• No results found

De betrouwbaarheid van drie maten van aandachtsvertekening voor alcoholgerelateerde stimuli

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De betrouwbaarheid van drie maten van aandachtsvertekening voor alcoholgerelateerde stimuli"

Copied!
21
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Betrouwbaarheid van Drie Maten van Aandachtsvertekening

voor Alcoholgerelateerde Stimuli

Jacob Jan Willem Lagerwaard

Universiteit van Amsterdam

Onder begeleiding van Dr. K. Nikolaou, Dr. M. Boffo, Dr. B. Van Bockstaele & Prof. Dr. R. Wiers

Studentnummer: 10351876 Aantal woorden: 5503

(2)

Abstract

In dit onderzoek werd gekeken naar de betrouwbaarheid van drie testen die

aandachtsvertekening ten opzichte van alcoholgerelateerde stimuli moeten meten: de Visual Probe Task (VPT), de Combined Flanker And Attentionalbias Task (CFAAT) en de Alcohol Visual Search Task (AVST). De betrouwbaarheid werd aan de hand van split-half analyses en test-hertest analyses in beeld gebracht. Er is gevonden dat alleen de AVST een hoge split-half betrouwbaarheid bezit. Geen van de testen voldeden aan een hoge test-hertest

betrouwbaarheid. De bevindingen waren ondanks gebrek aan significantie veelbelovend en verder onderzoek wordt aanbevolen.

(3)

De Betrouwbaarheid van Drie Maten van Aandachtsvertekening voor Alcoholgerelateerde Stimuli

Jongeren van 20 tot 30 jaar drinken in vergelijking met andere leeftijden het meest (Verdurmen, Van der Meulen, & Van Laar, 2004). Er is gevonden dat geen of matig

drankgebruik potentiele gunstige effecten kan hebben voor de gezondheid (Gunzerath, Faden, Zakhari, & Warren, 2004) terwijl een overmatige consumptie van alcohol in het ergste geval kan leiden tot ziekte en sterfte (WHO, 2000). Ook voorspelt drankgebruik op jonge leeftijd later drankgebruik (Merline, Jager, & Schulenberg, 2008). Het vroegtijdig identificeren van overmatig alcoholgebruik kan negatieve consequenties voorkomen en de gezondheid van personen bevorderen. Vanwege deze redenen is veel onderzoek verricht naar de

onderliggende en in standhoudende factoren van alcoholgebruik.

Een aandachtsvertekening is een vertekening van de manier waarop en hoe snel aandacht wordt verdeeld. Bij alcoholisten is gevonden dat zij een aandachtsvertekening hebben voor alcoholgerelateerde stimuli (Cox, Blount, & Rozak, 2000; Loeber et al., 2009). Ook is gevonden dat personen die regelmatig alcohol gebruiken eerder afgeleid raken door alcoholgerelateerde stimuli in tegenstelling tot mensen die weinig of geen alcohol drinken (Bauer & Cox, 1998; Field & Cox, 2008). Een aandachtsvertekening kan een belangrijke signaalwaarde hebben voor alcoholgebruik. Zo zijn er verschillende paradigma’s ontwikkeld om aandachtsvertekening voor alcoholgerelateerde stimuli te meten. Op basis van deze metingen kan men trachten te voorspellen of iemand problematisch alcoholgebruik vertoont.

Een aandachtsvertekening kan ontstaan bij blootstelling aan stimuli die het beloningssysteem prikkelen. Zo kunnen bijvoorbeeld drugs zorgen voor activatie van het beloningssysteem (Wise, 1996) en door de associatie van drugs met beloning kan in het ergste geval verslaving optreden. Franken (2003) ontwikkelde een model dat stelt dat de kans op een aandachtsvertekening groter is wanneer een verhoogd dopamine niveau in het corticostriatale circuit (het systeem dat verantwoordelijk is voor het beloningssysteem) aanwezig is. Bij personen die bijvoorbeeld een positieve associatie ervaren met alcoholgerelateerde stimuli zal wanneer zij blootgesteld worden aan dit soort stimuli meer dopamine aanwezig zijn in het corticostriatale circuit en zorgt dit voor een aandachtsvertekening ten opzichte van

(4)

alcoholgerelateerde stimuli. Een aandachtsvertekening wordt dan ook gevonden bij

verschillende drugsgerelateerde problematieken zoals nicotine verslavingen (Bradley, Mogg, Wright, & Field, 2003), cocaïne verslavingen (Hester, Dixon, & Garavan, 2006) en alcohol (Koob, Rassnick, Heinrichs, & Weiss, 1994).

Veel studies naar aandachtsvertekening maken gebruik van de Visual Probe Task (VPT; Townshend & Duka, 2001; Wiers & Stacy, 2006). In het onderzoek van Townshend en Duka (2001) werd de VPT gebruikt om te achterhalen of zware drinkers zouden verschillen van matige drinkers op gebied van selectieve aandacht. Aan de hand van de VPT werd vastgelegd of personen een aandachtsvertekening bezaten ten opzichte van

alcoholgerelateerde stimuli. Zo kwamen bij de VPT twee afbeeldingen (een

alcoholgerelateerde afbeelding en een frisdrankgerelateerde afbeelding) tegelijkertijd in beeld waarna vervolgens bij een van de afbeeldingen een doelstimulus (ook wel “probe”) werd geplaatst. Er werd gevonden dat zware drinkers sneller reageren op de doelstimulus wanneer deze afgebeeld staat bij een alcoholgerelateerde afbeelding dan bij een frisdrankgerelateerde afbeelding. Dit betekende dat zware drinkers een aandachtsvertekening hadden ten opzichte van alcoholgerelateerde stimuli. Ondanks dat de VPT vaak wordt gebruikt bij onderzoek is de lage betrouwbaarheid van de test een punt van kritiek (Schmukle, 2005).

