• No results found

Het toetsingscriterium van de Adviescommissie Afgesloten Strafzaken: invloed op de rechtspositie van de betrokkene

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het toetsingscriterium van de Adviescommissie Afgesloten Strafzaken: invloed op de rechtspositie van de betrokkene"

Copied!
37
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Titel:

Het toetsingscriterium van de Adviescommissie Afgesloten Strafzaken:

invloed op de rechtspositie van de betrokkene

Naam student: Natasha Prins Inlevermoment: Juli 2019

Emailadres: natas_prins@hotmail.com Studentnummer: 10571701

(2)

2

Abstract

De Adviescommissie Afgesloten Strafzaken lijkt in de praktijk een ander toetsingscriterium te gebruiken voor het adviseren over het al dan niet toewijzen van een verzoek tot het doen van voorbereidend onderzoek in een herzieningsprocedure ten voordele dan de wetgever heeft bedoeld. Het doel van dit onderzoek is om uit te zoeken of dit in het licht van de doelstelling van de wetgever en de gevolgen voor de rechtspositie van de betrokkene aanvaardbaar is.

Om een antwoord te kunnen geven op deze vraag is uitgezocht wat de bedoeling van de wetgever was bij het instellen van de mogelijkheid tot het doen van een nader onderzoek voorafgaand aan een herzieningsaanvraag en in hoeverre de praktijk hierbij aansluit. Daarnaast is een vergelijking gemaakt met de Criminal Cases Review Commission in het Verenigd Koninkrijk, waarvan de wetgever ook heeft gekeken of deze als voorbeeld zou kunnen dienen.

Uit het onderzoek is gebleken dat de Adviescommissie Afgesloten Strafzaken in de praktijk een strenger toetsingscriterium gebruikt dan de wetgever bedoeld heeft. Dit is nadelig voor de bewijspositie van de gewezen verdachte tijdens het doen van een verzoek tot nader

onderzoek. Het criterium dat in de praktijk wordt gebruikt kan enigszins worden vergeleken met het criterium dat de Criminal Cases Review Commission hanteert. Naar aanleiding van dit onderzoek kan worden gesteld dat de Adviescommissie Afgesloten Strafzaken niet naar het voorbeeld van de Criminal Cases Review Commission zou moeten worden ingericht. In het licht van de doelstelling van de wetgever en de gevolgen voor de rechtspositie van de betrokkene verdient het aanbeveling dat de Adviescommissie Afgesloten Strafzaken het toetsingscriterium hanteert dat door de wetgever is bedoeld.

(3)

3

Inhoudsopgave

Abstract……..………...2

Inhoudsopgave……..……….3

Lijst van gebruikte afkortingen.………...………..4

1. Inleiding………..…….5

1.1 Aanleiding………...5

1.2 Probleemstelling……….5

1.3 Opbouw en methode van onderzoek………...6

2. Herziening ten voordele..……….………..7

2.1 De regeling van de herzieningsprocedure………...7

2.2 Gronden voor herziening………8

2.3 Nader onderzoek……….9

2.4 De rol van de Adviescommissie Afgesloten Strafzaken………..11

2.5 Advies van de Adviescommissie Afgesloten Strafzaken……….12

2.6 Tussenconclusie………...….14

3. Het toetsingscriterium van de Adviescommissie Afgesloten Strafzaken……….…...15

3.1 De taak van de Adviescommissie Afgesloten Strafzaken in de praktijk………..15

3.2 Het toetsingscriterium van de Adviescommissie Afgesloten Strafzaken in de praktijk………...16

3.3 Kritiek op de taak van de Adviescommissie Afgesloten Strafzaken………17

3.4 De rechtspositie van de gewezen verdachte……….19

3.5 Tussenconclusie………....21

4. Verenigd Koninkrijk………...….23

4.1 De Criminal Cases Review Commission in het Verenigd Koninkrijk………...……..23

4.2 Het toetsingscriterium van de Criminal Cases Review Commission ………...……24

4.3 Vergelijking van de Adviescommissie Afgesloten Strafzaken en de Criminal Cases Review Commission...25

4.4 Wenselijkheid vormgeven Adviescommissie Afgesloten Strafzaken naar voorbeeld van de Criminal Cases Review Commission………...27

4.5 Tussenconclusie………28

5. Conclusie………...……31

5.1 Aanbeveling………..34

(4)

4

Lijst van gebruikte afkortingen

ACAS – Adviescommissie Afgesloten Strafzaken CCRC – Criminal Cases Review Commission

EHRM – Europees Hof voor de Rechten van de Mens EVRM – Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens OM – Openbaar Ministerie

SV – Wetboek van Strafvordering TBS – terbeschikkingstelling

(5)

5

1. Inleiding

1.1 Aanleiding

In ieder juridisch systeem komen er helaas rechterlijke dwalingen voor, zo ook in Nederland. Een aantal bekende rechterlijke dwalingen zijn de zaken van Ina Post, Lucia de B., de

Puttense Moordzaak en de Schiedammer Parkmoord. Naar aanleiding van een aantal van deze spraakmakende rechterlijke dwalingen is in Nederland de Wet hervorming herziening ten voordele aangenomen. De herzieningsprocedure is met het aannemen van deze wet aangepast en er is een Adviescommissie Afgesloten Strafzaken (hierna verder: ACAS) ingesteld om advies te geven over de nieuwe mogelijkheid van het instellen van een nader onderzoek naar een grond voor herziening. Nu deze wet iets meer dan vijf jaar geleden is ingevoerd en op een aantal vlakken wordt geëvalueerd, ben ik nieuwsgierig geworden naar de ontwikkeling van de rol van de ACAS. In een evaluerend artikel1 las ik dat de ACAS in de praktijk een strenger toetsingscriterium lijkt te gebruiken dan de wetgever heeft bedoeld, waardoor ik graag wil onderzoeken wat de gevolgen hiervan zijn. Daarnaast blijkt dat de wetgever heeft overwogen om de ACAS in te richten naar voorbeeld van de Criminal Cases Review Commission (hierna verder: CCRC) in het Verenigd Koninkrijk2, wat mij nieuwsgierig maakte naar de verhouding tussen deze twee commissies.

1.2 Probleemstelling

Graag wil ik met deze scriptie uitzoeken of het, in het licht van de doelstelling van de wetgever en de gevolgen voor de rechtspositie van de betrokkene, aanvaardbaar is dat de ACAS in de praktijk een ander toetsingscriterium voor het adviseren over het al dan niet toewijzen van een verzoek tot het doen van voorbereidend onderzoek in een

herzieningsprocedure ten voordele lijkt te gebruiken dan de wetgever heeft bedoeld, en hoe dit zich verhoudt tot het toetsingscriterium dat de CCRC in het Verenigd Koninkrijk gebruikt.

Om een antwoord op deze onderzoeksvraag te vinden heb ik eerst een aantal andere vragen beantwoord. Zo heb ik uitgezocht welke rol de ACAS onder de huidige regeling speelt in een herzieningsprocedure, welk toetsingscriterium de ACAS volgens de wetgever zou moeten gebruiken voor het adviseren over het al dan niet toewijzen van een voorbereidend onderzoek,

1 Knoops, NJB 2018/1646.

(6)

6 welk toetsingscriterium de ACAS hiervoor in de praktijk lijkt te gebruiken, wat het gevolg voor de rechtspositie van de gewezen verdachte is wanneer de ACAS een ander

toetsingscriterium hanteert dan de wetgever heeft bedoeld, welk toetsingscriterium de CCRC in het Verenigd Koninkrijk voor een vergelijkbare situatie gebruikt en of de ACAS wat betreft het toetsingscriterium een voorbeeld zou kunnen nemen aan het toetsingscriterium dat de CCRC hanteert.

1.3 Opbouw en methode van onderzoek

Om dit uit te zoeken heb ik eerst gekeken hoe de herzieningsprocedure ten voordele in

Nederland precies werkt. Vervolgens ben ik dieper ingegaan op de rol van de ACAS en heb ik uitgezocht welk toetsingscriterium de ACAS volgens de wetgever zou moeten gebruiken. Hierna ben ik evaluatieartikelen, -rapporten en jaarverslagen gaan lezen om er achter te komen welk toetsingscriterium de ACAS in de praktijk nu eigenlijk toepast. Met behulp van dit literatuuronderzoek en het bestuderen van de wet en de kamerstukken heb ik de gevolgen voor de rechtspositie van de gewezen verdachte in kaart proberen te brengen. Tot slot heb ik een vergelijking gemaakt met de CCRC in het Verenigd Koninkrijk en heb ik gekeken of het een goed idee zou zijn om de ACAS meer vorm te geven naar dit voorbeeld. Hierbij heb ik de taakomschrijvingen en bevoegdheden vergeleken, evenals de toetsingscriteria van beide commissies.

In het eerste hoofdstuk zal worden gekeken naar de bedoeling van de wetgever en de rol die de ACAS volgens hem zou moeten spelen in de herzieningsprocedure ten voordele. In het tweede hoofdstuk wordt de rol van de ACAS in de praktijk besproken en wordt de

rechtspositie van de gewezen verdachte geëvalueerd. Vervolgens wordt in het derde en tevens laatste hoofdstuk de vergelijking gemaakt met de CCRC in het Verenigd Koninkrijk en wordt gekeken of het wenselijk zou zijn de ACAS in te richten naar het voorbeeld van de CCRC. Tot slot worden alle onderzoeksresultaten in de conclusie besproken en toegelicht.

(7)

7

2. Herziening ten voordele

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de vraag welke rol de ACAS onder de huidige regeling speelt in de herzieningsprocedure en welk toetsingscriterium de ACAS volgens de wetgever zou moeten gebruiken voor het adviseren over het al dan niet toewijzen van een

voorbereidend onderzoek in een herzieningsprocedure.

