu & Nijstad, 2008).

Bij een bekend, of herhaaldelijk, probleem bestaat vaak een bekende oplossing. Hierbij wordt alleen informatie gebruikt die relevant is voor deze oplossing. Irrelevante informatie wordt achterwege gelaten en genegeerd omdat dit afleidt van de oplossingsgerichtheid. Dit heet een

activated mindset. Een activated mindset kan positief zijn omdat het weinig tijd en moeite kost een

bestaand probleem op te lossen, maar kan echter ook blind maken wanneer het bestaande probleem onderhevig is aan andere voorwaarden dan aanvankelijk gedacht wordt. Hierdoor kan de oplossing die aangedragen wordt door de activated mindset incorrect, slecht, of omslachtig zijn. (Haager, Kuhbander & Pekrun, 2014). Deze activated mindset lijkt een rigide manier van denken te zijn, waarbij niet afgestapt kan worden van de initiële manier van probleemoplossing. Dit vertoont overeenkomsten met socio-psychologische barrières. Affect is een sterk bepalende factor in of een

activated mindset leidt tot het missen van een simpelere of betere oplossing (Fredrickson, 1998,

aangehaald in (Haager, Kuhbander & Pekrun, 2014). Door negatief affect treed een vernauwing van beschikbare actie en gedachtepatronen op, wat er in deze situatie voor zorgt dat men eerder blijft hangen in een activated mindset. Door positief affect verbreden beschikbare actie en

gedachtepatronen waardoor eerder van een activated mindset afgestapt kan worden (Fredrickson, 1998; Gasper, 2003; Kuhbandner, Lichtenfeld & Pekrun, 2011, aangehaald in Haager, Kuhbander & Pekrun, 2014). De verbreding van de beschikbare actie en gedachtepatronen lijkt op globale informatieverwerking en cognitieve flexibiliteit waarbij ook een breed zicht op de beschikbare informatie gehouden wordt. De vernauwing van deze patronen lijkt daarnaast op een lokale informatieverwerking en rigiditeit door de focus op één bepaalde manier van oplossing waar niet

(17)

vanaf wordt gestapt. De invloed van affect op informatieverwerking, zoals in de vorige

deelparagraaf werd vermeld, komt overeen met bevindingen van Haager, Kuhbander en Pekrun (2014). Zij vonden dat mensen die positief affect ervoeren eerder van een activated mindset af konden stappen, waar mensen die negatief affect ervoeren eerder bij deze activated mindset bleven. Positief affect lijkt hierdoor voor cognitieve flexibiliteit te zorgen, en negatief affect voor rigiditeit.

Naast affect kan er ook naar emoties gekeken worden. Tijdens conflictsituaties lopen emoties vaak hoog op, dit kan legio redenen hebben. Angst, haat en woede zijn zulke emoties en worden als belangrijkste emoties tijdens een conflictsituatie gezien (Bar-Tal, Halperin & de Rivera, 2007; Halperin, 2008, aangehaald Halperin, 2011). Deze emoties hebben een overduidelijke

negatieve valentie. Uit onderzoek van Halperin (2011) blijkt dat haat en woede worden gezien als een grote emotionele barrière voor het bereiken van een overeenstemming in een conflict. Het zijn negatieve intergroepsemoties en onderdeel van de korte termijn barrières, waarbij men absoluut geen positieve informatie over de tegenstander wilt verkrijgen, en daarnaast de schuld van het conflict volledig bij deze tegenstander wordt gelegd. Angst blijkt een ambigue emotie te zijn. Waar angst aan de ene kant kan leiden tot een verminderde neiging compromissen te sluiten, zorgt het aan de andere kant voor een hogere mate van risico nemen tijdens onderhandeling. Een compromis tijdens een onderhandeling komt tot stand doordat beide partijen bereid zijn risico’s te nemen.

