• No results found

Objectiviteit of autoriteit?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Objectiviteit of autoriteit?"

Copied!
64
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Objectiviteit of autoriteit?

Een filosofische studie naar de implicaties van journalistieke objectiviteit en de daaruit volgende consequenties voor de houding van journalisten tegenover experts

Masterscriptie

Naam student: Matthijs Bremer

Studentnummer: 11933925

Studie: Wijsbegeerte (MA)

Namen eerste begeleiders: Stefan Niklas (verantwoordelijk) en Thomas Muntz

Naam tweede lezer: Maarten Coolen

22.937 Woorden

(2)

2

Samenvatting

De journalistiek mist vaak cruciale details waardoor belangrijke maatschappelijke problemen onderbelicht blijven. Volgens de meeste analyses komt dit, doordat veel journalisten niet objectief genoeg zouden zijn. Toch missen journalisten die objectief handelen vaak ook belangrijke details.

Er is echter één type journalistiek dat in vrijwel elke zaak alle belangrijke details weet te ontdekken. Dit is de onderzoeksjournalistiek, of verantwoordingsjournalistiek, zoals ik dit type journalistiek in mijn scriptie zal noemen. Verantwoordingsjournalistiek wordt echter minder gebezigd en komt vaak minder prominent in het nieuws dan andere typen journalistiek. De dominante manier om journalistiek te bedrijven is namelijk toegangsjournalistiek,

journalistiek die claims van personen met autoriteit publiceert. Hierdoor worden feiten die voor personen met autoriteit niet welgevallig zijn, en feiten die niet bekend zijn bij personen met autoriteit, niet gepubliceerd. Hierdoor is de kennis die toegangsjournalisten voortbrengen vaak eenzijdig en soms foutief.

Dit roept een vraag op. Waarom is toegangsjournalistiek zo dominant als deze stroming minder goed in staat is om alle relevante feiten te ontdekken? In mijn scriptie zal ik beargumenteren dat de prominentie van toegangsjournalistiek deels het resultaat is van de manier waarop objectiviteit door journalisten wordt begrepen en uitgevoerd. Ik zal door middel van Theodore Schatzki’s concept van sociale praktijken laten zien dat journalistieke objectiviteit vaak wordt begrepen als het verbod om situaties zelf te mogen interpreteren. Vervolgens laat ik zien dat journalisten dit begrip in de praktijk brengen door de meest gezaghebbende experts te laten spreken die op basis autoriteit, die voortkomt uit de veronderstellingen van de journalisten, worden geselecteerd.

Vervolgens zal ik door middel van de epistemologie van Donald Davidson laten zien dat het logisch is dat journalisten die experts selecteren op basis van autoriteit, die voortkomt uit hun veronderstellingen, eenzijdige en soms foutieve kennis voortbrengen. Ten slotte zal ik met de filosofie van Richard Rorty laten zien dat het aannemelijk is dat journalisten eenzijdige en soms foutieve kennis voortbrengen, omdat ze de epistemologische status van een van hun kernfuncties, het duiden van situaties, niet begrijpen. Ik zal beargumenteren dat deze foutieve epistemologische veronderstellingen journalisten er ook toe aanzet om experts op basis van hun bestaande veronderstellingen te selecteren. Ik zal laten zien dat hieruit blijkt dat het huidige journalistieke objectiviteitsideaal journalisten ertoe aanzet om experts op basis van autoriteit, die voortkomt uit de veronderstellingen van de journalist, te interviewen. Ten slotte zal ik op basis van de filosofie van Rorty de basisprincipes voor een nieuw objectiviteitsideaal, dat beter bij de epistemologische status van duiding past, voorstellen om dit probleem op te lossen.

(3)

3

Index

Introductie 4

1. Onbetrouwbare journalistiek 9

-1.1 Een tekort aan objectiviteit?

9

-1.2 De problemen van objectieve journalistiek 12

2. Journalistieke objectiviteit als praktijk 18

-2.1 Wat is een praktijk? 19

-2.2 De praktijk journalistieke objectiviteit 24

3. De epistemologie van de journalistieke autoriteit 35

-3.1 Donald Davidson: hoe de eenzijdige en soms foutieve kenniswerving in de journalistieke praktijk tot stand komt 36

-3.2 Richard Rorty en de rol van duiding 46

Conclusie 55

(4)

