• No results found

De rol van de ouders bij het ontstaan van sociale fobie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De rol van de ouders bij het ontstaan van sociale fobie"

Copied!
24
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Rol van de Ouders bij het Ontstaan van Sociale

Fobie

Laura (C.J.) Oomen

Studentnummer: 10145087 Universiteit van Amsterdam Begeleider: E. de Ruiter Datum: 22 januari 2015 Aantal woorden abstract: 146

Aantal woorden literatuuronderzoek: 4.764 (exclusief abstract en literatuurlijst)

(2)

Inhoudsopgave

Abstract 3

De Rol van de Ouders bij het Ontstaan van Sociale Fobie 4 De Invloed van Opvoedstijl op het Ontstaan van Sociale Fobie 7 De Invloed van Psychopathologie van de Ouders op het Ontstaan van Sociale Fobie 13

Conclusies en Discussie 18

Literatuurlijst 20

(3)

Abstract

Sociale fobie is de aanhoudende angst voor sociale situaties waarin blootstelling aan onbekenden of beoordeling een mogelijk gevolg is. Sociale fobie heeft invloed op het dagelijks leven van mensen. Daarom is het van belang om oorzaken te achterhalen. Naast genetica en traumatische ervaringen blijkt modeling van invloed te zijn op het ontstaan van sociale fobie. Via modeling leren kinderen van hun ouders. Daarom staat de vraag centraal wat de rol van de ouders is bij het ontstaan van sociale fobie. Dit wordt uiteengezet in de invloed van opvoedstijl en psychopathologie van de ouders op het ontstaan van sociale fobie. Een overbeschermende en afwijzende opvoedstijl blijken van invloed te zijn op het ontstaan van sociale fobie. Tevens blijkt dat psychopathologie van de ouders van invloed is op het ontstaan van sociale fobie. Er kan geconcludeerd worden dat ouders een rol spelen in het ontstaan van sociale fobie.

(4)

De Rol van de Ouders bij het Ontstaan van Sociale Fobie

Het voordragen van een tekst of een sollicitatiegesprek zijn situaties die bij veel mensen (lichamelijke) spanning oproepen. Bijna iedereen doorstaat dit soort situaties zonder veel weerstand, maar dat lukt niet alle mensen. Sommigen hebben last van sociale fobie.

Sociale fobie wordt in de DSM-IV-TR omschreven als een aanhoudende angst voor één of meer sociale situaties waarin men wordt blootgesteld aan onbekenden of men

beoordeeld wordt (American Psychiatric Association, 2000). Bij blootstelling aan zo’n sociale situatie treedt de angst altijd op. Hierdoor worden deze situaties vaak vermeden of wanneer vermijding onmogelijk is, doorstaan met grote angst. Men is zich bewust van de irrealiteit van de angst, maar kan zich er niet tegen verzetten, waardoor deze angst van invloed is op het dagelijks leven van de persoon.

In de Nederlandse populatie heeft 19,6% van de mensen ooit last gehad van een angststoornis (Graaf de, Have ten, Gool van, & Dorsselaer van, 2012). Daarvan heeft 9,3% ooit last gehad van sociale fobie. Sociale fobie openbaart zich vaak in de puberteit, waarin mensen zich bewust worden van zichzelf; de gemiddelde aanvangsleeftijd voor sociale fobie is 16,1 jaar (Fehm, Beesdo, Jacobi, & Fiedler, 2008).

Sociale fobie is een veelvoorkomende angststoornis die van invloed is op het dagelijks leven van degenen die eraan lijden. Er is onder andere sprake van verminderende prestaties op werk, werkeloosheid en financiële problemen (Leon, Portera & Weisman, 1995). Hierdoor is het van belang om oorzaken van sociale fobie te achterhalen.

Er is in de afgelopen jaren onderzoek gedaan naar in standhoudende factoren van sociale fobie (Rapee & Heimberg, 1997), maar het is ook belangrijk om te kijken welke factoren een rol spelen bij het ontstaan van deze stoornis. Op dit moment is al duidelijk dat men genetische kwetsbaar kan zijn voor sociale fobie. Uit het tweelingenonderzoek van Ollendick en Hirschfeld-Becker (2002) blijkt dat de erfelijkheid van sociale fobie geschat kan

(5)

worden op 30%. Dit betekent dat er een kans van één op drie is dat de ouders de stoornis overdragen via hun genen op hun kinderen.

Naast genetica blijkt ook omgeving een rol te spelen bij het ontstaan van sociale fobie. Verschillende onderzoekers suggereren dat sociale fobie een gevolg kan zijn van een

traumatische ervaring (McCabe, Antony, Summerfeldt, Liss, & Swinson, 2003; Stemberger, Turner, Beidel, & Calhoun, 1995). Echter, veel mensen die sociale fobie ontwikkelen hebben nooit een traumatische ervaring meegemaakt. Zij ontwikkelen sociale fobie door modeling, oftewel het observeren van anderen die een vernederende of angstige situatie ondergaan (Öst and Hughdahl, 1981). Het effect van modeling is voornamelijk zichtbaar, wanneer degene leert van een belangrijke andere, zoals een ouder (Askew & Field, 2008). Modeling is een manier van kinderen om te leren van hun ouders (Askew & Field, 2008). Ouders spelen een belangrijke rol in het leven van hun kinderen. Dit komt niet alleen doordat zij hun kinderen normen en waarden meegeven, maar ook doordat ze vaak aanwezig zijn in het leven van hun kind. Daarom staat de vraag wat de rol van ouders is bij het ontstaan van sociale fobie centraal in dit literatuuroverzicht.