Het vermoeden dat positief affect voor cognitieve flexibiliteit zorgt wordt bevestigd door onderzoek van Baumann en Kuhl (2005). Zij vonden dat positief affect leidt tot de mogelijkheid om van een dominante informatieverwerkingsstijl af te stappen, mits dit de dominante

informatieverwerkingsstijl op dat moment de incorrecte stijl is het huidige probleem aan te pakken. In hun onderzoek beperkten zij zich echter tot een globale informatieverwerkingsstijl als dominante stijl, zodat de resultaten enkel gebaseerd zijn op het afstappen van globale informatieverwerking naar lokale informatieverwerking. Er wordt hierbij vanuit gegaan de cognitieve flexibiliteit die nodig is om dit te verwezenlijken er ook voor zorgt dat er van een dominante lokale

(18)

helaas niet onderzocht. Positief affect leidt daarentegen tot een verhoogde vaardigheid in het wisselen van perspectief (Dreisbach en Goschke, 2004; Isen, 2001, 2004, aangehaald in Baumann & Kuhl, 2005), hetgeen grote overeenkomsten heeft met cognitieve flexibiliteit. Deze cognitieve flexibiliteit leidt vervolgens tot creatievere oplossingen in het Duncker candle problem (Isen, 1999b, aangehaald in Baumann & Kuhl, 2005). Dit zou kunnen betekenen dat positief affect ook creatieve flexibiliteit verhoogt.

In eerdere studies blijkt dat een geïnduceerde positieve stemming leidde tot het gebruik van bredere categorieën, hetgeen een onderdeel van creatieve flexibiliteit is (Isen & Daubman, 1984; Isen, Niedenthal & Cantor, 1992; Mikulincer & Sheffi, 2000; Murray, Sujan Hirt, & Sujan, 1990, aangehaald in Baas et al., 2008). Baas et al. (2008) vonden deze tendens terug in hun meta-analyse over de stemming-creativiteit relatie. Hieruit bleek dat een positieve stemming gerelateerd is aan een hoge mate van creativiteit waar een neutrale of negatieve stemming dat niet is. Daarnaast vonden Baas et al. dat angst en bezorgdheid negatief gerelateerd zijn aan creativiteit. Deze beide resultaten gelden voornamelijk voor creatieve flexibiliteit (Ashby et al., 1999; De Dreu et al., 2008; Hirt et al., 2008, aangehaald in Baas et al., 2008).

Al met al blijkt dat negatieve emoties kunnen leiden tot psychologische barrières, de

negatieve emoties angst en bezorgdheid leiden daarnaast ook tot verminderde creatieve flexibiliteit. Beide soorten flexibiliteit worden zodoende beïnvloed door affect. Daarnaast is er een sterke link tussen affect en creativiteit, en in het bijzonder creatieve flexibiliteit. Dit doet het vermoeden van hetzelfde onderliggende mechanisme bij cognitieve flexibiliteit en creatieve flexibiliteit versterken.

De invloed van affect op creativiteit is echter niet zo zwart-wit als dat het lijkt. Het effect van positief affect op creatieve flexibiliteit wordt namelijk gemodereerd door de intensiteit van toenaderingsmotivatie. Lage toenaderingsmotivatie verhoogt creatieve flexibiliteit en hoge

toenaderingsmotivatie verlaagt dit (Baas et al., 2008; Liu & Wang, 2014). Motivatie heeft zodoende ook te maken met het invloed van affect en cognitie op creativiteit. In de volgende deelparagraaf

(19)

wordt daarom motivatie verder bekeken, en of naast de invloed die motivatie heeft op creativiteit, dit ook geldt voor socio-psychologische barrières.