Een andere taak die aandachtsvertekening moet meten is de CFAAT (Nikolaou et al., 2013). Zo werd deze test gebruikt in het onderzoek van Nikolaou, Field en Duka om te achterhalen of sociale drinkers een aandachtsvertekening hebben ten opzichte van alcoholgerelateerde stimuli. In de test moesten de deelnemers een standaard flankertaak uitvoeren terwijl zij werden blootgesteld aan ofwel alcoholgerelateerde stimuli of neutrale stimuli in de achtergrond. Er werd gevonden dat de grootte van het flankereffect (ofwel de snelheid van reageren wanneer de achtergrond bestond uit een alcoholfoto in vergelijking met de snelheid van reageren bij een neutrale achtergrondfoto) positief samenhing met

aangegeven individuele alcoholgebruik. Dit duidt er op dat de aandacht van deelnemers met veel alcoholgebruik meer getrokken werd door de alcoholfoto dan door de neutrale foto, waardoor deze deelnemers minder aandacht over hadden voor de snelle en correcte uitvoering van de Flankertaak. Kortgezegd bezitten personen met een hoog niveau van alcoholgebruik

(5)

een aandachtsvertekening ten opzichte van alcoholgerelateerde stimuli. Aangezien de CFAAT een gemodificeerde versie is van de originele Flanker task (Eriksen & Schultz, 1979) is nog weinig bekend over de betrouwbaarheid ervan.

Een taak die ook aandachtsvertekeningen probeert te achterhalen is de Visual Search

Task (VST: Öhman, Flykt, & Esteves, 2001). Deze test kan gebruikt worden bij diverse

stoornissen. Zo werd deze test bijvoorbeeld gebruikt bij het onderzoek van de Voogd, Wiers, Prins en Salemink (2013) om te achterhalen of mensen met sociale angst een

aandachtsvertekening hebben ten opzichte van afbeeldingen met gezichten die een bepaalde emotie tonen. In de test werden deelnemers blootgesteld aan een 4 bij 4 rooster op een beeldscherm waarin 16 afbeeldingen van gezichten met een specifieke emotie werden geprojecteerd. 15 van deze afbeeldingen vertoonden dezelfde emotie en 1 afbeelding vertoonde een incongruente emotie waarbij de taak aan de participanten was om te zoeken naar de incongruente afbeelding. In dit onderzoek waren de twee categorieën gezichten met een negatief geladen emotie en gezichten met een positief geladen emotie. Er werd gevonden dat personen met sociale angst in tegenstelling tot de controlegroep sneller reageerden op de incongruente afbeelding wanneer deze een negatieve emotie vertoonde en langzamer

reageerden dan de controlegroep wanneer de incongruente afbeelding een positieve emotie vertoonde. De VST liet zien dat de aandacht van personen met sociale angst eerder wordt getrokken door negatief geladen emoties dan personen zonder deze angst. Over de

betrouwbaarheid van deze test is nog weinig bekend (Van Bockstaele et al., 2014).

Hoewel de VPT, de CFAAT en de VST alle drie ontworpen zijn voor het meten en detecteren van een aandachtsvertekening verschillen ze in de manier waarop deze worden gemeten. Zo wordt bij de VPT en de CFAAT verzocht om te reageren op stimuli die niks te maken hebben met het construct waar participanten een aandachtsvertekening voor zouden kunnen hebben. De taak die bij de VST uitgevoerd moet worden is in tegenstelling tot de VPT en de CFAAT er juist op gericht om aandacht te schenken aan stimuli waarvoor participanten een aandachtsvertekening voor zouden kunnen hebben.

(6)

In de huidige studie onderzochten we de betrouwbaarheid van de VPT, CFAAT en VST als maten van aandachtvertekening voor alcoholgerelateerde stimuli. Proefpersonen hadden eerder in het jaar de testen tijdens een testweek doorlopen. Ieder kreeg twee van deze drie taken toegewezen om uit te voeren. Zes maanden later waren dezelfde testen die de personen doorlopen hadden tijdens de testweek opnieuw afgenomen. Op deze manier was het mogelijk om schattingen te maken van de split-half betrouwbaarheid en de test-hertest

betrouwbaarheid van deze taken.

Methode

Deelnemers

397 eerstejaarsstudenten psychologie van de Universiteit van Amsterdam namen deel aan het eerste testmoment van het onderzoek. Van de deelnemers waren 67,25% vrouw en 32,75% man, de gemiddelde leeftijd was 20,6 jaar met een standaardafwijking van 2,78. 122 van deze deelnemers deed eerst de CFAAT en vervolgens de VST, 128 eerst de VPT en dan de VST en 147 eerst de VPT en daarna de CFAAT. Deze condities waren gecontrabalanceerd. Voor het tweede testmoment namen 51 eerstejaarsstudenten psychologie van de Universiteit van Amsterdam deel. Van de deelnemers waren 80,4% vrouw en 19,6% man, de gemiddelde leeftijd was 20,6 jaar met een standaardafwijking van 0,57. Bij het tweede testmoment moesten alle deelnemers hetzelfde traject doorlopen die zij op testmoment 1 hadden doorlopen. Het tweede testmoment was niet verplicht, maar wanneer er aan werd

deelgenomen kregen de deelnemers een participatie punt (waarvan 20 behaald moeten worden in het eerste jaar) of 10 euro vergoeding.

Materialen

VPT

De Visual Probe Task (VPT) is een taak ontwikkeld door Macleod, Mathews en Tata (1986). Deze taak begon met een fixatiepunt op het midden van een beeldscherm die werd afgebeeld voor 500ms. Daarna verschenen twee afbeeldingen in beeld (één links en één rechts van het fixatiepunt). Bij de go-trials verdwenen de afbeeldingen na een halve seconde

(7)

(500ms) waarna vervolgens op de plek van één van de twee afbeeldingen een doelstimulus werd afgebeeld. Bij de stay-trials werd de doelstimulus geprojecteerd bovenop een van de afbeeldingen. De taak was om met een toetsenbord aan te geven welke kant de doelstimulus stond. Bij beide soorten trials werden de snelheid van reageren nadat de doelstimulus in beeld verscheen en het percentage van correcte antwoorden vastgelegd. De deelnemers kregen 3000ms om te reageren. Het interval tussen elke trial duurde 500ms. De grootte van elke afbeelding was 280x280 pixels en de grootte van de doelstimulus was 8,3% van de grootte van de afbeeldingen en nam de vorm aan van een kruisje. Bij fouten of te trage reacties werd feedback gegeven en werd de trial opnieuw uitgevoerd.