De rol van de ouders wordt als het volgt uiteengezet. In de eerste paragraaf wordt de invloed van opvoedstijl op het ontstaan van sociale fobie besproken. Het is bekend dat ouders variëren in de manier waarop ze hun kinderen opvoeden. Dit heeft te maken met de mate waarin ze controle op hun kinderen uitoefenen als ook in de mate waarin ze betrokken zijn met hun kinderen (Wubs, 2010). Er zijn vier opvoedstijlen: democratisch (veel betrokkenheid en controle), autoritair (weinig betrokkenheid en veel controle), permissief (veel

betrokkenheid en weinig controle) en verwaarlozend (weinig betrokkenheid en controle) (Wubs, 2010). Een ouder met een democratische opvoedstijl heeft de neiging om

overbeschermend te worden bij te veel betrokkenheid en controle. Een autoritaire ouder kan de neiging hebben om afwijzend te worden. Deze opvoedstijlen staan centraal in dit

(6)

literatuuroverzicht. Er is gekozen voor opvoedstijl, omdat de verwachting is dat opvoedstijl van invloed is op het ontstaan van sociale fobie. Verschillende onderzoeken hebben

aangetoond dat volwassenen met angststoornissen de opvoedstijl van hun ouders zowel controlerend als ook minder betrokken hebben ervaren (Gerlsma, Emmelkamp & Arrindell, 1990; Rapee, 1997). Daarnaast vond Rapee (1997) in zijn onderzoek dat excessieve controle belangrijk is in de ontwikkeling van een angststoornis. Op basis van deze

onderzoeksresultaten mag worden verwacht dat opvoedstijl van invloed is op het ontstaan van sociale fobie.

In de tweede paragraaf wordt de invloed van psychopathologie van de ouders

onderzocht. Met psychopathologie van de ouders wordt bedoeld dat de ouders lijden aan een stoornis zoals beschreven in de DSM-IV-TR (APA, 2000). Hiervoor is gekozen, omdat het aannemelijk is dat dit van invloed is op het ontstaan van sociale fobie. Ouders met een

psychische stoornis reageren anders op sociale situaties. Zoals eerder vermeld, leren kinderen via modeling van hun ouders. Naar verwachting zullen kinderen van ouders die lijden aan een psychische stoornis ook anders gaan reageren op sociale situaties en daardoor eerder sociale fobie ontwikkelen.

(7)

De Invloed van Opvoedstijl op het Ontstaan van Sociale Fobie

Naar verwachting zal opvoedstijl van invloed zijn op het ontstaan van sociale fobie. Verschillende onderzoekers hebben al aangetoond dat opvoedstijl van invloed is op het ontstaan van andere angststoornissen (Gerlsma et al.,1990; Rapee, 1997). Het blijkt eveneens dat excessieve controle of overbescherming van invloed is op het ontstaan van een

angststoornis (Rapee, 1997). Er wordt verwacht dat deze resultaten ook gelden voor sociale fobie. Deze paragraaf concentreert daarom zich op de invloed van opvoedstijl op het ontstaan van sociale fobie.

Bandelow et al. (2004) onderzochten of opvoeding een risicofactor is voor het ontstaan van sociale fobie. Aan hun onderzoek deden 170 volwassen deelnemers mee, waarvan er 50 gediagnosticeerd waren met sociale fobie. De andere 120 deelnemers waren controles. Dat was vastgesteld middels de Structured Clinical Interview for DSM-IV (SCID). De onderzoekers namen bij alle deelnemers een retrospectief interview over hun opvoeding af. Items gingen bijvoorbeeld over dominantie van de ouders. In vergelijking met de

controlegroep beschreven de deelnemers met sociale fobie de opvoedstijl van hun ouders vaker negatief. De deelnemers met sociale fobie rapporteerden vaker dan controles dat hun vader dominant was en hun moeder een zwak karakter had. Toch konden de onderzoekers geen significante bijdrage van opvoedstijl op het ontstaan van sociale fobie vinden, maar er was wel een trend richting een bijdrage aan het ontstaan van sociale fobie zichtbaar.

Bandelow et al. (2004) vonden geen associatie tussen opvoedstijl en het ontstaan van sociale fobie, maar zij namen enkel een retrospectief interview af bij volwassenen. Voor volwassenen kan informatie over opvoeding zijn weggezakt, waardoor onderschatting kan plaatsvinden. Taylor en Alden (2006) kozen ook voor volwassenen, maar hun deelnemers kregen naast vragenlijsten ook een interactie-taak tijdens het onderzoek. Zij onderzochten de invloed van een overbeschermende opvoedstijl op sociale fobie. Aan het onderzoek deden 83

(8)

volwassenen mee. Daarvan waren er 41 deelnemers met sociale fobie. Dit werd gemeten middels The Social Phobia Scale (SPS) en the Social Interaction Anxiety Scale (SIAS). Deze schalen meten angst om negatief beoordeeld te worden in sociale situaties. De onderzoekers vroegen retrospectief naar de overbeschermende opvoedstijl van de ouders van de

deelnemers. Dit werd gemeten met The Parental Overprotection Scale of the Social History

Questionnaire (SHQ). Deze schaal bevat stellingen over de opvoedstijl van ouders die met

waar of onwaar beantwoord moeten worden. Tijdens het onderzoek namen de deelnemers deel aan interacties met één van de onderzoekers die ofwel vriendelijk ofwel ambigue waren. Deelnemers met sociale fobie waren minder sociaal actief gedurende de taak. Dit werd geassocieerd met een overbeschermende opvoedstijl van hun ouders. Er kon geconcludeerd worden dat een overbeschermende opvoedstijl van invloed was op sociale fobie.

