• No results found

Vergelijking van de kistenstal en de volledig roostervloerstal voor mestvarkens

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vergelijking van de kistenstal en de volledig roostervloerstal voor mestvarkens"

Copied!
43
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

INHOUDSOPGAVE 1 INLEIDING 5 2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5

OPZET EN UITVOERING VAN DE PROEF Proefdieren en proefomvang Proefindeling

Huisvesting

Voeding en drinkwaterverstrekking

Verzameling en verwerking van de gegevens

3 RESULTATEN 3.1 Mesterijresultaten en slachtkwaliteit 3.2 Gezondheid en hygíene 10 10 11 11 12 13 13 14 20 3.2.1 Uitval 3.2.2 Veterinaire behandelingen 3.2.3 Long- en leveronderzoek 3.2.4 Hokbevuílíng 3.3 Stalklimaat 3.4 Praktische ervaringen 4 ECONOMISCHE BESCHOUWING 21 4.1 Technische resultaten 21 4.2 Arbeidskosten 22 4.3 Huísvestíngs- en energiekosten 22 4.4 Totale kosten 24 SAMENVATTING 1 SUMMARY 4 pagina

(3)

5 DISCUSSIE EN CONCLUSIES 25 5.1 Technische resultaten 25 5.2 Gezondheid en hygiene 26 5.3 Stalklimaat 27 5.4 Economische gevolgen 28 5.5 Conclusies 29 6 REFERENTIES 30 BIJLAGEN

EERDER VERSCHENEN PROEFVERSLAGEN

31

(4)

- 2

SAMENVATTING

In deze proef is een natuurlijk geventileerde kistenstal vergeleken met een mechanisch geventileerde volledig rooster-vloerstal. In de vergelijkingen tussen de tradítíonele volledig roostervloerstallen met nieuwere staltypen met lagere energie-kosten en met een dicht vloergedeelte heeft deze vergelijking tot nu toe ontbroken.

In de vergelijking zijn vier mestronden opgenomen met 256 dieren per proefgroep, ín totaal 512 dieren. Het mesttraject liep voor beide proefgroepen van 23,0 tot 106,6 kg. De dieren hadden onbe-perkt voer en water ter beschikking. Het netto vloeroppervlak per dier was in beide staltypen vrijwel gelijk.

Resultaten

In tabel 1 staan de technische resultaten voor de belde proef-groepen weergegeven. De dieren ín de volledig roostervloerstal hebben duidelijk meer voer opgenomen en zijn duidelijk sneller

gegroeid dan dieren ín de kistenstal. De dieren in de kistenstal hebben een duidelijk betere slachtclassificatie genoteerd dan

dieren uit de volledig roostervloerstal. Er zijn geen andere duidelijke verschillen ín technische resultaten tussen de proef-groepen gevonden.

(5)

2

-Tabel 1. Technische resultaten.

mestdagen 106,5 groeisnelheid (g/dag) voederconversie (kg voer/dag) voeropname (kg voer/dag) percentage EAA + LA gem. kwaliteitskorting (cent/k& 16,7 13,9 Voll. rooster 785 2,83 2,22 71,9 Kistenstal 108,6 762 2,83 2,16 81,8

De gezondheid van de dieren was over het algemeen goed. Tussen de beide proefgroepen zijn geen verschillen in uitval of in het totale aantal behandelingen tegen gezondheidsstoornissen gevon-den. Bij de dieren in de kistenstal werden meer longafwijkingen geconstateerd dan bij de dieren uit de volledig roostervloer-stal, De dieren in de volledig roostervloerstal zijn vaker behandeld tegen diarree.

De temperatuur in de kist heeft in de kistenstal herhaaldelijk (te) hoge waarden bereikt. Dit heeft waarschijnlijk de lagere voeropname, de lagere groeisnelheid en het hogere percentage longafwijkingen veroorzaakt. Ook kan dit een rol gespeeld hebben bij de goede classificatie van deze dieren.

Conclusies

Voor de dieren in een natuurlijk geventileerde kistenstal is een hogere uitbetalingsprijs gerealiseerd dan voor dieren uit een volledig roostervloerstal. De classificatie was duidelijk beter. De dieren in de volledig roostervloerstal groeiden sneller dan de dieren in de kistenstal.