4

Introductie

De journalistiek is volgens velen een discipline onder druk. Onder het publiek heerst, zoals de mediawetenschapper Nick Davies laat zien, al meer dan tien jaar het beeld dat de media worden beheerst door luie journalisten die weigeren hun onderzoek goed uit te voeren.1 In werkelijkheid is dit natuurlijk wat scherp gesteld, maar er is zeker wel wat aan de hand. De journalistiek mist vaak cruciale informatie, terwijl nader onderzoek onthult dat de details meestal wel bij een aantal journalisten bekend waren.2 De informatie blijkt ten tijde van de gebeurtenissen door de meeste journalisten niet te zijn opgepakt of verspreid. Vaak worden maatschappelijke problemen hierdoor niet op tijd herkend. Pas als de zaak grote

maatschappelijke gevolgen blijkt te hebben, krijgt deze informatie grote algemene waardering. Een voorbeeld hiervan is de berichtgeving rondom de risicovolle hypotheekverstrekking die tot de financiële crisis van 2007 heeft geleid. Hoewel sommige journalisten bijvoorbeeld wel over de gevaren van het bundelen en doorverkopen van risicovolle hypotheken hebben gepubliceerd, hadden de meeste journalisten weinig oog voor dit werk van hun collega’s.3 In de mediawetenschappen wordt het probleem vaak geconstateerd. Toch weet dit

wetenschapsveld geen antwoord op dit probleem te bieden.4 In deze scriptie ontwikkel ik een nieuw filosofisch perspectief op deze kwestie. Door middel van epistemologie probeer ik nieuw licht te schijnen op de hedendaagse mediawetenschappelijke discussie.

In mijn scriptie onderzoek ik hoe de manier waarop journalisten objectiviteit ervaren, bijdraagt aan de totstandkoming van het onvermogen van de journalistiek om alle relevante feiten te ontdekken of verspreiden. Mijn onderzoeksvraag is: op welke manier zet objectiviteit de maatschappelijk georiënteerde journalistiek ertoe aan om eenzijdige en soms foutieve informatie te verspreiden en hoe moeten we het objectiviteitsideaal aanpassen om dit tegen te gaan?

Ik zal de stappen die een journalist meent te moeten zetten om objectief te handelen

verhelderen met voorbeelden uit de praktijk. Ik zal hiervoor eerst een aantal voorbeelden uit de Amerikaanse journalistiek presenteren. In de VS is het centrale probleem van mijn scriptie namelijk al door veel mediawetenschappers geconstateerd. Omdat het probleem zelden wordt besproken in de Nederlandse mediawetenschappen, heb ik ervoor gekozen om later in mijn onderzoek ook voorbeelden uit één Nederlandse casus te behandelen. Deze voorbeelden laten goed zien dat de problemen ook in Nederland spelen. De Nederlandse casus die ik heb

gekozen gaat over de berichtgeving rond de controverses omtrent het Confucius Instituut in Nederland. Het Confucius Instituut is een instelling die over de hele wereld de Chinese cultuur en taal onderwijst.

Mijn onderzoek wordt begrijpelijker, als het gecontextualiseerd is waarom er van journalisten verwacht wordt dat ze objectief zijn. Daarom zal ik nu uitleggen hoe journalistieke

1 Nick Davies, Flat Earth News (Londen: Vintage, 2009) 12.

2 Dean Starkman, The Watchdog that Did Not Bark: The Financial Crisis and the Disappearance of Investigative Journalism (New York: Columbia Journalism Review, 2014) 14-16.

3 Ibid, 21-22. 4 Ibid, 19.

(5)

5

objectiviteit is ontstaan. De dominantie van journalistieke objectiviteit is in de Angelsaksische wereld ontstaan tussen het einde van de negentiende eeuw en het begin van de twintigste eeuw.5 Deze ontwikkeling is het resultaat van het professionaliseringsproces dat de

journalistiek aan het einde van de negentiende eeuw doormaakte. In de vroege negentiende eeuw stond de journalistiek nog in haar kinderschoenen. Journalisten kenden in deze tijd nog geen algemeen geldige waarden.6 Rond de jaren dertig van de negentiende eeuw veranderde dit in Engeland en de Verenigde Staten. In deze tijd ontstonden goedkope kranten voor een breed publiek. Deze kranten gaven journalisten een vast dienstverband en boden hen een vaste werkplaats.7 Hierdoor ontstonden grote redacties waar journalisten gezamenlijk voor één medium werkten.8 Omdat journalisten meer met elkaar in contact kwamen en gingen

samenwerken ontstonden kweekvijvers voor gedeelde waarden. Dit betekende echter niet dat de waarde van objectiviteit zich direct verspreide. Gedurende de begintijd van de

Angelsaksische professionele pers was het niet ongebruikelijk dat kranten op doorzichtige wijze partijdig opereerden.9 Zo was het normaal dat kranten alleen verslag deden van politieke gebeurtenissen die hun eigen partijen in een gunstig daglicht stelden.10

