• No results found

Afvoerberekeningen van beken uit peilwaarnemingen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Afvoerberekeningen van beken uit peilwaarnemingen"

Copied!
12
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

NOTA 386, d.d. 14 m a a r t 1967

Afvoerberekeningen van beken

uit peilwaarnemingen

i r . J. Bon

Nota's van het Instituut zijn in principe interne

communicatiemid-delen, dus geen officiële publikaties.

Hun inhoud v a r i e e r t sterk en kan zowel betrekking hebben op een

eenvoudige weergave van cijferreeksen, als op een concluderende

discussie van onderzoeksresultaten. In de meeste gevallen zullen

de conclusies echter van voorlopige aard zijn omdat het

onder-zoek nog niet i s afgesloten.

Aan gebruikers buiten het Instituut wordt verzocht ze niet in

pu-blikaties te vermelden.

Bepaalde nota's komen niet voor verspreiding buiten het Instituut

in aanmerking.

(2)
(3)

In vele beken van ons land zijn peilschalen geplaatst, die veelal

dage-lijks worden afgelezen. Sons hebben peilwaarnemingen tot doel om in tijden

van hoog water voorzorgsmaatregelen te nemen tegen overstromingen. In andere

gevallen gaat het niet zo zeer om de hoogte van het peil, dan vel om de

op-tredende afvoer uit het achterland onder variërende weersomstandigheden.

In een schone leiding bestaat een bepaald verband tussen de waterhoogte

h van het peil en de afvoer Q. Doorgaans bepaalt men uit enkele

afvoerme-tingen eerst het verband tussen Q en h, daarna volstaat men met

peilwaarne-mingen.

De af voermetingen hebben meestal in de winter of in het voorjaar plaats,

omdat de leidingen dan doorgaans vrij van begroeiing zijn en een redelijke

afvoer voorkomt. Wanneer begroeiing van de beken optreedt, kan het peil bij

gelijkblijvende en soms zelfs bij kleinere afvoeren aanzienlijk stijgen

FLACH en PIETERS (1966). Men kan zich nu afvragen, welke gevolgen een

voor-komende begroeiing heeft op de nauwkeurigheid van de uit de gemeten peilen

afgeleide afvoer. ,

Verschillende onderzoekers hebben methoden ontwikkeld om uit de

waarge-nomen peilen van min of meer begroeide beken de werkelijke afvoer te

benade-ren PANTLE (1956), SCHENK (1965), GILS (1966), FRANKE (1966). Ook

COLENBRAN-DER (1966) toonde in zijn onderzoek in het Leerinkbeekgebied aan dat de

be-groeiing sterk kon wisselen na afvoergolven. Hieruit bleek, dat niet alleen

de begroeiingshoogte voor en na een afvoergolf sterk kon variëren, doch dat

ook de watertemperatuur en de seizoenen invloed uitoefenen op het peil. Het

duidelijkst wordt de sterke daling van het peil aangetoond wanneer de

ver-vuilde beek wordt opgeschoond.

De verschillen in de opstuwing en stromingsweerstanden voor en na een

afvoergolf werden door BON (1966) beschreven van beken in de Gelderse

Ach-terhoek.

Om een indruk te krijgen welke afwijkingen kunnen voorkomen wanneer men

uitsluitend afgaat op de omrekening van peilstanden tot afvoeren volgens de

Q-h kromme: van een schone leiding, zijn voor het meetpunt V^ van de Veengoot

bij Vorden over het tijdvak van 15 juni tot en met 30 september 1966, de uit

de peilen afgeleide afvoeren in figuur 1 uitgezet. In deze figuur zijn met

stippen de gemeten afvoeren ingetekend en deze zijn onderling met een

stip-pellijn met elkaar verbonden. Deze stipstip-pellijn geeft dan de waarschijnlijke

afvoerverlooplijn van de beek aan. De afstand tussen de twee lijnen geeft

(4)
(5)

dan op elk tijdstip het verschil aan tussen de afvoer berekende uit de

peil-waarnemingen en de gemeten afvoer.