De temperatuur in de kist was soms (te) hoog. De klimaatsbeheer-sing in de kistenstal kan mogelijk verbeterd worden door automa-tische verstelling van het deksel van de kist. Verbetering van deze klimaatsbeheersing kan leiden tot een hogere groeisnelheid, tot vermindering van het aantal longafwijkingen en tot hogere kosten voor de klimaatsbeheersing.

(6)

3

-De huisvestings- en energiekosten zijn voor de kistenstal aan-merkelijk lager dan voor de volledig roostervloerstal. Dit wordt voor een deel gecompenseerd door lagere arbeidskosten voor de volledig roostervloerstal.

De totale fínancíële resultaten per mestvarkensplaats zijn ín de kístenstal beter dan ín de volledig roos tervloers

beíde gevaHen van ní euwbouw van stallen wordt ui

tal, indien ín tgegaan.

Zolang natuurlijke ventilatie nog handmatig bijgesteld wordt, moet er rekening mee worden gehouden dat de resultaten ín een kistenstal minder goed zullen worden naarmate men minder aan-dacht besteedt aan het bijstellen van de ventilatie.

(7)

-4-Naturally ventílated "crate housing" (concave lying area wíth cover) has been compared to mechanícally ventilated fully slatted housíng for fattening pigs. During 4 growing períods a total of 256 pigs have been housed in each system from 23.0 kg to 106.6 kg live weight. Performance figures are given in table 1.

Table 1. Performance.

days

aver. weíght gain (g/day) * feed conversion ratio feed intake (kg feed/day) percentage EAA

+ 1A classificatíon average quality deductíon cts/kn) * (Jc = p<O.O5) Pully slatted 106.5 785 2.83 2.22 71.9 16.7 Crate housing 108.6 762 2.83 2.16 81.8 13.9

In the slaughterhouse it was found that pigs in crate housing had more lungs with infection marks (~~0.05). Pigs ín fully

slatted housíng have been treated more often against diarrhoea (pXO.05). Temperatures in the crates have frequently reached values above the comfort zone. Thís has probably caused the

lower feed intake, the lower weight gaín and the higher incidence of lung ínfectíons and can have caused the better classífication, Housing- and energy costs are considerably lower in crate housing as compared to fully slatted housing. Labour requirements are higher in crate housíng than in fully slatted housing. Automatie heíght adjustment of the'cover of the crate can possíbly ímprove environmental control in the crate.

(8)

5

-INLEIDING Introductíon

Met de komst van de energiecrisis in de zeventiger jaren is de volledig roostervloerstal voor mestvarkens in discussie geko-men. De temperatuur in deze stallen dient hoger te zijn dan in stallen met (gedeeltelijk) dichte vloer. Daardoor zijn in vol-ledig roostervloerstallen de verwarmingskosten hoger.

Voor gedeeltelijk roostervloerstallen, Veluwestallen en kisten-stallen was ín bedoelde periode veel interesse. Deze 3 stal-typen zijn via onderzoek onderling vergeleken (OLINK e.a., 1984).

De vergelijking met de gangbare volledig roostervloerstal heeft lang ontbroken. Van de níeuwe staltypen ís de kistenstal geko-zen om met de volledig roostervloerstal te worden vergeleken. De hier beschreven proef vergelijkt de natuurliik geventileerde kistenstal met de volledig roostervloerstal.

Een stal met de hokinrichting van een kistenstal, die echter mechanisch geventileerd wordt, ís onlangs op het Varkensproef-bedrijf te Raalte vergeleken met een volledig roostervloer-afdeling (VAN 'T KLOOSTER, 1987).

Hoewel de energie prijzen de laatste tijd iets zijn gedaald, zijn er toch een paar argumenten die er duidelijk voor pleiten om over deze gegevens te kunnen beschikken:

a) De energieprijzen zijn allesbehalve stabiel.

b) Vanuit het streven naar verbetering van het welzijn van mestvarkens staat een dicht vloergedeelte volop ín de belangstelling.