De associatie tussen een overbeschermende opvoedstijl en sociale fobie werd gerepliceerd door Spokas en Heimberg (2009). Zij onderzochten de rol van een

overbeschermende opvoedstijl bij het ontstaan van sociale fobie. Aan hun onderzoek deden 923 adolescenten met een gemiddelde leeftijd van 19,7 jaar mee. Sociale fobie werd gemeten met de SIAS. De opvoedstijl werd gemeten met the Parental Bonding Instrument (PBI). Dit meetinstrument bestond uit stellingen die verschillende attitudes van ouders representeren. De deelnemers kregen de taak om aan te geven in hoeverre dit van toepassing was op hun eigen ouders. Deelnemers met sociale fobie gaven significant vaker aan dat hun ouders een

overbeschermende opvoedstijl hadden. Er kon geconcludeerd worden dat een overbeschermende opvoedstijl van invloed was op het ontstaan van sociale fobie.

Voorgaande onderzoeken hebben zich gericht op een controlerende en in meerdere mate op een overbeschermende opvoedstijl. Lieb et al. (2000) vonden niet alleen dat een overbeschermende opvoedstijl van invloed was op het ontstaan van sociale fobie, maar

vonden ook bewijs voor de invloed van een afwijzende opvoedstijl op het ontstaan van sociale

(9)

fobie. Zij onderzochten de invloed van verschillende opvoedstijlen op het ontstaan van sociale fobie. Aan de studie deden 1047 adolescenten in de leeftijd van 14-17 jaar mee. Sociale fobie werd vastgesteld middels een diagnostische interview, namelijk de Munich-Composite

International Diagnostic Interview (M-CIDI). Dit was een gestructureerd interview die

psychische stoornissen uit de DSM-IV-TR uitvroeg op het gebied van ontstaan, duur en ernst van de stoornis. Opvoedstijlen die in dit onderzoek meegenomen werden waren een

afwijzende opvoedstijl en een overbeschermende opvoedstijl. Dit werd gemeten met the

Questionnaire of Recalled Parenting Rearing Behaviour (QRPRB). Met deze vragenlijst kon

retrospectief gemeten worden wat voor opvoedstijl de ouders van de adolescenten hadden. Uit de resultaten van het onderzoek bleek dat er niet alleen associatie bestond tussen een

overbeschermende opvoedstijl en hebben van sociale fobie, maar ook tussen een afwijzende opvoedstijl en het ontstaan van sociale fobie. Er kan geconcludeerd worden dat een

overbeschermende en afwijzende opvoedstijl van invloed zijn op sociale fobie.

In de vorige studies is er onderzoek gedaan naar de invloed van opvoedstijl van beide ouders samen op het ontstaan van sociale fobie. Knappe, Beesdo-Baum, Fehm, Lieb en Wittchen (2012) deden eveneens onderzoek naar beide ouders, maar maakten daarbij

onderscheid tussen vaders en moeders. Aan het onderzoek deden 1053 adolescenten mee. Er was één groep van 14-17 jaar en één groep van 18-24 jaar. De onderzoekers namen de M-CIDI af bij de deelnemers om sociale fobie vast te kunnen stellen. Opvoedstijl werd vastgesteld middels de QRPRB. Het onderzoek maakte gebruik van een baselinemeting en drie follow-up metingen waarin allemaal de M-CIDI en de QRPRB werd afgenomen. De eerste follow-up meting was alleen voor de eerste leeftijdsgroep en was twee jaar na de baselinemeting. De tweede en derde follow-up meting was voor beide leeftijdsgroepen en vond ongeveer zeven en tien jaar na de baselinemeting plaats. De onderzoekers vonden een associatie tussen een afwijzende opvoedstijl van vaders en sociale fobie. Ze vonden ook een

(10)

associatie tussen een overbeschermende opvoedstijl van moeders en sociale fobie. Er kon geconcludeerd worden dat een afwijzende en overbeschermende opvoedstijl van invloed is op sociale fobie.

Tot nu toe is de invloed van opvoedstijl op het ontstaan van sociale fobie enkel bij adolescenten en volwassenen gemeten. Interessant is om eveneens te kijken naar de invloed van opvoedstijl op het ontstaan van sociale fobie bij kinderen. Kinderen worden gedurende het onderzoek nog opgevoed door hun ouders. Hierdoor zou het effect van opvoedstijl

verschillend kunnen zijn dan bij retrospectief onderzoek. Rork en Morris (2009) onderzochten de invloed van een warme en een controlerende opvoedstijl op het ontstaan van sociale fobie. Aan hun onderzoek deden 31 gezinnen met twee ouders mee. De kinderen waren in de leeftijd van 10-13 jaar. De deelnemers kregen de taak om een Daily Activity Log (DAL) invullen. Dat houdt in dat de deelnemers alle sociale activiteiten gedurende de tien dagen dat het onderzoek duurt bijhouden. Daarnaast kregen de kinderen de taak om de Social Phobia and Anxiety

Inventory for Children (SPAI-C) in te vullen. Dat is een instrument waarmee symptomen van

sociale fobie bij kinderen gemeten kan worden. De ouders vulden de versie voor ouders van deze vragenlijst in. Daarnaast namen alle gezinnen deel aan een Multi-Family Interaction

Task. Deze taak beoordeelt interacties tussen gezinsleden op bijvoorbeeld betrokkenheid en

overbescherming. De onderzoekers vonden een matige associatie tussen een controlerende opvoedstijl en sociale fobie bij kinderen. Er werd geen associatie tussen een warme

opvoedstijl en sociale fobie bij kinderen gevonden. De onderzoekers vonden specifiek een relatie tussen een overbeschermende opvoedstijl van de moeder en het ontstaan van sociale fobie.

