• No results found

Begraafplaats Mr. Schobertlaan (Gem. Putten) : bodemgesteldheid

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Begraafplaats Mr. Schobertlaan (Gem. Putten) : bodemgesteldheid"

Copied!
12
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Rapport nr. 1384

BEGRAAFPLAATS Mr. SCHOBERTLAAN (Gem. Putten) Bodemgesteldheid

(2)

Stichting voor Bodemkartering Staringgebouw Wageningen Tel. 08370-19100 / Ytf • / ' / . • - v ' S! • } ,-V W- •-> Rapport nr. 1384

BEGRAAFPLAATS Mr.

SCHOBERTLAAN

(Gem. Putten) Bodemgesteldheid

door: Ing. H. Kleijer

Wageningen, januari 1978

N.B. Gegevens uit dit rapport mogen zonder toestemming van de Stichting voor Bodemkarte­ ring alleen door de opdrachtgever worden vermenigvuldigd of in andere publikaties worden overgenomen.

(3)

INHOUD

Biz.

VOORWOORD 4

VERKLARING VAN ENKELE TERMEN 5

1 INLEIDING 6

1.1 Ligging en oppervlakte 6

1.2 Doel van het onderzoek 6

1.3 Werkwijze 6

2 DE BODEMGESTELDHEID' 7

2.1 Het bodemkundig onderzoek 7

2.2 Het hydrologisch onderzoek 9

3 DE BODEMGESCHIKTHEID VOOR BOOMSOORTEN EN STRUIKEN 10

Afbeeldingen

1 Situatiekaart, schaal 1 : 25 000 6

(4)

_ 4

-VOORWOORD

In opdracht van het College van Burgemeester en Wethouders van de ge­ meente Putten heeft in januari 1978 een bodemkundig en hydrologisch onder­ zoek plaatsgehad op een terrein ten oosten van Putten ten behoeve van de aan­ leg van een natuurbegraafplaats.

Het onderzoek werd uitgevoerd door Ing. H. Kleijer, die tevens dit rap­ port samenstelde. De coördinatie en leiding berustten resp. bij Ing. J.A. van den Hurk en Ing. H.J.M. Zegers.

DE DIRECTEUR,

(5)

5

-VERKLARING VAN ENKELE TERMEN

bovengrond fluctuatie

GHG

(gemiddeld hoogste grondwaterstand)

GLG

(gemiddeld laagste grondwaterstand) grindfractie humusklassen leemfractie leemklassen - mv. M50 ym textuur zand zandfractie zandgrofheidsklassen zandgronden

bovenste horizont(laag) van het bodemprofiel, meestal een relatief hoog gehalte aan organische stof bevattend

op- en neergaande beweging van het grondwater (verschil tussen

GLG

en

GHG)

gemiddelde over een aantal jaren van de drie hoogste grondwaterstanden per jaar bij 24 half-maandelijkse metingen

gemiddelde over een aantal jaren van de drie laagste grondwaterstanden per jaar bij 24 half-maandelijkse metingen

minerale delen groter dan 2000 ym benaming org.stof in % humusarm zand 0-2,5 humeus zand 2,5-8

minerale delen kleiner dan 50 ym benaming leemfractie in % leemarm zand 0-10

zwak lemig zand 10-17,5 beneden maaiveld

het getal dat die korrelgrootte in ym aangeeft waarboven en waarbeneden de helft van het ge­ wicht van de zandfractie ligt

micrometer = 0,000001 m

korrelgroottesamenstelling van de grond

mineraal materiaal dat minder dan 8 % lutum en minder dan 50 % leem bevat

minerale delen tussen 50 en 200 ym benaming

M

50

matig fijn zand 150-210 ym matig grof zand 210-420 ym

minerale gronden met meer dan 40 cm zand binnen 80 cm - mv.

(6)
(7)

1 INLEIDING

1.1 Ligging en oppervlakte (afb. 1)

Het onderzochte terrein omvat een perceel bos, gelegen ten oosten van Putten tussen de Mr. Schobertlaan en de Julianalaan.

De totale oppervlakte bedraagt +_ 8 ha.