(9)

2

6

-OPZET EN UITVOERING VAN DE PROEF

Experimen tal design

I

A Proefdieren en proefomvang

Het onderzoek is uitgevoerd met kruisingsvarkens uit de diverse combinaties van de rassen GY en NL en zuiver ras GY. Ook zijn dieren gebruikt uit een kruising van GY-beer met Duroc x NL-zeug.

De proef is gestart op 30 augustus 1983 en liep tot 11 december 2984. Per proefgroep zijn per ronde acht hokken á 8 dieren gebruikt. Er zijn 4 mestronden uitgevoerd. Dit betekent per proefgroep 256 dieren met 32 waarnemingen van de voedercon-versie.

2.1 Proefindeling

Voor de vergelijking is binnen elke ronde bij de verdeling van de biggen over de hokken een blokkenindeling toegepast. Ieder blok bestond uit 2 hokken, één hok per huisvestingstype. De oplegdatum, het gemiddelde opleggewicht en het aantal borgjes en zeugjes waren binnen een blok vrijwel gelijk. Door de manier van indelen was de erfelijke gelijkheid binnen een blok groter dan die tussen de blokken onderling. Tijdens de proef werden in elke ronde de afdelingen ín één of twee keer volgelegd. Het al1 ín-al1 out systeem werd toegepast.

2.2 Huisvesting

Voor de proef zijn in de kistenstal 8 hokken van 1,70 m breed en 3,50 m díep gebruikt. Na aftrek van de ruimte die ín beslag genomen werd do;r de droogvoerbak bedroeg de netto oppervlakte per dier 0,69 m . De kistenstal werd natuurlijk geventileerd en niet bijverwarmd.

(10)

7

-2.3

De roosters waren tijdens de eerste dríe ronden van beton. Tijdens de vierde ronde werden ín de helft van de hokken beton-nen roosters en ín de andere helft metalen roosters gebruikt.

De hokken met volledíg betonnen roostervloer hadden de afme-tingen 2,02 x 2,70 m. Na aftrek van de benodigde ruimte v;or de droogvoerbak resulteerde een netto oppervlakte van 0,68 m per dier. De lucht kwam vanuít de centrale gang ín de afdeling. In de centrale gang werd de lucht zonodig tot ca. 5' C voorver-warmd en in de afdeling zonodíg nog navervoorver-warmd tot de gewenste temperatuur. Deze temperatuur is geleídelíjk verlaagd van 22O C bij ca. 22 kg tot 16' C bij 12 weken na opleg (1' C daling per 2 weken). In de volledig roostervloerstal ís 's winters op een zo laag mogelijk niveau geventileerd.

Een plattegrond van de afdelingen, die bij deze proef betrokken waren, ís weergegeven ín bijlage 1.

Voeding en drinkwaterverstrekking

De dieren zijn gedurende de gehele mesterijperiode onbeperkt gevoerd via de droogvoerbak. In verband met de hokoppervlakte per díer werd in de kistenstal een droogvoerbak met 4 vreet-plaatsen en ín de volledig roostervloerstal een droogvoerbak met 1 vreetplaats gebruikt. Ander onderzoek heeft al uitgewezen dat bij deze 2 verschillende droogvoerbakken geen verschíllen ín technische resultaten bij mestvarkens bestaan (VISSCHER, 1983). De droogvoerbakken zijn tenminste eens per week leeg-gevreten. Tot 35 kg werd babybiggenkorrel verstrekt. Daarna is geleidelijk en binnen 1 week overgeschakeld op vleesvarkens-voer. De verstrekte voeders waren normale handelsvoeders

(EW = 1,03).

Drinkwater heeft steeds onbeperkt ter beschikking gestaan. De eerste 2 ronden gebeurde dit overal via drinknippels op gere-duceerde waterdruk.

(11)
(12)

Alleen dieren die met levend gewicht van minder dan 60 kg zijn uitgevallen door sterfte of ernstige ziekte, zijn niet meegenomen in de proefresultaten. Bij de uitval zijn oorzaak, gewicht en leeftijd genoteerd.

Aan de hand van de mesterij- en slachtresultaten is een economische vergelijking gemaakt.

