• No results found

Schade door konijnen aan voetbalvelden

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Schade door konijnen aan voetbalvelden"

Copied!
53
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Schade door konijnen aan

voetbalvelden

Onderzoek uitgevoerd door: Wouter Bol Martijn Griek Hans Kalisvaart Vivian Maas Andries-Jan de Vries Wageningen Universiteit en Researchcentrum Wageningen, oktober 2007

(2)

Schade door konijnen aan

voetbalvelden

Onderzoek uitgevoerd door: Wouter Bol Martijn Griek Hans Kalisvaart Vivian Maas Andries-Jan de Vries Wageningen Universiteit en Researchcentrum Wageningen, oktober 2007

(3)

Voorwoord

In opdracht van het Faunafonds hebben wij een onderzoek uitgevoerd naar schade aan voetbalvelden, veroorzaakt door konijnen. Dit wordt als een probleem ervaren door veel voetbalverenigingen. Dit soort schade kan veel overlast veroorzaken: van beschadigingen aan de grasmat tot aflassen van wedstrijden en ernstige blessures bij sporters. Maatregelen om deze schade tegen te gaan zijn dan ook van groot belang voor voetbalverenigingen.

Omdat de konijnenpopulatie de laatste jaren in grote mate is afgenomen (ondanks een lichte stijging in de jaren 2003 -2007) heeft het Faunafonds ons gevraagd, naast maatregelen als jagen, ook op zoek te gaan naar maatregelen waarbij het konijn gespaard wordt. Daarnaast is geprobeerd de omvang van het probleem in de provincie Gelderland weer te geven, ook in vergelijking tot de andere Nederlandse provincies. Hiervoor is gebruik gemaakt van een enquête die naar alle voetbalverenigingen in Gelderland gestuurd is. Ruim 10% van alle enquêtes is ingevuld terug ontvangen. Hiermee hebben wij representatieve uitspraken kunnen doen over de omvang over schade aan de velden veroorzaakt door konijnen en de perceptie van voetbalverenigingen van deze schade.

Bij deze willen we Jasja Dekker, projectleider van het VZZ, drs. Tom M. van der Have, coördinator onderzoek van het Faunafonds en Pim van Hooft bedanken voor hun advies en begeleiding bij het onderzoek. Dit onderzoek is uitgevoerd in het kader van het Academic

Master Cluster van Wageningen Universiteit.

Namens de projectgroep:

(4)

Inhoudsopgave

Samenvatting……….. 5 1. Introductie……… 7 1.1 Aanleiding………... 7 1.2 Kader………... 8 1.3 Probleemstelling……….. 8 1.4 Doel………. 8

1.5 Hoofd –en deelvragen ……… 8

1.6 Leeswijzer ……….. 9

2. Methode………... 10

2.1 Soorten schade en hun gevolgen………. 10

2.2 Maatregelen………. 10

2.3 Ontheffingen……… 11

2.4 Perceptie voetbalverenigingen……… 11

2.5 Relatie situatie Gelderland en Nederland ………... 12

Resultaten………. 13

3.1 Soorten schade en hun gevolgen……….. 13

3.1.1 Inleiding……….. 13 3.1.2 Soorten schade……… 13 3.1.3 Gevolgen………. 14 3.2 Maatregelen………. 15 3.2.1 Inleiding……….. 15 3.2.2 Jagen……… 15

3.2.3 Andere maatregelen dan jagen……… 18

3.2.4 Toetsing criteria……….. 21

3.2.5 Onofficiële maatregelen……….. 22

3.3 Ontheffingen……… 22

3.3.1 Inleiding……….. 22

3.3.2 Toetsing aanvragen………. 23

3.3.3 Aangevraagde en verleende ontheffingen………... 24

3.3.4 Situaties………... 24

3.4 Omvang schade en perceptie voetbalverenigingen ...………..25

3.4.1 Inleiding……….. 25

3.4.2 Schade door konijnen en hun gevolgen……….. 25

3.4.3 Ontheffingen……….... 26

3.4.4 Maatregelen………. 27

3.4.5 Algemene vragen……….28

3.5 Relatie situatie Gelderland en Nederland………. 29

3.5.1 Inleiding………...29

3.5.2 Populatie konijnen………30

3.5.3 Ontheffingen per provincie………..32

3.5.4 Vergelijking Gelderland met overige provincies……….35

4. Discussie……….36

4.1 Soorten schade en hun gevolgen………...36

4.2 Maatregelen………..36

4.3 Ontheffingen……….37

4.4 Perceptie voetbalverenigingen………..37

4.5 Relatie situatie Gelderland en Nederland... ……….. 38

Conclusies en Aanbevelingen………...39 Literatuur

(5)

Samenvatting

Na een zeer sterke afname van de populatie van het konijn vanaf 1990 (afname van 90% tot 99%) waarvan de voornaamste oorzaak de ziekte Viraal Haemorrhagisch Syndroom (VHS) was, is de populatie de afgelopen jaren weer gestabiliseerd. Op terreinen als industriegebieden,

begraafplaatsen en sportvelden is zelfs sprake van een duidelijke stijging van het aantal

waargenomen konijnen. Deze stijging veroorzaakt in toenemende mate overlast. Met name sport- en golfverenigingen ervaren konijnen als ongewenst. Dit onderzoek richt zich op dit probleem. Vanwege de beperkte beschikbare tijd is het onderzoek afgebakend en richt zich op de schade die door konijnen wordt aangebracht op voetbalvelden in de provincie Gelderland. De

onderzoeksvragen zijn als volgt geformuleerd: (1) Wat is de omvang van het probleem van

schade door konijnen aan voetbalvelden in de provincie Gelderland en (2) op welke manier kan dit probleem op een bij voorkeur diersparende wijze worden tegengegaan?

Om deze vragen te kunnen beantwoorden is een literatuuronderzoek uitgevoerd naar (1) de soorten schade en hun gevolgen, (2) informatie over maatregelen om schade te voorkomen of te beperken, (3) de verleende ontheffingen voor bestrijding van konijnen en (4) trends in de konijnenpopulatie in beeld te brengen. Daarnaast is er (5) een enquête opgesteld om te kunnen achterhalen wat de perceptie van voetbalverenigingen is met betrekking tot schade aangebracht door konijnen. Deze enquête is verzonden naar 94% van de voetbalverenigingen in de provincie Gelderland. Om een duidelijk beeld te krijgen van de ernst van de schade door konijnen aan voetbalvelden en om de volledigheid van de enquête te testen, is deze eerst verstuurt naar verenigingen die serieuze overlast ondervonden door konijnen.

1. Uit het literatuuronderzoek bleek dat voetbalvelden ideale leefgebieden zijn voor konijnen. Gras dat regelmatig wordt gemaaid is goed eetbaar omdat het geen kans heeft te verruigen. De schade die door konijnen veroorzaakt wordt bestaat uit graafschade, vraatschade en schade door urine en uitwerpselen. De grootste problemen ontstaan door graafschade. Op plekken met graafschade ontstaat een minder stabiele ondergrond waardoor sporters zich kunnen verstappen of zich op een andere manier kunnen blesseren. Om deze schade te herstellen zullen er extra kosten ontstaan.

2. Verder werden de mogelijkheden om de schade te voorkomen of tegen te gaan onderzocht. Hierbij werd onderscheid gemaakt tussen diersparende maatregelen (onaantrekkelijk maken van voetbalvelden voor konijnen, gebruik van geur- en

smaakstoffen, akoestische maatregelen, gaasrasters, sloten, wildroosters en honden) en maatregelen met betrekking tot het bejagen van het konijn (fret en buidel, geweer, geweer en kunstlicht en jachtvogels). Ook is er sprake van niet geregistreerde

maatregelen (opzettelijk verspreiden van ziekten en het zonder ontheffing bejagen van konijnen) die door de voetbalverenigingen zelf werden genomen. Met behulp van een subjectieve toetsing wordt geconcludeerd dat het houden van een hond (als er

afrastering aanwezig is voor de hond) het meest doeltreffend is als diersparende maatregel. Als niet -diersparende maatregel is het jagen met fret en buidel het meest efficiënt en effectief.

3. Om een indruk te krijgen van de grootte van de schade aan voetbalvelden is er onderzoek gedaan naar het aantal aangevraagde ontheffingen. Deze ontheffingen worden op grond van artikel 68 van de Flora- en Faunawet verleend en hebben

betrekking op het bestrijden van konijnenschade. De ontheffingen worden aangevraagd als men buiten de bejaagbare periode en/ of binnen de bebouwde kom willen jagen. In

(6)

de provincie Gelderland zijn er sinds 2004, 14 ontheffingen aangevraagd. In de rest van Nederland zijn er gemiddeld minder aanvragen per provincie gedaan, met uitzondering van de provincie Noord-Brabant. In deze provincie zijn 47 ontheffingen aangevraagd. 4. Om de resultaten van het onderzoek in Gelderland te vergelijken met het landelijke

beeld, zijn de trends in de konijnenpopulaties per provincie bekeken en zijn het aantal aangevraagde en verleende ontheffingen vergeleken. In provincies waar de

konijnenpopulatie gestegen is of nauwelijks is gedaald, zijn weinig ontheffingsaanvragen ingediend. In provincies met een sterke daling in de

konijnenpopulatie zijn in de meeste gevallen meer ontheffingen aangevraagd. Aan de hand van het aantal ontheffingen dat is aangevraagd om konijnen op voetbalvelden te kunnen bestrijden is het echter niet mogelijk om conclusies te trekken. Er kan niet geconcludeerd worden dat het probleem met schade aan voetbalvelden door konijnen in de provincies met de meeste ontheffingsaanvragen groter is dan in de andere provincies. Het aantal ontheffingen kan namelijk maar een beperkte maatstaaf zijn voor de grootte van het probleem. Ook in provincies waar geen of bijna geen ontheffingen worden aangevraagd, kan het een ernstig probleem zijn.