2.1 De regeling van de herzieningsprocedure

Herziening is een buitengewoon rechtsmiddel dat het mogelijk maakt om een onjuiste rechterlijke uitspraak in een afgesloten strafzaak te herstellen.3 Onder bijzondere

omstandigheden kan een oordeel van de strafrechter dat onherroepelijk is geworden,

vernietigd worden. Hierna kan de zaak opnieuw worden berecht.4 Aan het vernietigen van een

uitspraak en het opnieuw laten beoordelen van een zaak door de rechter gaat heel wat vooraf. Zo moet er sprake zijn van een goed gemotiveerde herzieningsgrond en zal de Hoge Raad voldoende redenen moeten zien om de herziening toe te wijzen.

De herzieningsprocedure in Nederland bestaat uit de herziening ten voordele en de herziening ten nadele. Aangezien de ACAS geen rol speelt bij de herziening ten nadele zal deze

procedure hier verder buiten beschouwing worden gelaten. Het doel van de wetgever bij het instellen van de herzieningsprocedure was het herstellen van gerechtelijke dwalingen. In Nederland kan een zaak eerst worden beoordeeld door twee feitelijke instanties en vervolgens door de cassatierechter. Toch blijft het mogelijk dat er een vergissing gemaakt is, ook

wanneer een zaak al in deze drie instanties beoordeeld is. De wetgever vindt dat deze fouten onder bepaalde voorwaarden zouden moeten kunnen worden rechtgezet, ook als de beslissing van de rechter al in kracht van gewijsde is gegaan.5 Het is niet alleen in het belang van de

veroordeelde wanneer een gerechtelijke dwaling in zijn voordeel wordt hersteld, ook de samenleving kan hier belang bij hebben. Om deze reden is de procureur-generaal bij de Hoge Raad bevoegd een herzieningsprocedure in te leiden.6 Het is niet de bedoeling van de

wetgever dat de mogelijkheid tot herziening er voor zou zorgen dat er een vierde instantie

3 Kamerstukken II 2008/09, 32045, 3, p. 2. 4 Corstens/Borgers & Kooijmans 2018, p. 950. 5 Corstens/Borgers & Kooijmans 2018, p. 951.

6 Artikel 457, eerste lid, Wetboek van Strafvordering; Artikel 458, eerste lid, Wetboek van Strafvordering.

(8)

8 wordt toegevoegd. Dit zou volgens de wetgever namelijk kunnen leiden tot

rechtsonzekerheid, bijvoorbeeld wanneer rechters minder zorgvuldig met een zaak omgaan met het idee dat hun fouten later toch weer hersteld zouden kunnen worden.7

2.2 Gronden voor herziening

Herziening wordt bij wet geregeld in artikel 457 van het Wetboek van Strafvordering. Een uitspraak van een rechter kan in Nederland op drie gronden door de Hoge Raad worden herzien. Hiertoe kan een aanvraag worden ingediend door een procureur-generaal, of door de gewezen verdachte te wiens aanzien een uitspraak onherroepelijk is geworden.8

De eerste grond, conflict van rechtspraak, is de omstandigheid dat bij verschillende arresten of vonnissen bewezenverklaringen zijn uitgesproken die niet verenigbaar zijn.9

De tweede grond is een uitspraak van het EHRM waarin is vastgesteld dat het EVRM, of een protocol bij dit verdrag, is geschonden in de procedure die tot de veroordeling of een

veroordeling wegens hetzelfde feit heeft geleid, indien herziening noodzakelijk is met het oog op rechtsherstel als bedoeld in artikel 41 EVRM.10

De derde grond voor herziening betreft het novum. Het gaat hier om de situatie waarin er sprake is van een gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting en ten tijde van de berechting niet bekend was bij de rechter. Dat gegeven moet op het moment van de terechtzitting wel al bestaan hebben. Het moet waarschijnlijk zijn dat dit gegeven

onverenigbaar is met de uitspraak, maar dit hoeft niet zeker te zijn. Volgens de wetgever moet er een ernstig vermoeden ontstaan dat indien dit novum tijdens de terechtzitting bekend was geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, tot ontslag van alle rechtsvervolging, tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, of tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.11 Indien een novum aangenomen wordt is het vervolgens aan de rechter om te bepalen of de zaak verwezen wordt naar een gerechtshof om de zaak te herzien.12

7 Corstens/Borgers & Kooijmans 2018, p. 952. 8 Artikel 457, eerste lid, Wetboek van Strafvordering.

9 Artikel 457, eerste lid, onder a, Wetboek van Strafvordering. 10 Artikel 457, eerste lid, onder b, Wetboek van Strafvordering. 11 Artikel 457, eerste lid, onder c, Wetboek van Strafvordering. 12 Corstens/Borgers & Kooijmans 2018, p. 956.

(9)

9 Het novum betreft een nieuw gegeven. Herziening is mogelijk wanneer er bijvoorbeeld een nieuw feit blijkt, maar ook een nieuw deskundigeninzicht kan een novum opleveren. De wetgever heeft hierbij vooral gedacht aan zaken waarin deskundige kennis belangrijk is om het bewijsmateriaal goed te kunnen waarderen en aan zaken waar achteraf aanwijzingen ontstonden dat de rechter de werkelijke betekenis die aan het bewijsmateriaal moet worden gehecht, niet heeft doorgrond.13

Er is geen vaste set eisen die gesteld moet worden aan een deskundigeninzicht om het als novum aan te kunnen merken. Vooral de kwaliteit is belangrijk. Hierbij moet worden gekeken naar de vakkundigheid van de deskundige, naar de betrouwbaarheid van de toegepaste

methode, naar de wijze van uitvoering van het onderzoek en naar de kwaliteit van het

beschikbare onderzoeksmateriaal. Ook moet worden gekeken of het gegeven echt als nieuw is aan te merken en of er door dat inzicht ernstige twijfel is ontstaan ten aanzien van de juistheid van de veroordeling.14

2.3 Nader onderzoek

Een herzieningsprocedure begint wanneer er een aanvraag wordt ingediend door de gewezen verdachte of door de procureur-generaal bij de Hoge Raad. Wanneer er een aanvraag door een gewezen verdachte wordt ingediend moet dit via een advocaat gaan. De advocaat doet dan een schriftelijke aanvraag tot herziening bij de Hoge Raad en vermeldt hierbij de gronden waar de aanvraag op berust. Een aanvraag tot herziening kan ook worden ingediend door familie van de gewezen verdachte nadat deze overleden is. Ook in dit geval gaat het indienen van de aanvraag via een advocaat.15

De herzieningsaanvraag kan worden voorbereid door een verzoek in te dienen bij de procureur-generaal om nader onderzoek te doen naar de aanwezigheid van een grond voor herziening als bedoeld in artikel 457, eerste lid, onder c, Sv.16 Dit komt voor in het geval dat

er gerede twijfel bestaat over de juistheid van de inhoudelijke beslissing in de afgesloten strafzaak, maar er nog niet genoeg materiaal beschikbaar is om te kunnen beoordelen of de herzieningsaanvraag gegrond is.17 Nader onderzoek is geen voorwaarde voor een succesvolle

herzieningsaanvraag, maar slechts een hulpmiddel om de herzieningsaanvraag te kunnen

13 Kamerstukken II 2009/10, 32045, 6, p. 5. 14 Corstens/Borgers & Kooijmans 2018, p. 957. 15 Corstens/Borgers & Kooijmans 2018, p. 960.

16 Jaarverslag Adviescommissie Afgesloten Strafzaken 2017 (online publiek), p. 4. 17 Kamerstukken II 2008/09, 32045, 3, p. 19.

(10)

10 onderbouwen. Er gelden een aantal eisen voor het indienen van een verzoek tot het verrichten van nader onderzoek. Deze aanvullende voorwaarden worden gesteld om te voorkomen dat er een te groot aantal verzoeken wordt ingediend.18 De bevoegdheid voor de gewezen verdachte

om een dergelijk verzoek in te dienen bestaat wanneer de verdachte veroordeeld is voor een feit waarop een gevangenisstraf van twaalf jaren of meer gesteld is en waardoor de rechtsorde ernstig geschokt is of wanneer er naar aanleiding van het misdrijf een oplegging heeft

plaatsgevonden van de maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis of TBS.19

Verder is vereist dat er genoeg aanwijzingen zijn dat er mogelijk sprake is van een grond tot herziening en dat het verzochte onderzoek in dat kader ook noodzakelijk is.20 Wanneer er

onvoldoende aanwijzingen zijn dat er misschien sprake is van een novum, of wanneer het verzochte onderzoek niet noodzakelijk is, kan een ontvankelijk verzoek om een nader

onderzoek in te stellen worden afgewezen.21 Het idee achter deze voorwaarden is dat het beter

is om dergelijke onderzoeken te reserveren voor ernstige gevallen en de tijd te nemen voor een degelijk onderzoek, dan om in veel gevallen een onderzoek in te stellen dat dreigt oppervlakkig te worden door overbelasting van het strafrechtelijk apparaat.22 De

procureur-generaal kan ook ambtshalve een nader onderzoek instellen.23 Hij zal besluiten een onderzoek

in te stellen wanneer hij dit in het kader van een goede beoordeling van het

herzieningsverzoek nodig acht en wanneer er twijfel bestaat over de juistheid van een afgesloten strafzaak.24 Wanneer de procureur-generaal besluit tot het instellen van een nader

onderzoek is hij vrij om het onderzoek op een bepaalde manier in te richten. Er kan een ander soort onderzoek worden ingesteld dan wat door de gewezen verdachte werd voorgesteld. Dit kan ook wanneer de gewezen verdachte het daar niet mee eens is. Volgens de wetgever is het namelijk vooral belangrijk dat er een grondige beoordeling kan worden gemaakt van een eventuele herzieningsaanvraag.25

18 Kamerstukken II 2008/09, 32045, 3, p. 22.

19 Artikel 461, vijfde lid, Wetboek van Strafvordering.

20 Jaarverslag Adviescommissie Afgesloten Strafzaken 2017 (online publiek), p. 4. 21 Artikel 461, derde lid, Wetboek van Strafvordering.

22 Kamerstukken II 2008/09, 32045, 3, p. 22. 23 Kamerstukken II 2008/09, 32045, 3, p. 19. 24 Kamerstukken II 2008/09, 32045, 3, p. 22-23.