(13)

- 10

-3 RESULTATEN Results

3.1 Mesterijresultaten en slachtkwaliteit

De mesterijresultaten over de gehele proefperiode zijn weer-gegeven ín tabel 1. De mesterijresultaten zijn statístísch geanalyseerd m.b.v. varíantíe-analyse (bijlage III).

Tabel 1. Mesterij resultaten bij volledig roostervloerstal en kistenstal

Performance of growing pigs

aantaldieren begingewicht (kg) eindgewicht (kg) mestdagen groeísnelheíd (g/dag) voederconversie (kg voer/dag) voeropname Cka voer/dag)

Voll. rooster 253 23,0 106,6 106,5 785 2,83 2.22 Kistenstal 253 23,0 106,6 108,6 762 2,83

Het blijkt, dat de voeropname duidelijk samenhangt met de wijze van huisvesten. Ook zijn duidelijke verschillen ín groeísnel-heid opgetreden. Beíde zijn bij de volledig roostervloerafde-líng hoger dan ín de kistenstal. Er werden geen verschillen ín voederconversie geconstateerd.

In de laatste twee ronden ís het waterverbruik ín de 2 ver-schillende huísvestíngssystemen geregistreerd. Hieruit bleek een gemiddeld waterverbruík van 4,5 líter/díer/dag ín de volle-dig roostervloer afdeling en van 5,l líter/díer/dag ín de kistenstal. Het waterverbruík ín de volledig roostervloer afde-ling is 11% lager dan ín de kístenstal. In beide afdeafde-lingen zijn dezelfde nippels gebruikt. Het verschíl ín waterverbruík ís echter te geríng om toe te schrijven aan een verschil ín huisvesting.

(14)

~$-“‘ ” *-.--.~. \ 1. . . . _.~ _-. . .._._ __ +,.L,.&~ ?n”, ._.. _ . . . _ --w w l l ru Iu

(15)

w

E

3 N E 3 3

9D

3 N

cz

3

(16)

13

-3.2.3

3.2.4

2 De gegevens zijn statistisch geanalyseerd met de X -toets, waarbij Yates-correctíe is toegepast, zie bijlage IV. Er blíjkt geen verschíl ín het aantal behandelde dieren te bestaan tussen de proefgroepen. Het aantal dieren, behandeld tegen longaandoe-ningen, ligt ín de kístenstal zeer duidelijk hoger dan ín de volledig roostervloer afdeling. Het aantal dieren met díarree ligt ín de kistenstal juist hoger dan ín de volledig rooster-vloerstal.

Long- en leveronderzoek

Het overgrote deel van de geslachte dieren ís onderzocht op de aanwezígheíd van long- en/of leveraandoeningen. In tabel 5 zijn de resultaten van dit onderzoek vermeld.

Tabel 5, Resultaten van het long- en leveronderzoek Results of lung and Ever investigations

9

Voll. rooster Kístenstal

.

aantal onderzochte dieren 243 243

percentage niet aangetast 75 65

percentage aangetaste longen 19 29

,percentage pleuritis 5 5

In bijlage IV staan de resultaten van de statistische analyse van deze gegevens vermeld. Híeruít blijkt dat ín de kístenstal duidelijk meer díeren waren met aangetaste longen dan ín de afdeling met volledig roostervloer.

Hokbevuílíng

Bij de volledig roostervloer afdeling ís uiteraard geen hok-bevuílíng geconstateerd. Wel zou hier de droogvoerbak bevuild kunnen worden door de varkens. De bak is echter nooit bevuild.

(17)

14

-In de kistenstal zijn de data waarop zich ín een hok bevuílíng heeft voorgedaan genoteerd. Er wordt hier van hokbevuílíng gesproken als (een deel van) de díchte vloer moest worden gereinigd. Het blijkt dat gemiddeld 2,2 maal per hok per mest-ronde hokbevuíling ís geconstateerd, zie tabel 6. Bij het optreden van hokbevuíling is getracht dit ín het vervolg te beperken door de bedekking van het smalle roostergedeelte te verwijderen of door de kist te verschuiven of te verwijderen. Dit lukte echter slechts ten dele, ook dan trad soms hokbevui-ling op.