5. Om de omvang en perceptie van de schade vast te stellen is een enquête verstuurd naar de meeste voetbalverenigingen in Gelderland. Met deze enquête wordt gevraagd of er sprake is van door konijnen aangebrachte schade, wat de ernst is van de schade, de soorten schade, de gevolgen van de schade, ligging en de eventueel genomen maatregelen. Uit het onderzoek blijkt dat 33% van de geënquêteerde

voetbalverenigingen waarvan een respons ontvangen is schade aan hun voetbalvelden ondervindt. Hiervan ervaart 70% dit als ernstig tot zeer ernstig. 33% van de

voetbalverenigingen met schade ervaart een stijging van de overlast. Graafschade is de meest voorkomende schade en heeft de grootste gevolgen. Om konijnen te bestrijden zegt 40% van de voetbalverenigingen met schade een ontheffing te hebben aangevraagd. Uit de enquête blijkt dat voetbalverenigingen buiten de bebouwde kom in verhouding vaker overlast hebben dan voetbalverenigingen binnen de bebouwde kom. Ook de voetbalvelden die in agrarisch gebied liggen hebben relatief een hogere kans (50%) op overlast door konijnen.

Tot slot zijn aanbevelingen voor vervolgonderzoek gedaan. Omdat het aantal aangevraagde en verleende ontheffingen in Noord –Brabant zo veel verschilt van andere provincies, is het nuttig een onderzoek te doen naar de situatie in deze provincie. Verder kan onderzoek gedaan worden naar schade aangebracht door andere dieren dan konijnen, zoals mollen. Uit de enquête bleek namelijk dat ook deze dieren overlast veroorzaken, vaak meer dan

konijnen. Omdat voor het uitvoeren van dit onderzoek weinig tijd beschikbaar was, is geen statistische analyse van de uitkomsten uitgevoerd. Om de significantie en daarmee de betrouwbaarheid van de uitkomsten te weten te komen is het van belang om alsnog een statistische analyse uit te voeren. Daarnaast kan op deze manier bekeken worden in hoeverre de uitkomsten representatief zijn voor alle voetbalverenigingen in de provincie Gelderland.

(7)

1 Introductie

1.1

Aanleiding

“AMSTERDAM De staat van de velden van DWV is slecht. Op zich is dat niets nieuws. Konijnen hebben het al jaren gemunt op het terrein in Amsterdam-Noord. Alleen hebben de knaagdieren er nu voor gekozen om er ook echt te gaan wonen”.

“Gevolg: drie van de vier velden zijn onbruikbaar. Het is maar de vraag of de eerste thuiswedstrijd in de competitie wel op Sportpark Elzenhagen kan worden gespeeld.’’ (Het Parool, 2003).

Bovenstaand citaat uit een krantenartikel (zie bijlage 2) maakt duidelijk dat konijnen op sportvelden problemen kunnen veroorzaken. En niet alleen dit sportpark in Amsterdam kan daarover meepraten. Veel sportverenigingen blijken overlast te ondervinden door konijnen op hun velden. Hoe is dit probleem nu ontstaan, wat is de omvang van het probleem en op welke manieren kan het bestreden worden? Onder andere deze vragen en hun antwoorden zullen aan bod komen in dit onderzoek naar schade aan voetbalvelden door konijnen.

De populatie konijnen in Nederland bereikte eind jaren ’70 een hoogtepunt. Dit herstel vond plaats na het uitbreken van de ziekte myxomatose in de jaren ‘50 en ‘60. Vanaf 1990 vond echter wederom een extreme afname plaats van 90% tot 99%. Deze reductie werd onder meer veroorzaakt door de ziekte Viraal Haemorrhagisch Syndroom (VHS). Andere oorzaken zijn het veranderen van agrarisch landschap in braakliggend terrein, verzuring en nitrificatie, toename van andere diersoorten (met name wilde zwijnen), successie van vegetatie en strenge winters (Bijlsma, 2004).

De populatie konijnen is in de afgelopen jaren gestabiliseerd tot licht toegenomen. De toename is vooral van toepassing op stedelijk gebied. Ook op industriegebieden,

begraafplaatsen en sportvelden is een duidelijke stijging van het aantal konijnen waargenomen. Dat juist in deze gebieden sprake is van een toename heeft onder meer te maken met het

voedselaanbod. Gras dat door de mens wordt kort gehouden (bijvoorbeeld stadsparken en voetbalvelden) is extra voedselrijk (Fries Dagblad, 2005).

Konijnen veroorzaken in toenemende mate overlast. Met name sport- en

golfverenigingen ervaren de konijnen als ongewenst. Deze veroorzaken onder andere schade aan grasvelden. Hierbij heeft met name graafschade een groot risico op blessures bij sporters tot gevolg. Om deze schade tegen te gaan kunnen diverse maatregelen worden getroffen. Een zo’n maatregel is het aanvragen van een ontheffing. Wanneer deze wordt verleend, mag de konijnenstand worden bestreden, bijvoorbeelddoor middel van jagen met geweer (eventueel in combinatie met kunstlicht). Deze ontheffingen worden in toenemende mate aangevraagd door voetbalverenigingen en gemeenten (Stichting Faunabeheereenheid Noord-Brabant, 2007a).

Het Faunafonds wil, ondanks de lichte toename in de populatie, het schieten van konijnen zoveel mogelijk beperken en het nemen van diersparende maatregelen bevorderen om de schade aan sportvelden en golfbanen tegen te gaan.

Op dit moment is, zowel de omvang van de overlast door konijnen als de effectiviteit van diverse maatregelen, niet bekend bij zowel voetbalverengingen, gemeenten en Faunafonds.

(8)



.DGHU

 +HWSUREOHHPYDQVFKDGHGRRUNRQLMQHQEHWUHIWPHWQDPHVSRUWYHOGHQHQJROIEDQHQ:HJHQV GHXLWJHVWUHNWKHLGYDQKHWWHRQGHU]RHNHQIHQRPHHQHQGHEHSHUNWHEHVFKLNEDUHWLMGLVKHW RQGHU]RHNDIJHEDNHQG'HRPYDQJYDQGHRYHUODVWGRRUNRQLMQHQ]DOZRUGHQRQGHU]RFKWELM YRHWEDOYHOGHQLQGHSURYLQFLH*HOGHUODQG'H8QLYHUVLWHLWYDQ:DJHQLQJHQLVLPPHUVLQGH]H SURYLQFLHJHOHJHQ9DQZHJHKHWYHUVFKLOLQULVLFRWXVVHQYRHWEDOYHOGHQHQJROIEDQHQLVHUYRRU JHNR]HQGHVFKDGHDDQYRHWEDOYHOGHQWHRQGHU]RHNHQ6FKDGHDDQYRHWEDOYHOGHQNDQQDPHOLMN PHHUSUREOHPHQYHURRU]DNHQGDQVFKDGHDDQJROIEDQHQELMVQHOOHVSRUWHQLVGHNDQVRS EOHVVXUHVJURWHU 6WLFKWLQJ)DXQDEHKHHUHHQKHLG1RRUG%UDEDQWD  

 

3UREOHHPVWHOOLQJ

 7HQEHKRHYHYDQKHWRQGHU]RHNLVGHYROJHQGHSUREOHHPVWHOOLQJJHIRUPXOHHUG  :DWLVGHRPYDQJYDQGRRUNRQLMQHQDDQJHEUDFKWHVFKDGHDDQYRHWEDOYHOGHQHQRSZHONHELMYRRUNHXU GLHUVSDUHQGHZLM]HNDQGH]HVFKDGHZRUGHQWHJHQJHJDDQ" 



'RHO

 'RHOYDQKHWXLWWHYRHUHQRQGHU]RHNLVLQ]LFKWYHUNULMJHQLQGHRPYDQJYDQGHVFKDGHDDQ YRHWEDOYHOGHQDDQJHEUDFKWGRRUNRQLMQHQHQPRJHOLMNKHGHQRPGH]HVFKDGHWHJHQWHJDDQ'LW ]DOZRUGHQRQGHU]RFKWDDQGHKDQGYDQGHSHUFHSWLHYDQYRHWEDOYHUHQLJLQJHQHQKHWDDQWDO DDQJHYUDDJGH HQYHUOHHQGH RQWKHIILQJHQ9HUGHU]XOOHQ ELMYRRUNHXUGLHUVSDUHQGH  PDDWUHJHOHQZRUGHQJHwQYHQWDULVHHUGYRRUKHWWHJHQJDDQYDQGHVFKDGH 

 

+RRIGYUDDJHQGHHOYUDJHQ

 +HWRQGHU]RHNLVXLWJHYRHUGDDQGHKDQGYDQGHYROJHQGHKRRIGHQGHHOYUDJHQ  +RRIGYUDDJ  • :DWLVGHRPYDQJYDQKHWSUREOHHPYDQVFKDGHGRRUNRQLMQHQDDQYRHWEDOYHOGHQLQGH SURYLQFLH*HOGHUODQGHQRSZHONHPDQLHUNDQGLWSUREOHHPRSHHQELMYRRUNHXU GLHUVSDUHQGHZLM]HZRUGHQWHJHQJHJDDQ"  'HHOYUDJHQ  • :DWYRRUVRRUWVFKDGHNXQQHQNRQLMQHQYHURRU]DNHQDDQYRHWEDOYHOGHQHQZDW]LMQGH JHYROJHQKLHUYDQ"  • :HONHELMYRRUNHXUGLHUVSDUHQGHPDDWUHJHOHQNXQQHQZRUGHQJHQRPHQRPGHVFKDGH DDQYRHWEDOYHOGHQWHJHQWHJDDQ"  • ,QZHONHVLWXDWLHVHQKRHYDDNSHUMDDUZRUGHQGRRUYRHWEDOYHUHQLJLQJHQLQ*HOGHUODQG RQWKHIILQJHQDDQJHYUDDJGYRRUKHWEHVWULMGHQYDQNRQLMQHQ"

(9)

 • :DWLVGHSHUFHSWLHYDQYRHWEDOYHUHQJLQJHQLQ*HOGHUODQGRPWUHQWGHVFKDGHDDQ YRHWEDOYHOGHQHQGHJHYROJHQYDQGH]HVFKDGH"  • +RHYHUKRXGWGHVLWXDWLHPHWEHWUHNNLQJWRWVFKDGHDDQYRHWEDOYHOGHQGRRUNRQLMQHQLQ *HOGHUODQG]LFKWRWKHHO1HGHUODQG"  