1.2 Doel van het onderzoek

Het doel van het ónderzoëk was een inventarisatie van de bodemgesteld­ heid ten behoeve van een natuurbegraafplaats.

1.3 Werkwijze

Ten behoeve van dit onderzoek zijn 15 boringen verricht tot 3 m - mv. Op het terrein van de + 4 ha grote toekomstige begraafplaats en het terrein voor de aula + parkeren (zie schetsplan B van de gemeente Putten). In de groensingels rondom de begraafplaats zijn 8 boringen verricht tot 1,20 m -mv. Hierbij is behalve op de profielopbouw ook gelet op de bodemkenmerken, die verband houden met de fluctuatie van het grondwater.

De resultaten van het bodemkundig en hydrologisch onderzoek zijn weer­ gegeven in dit rapport.

(8)

L E G E N D A H o l t p o d z o l g r o n d e n : y st m e t e e n h u m u s a r m e , v e r w e r k t e , l e e m a r m e , m a t i g f i j n z a n d i g e b o v e n g r o n d G r o n d w a t e r t r a p ( G t ) VU G e m i d d e l d l a a g s t e g r o n d w a t e r s t a n d ( G L G ) > 3 0 0 c m - m v . G e m i d d e l d h o o g s t e g r o n d w a t e r s t a n d ( G H G ) > 3 0 0 c m - m v . G r e n s t u s s e n g r o e n s t r o o k e n b e g r a a f p l a a t s A f b . 2 B o d e m k a a r t , s c h a a I 1 : 5 0 0 0

(9)

2 DE BODEMGESTELDHEID

2.1 Het bodemkundig onderzoek

Het onderzochte gebied ligt op de westflank van de noord-zuid gelegen stuwwal ten oosten van Putten en bestaat uit zandgronden, waarvan het zand-pakket meer dan 3. m dik is. De bovenste 100 à 150 cm van dit zandzand-pakket be­ staat uit leemarm, matig fijn zand. De ondergrond bestaat uit zandlagen, die variëren in textuur en leemgehalte nl. leemarme, matig fijnzandige en leem-arme, matig grofzandige (met grind)lagen. Plaatselijk komen zwak lemige, matig fijnzandige lagen voor. Het leemarme, matig fijne zand heeft veelal iets grindbijmenging, terwijl het leemarme, matig grove zand veel grindbij-menging heeft met soms + 10 cm dikke grindlaagjes.

De bovenste 30 à 60 cm van het zandpakket is verwerkt. De gronden binnen het gebied behoren tot de moderpodzolgronden, dat wil zeggen het zijn gron­ den met een inspoelingshorizont, de z.g. B-horizont, waarin de humus zich in de vorm van trosjes en bolletjes tussen de zandkorrels bevindt. Deze B-horizont is ontstaan door inspoeling van humus eh sesquioxyden (ijzer en aluminium) van bovenaf (de bovengrond). Door verwerking is de inspoelings-laag veelal verwerkt met de bovengrond, maar plaatselijk nog onder de ver­ werkte laag gedeeltelijk aanwezig. Het organische-stofgehalte van de verwerk­ te laag varieert van 1-3 %./ Onder de verwerkte laag of de B-horizont bevindt zich het weinig of niet veranderde moedermateriaal.

Gronden met dit moderpodzolprofiel behoren tot de holtpodzolgronden. Hier volgt een schematische profielschets tot 3 m - mv.

(10)

8

-L e ge rida^-eenhei d : _Y 51

Omschri^jving^ Holtpodzolgronden, met humusarme, verwerkte, leemarme, matig fijnzandige bovengrond

GrOT^w^tertrapj_ VII

Prof i^^schetj^

Diepte in cm - mv. org.stof leem M50 Opmerkingen

% % ym

humusarm leemarm, matig fijn zand

50-geelbruin, humusarm, leemarm, ma­ tig fijn zand

90-geelgrijs, humusarm, leemarm, matig grof zand

150-grijs, humusarm, leemarm, matig grof zand

200-geel, humusarm, zwak lemig, matig fijn zand 300-8 200 verwerkt <1 8 200 inspoelings-laag <1 6 300 met grind <1 6 300 met grind < 1 12 190 met iets grind

