• No results found

Enige speenpuntvereelting verkleint kans op mastitis

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Enige speenpuntvereelting verkleint kans op mastitis"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● 29 Praktijkonderzoek 2000-4

Vrijwel alle melkkoeien hebben eeltringen aan de spenen. De speenpuntvereelting zit rondom het slotgat en kan een glad of ruw uiterlijk hebben. De ringen ontstaan door de krachten die het melken op de spenen uitoefent. Speen-puntvereelting komt in veel mindere mate voor bij zoogkoeien. Het ontstaan van eelt is een afweerreactie; er wordt een beschermlaagje aangebracht. In de speenpunt zitten spieren die het tepelkanaal afsluiten tussen de melk-beurten in: het slotgat. Bij een overmatige eelt-vorming kan deze spier moeilijker zijn werk doen: het tepelkanaal blijft dan langer of meer open staan. Ook kunnen in een rafelige vereel-ting grote aantallen bacteriën ‘wegkruipen’. Bij dergelijke speenpunten hebben mastitisveroor-zakende bacteriën meer kans om de uier bin-nen te dringen.

Mastitis en speenpuntvereelting

Gedurende 11/2jaar is de speenpuntvereelting

en het voorkomen van klinische mastitis op 15 bedrijven gevolgd. Dit waren acht proefbedrij-ven van het PR, één van de Faculteit

Diergeneeskunde en zes praktijkbedrijven. De melkers hebben in deze periode alle klinische mastitisgevallen genoteerd en bemonsterd. De bedrijven zijn elke maand bezocht om de speenconditie te beoordelen en één keer per half jaar is de speenlengte gemeten en de speenpuntvorm bepaald.

De bedrijven verschillen sterk in melkproductie (6.000 tot 10.000 kg in 305 dagen) en het voor-komen van klinische mastitis (16-85 % per 100 koeien per jaar). De dikte van de speenpuntver-eelting was gemiddeld tussen dun en matig (A/B) en 30 % daarvan was rafelig. De dikte van de eeltring op de verschillende bedrijven varieerde van 2,10 tot 2,41 en 24 tot 65 % rafe-lig (zie systeem in figuur 3) voor de melkgeven-de dieren. In melkgeven-de ruwe data is op bedrijfsniveau bij een stijgende melkproductie een stijgende lijn in speenpuntvereelting te zien. Een zelfde

trend is te zien bij speenpuntvereelting en het voorkomen van klinische mastitis.

Bij nadere analyse blijkt inderdaad dat er een relatie is tussen speenpuntvereelting en klini-sche mastitis. De speenpuntvereelting loopt op gedurende de lactatie tot en met de derde en vierde lactatiemaand waarna het weer afneemt. Koeien met klinische mastitis hebben meer speenpuntvereelting dan gezonde dieren. Vooral als de mastitis optreedt in de tweede of derde maand van de lactatie (figuur 1).

Enige speenpuntvereelting verkleint

kans op mastitis

Francesca Neijenhuis

Het PR heeft, met medewerking van de Gezondheidsdienst voor Dieren en stagiaires, onderzoek gedaan op 15 bedrijven naar de relatie tussen speenpuntvereelting en klinische mastitis. Vooral koeien die in de tweede of derde maand van de lactatie klinische mastitis kregen vertoonden meer speenpuntvereelting. Een goede afstelling van de melkmachine, de juiste tepelvoering, een goede voorbehandeling en het afnamemoment zijn belangrijke factoren voor de speenconditie.

Figuur 1 Verloop van de speenpuntvereelting

gedurende de lactatie voor koeien zonder ( ) en met mastitis in de tweede ( ) en derde ( )lactatie maand 0,7 0,6 0,5 0,4 0,3 0,2 0,1 0 10 30 50 70 90 110 130 150 170 190 210 230 250 270 290 10 30 50 70 90 110 130 150 170 190 210 230 250 270 290 Rafeligheid speenpuntvereelting 2,7 2,5 2,3 2,1 1,9 1,7 1,5 Lactatiestadium (dagen) Lactatiestadium (dagen) Dikte speenpuntvereelting

(2)