(11)

11

2.4 De rol van de Adviescommissie Afgesloten Strafzaken

De procureur-generaal is, voorafgaand aan het nemen van de beslissing of er een nader

onderzoek zou moeten worden ingesteld, soms verplicht om advies in te winnen bij de ACAS. Deze verplichting geldt wanneer er sprake is van een zaak waarin een gevangenisstraf van zes jaren of meer is opgelegd.26 De procureur-generaal kan ook ambtshalve besluiten een nader

onderzoek in te stellen en de ACAS in te schakelen, maar alleen als de gewezen verdachte reeds een ontvankelijke herzieningsaanvraag bij de Hoge Raad heeft ingediend. De Hoge Raad kan de procureur-generaal ook opdracht geven om de ACAS in te schakelen.27

De Adviescommissie Afgesloten Strafzaken bestaat uit vijf leden. Twee van deze commissieleden zijn gezaghebbende deskundigen op voor het werk van de commissie relevant terrein. Een van hen wordt daarnaast ook als voorzitter van de commissie benoemd. De rest van de ACAS bestaat uit een advocaat, een deskundige op het terrein van de

politiepraktijk en een lid van het OM.28

Indien de ACAS door de procureur-generaal wordt ingeschakeld, onderzoekt zij of een nader onderzoek naar de aanwezigheid van een mogelijk novum wenselijk en noodzakelijk is en om wat voor soort onderzoek het dan dient te gaan.29 De ACAS toetst daarbij aan de criteria uit

artikel 461, derde lid, Sv en gaat in op de vraag of er in hun ogen sprake is van een novum.30

De ACAS is niet gebonden aan de onderzoekshandelingen die in het verzoek van de gewezen verdachte worden aangevraagd.31 Het Besluit adviescommissie afgesloten strafzaken kent

bevoegdheden toe aan de commissie die nodig zijn om over de wenselijkheid van een nader onderzoek advies te kunnen geven. Hieronder vallen bijvoorbeeld de bevoegdheid tot het kennisnemen van processtukken en het horen van personen, maar ook het raadplegen van een deskundige. Ingevolge de artikelen 7 en 8 van het Besluit adviescommissie afgesloten

strafzaken kunnen de leden van de commissie deskundigen horen, een opdracht aan een deskundige verstrekken of deskundigen aanwijzen die aan de commissie bijstand kunnen verlenen.32 Deze inbreng van deskundigen is bedoeld om bij te dragen aan de beoordeling

door de commissie of een nader onderzoek wenselijk is, en niet om dat nader onderzoek zelf

26 Nan, e.a. 2018, p. 23.

27Holvast, e.a., EeR 2018/6, p. 284.

28 Nota van Toelichting bij het Besluit adviescommissie afgesloten strafzaken, Stb. 2012, 405, p. 6; Kamerstukken II 2008/09, 32045, 3, p. 19.

29 Kamerstukken II 2008/09, 32045, 3, p. 19; Artikel 462 Wetboek van Strafvordering. 30 Nan, e.a. 2018, p. 24.

31 Kamerstukken II 2008/09, 32045, 3, p. 34.

32 Artikel 7, tweede lid en artikel 8, tweede en derde lid van het besluit van 12 september 2012, Stb. 2012, 405.

(12)

12 uit te voeren.33 Wanneer de ACAS het nodig acht om bepaalde onderzoekshandelingen uit te

voeren, kan zij de procureur-generaal adviseren om dit te laten doen.34 Als de

procureur-generaal besluit om naar aanleiding van advies van de ACAS een nader onderzoek in te stellen, dan vindt het onderzoek plaats onder leiding van de procureur-generaal in een strafvorderlijk kader op de manier zoals aangegeven in artikelen 463 en 464 Sv.35

Indien de procureur-generaal het verzoek tot nader onderzoek toewijst kan hij zich tijdens het onderzoek door een onderzoeksteam laten bijstaan, of het onderzoek opdragen aan de rechter-commissaris.36 Wanneer de procureur-generaal een nader onderzoek heeft ingesteld op basis

van een advies van de ACAS, dan is de procureur-generaal bevoegd de ACAS om verder advies te vragen tijdens of na het onderzoek. Dit advies kan dan betrekking hebben op de verdere inrichting van het lopende onderzoek of op een vervolgonderzoek.37 Naar aanleiding

van de uitkomst van een dergelijk onderzoek kan daaropvolgend een verzoek of een vordering tot herziening bij de Hoge Raad worden ingediend.38 De Hoge Raad kan ook zelf opdracht

geven om een nader onderzoek in te stellen of het oordeel van de ACAS vragen. Wanneer de Hoge Raad oordeelt dat de herzieningsaanvraag gegrond is, zal hij in beginsel de zaak verwijzen naar een gerechtshof dat nog niet eerder van de zaak kennis heeft genomen.39

2.5 Advies van de Adviescommissie Afgesloten Strafzaken

Voordat de ACAS zal adviseren om een nader onderzoek in te stellen, moet worden beoordeeld of er mogelijk sprake is van een novum waardoor er gerede twijfel over de juistheid van een gerechtelijke beslissing zou kunnen ontstaan, en of deze twijfel door het doen van nader onderzoek mogelijk uit zou kunnen groeien tot een ernstig vermoeden dat er een vrijspraak, ontslag van alle rechtsvervolging, niet-ontvankelijkheid of toepassing van een minder zware strafbepaling zou zijn gevolgd, als de rechter tijdens de uitspraak van dit novum op de hoogte zou zijn geweest. Voordat door de ACAS over een verzoek tot nader onderzoek

33 Nota van Toelichting bij het Besluit adviescommissie afgesloten strafzaken, Stb. 2012, 405, p. 10.

34 Jaarverslag Adviescommissie Afgesloten Strafzaken 2017 (online publiek), p. 4.

35 Nota van Toelichting bij het Besluit adviescommissie afgesloten strafzaken, Stb. 2012, 405, p. 5-6.

36 Kamerstukken I 2011/12, 32045, C, p. 9; Nota van Toelichting bij het Besluit adviescommissie afgesloten strafzaken, Stb. 2012, 405, p. 11.

37 Nota van Toelichting bij het Besluit adviescommissie afgesloten strafzaken, Stb. 2012, 405, p. 11.

38 Jaarverslag Adviescommissie Afgesloten Strafzaken 2017 (online publiek), p. 4. 39 Fijnaut, NJB 2016/1230, p. 1750.

(13)

13 wordt geadviseerd, dient de gewezen verdachte in zijn of haar verzoek aannemelijk te hebben gemaakt dat er aanwijzingen zijn dat er mogelijk sprake is van een grond tot herziening en dat het gevraagde onderzoek redelijkerwijs noodzakelijk is.40 Dit is het toetsingscriterium dat

volgens de wetgever, ingevolge artikel 461, derde lid, Sv, door de ACAS gebruikt zou moeten worden om te beoordelen of er een nader onderzoek zou moeten worden ingesteld. Het zou voor de beslissing van de ACAS dus moeten volstaan wanneer er slechts aanwijzingen zijn voor een mogelijk novum. Dan zou de ACAS volgens de wetgever kunnen adviseren dat het wenselijk is een nader onderzoek in te stellen.41

Het duurt over het algemeen vrij lang voordat de ACAS advies uitbrengt op een verzoek tot nader onderzoek. De ACAS geeft aan zes tot acht weken na te streven, maar in de meeste zaken heeft de ACAS meer tijd nodig. Hoeveel tijd er gemiddeld nodig is, is afhankelijk van de aard, de omvang en de complexiteit van de zaak. Dit komt vooral voor bij zaken waarin er meer gegevens moeten worden onderzocht.42 Het advies van de commissie dient altijd

schriftelijk en openbaar te zijn.43 De adviserende taak van de ACAS dient op een onpartijdige

en onafhankelijke manier plaats te vinden. Hierbij kan een eigen werkwijze bepaald worden maar de adviezen worden wel altijd volgens een vast format uitgebracht.44 Het advies van de

ACAS is niet bindend, maar wanneer de procureur-generaal van het advies afwijkt, dient hij de redenen hiervoor wel te noemen.45 In de meeste adviezen adviseert de ACAS niet tot het

doen van nader onderzoek, omdat het hier dan bijvoorbeeld om verzoeken gaat waarbij een beroep gedaan wordt op bepaalde feiten die al aan de orde gekomen zijn tijdens de

behandeling van de zaak in een eerdere instantie.46 Ook wordt er nogal eens een verzoek

ingediend waarbij een bewijsmiddel wordt aangedragen dat niets aan de uitspraak zou veranderen of dat niet met de rest van het bewijs in overeenstemming is. Deze gegevens kunnen dan niet tot een potentieel novum leiden.47 Ook het aantal gevallen dat leidt tot een

gegronde herzieningsaanvraag bij de Hoge Raad is erg klein. Het zou volgens de ACAS kunnen dat de regeling in de wet te strikt is of dat deze te strikt wordt geïnterpreteerd.48

40 Nan, e.a. 2018, p. 26. 41 Nan, e.a. 2018, p. 26.

42 Jaarverslag Adviescommissie Afgesloten Strafzaken 2017 (online publiek), p. 6. 43 Fijnaut, NJB 2016/1230, p. 1750.

44 Holvast, e.a., EeR 2018/6, p. 284.

45 Corstens/Borgers & Kooijmans 2018, p. 961.

46 Jaarverslag Adviescommissie Afgesloten Strafzaken 2017 (online publiek), p. 7 en 11. 47 Jaarverslag Adviescommissie Afgesloten Strafzaken 2017 (online publiek), p. 7 en 11. 48 Jaarverslag Adviescommissie Afgesloten Strafzaken 2017 (online publiek), p. 12-13.