Tabel 6. Hokbevuílíng ín de kístenstal

Contamination of 'pen

in

crate housing

ronde 1 (sep-dec) ronde 2 (dec-apr) ronde 3 (apr-jul) ronde 4 (aug-dec)

semíddeld

aantal malen per hok per mestronde

L3 23

I

194 3,s 2.2 3.3 Stalklímaat

Tijdens de proefperiode zijn de maximum en minimum temperaturen ín de kístenstal gemeten. Dít betreft zowel de ruimtetempera-tuur als de temperaruimtetempera-tuur ín de kist. Deze waarden geven alleen de uitersten weer waarbinnen de temperatuur heeft geschommeld. Een gemiddelde temperatuur kan met deze gegevens niet worden berekend. In bijlage V zijn de gemiddelde maximum en minimum

temperaturen van perioden van 10 dagen weergegeven.

De temperatuur in de afdelingen dient bínnen de comfortzone te líggen, zie figuur 1.

(18)

- 15 * , wormteprod. cq verlies I

I i

I lichbomstempe~ct”ur

l

I

4i

1

L I I I 1 l I

-i---N+

l, tot.wormtEprod t

+i--+-+ ivoe 1 bore

w.1

1

I

1 verdom

t!l _

inc!sw.

1I 1

l

Figuur 1. Warxnteafgiftepatroon van varkens met CZ = comfortzone en TNZ = thermoneutrale zone (MOUNT, 1979)

Heat loss ín pígs (MOUNT, 1979)

De comfortzone ís de temperatuurzone waarbinnen een dier, afhankelijk van voerniveau en huisvesting, met een minimale inspanning zijn warmteproduktie constant houdt. De ondergrens van de comfortzone valt samen met de ondergrens van de thermo-neutrale zone. De bovengrens van de comfortzone ligt onder de bovengrens van de thermoneutrale zone. Boven de bovengrens van de comfortzone kunnen o.a. hokbevuílíngsproblemen optreden.

Met het BEZOVA programma (STERRENBURG & VAN OUWERKERK, 1986) zijn de grenzen van de comfortzone voor de kistenstal te bere-kenen. Voor volledig roostervloeren zijn deze grenzen niet nauwkeurig te berekenen omdat de temperatuur van de lucht onder de roosters verstoringen geeft. In figuren 2 t/m 5 zijn per mestronde de optredende maxímum en minimum temperaturen ín de kistenstal, zoals vermeld in bíjlage V, samen met de grenzen van de comfortzone grafisch weergegeven.

(19)

-2

(20)

> ,-l x Q x

I

(21)

- me r!Ccgen sinds cpleg

Figuur 5. Als figuur 2 maar voor mestronde 4 (sep - dec)

A s f í g u r e 2 b u t f o r b a t c h 4 ( S e p - Dec)

Uit de resultaten blijkt dat de kist in de natuurlijk geventi-leerde kistenstal aan het begin van de mestperiode goede dien-sten bewijst bij het op peil houden van de omgevingstemperatuur van de biggen (zie figuur 3 en 4). Anderzijds blijkt de maximum temperatuur ín de kíst soms boven de bovengrens van de comfort-zone te liggen.

De minimum en maximum temperaturen in de volledig roostervloer-stal staan weergegeven in figuur 6. De temperaturen uit de eerste mestronde zijn niet bekend. Voor dit huisvestingssysteem zijn de grenzen van de comfortzone niet bekend.

In de afdeling met volledig roostervloer is de hoeveelheid warmte aan de afdeling, afgegeven door het verwarmingssysteem, genoteerd (zie tabel 7). Het verbruik aan elektriciteit voor de ventilatie ís níet gemeten.

(22)

- 19 -OC f* . 27 21 21 16 15 i2 ~ T m o x ljon 1 lapt ‘w \ jon -r o n d t 2 r o n d e 3 r o n d e 1.

Figuur 6. De minimum en maximum temperaturen, gemiddelden van 10 daagse perioden, in de volledig rooster-vloerstal

Minimum and maximum temperatures, averaged over IO-day períods ín the fully slatted house

Tabel 7. Benodigde verwarmingsenergíe in de volledig rooster-vloerafdeling

Requíred heatíng energy ín the fully slatted house

ronde 1 (sep-dec) ronde 2 (dec-apr) ronde 3 (apr-jul) ronde 4 (sep-dec) MJ/varken/mestronde 46 177 68 125 gemiddeld 104

Hoewel ronde 1 en ronde 4 vrijwel ín hetzelfde seizoen zijn gemest, ís er een groot verschil ín verwarmíngs-energie. Het ís niet duidelijk of dit uitsluitend aan een verschillend buitenklimaat ís toe te schrijven.