Door Rork et al. (2009) en Knappe et al. (2012) werd de invloed van een

overbeschermende opvoedstijl van de moeder al aangetoond. Dit effect werd gerepliceerd door Bögels, Oosten van, Muris en Smulders (2001). Zij onderzochten de associatie tussen

(11)

opvoedstijl en sociale fobie. Ze onderzochten een afwijzende en een overbeschermende opvoedstijl. Aan het onderzoek deden 190 kinderen in de leeftijd van 8-18 jaar en hun ouders mee. Van deze 190 kinderen hadden er 64 sociale fobie. Dit was vastgesteld door een

psycholoog van Child and Youth Department van het Mental Health Center in Maastricht. Sociale angst bij de kinderen werd ook nog gemeten met de Social Anxiety Scale (SAS). Dit is een schaal bestaande uit stellingen die worden gevolgd door een sociaal angstige optie en een neutrale optie. Bijvoorbeeld: ‘ik word nerveus’ of ‘ik maak me zorgen dat ze mij niet leuk vindt’. Opvoedstijl werd gemeten middels de Egna Minnen Betraffande Uppfostran Child

Version (EMBU-C). Deze schaal beoordeelt de opvoedstijl van ouders zoals geobserveerd

door het kind. Het meet bijvoorbeeld een afwijzende of overbeschermende opvoedstijl. De onderzoekers vonden dat een overbeschermende opvoedstijl van moeders sociale fobie bij hun kinderen voorspelt. Ze vonden geen associatie tussen opvoedstijl van vaders en hun kinderen. Uit het onderzoek blijkt dat opvoedstijl van vaders niet van invloed is op het ontstaan van sociale fobie bij hun kinderen.

De associatie tussen opvoedstijl van vaders en het ontstaan van sociale fobie bij kinderen werd eveneens onderzocht door Greco en Morris (2002). Zij onderzochten de

invloed van een overbeschermende en een afwijzende opvoedstijl van vaders op sociale fobie. Aan het onderzoek deden 48 kinderen met een gemiddelde leeftijd van 11,4 jaar en hun vader mee. Van de kinderen waren er 22 hoog sociaal angstig en 22 laag sociaal angstig. Sociale angst bij de kinderen werd gemeten met de SPAI-C. De opvoedstijl van de vaders werd gemeten met de PBI. Tevens werden ook interacties tussen de vaders en kinderen tijdens een origami-taak geobserveerd. Uit de resultaten bleek dat vaders van kinderen met hoge sociale angst meer controlerend waren tijdens de origami-taak dan vaders van kinderen met lage sociale angst. Er kon echter geen verschil in opvoedstijl gevonden worden tussen vaders van kinderen met lage en hoge sociale angst. Eveneens werd er geen associatie gevonden tussen

(12)

de sociale angst van het kind en de opvoedstijl van de vader. Er is gebleken uit dit onderzoek dat er geen relatie bestaat tussen de opvoedstijl van vaders en de sociale angst van kinderen.

Ook Greco et al. (2002) vonden geen associatie tussen de opvoedstijl van vaders en het ontstaan van sociale fobie bij kinderen.

Uit bovenstaande resultaten blijkt dat verschillende opvoedstijlen van invloed zijn op het ontstaan van sociale fobie. Een overbeschermende opvoedstijl blijkt van invloed te zijn. Bovenstaande onderzoeken vonden dat specifiek een overbeschermende opvoedstijl van moeders van invloed bleek te zijn. Ook blijkt een afwijzende opvoedstijl van invloed te zijn op het ontstaan van sociale fobie bij kinderen. De opvoedstijlen van vaders bleken niet van invloed te zijn op het ontstaan van sociale fobie bij hun kinderen. De reden hiervoor zou kunnen zijn dat vaders in mindere mate bijdragen aan de opvoeding van hun kinderen dan moeders.

Deze resultaten tonen aan dat opvoedstijl van invloed is op het ontstaan van sociale fobie. Het is echter ook belangrijk om naar de psychische gezondheid van de ouders te kijken. De volgende paragraaf gaat over de invloed van psychopathologie van de ouders op het ontstaan van sociale fobie. Het is aannemelijk dat dit evengoed invloed heeft op het ontstaan van sociale fobie, omdat ouders met een psychische stoornis anders reageren op sociale situaties en dit via modeling overbrengen op hun kinderen.

(13)

De Invloed van Psychopathologie van de Ouders op het Ontstaan van Sociale Fobie

Modeling is een belangrijke manier voor kinderen om te leren (Askew & Field, 2008).

Ouders spelen een belangrijke rol hierin, omdat ze vaak aanwezig zijn tijdens dit proces. Theoretici suggereren dat modeling een oorzaak is voor het ontstaan van sociale fobie (Bruch & Heimberg, 1994). Het is plausibel dat ouders een rol spelen in het ontstaan van sociale fobie bij kinderen.

Wanneer mensen lijden aan een psychische stoornis, reageren ze anders in sociale situaties. Aannemelijk is dat kinderen van ouders met een psychische stoornis dit via

modeling overnemen van hun ouders. Deze paragraaf concentreert zich daarom op de invloed

van psychopathologie van de ouders op het ontstaan van sociale fobie bij kinderen. Murray, Cooper, Creswell, Schofield en Sack (2007) onderzochten de invloed van sociaal angstige moeders op moeder-kind interacties en sociale responsiviteit van de kinderen. Wanneer er sprake is van een verminderde responsiviteit kan dat leiden tot afwijzing (Taylor & Alden, 2006). Dit is het geval wanneer gedrag niet overeenkomt met het gedrag van de ander. Hierdoor kan angst voor afwijzing en sociale fobie ontstaan. Daarom is het belangrijk om kinderen die een verminderde responsiviteit tonen te ondersteunen, zodat zij geen sociale fobie ontwikkelen.