/HHVZLM]HU

 'HERYHQJHQRHPGHGHHOYUDJHQYRUPHQGHVWUXFWXXULQGHKRRIGVWXNNHQYDQKHWUDSSRUW,QGH YHUVFKLOOHQGHKRRIGVWXNNHQ]XOOHQGHGHHOYUDJHQLQGH]HOIGHSDUDJUDIHQEHVSURNHQZRUGHQ +RRIGVWXN]DORPVFKULMYHQZHONHPHWKRGHQ]LMQJHEUXLNWRPGHGHHOYUDJHQWHRQGHU]RHNHQ HQWHEHDQWZRRUGHQ9RRUGHHHUVWHGULHYUDJHQLVJHEUXLNJHPDDNWYDQHHQOLWHUDWXXUVWXGLH 'HGHHOYUDDJRYHUGHSHUFHSWLHLVEHDQWZRRUGPHWEHKXOSYDQHHQHQTXrWHGLHYHUVSUHLGLV RQGHUYRHWEDOYHUHQLJLQJHQLQ*HOGHUODQG'HODDWVWHGHHOYUDDJLVRQGHU]RFKWDDQGHKDQGYDQ YHUNUHJHQRQWKHIILQJHQSHUSURYLQFLH9HUYROJHQV]XOOHQLQKRRIGVWXNGHJHYRQGHQ UHVXOWDWHQZRUGHQEHVFKUHYHQZDDUQDKRRIGVWXNGHLQWHUSUHWDWLHHQGLVFXVVLHYDQGH]H UHVXOWDWHQEHVSUHHNW7RWVORWEHKDQGHOGKRRIGVWXNGHFRQFOXVLHVYDQKHWRQGHU]RHNHQ]XOOHQ DDQEHYHOLQJHQYRRUYHUGHURQGHU]RHNJHGDDQZRUGHQ

(10)

2 Methode

2.1 Soorten schade en hun gevolgen

Door middel van een kort literatuuronderzoek is onderzocht welke soorten schade konijnen kunnen veroorzaken en welke gevolgen deze schade met zich mee kan brengen. Daarnaast zijn enkele uitspraken ontleend aan het gesprek met de heer J. de Jong van de Koninklijke

Nederlandse Voetbal Bond (KNVB). De heer de Jong werkt bij deze bond als beleidsmedewerker accommodatiezaken.

Het rapport van de faunabeheereenheid van de provincie Noord –Brabant over konijnen en sportvelden is van groot nut geweest bij het beantwoorden van de deelvraag over de soorten schade en hun gevolgen. Ook is gebruik gemaakt van het “besluit faunabeheerplan Noord – Brabant” en van de website van de dierenbescherming.

2.2

Maatregelen

Ook de deelvraag over de beschikbare maatregelen voor het tegengaan van schade door konijnen is beantwoord aan de hand van een literatuuronderzoek. Er is gezocht naar artikels via de digitale bibliotheek van de universiteit en op het internet via Google. Er was echter niet veel informatie voorhanden uit wetenschappelijke bronnen. De meeste informatie die verwerkt is in het hoofdstuk over de maatregelen komt uit faunabeheerplannen van verschillende

provincies, plaagdierbestrijdingsorganisaties en uit anonieme bronnen. Het Handboek Faunaschade van het Faunafonds en het rapport van de faunabeheereenheid van de provincie Noord –Brabant vormen de belangrijkste gebruikte bronnen. Het Handboek beschrijft een groot aantal maatregelen waarmee schade door beschermde diersoorten, waaronder konijnen, tegengegaan kan worden. Er wordt nadruk gelegd op diersparende maatregelen, maar ook worden maatregelen als bejaging en afschot genoemd. Bij het beantwoorden van de deelvraag is de lijst uit het Handboek aangevuld met andere (diersparende) maatregelen, zodat het Faunafonds beschikt over een groter aantal preventieve maatregelen die gebruikt kunnen worden bij de voorlichting over faunaschade.

Om erachter te komen wat voor maatregelen nu het meest geschikt zijn om schade te voorkomen en te beperken, zijn vier criteria opgesteld waaraan iedere maatregel getoetst is. Deze criteria zijn: “kostenefficiëntie”, “effectiviteit”, “publieke opinie” en

“arbeidsintensiviteit”. De maatregelen mogen namelijk niet te veel geld kosten, moeten effectief zijn, moeten kunnen rekenen op draagvlak bij verschillende partijen en moeten zonder al te veel werk uitvoerbaar zijn. Dit omdat voetbalverenigingen vaak niet bereid zijn om veel geld en werk in de te nemen maatregelen te stoppen. Hierdoor is het van belang dat de maatregelen voor een lage prijs en door weinig arbeid een zo hoog mogelijke effectiviteit bereiken. Tot slot is de publieke opinie belangrijk, omdat maatregelen veel weerstand kunnen ondervinden wanneer deze niet gesteund worden door het publiek. Door middel van een multi–criteria analyse is voor iedere maatregel bepaald in welke mate waarin zij voldoen aan de vier opgestelde criteria. Op deze manier kon de, voor voetbalverenigingen, beste maatregel onderscheiden worden. Omdat voor veel maatregelen geen exacte gegevens over kosten, arbeidsintensiviteit en publieke opinie beschikbaar waren, heeft subjectiviteit een rol gespeeld bij de toetsing van de maatregelen aan de criteria. Hierdoor kan deze informatie afwijken van informatie uit andere bronnen.

(11)

2.3

Ontheffingen

De ontheffingen voor het bestrijden van konijnenschade op voetbalvelden zijn in eerste instantie opgevraagd bij de Faunabeheereenheid in Gelderland. Deze had echter geen informatie hierover, waardoor contact moest worden opgenomen met de provincie. Bij de provincie Gelderland zijn alle aangevraagde en verleende ontheffingen van de afgelopen drie jaar verkregen van de dienst Ruimte, Economie en Welzijn, afdeling Vergunningen en Handhaving van de dienst Landelijk Gebied. Per jaar zijn het aantal aangevraagde en

verleende ontheffingen beschreven, de situaties waarin de ontheffingen worden aangevraagd en de voorwaarden waarop tot verlening van de ontheffing wordt overgegaan. Deze informatie werd gevonden in de teksten van de ontheffingen zelf.

2.4

Omvang konijnenschade en perceptie voetbalverenigingen

Om erachter te komen wat de omvang is van de schade aan voetbalvelden veroorzaakt door konijnen en de perceptie van voetbalverenigingen met betrekking tot deze schade, is gebruik gemaakt van een enquête. Deze bestaat uit 23 vragen en is te vinden in bijlage 3. De

vragenlijst is opgedeeld in 4 delen: “schade door konijnen”, “ontheffingen”, “maatregelen” en “algemene vragen”. De vragen uit het eerste deel gaan over de soorten schade die konijnen kunnen aanbrengen aan de velden en over de gevolgen van deze schade. Het tweede deel bevat vragen over de ontheffingen die bij de provincie aangevraagd kunnen worden om konijnen te mogen bestrijden en zo de schade te beperken. Met behulp van deze vragen wordt getracht erachter te komen hoe groot het probleem is. Het derde deel gaat over de maatregelen die genomen kunnen worden om schade tegen te gaan. Op deze manier kan bekeken worden welke maatregelen vaak toegepast worden door voetbalverenigingen om schade te beperken. Tot slot bestaat het laatste deel uit een aantal algemene vragen, zoals de naam van de

voetbalvereniging, de ligging van de velden (binnen of buiten de bebouwde kom), en het aantal hectaren dat de voetbalvelden beslaan.

Om ervoor te zorgen dat het invullen van de enquête niet teveel tijd in beslag neemt, bestaat de vragenlijst vooral uit Ja/ Nee vragen en meerkeuze vragen. In totaal zijn er 23 vragen, waarvan er 7 open vragen zijn. De tijd die respondenten kwijt zijn aan het invullen van de enquête is geschat op 15 minuten. De vragenlijst is op digitale wijze verstuurd via e-mail. De emailadressen en namen van verenigingen zijn verkregen via GidsNL.nl. De vragen in de enquête worden beantwoord voor de afgelopen 3 jaar: 2005, 2006 en 2007.

De opgestelde enquête is eerst via e-mail verstuurd naar 5 verschillende

voetbalverenigingen waarvan we wisten dat zij regelmatig overlast ondervinden van schade aangebracht door konijnen. We zijn hierachter gekomen via verleende ontheffingen die te vinden waren op de site van de provincie Gelderland. De volgende verenigingen zijn benaderd: CHRC, RVW, Redichum (alle drie in Heelsum), OVC85, Ostrabeke (beide in Oosterbeek) en Wodanseck in Wolfheze. Het doel hiervan was het testen van de enquête. Door het

commentaar van deze verenigingen op de vragenlijst was het mogelijk erachter te komen of vragen anders gesteld moesten worden, de enquête te lang was en of er belangrijke vragen vergeten waren. Ook kon op deze manier te weten gekomen worden wat voor antwoorden verwacht konden worden. Helaas hebben we geen reactie gehad van deze verenigingen, zelfs niet na enkele keren met ze gebeld te hebben. Toen is besloten om de enquête toch op te sturen naar andere verenigingen in de provincie Gelderland. Er was namelijk geen tijd genoeg om te wachten op reacties van de als eerst benaderde verenigingen.

(12)

De vragenlijst is op vrijdag 28 september naar bijna alle voetbalverenigingen in de provincie verstuurd: in totaal zijn 357 van de 378 verenigingen benaderd. De verenigingen zonder emailadres zijn niet benaderd. Dit omdat het teveel tijd kost om deze allemaal via de reguliere post een enquête op te sturen. In de week na het verzenden van de vragenlijst is contact opgenomen met de heer J. de Jong van de Koninklijke Nederlandse Voetbal Bond (KNVB). Hij heeft ervoor gezorgd dat er een kort stukje over het onderzoek op de website van de KNVB kwam te staan, zodat voetbalverenigingen gestimuleerd werden de enquête in te vullen. Op deze manier werd getracht de respons te verhogen. Na een week gewacht te hebben is telefonisch contact opgenomen met een groot deel van alle benaderde verenigingen. Dit omdat het minimum van 37 (= 10% van alle verzonden enquêtes) teruggestuurde enquêtes nog niet was bereikt. Het resultaat hiervan was matig, maar voldoende. Door het bellen is namelijk een aantal van 47 ingevulde enquêtes bereikt. Net iets meer dan het minimum. Dit is een voldoende aantal om representatieve uitspraken te kunnen doen over de perceptie van voetbalverenigingen in de provincie Gelderland over schade veroorzaakt door konijnen.