(11)

9

-2.2 Het hydrologisch onderzoek

De grondwaterstand en zijn fluctuatie nemen een belangrijke plaats in onder de factoren die de gebruikswaarde van een grond bepalen. Het ge­ middelde grondwaterstandsverloop (weergegeven in grondwatertrappen) omvat een traject dat begrensd wordt door de gemiddeld hoogste (winter-)grondwa­ terstanden (GHG's) en de gemiddeld laagste (zomer-)grondwaterstanden (GLG's), beide uitgedrukt in cm - mv. Aan de hand van profiel- en veldkenmerken, zo­ als de aanwezigheid van roest- en/of reductievlekken, wordt een grondwater-trap (Gt) in het terrein bepaald.

De gemiddeld hoogste (GHG) en de gemiddeld laagste (GLG) grondwater­ stand liggen in dit gebied overal dieper dan 3 m - mv. Gronden met deze die-pe grondwaterstanden worden aangeduid met grondwatertrap VII .

De infiltratiecapaciteit en het waterbergend vermogen van deze gronden is vrij groot. Het vochtleverend vermogen daarentegen is vrij gering, voor o.a. een kruidenvegetatie veelal niet toereikend (verdrogen).

De doorlatendheid van het voorkomende zandpakket is goed (k-waarde > 1,00 m/etmaal). Het zwak lemige matig fijne zand heeft een geschatte door­ latendheid van 1,5 m/etmaal, terwijl het leemarme, matig grove zand met grindbijmenging een geschatte doorlatendheid van > 5 m/etmaal heeft.

(12)

10

-3 BODEMGESCHIKTHEID VOOR BOOMSOORTEN EN STRUIKEN

Aan de hand van de legenda-eenheid, de grondwatertrap en de voedings­ toestand (afgeleid van de bestaande kruidenvegetatie) is voor dit gebied de grond geschikt voor de boomsoorten: berk, grove den, douglas en Corsi-caanse den.

Onder de huidige omstandigheden is op dit terrein de aanplant van droog-tebestendige houtige gewassen en bodembedekkers verantwoord.

Voor struiken en voor de aanleg van b.v. gazon zal de vocht- en voe­ dingstoestand verbeterd moeten worden. Met behulp van een beregeningsinstal-latie kan men de vochttoestand (vochtleverend vermogen) verbeteren. Om de voedingstoestand te verbeteren kan men een teelaardelaag opbrengen of de bovengrond verrijken met compost, tuinturf of stalmest eventueel aangevuld met kunstmest.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Volgens hierdie beslissing word 'n permanente lewensmetgesel ook geag 'n gade te wees. Aangesien 'n bevel wat 'n wet ongrondwetlik verklaar nie van krag is tensy dit deur die

Although research studies regarding the Internet’s impact on marketing conducted in the past in different countries and at different times produced quite similar trends in

In Figure 8 , we compare the normalized count rates of 1.2 GV electrons and helium for the 1980s A &lt; 0 solar magnetic epoch (left) with the “1 AU equivalent” normalized 2.5

Dit is van besondere waarde vir hierdie tema om ook daarop te wys dat hierdie globale bio-etiek en menseregte nie bloot ’n politieke konsensus is nie, maar ook ’n (veronderstelde)

3260 Enkele locaties waar ‘historische’ gegevens van zijn (periode 1989 – 1994), maar waar er recent (periode 2001 – 2007) geen habitat werd teruggevonden (hoewel er elders

Hoewel met een beetje goede wil de 'meer wetenschappelijke' artikelen over de geschiedenis van het boek nog wel bestempeld kunnen worden als 'geschiedenis van de media' en op

Echter, de huidige situatie van een intensief be- treden deel bij ’t Bluk, waar veel open zand voor- komt, en een omrasterd gebied dat snel aan het vergrassen en dichtlopen is,

Welke algemene lessen op het gebied van strategie, besturing en structuur kunnen voor ondernemers in de sportieve recreatie worden getrokken uit de valkuilen van de ondernemer