De VPT bestond uit drie blokken: een oefenblok, een blok met stay-trials en een blok met go-trials. Het oefenblok bestond uit 10 trials met neutrale stimuli en fungeerde slechts als oefening. Het blok met stay-trials en het blok met go-trials bestonden ieder uit 100 trials. 84 van deze trials bestonden uit 18 paren met een alcoholgerelateerde afbeelding (met

bijvoorbeeld een glas bier afgebeeld) en een non alcoholgerelateerde afbeelding (bijvoorbeeld een glas water). Elk paar kon vaker dan een maal aangeboden worden. De volgorde van de paren waren gerandomiseerd in blokken.Naast deze trials waren er ook 16 filler trials met neutrale afbeeldingen (met kantoorartikelen afgebeeld). Bij welke soort afbeelding de doelstimulus werd geplaatst was gecontrabalanceerd. De plaatsing op het scherm (links of rechts) was random. Aandachtsvertekening voor alcohol-gerelateerde stimuli werd afgeleid uit het verschil in reactietijden tussen trials waar de doelstimulus op de plaats van de alcoholgerelateerde afbeelding kwam en trials waar de doelstimulus op de locatie van de neutrale afbeelding kwam.

CFAAT

De Combined flanker and Attentional Bias Task (CFAAT) is een gemodificeerde versie van de flanker task van Eriksen en Schultz (1979) die is ontwikkeld door Nikolaou, Field en Duka (2013). Elke trial begon met een fixatiepunt in het midden dat voor 850ms, 1000ms of 1150ms vertoond werd (random per trial). Vervolgens kwamen tegelijkertijd een achtergrond, flankerende pijltjes en een targetpijltje in beeld voor 500ms. De achtergrond was

(8)

ofwel een afbeelding met een alcoholisch drankje, een afbeelding met water of een witte achtergrond. Elke categorie bezat 18 verschillende afbeeldingen. Deze afbeeldingen waren 500x500 pixels groot en werden willekeurig afgebeeld. In het midden van het scherm stonden de flankerende pijltjes en het targetpijltje. De flankerende pijltjes en de targetpijl wezen rechts of links (i.e. > of <). Op iedere trial werden vijf pijltjes naast elkaar aangeboden en

deelnemers moesten reageren op de richting van de middelste pijl (de targetpijl) en de

richtingen van de flankerende pijltjes negeren. In totaal waren er twee congruente (waarbij de targetpijl dezelfde richting opwees als de flankerende pijltjes) en twee incongruente (waarbij de targetpijl de tegengestelde richting opwees) pijlcombinaties mogelijk (<<<<<, <<><<, >>>>> en >><>>). Het responsinterval bedroeg 1300ms. Na iedere respons volgde een intertrial interval van 1300ms min de lengte van de laatste responsinterval. Alleen bij niet of te laat reageren kregen deelnemers feedback.

De CFAAT bestond uit vijf blokken. Het eerste blok was een oefenblok van 20 trials. In dit blok was het de eis om minimaal 70% van de trials correct uit te voeren om door te gaan met de andere blokken. De andere vier blokken bestonden ieder uit 54 trials (216 in totaal). De volgorde binnen deze blokken van aangeboden stimuli was random. Aandachtsvertekening werd gemeten als het verschil in flankereffect met alcoholachtergrond en het flankereffect met water achtergrond. Het flankereffect houdt het verschil in tussen congruente en incongruente trials.

AVST

De Alcohol Visual Search Task (AVST) was een versie van de eerder ontwikkelde

Visual Search Task (VST) van Öhman, Flykt en Esteves (2001). Elke trial werd begonnen met

een fixatiepunt. Na 500ms kwamen 16 afbeeldingen in beeld in een vier bij vier rooster. Elke afbeelding had een grootte van 149x149 pixels. Vijftien van deze afbeeldingen besloegen hetzelfde thema (bv. Alcoholische drankjes) en een afbeelding week hier van af (bv. een non-alcoholisch drankje). De plaatsing van de afbeeldingen was random en verschilde per trial. De taak was om zo snel mogelijk de afwijkende afbeelding te identificeren en op deze afbeelding te klikken met de muis. De reactiesnelheid en de accuraatheid werden geregistreerd.

(9)

De test besloeg acht blokken. Twee blokken waren oefenblokken met neutrale stimuli en bestonden ieder uit 2 trials. De andere zes blokken waren experimenteel en bestonden ieder uit 18 trials. Twee blokken besloegen 15 alcoholgerelateerde afbeeldingen en een

non-alcoholische afbeelding als target (de non-alcohol trials). Twee blokken hadden 15 afbeeldingen met non-alcoholische drankjes en een alcoholgerelateerde afbeelding (de alcohol-trials) en twee blokken fungeerden als controleblokken waar 15 afbeeldingen bloemen afbeeldden met zeven bloemblaadjes en een afbeelding van een bloem met vijf bloedblaadjes (neutral-trials). De volgorde van de blokken met alcohol-gerelateerde stimuli was gecontrabalanceerd. De controleblokken waren tussen deze alcohol-gerelateerde blokken geplaatst. In totaal werden 112 trials afgenomen. Een snellere reactie op de alcohol-trials in vergelijking met de non-alcohol trials of de neutral-trials werden gezien als indicaties van aandachtsvertekening.

Stimuli

De afbeeldingen waren twee sets die eerder zijn gebruikt in het onderzoek van Deursen, Salemink, Smit, Kramer en Wiers (2013). Bij elk blok van de VPT en de CFAAT werd gebruik gemaakt van een aparte set. Bij de AVST werden deze sets door elkaar heen gebruikt. De sets bevatten afbeeldingen van voor Nederlanders bekende alcoholische dranken en frisdranken. De sets waren gecontrabalanceerd in de VPT en de CFAAT.

Procedure

De deelnemers waren verplicht om aanwezig te zijn op testmoment 1 aangezien het een onderdeel was van de zogenaamde testweek; een week waarin eerstejaarsstudenten voor de studie psychologie aan de Universiteit van Amsterdam verplicht waren deel te nemen aan voorgelegde onderzoeken. Er werd gebruik gemaakt van passieve toestemming. Dit hield in dat de deelnemers de mogelijkheid hadden om niet deel te nemen aan specifieke onderzoeken wanneer bezwaar hiertegen was maar dat toestemming voor deelname niet expliciet door de onderzoekers gevraagd hoefde te worden. Geen van de deelnemers had bezwaar voor of tijdens de afname. De afname van de tests vond op testmoment 1 bij alle deelnemers op hetzelfde moment plaats. Instructies van de tests werden vertoond op het beeldscherm. Op het

(10)

eerste testmoment werden de studenten willekeurig ingedeeld in 3 trajecten waarin twee testen werden gemaakt; een traject waarbij eerst de CFAAT en daarna de AVST werd volbracht, een traject waarbij de VPT en daarna de AVST werd volbracht en een traject waarbij de VPT en daarna de CFAAT werd volbracht. Afname van de testen nam op

testmoment 1 ongeveer 15-20 minuten in beslag. De studenten die aan testmoment 1 hadden deelgenomen kregen een uitnodiging via e-mail om deel te nemen aan testmoment 2 zes maanden later. Wanneer werd deelgenomen aan testmoment 2 kregen de deelnemers hetzelfde traject toegewezen als dat zij hadden doorlopen op testmoment 1. Testmoment 2 vond plaats in een ruimte waar maximaal tien deelnemers tegelijkertijd onderzocht konden worden. Bij testmoment 2 werd gebruik gemaakt van actieve toestemming. De volledige

onderzoeksprocedure werd goedgekeurd door de ethische commissie van de Universiteit van Amsterdam.