De gegevens uit de ingevulde enquêtes zijn verwerkt in diagrammen en tabellen. Op deze manier is in percentages overzichtelijk gemaakt welke antwoorden zijn gegeven door de

verschillende voetbalverenigingen.Zo geeft bijvoorbeeld 33% van de verenigingen die de enquête hebben ingevuld aan dat zij overlast ondervinden van schade veroorzaakt door konijnen. Voor iedere vraag is zo’n diagram of tabel gemaakt. Door middel van deze figuren kunnen uitspraken gedaan worden over de perceptie van verenigingen met betrekking tot schade door konijnen en daarmee conclusies getrokken worden over de omvang van het probleem in de provincie Gelderland.

2.5

Relatie situatie Gelderland met Nederland

De ontheffingen voor het bestrijden van konijnenschade op voetbalvelden van alle overige provincies zijn opgevraagd bij de Faunabeheereenheden van de betreffende provincies. Net zoals in de provincie Gelderland moest in de meeste gevallen contact opgenomen worden met de betreffende provincies. In enkele gevallen beschikte de Faunabeheereenheid wel zelf over deze informatie. Bij de provincies zijn alle aangevraagde en verleende ontheffingen van de afgelopen drie jaar verkregen, vaak echter na meerdere keren contact met hen opgenomen te hebben. Van de provincies Utrecht en Limburg hebben we geen informatie ontvangen, waardoor deze niet meegenomen zijn in de verwerking van de resultaten.

Van de Zoogdiervereniging zijn de gegevens van de trend in de konijnenpopulatie van het CBS vanaf 1997 verkregen. Deze gegevens zijn vervolgens verwerkt in grafieken om zo een beter beeld te krijgen van de trend in de konijnenpopulatie in Gelderland en Nederland. Bij de trend in de konijnenpopulatie is vooral gelet op de daling en stijging van de populatie ten opzichte van 1997 in de verschillende provincies en Nederland als geheel. Dit is vergeleken met de aangevraagde ontheffingen van de afgelopen drie jaar per provincie. Met de informatie van het aantal aangevraagde en verleende ontheffingen en de trend van de konijnenpopulatie per provincie is een vergelijkend beeld geschetst van de omvang van de schade door konijnen aan voetbalvelden in Gelderland en de rest van Nederland.

(13)

3 Resultaten

3.1

Soorten schade en hun gevolgen

3.1.1 Inleiding

Voetbalvelden zijn ideaal als leefgebied voor konijnen. Door het regelmatig maaien van de velden krijgt het gras geen kans te verruigen tot taaie, oneetbare grashalmen, waardoor er altijd kort, voedselrijk gras voorhanden is. Vaak is de ondergrond zandig, waardoor holen makkelijk gegraven kunnen worden en zijn de velden omzoomd door hoge begroeiing waarin het konijn zijn toevlucht kan vinden (Stichting Faunabeheereenheid Noord-Brabant, 2007a). Konijnen brengen echter de nodige overlast met zich mee. Dit hoofdstuk gaat in op de verschillende soorten schade die konijnen kunnen toebrengen aan voetbalvelden en welke gevolgen deze schade met zich meebrengt. Het geeft dan ook antwoord op de volgende vraag: wat voor soort

schade kunnen konijnen veroorzaken aan voetbalvelden en welke gevolgen kan deze schade met zich meebrengen?

3.1.2 Soorten schade

Konijnen kunnen vier soorten schade aan voetbalvelden veroorzaken: graafschade,

vraatschade, schade door urine en schade door uitwerpselen. De meest voorkomende schade veroorzaakt door konijnen is graafschade (J. de Jong, pers. med., 2007). Zowel velden van echt gras als van kunstgras hebben te maken met deze vorm van schade: beide hebben een zandige ondergrond waarin holen en gaten makkelijk gegraven kunnen worden (Stichting

Faunabeheereenheid Noord-Brabant, 2007a). Deze holen kunnen, in geval van lange

bewoning, uitgroeien tot één groot netwerk. Zo’n netwerk wordt een burcht genoemd

(Dierenbescherming Nederland, 2007). De Faunabescherming beweert echter dat de kans dat konijnen op een kaal sportveld gangen en holen graven nihil is. Holen worden namelijk vooral gegraven op plaatsen waar de kans op inregenen zo klein mogelijk is en er voldoende dekking is in de vorm van bijvoorbeeld struiken. Het Faunafonds is echter van mening dat sporters wel degelijk risico lopen zich te blesseren. Bovendien is er sprake van een maatschappelijk erkend probleem (Stichting Faunabeheereenheid Noord-Brabant, 2007b).

Omdat konijnen in groepen leven, kunnen ze door het eten van gras heel wat schade aan grasmatten veroorzaken (Stichting Faunabeheereenheid Noord-Brabant, 2007a). Deze schade wordt vraatschade genoemd.

Schade door urine is herkenbaar aan de bruine plekken in het veld. Op plaatsen waar door konijnen geürineerd is, gaat het gras dood (J. de Jong, pers. med., 2007). Ook

uitwerpselen van konijnen kunnen overlast veroorzaken. Onderstaande foto’s geven een duidelijk beeld van schade aan voetbalvelden veroorzaakt door konijnen.

Figuur 3.1: graafschade aan voetbalveld met gras Figuur 3.2: uitwerpselen op voetbalveld met kunstgras

(14)

3.1.3 Gevolgen

Voetbal wordt gespeeld in teamverband en met behulp van een bal. Daardoor is de aandacht van de sporters gericht op medespelers of op de bal. Het is daarom noodzakelijk dat het veld waarop gespeeld wordt een stabiele en egale ondergrond vormt. Vraat –en graafschade kunnen de grasmatten echter beschadigen. Het graven van holen kan verzakkingen in en rondom het veld veroorzaken. Er is zelfs een geval bekend waarbij een deel van een tribune verzakt raakte als gevolg van graafactiviteiten van konijnen (J. Dekkers, pers. med., 2007). Op de

onderstaande foto is een verzakking als gevolg van graafactiviteiten door konijnen te zien.

Figuur 3.3: Verzakking als gevolg van graafactiviteiten van konijnen (bron: Faunabeheereenheid Noord –Brabant, 2007)

Op plekken met graafschade ontstaat een minder stabiele ondergrond waardoor sporters zich kunnen verstappen of zich op een andere manier kunnen blesseren. Ook de plaatsen waar konijnen geürineerd hebben, kunnen de grasmatten beschadigen en daardoor voor een instabiele ondergrond zorgen (Stichting Faunabeheereenheid Noord-Brabant, 2007a).

De aanwezigheid van uitwerpselen op de velden ontsiert deze velden niet alleen, maar zorgt er ook voor dat sporters kunnen uitglijden en zich hierdoor kunnen blesseren. Over de

economische gevolgen van blessures is weinig te zeggen. Het is echter wel duidelijk dat deze kosten in sommige gevallen zeer hoog op kunnen lopen (Stichting Faunabeheereenheid

Noord-Brabant, 2007a).

Verenigingen hebben er groot belang bij dat schade aan velden snel wordt verholpen, zodat deze bespeelbaar blijven (Stichting Faunabeheereenheid Noord-Brabant, 2007b). Het onderhoud en herstel van de velden kost echter geld en zijn afhankelijk van de eisen die aan een veld worden gesteld. Het is bekend dat velden afgekeurd worden en wedstrijden verzet worden, doordat scheidsrechters het niet verantwoord vonden dat op dat veld gespeeld werd. Als gevolg hiervan, kunnen beheerder en de betreffende vereniging boetes krijgen opgelegd door overkoepelende organisaties. Daarnaast kan het zo zijn dat geblesseerde sporters de verenigingen aansprakelijk stellen voor hun opgelopen kwetsuur (Stichting

Faunabeheereenheid Noord-Brabant, 2007a).

Tot slot is vermeldenswaardig dat het probleem van schade door konijnen zich gedurende het hele jaar kan voordoen. In het voorjaar en de zomer is de overlast echter het grootst (Stichting Faunabeheereenheid Noord-Brabant, 2007a).

(15)

3.2

Maatregelen

3.2.1 Inleiding

De vraag die in dit hoofdstuk beantwoord zal worden luidt als volgt: welke, bij voorkeur

diersparende, maatregelen kunnen worden genomen om de schade aan voetbalvelden tegen te gaan?

De gewenste stand van het aantal konijnen op voetbalvelden is een nulstand. Konijnen zijn immers niet wenselijk op deze velden (Stichting Faunabeheereenheid Noord –Brabant, 2007a). Om deze nulstand te kunnen bereiken moeten maatregelen genomen worden. Het Faunafonds heeft daarom in 2002 een handboek uitgegeven waarin grondgebruikers voorgelicht worden over de mogelijkheden die zij hebben om schade door beschermde inheemse diersoorten, zoals het konijn, zoveel mogelijk te voorkomen en te beperken (Oord, 2002). In dit boek worden ook enkele maatregelen genoemd om schade veroorzaakt door konijnen te voorkomen en/ of tegen te gaan.

Naast deze maatregelen van het Faunafonds worden in dit hoofdstuk ook andere maatregelen besproken. Iedere maatregel wordt getoetst aan vier opgestelde criteria. Deze criteria zijn: “effectiviteit”, “kostenefficiëntie”, “arbeidsintensiviteit” en “publieke opinie”. De effectiviteit geeft weer in hoeverre de maatregel geschikt is om konijnen weg te houden, waardoor er geen schade meer wordt veroorzaakt aan de velden. Om te bepalen of het nemen van een maatregel een dure aangelegenheid is of niet, wordt het criterium “kostenefficiëntie” gebruikt. Voetbalverenigingen willen, in het algemeen, namelijk zo min mogelijk geld besteden aan de maatregel. Het criterium “arbeidsintensiviteit” geeft aan hoeveel werk en tijd het kost om een bepaalde maatregel te nemen. Idealiter is deze zo laag mogelijk. Tot slot geeft het criterium “publieke opinie” weer hoe de samenleving denkt over de te nemen maatregel. Vaak worden jachtmethoden waarbij het konijn gedood wordt, gezien als “zielig” en

“dieronvriendelijk”. Hierdoor kunnen deze maatregelen vaak niet op veel steun van het publiek rekenen.

Door middel van deze criteria wordt duidelijk welke maatregelen het meest geschikt zijn voor voetbalverenigingen teneinde het beperken en tegengaan van schade aangebracht door konijnen. Exacte informatie over deze criteria per maatregel ontbreekt echter, waardoor deze wellicht niet overeenkomt met andere informatie over de maatregelen.