(14)

14 Daarnaast is de drempel door de eis van de twaalfjaarsgrond erg hoog voor de ACAS om een verzoek ontvankelijk te kunnen verklaren. De ACAS stelt dat de eis van de twaalfjaarsgrond wellicht verlaagd zou kunnen worden, zodat onterechte veroordelingen in minder ernstige zaken ook behandeld zouden kunnen worden.49 Dit kan volgens de wetgever echter zorgen

voor een toestroom van extra verzoeken wat tot overbelasting van het strafrechtelijk apparaat zou kunnen leiden.50

2.6 Tussenconclusie

In dit hoofdstuk heb ik de rol van de ACAS in de herzieningsprocedure ten voordele

besproken en uitgezocht welk toetsingscriterium de ACAS volgens de wetgever zou moeten gebruiken voor het adviseren over het al dan niet toewijzen van een verzoek tot nader onderzoek.

Voorafgaand aan het indienen van een herzieningsaanvraag bij de Hoge Raad, kan bij de procureur-generaal een verzoek om nader onderzoek worden ingediend in het geval dat er gerede twijfel bestaat over de juistheid van de inhoudelijke beslissing in de afgesloten strafzaak, maar er nog niet genoeg materiaal beschikbaar is om te kunnen beoordelen of de herzieningsaanvraag gegrond is.51 De ACAS kan worden ingeschakeld om te adviseren over

de wenselijkheid van het nader onderzoek. De ACAS zou volgens de wetgever moeten adviseren om het nader onderzoek in te stellen wanneer de gewezen verdachte in zijn of haar verzoek aannemelijk heeft gemaakt dat er aanwijzingen zijn dat er mogelijk sprake is van een grond tot herziening en dat het gevraagde onderzoek redelijkerwijs noodzakelijk is.52 Volgens

de wetgever dient de gewezen verdachte aan de ACAS aan te tonen dat er aanwijzingen bestaan dat er sprake is van een mogelijk novum. Wanneer hier aan voldaan is kan de ACAS aan de procureur-generaal adviseren om het nader onderzoek in te stellen. Indien de

procureur-generaal het verzoek tot nader onderzoek toewijst en er tijdens het onderzoek voldoende materiaal gevonden wordt, kan dit gebruikt worden om het herzieningsverzoek te ondersteunen. Na indiening van een gegrond herzieningsverzoek zal de Hoge Raad het verzoek kunnen toewijzen en kan de zaak worden herzien.53

49 Jaarverslag Adviescommissie Afgesloten Strafzaken 2017 (online publiek), p. 12-13. 50 Kamerstukken II 2008/09, 32045, 3, p. 22.

51 Artikel 461, eerste lid, Wetboek van Strafvordering. 52 Artikel 461, derde lid, Wetboek van Strafvordering. 53 Artikel 457, eerste lid, Wetboek van Strafvordering.

(15)

15

3. Het toetsingscriterium van de Adviescommissie Afgesloten

Strafzaken

In dit hoofdstuk zal besproken worden welk toetsingscriterium de ACAS in de praktijk lijkt te gebruiken voor het adviseren over het al dan niet toewijzen van een voorbereidend onderzoek in een herzieningsprocedure ten voordele en welk gevolg het heeft voor de rechtspositie van de gewezen verdachte wanneer dit een ander toetsingscriterium is dan de wetgever heeft bedoeld.

3.1 De taak van de Adviescommissie Afgesloten Strafzaken in de praktijk

De ACAS heeft ingevolge het Besluit adviescommissie afgesloten strafzaken tot taak “de procureur-generaal te adviseren over de wenselijkheid van een nader onderzoek als bedoeld in artikel 461, eerste lid, Sv. Het is niet de taak van de ACAS om te onderzoeken of er

daadwerkelijk voldoende aanwijzingen bestaan. De gewezen verdachte licht de redenen toe waarom de zaak opnieuw behandeld zou moeten worden, vervolgens kijkt de ACAS naar de zaak en verricht de procureur-generaal het daadwerkelijke onderzoek indien de ACAS hiertoe adviseert en de procureur-generaal het verzoek toewijst.54

Een van de beperkingen waar de ACAS in de praktijk mee te maken heeft bij het verrichten van haar taak is dat er in haar beoordeling geen discussie kan ontstaan over de weging van de feiten en het waarderen van het bewijsmateriaal door de feitenrechter. Aan een novum wordt namelijk de eis gesteld dat het een gegeven betreft waar de rechter niet van op de hoogte was toen hij de uitspraak deed. Als de rechter over een bepaald gegeven al heeft geoordeeld, was hij er al mee bekend en is er dus per definitie geen sprake van een novum, tenzij er ten aanzien van dit gegeven iets nieuws aan het licht is gekomen.55 Als er dan bezwaren zijn tegen de veroordeling omdat het lijkt alsof deze op weinig bewijsmateriaal steunt en er geen grond voor een novum lijkt te zijn, kan dit erg onbevredigend zijn. De beoordeling van de feitenrechter in een dergelijk geval toch meenemen kan als gevolg hebben dat er een soort vierde instantie ontstaat, wat ook onwenselijk is.56 In zo’n geval wordt door de ACAS

54 Holvast, e.a., EeR 2018/6, p. 289. 55 Holvast, e.a., EeR 2018/6, p. 287. 56 Nan, e.a. 2018, p. 75-76.

(16)

16 gesproken van een ‘potentieel onveilige veroordeling’.57 Het gaat hierbij om een

einduitspraak met een groter risico op een onjuiste beoordeling van de feiten dan gebruikelijk, omdat er bewijsmiddelen en -overwegingen zijn gebruikt die ten tijde van de veroordeling geen vragen opriepen, maar dit naar hedendaags inzicht wel doen met betrekking tot

betrouwbaarheid, zonder dat er een novum is dat als grond voor een herzieningsverzoek kan dienen.58 Franken, Markusse en Wouters opperen dat het misschien een idee is om de

taakomschrijving van de ACAS aan te passen en hierin op te nemen dat de ACAS niet alleen kan adviseren over de wenselijkheid van een nader onderzoek op basis van aanwijzingen van het bestaan van een novum, maar ook op basis van een verzoek waarin gemotiveerd wordt aangevoerd dat er sprake is van een potentieel onveilige veroordeling.59

3.2 Het toetsingscriterium van de Adviescommissie Afgesloten Strafzaken in de praktijk

De leden van de ACAS zelf geven aan zaken breder te bekijken dan de critici denken. De eisen die gesteld worden bij de beoordeling van een novum werken door in het advies dat de ACAS geeft, maar dit betekent niet dat de ACAS op het juridische oordeel van de procureur-generaal en de Hoge Raad vooruitloopt. De ACAS is ontstaan met de bedoeling tegemoet te komen aan gevoelens van onrust in de samenleving, en kijkt daarom niet alleen naar de gebruikte bewijsmiddelen, maar betrekt ook feiten en omstandigheden in haar oordeel die niet als bewijsmiddel voor de veroordeling zijn gebruikt.60 Zij voelt zich niet beperkt door de punten die door advocaten worden aangedragen in een verzoekschrift, maar kijkt breder naar het dossier en wanneer er aanleiding voor is betrekt zij hier ook andere aspecten bij. De ACAS benadrukt dat zij zich niet laat leiden door de eis van onderzoek naar een potentieel novum, maar dat ze kijkt of het een onzekere veroordeling is geweest.61 Het lijkt dus of zij zich niet houdt aan de taak die haar is opgedragen, namelijk het kijken of de gewezen verdachte aannemelijk heeft gemaakt ‘dat er aanwijzingen zijn dat mogelijkerwijs sprake is van een novum’.62 Wel geven sommige leden van de ACAS ook aan dat zij niet vergeten dat zij adviseren over de wenselijkheid van een nader onderzoek naar een potentieel novum. Wanneer zij het gevoel hebben dat een veroordeling onzeker is geweest zoeken zij naar een

57 Jaarverslag Adviescommissie Afgesloten Strafzaken 2018 (online publiek), p. 10-11. 58Jaarverslag Adviescommissie Afgesloten Strafzaken 2017 (online publiek), p. 10.

59 Franken, e.a., EeR 2018/6, p. 247.

60 Jaarverslag Adviescommissie Afgesloten Strafzaken 2017 (online publiek), p. 10. 61 Nan, e.a. 2018, p. 75.

(17)

17 opening op basis waarvan een advies tot nader onderzoek kan volgen.63 De ACAS heeft echter in het ACAS-advies 029 aangegeven dat zij het alleen nuttig vindt om een nader onderzoek aan te bevelen indien er redelijkerwijze te verwachten valt dat dit mogelijk tot een ernstig vermoeden kan leiden als bedoeld in artikel 457, eerste lid, onder c, Sv.64

3.3 Kritiek op de taak van de Adviescommissie Afgesloten Strafzaken

Buruma geeft aan het een moeilijk punt te vinden dat de ACAS een strenger

toetsingscriterium lijkt te gebruiken. De ACAS heeft de vrijheid om geen onderzoek te doen wanneer er in het verzoek niet voldoende naar voren komt dat hier grond voor is, maar hij hoopt wel dat de ACAS bij een degelijk verzoek ook benieuwd is naar de feiten van de zaak en het specifieke geval.65 Soms is een veroordeling gestoeld op weinig overtuigend

bewijsmateriaal en kan de ACAS hier zelf onderzoek doen naar de mogelijkheden voor herzieningsgronden. Bij het adviseren aan de procureur-generaal geeft de ACAS het

natuurlijk aan indien een gevonden gegeven waarschijnlijk geen novum op zal leveren, maar de procureur-generaal is verantwoordelijk voor het juridische oordeel over of iets

daadwerkelijk een novum is of niet. De ACAS zou volgens Buruma slechts feiten moeten aandragen en rechterlijke dwalingen moeten ophelderen en niet te veel vooruit moeten lopen op het oordeel dat de Hoge Raad hoort te geven.66

Een van de eisen aan de verzoeken tot een nader onderzoek, is dat deze voorbehouden zijn aan gevallen waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van twaalf jaren of meer is gesteld en waardoor de rechtsorde ernstig is geschokt.67 Hierbij past een bijzondere en

niet-limitatieve taak van de ACAS.68 Van Koppen en Knoops c.s. zijn van mening dat de

ACAS niet alleen advies zou moeten kunnen geven maar ook zelf zaken zou moeten kunnen onderzoeken.69 Van de wetgever heeft de ACAS echter een expliciet adviserende rol

gekregen. Hiermee is meer aangesloten bij het nieuwe wettelijk kader, waarbij de taak van de ACAS beperkt is tot adviseren over de wenselijkheid van een nader onderzoek.70 De ACAS

63 Nan, e.a. 2018, p. 75.

64ACAS-advies 029 van 21 januari 2016, 13/03009 H, p. 8. 65 Buruma, NJB 2016/1228, p. 1741.