Analyseplan

Het doel van elke analyse is om een zo goed en betrouwbaar mogelijk beeld te

verkrijgen van aandachtsvertekening per test. Vanwege deze reden waren de trials die foutief of te laat zijn beantwoord verwijderd. Als een trial herhaald werd na een fout antwoord (zoals bij de AVST en de VPT) werd ook de goed beantwoorde herhaling van de trial niet

meegenomen in de analyses. Ook waren vanwege dezelfde reden outliers van zowel het totale groepsgemiddelde als individuele outliers niet meegenomen in de analyses. Er was sprake van een outlier wanneer de reactiesnelheid van een trial drie standaarddeviaties (SD's) afweek het (individuele-, of groeps-) gemiddelde. Geen van de condities waren normaal verdeeld. Bij de VPT waren dit de Alcoholgerelateerde trials, D(21167) = .073, p < .001 en de

Frisdrankgerelateerde trials, D(21170) = .068, p < .001. Bij de CFAAT waren dit de

Alcoholgerelateerde trials, D(15916) = .095, p < .001, Frisdrankgerelateerde trials, D(16168) = .101, p < .001, en de Neutrale trials, D(16740) = .095, p < .001. En bij de AVST waren dit de Alcoholgerelateerde trials, D(8498) = .103, p < .001, Frisdrankgerelateerde trials, D(8339) = .111, p < .001, en de Neutrale trials, D(7851) = .094, p < 001.

(11)

VPT

Om aandachtsvertekening te meten bij de VPT werd bij het totale gemiddelde van alcoholgerelateerde stay-trials het gemiddelde van alcoholgerelateerde go-trials afgetrokken (gemiddelde alcoholtrials) en bij de frisdrankgerelateerde stay-trials het gemiddelde van frisdrankgerelateerde go-trials afgetrokken (gemiddelde frisdranktrials). Vervolgens werd bij het gemiddelde van de frisdranktrials het gemidddelde van de alcoholtrials afgetrokken. Hieruit kon opgemaakt worden of een persoon gemiddeld sneller reageert op

alcoholgerelateerde trials dan soda trials. Verwacht wordt dat iemand met een

aandachtsvertekening sneller reageert op alcoholgerelateerde trials dan iemand zonder aandachtsvertekening. Om te controleren voor algemene reactiesnelheid werden de

individuele gemiddeldes van de stay-trials gedeeld door de individuele standaarddeviatie van alle stay-trials. De individuele gemiddeldes van de go-trials werden gedeeld door de

individuele standaarddeviatie van alle go-trials. Zowel de scores zonder als met controle van algemene reactiesnelheid waren meegenomen in de correlaties.

Bij de split-half analyse van betrouwbaarheid bij de VPT namen 272 deelnemers deel. De stay-trials en de go-trials van de taak waren geordend op nummer (stay-trial nr. 1, 2, 3, 4 etc. en go-trials nr. 1, 2, 3, 4 etc.) en werden willekeurig per persoon aangeboden. Om de split-half analyse uit te voeren werden de trials onderverdeeld in oneven trial nummers en even trial nummers. Vervolgens werd het hiervoor omschreven proces apart toegepast op de oneven trials en de even trials. Hieruit ontstonden vier aandachtsvertekeningscores: twee voor de oneven trials (waarvan een gecontroleerd was voor algemene reactiesnelheid) en twee voor de even trials (waarvan ook een gecontroleerd was voor algemene reactiesnelheid). Om split-half betrouwbaarheid te achterhalen werden de oneven en de even

aandachtsvertekeningscores met elkaar gecorreleerd. De gecontroleerde oneven en even aandachtsvertekeningscores werden ook met elkaar gecontroleerd.

Bij de test-hertest werd alleen gebruik gemaakt van de 34 participanten die zowel testmoment 1 als 2 hebben doorlopen. Hier werd apart voor elk testmoment het eerder

(12)

gekeken of de aandachtsvertekeningscores van testmoment 1 correleerden met de aandachtsvertekeningscores van testmoment 2. Om te controleren voor algemene

reactiesnelheid werden de scores van testmoment 1 gedeeld door de standaarddeviaties van alle trials van testmoment 1 en de scores van testmoment 2 gedeeld door de

standaarddeviaties van alle trials van testmoment 2. Om test-hertest betrouwbaarheid te achterhalen werden de aandachtsvertekeningscores van testmoment 1 gecorreleerd met de aandachtsvertekeningscores van testmoment 2. Ook de gecontroleerde

aandachtsvertekeningscores van testmoment 1 en testmoment 2 werden met elkaar gecorreleerd.

CFAAT

Om aandachtsvertekening bij de CFAAT in kaart te brengen werd per persoon per categorie (alcoholgerelateerd, watergerelateerd, neutraal) het gemiddelde berekend voor incongruente trials en voor congruente trials. In totaal zijn er zes gemiddeldes per persoon (alcoholgerelateerd incongruent, alcoholgerelateerd congruent, watergerelateerd incongruent, watergerelateerd congruent, neutraal incongruent en neutraal congruent). Vervolgens werden per persoon bij elke categorie het gemiddelde van incongruente trials het gemiddelde van congruente trials afgetrokken. Hieruit ontstond voor elke categorie per persoon één score. Bij de overgebleven individuele scores van de alcoholcategorie werden de overgebleven

individuele watergerelateerde scores afgetrokken. Verwacht wordt dat wanneer iemand in bezit is van een aandachtsvertekening een hogere aandachtsvertekeningscore heeft. Om te controleren voor algemene reactiesnelheid werden de individuele scores van

aandachtsvertekening gedeeld door de individuele standaarddeviaties van de neutrale categorie. Zowel de gecontroleerde aandachtsvertekeningscores als de standaard aandachtsvertekeningscores werden meegenomen bij de correlaties.