(23)

w .h

F: EJ

N 0 tl

iiD ti

P* rt t-l’ cn cf f!z: c t: N t5: 3

(24)

21

-4 ECONOMISCHE BESCHOUWING Economíc evaluatíon

4.1 Technische resultaten

Uit de analyse van de technische resultaten blijkt, dat er duidelijke verschillen in voeropname, groeisnelheid en gemid-delde kwaliteitskortíng tussen de verschillende huisvestings-systemen bestaan. Er is geen verschil in voederconversie gevonden.

Op basis van een berekeningswijze, die ís aangegeven ín bijlage VI, zijn de gevonden verschillen uitgedrukt in een financieel verschil per mestvarkensplaats per jaar (zie tabel 8). Hierbij is uitgegaan van een bezettingsgraad van de stal van 90% en van een uitval van 1,2%, zoals deze tijdens de proef in de betref-fende stallen is gevonden.

Tabel 8. Financieel voordeel van de klstenstal t.o.v. volledig roostervloer afdeling door verschillen ín technische resultaten (in guldens per mest-varkensplaats per jaar)

Fínancíal gaín of mate housíng as compared to fully slatted housíng caused by dífferences ín

technícal results (ín guílders per fatteníng píg place per annum)

Financieel voordeel Voll, rooster Kistenstal, effect groeisnelheid en

voeropname +3,63

effect kwalitei~tskorting +6,89

(25)
(26)

23

-Met het AGBIS-programma van het IMAG zijn de verschillen in totale huisvestingskosten berekend, dus inclusief verwarmíngs-installatie. Hierbij ís uítgegaan van een stal voor 480 mest-varkens. Het blijkt dat bij de kistenstal de huísvestíngskosten f 2,96 per mestvarkensplaats per jaar lager zijn dan bij de volledig roostervloerstal (op annuïteítsbasís, rente van 7% per jaar).

De energie, die in de volledig roostervloerstal als warmte ís afgegeven, bedroeg ca. 370 MJ per mestvarkensplaats per jaar

(ronde 2 t/m 4). Bij geschatte ketel- en transportverliezen van 3

30 % en een aardgasprijs van f 0,456 per m (prijspeil 1987, incl BTW) betekent dit aan verwarmíngskosten f 8,03 per mest-varkensplaats per jaar.

De electrische energie, die benodigd is voor ventilatie ín de volledig roostervloerstal, is op basis van een gemiddelde ventilatie van 39 m3 per uur en een electrisch vermogen van

62,6 W per 1000 m3 ventilatielucht per uur, berekend op 21 kWh per mestvarkensplaats per jaar. Dit betekent, bij een kWh prijs van f 0,20, dat de electriciteitskosten van de ventilatie geschat worden op f 4,20 per mestvarkensplaats per jaar.

Een overzícht van de fínanciele verschillen in huisvestings-kosten tussen kistenstal en volledig roostervloerstal staat weergegeven in tabel 9. Hieruit blijkt dat de kistenstal t.o.v. de volledig roostervloerstal in huisvestíngskosten een finan-cíeel voordeel geeft van f 15,19 per mestvarkensplaats per jaar.

(27)

d n 3 n

-09

0

Y

A n

0

(28)

25

-5 DISCUSSIE EN CONCLUSIES Discussion and conclusions

5.1 Technische resultaten

Uit de technische resultaten blijken tussen de twee staltypen duidelijke verschillen ín voeropname, groeísnelheíd en classí-fícatíe van de karkassen. De voeropname en de groeisnelheid zijn hoger ín de volledig roostervloerstal. De gemiddelde classífícatíe daarentegen ís ín de kistenstal hoger. Er ís geen reden om de gevonden verschillen te verklaren door verschil ín type droogvoerbak. Onderzoek elders (VISSCHER, 1983) heeft uitgewezen dat er geen verschillen ín resultaten zijn tussen droogvoerbakken met één en met vier vreetplaatsen.