Motivatie

Motivatie kan opgedeeld worden in toenaderingsmotivatie en vermijdingsmotivatie. Toenaderingsmotivatie is wanneer de focus gelegd wordt op het verkrijgen van positieve

uitkomsten en vermijdingsmotivatie is het voorkomen van negatieve uitkomsten. Dit toenadering-vermijdingsgedrag komt voort uit de regulatory focus theory (Higgins, 1997; Idson, Liberman & Higgins, 2000, Baas et al., 2008). Dit bestaat uit een promotiefocus en een preventiefocus, de basis hiervan stamt af van het oerinstinct overlevingsdrang en duiden beide op een verschillende

preferentie van een einduitkomst. Bij beide is het doel echter overleving. Promotiefocus legt daarbij het zwaartepunt op het verkrijgen van een gewenste einduitkomst en is gevoelig voor de

aanwezigheid dan wel afwezigheid van positieve resultaten, met toenaderingsmotivatie als strategie om doelen te behalen. Preventiefocus legt het zwaartepunt op veiligheid en zekerheid en is gevoelig voor de aanwezigheid dan wel afwezigheid van negatieve resultaten, met vermijdingsmotivatie als strategie om doelen te behalen (Baas et al., 2008). Promotiefocus is daarmee niet hetzelfde als toenaderingsmotivatie, zoals preventiefocus niet hetzelfde is als vermijdingsmotivatie, echter zijn de constructen wel sterk gerelateerd (Shah, Higgins, & Friedman, 1998; Friedman & Förster, 2000, 2002, aangehaald in Baas et al., 2008). Promotiefocus en toenaderingsmotivatie zouden beide gezien kunnen worden als een soort algemene neiging tot toenadering, waarbij preventiefocus en vermijdingsmotivatie een soort algemene neiging tot vermijden is.

In de vorige paragraaf werd affect bekeken aan hand van de valentie van affect. Affect kan echter op meerdere manieren bekeken worden. Zo heeft affect naast valentie ook een activatie niveau. Hierbij kunnen emoties of stemmingen opgedeeld worden in activerend affect of deactiverend affect. Ze kunnen positief en activerend zijn (opgetogen, vrolijk), of positief en deactiverend (kalm, ontspannen). Daarnaast kunnen ze negatief en activerend zijn (boos, irritatie),

(20)

of negatief en deactiverend (verdrietig, melancholisch). Veel voorgaand onderzoek over de relatie tussen stemming en creativiteit gaat over de valentie van de stemming, Baas et al. (2008)

suggereren dat deze relatie ook ingezien kan worden in termen van het activatieniveau en de associatie met regulatory focus.

Zowel promotiefocus als toenaderingsmotivatie leiden tot een hogere mate van creativiteit dan preventiefocus en vermijdingsmotivatie (Baas et al., 2008). De auteurs stellen dat dit komt

doordat promotiefocus en toenaderingsmotivatie een breed aandachtsbereik opwekken en een verre associaties mogelijk maken. Preventiefocus en vermijdingsmotivatie zorgen daarentegen tot een smal aandachtsbereik en verhinderen het maken van verre associaties (Friedman & Förster, 2000, 2001, 2002, aangehaald in Nijstad et al., 2010).

Dit brede aandachtsbereik samen met verre associaties zijn vergelijkbaar met een globale manier van informatieverwerking (creatieve flexibiliteit), waar ook de aandacht is gericht op een breed spectrum waarbij velerlei verbindingen gemaakt moeten worden. Het smalle aandachtsbereik met het verhinderde vermogen tot verre associaties is aan de andere kant vergelijkbaar met een lokale manier van informatieverwerking door de vernauwde blik (rigiditeit). Deze vergelijking wordt ondersteund door onderzoek van onder andere Förster et al. (2009; Förster, Friedman & Liberman, 2004, aangehaald in Nijstad et al., 2010). Zij hebben gevonden dat naast promotiefocus en toenaderingsmotivatie, ook globale informatieverwerking leidt tot een hogere mate van creatieve flexibiliteit. Dit is aannemelijk aangezien globale informatieverwerking sterk gerelateerd is aan promotiefocus (Förster & Higgings, 2005, aangehaald in Förster & Dannenberg, 2010) en toenaderingsmotivatie (Förster, Liberman & Kuschel, 2008). In termen van het DPCM, waarbij deze creatieve flexibiliteit leidt tot creativiteit, betekent dit dat de link van promotiefocus en toenaderingsmotivatie tot creativiteit volledig gemedieerd wordt door creatieve flexibiliteit. Dit is eerder al aangetoond voor globale informatieverwerking (Nijstad et al., 2010).