Aan het onderzoek deden 173 moeders met hun kinderen mee. De moeders waren geselecteerd op basis van de aanwezigheid van sociale fobie (84) of waren controles (89). Hun kinderen hadden de gemiddelde leeftijd van 10 weken. De moeders werden tien weken lang gevolgd in face-to-face interacties met kun kinderen. Ook werden de moeders gevolgd tijdens een sociale uitdaging: interacteren met een vreemde. Uit het onderzoek bleek dat de interacties van sociaal angstige moeders en hun kinderen niet verschilden van de interacties tussen controle moeders en hun kinderen. Dit was echter wel het geval wanneer deze

interacties met vreemden waren. De sociaal angstige moeders waren dan niet alleen angstiger,

(14)

maar ook minder bemoedigend naar hun kind toe. Hierdoor werden ook de kinderen van sociaal angstige moeders minder responsief. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de responsiviteit van kinderen wordt beïnvloed door de sociale angst van de moeders.

Sociale fobie van moeders leidt tot verminderde responsiviteit bij hun baby’s. Dit kan een voorstadium van sociale fobie zijn. Daarom is het van belang om onderzoek te doen naar oudere kinderen en volwassenen. Dit werd onderzocht door Lieb et al. (2000). Aan de studie deden 1047 adolescenten in de leeftijd van 14-17 jaar mee en één van hun ouders mee. Bij de deelnemers werd de M-CIDI afgenomen. De studie bestond uit een baseline meting en een

follow-up meting na 20 maanden. Ook werd bij de ouder van de adolescenten de M-CIDI

afgenomen om psychische stoornissen vast te stellen. Naast het diagnostisch interview werd de ouder ook gevraagd naar de psychische en somatische conditie in kindertijd en

adolescentie van hun kind. De onderzoekers vonden een sterke associatie tussen sociale fobie bij de ouders en het ontstaan van sociale fobie bij hun kinderen. Er werden ook associaties gevonden tussen andere vormen van psychopathologie van de ouders, zoals andere

angststoornissen, depressie en alcoholmisbruik, en het ontstaan van sociale fobie bij hun kinderen. Deze associaties waren echter wel zwakker. Uit dit onderzoek blijkt dat psychopathologie van de ouders van invloed is op het ontstaan van sociale fobie bij hun kinderen.

De vorige onderzoekers toonden al aan dat psychopathologie van de ouders van invloed is op het ontstaan van sociale fobie. Knappe, Beesdo-Baum, Fehm, Höfler, Lieb & Wittchen (2009) onderzochten ditzelfde effect met een bij benadering zelfde onderzoeksopzet. Zij onderzochten of psychopathologie van de ouders sociale fobie bij hun kinderen kon

voorspellen. Aan hun onderzoek deden 1395 adolescenten in de leeftijd van 14-17 jaar en hun ouders mee. Er werd een diagnostistische interview afgenomen bij de deelnemers, namelijk de M-CIDI. Voor psychopathologie van de ouders werd ook informatie van familie gebruikt. Na

(15)

tien jaar werden de deelnemers opnieuw benaderd voor een follow-up meting. Tijdens deze

follow-up meting werd de persistentie van symptomen en stoornissen gemeten. Kinderen van

ouders met psychopathologie hadden vaker sociale fobie dan kinderen van psychisch gezonde ouders. Hieruit blijkt dus dat psychopathologie van invloed is op het ontwikkelen van sociale fobie.

Ditzelfde effect werd gerepliceerd door Knappe, Lieb, Beesdo, Fehm, Low, Gloster & Wittchen (2009). Zij onderzochten in hun onderzoek de rol van psychopathologie van de ouders bij het ontstaan van sociale fobie. Ze maakten gebruik van dezelfde deelnemers en onderzoeksopzet als Knappe, Beesdo-Baum, Fehm, Höfler, Lieb & Wittchen (2009). Uit de resultaten van de studie bleek dat wanneer ouders leden aan sociale fobie dit een risico vormde voor kun kinderen om ook sociale fobie te ontwikkelen. Naast sociale fobie waren ook andere angststoornissen, depressie en alcoholmisbruik geassocieerd met het ontstaan van sociale fobie bij kinderen. Er kan dus geconcludeerd worden dat psychopathologie van de ouders van invloed is op het ontstaan van sociale fobie bij hun kinderen.

Ook Knappe, Beesdo, Fehm, Lieb & Wittchen (2009) onderzochten in hun studie de invloed van psychopathologie van de ouders op het ontstaan van sociale fobie. Aan het onderzoek deden 1395 adolescenten in de leeftijd van 14-17 jaar en 18-24 jaar mee. De onderzoekers namen een diagnostisch interview, de M-CIDI, af bij de deelnemers. Het onderzoek maakte gebruik van een baseline meting en drie follow-up metingen waarin de M-CIDI bij de adolescenten werd afgenomen. Tijdens de eerste follow-up meting werd een diagnostisch interview bij de ouders afgenomen om vast te kunnen stellen of ze aan een psychische stoornis leden. Dit werd niet herhaald tijdens de andere follow-up metingen, vanwege het feit dat psychische stoornissen bij volwassen persistenter zijn dan bij

adolescenten. Ook maakten de onderzoekers gebruik van informatie van familieleden. Uit het

(16)

onderzoek bleek dat sociale fobie van de ouders van invloed was op het ontstaan van sociale fobie bij kinderen. Ook werden er associaties gevonden met depressie en alcoholmisbruik.