In de onderstaande tabel zijn op de data dat de afvoenaetingen hebben

plaatsgehad de werkelijk gemeten en berekende afvoeren vermeld evenals de

verschillen tussen die twee afvoeren.

Tabel 1. Gemeten en berekende afvoeren van de Veengoot V4

Datum 23/6'66 30/6 U/7 6/7 8/7 11/7 13/7 14/7 15/7 25/7 27/7 28/7 29/7 1/8 2/8 3/8 U/8 9/8 berekend 800 1580 880 880 840 1550 1460 1380 1280 3330 2660 2480 2120 1900 2000 1900 1880 I65O Afvoer l/sec gemeten 250 69O 240 225 185 600 485 340 270 2445 2135 17UO 1420 IO5O 1200 I55O I55O 78O verschil 550 890 640 655 655 950 975 1040 1010 885 525 7U0 700 850 800 870 850 870 % van onbegroeid 220 129 267 291 354 158 201 306 37U 36 24 43 41 81 67 65 64 112

Uit deze tabel blijkt, dat bij een begroeide beek, het verschil tussen

de berekende en de werkelijke afvoer bij lage beekafvoeren zeer groot kan

zijn. Het percentuele verschil in de afvoer kan dan tot 400$ van de

werke-lijke afvoer oplopen. In een zeer vervuilde beek loopt de fout op tot tegen

de 900$ zoals bij de neting op 21 september 1965 (zie figuur 2 ) . Bij hoge

afvoeren wordt het verschil tussen de berekende en de werkelijke afvoer

(6)
(7)

kleiner. Verder blijkt ook dat na een afvoergolf de invloed van de begroeiing

is afgenomen. De opstuwing is daardoor geringer geworden door de

platgedruk-te begroeiing. Door de peilverlaging als gevolg van de neergedrukplatgedruk-te

begroei-ing nadert de berekende afvoer de werkelijke waardoor de verschillen kleiner

worden. Op 14 decenber 1965 bedroeg bij de hoge geneten afvoer de fout

310 l/sec of 6%.

Tijdens en na een afvoergolf verandert de stroningssituatie in de beek.

De opstuw'ingen zijn dan ook niet constant waardoor ook geen constant

ver-schil tussen de berekende en werkelijke afvoer gehandhaafd blijft.

Worden al de af voerrietingen van het meetpunt VU van de jaren 196U tot

en met 1°66 tegen de berekende waarden uitgezet zoals in figuur 2 is

aange-geven, dan blijken de punten van 1966 met hoge en middelhoge afvoeren

vrij-wel op een rechte lijn te liggen, Bij lage afvoer treedt een grote afwijking

van de 1*5 lijn op. Deze serie waarnemingen van 1966 zijn binnen een korte

periode verkregen tussen twee schoonmaakbeurten van de beek. Na het

schoon-maken van de beek daalt het peil sterk zoals in figuur 1 te zien is.

Door-dat na het maaien van de begroeiing toch nog een gedeelte ervan achterblijft,

houdt men toch nog een geringe opstuwing over. In de loop van het jaar

zul-len de verschilzul-len tussen de berekende en de werkelijke afvoer sterk

wisse-len, als gevolg van de begroeiing,het onderhoud, de afvoer en de

stroomsnel-heid. In het voorjaar en in de zomer kan men dan ook geen gebruik maken van

het Q-h verband, zoals dat werd samengesteld uit metingen in schone beken.

Voor iedere mate van begroeiing zou men door incidentele metingen een Q-h

verband moeten vaststellen. Dit verband wordt weer gewijzigd door hoge

af-voergolven en door maaien. Hoe lang de begroeiing zich op een lager niveau

handhaaft hangt af van de aard van de begroeiing, de temperatuur van het

wa-ter en de lichtintensiteit.