Bij de split-half analyse van betrouwbaarheid bij de CFAAT namen 255 deelnemers deel. Alle trials van de taak waren per categorie en soort geordend op nummer (bijvoorbeeld alcoholgerelateerde-incongruente-trial nr. 1, 2, 3, 4 etc.) en werden willekeurig per persoon aangeboden. Om de split-half analyse uit te voeren werden de trials onderverdeeld in oneven

(13)

trial nummers en even trial nummers waardoor twee subcategorieën ontstonden: de oneven subcategorie en de even subcategorie. Het hiervoor omschreven proces om

aandachtsvertekening te achterhalen (inclusief controle voor algemene reactiesnelheid) werd apart toegepast op elke subcategorie. Hieruit ontstonden vier aandachtsvertekeningscores: twee voor de oneven trials (waarvan een gecontroleerd was voor algemene reactiesnelheid) en twee voor de even trials (waarvan ook een gecontroleerd was voor algemene reactiesnelheid). Om split-half betrouwbaarheid te achterhalen werden de oneven en de even

aandachtsvertekeningscores met elkaar gecorreleerd. De gecontroleerde oneven en even aandachtsvertekeningscores werden ook met elkaar gecontroleerd.

De test-hertest betrouwbaarheid werd bij de CFAAT in kaart gebracht aan de hand van de 29 participanten die de CFAAT zowel op testmoment 1 als testmoment 2 doorliepen. Hetzelfde eerder omschreven proces om aandachtsvertekening te achterhalen werd op zowel testmoment 1 als voor testmoment 2 toegepast. Om bij de aandachtsvertekeningscores van testmoment 1 te controleren voor algemene reactiesnelheid werden de scores gedeeld door de standaarddeviaties van de neutrale trials van testmoment 1. De aandachtsvertekeningscores van testmoment 2 werden gedeeld door de standaarddeviaties van de neutrale trials van

testmoment 1. De standaard aandachtsvertekeningscores van testmoment 1 werden vervolgens gecorreleerd met de standaardaandachtsvertekeningscores van testmoment 2 en de

gecontroleerde aandachtsvertekeningscores van testmoment 1 werden gecorreleerd met de gecontroleerde aandachtsvertekeningscores van testmoment 2. Van hieruit kon de test-hertest betrouwbaarheid van de CFAAT opgemaakt worden.

AVST

Om aandachtsvertekening in kaart te brengen bij de AVST werden voor de alcholgerelateerde trials en de frisdrankgerelateerde trials de individuele gemiddeldes

berekend. Vervolgens werden bij de individuele gemiddelde scores op frisdrank gerelateerde trials de individuele gemiddelde scores op alcoholgerelateerde trials afgetrokken

(aandachtsvertekeningscore). Vanuit deze score kan opgemaakt worden of iemand sneller reageert op alcoholgerelateerde stimuli en of er sprake is van een aandachtsvertekening. Om

(14)

te controleren voor algemene reactiesnelheid werden ook de individuele standaarddeviaties van alle trials berekend. De individuele aandachtsvertekeningscores werden vervolgens gedeeld door de individuele standaarddeviatie van de neutrale trials.

Bij de split-half analyse van betrouwbaarheid bij de AVST namen 242 deelnemers deel. Alle trials van de taak waren per categorie geordend op nummer (bv. alcoholgerelateerde trial nr. 1,2,3,4 etc.) en werden willekeurig per persoon aangeboden. Om de split-half analyse uit te voeren werden de trials onderverdeeld in twee subcategorieën: oneven trial nummers en even trial nummers. Het hiervoor omschreven proces om de aandachtsvertekeningscore te achterhalen werd vervolgens apart toegepast op elke subcategorie. Vervolgens werden de oneven aandachtsvertekeningscores gecorreleerd met de even aandachtsvertekeningscores. Om te controleren voor algemene reactiesnelheid werden de individuele oneven

aandachtsvertekeningscores gedeeld door de individuele oneven standaarddeviaties van de neutrale trials en de individuele even aandachtsvertekeningscores gedeeld door de individuele even standaarddeviaties van de neutrale trials. Ook deze aandachtsvertekeningscores werden met elkaar gecorreleerd.

Om de test-hertest betrouwbaarheid te achterhalen werd gebruik gemaakt van de 33 deelnemers die op zowel testmoment 1 als testmoment 2 de AVST hebben doorlopen. Het hiervoor omschreven proces om de aandachtsvertekeninscore te achterhalen werd zowel toegepast voor testmoment 1 als voor testmoment 2. Om te controleren voor algemene reactiesnelheid werden de individuele aandachtsvertekeningscores van testmoment 1 gedeeld door de individuele standaarddeviaties van de neutrale stimuli van testmoment 1 en de

aandachtsvertekeningscores van testmoment 2 gedeeld door de individuele standaarddeviaties van de neutrale stimuli van testmoment 2. Zowel de standaard aandachtsvertekeningscores van testmoment 1 en testmoment 2 als de gecontroleerde aandachtsvertekeningscores van testmoment 1 en testmoment 2 werden met elkaar gecorreleerd.

(15)

Resultaten

Bij de VPT was bij de split-half correlatie tussen de even aandachtsvertekeningscores en de oneven aandachtsvertekeningscores geen samenhang gevonden. Ook niet wanneer gecontroleerd werd voor algemene reactiesnelheid, zie Tabel 1. Bij de test-hertest correlatie van de VPT tussen de aandachtsvertekeningscores van testmoment 1 en de

aandachtsvertekeningscores van testmoment 2 is ook geen samenhang gevonden. Ook na controle voor algemene reactiesnelheid werd geen samenhang gevonden, zie Tabel 2. De resultaten van de split-half correlatie lieten zien dat er bij de VPT sprake was van een lage interne consistentie, ofwel dat niet alle trials in de test hetzelfde construct meten die de trials behoren te meten. Wel zijn de resultaten van de test-hertest betrouwbaarheid vanwege de redelijk hoge p-score veelbelovend. Dit betekent dat verder onderzoek wellicht de ruis kan identificeren en dit ten goede kan komen voor de test.

Tabel 1. Split-half correlaties (rs) van de VPT met p-scores (tussen haakjes) voor oneven en even aandachtsvertekeningscores en gecontroleerde oneven en even

aandachts-vertekeningscores.