Voorgaande onderzoeken hebben de invloed van psychopathologie van de ouders op het ontstaan van sociale fobie onderzocht bij adolescenten. Dit zijn retrospectieve

onderzoeken, omdat de opvoeding van adolescenten over het algemeen afgerond is. Doordat adolescenten elementen van hun opvoeding vergeten kunnen zijn, kan er sprake zijn van onderschatting van het effect. Daarom is het eveneens interessant om deze effecten bij kinderen te meten. Bögels et al. (2001) onderzochten de rol van sociale angst bij ouders bij het ontstaan van sociale fobie bij kinderen en adolescenten. Aan het onderzoek deden 190 kinderen in de leeftijd van 8-18 jaar en hun ouders mee. Van deze 190 kinderen hadden er 64 sociale fobie. Dit was vastgesteld door een psycholoog van Child and Youth Department van het Mental Health Center in Maastricht. Sociale angst bij de kinderen werd tijdens het onderzoek gemeten met de SAS. De sociale angst van de ouders werd gemeten met de Fear

Questionnaire (FQ). Dit was een vragenlijst die de mate van vermijding in fobische situaties

mat. De vragenlijst bestaat uit vijf sociale situaties die worden gescoord in een schaal. Ouders die hoog scoorden op de FQ hadden vaker kinderen met sociale fobie dan ouders die laag scoorden op de FQ. Er kon geconcludeerd worden dat sociale angst van de ouders samenhing met het ontstaan van sociale fobie bij hun kinderen.

Bögels et al. (2001) konden enkel aantonen dat angst van de ouders samenhangt met sociale fobie. De angst van de ouders werd echter aangetoond met de FQ. Met deze

vragenlijst kan men echter niet diagnosticeren. Daarom kan het zijn dat de ouders in het vorige onderzoek geen angststoornis hadden. Festa en Ginsburg (2011) gebruikten

vragenlijsten van de DSM-IV en konden daarom met zekerheid zeggen dat de ouders in het onderzoek een angststoornis hadden. Zij onderzochten de invloed van de aanwezigheid van een angststoornis bij de ouders op het ontstaan van sociale fobie bij hun kinderen. Aan het

(17)

onderzoek deden 63 kinderen in de leeftijd van 7-12 jaar en hun ouders mee. De angststoornis van de ouders werd gediagnosticeerd met de Anxiety Disorders Interview Schedule for

DSM-IV (ADIS) van de DSM-DSM-IV. De angst van de kinderen werd gemeten met de Anxiety

Disorders Interview Schedule for DSM-IV Child Version (ADIS-C). Uit de resultaten van het

onderzoek bleek dat een hogere angst van de ouders een hogere sociale angst bij hun kinderen voorspelde. Er kan dus geconcludeerd worden dat angst van ouders van invloed is op het ontstaan van sociale fobie bij kinderen.

Uit de bovenstaande onderzoeken blijkt dat psychopathologie van de ouders van invloed is op het ontstaan van sociale fobie. Naast sociale fobie blijkt dat andere

angststoornissen en depressie en alcoholmisbruik van invloed zijn op het ontstaan van sociale fobie. De aanwezigheid van sociale fobie bij de moeder blijkt van invloed te zijn op de responsiviteit van haar baby. De responsiviteit van haar baby wordt minder. Dit zou een voorstadium van sociale fobie kunnen zijn. In vervolgonderzoek zou men onderzoek moeten doen naar de langetermijneffecten van deze verminderde responsiviteit.

Er kan geconcludeerd worden dat psychopathologie van de ouders van invloed is op het ontstaan van sociale fobie.

(18)

Conclusies & Discussie

Er kan geconcludeerd worden dat opvoedstijl van invloed is op het ontstaan van sociale fobie. Zowel een overbeschermende opvoedstijl als een afwijzende opvoedstijl blijkt van invloed te zijn op het ontstaan van sociale fobie. Eveneens blijkt dat er verschil is tussen vaders en moeders. Een overbeschermende opvoedstijl van de moeder blijkt van invloed. Over de invloed van de opvoedstijl van vaders is nog geen eenduidig antwoord mogelijk. In de toekomst zal hier meer onderzoek naar gedaan moeten worden om een duidelijk antwoord te verkrijgen.

Daarnaast kan er geconcludeerd worden dat psychopathologie van de ouders invloed heeft op het ontstaan van sociale fobie bij kinderen. Sociale fobie van de ouders blijkt van invloed te zijn op het ontstaan van sociale fobie bij hun kinderen. Daarnaast blijken ook andere angststoornissen, depressie en alcoholmisbruik van invloed te zijn op het ontstaan van sociale fobie. De aanwezigheid van sociale fobie bij de moeder blijkt van invloed te zijn op de responsiviteit van haar baby. De responsiviteit van haar baby wordt minder. Dit zou een voorstadium van sociale fobie kunnen zijn. Er zijn nog geen langetermijneffecten van deze verminderde responsiviteit bekend. Naar verwachting zal deze verminderde responsiviteit bij blootstelling aan sociale fobie van de moeder uiteindelijk leiden tot sociale fobie. Dit zou onder andere kunnen komen door modeling. Hier moet echter nog onderzoek naar gedaan worden.