3.2.2 Jagen

Wanneer de overlast door konijnen te groot wordt of de diersparende methoden niet effectief genoeg zijn, zullen jachtmethoden toegepast worden om schade aan velden tegen te gaan. De Minister heeft namelijk, op advies van het Faunafonds, besloten de jacht op konijnen toe te staan van 15 augustus tot 31 januari, op grond van artikel 65 uit de flora en faunawet (KNJV,

2007). Dit betekent dat in deze periode konijnen bestreden mogen worden met geweer, fretten

en buidels, en jachtvogels. Voor gebruik van geweer met kunstlicht geldt deze vrijstelling echter niet (Stichting Faunabeheereenheid Rivierenland, 2004). Om toch te jagen met geweer en kunstlicht moet een ontheffing aangevraagd worden bij de provincie.

De provincie Gelderland is van mening dat konijnen in principe te bestrijden zijn met fret en buidel wanneer preventieve maatregelen zoals het plaatsen van rasters en terreinbeheer zijn geprobeerd, maar niet effectief gebleken zijn. Indien de plek waar de overlast plaatsvindt in de bebouwde kom ligt en inzet van het geweer niet wensbaar is, worden in sommige gevallen jachtvogels ingezet (Stichting Faunabeheereenheid Overijssel, 2004). Het Faunafonds adviseert de provincie over deze maatregelen om konijnen te bestrijden.

Onderstaande figuren geven weer hoeveel konijnen er in de laatste jaren zijn gedood door middel van jaagtechnieken op nationaal en provinciaal niveau.

(16)

Figuur 3.4: Verloop van aantallen gedode konijnen in Gelderland in de periode1980-2000 (bron: KNJV, 2007).

Figuur 3.5: Nationale afschotcijfers in de periode 1980 – 2005. (bron: KNJV, 2007).

Fret en buidel (fretteren):

Deze methode kan alleen gebruikt worden wanneer er op het terrein konijnenpijpen aanwezig zijn. Bij het fretteren wordt gebruik gemaakt van de nieuwsgierigheid van de fret, niet van zijn drang om een prooi te vangen. Uit nieuwsgierigheid doorzoekt de fret de konijnenpijpen en jaagt daarbij de aanwezige dieren eruit (Stichting de Fret, 2007). De verdreven konijnen worden opgevangen in buidels die voor het uiteinde van de pijpen zijn geplaatst (Stichting

Faunabeheereenheid Noord –Brabant, 2007a). Na het vangen van de konijnen kan de keuze

worden gemaakt of de konijnen in leven worden gehouden om elders te worden uitgezet of om de dieren te doden, wat meestal het geval is. Ook voor het elders uitzetten van de konijnen

(17)

dient een ontheffing aangevraagd te worden (Stichting Faunabeheereenheid Noord –Brabant,

2007a). De kosten van deze maatregel zijn laag. Dit omdat het vaak uitgevoerd wordt door

plezierjagers, die maar weinig geld vragen voor hun diensten. Soms wordt dit zelfs nog vergoed door de gemeente. Wanneer op lange termijn de populatie regelmatig opgeschoond wordt, is de maatregel het effectiefst. Het publiek zal niet heel negatief tegenover deze maatregel staan. Dit omdat de konijnen ook in leven gehouden kunnen worden en het een natuurlijke manier van jagen is. Toch worden de gevangen konijnen in de meeste gevallen gedood, hetgeen niet op veel steun van het algemene publiek kan rekenen. Tot slot de arbeidsintensiviteit: om het gewenste effect (een nulstand) te bereiken moet de populatie regelmatig uitgedund worden. De voetbalverenging zelf zal er niet veel arbeid aan kwijt zijn, omdat het werk door anderen wordt gedaan.

Jachtgeweer:

Wanneer de maatregel “fret en buidel” als methode niet de bevredigende resultaten oplevert kan overgegaan worden op het gebruik van het geweer. Om het geweer te mogen inzetten, dient concreet in beeld te worden gebracht waarom preventieve maatregelen niet toereikend zijn om schade te voorkomen. Ook dient de aard en de omvang van de schade te worden gerapporteerd aan de provincie (Stichting Faunabeheereenheid Noord –Brabant, 2007a). Kosten van deze maatregel zullen bestaan uit het arbeidsloon van diegene die de konijnen afschiet. Omdat deze persoon een aantal dagen achter elkaar moet komen, kunnen deze kosten redelijk hoog oplopen. In sommige gevallen wordt dit echter vergoed door de gemeente. Het is een zeer effectieve maatregel wanneer het veld omzoomd is met rasters, zodat de konijnen niet opnieuw het veld op kunnen. Deze maatregel kan niet op steun van het publiek rekenen. Dit omdat de konijnen in elk geval gedood worden. Ook deze maatregel moet op de lange termijn regelmatig toegepast worden. Voor de verenigingen kost het echter geen arbeid, omdat zij de konijnen niet zelf hoeven af te schieten.

Geweer en kunstlicht

Bestrijding van konijnen met geweer en kunstlicht (kaliber 22) kan toegepast worden na zonsondergang wanneer de konijnen het meest actief zijn. Zeker op terreinen als voetbalvelden is dit het geval vanwege de bedrijvigheid op de velden in het begin van de avond. Kunstgras en terreinen die omsloten zijn door bebouwing of bestrating zijn niet geschikt vanwege het risico van afdwalende kogels (Stichting Faunabeheereenheid Noord –Brabant, 2007a). De schade aanbrengende konijnen worden met een fel kunstlicht beschenen waardoor ze verblind aan de grond genageld blijven zitten en een gemakkelijk doel vormen voor de jager. Het faunafonds vindt dat deze methode eenmalig voor een korte periode gebruikt mag worden, nadat er een konijnenwerend raster is aangebracht. Op deze manier kan op een effectieve manier het afgerasterde terrein vrijgemaakt worden van konijnen (Stichting

Faunabeheer-eenheid Overijssel, 2004). In combinatie met een konijnen werend raster is deze maatregel

dus zeer effectief. In andere gevallen zal er op de lange termijn regelmatig geschoten moeten worden, waardoor de arbeidsintensiviteit en kosten van deze maatregel redelijk hoog liggen. Echter, ook hier is het zo dat de verenigingen de maatregel niet zelf hoeven uit te voeren en dat de kosten in sommige gevallen vergoed worden door de gemeente. Het publiek zal tegen deze maatregel zijn, vanwege het eerst weerloos maken en daarna doden van de konijnen.

Jachtvogels (in combinatie met jachthond of fret):

Deze vorm van jacht wordt ook wel ecologische jacht genoemd vanwege het feit dat met deze vorm van jacht geluidshinder en hagelschade worden voorkomen en het bestrijden van de konijnen op natuurlijke wijze gebeurd (Birds @ Work, 2007). Om deze redenen is jacht met jachtvogels dan ook overal toegestaan zonder dat er een ontheffing moet worden aangevraagd

(18)

en zal het publiek een niet heel negatieve mening over deze manier van jagen hebben. Toch worden de konijnen gedood, hetgeen door het publiek “zielig” gevonden wordt. Honden jagen de konijnen uit de dekking (of door fretten uit de holen) waarna ze worden gedood door de jachtvogels. Vooral haviken en slechtvalken worden gebruikt als jachtvogels (Stichting

Faunabeheereenheid Noord –Brabant, 2007a). De kosten voor deze maatregel zijn laag,

omdat de konijnen meteen voedsel voor de jachtvogels vormen en vaak alleen

kilometervergoeding wordt gevraagd door de valkenier. De maatregel werkt het effectiefst wanneer op lange termijn de populatie regelmatig wordt opgeschoond. Hierdoor ligt de arbeidsintensiviteit hoger, maar ook hier worden de activiteiten uitgevoerd door anderen dan de voetbalverenigingen. Op onderstaande foto zijn valkeniers bezig om met behulp van fretten de konijnen uit hun holen te jagen, waardoor de vogels ze kunnen vangen.

Figuur 3.6: Valkeniers gebruik makend van fretten om konijnen uit hun pijpen te jagen (bron: Birds @ Work, 2007)

3.2.3 Andere maatregelen dan jagen

Omdat de landelijke populatie van konijnen tussen 1990 en 2003 met 90% gedaald is (Drees &

Kuiper, 2006), is het van belang dat naast maatregelen waarbij konijnen gedood worden ook

maatregelen genomen kunnen worden waarbij konijnen in leven blijven. Hoewel er de laatste jaren weer een kleine stijging in de populaties is waar te nemen (Stichting

Faunabeheereenheid Noord –Brabant, 2007a), hecht het Faunafonds waarde aan deze

diersparende maatregelen. De reden hiervoor is dat het, ondanks de lichte toename, nog steeds slecht gaat met de landelijke populatie konijnen. Gegevens van het CBS laten vanaf 1997 een neerwaartse trend in aantallen konijnen in Nederland zien. Zelfs de lichte toename vanaf 2003 ligt nog ver beneden het oorspronkelijke aantal konijnen in Nederland in 1997 (CBS, 2007).

In deze paragraaf worden verschillende diersparende maatregelen genoemd. Deze lijst is echter niet limitatief van aard. Ook wordt aan de hand van de vier opgestelde criteria ingegaan op de bruikbaarheid van de maatregelen, zoals de effectiviteit van de maatregelen: over het algemeen kan gesteld worden dat hoe afwisselender en onvoorspelbaarder de maatregelen zijn, hoe hoger de effectiviteit wordt (Oor., 2002).