Oneven trials Gec. Oneven trials Even trials -.024 (.70)

Gec. Even trials -.047 (.44)

Tabel 2. Test-hertest correlaties (rs) van de VPT met p-scores (tussen haakjes) voor

aandachtsvertekeningscores (AB-scores) van Testmoment 1 (T1) en Testmoment 2 (T2) en gecontroleerde aandachtsvertekeningscores van T1 en T2.

AB-scores T1 Gec. AB-scores T1 AB-scores T2 .217 (.22)

Gec. AB-scores T2 .235 (.18)

Ook bij de CFAAT is bij de split-half correlatie geen samenhang gevonden tussen de even aandachtsvertekeningscores en de oneven aandachtsvertekeningscores. Ook niet wanneer gecontroleerd werd voor algemene reactiesnelheid, zie Tabel 3. Bij de test-hertest correlatie van de CFAAT tussen de aandachtsvertekeningscores van testmoment 1 en de aandachtsvertekeningscores van testmoment 2 is ook geen samenhang gevonden. Hierbij werd ook niet na controle voor algemene reactiesnelheid een samenhang gevonden, zie Tabel 4. Wel is de split-half betrouwbaarheid vanwege de relatief hoge p-score veelbelovend.

(16)

de lage kant was. De test-hertest liet zien dat de scores van Testmoment 1 en Testmoment 2 niet significant samenhingen en daarmee de betrouwbaarheid over tijd aan de lage kant is.

Tabel 3. Split-half correlaties (rs) van de CFAAT met p-scores (tussen haakjes) voor oneven-en evoneven-en aandachtsvertekoneven-eningscores oneven-en gecontroleerde onevoneven-en- oneven-en evoneven-en

aandachts-vertekeningscores.

Oneven trials Gec. Oneven trials Even trials .063 (.32)

Gec. Even trials .058 (.36)

Tabel 4. Test-hertest correlaties (rs) van de CFAAT met p-scores (tussen haakjes) voor aandachtsvertekeningscores (AB-scores) van Testmoment 1 (T1) en Testmoment 2 (T2) en gecontroleerde aandachtsvertekeningscores van T1 en T2.

AB-scores T1 Gec. AB-scores T1 AB-scores T2 .351 (.062)

Gec. AB-scores T2 .363 (.053)

Bij de AVST was bij de split-half correlatie tussen de oneven

aandachtsvertekeningscore en de even aandachtsvertekeningscore wel een significante samenhang gevonden. Ook wanneer werd gecontroleerd voor algemene reactiesnelheid, zie Tabel 5. De test-hertest correlatie van de AVST liet zien dat er geen significante samenhang aanwezig is, ook wanneer werd gecontroleerd voor algemene reactiesnelheid. Maar wel was de samenhang vrij sterk en is de gevonden test-hertest betrouwbaarheid veelbelovend, zie Tabel 6. Deze resultaten lieten zien dat de AVST bezit over een hoog niveau van interne consistentie en een veelbelovend niveau van test-hertest betrouwbaarheid.

Tabel 5. Split-half correlaties (rs) van de AVST met p-scores (tussen haakjes) voor oneven-en evoneven-en aandachtsvertekoneven-eningscores oneven-en gecontroleerde onevoneven-en- oneven-en evoneven-en

aandachts-vertekeningscores.

Oneven trials Gec. Oneven trials Even trials .175 (<.01)

Gec. Even trials .194 (<.01)

Tabel 6. Test-hertest correlaties (rs) van de AVST met p-scores (tussen haakjes) voor aandachtsvertekeningscores (AB-scores) van Testmoment 1 (T1) en Testmoment 2 (T2) en gecontroleerde aandachtsvertekeningscores van T1 en T2.

AB-scores T1 Gec. AB-scores T1 AB-scores T2 .284 (.11)

(17)

Discussie

Het doel van dit onderzoek was om de betrouwbaarheid van de VPT, de CFAAT en de AVST in kaart te brengen. Aan de hand van een follow-up onderzoek zijn van elke test zowel de split-half betrouwbaarheid als de test-hertest betrouwbaarheid gemeten. Zo werd gevonden dat de VPT een lage split-half betrouwbaarheid bezit en dat de test-hertest betrouwbaarheid ook aan de lage kant is. Eerder onderzoek toonde al aan dat de mate van betrouwbaarheid van de VPT als probleem gezien kon worden en met de gevonden resultaten kan deze stelling ondersteund worden. Naar de betrouwbaarheid van de CFAAT met alcoholgerelateerde aandachtsvertekeningen was nog geen eerder onderzoek verricht. Voor CFAAT lieten de resultaten zien dat bij de test sprake is van een relatief lage split-half betrouwbaarheid en een lage test-hertest betrouwbaarheid. Over de betrouwbaarheid van de AVST was nog weinig bekend. In dit onderzoek is bij de AVST gevonden dat de test-hertest betrouwbaarheid niet hoog genoeg is. Maar wel heeft de test een hoge half betrouwbaarheid. Deze hoge split-half betrouwbaarheid houdt in dat er bij de AVST sprake is van een hoge interne consistentie en daarmee in staat is om een specifiek construct te meten. Toch bezaten de resultaten van de tests interessante informatie. Zo was de split-half betrouwbaarheid van de CFAAT relatief hoog en waren de test-hertest betrouwbaarheden van de VPT en (met name) de AVST ook relatief hoog. Het lijkt erop dat de tests enige potentie bezitten als metingen van

aandachtsvertekening voor alcoholgerelateerde stimuli en verder onderzoek wordt vanwege deze bevindingen aanbevolen. Verder werd bij alle tests ook gebruik gemaakt van een controle voor algemene reactiesnelheid, maar correlatiecoëfficiënten verschilden weinig met de standaardscore en significantieniveaus verschilden tevens nauwelijks. Deze correctie was dan ook onnodig en voor komend onderzoek wordt aanbevolen om niet van deze controle gebruik te maken of een verbeterde operationalisatie voor het construct algemene

reactiesnelheid te ontwikkelen die wel in staat is daarvoor te controleren.