Aan de hand van de beschreven onderzoeken kunnen er nog een aantal kanttekeningen worden geplaatst. Zo is er naar verwachting een verschil in gender wat betreft de invloed van opvoedstijl en psychopathologie van de ouders op het ontstaan van sociale fobie. Meer vrouwen dan mannen ontwikkelen sociale fobie (Graaf de, et al. 2012). Tevens is het bekend dat vrouwen gevoeliger zijn voor afwijzing dan mannen. Bovendien verschilt de opvoeding van jongens en meisjes bij ouders. Het is meer geaccepteerd dat meisjes gevoeliger reageren

(19)

dan jongens. Op basis van deze gegevens is het aannemelijk dat de invloed van opvoedstijl en psychopathologie van de ouders verschillend is voor jongens en meisjes.

Een tweede kanttekening betreft de wederzijdse beïnvloeding van de opvoeding en genetische factoren. Zoals vermeld zijn genetische factoren van invloed op het ontstaan van sociale fobie. Dit zou het effect van opvoeding en modeling kunnen versterken, waardoor het werkelijke effect kleiner is dan wordt vermeld door de onderzoekers. Deze factoren

beïnvloeden elkaar. Genen zijn in meerdere of mindere mate actief. Dit heeft te maken met de omgeving (Price, Qvarnström & Irwin, 2003). De onderzoekers dienen zich dus bewust te zijn van de invloed van genetica op het ontstaan van sociale fobie.

Ten slotte waren veel van de besproken onderzoeken retrospectief, omdat de onderzoekers gekozen hadden om adolescenten of volwassenen te meten. Voor hen is hun opvoeding al wat langer geleden en daarom zouden zij elementen niet meer kunnen herinneren. Hierdoor zou het effect van opvoedstijl en psychopathologie van de ouders onderschat kunnen zijn. Sommige onderzoekers namen daarom niet alleen vragenlijsten en interviews af bij hun deelnemers, maar gaven hen ook de taak om te interacteren met hun ouders. Hierdoor was eveneens de huidige interactie gedurende het onderzoek te meten voor de onderzoekers.

Uit dit literatuuroverzicht blijkt dat opvoedstijl en psychopathologie van de ouders van invloed zijn op het ontstaan van sociale fobie. Dit betekent dat ouders een rol spelen bij het ontstaan van sociale fobie bij hun kinderen. Sociale fobie ontstaat door verschillende factoren, zoals genetische kwetsbaarheid, traumatische ervaringen, maar ook door modeling. Ouders hebben een grote verantwoordelijkheid als het gaat om het psychisch welzijn van hun kinderen. Meer inzicht in de etiologie van sociale fobie, zou dan ook moeten leiden tot preventieve maatregelen. Ouders zouden bijvoorbeeld begeleiding moeten krijgen, wanneer het vermoeden bestaat dat een kind sociale angst heeft. Hierdoor zouden mensen minder

(20)

lijden wanneer zij sociale fobie hebben en dit ook minder snel via opvoeding doorgeven aan hun kinderen.

Literatuur

American Psychiatric Association (2000). Diagnostic and statistical manual of mental disorders.

Fourth edition – text revision (DSM-IV-TR). Washington, DC: APA.

Askew, C., & Field, A. P. (2008). The vicarious learning pathway to fear 40 years on.Clinical Psychology Review, 28, 1249-1265. doi:10.1016/j.cpr.2008.05.003

Bandelow, B., Torrente, A. C., Wedekind, D., Broocks, A., Hajak, G., & Rüther, E. (2004). Early traumatic life events, parental rearing styles, family history of mental disorders, and birth risk factors in patients with social anxiety disorder. European Archives of Psychiatry and Clinical

Neuroscience, 254, 397-405. doi:10.1007/s00406-004-0521-2

Bögels, S. M., Oosten van, A., Muris, P., & Smulders, D. (2001). Familial correlates of social anxiety in children and adolescents. Behaviour Research and Therapy, 39, 273-287.

doi:10.1016/S0005-7967(00)00005-X

Bruch, M., & Heimberg, R. (1994). Differences in perceptions of parental and personal characteristics between generalized and nongeneralized social phobics. Journal of

Anxiety Disorders, 8, 155–168.

Fehm, L., Beesdo, K., Jacobi, F., & Fiedler, A. (2008). Social anxiety disorder above and below the diagnostic threshold: prevalence, comorbidity and impairment in the general population. Social Psychiatry and Psychiatric Epidemiology, 43, 257-265.

doi:10.1007/s00127-007-0299-4

(21)

Festa, C. C., & Ginsburg, G. S. (2011). Parental and Peer Predictors of Social Anxiety in Youth. Child Psychiatry & Human Development, 42, 291-306. doi:10.1007/s10578-011-0215-8

Gerlsma C, Emmelkamp P.M.G., Arrindell W.A (1990) Anxiety, depression and perception of early parenting: A meta-analysis. Clinical Psychology Review 10, 251–277.

Graaf de, R., Have ten, C., Gool van, S., & Dorsselaer van, S. (2012). Prevalentie van

psychischeaandoeningen en trends van 1996 tot 2009; resultaten van NEMESIS-2. Tijdschrift

voor psychiatrie, 54, 27-38

Greco, L. A., & Morris, T. L. (2002). Paternal Child-Rearing Style and Child Social Anxiety: Investigation of Child Perceptions and Actual Father Behavior. Journal of Psychopathology

and Behavioral Assessment, 24(4), 259-267. doi:10.1023/A:1020779000183

Knappe, S., Beesdo-Baum, K., Fehm, L., Höfler, M., Lieb, R., & Wittchen, H. (2009). Do parental psychopathology and unfavorable family environment predict the persistence of social phobia? Journal of Anxiety Disorders, 23, 986-994.