66 Buruma, NJB 2016/1228, p. 1741.

67 Corstens/Borgers & Kooijmans 2018, p. 960-961; Artikel 461, vijfde lid, Wetboek van Strafvordering.

68 Knoops, NJB 2018/1646, p. 2325.

69 Nan, e.a. 2018, p. 75-76. 70 Nan, e.a. 2018, p. 74.

(18)

18 zelf is over het algemeen tevreden over deze rol. Door sommige leden van de commissie wordt echter wel gesteld dat het prettig zou zijn meer duidelijkheid te krijgen over de grens tussen het onderzoek dat zij zelf mogen verrichten en het onderzoek dat aan de procureur-generaal is voorbehouden.71 Zij geven aan dat het lastig kan zijn een onderscheid te maken

tussen het geven van advies over de wenselijkheid van een nader onderzoek en het zelf

uitvoeren van dergelijk onderzoek om te kunnen beoordelen of dit advies gegeven zou moeten worden.72 In de praktijk blijkt dat het advies dat de ACAS geeft wel veel overwicht heeft, nu

de procureur-generaal nog geen beslissingen genomen heeft die niet voor het overgrote deel met het advies van de ACAS overeenkwamen.73

In het onderzoek naar de doeltreffendheid van de wetswijziging in opdracht van het WODC zijn een aantal betrokkenen in het herzieningsproces geïnterviewd.74 Zij geven aan niet allen even positief te zijn over de manier waarop de ACAS te werk gaat. Zo vindt een aantal advocaten dat de ACAS te veel kijkt of er sprake is van een potentieel novum en op basis daarvan een oordeel geeft, en te weinig adviseert over of een nader onderzoek nodig zou zijn. Zij vinden dat de ACAS hiermee vooruitloopt op de beslissing die de Hoge Raad eigenlijk moet nemen.75 Knoops c.s. en Peters dienen vaker verzoeken tot een nader onderzoek in. Zij geven aan dat ze teleurgesteld zijn over de adviezen die de ACAS over het algemeen geeft, omdat de ACAS in hun ogen erg strikt toetst en verzoeken tot nader onderzoek te vaak afwijst. Ze vragen zich af of het indienen van een verzoek tot nader onderzoek wel een meerwaarde heeft ten opzichte van het direct indienen van een herzieningsaanvraag bij de Hoge Raad, nu het vaak lang duurt voor er een beslissing wordt genomen op zo’n verzoek, en de slaagkans ook erg klein is. In de aanvraag bij de Hoge Raad zou namelijk ook een verzoek om nader onderzoek kunnen worden verwerkt.76 “De ACAS meet zich het voorportaal van de Hoge Raad aan en sluit onderzoeken al op voorhand uit. Dat is de kern van het probleem”, stelt Knoops c.s.77

71 Holvast, e.a., EeR 2018/6, p. 288.

72 Jaarverslag Adviescommissie Afgesloten Strafzaken 2017 (online publiek), p. 12-13. 73 Holvast, e.a., EeR 2018/6, p. 288.

74 Nan, e.a. 2018, p. 14.

75 Holvast, e.a., EeR 2018/6, p. 285.

76 Holvast, e.a., EeR 2018/6, p. 286; Nan, e.a. 2018, p. 69-70. 77 Nan, e.a. 2018, p. 74-75.

(19)

19

3.4 De rechtspositie van de gewezen verdachte

Het doel dat de wetgever heeft met de wettelijke mogelijkheid tot het instellen van een nader onderzoek is om de bewijsnood te verlichten die de gewezen verdachte heeft doordat hij bepaald onderzoek zelf niet kan verrichten.78 Wanneer er bij een nader onderzoek gegevens gevonden worden die gebruikt kunnen worden als mogelijke herzieningsgrond die onder de oude wet niet gevonden zouden zijn, heeft deze wet dit doel bereikt. Dit kan tot uitdrukking komen in een betere onderbouwing van de herzieningsaanvraag.79 Nu een aantal ervaren herzieningsadvocaten het beeld heeft dat de ACAS zich te restrictief opstelt en voorsorteert op de beslissing van de Hoge Raad,80 kan dit leiden tot een vermindering van het gebruik van de mogelijkheid tot het indienen van een verzoek tot nader onderzoek. Dit kan in de weg staan aan het doel van de wetgever om de bewijslast te verlichten voor de gewezen verdachten.81

Voor de gewezen verdachte blijkt het soms lastig te zijn om een lijn te trekken tussen de aanwezigheid van een aanwijzing dat er een novum is die aanleiding kan zijn voor een nader onderzoek, en de aanwezigheid van een novum dat het ernstige vermoeden doet ontstaan dat in artikel 457, eerste lid, onder c, Sv wordt genoemd. Het kan hierdoor ook lastig zijn aanwijzingen aan te dragen voor het mogelijke bestaan van een dergelijk novum nu er beperkte mogelijkheid is zelf onderzoek in te stellen.82 Met de eis dat de gewezen verdachte bij het indienen van een verzoek tot nader onderzoek slechts aannemelijk hoeft te maken dat er aanwijzingen zijn dat er mogelijkerwijs sprake is van een novum, wilde de wetgever de drempel voor de verdachte om een nader onderzoek in te stellen verlagen. Het gebruik van de mogelijkheid tot nader onderzoek zou de bewijslast die op de gewezen verdachte rust moeten verlichten.83 De ACAS stelt echter “dat nader onderzoek slechts dan zinvol is als

redelijkerwijs te verwachten valt dat het tot een ernstig vermoeden kan leiden zoals bedoeld in het eerste lid onder c van artikel 457 Sv”.84 Dit criterium lijkt hoger te liggen dan het

criterium dat de wetgever heeft geformuleerd. Het criterium dat de wetgever heeft

geformuleerd brengt een lagere bewijslast met zich mee voor de gewezen verdachte die een aanvraag doet dan het criterium dat de ACAS in de praktijk hanteert. Het criterium dat de

78 Nan, e.a. 2018, p. 54. 79 Nan, e.a. 2018, p. 54.

80 Holvast, e.a., EeR 2018/6, p. 285. 81 Holvast, e.a., EeR 2018/6, p. 288.

82Franken, e.a., EeR 2018/6, p. 245. 83 Knoops, NJB 2018/1646, p. 2325.

(20)

20 ACAS in de praktijk gebruikt komt meer in de buurt van het criterium dat de Hoge Raad gebruikt bij de beoordeling of een zaak zou moeten worden herzien. Hier kijkt de Hoge Raad of er daadwerkelijk sprake is van een gegeven dat tot een ernstig vermoeden zou kunnen leiden zoals bedoeld in artikel 457, eerste lid, onder c, Sv. De ACAS kijkt of er redelijkerwijs te verwachten valt dat het nader onderzoek tot dit ernstig vermoeden kan leiden. Nu de ACAS zo streng toetst, verplaatst de bewijslast voor de gewezen verdachte ook.85 Hierdoor lijkt het alsof de gewezen verdachte eigenlijk bij het verzoek tot nader onderzoek zelf al moet kunnen bewijzen dat er sprake is van een gegeven waarvan redelijkerwijs te verwachten valt dat het tot een dergelijk ernstig vermoeden kan leiden. Vaak is daarom voorafgaand aan het indienen van het verzoek al veel zelf-uitgevoerd onderzoek nodig. Dit onderzoek kan erg duur zijn en ook dit komt niet ten goede aan het doel dat de wetgever voor ogen had om de bewijslast van de gewezen verdachte te verlichten.86 Dit terwijl het nader onderzoek de verdachte nu juist zou moeten helpen aanwijzingen te vinden dat er sprake zou kunnen zijn van een novum, zodat de verdachte deze in het herzieningsverzoek aan de Hoge Raad kan presenteren om zijn claim te versterken dat er sprake is van een ernstig vermoeden.87 Een bepaalde mate van bewijsnood gaat volgens de wetgever samen met het uitzonderlijke karakter van een

buitengewoon rechtsmiddel zoals de herziening en het is belangrijk dat de drempel hiervoor voldoende hoog is.88 In een verzoek tot nader onderzoek moet dus ook een goede aanleiding gevonden kunnen worden om het nader onderzoek toe te wijzen. Een verdachte kan niet volstaan met een onvoldoende onderbouwd verzoek. Dat is ook niet wat de wetgever voor ogen heeft gehad met de nieuwe regeling.89 Wel was het met de invoering van de nieuwe regeling de bedoeling dat er juist minder bewijs zou hoeven worden aangevoerd bij het verzoek tot nader onderzoek, zodat de drempel lager zou liggen en het makkelijker zou worden om een herzieningsaanvraag bij de Hoge Raad in te dienen. Echter wordt door advocaten en wetenschappers benadrukt dat de drempel voor het indienen van een succesvol verzoek tot nader onderzoek op dit moment hoog ligt. Uit de interviews uit het onderzoek in opdracht van het WODC blijkt dat advocaten negatief kijken naar de mogelijkheid van het verzoeken tot nader onderzoek en de rol die de ACAS daarin speelt. Hierdoor zou de regeling

85 Nan, e.a. 2018, p. 134. 86 Nan, e.a. 2018, p. 128-129. 87 Knoops, NJB 2018/1646, p. 2326. 88 Kamerstukken II 2009/10, 32045, 6, p. 9. 89 Nan, e.a. 2018, p. 135.