De betrouwbaarheden van de split-half analyses bij de VPT en de CFAAT waren niet hoog genoeg om als betrouwbaar bestempeld te worden. Ook gold dit voor de test-hertest betrouwbaarheid van zowel de VPT, de CFAAT en de AVST. Maar dit betekent niet dat de teleurstellende resultaten komen door de tests zelf. De oorzaken van de non-significante

(18)

test-hertest resultaten kunnen liggen aan het feit dat uitsluitend eerstejaarsstudenten psychologie gebruikt zijn. Voor velen uit deze groep is het begin van een studie een nieuwe fase in hun leven waarin zij zich veel zullen aanpassen aan het "studentenleven". Zoals eerder onderzoek liet zien is de leeftijd van 20 tot 30 jaar de periode waarin het meest wordt gedronken

(Verdurmen, Van der Meulen, & Van Laar, 2004). Het is dan ook vrij mogelijk dat in de periode van zes maanden (tussen testmoment 1 en testmoment 2) drankgebruik zodanig toegenomen is dat de deelnemers een (lichte) bias hebben ontwikkeld richting

alcoholgerelateerde stimuli. Dit zorgt er vervolgens voor dat scores van testmoment 2 anders uit zullen vallen dan op testmoment 1 wat vervolgens de lage test-hertest betrouwbaarheid kan veroorzaken. Ook kan de mate van beloning per testmoment invloed hebben op de test-hertest betrouwbaarheid. Zo is testmoment 1 verplicht voor iedere eerstejaarsstudent psychologie en wordt alleen met negatieve consequenties deelname aangemoedigd. Terwijl bij testmoment 2 juist deelname wordt aangemoedigd door positieve beloningen in de vorm van een

participatiepunt of 10 euro. Dit kan invloed hebben op de motivatie en dus de prestatie, resulterend in een lagere samenhang tussen testmoment 1 en 2.

Ook is het zeker een mogelijkheid dat aandachtsvertekening geen stabiele trek is. Vorige punten hebben de tegenvallende resultaten toegeschreven aan willekeurige ruis in de omgeving, maar het kan ook liggen aan het construct zelf. Als aandachtsvertekening een instabiele trek zou zijn dan is een test-hertest betrouwbaarheidsanalyse niet geschikt om de betrouwbaarheid van de test in kaart te brengen. Wel blijft de split-half

betrouwbaarheidsanalyse een geschikte manier om de betrouwbaarheid te meten. Verder onderzoek dient hier rekening mee te houden.

Het ontstaan van lage interne consistenties van de VPT en de CFAAT zou zoals eerder beschreven kunnen liggen aan de lage mate van motivatie tijdens het doorlopen van de testen. Voor de split-half analyses was gebruik gemaakt van de data van testmoment 1. Tijdens dit testmoment werden ook testen afgenomen die niet gerelateerd zijn aan dit onderzoek. Deze testen konden moeheid veroorzaken en de prestaties op de VPT, CFAAT en de AVST

belemmeren doordat de concentratie niet optimaal is (meer foute antwoorden, sneller afgeleid, etc.). Ook de intensiteit van controle van begeleiders/onderzoekers kan van invloed zijn. In

(19)

een grote zaal vol met studenten is het onmogelijk voor begeleiders om constant te

controleren of deelnemers wel aandachtig en serieus deelnemen aan de testen waardoor kleine afleidingen een grotere invloed hebben (mobiel kijken, oogcontact met andere studenten, etc.). Dit kan er voor zorgen dat bepaalde blokken van een test beter worden doorlopen dan andere blokken waardoor de split-half betrouwbaarheid wordt beïnvloed.

Om problemen als deze weg te nemen wordt aangeraden om bij vervolg onderzoek een zo ruim mogelijke doelgroep te kiezen. Om invloed van levensfases weg te nemen kan

bijvoorbeeld de leeftijd van 30 jaar als minimum eis worden gesteld voor deelname aan het onderzoek, aangezien drankgebruik voor het 30e levensjaar het hoogst is (Verdurmen, Van der Meulen, & Van Laar, 2004). Niet alleen studenten maar ook anderen kunnen deelnemen aan het onderzoek. Dit betekent dat er geen sprake is van een verplicht testmoment (zoals bij eerstejaarsstudenten psychologie) waardoor de motivatie van de deelnemers hoger zal liggen. Wel wordt hierbij de generaliseerbaarheid naar de jongere groep moeilijker. Aangezien deze leeftijdsrange juist de risicogroep is kan het verstandig zijn om zowel te kijken naar hoe de drie tests verbeterd kunnen worden bij zowel deze doelgroep als voor andere doelgroepen.

In dit onderzoek werd alleen een significante split-half betrouwbaarheid gevonden bij de AVST. Dit zou kunnen komen door het feit dat, in tegenstelling tot de VPT en de CFAAT, bij de AVST bewust moet worden gezocht naar de alcoholgerelateerde stimulus. Zo worden participanten tijdens de VPT en de CFAAT alleen afgeleid door alcoholgerelateerde stimuli terwijl bij de AVST bewust gezocht moet worden naar de alcoholgerelateerde stimulus of bewust alcoholgerelateerde stimuli moet negeren. Iets waar in volgend onderzoek naar gekeken kan worden. Verder waren de split-half betrouwbaarheden van de CFAAT samen met de test-hertest betrouwbaarheden van de VPT en de AVST veelbelovend vanwege hun tamelijk hoge p-waardes. Het afschrijven van deze testen als voorspellers van problematisch drankgebruik wordt ten zeerste afgeraden en verder onderzoek naar de betrouwbaarheid van deze drie testen kan de testen waarschijnlijk ten goede komen.

(20)

Literatuur

Bauer, D., & Cox, W. M. (1998). Alcohol‐related words are distracting to both alcohol abusers and non‐abusers in the Stroop colour‐naming task.Addiction,93(10),

1539-1542. doi:10.1046/j.1360-0443.1998.9310153910.x

Bradley, B. P., Mogg, K., Wright, T., & Field, M. (2003). Attentional bias in drug

dependence: Vigilance for cigarette-related cues in smokers. Psychology of Addictive

Behaviors, 17(1), 66-72. doi:10.1037/0893-164x.17.1.66

Cox WM, Blount JP, Rozak AM (2000). Alcohol abusers’ and nonabusers’ distraction by alcohol and concern-related stimuli. Am J Drug Alcohol Abuse,26:489–495. doi: 10.1081/ada-100100258

Van Deursen, D. S., Salemink, E., Smit, F., Kramer, J., & Wiers, R. W. (2013). Web-based cognitive bias modification for problem drinkers: Protocol of a randomised controlled trial with a 2x2x2 factorial design. BMC Public Health, 13(1), 674. doi:10.1186/1471-2458-13-674