Naast de invloed van verschillende soorten motivatie en affect op creatieve flexibiliteit kan ook gekeken worden naar de impact van deze soorten motivatie en affect op de

(21)

psychologische barrières. Dit wordt gedaan aan de hand van kenmerken van de situaties waar socio-psychologische barrières optreden.

Waar een veilig en welvarend milieu wordt gekenmerkt met het hebben van toenaderingsmotivatie, wordt een potentieel bedreigend milieu geassocieerd met

vermijdingsmotivatie (Elliot, 1999, 2008, aangehaald in Roskes, 2014). Situaties zoals die ervaren worden tijdens heftige conflicten, zoals bij het Israël-Palestina conflict, worden gekenmerkt door gevaar en bedreiging. Mensen te midden van een dergelijk conflict zijn om deze reden eerder geneigd vermijdingsmotivatie te hanteren. Daarnaast behoren bepaalde emoties en stemmingen tot een bepaalde focus. Zo gaan blijheid, enthousiasme en vreugde (Frijda et al., 1989, aangehaald in Baas et al., 2008) samen met promotiefocus, en gaan angst, walging, aversie en bezorgdheid (Frijda et al., 1989, aangehaald in Baas et al., 2008) samen met preventiefocus. Uit de vorige deelparagraaf bleek dat angst, haat en woede als belangrijkste emoties tijdens een conflictsituatie gezien worden (Bar-Tal, Halperin, & de Rivera, 2007; Halperin, 2008, aangehaald Halperin, 2011). Deze negatieve afkeurende connotatie is dezelfde als de emoties en stemmingen die overeenkomen met

preventiefocus. Door het affect dat gevoeld en beleefd wordt tijdens conflictsituaties gaat preventiefocus zodoende de boventoon voeren.

Bij de aanwezigheid van een activerend positief affect zorgen promotiefocus en toenaderingsmotivatie voor een hogere mate van creativiteit dan preventiefocus en

vermijdingsmotivatie (Baas et al., 2008). Dit gebeurt doordat globale informatieverwerking, ten opzichte van lokale informatieverwerking, tot creatieve flexibiliteit leidt. Naast dat globale informatieverwerking zorgt voor een hogere mate van creatieve flexibiliteit door middel van activerende motivatie, zorgt het ook voor cognitieve flexibiliteit waardoor er minder snel is socio-psychologische barrières optreden. De emoties die loskomen tijdens een bedreigende situatie, zoals een heftig conflict, zorgen ervoor dat er preventiefocus en vermijdingsmotivatie optreed. Hieruit volgt dat informatie op een lokale manier verwerkt wordt en er vervolgens geen cognitieve

(22)

flexibiliteit op treedt, maar rigiditeit. De preventiefocus en vermijdingsmotivatie zorgen daardoor voor de instandhouding van socio-psychologische barrières.

Concluderend kan gesteld worden dat de overlap tussen creatieve flexibiliteit en cognitieve flexibiliteit dusdanig groot is dat er dezelfde onderliggende mechanismen aan ten grondslag liggen. Traditioneel leidt creatieve flexibiliteit tot creativiteit en cognitieve flexibiliteit tot een

vermindering van socio-psychologische barrières. Echter beide constructen leiden tot globale informatieverwerking en ze worden op dezelfde manier beïnvloed door affect en motivatie (zie figuur 2). Door deze overeenkomst kan gekeken worden naar het effect van creatieve flexibiliteit, en daarmee creativiteit in het algemeen, op de vermindering van socio-psychologische barrières.