Onaantrekkelijk maken van de velden

Op alle voetbalvelden vindt onderhoud van de aanwezige beplanting plaats. Dit onderhoud kan zo worden gepland, dat dichte begroeiing aan de randen van het veld kort wordt gehouden. Op deze manier kan het terrein grotendeels onaantrekkelijk gemaakt worden voor konijnen

(Stichting Faunabeheereenheid Noord –Brabant, 2007a). Ze kunnen immers geen gebruik meer maken van de veiligheid van de dichte begroeiing om een veld en zullen hierdoor nog zeer weinig mogelijkheden hebben om weg te vluchten voor gevaar. In combinatie met het

(19)

onaantrekkelijk maken van de sportvelden, kunnen gebieden in de buurt van de velden veranderd worden in aantrekkelijke leefgebieden voor konijnen, zodat deze zich kunnen verplaatsen naar die speciaal ingerichte leefgebieden. Vooral wanneer deze gebieden

aantrekkelijker zijn dan de omringende gebieden, zal er op die plekken een concentratie van konijnen plaatsvinden (Drees & Kuiper, 2006). De konijnen die schade veroorzaken aan de velden kunnen natuurlijk ook weggevangen worden met behulp van fret en buidel. Zoals verteld bij de maatregel “fret en buidel” kan er bij deze methode voor gekozen worden de konijnen in leven te houden. De gevangen konijnen kunnen vervolgens uitgezet worden in de voor hen aantrekkelijk ingerichte gebieden. Hierbij is echter wel sprake van een verplaatsing van het probleem: in de gebieden waar de konijnen weer losgelaten worden, kan weer overlast ontstaan. Bovendien is het mogelijk dat de konijnen weer terugkomen. Een ander probleem bij deze maatregel is dat de begroeiing rond voetbalvelden vaak een functie heeft van windkering of afscheiding. Om deze reden zullen sporters niet erg positief tegenover de maatregel staan. Bovendien bepaald de functie van de begroeiing de manier van onderhoud en is maatwerk noodzakelijk. Er kan hierdoor geen standaard beheerplan opgesteld worden (Stichting

Faunabeheereenheid Noord –Brabant, 2007a).

De kosten voor deze maatregel zullen laag zijn. Dit omdat het onderhoud aan de velden toch betaald moet worden. Voor het wegvangen van de konijnen zal wel het uurloon van

diegene betaald moeten worden die de konijnen vangt. Helaas is de maatregel niet erg effectief: het weghalen van de begroeiing aan de randen van de velden kan immers niet verzekeren dat er geen konijnen meer zullen opduiken. Wel zal het aantal konijnen (en daarmee de schade) op de velden zeer waarschijnlijk afnemen.

Een pluspunt is dat het algemene publiek de maatregel zal steunen. Er worden immers geen konijnen gedood. Wel is de maatregel arbeidsintensief: het weghalen van de begroeiing zal een verandering in de onderhoudswijze vereisen, waardoor er wat meer werk geleverd zal moeten worden om de begroeiing laag te houden. Het wegvangen van de konijnen zal

meerdere dagen achtereen uitgevoerd moeten worden. Bovendien moet een vergunning aangevraagd worden voor het loslaten van de konijnen in een ander gebied (Stichting

Faunabeheereenheid Noord –Brabant, 2007a).

Gebruik van geur –en smaakstoffen

Tabasco, houtskool en de stof Methyl Anthranilaat kunnen gebruikt worden als afweermiddel. Het zijn (chemische) smaakstoffen die door middel van smeren of spuiten aangebracht worden op de te beschermen gewassen of gewasdelen (Oord, 2002). Op deze manier worden gewassen en velden onaantrekkelijk gemaakt als foerageerplek (Drees & Kuiper, 2006). Boeren in Nederland maken sinds een aantal jaar gebruik van tabasco om hun gewassen te beschermen tegen vraat door onder andere konijnen. De brandende smaaktoevoeger is effectief in het afschrikken van de konijnen: “ze springen van schrik een meter de lucht in”, aldus een woordvoerder van een landbouworganisatie (FOK! Frontpage, 2004). Tabasco kan ook door voetbalverenigingen ingezet worden om vraatschade aan grasmatten te voorkomen.

Dierenbeschermers hebben niets tegen het gebruik van deze smaakstof: “het is beter dan het veld ingaan met een geweer”. Er wordt geprobeerd tabasco als officiële pesticide geregistreerd te krijgen, zodat men aanspraak kan maken op subsidies en het op grotere schaal kan gaan gebruiken (FOK! Frontpage, 2004).

Het sproeien van de chemische stof Methyl Anthranilaat of een suspensie van houtskool en een middel dat stoffen aan planten bindt, zijn beiden effectieve methoden om vraatschade door onder andere konijnen tegen te gaan. De middelen bleken 15 tot 20 dagen effectief te zijn. Dit betekend dat de stoffen meerdere malen per seizoen aangebracht moeten worden. Hierdoor is het een arbeidsintensieve en dure methode om schade te voorkomen (Drees & Kuiper, 2006). Van al deze smaakstoffen kan bovendien de effectiviteit teniet gedaan worden door een

(20)

regenbui of na sterke groei. Het effect is dan weg en de stoffen moeten opnieuw aangebracht worden (Oord, 2002). Dit maakt het een arbeidsintensieve maatregel.

Naast smaakstoffen kunnen ook geurstoffen ingezet worden als afweermiddel. Het handboek Faunaschade van het Faunafonds spreekt van een “geurgordijn” als maatregel om onder andere konijnen af te schrikken en zo schade aan gewassen en velden te voorkomen. Zo’n gordijn wordt gecreëerd door op regelmatige afstand afschrikkende geurstoffen langs perceelranden aan te brengen. Hierdoor wordt het inlopen van dieren voorkomen of beperkt. Bekende wildwerende geurstoffen zijn hertshoornolie, roofdiermest en dierlijke teer. Ook wordt wel zogenaamde kalkmest gebruikt, bestaande uit een mengsel van varkensmest, koemest en kalk. Voor het aanbrengen van de geurstoffen worden lappen of touw

geïmpregneerd met de geurstof en op neushoogte van de te weren diersoort opgehangen. Roofdiermest of kalkmest wordt in potjes opgehangen langs de perceelranden. De onderlinge afstand tussen de “geurvlaggen” bedraagt maximaal 10 meter. Een geurgordijn alleen is echter niet voldoende en moet gecombineerd worden met andere maatregelen (Oord, 2002). Wel wordt de maatregel gesteund door het publiek omdat de dieren gespaard worden.

Akoestische maatregelen

Konijnen kunnen ook door middel van geluid verjaagd worden. Hiervoor kan gebruik gemaakt worden van knalapparaten en elektronische geluidsgolven. Knalapparaten bestaan uit een soort gaskanonnen die harde knallen afgeven. Ze werken op propaan of butaan. De frequentie van de knallen is instelbaar van 1,5 tot 30 minuten. De beste resultaten worden gehaald bij een interval van 3 tot 5 minuten. Eén knalapparaat bestrijkt 0,5 tot 2 hectare. De apparaten kosten tussen de €150,- tot €450,- per stuk, exclusief gasfles. Eén gasfles met 10kg inhoud is over het algemeen genoeg voor 12.000 tot 15.000 detonaties. Voor het gebruik van deze apparaten is echter een Hinderwetvergunning vereist en ze mogen niet gebruikt worden in de buurt van de bebouwde kom, vanwege de geluidsoverlast die deze apparaten met zich meebrengen (Oord,

2002). Wel zijn ze erg effectief, vooral wanneer de frequentie van de knallen regelmatig

veranderd wordt. Hierdoor wordt gewenning voorkomen.

Er bestaan verschillende apparaten die elektronische of ultrageluidsgolven uitzenden om dieren te verjagen. Het bereik van de geluidsgolven is voor dieren onaangenaam waardoor zij het terrein na enige tijd gaan vermijden. Er zijn ook typen apparaten die angstkreten of kreten van roofvogels uitzenden. Bij anderen worden de geluiden afwisselend geselecteerd en met wisselende duur en pauzes uitgezonden, hetgeen de kans op gewenning beperkt. Ook zijn sommige apparaten onderhoudsvrij door middel van een ingebouwde batterij of zonnepaneel. Meestel worden ze aangebracht op een paal, boven het te beschermen veld. Het effectief bereik bedraagt ongeveer 1 hectare. De apparaten kosten tussen de €300,- en €500,- per stuk, waardoor het nemen van deze maatregel een dure aangelegenheid is. Ook deze maatregel is echter zeer effectief, omdat gewenning voorkomen kan worden.

De knalapparaten en apparaten die elektrische geluidsgolven uitzenden kunnen rekenen op draagvlak onder het publiek: de konijnen worden gespaard. Omwonenden zullen echter niet blij zijn met deze maatregel, vanwege de geluidsoverlast. De akoestische maatregelen zijn niet arbeidsintensief: het apparaat hoeft alleen neergezet en aangezet te worden. Wel kan het apparaat eens in de zoveel tijd verplaats worden en heeft het apparaat onderhoud nodig. Andere middelen zijn schriklint, ritselfolie, kleppermolentjes en rammelblikjes. Deze

middelen worden vooral gebruikt voor het verjagen van vogels en er is weinig bekend over de mate waarin ze effectief zijn bij het verjagen van konijnen. Nadelen van deze middelen zijn bovendien dat gewenning kan optreden en de meesten niet werken wanneerhetwindstil is (Oord, 2002).

(21)

Gaasrasters, sloten en wildroosters

Rasters van gaas zijn een zeer effectieve manier om niet vliegende diersoorten te weren van landbouwpercelen en sportvelden (Oord, 2002). Wil het raster effectief zijn in het weghouden van konijnen, dan moet het gaas minstens 20 centimeter ingegraven worden en mogen de mazen van het gaas niet breder zijn dan 25 millimeter. Het raster moet bovendien minstens 1 meter hoog zijn. De kosten van deze maatregel zijn hoog: €5,- tot €10,- per meter gaasraster. Wel zijn deze kosten inclusief arbeid. Verder is het een arbeidsintensieve maatregel en hebben sportvelden meerdere ingangen die vaak open blijven staan, waardoor konijnen alsnog het veld op kunnen komen (Stichting Faunabeheereenheid Noord –Brabant, 2007a). Er is echter een manier om dit te voorkomen: het aanleggen van wildroosters voor in –en uitgangen van de velden. Konijnen kunnen hier niet overheen lopen, omdat ze met hun pootjes door de roosters heen zakken. Bij velden die omringd worden door sloten bestaat de mogelijkheid om alleen bij de in –en uitgangen gaasrasters te plaatsen, eventueel in combinatie met een wildrooster. Op deze manier worden de kosten verminderd (J. Dekker, 2007).

Het aanleggen van gaasrasters is zeer effectief. Zeker wanneer voor de in –en uitgangen wildroosters worden aangelegd. Daarnaast blijft het raster voor een zeer lange periode staan, waardoor het probleem ook voor een lange tijd opgelost is. Tot slot worden de dieren gespaard, hetgeen ervoor zorgt dat de maatregel op steun van het publiek kan rekenen.