Knappe, S., Beesdo-Baum, K., Fehm, L., Lieb, R., & Wittchen, H. (2009). Associations of familial risk factors with social fears and social phobia: evidence for the continuum hypothesis in social anxiety disorder? Journal of Neural Transmission,116, 639-648. doi:10.1007/s00702-008-0118-4

(22)

Knappe, S., Beesdo-Baum, K., Fehm, L., Lieb, R., & Wittchen, H. U. (2012). Characterizing the Association between Parenting and Adolescent Social Phobia. Journal of Anxiety

Disorders, 26, 608-616. doi:10.1016/j.janxdis.2012.02.014

Knappe, S., Lieb, R., Beesdo-Baum, K., Fehm, L., Low, N. C., Gloster, A. T., & Wittchen, H. (2009). The role of parental psychopathology and family environment for social phobia in the first three decades of life. Depression and Anxiety, 26, 363-370. doi:10.1002/da.20527

Leon, A. C., Portera, L., & Weissman, M.M. (1995) The social costs of anxiety disorders.

The British Journal of Psychiatry, 166(27), 19-22.

Lieb, R., Wittchen, H., Höfler, M., Fuetsch, M., Stein, M. B., & Merikangas, K. R. (2000). Parental Psychopathology, Parenting Styles, and the Risk of Social Phobia in Offspring: A

Prospective-Longitudinal Community Study. Archives of General Psychiatry, 57, 859-866. doi:10.1001/archpsyc.57.9.859

McCabe, R., Antony, M., Summerfeldt, L., Liss, A., & Swinson, R. (2003). Preliminary Examination of the Relationship Between Anxiety Disorders in Adults and Self-Reported History of Teasing or Bullying Experiences. Cognitive Behaviour

Therapy, 32(4), 187-193. doi:10.1080/16506070310005051

Murray, L., Cooper, P., Creswell, C., Schofield, E., & Sack, C. (2007). The effects of maternal social phobia on mother-infant interactions and infant social responsiveness. Journal of Child

Psychology and Psychiatry, 48(1), 45-52. doi:10.1111/j.1469-7610.2006.01657.x

(23)

Ollendick, T. H., & Hirshfeld-Becker, D. R. (2002). The developmental psychopathology of social anxiety disorder. Biological Psychiatry, 51, 44-58. doi:10.1016/S0006-3223(01)01305-1

Öst, L.G., & Hugdahl, K. (1981). Acquisition of phobias and anxiety response patterns in clinical patients. Behaviour Research and Therapy,16, 439 – 447

Price, T.D., Qvarnström, A. & Irwin, D.E. (2003) The role of phenotypic plasticity in driving genetic evolution. Proceedings: Biological Sciences, 270, 1433-1440.

Rapee R.M. (1997). The role of childrearing practices in the development of anxiety and depression. Clinical Psychology Review, 17, 47–68.

Rapee, R. M., & Heimberg, R. G. (1997). A cognitive-behavioral model of anxiety in social phobia. Behaviour Research and Therapy, 35, 741–756

Rork, K. E., & Morris, T. L. (2009). Influence of Parenting Factors on Childhood Social Anxiety: Direct Observation of Parental Warmth and Control. Child & Family Behavior Therapy, 31, 220-235. doi:10.1080/07317100903099274

Spokas, M., & Heimberg, R. G. (2009). Overprotective Parenting, Social Anxiety, and External Locus of Control: Cross-sectional and Longitudinal Relationships. Cognitive Therapy and

Research, 33, 543-551. doi:10.1007/s10608-008-9227-5

(24)

Stemberger, R.T., Turner, S.M., Beidel, D.C., & Calhoun, K.S. (1995). Social phobia: An analysis of possible developmental factors. Journal of Abnormal Psychology, 104(3), 526-531.

Taylor, C. T., & Alden, L. E. (2006). Parental Overprotection and Interpersonal Behavior in Generalized Social Phobia. Behavior Therapy, 37, 14-24. doi:10.1016/j.beth.2005.03.001

Wubs, J. (2010). Liefde en leiding. Vier verschillende opvoedstijlen in: Diekstra, R. en M. van Hintum. Opvoedingscanon. Omdat over kinderen zoveel meer te weten valt. Amsterdam, Uitgeverij Bert Bakker.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

This study maps the complex shared and divergent perceptions of communication relationships between social development NPOs and their donors, and finds that not only is

Aangezien de sector van de samenlevingsopbouw door de Vlaamse overheid ook werd gesubsidieerd zal de historiek van deze sector op beleidsvlak kort worden besproken alvorens

Netwerkleden kunnen ook andere praktische hulp geven: zij kunnen ouders of kinderen bijvoorbeeld vergezellen naar afspraken met hulpverleners, hen vervoeren naar afspraken of

The article ‘Understanding online communities on social networks via the notion of imagined communities: the case of TripΑdvisor’ examines the function of TripAdvisor from the

Since we are interested in disentangling sources in proximity, the goal of our study is to examine the sensitivity of spatial resolution of EEG source reconstruction to a wide

Method VAR assumes two independent sources of error, a propor- tional and an additive component, and the variance of the residual error is the sum of both components, resulting in

Hence, we can conclude for this particular stock pair, the dynamic copula trading method is able to identify profitable arbitrage opportunities during the intraday market period on

Telgen benadrukt tegelijkertijd dat in het werken met vaste prijzen meteen een nieuw gevaar schuilt: ook dan kan er “onrealistisch” worden geboden door “een waarde te bieden die voor