(21)

21 haar doel kunnen missen wanneer dit leidt tot minder ingediende verzoeken tot nader

onderzoek.90

3.5 Tussenconclusie

In dit hoofdstuk is toegelicht welk toetsingscriterium de ACAS in de praktijk lijkt te gebruiken voor het adviseren over het al dan niet toewijzen van een nader onderzoek in de herzieningsprocedure ten voordele en is besproken welke invloed het heeft op de rechtspositie van de gewezen verdachte nu blijkt dat dit een strenger toetsingscriterium is dan de wetgever heeft bedoeld.

De wijze waarop de ACAS haar adviserende taak uitvoert krijgt van verschillende kanten kritiek.91 Zo wordt gesteld dat de ACAS te veel vooruitloopt op de juridische beslissing die de Hoge Raad moet nemen.92 Het toetsingscriterium dat de ACAS volgens de wetgever zou moeten gebruiken is namelijk of er ‘aannemelijk gemaakt is dat er aanwijzingen zijn dat er mogelijkerwijs sprake is van een novum’.93 In de praktijk kijkt de ACAS of er ‘redelijkerwijs te verwachten valt dat het tot een ernstig vermoeden kan leiden zoals bedoeld in het eerste lid onder c van artikel 457 Sv’.94 Het criterium dat in de praktijk gebruikt wordt lijkt op het criterium dat de Hoge Raad gebruikt voor de beoordeling van een herzieningsaanvraag95. Hiermee gaat de ACAS mijns inziens dus eigenlijk te ver. De wetgever heeft de bewijslast voor de gewezen verdachte met de nieuwe regeling willen verlichten door de mogelijkheid van nader onderzoek in te stellen. Het lijkt er nu echter op dat de rechtspositie van de gewezen verdachte in de praktijk niet daadwerkelijk versterkt is door hoe de wet ten uitvoer wordt gebracht, maar dat eerder het tegenovergestelde bereikt wordt. Dit heeft te maken met de vraag van de ACAS om door de gewezen verdachte overtuigd te worden dat er

redelijkerwijs verwacht kan worden dat er sprake is van een ernstig vermoeden in de zin van het eerste lid van artikel 457 Sv. Dit terwijl het nader onderzoek dat de ACAS zou kunnen toewijzen nu juist gebruikt kan worden om hier aanknopingspunten voor te vinden.96 De herzieningsprocedure dient haar doel niet wanneer er in een zaak geen nader onderzoek wordt

90 Nan, e.a. 2018, p. 128-129. 91 Nan, e.a. 2018, p. 75-76.

92 Buruma, NJB 2016/1228, p. 1741.

93 Kamerstukken II 2008/09, 32045, 3, p. 23.

94ACAS-advies 029 van 21 januari 2016, 13/03009 H, p. 8. 95 Artikel 457, eerste lid, onder c, Wetboek van Strafvordering. 96 Knoops, NJB 2018/1646, p. 2326.

(22)

22 ingesteld omdat het de gewezen verdachte niet lukt om aanwijzingen te presenteren dat er mogelijk een novum bestaat, terwijl er naar aanleiding van hedendaagse inzichten

aanwijzingen bestaan dat er reden is om aan de juistheid en betrouwbaarheid te twijfelen van het gebruikte bewijs en de overwegingen van de rechter in die zaak.97 Mijns inziens zou de ACAS bij het geven van advies met betrekking tot het nader onderzoek dus vast moeten houden aan het toetsingscriterium dat de wetgever voor ogen heeft gehad. De ACAS kan hierbij de onderzoeksbevoegdheden gebruiken waar zij nu al over beschikt. Indien de ACAS dan overtuigd is dat er aanwijzingen zijn dat er mogelijkerwijs sprake is van een novum, maar nog niet zeker weet of hier daadwerkelijk sprake van is, kan zij adviseren tot het instellen van een nader onderzoek. Vervolgens is het aan de procureur-generaal en de Hoge Raad om naar aanleiding van het nader onderzoek te beoordelen of er daadwerkelijk sprake is van een novum, en op basis hiervan op het verzoek tot herziening te beslissen. Hiermee ligt de drempel voor het indienen van een verzoek tot nader onderzoek voor de gewezen verdachte niet al te hoog, en kan er met behulp van het onderzoek een gegronde herzieningsaanvraag bij de Hoge Raad worden ingediend, waarmee het juridische oordeel over de aanwezigheid van een novum aan de Hoge Raad blijft voorbehouden.

(23)

23

4. Verenigd Koninkrijk

In dit hoofdstuk wordt de taak van de Criminal Cases Review Commission besproken en wordt het toetsingscriterium toegelicht dat de Criminal Cases Review Commission gebruikt voor het al dan niet toewijzen van een voorbereidend onderzoek in een herzieningsprocedure. Daarnaast wordt bekeken of de Adviescommissie Afgesloten Strafzaken wat betreft dit toetsingscriterium een voorbeeld zou kunnen nemen aan de Criminal Cases Review Commission.

4.1 De Criminal Cases Review Commission in het Verenigd Koninkrijk

In het Verenigd Koninkrijk is in 1997 de CCRC ingesteld naar aanleiding van enkele

geruchtmakende gerechtelijke dwalingen.98 De CCRC is opgenomen in de Engelse Criminal Appeal Act 1995 en is een onafhankelijke en onpartijdige commissie99 die bestaat uit twaalf commissioners van professionele en wetenschappelijke achtergronden. Zij hebben een staf van 90 man, waaronder ook 40 case reviewers.100

De CCRC heeft de bevoegdheid om potentiele gerechtelijke dwalingen te onderzoeken. Dit kunnen dwalingen zijn door de magistrates courts en door het Crown court. De CCRC dient te onderzoeken of er in een bepaalde zaak een reële mogelijkheid is dat de uitspraak niet

gerechtvaardigd was.101 Dit doet zich bijvoorbeeld voor wanneer er een nieuw bewijsstuk of juridisch argument naar voren komt dat tijdens de zitting nog niet bekend was, en dat

mogelijk tot een andere uitkomst zou hebben geleid als de jury er wel bekend mee was geweest.102 Ingevolge section 17-22 van de Engelse Criminal Appeal Act 1995 kan de CCRC ten behoeve van het onderzoek informatie opvragen bij verschillende overheidsdiensten, getuigen horen en zelf nader onderzoek instellen om er achter te komen of er sprake is van dergelijk nieuw bewijs.103 Bij ingewikkelder zaken wordt het onderzoek vaak opgedragen aan investigating officers.104 Als er sprake is van een reële mogelijkheid dat de uitspraak niet gerechtvaardigd was, kan de CCRC deze zaken doorverwijzen naar een hof van beroep, het

98 Kamerstukken II 2008/09, 32045, 3, p. 17.

99 Section 8, tweede lid van de Criminal Appeal Act 1995. 100 Fijnaut, NJB 2016/1230, p. 1751.

101 Fijnaut, NJB 2016/1230, p. 1751-1752. 102 Section 13 van de Criminal Appeal Act 1995. 103 Fijnaut, NJB 2016/1230, p. 1752.

(24)

24 Court of Appeal. Het Court of Appeal kijkt dan of de eerdere uitspraak in stand kan blijven of dat er een andere uitkomst met een andere strafmaat moet volgen.105

Toegang tot de CCRC staat open voor iedereen die in hoger beroep veroordeeld is voor een strafbaar feit in Engeland, Wales of Noord-Ierland.106 De verzoeker kan hierbij bezwaar

maken tegen iedere beslissing of handeling die door de CCRC in zijn zaak gemaakt is.107 Een

verzoek indienen kan heel gemakkelijk via de website van de CCRC, door een online formulier in te vullen. Dit is gratis en het inschakelen van een raadsman is niet vereist. De CCRC beveelt het raadplegen van een raadsman echter wel aan, aangezien het proces erg gecompliceerd kan zijn.108 Het Court of Appeal kan zelf ook opdracht geven aan de CCRC om

een nader onderzoek in te stellen, voorafgaand aan een beslissing op een herzieningsaanvraag. Daarnaast kan de CCRC ook ambtshalve een onderzoek starten.109 Aangezien het indienen

van een verzoek tot nader onderzoek makkelijk gaat en laagdrempelig is, worden er veel verzoeken ingediend. Dit levert erg veel werk op, wat de CCRC bijna niet aan kan, terwijl maar een klein percentage daadwerkelijk tot succesvolle herziening door een Court of Appeal leidt.110

4.2 Het toetsingscriterium van de Criminal Cases Review Commission

De CCRC heeft een zelfstandige positie in het Verenigd Koninkrijk en beschikt over ruime bevoegdheden.111 Zo beoordeelt de CCRC niet alleen of het wenselijk is een nader onderzoek in te stellen naar de mogelijk aanwezige gronden voor herziening, maar heeft de CCRC zelf de bevoegdheid om dergelijk onderzoek uit te voeren en een zaak door te verwijzen naar een Court of Appeal.112 Tijdens dit onderzoek heeft de CCRC de mogelijkheid om allerlei soorten documenten op te vragen en investigating officers aan te stellen die dezelfde bevoegdheden hebben als opsporingsambtenaren.113

105 Fijnaut, NJB 2016/1230, p. 1752.

106 Website van de Criminal Cases Review Commission, onder ‘Making an application: Can I apply?’, Ccrc.gov.uk.

107 Fijnaut, NJB 2016/1230, p. 1752.

108 Website van de Criminal Cases Review Commission, onder ‘Making an application: How to apply’, Ccrc.gov.uk.

109 Kamerstukken II 2008/09, 32045, 3, p. 18. 110 Kamerstukken II 2008/09, 32045, 3, p. 18.

111 Section 8, tweede lid van de Criminal Appeal Act 1995. 112 Section 9-12B van de Criminal Appeal Act 1995. 113 Section 17-20 van de Criminal Appeal Act 1995.