Conclusie en Discussie

In dit literatuuroverzicht werd gekeken naar socio-psychologische barrières. Hierbij werd er gekeken naar wat er aan ten grondslag ligt, wat de barrières precies inhouden en waar ze toe leiden. Daarnaast werden creatieve flexibiliteit en cognitieve flexibiliteit met elkaar vergeleken en werden er overeenkomsten gezocht. Dit zodat de constructen die invloed hebben op creatieve flexibiliteit bekeken kunnen worden in het licht van cognitieve flexibiliteit. Het uiteindelijke doel hiervan was om een nieuwe invalshoek te onderzoeken waar vanuit socio-psychologische barrières beter begrepen en eventueel opgelost kunnen worden. Hieruit komt naar voren dat waar de socio-psychologische barrières inhoudelijk van elkaar verschillen, de onderliggende structuur telkens duidt op rigiditeit. Deze rigiditeit wordt veroorzaakt door een wisselwerking van cognitieve, emotionele en motivationele processen, en leidt uiteindelijk tot een manier van

informatieverwerking die conflicten verergert of in stand houdt. Daarnaast blijkt dat de

overeenkomsten tussen creatieve flexibiliteit en cognitieve flexibiliteit dermate groot zijn dat er van een soortgelijk onderliggend mechanisme uitgegaan kan worden. Om deze reden is er een nieuw inzicht verkregen over welke factoren er aangesproken kunnen worden als er gekeken wordt naar het begrijpen en eventueel verminderen of oplossen van socio-psychologische barrières.

(23)

Limitaties

Er zijn echter ook een aantal punten van kritiek. Zo gaat het merendeel van de studies over socio-psychologische barrières over het Israël-Palestina conflict (Bar-Tal, 2007; Bar-Tal et al., 2010; Gayer et al., 2009; Hameiri et al., 2014; Halperin, 2011; Halperin & Bar-Tal, 2011; Porat et al., 2013). Wellicht zijn alle gevonden resultaten wel specifiek voor dit conflict en is de

generalisatie naar andere (langdurige) conflicten dusdanig laag dat de hierbij gevonden resultaten niet toepasbaar zijn. Zo is dit het enige grootschalige conflict op de wereld waarbij het Jodendom tegenover de Islam staat, en daarnaast heeft de staat Israël nog nooit onafhankelijk in vrede kunnen leven. Dit zijn krachtige elementen die aan de basis staan van dit conflict. Deze elementen zouden ervoor kunnen zorgen dat dit conflict met geen enkel ander conflict te vergelijken valt. Uit

onderzoek blijkt echter dat het Israël-Palestina conflict gezien kan worden als één van de meest prototypische langdurige conflicten die er bestaan (Sandler, 1988, aangehaald in Gayer et al., 2009). De bevindingen berust op dit conflict zouden hierdoor doorgetrokken kunnen worden naar andere conflicten in andere situaties. Hierdoor kan gesteld worden dat er geen sprake is van een lage generalisatie naar andere conflicten en kunnen de resultaten van dit literatuuroverzicht zodoende hiertoe overgedragen worden.

Creatieve flexibiliteit en cognitieve flexibiliteit hebben een behoorlijke overlap. Het lijkt of er een overeenkomstig onderliggend principe aan ten grondslag ligt. Er is ook gevonden dat

antecedenten van creatieve flexibiliteit eveneens kunnen gelden voor cognitieve flexibiliteit, en daarnaast zijn er bij de uitkomsten ook gelijkenissen te zien. Er zijn echter ook verschillen, en één verschil is dat, aan de ene kant, bij creatieve flexibiliteit het gaat om de productie van creativiteit. Hierbij moet actief gehandeld worden om tot creativiteit te komen. De creatieve flexibiliteit moet er daarbij voor zorgen dat er vanuit verschillende perspectieven een bepaald product of probleem bekeken wordt. Aan de andere kant, bij cognitieve flexibiliteit, moet er open gestaan worden voor bepaalde informatie. Dit betekent dat er niet per se actief op zoek gegaan wordt naar een bepaalde

(24)

uitkomst, maar er meer passief afgewacht wordt wat er op iemand afkomt. Zoals ook eerder aangegeven, kan er vandaar niet vanuit gegaan worden dat de constructen gelijk zijn. Empirisch onderzoek naar de parallellen van creatieve flexibiliteit en cognitieve flexibiliteit zou de huidige gevonden overeenkomsten kunnen versterken. Desalniettemin zijn deze theoretische bevindingen dusdanig overtuigend dat er nochtans gesteld kan worden dat er met een nieuw inzicht naar eventuele oplossingen van socio-psychologische barrières gekeken kan worden.