Eriksen, C. W., & Schultz, D. W. (1979). Information processing in visual search: A continuous flow conception and experimental results.Perception &

Psychophysics,25(4), 249-263. doi:10.3758/bf03198804

Franken, I. H. A. (2003). Drug craving and addiction: integrating psychological and neuropsychopharmacological approaches. Progress in Neuro-Psychopharmacology

and Biological Psychiatry, 27(4), 563–579. doi:10.1016/s0278-5846(03)00081-2

Hester, R., Dixon, V., & Garavan, H. (2006). A consistent attentional bias for drug-related material in active cocaine users across word and picture versions of the emotional Stroop task. Drug and Alcohol Dependence, 81(3), 251-257.

doi:10.1016/j.drugalcdep.2005.07.002

Field M, Cox WM (2008). Attentional bias in addictive behaviors: a review of its development, causes, and consequences. Drug Alcohol Depend 97: 1–20. doi:10.1016/j.drugalcdep.2008.03.030

Gunzerath, L., Faden, V., Zakhari, S., & Warren, K. (2004). National Institute on Alcohol Abuse and Alcoholism report on moderate drinking. Alcoholism: Clinical and

Experimental Research, 28(6), 829-847. doi: 10.1097/01.alc.0000128382.79375.b6

Koob, G. F., Rassnick, S., Heinrichs, S., & Weiss, F. (1994). Alcohol, the reward system and dependence. Toward a Molecular Basis of Alcohol Use and Abuse: 103-114.

doi:10.1007/978-3-0348-7330-7_11

Loeber, S., Vollstädt‐Klein, S., Von Der Goltz, C., Flor, H., Mann, K., & Kiefer, F. (2009). Clinical study: Attentional bias in alcohol‐dependent patients: the role of chronicity and executive functioning.Addiction Biology,14(2), 194-203.

doi:10.1111/j.1369-1600.2009.00146.x

MacLeod, C., Mathews, A., & Tata, P. (1986). Attentional bias in emotional disorders.

Journal of Abnormal Psychology, 95(1), 15-20. doi:10.1037/0021-843x.95.1.15

Merline, A., Jager, J., & Schulenberg, J. E. (2008). Adolescent risk factors for adult alcohol use and abuse: Stability and change of predictive value across early and middle adulthood.Addiction,103(s1), 84-99. doi:10.1111/j.1360-0443.2008.02178.x

Nikolaou, K., Field, M., Critchley, H., & Duka, T. (2013). Acute alcohol effects on attentional bias are mediated by subcortical areas associated with arousal and salience attribution.

Neuropsychopharmacology, 38(7), 1365-1373. doi:10.1038/npp.2013.34

Nikolaou, K., Field, M., & Duka, T. (2013). Alcohol-related cues reduce cognitive control in social drinkers.Behavioural Pharmacology,24(1), 29-36.

(21)

Öhman, A., Flykt, A., & Esteves, F. (2001). Emotion drives attention: detecting the snake in the grass. Journal of Experimental Psychology: General, 130(3), 466. doi.

10.1037/AXJ96-3445.130.3.466

Schmukle, S. C. (2005). Unreliability of the dot probe task.European Journal of Personality,19(7), 595-605. doi:10.1002/per.554

Strack,F.,&Deutsch,R.(2004).Reflective and impulsive determinants of social behavior.

Personality and Social Psychology Review, 3, 220–247.

doi:10.1207/s15327957pspr0803_1

Townshend, J., & Duka, T. (2001). Attentional bias associated with alcohol cues: differences between heavy and occasional social drinkers. Psychopharmacology,157(1), 67-74.

doi:10.1007/s002130100764

Van Bockstaele, B., Verschuere, B., Tibboel, H., De Houwer, J., Crombez, G., & Koster, E. H. (2014). A review of current evidence for the causal impact of attentional bias on fear and anxiety.Psychological Bulletin,140(3), 682-721. doi:10.1037/a0034834

Verdurmen, J., Van der Meulen, A., & Van Laar, M. (2004). Ontwikkelingen in

alcoholgerelateerde sterfte in Nederland. Bevolkingstrends, 52, 32-38. doi: onbekend. De Voogd, E. L., Wiers, R. W., Prins, P. J. M., & Salemink, E. (2014). Visual search

attentional bias modification reduced social phobia in adolescents. Journal of

Behavior Therapy and Experimental Psychiatry, 45(2), 252–259.

doi:10.1016/j.jbtep.2013.11.006

Wiers, R. W., & Stacy, A. W. (2006). Implicit cognition and addiction.Current Directions in Psychological Science,15(6), 292-296. doi:10.1111/j.1467-8721.2006.00455.x

Wise, R. A. (1996). Addictive drugs and brain stimulation reward. Annual Review of

Neuroscience, 19(1), 319-340. doi:10.1146/annurev.neuro.19.1.319

World Health Organization. (2000). International guide for monitoring alcohol consumption and related harm. doi: onbekend.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

4.2 Effect of state custodianship from a constitutional property clause perspective As established in the previous subsection, the Constitutional Court in Sishen

Scholtz bespeur ook 'sigbare vol- doening' by Smit as hy verslag doen van gebeure waar hy, soos Scholtz dit stel, aktief die geskiedenis betree (pp. 3-18) baie swaar geleun

Furthermore this study contributed information specifically of the 13-year old adolescent sport participants‟ sport psychological and also indicates that there are

‘Een grote fout’ lacht hij, ‘Het was heel handig om de groep bij elkaar te houden, als je ratelde kwam iedereen immers naar je toe maar ’s ochtends zat je echt niet op dat

Dat de kostprijs niet wijzigt wanneer er alleen rundvlees wordt verkocht (18 stuks op jaarbasis) is verklaarbaar, doordat de kosten per producteenheid voor de winkel twee keer zo

7 Als de belastingrechter zich bij de behandeling van de zaak beperkt tot een beoordeling van de rechtmatigheid van de aanslag of beschikking, negeert hij in voorkomende gevallen

Een spreadsheet werd opgemaakt waarin de pluviometergegevens die relevant zijn voor het stroomgebied gebundeld werden met de daarbijhorende sets van

Het EHRM vindt met 15 tegen 2 stemmen, en in afwij- king van de Kamer, geen schending van het recht op leven in zijn materiële aspect, maar doet dat unaniem wel voor wat betreft