(25)

25 De CCRC houdt bij het beoordelen over de wenselijkheid van een nader onderzoek zo veel mogelijk rekening met de maatstaven die het Court of Appeal gebruikt voor de beoordeling of sprake is van een ‘unsafe conviction’. Hierbij kijkt de CCRC dus of er een reële mogelijkheid is dat de rechter bij een nieuwe beoordeling tot een ander oordeel zal kunnen komen door te onderzoeken of er sprake is van nieuw bewijs of een nieuw juridisch argument.114 De maatstaf hierbij is of er een ‘real possibility’ is dat een ‘conviction, verdict, finding or sentence (..) would not be upheld’.115 De CCRC kan in een dergelijk geval de zaak doorverwijzen naar een Court of Appeal. Het toetsingscriterium dat de CCRC gebruikt lijkt enigszins op het

toetsingscriterium dat in Nederland door de Hoge Raad gebruikt wordt bij de beoordeling van de herzieningsaanvraag, namelijk of er een ernstig vermoeden bestaat dat een novum tot een andere uitspraak zou hebben geleid.116 Dit is een ander criterium dan de ACAS in Nederland volgens de wetgever zou moeten hanteren bij het geven van een advies over of een nader onderzoek zou moeten worden ingesteld.

4.3 Vergelijking van de Adviescommissie Afgesloten Strafzaken en de Criminal Cases Review Commission

In een aantal opzichten kan worden beargumenteerd dat de ACAS als Nederlandse variant van de CCRC kan worden gezien. Zo zijn beide organen een onderzoekscommissie die een

oordeel velt over de wenselijkheid van het instellen van een nader onderzoek in een herzieningsprocedure. De positie van de CCRC in het Verenigd Koninkrijk is echter veel meer zelfstandig dan de positie van de ACAS in Nederland en de CCRC beschikt over een ruimere taakomschrijving.117 Zo is de ACAS een overheidsorgaan dat verantwoording af dient te leggen aan de Minister van Veiligheid en Justitie en is daarnaast uitsluitend een

adviescommissie, met als taak het adviseren van de procureur-generaal over de wenselijkheid van een nader onderzoek als bedoeld in artikel 461, eerste lid, Wetboek van Strafvordering.118 Hierbij heeft de ACAS slechts enkele simpele onderzoeksbevoegdheden om tot een advies te kunnen komen. De ACAS is bevoegd kennis te nemen van de processtukken, tot het horen van enkele betrokkenen bij de zaak en tot het inschakelen van een deskundige.119 De

114Brandts & Franken, DD 2006/51, p. 3.

115 Section 13 van de Criminal Appeal Act 1995.

116 Artikel 457, eerste lid, onder c, Wetboek van Strafvordering. 117 Fijnaut, NJB 2016/1230, p. 1754.

118 Artikel 2 van het besluit van 12 september 2012, Stb. 2012, 405. 119 Artikel 8 van het besluit van 12 september 2012, Stb. 2012, 405.

(26)

26 procureur-generaal is degene die het nader onderzoek instelt wanneer de ACAS hiertoe

adviseert. De CCRC heeft dus een breder pakket aan bevoegdheden dan de ACAS.

Verder liggen de voorwaarden voor het indienen van een verzoek tot nader onderzoek in het Verenigd Koninkrijk een stuk lager dan de voorwaarden in Nederland. Bij de CCRC kan door iedereen een verzoek worden ingediend, waardoor er veel verzoeken binnenkomen.

In Nederland is voor het indienen van een herzieningsverzoek de voorwaarde gesteld dat het in ieder geval moet gaan om een veroordeling waarbij er een gevangenisstraf van twaalf jaren of meer is opgelegd. Pas wanneer hieraan voldaan is kan worden overgegaan tot het indienen van een verzoek tot nader onderzoek waar de ACAS over kan adviseren.120

Door het teveel aan verzoeken wordt het onderzoek naar verschillende zaken in het Verenigd Koninkrijk opgedragen aan investigating officers, omdat de CCRC zelf volgens de

Nederlandse wetgever te weinig deskundigheid in huis heeft om dit onderzoek goed uit te kunnen voeren.121

De toetsingscriteria die beide commissies gebruiken voor het oordelen over de wenselijkheid van een nader onderzoek zouden in theorie van elkaar moeten verschillen. Dat de ACAS een minder vergaand toetsingscriterium dient te hanteren dan de CCRC heeft er mee te maken dat de CCRC in het Verenigd Koninkrijk niet alleen uitzoekt of er een nader onderzoek ingesteld zou moeten worden, zoals de ACAS in Nederland doet, maar de CCRC voert zelf dit

onderzoek uit en vormt vervolgens een oordeel over of de zaak doorverwezen moet worden naar een Court of Appeal.

Door de ACAS zou moeten worden gekeken of er in het verzoek van de gewezen verdachte aanwijzingen kunnen worden gevonden dat er mogelijk sprake is van een grond tot herziening en of het gevraagde onderzoek redelijkerwijs noodzakelijk is.122 De enkele aanwijzing dat er mogelijk sprake is van een grond voor herziening zou dus voldoende moeten zijn om te adviseren dat een nader onderzoek wenselijk is.123 Dit is een veel minder vergaand

toetsingscriterium dan het toetsingscriterium dat de CCRC in haar beoordelingen gebruikt,

120 Artikel 461, eerste lid, Wetboek van Strafvordering. 121 Kamerstukken II 2008/09, 32045, 3, p. 18.

122 Nan, e.a. 2018, p. 26; Artikel 461, derde lid, Wetboek van Strafvordering. 123 Nan, e.a. 2018, p. 26.

(27)

27 namelijk of er een ‘real possibility’ is dat een ‘conviction, verdict, finding or sentence (..) would not be upheld’.124

De ACAS zelf geeft echter aan in de praktijk nader onderzoek slechts zinvol te vinden als redelijkerwijs te verwachten valt dat het dat het tot een ernstig vermoeden kan leiden zoals bedoeld in het tweede lid van artikel 457 Sv.125 De ACAS lijkt daarmee in de praktijk een toetsingscriterium toe te passen dat meer overeenkomt met het toetsingscriterium dat de CCRC gebruikt, dan het toetsingscriterium dat de ACAS volgens de wetgever zou moeten gebruiken.

4.4 Wenselijkheid vormgeven Adviescommissie Afgesloten Strafzaken naar voorbeeld van de Criminal Cases Review Commission

Advocaat-generaal Aben stelt dat het een mogelijkheid is om de onderzoeksbevoegdheden van de ACAS uit te breiden en hierbij meer aan te sluiten bij de bevoegdheden die de CCRC heeft in het Verenigd Koninkrijk.126 Ook Knoops c.s. en Van Koppen stellen dat de ACAS wat hen betreft niet slechts advies zou moeten kunnen geven, maar de mogelijkheid zou moeten hebben om op een volledig zelfstandige manier zaken te kunnen onderzoeken.127 Volgens de wetgever kleven er echter nadelen aan het instellen van een commissie in Nederland die gevormd is naar het model van de CCRC.128

Met het verlagen van de drempel voor het indienen van een verzoek tot nader onderzoek bestaat er een mogelijkheid dat het aantal verzoeken zal toenemen. In Nederland zouden dit soort zaken dan aan politieambtenaren moeten worden uitbesteedt, wat tot overbelasting van het ambtelijk apparaat kan leiden.129 Wellicht zou hier zelfs een nieuw overheidsorgaan voor in het leven geroepen moeten worden, wat onnodige bureaucratisering met zich mee kan brengen. De Nederlandse wetgever geeft aan niet achter dit idee te staan, mede omdat herziening een buitengewoon rechtsmiddel is dat slechts onder bijzondere voorwaarden zou moeten kunnen worden ingesteld.130

124 Section 13 van de Criminal Appeal Act 1995.

125ACAS-advies 029 van 21 januari 2016, 13/03009 H, p. 8. 126 Holvast, e.a., EeR 2018/6, p. 285.

127 Holvast, e.a., EeR 2018/6, p. 286.

128 Kamerstukken II 2008/09, 32045, 3, p. 18. 129 Kamerstukken II 2008/09, 32045, 3, p. 18. 130 Kamerstukken II 2008/09, 32045, 3, p. 2.

(28)

28 Wanneer voor het wettelijke toetsingscriterium van de ACAS meer wordt aangesloten bij het toetsingscriterium dat de CCRC gebruikt, zal de taakomschrijving van de ACAS er anders uit moeten gaan zien. Hoe dit precies zou moeten worden ingevuld hangt samen met de

samenstelling van de ACAS, de werkdruk die hierdoor zou kunnen toenemen en de

beschikbare financiële middelen. Ook zouden de bevoegdheden van de ACAS moeten worden verruimd om het noodzakelijke onderzoek uit te kunnen voeren.131 Door Peters, Aben en Knoops c.s. wordt betoogd dat het een goed idee is de wettelijke taakomschrijving van de ACAS uit te breiden. Zo zou de ACAS meer zelfstandig onderzoek moeten kunnen uitvoeren en niet slechts beperkt moeten zijn tot het geven van advies.132 Volgens de wetgever is het oordelen over een herzieningsverzoek, en daarmee over de aanwezigheid van een novum, echter voorbehouden aan de Hoge Raad. De Hoge Raad beschikt over de juridische expertise om over de herziening te kunnen oordelen. Het vernietigen van een uitspraak die in kracht van gewijsde is gegaan, is bovendien een beslissing die gezien zijn uitzonderlijke karakter moet worden voorbehouden aan een instantie die voldoende gelegitimeerd is.133

Het gebruik van een strenger toetsingscriterium door de ACAS bij het adviseren over de wenselijkheid van een nader onderzoek leidt er toe dat de rechtspositie van de gewezen verdachte minder sterk komt te staan.134 Het kan namelijk lastig zijn om aan te tonen dat er voldoende grond is voor herziening. Het nader onderzoek biedt een mogelijkheid voor de gewezen verdachte om bewijs te verzamelen dat de herzieningsaanvraag mogelijk zou kunnen ondersteunen.135 Wanneer voor het geven van een positief advies over het nader onderzoek echter criteria worden gebruikt door de ACAS die bijna even streng zijn als de criteria die de Hoge Raad gebruikt voor het toewijzen van een herzieningsverzoek, wordt de bewijsnood van de gewezen verdachte niet verlicht.