Oplossingen

Recent onderzoek van Hameiri et al. (2014) gaat tegen gebruikelijke interventiestrategieën in met hun ‘paradoxaal denken’ interventie. Het doel van de interventie is de bevroren (rigide) socio-psychologische barrières te laten ontdooien (flexibel maken). In plaats van mensen informatie aan te bieden die tegen hun huidige gedachtepatroon in druist, bieden ze informatie aan die hierop aansluit. Deze informatie is echter een extreme vorm van de huidige mening die deze mensen hebben. Dit is minder bedreigend voor de persoon omdat het niet tegen het eigen geloof ingaat. Hierdoor zullen er geen automatische defensieve reacties optreden, met andere woorden: geen rigiditeit, waarbij cruciale informatie genegeerd zal worden doordat het een inbreuk is op de

identiteit. Bij interventies waarbij dit wel gebeurt kan het negeren van informatie gezien worden als een vermijdende motivatie. De ‘paradoxaal denken’ interventie wekt daarentegen een

toenaderingsmotivatie op omdat de informatie in eerste instantie aansluit op de eigen mening. Door deze toenaderingsmotivatie staat men meer open voor informatie en blijft de need for closure, hetgeen een antecedent van rigiditeit is, laag. Vervolgens wordt door het aanbieden van een buitensporige mening een gevoel van absurdisme opgewekt over hun huidige mening. Deze

interventie zorgde ervoor dat er meer flexibiliteit ontstond ten opzichte van de socio-psychologische barrières, hetgeen tot een positiever beeld van de tegenpartij leidde. De toenaderingsmotivatie die in dit geval waarschijnlijk leidt tot het open staan voor de informatie treedt ook op bij creativiteit, en

(25)

met name creatieve flexibiliteit. Creativiteit zou zodoende via toenaderingsmotivatie ook tot de vermindering van socio-psychologische barrières kunnen leiden.

Opgestelde interventies zijn bedoeld om conflicten te verminderen of mensen in conflictsituaties minder rigide te maken. De interventies zijn dan ook gericht op mensen in

conflictsituaties. Deze aanpak is symptoombestrijding in plaats van de kern van het probleem aan te pakken. De bestaande rigiditeit wordt bestreden, waar er ook gekeken kan worden naar waar

rigiditeit ontstaat. Leeftijd en rigiditeit blijken een curvilinear verband te hebben. Rigiditeit neemt af tussen de leeftijd van 5 en 18 jaar, is redelijk stabiel tussen 18 en 60, en neemt toe vanaf 60 jaar oud (Schultz & Searleman, 2002). Waar kinderen naar school gaan om te leren over hoe de wereld in elkaar zit neemt de rigiditeit dus gestaag af en staan ze open om informatie te vergaren. Deze informatie verkrijgen ze uit schoolboeken en van leraren. In Israëlische schoolboeken blijkt echter een redelijke mate van propaganda te staan, die ervoor zorgt dat de conflict-supporting societal

beliefs in stand gehouden worden. Dit gebeurt onder andere door een negatieve stereotypering van

Arabieren te creëren, het promoten van een collectieve slachtofferrol en delegitimatie van de tegenstander (Bar-Tal, 1998). Op het moment dat rigiditeit eigenlijk op een natuurlijke manier af zou moeten nemen, wordt dit verhoogd door implementatie in het onderwijs. Hieruit blijkt dat de fundering van de socio-psychologische barrières al jong gecreëerd wordt, en wanneer dit in de schoolbanken aangepakt kan worden, zullen alle andere interventies, zoals het verminderen van de barrières aan de hand van creativiteit, beter werken.