Honden

Bekend is dat konijnen wegvluchten voor honden (Akkermans, 2006). Een methode om konijnen weg te houden van voetbalvelden is dan ook het laten rondlopen van een hond. Het probleem bij deze maatregel is echter dat een veld omheind moet zijn met hekken, zodat de hond los rond kan lopen. Een aangelijnde hond zal namelijk niet hetzelfde effect hebben als een hond die losloopt. Wanneer de voetbalvereniging al over een hond beschikt en het veld is omzoomd met hekken, zijn de kosten voor deze maatregel nihil. Wanneer het veld echter nog omzoomd moet worden, zullen de kosten hoger zijn. De maatregel is effectief in het tijdelijk wegjagen van de konijnen. Wanneer de hond niet aanwezig is, zullen de konijnen weer

terugkomen. Het publiek zal deze maatregel zeer waarderen, er worden immers geen konijnen gedood. Wel is het een arbeidsintensieve maatregel wanneer er nog hekken of rasters geplaatst moeten worden. Wanneer het veld echter al omzoomd is, bestaat de arbeid enkel uit het voeren en verzorgen van de hond.

3.2.4 Toetsing criteria

Onderstaande tabel geeft een duidelijk beeld van de toetsing van iedere maatregel aan de vier opgestelde criteria “kostenefficiëntie”, “arbeidsintensiviteit”, “publieke opinie” en

“effectiviteit”. Door middel van plus –en mintekens is weergegeven in welke mate een

maatregel aan een bepaald criterium voldoet. Dit is de score van de maatregel op dat criterium. Er is gebruik gemaakt van 5 verschillende scores:

─ ─ = zeer slecht ─ = slecht 0 = neutraal + = goed + + = zeer goed

Voor iedere maatregel is in de tabel weergegeven wat de scores op de criteria zijn. De laatste kolom geeft de totale score in cijfers weer. Hoe hoger het cijfer, hoe beter de maatregel.

Hierbij moet echter gezegd worden dat subjectiviteit een rol heeft gespeeld bij het invullen van de tabel. Dit omdat er geen exacte informatie beschikbaar was over de kosten,

arbeidsintensiviteit, effectiviteit en meningen van het publiek. Hierdoor was het alleen mogelijk een algemeen beeld van deze criteria per maatregel te geven.

(22)

De maatregel met de laagste score is het jachtgeweer. De kosten hiervan zijn redelijk hoog, het kost veel tijd en werk om het goed uit te voeren en het publiek staat niet positief tegenover de maatregel. Het inzetten van een hond (waarbij het veld al omzoomd is met hekken) blijkt de beste maatregel te zijn voor voetbalverenigingen. De kosten zijn laag, het vereist weinig arbeid, de effectiviteit is goed en de maatregel kan op steun van het publiek rekenen. Dit zorgt ervoor dat de totale score op 6 uitkomt, de hoogst behaalde score. Wanneer er echter nog geen hekken aanwezig zijn, hoort deze maatregel bij een van de slechtste en komt de score op – 1 uit.

Criteria Maatregelen

Kostenefficiëntie Arbeids-

intensiviteit Effectiviteit Publieke opinie Totaal Fret en buidel + ─ + 0 1 Jachtgeweer ─ ─ + ─ ─ - 3 Geweer en kunstlicht ─ ─ + + ─ ─ - 2 Jachtvogels + ─ + ─ 0 Onaantrekkelijke velden + + ─ ─ + 1 Geurstoffen en smaakstoffen + ─ ─ ─ + + 0 Akoestische maatregelen ─ ─ + + + ─ 0 Gaasrasters ─ ─ ─ ─ + + + + 0 Honden * ─ ─ ─ ─ + + + - 1 Honden ** + + + + + + 6

Tabel 3.1: Toetsing maatregelen aan criteria kostenefficiëntie, arbeidsefficiëntie, effectiviteit en publieke opinie.

* Deze resultaten van de toetsing gelden alleen wanneer er geen hekwerk aanwezig is.

** Deze resultaten van de toetsing gelden alleen wanneer er al een hekwerk om het veld aanwezig is. 3.2.5 Onofficiële maatregelen

Uit anonieme bronnen blijkt dat voetbalverenigingen de problemen die ze hebben met konijnen vaak zelf oplossen. Dit gebeurd om verschillende redenen: vaak wil men meteen actie en niet wachten tot de provincie ontheffingen heeft verleend, hetgeen lang kan duren. Ook bestaat de kans dat de ontheffing niet wordt verleend omdat de preventieve maatregelen die genomen dienen te worden niet uitvoerig genoeg toegepast zijn. Het nemen van deze maatregelen kan de vereniging veel tijd en geld kosten. Het zelf oplossen van de

konijnenoverlast komt vaak neer op inschakelen van vrienden of kennissen die in het bezit zijn van fretten of jachtvogels en op deze manier de konijnen doden of verjagen. In sommige gevallen worden dode konijnen uit bossen of andere gebieden gehaald die zijn omgekomen door de ziekte VHS en myxomatose. Deze worden vervolgens aan de randen van de

sportvelden gelegd om de ziekten te verspreiden onder de konijnen.

3.3

Ontheffingen

3.3.1 Inleiding

In de meeste gevallen zijn voetbalvelden eigendom van de gemeente waarin deze gelegen zijn. Wanneer een voetbalvereniging grote schade ondervindt van konijnen, kan de gemeente bij de provincie een ontheffing aanvragen om deze schade te bestrijden. Er moet in dat geval wel

(23)

sprake zijn van ernstige schade en er moeten al verschillende maatregelen zijn geprobeerd om de overlast te beperken. Hierbij valt te denken aan het plaatsen van gaasrasters, maar ook het jagen in de bejaagbare periode, die loopt van 15 augustus tot 31 januari. Buiten deze periode dient een ontheffing aangevraagd te worden voor het bestrijden van konijnenschade op voetbalvelden. Deze ontheffing kan verleend worden op grond van artikel 65 van de Flora en Faunawet of op grond van artikel 68 van deze wet (zie bijlage 1).

Van de provincie Gelderland zijn de ontheffingen voor het bestrijden van konijnen op voetbalvelden van de afgelopen drie jaar verkregen. Voor 2007 zijn aanvragen verkregen tot en met 3 september. In totaal gaat het hierbij om veertien aanvragen van ontheffingen. Deze ontheffingen zijn gebruikt om meer inzicht te krijgen in situaties waarin ontheffingen aangevraagd worden en welk aantal aangevraagd en verleend is. Zodoende kan beter achterhaalt worden hoe groot het probleem in Gelderland ongeveer is. Dit hoofdstuk geeft antwoord op de vraag: in welke situaties en hoe vaak per jaar worden door

voetbalverenigingen in Gelderland ontheffingen aangevraagd voor het bestrijden van konijnen?

3.3.2 Toetsing aanvragen

De provincie Gelderland hanteert 4 toetsingscriteria voor het toetsen van aangevraagde ontheffingen voor het bestrijden van konijnen op voetbalvelden. Deze criteria zijn:

1) Is er sprake van een bejaagbaar veld (zie artikel 10 en 11 van het Jachtbesluit,

bijlage 1)? Het gebruik van een geweer bij het bestrijden van konijnen kan alleen gebruikt worden wanneer het terrein geschikt is voor bejaging (het terrein maakt deel uit van een

bejaagbaar veld). Vrijwel alle sportvelden liggen in de bebouwde kom of grenzen direct aan de bebouwde kom. In deze situaties is bejaging met een geweer niet mogelijk, tenzij hier door de provincie een ontheffing voor is verleend. Ook is het verboden te jagen van zonsondergang tot zonsopgang, tenzij de provincie een ontheffing heeft verleend om ’s nachts te jagen met kunstlicht (Flora- en Faunawet, artikel 53, zie bijlage 1). Met een fret is bejaging wel toegestaan (Gedeputeerde Staten van Gelderland, 2007).

2) Is er sprake van aangetoonde en dreigende belangrijke schade? Een ontheffing

wordt slechts verleend wanneer er sprake is van een aangetoonde (dreigende) belangrijke beschadiging van de grasmat waardoor de kans op sportblessures toeneemt en/of het veld dreigt te worden afgekeurd voor wedstrijden.

Konijnen kunnen door graafactiviteiten grote schade toebrengen aan voetbalvelden. Vooral bij voetbalvelden met dekking (houtopslag, struiken, e.d.) is de kans op schade groot. De kans op sportblessures kan toenemen door deze graafactiviteiten. Tevens kan een veld worden

afgekeurd voor een wedstrijd wanneer deze schade groot is. Zichtbare schade wordt altijd zo spoedig mogelijk hersteld, maar er blijft kans op verzakking van de graszode door

konijnengangen die nog steeds aanwezig zijn onder het veld (Gedeputeerde Staten van

Gelderland, 2007).

3) Zijn er andere bevredigende oplossingen? Voordat een ontheffing kan worden

afgegeven, moet aantoonbaar zijn gemaakt dat er geprobeerd is om de schade te verminderen door gebruik te maken van andere maatregelen. Zoals het inrasteren van de velden, bejaging met fret, en/of het bejagen met geweer in de bejaagbare periode. Dit laatste is alleen het geval wanneer het voetbalveld buiten de bebouwde kom in een bejaagbaar veld gelegen is

(Gedeputeerde Staten van Gelderland, 2007).

4) Is de gunstige staat van instandhouding van de te bestrijden soort in het gevaar?

De populatie grootte van het konijn is dusdanig, dat het doden van konijnen op een

voetbalveld geen nadelige invloed heeft op de gunstige staat van instandhouding van de soort. Tevens staat het konijn op de vrijstellingslijst en is bejaagbaar van 15 augustus tot 31 januari

(24)

Wanneer aan deze vier toetsingscriteria is voldaan, kan worden overgegaan tot het afgeven van de ontheffing. Wanneer hier niet aan wordt voldaan, wordt de ontheffing niet afgegeven. 3.3.3 Aangevraagde en verleende ontheffingen

Van de ontvangen ontheffingen van de periode 20 juli 2005 t/m 3 september 2007 zijn er vier uit het jaar 2005, vijf uit het jaar 2006 en vijf uit het jaar 2007 (zie figuur 3.7).