4.5 Tussenconclusie

In dit hoofdstuk is besproken wat de taak van de Criminal Cases Review Commission inhoudt en is het toetsingscriterium toegelicht dat de Criminal Cases Review Commission gebruikt voor het al dan niet toewijzen van een voorbereidend onderzoek in een herzieningsprocedure.

131Franken, e.a., EeR 2018/6, p. 247-248.

132 Holvast, e.a., EeR 2018/6, p. 285-286. 133 Kamerstukken II 2008/09, 32045, 3, p. 13. 134 Nan, e.a. 2018, p. 128-129.

(29)

29 Ook is een vergelijking gemaakt met Adviescommissie Afgesloten Strafzaken en is gekeken of er een voorbeeld zou kunnen worden genomen aan de Criminal Cases Review

Commission.

De CCRC kan in sommige opzichten vergeleken worden met de ACAS in Nederland, echter er zijn ook veel verschillen. Beiden zijn onderzoekscommissies die oordelen over de

wenselijkheid van het instellen van een nader onderzoek, maar de CCRC heeft een veel zelfstandigere positie en beschikt over meer bevoegdheden dan de ACAS.136 Het

toetsingscriterium dat de CCRC gebruikt bij haar beoordeling over de wenselijkheid van een nader onderzoek is of er een reële mogelijkheid bestaat dat de rechter in een bepaalde zaak tot een ander oordeel zal kunnen komen wanneer er sprake is van nieuw bewijs of een nieuw juridisch argument.137 Dit criterium lijkt op het toetsingscriterium dat de Hoge Raad in Nederland gebruikt voor het beoordelen of er een herziening moet worden ingesteld. Hierbij kijkt de Hoge Raad of er een ernstig vermoeden bestaat dat een novum tot een andere uitspraak zou hebben geleid.

De ACAS dient slechts te kijken of het wenselijk is een nader onderzoek in te stellen. Het criterium dat de ACAS hiervoor dient te gebruiken is of er aanwijzingen zijn dat er mogelijk sprake is van een grond voor herziening. Het verschil in de toetsingscriteria van de ACAS en de CCRC heeft te maken met het verschil in taken van de beide commissies. De ACAS dient te adviseren over de wenselijkheid van een nader onderzoek, terwijl de CCRC hiernaast niet alleen dergelijk onderzoek uitvoert, maar ook de beslissing neemt om een zaak door te verwijzen naar een Court of Appeal. Deze bevoegdheden liggen in Nederland bij de procureur-generaal. De ACAS zelf geeft echter aan in de praktijk nader onderzoek slechts zinvol te vinden als redelijkerwijs te verwachten valt dat het dat het tot een ernstig vermoeden kan leiden zoals bedoeld in het tweede lid van artikel 457 Sv.138 Hierbij past de ACAS dus eigenlijk een te streng criterium toe. Dit praktijkcriterium lijkt enigszins op het

toetsingscriterium dat de CCRC hanteert voor de beoordeling over de wenselijkheid van het instellen van een nader onderzoek. Nu de ACAS in de praktijk een strengere toets hanteert, kan het voor de gewezen verdachte lastig zijn om aan te tonen dat een nader onderzoek nodig is. Met behulp van de resultaten uit het nader onderzoek zou de gewezen verdachte zijn herzieningsaanvraag juist moeten kunnen ondersteunen, echter wanneer de toets voor het

136 Fijnaut, NJB 2016/1230, p. 1754.

137 Section 13 van de Criminal Appeal Act 1995.

(30)

30 nader onderzoek erg lijkt op de toets voor de herzieningsaanvraag, wordt de bewijsnood van de gewezen verdachte niet minder.139

Het argument dat de drempel voor het indienen van een verzoek niet te laag moet komen te liggen omdat dit tot overbelasting van het strafrechtelijk apparaat zou leiden lijkt mij niet op te gaan, zolang de eis van de twaalfjaarsgrond blijft gelden. Het is waar dat er ook

gerechtelijke dwalingen plaatsvinden bij minder ernstige zaken, echter ik ben het met de wetgever eens dat de mogelijkheid van herziening een uitzondering moet blijven nu het hier gaat om een buitengewoon rechtsmiddel. In combinatie met het behoud van de

twaalfjaarsgrond, zou het gebruik van deze lagere bewijsdrempel volgens mij niet tot een uitzonderlijke verhoging van het aantal verzoeken tot nader onderzoek leiden.

Aansluiten bij de regeling van de CCRC zou moeten leiden tot een uitbreiding van de taakomschrijving van de ACAS. Betoogd wordt door Aben, Knoops c.s. en van Koppen dat de ACAS meer zelfstandig onderzoek zou moeten kunnen uitvoeren en niet beperkt zou moeten zijn tot het geven van advies.140 Volgens de wetgever is het echter aan de Hoge Raad om te oordelen over een herzieningsverzoek en de aanwezigheid van een novum.141 Daarnaast zou het verlagen van de drempel tot het indienen van een herzieningsaanvraag kunnen leiden tot een grote toename van het aantal verzoeken. Om aan al deze verzoeken toe te kunnen komen zou een nieuw overheidsorgaan in het leven moeten worden geroepen. De ACAS zou deze vraag zelf niet aan kunnen.142 Het past mijns inziens niet bij de gedachte van de

wetgever wanneer de ACAS de bevoegdheid krijgt zaken door te verwijzen naar de Hoge Raad en hierbij gebruik maakt van een vergelijkbaar toetsingscriterium als nu gebruikt wordt voor de beoordeling van een herzieningsaanvraag. De ACAS zou volgens mij het lagere, wettelijke toetsingscriterium moeten blijven gebruiken en de eisen voor het indienen van een herzieningsverzoek zouden voldoende hoog moeten blijven. Dit biedt de gewezen verdachte de gewenste rechtspositie en zorgt ervoor dat herziening voorbehouden blijft aan

uitzonderlijke gevallen. Het is naar mijn mening dan ook geen goed idee om de bevoegdheden van de ACAS uit te breiden en een voorbeeld te nemen aan de CCRC.

139 Nan, e.a. 2018, p. 128-129.

140 Holvast, e.a., EeR 2018/6, p. 285-286. 141 Kamerstukken II 2008/09, 32045, 3, p. 13. 142 Kamerstukken II 2008/09, 32045, 3, p. 18.

(31)

31

5.

Conclusie

Met deze scriptie heb ik willen uitzoeken of het, in het licht van de doelstelling van de wetgever en de gevolgen voor de rechtspositie van de betrokkene, aanvaardbaar is dat de ACAS in de praktijk een ander toetsingscriterium voor het adviseren over het al dan niet toewijzen van een verzoek tot het doen van voorbereidend onderzoek in een

herzieningsprocedure ten voordele lijkt te gebruiken dan de wetgever heeft bedoeld, en hoe dit zich verhoudt tot het toetsingscriterium dat de CCRC in het Verenigd Koninkrijk gebruikt.

Om een antwoord op deze onderzoeksvraag te vinden heb ik eerst een aantal andere vragen beantwoord. Zo heb ik eerst uitgezocht welke rol de ACAS onder de huidige regeling speelt in een herzieningsprocedure ten voordele, welk toetsingscriterium de ACAS volgens de wetgever zou moeten gebruiken voor het adviseren over het al dan niet toewijzen van een voorbereidend onderzoek, welk toetsingscriterium de ACAS in de praktijk lijkt te gebruiken voor het adviseren over het al dan niet toewijzen van een voorbereidend onderzoek, wat het gevolg voor de rechtspositie van de gewezen verdachte is wanneer de ACAS een ander toetsingscriterium hanteert dan de wetgever heeft bedoeld voor het adviseren over het al dan niet toewijzen van een voorbereidend onderzoek, welk toetsingscriterium de CCRC in het Verenigd Koninkrijk voor een vergelijkbare situatie gebruikt en of de ACAS wat betreft het toetsingscriterium een voorbeeld zou kunnen nemen aan het toetsingscriterium dat de CCRC hanteert.

Hieronder zullen eerst de belangrijkste onderzoeksresultaten worden besproken. Vervolgens zullen deze onderzoeksresultaten in het licht van de onderzoeksvraag worden geïnterpreteerd en zal er een antwoord op de onderzoeksvraag worden geformuleerd.

Voorafgaand aan het besluit om een nader onderzoek in te stellen, wordt in sommige gevallen advies ingewonnen bij de ACAS door de procureur-generaal. Het doel van de mogelijkheid tot het instellen van dergelijk nader onderzoek is om de bewijsnood te verlichten die de gewezen verdachte heeft doordat hij bepaald onderzoek niet zelf kan verrichten. De uitkomsten van het nader onderzoek kunnen vervolgens gebruikt worden om de

herzieningsaanvraag van de gewezen verdachte beter te onderbouwen.143 Indien de ACAS

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Neerslag - Afvoer tegen maand bij verschillende kanspercentages t Deze serie omvat 6 figuren, namelijk voor elke tijdvaklengte één.. Neerslag - Afvoer tegen tijdvaklengte

Ten slotte blijkt uit dit onderzoek nog dat onderkennen, reguleren en hanteren van emoties alle drie significante voorspellers zijn voor psychosociale

The aim of this research was to analyse the profile of nutrition interventions for combating micronutrient deficiency with particular focus on food fortification reported in

Lise Rijnierse, programmaleider van ZZ-GGZ benadrukte dat dit het moment was om argumenten voor deze signalen aan te scherpen of te komen met argumenten voor alternatieve

vooral kunnen voordoen bij beleidsuitvoerende wetten. Uit mijn beschouwing van de aard van die wetten enerzijds als deel van een groter beleidsinstru:men- tarium uit mijn visie

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor

A study of typical sound paths and their time intervals indicates that a transition time point may exist between early reflected sound and late reflected sound

Een advies van de ACAS aan de procureur-generaal tot nader onderzoek dat zijn basis heeft in een kritische of afwijzende opvat- ting over de selectie en/of waardering van de