Afsluiting

Met dit literatuuroverzicht is een mogelijkheid geschept om conflictsituaties in een ander daglicht te bekijken, namelijk aan de hand van creativiteit. Hieruit blijkt dat wanneer het pad van creativiteit eenmaal bewandeld wordt er een scala aan nieuwe mogelijkheden tot stand komen om de rigiditeit die ontstaat bij socio-psychologische barrières, en conflictoplossing in de weg staat, te verminderen. Denk hierbij aan verschillende soorten motivatie die de emoties, stemmingen en

(26)

affectieve staten van creativiteit beïnvloeden waarbij door middel van flexibiliteit de

socio-psychologische barrières onder de loep genomen kunnen worden. Het belangrijkste doel hierbij is dat conflicten opgelost moeten kunnen worden. Met name langdurige conflicten die hele naties in bedwang houden, en het is mooi dat de wetenschap hier zijn bijdrage kan doen door interventies te bedenken die hiertoe kunnen leiden.

(27)

Literatuurlijst

Baas, M., De Dreu, C. K., & Nijstad, B. A. (2008). A meta-analysis of 25 years of mood-creativity research: Hedonic tone, activation, or regulatory focus?. Psychological Bulletin, 134(6), 779. doi: 10.1037/a0012815.

Baas, M., De Dreu, C. K., & Nijstad, B. A. (2011). When prevention promotes creativity: the role of mood, regulatory focus, and regulatory closure. Journal of Personality and Social

Psychology, 100(5), 794. doi: 10.1037/a0022981.

Bar-Tal, D. (1998). The rocky road toward peace: Beliefs on conflict in Israeli textbooks. Journal of

Peace Research, 35(6), 723-742. doi: 10.1177/0022343398035006005.

Bar-Tal, D. (2007). Sociopsychological foundations of intractable conflicts. American Behavioral

Scientist, 50(11), 1430-1453. doi: 10.1177/0002764207302462.

Bar-Tal, D., Halperin, E., & Oren, N. (2010). Socio–Psychological Barriers to Peace Making: The Case of the Israeli Jewish Society. Social Issues and Policy Review, 4(1), 63-109.

doi: 10.1111/j.1751-2409.2010.01018.

Baumann, N., & Kuhl, J. (2005). Positive affect and flexibility: Overcoming the precedence of global over local processing of visual information. Motivation and Emotion, 29(2), 123-134. doi: 10.1007/s11031-005-7957-1.

De Dreu, C. K., Baas, M., & Giacomantonio, M. (2010). Processing modes and creativity: Why (not)?. Psychological Inquiry, 21(3), 203-208. doi: 10.1080/1047840X.2010.498781. De Dreu, C. K., Baas, M., & Nijstad, B. A. (2008). Hedonic tone and activation level in the

mood-creativity link: toward a dual pathway to mood-creativity model. Journal of Personality and Social

Psychology, 94(5), 739. doi: 10.1037/0022-3514.94.5.739.

De Dreu, C. K., Giacomantonio, M., Shalvi, S., & Sligte, D. (2009). Getting stuck or stepping back: Effects of obstacles and construal level in the negotiation of creative solutions. Journal of

(28)

De Dreu, C. K., Nijstad, B. A., & Baas, M. (2011). Behavioral activation links to creativity because of increased cognitive flexibility. Social Psychological and Personality Science, 2(1), 72-80. doi: 10.1177/1948550610381789.

Förster, J., & Dannenberg, L. (2010). GLOMOsys: A systems account of global versus local processing. Psychological Inquiry, 21(3), 175-197. doi: 10.1080/1047840X.2010.487849. Förster, J., Liberman, N., & Kuschel, S. (2008). The effect of global versus local processing styles

on assimilation versus contrast in social judgment. Journal of personality and social

psychology, 94(4), 579. doi: 10.1037/0022-3514.94.4.579.

Gayer, C. C., Landman, S., Halperin, E., & Bar-Tal, D. (2009). Overcoming psychological barriers to peaceful conflict resolution: The role of arguments about losses. Journal of Conflict

Resolution. 53(6), 951–975. doi: 10.1177/0022002709346257.