De relaties tussen deze verschillen kunnen mogelijk wel als volgt worden verklaard:

De hogere voeropname ín de volledig roostervloerstal heeft geleid tot een hogere groeísnelheíd. Hierdoor ís een kortere mestduur ontstaan en hebben deze dieren minder voer nodig gehad voor hun onderhoudsbehoefte. Dit zal tot een lagere voeder-conversie ín de volledig roostervloer afdeling leiden. De dieren hebben ín de volledig roostervloer afdeling hun groei gerealíseerd, door ín vergelijking met de dieren ín de kísten-stal meer vet aan te zetten. Dit verschíl heeft ertoe geleid dat de dieren uit de kístenstal aan de slachtlíjn een hogere classificatie behaalden. Omdat de aanzet van vlees minder ener-gíe kost dan de aanzet van vet, zal dít leiden tot een lagere voederconversie ín de kistenstal. De volgens deze verklaring verwachte tegengestelde verschillen ín voederconversie blijken

ín de gevonden resultaten elkaar op te heffen.

Resten de vragen waarom de voeropname ín de volledig rooster-vloerstal hoger was dan ín de kístenstal en waarom ín de kístenstal door de dieren minder vetweefsel ís aangezet.

(29)

5

tn CFa

c

EJ

US I-J’ 3

0

li”

EJ

tn

0

r:

t-J* 3 3 w

0

0 in N

c:

3

(30)

3 N P’ LA. 3

(31)

3

(32)

Y

(33)

4 X Y

o\

N

(34)

I 3. 50 3. 5 0 I

I

,.

_.

0. 00 Tl -_ Cu m UI 7 0 3 0,

w

F-- QJ n, u-1 7 0 =3 CL < W I v) ar

(35)

32

-BIJLAGE 11:

Berekening van de gemiddelde classificatie en kwalíteitskortín-,

1

g e m i d d e l d e = - x {(Ne x 1,OO) + (NI x 0,75) + classificatie a

(NI1 x 0,50) + (NI11 x 0,25))

gemiddelde 1

kwaliteits- = - {(NI x 15) + (NI1 x 20) + (NI11 x 35) +

korting a

(NIV x 50))

Hierin is:

a : totaal aantal varkens

Ne : aantal varkens in uítbetalingsklasse E (EAA) NI : aantal varkens in uitbetalíngsklasse 1 (1A) NI1 : aantal varkens in uitbetalingsklasse 11 (1B) NI11 NIV aantal varkens aantal varkens in uitbetalíngsklasse 111 (2A +2B) in overige uítbetalíngsklassen

(36)

$

*

3 . cn

(37)

$ J 4 5 cc l Jrr” in

c . .

0 0

ro

Y N C:

3

(38)

35

-BIJLAGE V:

0

Gemiddelde maximum en minimum temperaturen in C van perioden van 10 dazen,

+

Kistenstal Voll. roosterstal

.

ruímtetemp. temp. onder kíst

min. max. min. max. mín. max.

ronde 1 1983 SepI 19,8 24,5 20,3 24,8 SepII 18,4 22,7 19,8 23,6 SepIII 19,l 26,6 21,l 26,2 OktI 18,9 23,9 20,6 25,9 OktII 16,2 21,l 18,9 22,5 OktIII 12,8 20,6 17,3 23,8 NovI 16,9 22,5 kist open NovII 10,o 17,8 NovIII 12,6 18,9 DecI 11,6 17,7 DecII 10,4 15,4 ronde 2 DecIII 11,6 16,0 15,3 19,0 17,l 19,4 1984 Jan1 10,l 14,8 14,6 19,0 17,2 20,6 Jan11 938 14,3 14,9 19,4 17,3 21,0 Jan111 10,5 14,8 15,l 19,l 15,9 18,9 Feb1 10,8 16,5 17,l 2013 18,0 21,8 Feb11 11,8 17,l 15,5 21,3 16,O 20,7 Feb111 13,7 18,0 19,4 23,3 16,3 18,6 MrtI 13,9 18,3 18,8 23,6 16,7 18,4 MrtII 14,o 20,l 18,2 24,l 15,9 17,5 MrtIII 15,4 20,5 21,l 25,5 16,4 17,9 AprI 13,4 17,l 18,2 22,0 14,6 16,0 AprII 12,7 18,7 17,3 22,3 12,l 14,o k