Pas als de begroeiing in de winter en in het voorjaar is afgestorven

worden de gemeten en berekende afvoeren vrijwel gelijk. Na ijsgang kunnen de

beken zelfs 'super' schoon zijn geworden. De dan gemeten afvoer, uitgezet

op de Q-h grafiek, zal dan onder de Q-h lijn vallen.

(8)
(9)

Literatuurlijst

BON, J. 1966 - Enige beschouwingen omtrent het gedrag van de begroeiing op

het peilverloop in de Veengoot en Baakse beek. I.C.W. nota

358.

COLENBRANDER, H.J. 1966 - De invloed van de begroeiing op de

afvoercapaci-teit van een beek. Nota Commissie Waterbehoefte Gelderland.

FLACH, A.J. en J. PIETERS, 1966 - Veranderingen in de wandruwheidsfactor van

open waterlopen tijdens het groeiseizoen. Waterschapsbelangen

No. 18 51e jaargang.

FRANKE, P.G. 1966 - Rauhigkeitsänderung und Abfluss Oestenreichische

Wasser-wirtschaft 18 Jahrg. Heft T/8.

GILS, H.J. 1966 - Der Abfluss in verkrauteten Gewässern Deutsche Gewässerk.

Mitt.lOe Jahrg. No. 2.

PANTLE, 1956 - Aufstau durch Verkrautung. Wasser und Boden Jahrg. 8 No. 3.

SCHENK, E. 1965 - Die Ermittlung eines objektiven Verkrautungs und

Entkrau-tungsfaktors für die Flüssläufe Deutsche Gewässerk, Mitt.

9e Jahrg. No. 5.

(10)
(11)

'm

m

li\

0

si?* . Ar*'. fUA^ $& • . &1 %

w %

ifi*^

r-f.

•^ff

O)

c

4) *;v

I

5 *«>

ft « ««•-• >-* •*»« :$~Jt IW? i t ó . f „l '-AÀ •»ƒ»»&*

; t t * i

(12)

KPKS

put

iNT.» <*r

le.i

|W«,\ i / i ' i ;%' ' 't '*

V

* ; i •> K * «• : " , « • • -«Pf ST S .-i)V. A* * ' '' «* v fr'. %>

-.•*- * '

X 2 1 / 9

2 5 / 5

# • 2 3 / *

* * £9 •- «1 *'-»«;jar . . "-s **" . ! if M .... * M */$i ' v i •Vr " 1C4 * Ä JSf',

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Banken en verzekeraars ontwikkelen hun nieuwe producten gro- tendeels sequentieel (of parallel, maar geïsoleerd van elkaar) en slechts zelden worden klanten en externe gebruikers

De machinist bereidt in overleg met de onderhoudsverantwoordelijke van het bedrijf of namens het bedrijf de onderhouds- en reparatiewerkzaamheden aan de machine en de hulp-

De hier gegeven theorie is toe te passen op het verloop van de waterstanden in put 3 en 9, resp. in Brummen en Leuvenheim. Put 11 is gelegen in Oeken te midden van broekgronden,

opgesteld. Aangaande Wageningen zijn de plannen tot plaatsing van een dergelijk in- strument, dat bij zal kunnen dragen tot het onderzoek voor land- en tuinbouw in velerlei

Die belastingpligtige se redelike vooruitsig om ’n wins te maak sal gewoonlik bewys kan word deur die voorlegging van ’n lewensvatbaarheidstudie (uitvoerbaarheidstudie) van

In Voor altijd mijn mama vertelt Kathleen Aerts heel open over de weg die ze samen met haar moeder heeft afgelegd. Dementie wordt meestal met oudere mensen geasso- cieerd, maar

The objectives were: to examine the structures and mechanisms that have been put in place in both countries to promote and advance gender equality and women's empowerment; to

-Beiden zijn pathogenen (ziekteverwekkers) waartegen ons lichaam