30

● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●

Praktijkonderzoek 2000-4

Productie en speenpuntvorm van invloed op vereelting

Naast de klinische mastitis, hebben ook andere koe-gebonden factoren invloed op de mate van speenpuntvereelting. Een toenemende melkpro-ductie heeft ook invloed op de speenconditie. Als de maximale melkproductie met 10 kg per dag stijgt gaat dit gepaard met een verhoging van de dikte van de speenpuntvereelting met 0,1 en de rafeligheid met 9 %. Dus bij hoogpro-ductievere dieren zal waarschijnlijk door de lan-gere machine-melktijd, gemiddeld meer speen-puntvereelting zijn. Naast de productie heeft ook de vorm van de speenpunten invloed op de speenpuntvereelting. Puntige speenpunten heb-ben bijvoorbeeld een 0,2 dikkere speenpuntver-eelting en er is 33 % meer rafeligheid ten opzichte van platte speenpunten. Een puntige speen krijgt rondom het slotgat meer krachten te verduren door de voering en het vacuüm dan een rondere speen.

Meer eelt geeft meer kans op mastitis

Koeien met een dunne gladde eeltring hebben de minste kans op klinische mastitis (figuur 2). Koeien met een dikke rafelige eeltring hebben driemaal zoveel kans. Maar ook koeien zonder een eeltringetje hebben een grotere kans op mastitis. De kans op mastitis neemt toe met het toenemen van de dikte van de vereelting én als de vereelting rafelig is. Een dun glad eeltringe-tje geeft de koe de juiste bescherming tegen mastitis.

Voorkomen is beter dan genezen

Klinische mastitis is een kostbare aandoe-ning. Koeien met veel speenpuntvereelting krijgen meer klinische mastitis. In de gezond-heidsplanner wordt bij het onderdeel uierge-zondheid ook aandacht besteed aan speen-conditie. Een goede afstelling van de melkmachine, de juiste tepelvoering en een goede voorbehandeling (zodat de koe de melk goed laat schieten) voorkomen een te lange melktijd en te hoge krachten op de speen. Ook het afnamemoment is belangrijk, zoals een goede afstelling van de eventueel aanwezige afneemapparatuur (met name bij elektronische melkmeters).

Figuur 2 Kans op mastitis in de volgende

maand bij de verschillende mate van speenpuntvereelting (zwart=glad, gestreept=rafelig) 4 3,5 3 2,5 2 1,5 1 0,5 0

geen dun matig dik extreem glad

rafelig Kans op mastitis

Dikte eeltring

Classificatiesysteem

In het classificatiesysteem voor speenpuntvereelting (figuur 3) wordt de dikte van de eeltring in vijf klassen ingedeeld (1 = geen, 2 = dun, 3 = matig, 4 = dik en 5 = extreem dikke eeltring), en de rafeligheid in twee klassen (een gladde of een rafelige eeltring). De gemiddelde dikte van de speenpuntvereelting wordt berekend door de waarden van 1 tot en met 5 te middelen, de rafelig-heid is een % van de eeltringen dat een ruw uiterlijk heeft.

(3)

31

● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●

Praktijkonderzoek 2000-4

Figuur 3 Speenpuntvereelting classificatie systeem

Gladde

eelt ring

Rafelige

eelt ring

N 1A 1B 1C 2A 2B 2C 2C

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Uit het finale model van deze studie blijkt dat de onafhankelijke parameters albumine, neutrofielenper- centage, seizoen, geslacht en koorts de beste parame- ters zijn om bij een

Als de (laatste) buizerd weg was, aten ook hier de kippen verder van de prooi. ’s Nachts werd meerdere keren een vos en één keer een kat gefotografeerd op de plek, waar

Dit wci aa aitdregiag t« gaaa MI het iadrlagea vaa da eeteaettiagavleeiatof te fMÉeam* Bat enteaettea vend ia erleaeljere aat iageelepea etep plea te* S» *»rd 10 ainatea aet

10 is niettemin model (13) grafisch weergegeven omdat, ondanks het niet significant zijn van de regressiecoëfficient voor de wegaskromming, formule (13) interessant is als globale

back-to-bade 'Y photons, each of 511 keV energy which can be detected using PET detectors. In the detection process, PET/ 'Y radiation detectors are used to detect

Model based land use studies should be used to inform debate on development pathways and get an understanding regarding future agriculture development

Voel je niet beschaamd: spreek erover met je gynaecoloog, vroedvrouw of bekkenbodemkinesi- therapeut en oefen die

De inspoelka- mers zijn vrijwelzonder uitzondering alleen maar geschikt voor het gebruik van poeder- vormige wasmiddelen; vloeibare wasmiddelen lopen direkt in de