In 2005 zijn er drie ontheffingen niet verleend, slechts één is daadwerkelijk verleend. Van de niet verleende ontheffingen zijn er twee niet verleend, omdat deze aanvragen niet volledig en niet goed onderbouwd waren. Eén ontheffing is niet verleend omdat er andere bevredigende oplossingen waren om de konijnenoverlast te beperken: er zijn niet voldoende middelen geprobeerd voordat de ontheffing is aangevraagd. In 2006 zijn drie ontheffingen verleend, en twee niet verleend. Eén ontheffing is niet verleend omdat er geen preventieve maatregelen zijn genomen en omdat de schade niet dermate hoog is dat er problemen optreden, en de andere ontheffing is niet verleend omdat de verstrekte gegevens onvolledig waren. In 2007 zijn alle vijf de ontheffingen verleend.

0 1 2 3 4 5 6 2005 2006 2007 jaartal aa nt al o nt he ff in ge n niet verleend verleend

Figuur 3.7: Aantal verleende en niet verleende ontheffingen in de provincie Gelderland voor de jaren 2005, 2006 en 2007.

3.3.4 Situaties

Uit de verkregen ontheffingen blijkt dat een aanvraag vooral wordt ingediend wanneer er sprake is van grote schade aan de grasmat van de velden. In vrijwel alle gevallen betreft dit ernstige graafschade, waardoor sporters blessures kunnen oplopen. In de meeste gevallen hebben de voetbalclubs al verschillende maatregelen genomen voordat een ontheffing wordt aangevraagd. De meest genoemde maatregelen zijn: jagen met fret en buidel, het aanbrengen van gaas of rasters langs de velden (al dan niet konijnenwerend) en bejaging met geweer in de bejaagbare periode. Andere al geprobeerde maatregelen zijn: het plaatsen van schrikdraad rond de velden, het verjagen van de konijnen en het aanbrengen van plastic linten. Wanneer deze maatregelen niet effectief blijken te zijn, wordt overgegaan tot het aanvragen van een ontheffing.

Daarnaast worden ontheffingen aangevraagd door voetbalverenigingen die binnen de bebouwde kom liggen. Hier mag namelijk niet zonder ontheffing gejaagd worden. Tot slot vragen verenigingen die buiten de bebouwde kom gelegen zijn ontheffingen aan wanneer zij buiten de bejaagbare periode gebruik willen maken van geweer, eventueel in combinatie met kunstlicht. Zie voor alle voorwaarden verbonden aan ontheffingen artikel 53, 65 en 68 van de Flora- en Faunawet en artikel 10 en 11 van het Jachtbesluit (bijlage 1).

(25)

3.4

Perceptie voetbalverenigingen

3.4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de uitkomsten van de enquête besproken aan de hand van de volgende vraag: wat is de perceptie van voetbalverenigingen in Gelderland omtrent de schade aan

voetbalvelden en de gevolgen van deze schade?

De betreffende enquête is opgenomen in bijlage 3. De resultaten zijn verwerkt in diagrammen en tabellen. Er is vooral gewerkt met percentages. Op deze manier kunnen antwoorden makkelijk vergeleken worden. De meest relevante diagrammen en tabellen worden in dit hoofdstuk weergegeven. Voor de overige figuren wordt verwezen naar de bijlagen.

De respons op de verstuurde enquêtes bedraagt 13%. Van de 357 verstuurde enquêtes zijn er 42 (gedeeltelijk) ingevuld en teruggestuurd. Verder is van 5 voetbalverenigingen telefonisch informatie verkregen en meegenomen als resultaat. De voetbalverenigingen hebben gemiddeld 500 leden en varieert tussen de 160 en 1050. De grootte van de velden per voetbalvereniging bedraagt gemiddeld 3,3 hectare en ligt tussen de 1,5 en 8 hectare.

Van de 47 voetbalverengingen hebben 15 voetbalverenigingen aangegeven daadwerkelijk schade te ondervinden van konijnen.

3.4.2 Schade door konijnen en de gevolgen Van de voetbalverenigingen die

de enquête geretourneerd hebben, blijkt 33 % in de afgelopen 3 jaar schade te hebben ondervonden van konijnen (zie figuur 3.8). De verenigingen die schade hebben ondervonden

controleren hun velden in de meeste gevallen elke dag (40%) of elke week (53%). Hierbij wordt in 53% van de gevallen bij iedere controle schade geconstateerd (zie bijlage 4, figuur 1). Vermoedelijk wordt de frequentie van controles

aangepast aan de mate van aangebrachte schade. Deze schade bestaat voor 52% uit graafschade. Verder is ook sprake van schade door uitwerpselen (24%) en urine (17%). Van vraatschade aan grasmatten blijkt nauwelijks sprake (zie bijlage 4, figuur 2).

Graafschade blijkt de grootste gevolgen te hebben. Hiermee wordt schade aan grasmatten en

verzakkingen in en rondom het veld veroorzaakt. Bij 67% van de

voetbalverenigingen met overlast, leidt schade aan voetbalvelden tot blessures Nee

67%

Ja 33%

Figuur 3.8: overlast door konijnen op voetbalvelden.

0 2 4 6 8 10 12 14 16 Bl es su re s bi j sp or te rs Ve rz ak ki ng en in e n ro nd om h et v el d Sc ha de a an gr as m at te n la ss en /v er pl aa ts en n w ed st rij de n do or sc ha de

(26)

bij sporters (zie figuur 3.9). Het aantal voorgekomen blessures ligt tussen de 0 en 10 gevallen in de afgelopen 3 jaar. Hierbij ondervindt 47% van de verenigingen met schade 1-5 blessures in de afgelopen drie jaar (zie bijlage 4, figuur 3).

De geschatte schade per jaar varieert van Є 0,00 tot Є 4000,00. Enkele verenigingen hebben op deze vraag geen concreet bedrag genoemd. In een aantal gevallen worden reparaties uitgevoerd door

gemeenten of vrijwilligers. In deze gevallen blijkt het vaak niet mogelijk om een concreet bedrag te noemen.

Verder is de trend van de overlast door konijnen onderzocht. Bijna de helft (45%) van de

voetbalverenigingen met schade ervaart een stijging in de overlast. 33% geeft aan dat de overlast min of meer gelijk

blijft en 22% ervaart een daling (zie figuur 3.10). Van de voetbalverenigingen met schade ervaart 53% deze als ernstig. 20% geeft aan de overlast als zeer ernstig te ervaren (zie figuur 3.11).

3.4.3 Ontheffingen Bij 60% van de

voetbalverenigingen met overlast is bekend dat ontheffingen op de Flora- en Faunawet kunnen worden aangevraagd. 40% van voetbalverenigingen die overlast ondervinden heeft in de

afgelopen 3 jaar een ontheffing aangevraagd (zie bijlage 4, figuren 4 en 5).

Een enkele voetbalvereniging geeft aan dat het in eerste instantie niet duidelijk was bij welke instantie ze moesten zijn om de schade te (laten) bestrijden.

In de enquête is geïnformeerd naar eventueel aangevraagde en verleende ontheffingen gedurende de afgelopen drie jaar. In deze drie jaar is een duidelijke stijging waargenomen. In 2005 zijn twee ontheffingen aangevraagd, in 2006 drie en in 2007 zeven.Volgens de voetbalverenigingen zijn alle aangevraagde ontheffingen daadwerkelijk verleend (zie figuur 3.12). Gelijk gebleven 47% Verminderd 20% Toegenomen 33%

Figuur 3.10: trend van de overlast van konijnenschade

Ernstig 53% Niet ernstig 27% Zeer ernstig 20%

(27)

3.4.4 Maatregelen

Van de voetbalverenigingen die hebben aangegeven dat ze schade ondervinden, heeft 87% daadwerkelijk maatregelen getroffen om de schade tegen te gaan. 46% van de

voetbalverenigingen die maatregelen nemen, hebben meerdere maatregelen genomen. Het aanbrengen van gaasrasters (30%) en het jagen met geweer en kunstlicht (35%) worden het meest genoemd als getroffen maatregelen. Het jagen met fret en buidel (10%) en het vangen en elders loslaten van de konijnen (15%) wordt minder vaak toegepast. Het gebruik van jachtvogels is onder de betreffende voetbalverenigingen niet toegepast. 70% van de getroffen maatregelen zijn volgens de voetbalverenigingen effectief. De maatregelen waarbij konijnen worden gedood bleken volgens de verenigingen in 89% van de gevallen effectief, de diersparende maatregelen zijn voor 55% effectief (zie figuur13.3 op de volgende pagina).

Enkele voetbalverenigingen hebben aangegeven andere maatregelen getroffen te hebben. Hieronder zijn genoemd: het hele complex af sluiten (door middel van gaasrasters, sloten en wildroosters), het opzettelijk verspreiden van ziekten, het strooien van bloedmeel op de velden, het plaatsen van schrikdraad en het aanbrengen van gaas over dichtgemaakte gaten. Het is niet bekend in hoeverre deze maatregelen effectief zijn. Een enkele voetbalvereniging heeft

aangegeven tijdens de zomerstop de velden af te zetten met gaas. Dit bleek schade te voorkomen.

0 1 2 3 4 5 6 7 2005 2006 2007 Aangevraagd Verleend

Referenties

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN

- Aan het SVHW te vragen rekening te houden met en zich in te leven in de positie van de gemeente Albrandswaard bij de implementatie van de Europese Algemene Verordening

Sinds 2004 worden op het KNSF-terrein inventarisaties naar (beschermde) flora en fauna uitgevoerd. Op basis van deze inventarisaties zijn de effecten van voorgenomen

Het college verstrekt de gegevens vervolgens zelf, al dan niet systematisch, met dien verstande dat slechts gegevens worden verstrekt die noodzakelijk zijn voor de goede

De kerndoelen ter voorbereiding op dagbesteding zijn erop gericht dat leerlingen hun competenties voor de praktijk van hun dagelijkse activiteiten optimaal kunnen

Door de informatieplicht voor private schuldbemiddelaars in artikel 4, eerste lid, van het vrijstellingsbesluit, zijn schuldenaren op de hoogte van de mogelijkheden tot

Gedeputeerde Staten van Flevoland op 4 januari 2016 op grond van artikel 7.17 Wet milieubeheer besloten dat bij de voorbereiding van het besluit op de aanvraag om een

In een overweging ten overvloede voegt de voorzieningenrechter nog toe dat zelfs al zou worden aangenomen dat er sprake zou zijn van overdracht van know how,

Is de onderneming in de afgelopen vijf jaar als bestuurder, aandeelhouder, maat of (stille) vennoot betrokken (geweest) bij andere onderneming(en),* zoals een NV, BV, CV,