Haager, J. S., Kuhbandner, C., & Pekrun, R. (2014). Overcoming fixed mindsets: The role of affect.

Cognition & Emotion, 28(4), 756-767. doi: 10.1080/02699931.2013.851645.

Hameiri, B., Porat, R., Bar-Tal, D., Bieler, A., & Halperin, E. (2014). Paradoxical thinking as a new avenue of intervention to promote peace. Proceedings of the National Academy of

Sciences, 111(30), 10996-11001. doi: 10.1073/pnas.1407055111.

Halperin, E. (2011). Emotional barriers to peace: Emotions and public opinion of Jewish Israelis about the peace process in the Middle East. Peace and Conflict, 17(1), 22-45. doi: 10.1080/10781919.2010.487862.

Halperin, E., & Bar-Tal, D. (2011). Socio-psychological barriers to peace making: An empirical examination within the Israeli Jewish society. Journal of Peace Research, 48(5), 637-651. doi: 10.1177/0022343311412642.

Henderson, M. D., & Trope, Y. (2009). The effects of abstraction on integrative agreements: When seeing the forest helps avoid getting tangled in the trees. Social Cognition, 27(3), 402. doi: 10.1521/soco.2009.27.3.402.

(29)

Liu, Y., & Wang, Z. (2014). Positive Affect and Cognitive Control Approach-Motivation Intensity Influences the Balance Between Cognitive Flexibility and Stability. Psychological

Science, 25(5), 1116-1123. doi: 10.1177/0956797614525213.

Nijstad, B. A., De Dreu, C. K., Rietzschel, E. F., & Baas, M. (2010). The dual pathway to creativity model: Creative ideation as a function of flexibility and persistence. European Review of

Social Psychology, 21(1), 34-77. doi: 10.1080/10463281003765323.

Porat, R., Halperin, E., & Bar-Tal, D. (2013). The Effect of Sociopsychological Barriers on the Processing of New Information about Peace Opportunities. Journal of Conflict Resolution,

00(0) 1-27. doi: 10.1177/0022002713499719.

Roskes, M. (2014). Constraints that help or hinder creative performance: a motivational approach.

Creativity and Innovation Management, 1-10. doi: 10.1111/caim.12086.

Ross, L., & Ward, A. (1995). Psychological barriers to dispute resolution. Advances in

Experimental Social Psychology, 27, 255-304. doi: 10.1016/S0065-2601(08)60407-4.

Sadat, A. (1977). ‘‘Statement to the Knesset by President Sadat.’’ Speech presented at the Knesset Meeting, Jerusalem, Israel. Accessed Dec 1, 2014. from http://www.mfa.gov.il/ MFA/ Foreign%20Relations/Israels%20Foreign%20Relations%20since

%201947/1977-1979/ 73%20Statement%20to%20the%20Knesset%20by%20President %20Sadat-%2020.

Schultz, P., & Searleman, A. (2002). Rigidity of thought and behavior: 100 years of research.

(30)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Thus, the research question that is aimed to be answered in the present study is: To what extent is there a relationship between sexualized content in reality TV/Instagram and

This thesis explores the subjective illness experience of eight individuals suffering with depression, and their lived experience of taking antidepressants in the

Considering the international obligations of Iceland, the updated view of the Icelandic authorities towards substantive rules on international crimes and, as discussed

Abstract The National Institute for Health and Care Excellence (NICE) invited Janssen, the company manu- facturing abiraterone acetate (AA; tradename Zytiga  ), to submit evidence

Chile is one of the highest ranking South American countries on the press freedom indices Freedom House and Reporters without Borders; 27 years on from Pinochet’s

The central aim of this study was to assess the accuracy performance of different DTW classifiers in a fragmented farming area with relatively small plot sizes. Specifically,

To address the problem of non-reporting, it is therefore important for us to move beyond the linear notion of administrative cause-effect and to view the eventual decision

The environ- ments described in this paper are appropriate study sites of WNV ecology and vector population because (i) they have key required factors in common: intense circulation