(39)

36 -ronde 3 AprIII Mei.1 Mei.11 Mei111 Juni JunII JunIII Juli JulII JulIII ronde 4 AugIII SepI SepII SepIII OktI OktII OktIII NovI NovII NovIII DecI 14,9 22,5 15,7 20,3 16,4 21,8 16,4 22,2 18,l 21,5 17,o 23,8 L7,7 22,0 15,9 22,4 19,0 23,l 20,l 25,2 18,3 16,8 18,3 16,0 15,5 15,5 15,8 16,l 14,6 14,4 13,4 24,l 22,7 22,3 21,0 21,4 21,2 20,7 22,7 20,5 18,9 19,2 12,8 15,9 18,4 24,4 16,2 18,9 18,6 24,9 18,2 21,o 19,8 24,8 18,5 21,2 20,2 24,8 18,l 21,8 22,4 28,3 17,7 23,4 21,6 27,3 ? ? 19,l 28,4 22,6 27,0 20,5 27,2 18,8 26,9 18,4 25,4 19,8 23,4 21,0 25,2 19,4 21,6 18,2 22,2 17,9 22,2 19,0 24,0 18,O 20,6 19,3 25,0 17,4 20,3 19,6 24,9 16,O 18,8 18,6 24,7 15,4 20,l 17,3 22,7 18,9 21,7 18,6 23,l 18,O 20,6 17,2 21,6 14,7 19,9

(40)
(41)
(42)

- 39

-REEDS EERDER VERSCHENEN PROEFVERSLAGEN

Proefverslag R. 32

"Het toedienen van een zuur ijzerpreparaat aan jonge biggen"

Proefverslag R. 33

"Eiwit- en energiebehoefte van vleesvarkens"

Proefverslag R. 34

"Vergelijking van één of víer vreetplaatsen per droogvoerbak bij vleesvarkens"

Proefverslag R, 35

"Startvoer tot 35 kg of 60 kg en verschillende eiwitniveaus ín vleesvarkensvoer"

Proefverslag R. 36

"Corn-Cob Mix als voer voor vleesvarkens"

Proefverslag R. 37

"Opfoksystemen voor gespeende biggen (batteríj, grondhok met kist, biggenbungalow, open stal met stro)"

Proefverslag R. 38

"Het effect van speenkorrel en babybíggenkorrel (vanaf 5 2 weken na spenen) op de opfok- en mestresultaten"

Proefverslag S. 48

"Vergelijking van 2 en 3 maal daags voeren van vleesvarkens met behulp van volautomatische brijvoerinstallatie"

Proefverslag S. 49

"Mogelijkheden van brijbak voor onbeperkte voer- en water-verstrekking aan mestvarkens"

(43)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The aim of the present study is, firstly, to understand the theological implications of the phenomenon of centralization of worship in Deuteronomy 12 according

Interessant is bet verloop vaa bet stikstofgehalte op bedrijf 3» waar aiet bemest is ea geen gewas beeft gestaan. Aanvankelijk stijgt bet gehalte regelmatig,

De Kenniskring, gefaciliteerd vanuit Wageningen UR, en het onderzoeksbudget dat daarmee beschikbaar was heeft ervoor gezorgd dat er onderzoek naar pingers kon worden gedaan en dat

Uit voorgaande hoofdstukken blijkt dat jagers zeer gemotiveerd zijn om zich in te zetten voor schadebestrijding en dat de relatie tussen jager en grondgebruiker als zeer goed

Hoewel die psigososiale faktore gesamentlik ’n beduidende persentasie van die variansie in akademiese prestasie verklaar, is dit veral ouers se opleidingsvlak wat as

The three groups of usability evaluation methods (expert-based methods, automated testing methods and user-based methods) that were used in this thesis were discussed with a

One recent researcher (cf. It is beyond the scope of this thesis to present an in-depth study on the historicity of Adam and Eve; however, it suggested that