Aan het einde van de negentiende eeuw kregen de nieuwe professionele redacties behoefte aan professioneel onderwijs. Hierdoor ontstonden journalistiekscholen.11 Het journalistieke scholingsproces verschoof grotendeels van de redacties naar deze scholen.12 Omdat hun studenten op verschillende redacties gingen werken, bleken deze scholen cruciaal voor de verspreiding van objectiviteit als ideaal.13 Op deze scholen ontstond namelijk een gedeelde perskritiek die binnen enkele jaren door vrijwel de gehele industrie serieus genomen werd.14 Beïnvloed door de opkomst van wetenschappelijke objectiviteit begonnen veel perscritici zich af te vragen of de reportages van deze tijd wel accuraat waren.15 De partijdigheid van de journalisten zou sterk beïnvloeden welke feiten wel of niet gepubliceerd werden.16 Dit objectiviteitsideaal stelde niet dat een journalist als persoon objectief moet zijn. Men erkent al sinds de jaren twintig dat een persoon en dus ook een persoon in een beroepsfunctie niet objectief kan zijn.17 Objectiviteit zegt dus niets over de identiteit van de journalist. Een

5 Bill Kovach en Tom Rosenstiel, The Elements of Journalism: What Newspeople Should Know and the Public Should Expect, 3e ed. (New York: Three Rivers Press, 2014) 60.

6 Svennik Høyer, en Lauk Epp, “The Paradoxes of the Journalistic Profession,” De Gruyter (2003) 3-17, 3. 7 Ibid, 4.

8Ibid.

9 In Nederland en andere Noord-Europese landen duurde dit tot de jaren 60 van de twintigste eeuw.

10 Michael Schudson, “The Objectivity Norm in American Journalism,” Journalism 2.2 (2001) 149–170, 155, 156.

11 Tim P. Vos, “Homo Journalisticus: Journalism Education’s Role in Articulating the Objectivity Norm,” Journalism 13.4 (2011) 435-499, 437.

12 Ibid. 13 Ibid. 14 Ibid, 442.

15 Sandrine Boudan “A Definition of Journalistic Objectivity as a Performance,” Media, Culture & Society

33.3 (2011) 385–398, 386.

16Schudson, “The Objectivity Norm in American Journalism,” 156.

17 Walter Lippmann, Public Opinion (New Brunswick en Londen: Transaction Publishers, 1922) 34.

Zo liet Walter Lippman zien dat bij de selectie van feiten een journalist noodzakelijkerwijs zijn vooringenomenheden meeneemt.

(6)

6

journalist is niet iemand zonder mening, of iemand die in staat is zijn mening te elimineren.18 Om zo objectief mogelijk te kunnen handelen moet een journalist gebruik maken van

objectieve methodes.19 Deze methodologische benadering van objectiviteit is in de

journalistiek echter niet meer dominant. De objectiviteitsnorm is tegenwoordig namelijk zo wijdverspreid dat het volledig is geïntegreerd in de manier waarop journalistiek bedreven wordt. Objectiviteit is geen methode meer in de zin van een procedure die bewust wordt gevolgd, maar een gewoonte. De meeste journalisten werken hierdoor ook zonder verdere reflectie vanuit het objectiviteitsideaal.20

Toch is een ding hetzelfde gebleven. Objectiviteit is, in de journalistiek, nog steeds een instrumentele norm om waarheid te vinden en zo kennis te verkrijgen. Waarheid betekent in de journalistieke context zoiets als het weergeven van situaties zoals ze echt zijn. Dit is wat journalisten bedoelen met het weergeven van de feiten.21

In het eerste hoofdstuk zal ik laten zien dat de mediawetenschap geen goed antwoord lijkt te geven op de vraag waarom journalistiek vaak belangrijke feiten mist. Hier beantwoord ik de volgende vraag: hoe gaan de mediawetenschappen om met het, door de mediawetenschappen zelf vastgestelde, feit dat journalisten vaak belangrijke details missen? Ik zal betogen dat de mediawetenschappen een belangrijke verklaring voor dit probleem missen, namelijk de manier waarop het objectiviteitsideaal door journalisten wordt toegepast.

Ik zal hier de belangrijkste verklaringen van de mediawetenschappen voor het journalistieke onvermogen om alle feiten te ontdekken weergeven. Daarna laat ik zien hoe deze

verklaringen tekortkomen. Ten eerste zal ik verklaringen behandelen die zich baseren op het idee dat journalisten onvoldoende objectief handelen. Vervolgens laat ik zien dat hier geen volledige verklaringen voor het probleem worden gegeven. (Paragraaf 1.1) Daarna zal ik laten zien dat belangrijke feiten zich ook niet verspreiden in situaties waar naar de journalistieke objectiviteitsregels wordt gehandeld. Ik zal hier ook laten zien dat er wel een type

journalistiek is dat vrijwel altijd in staat blijkt om de belangrijke details van een verhaal te ontdekken. Dit is de onderzoeksjournalistiek of zoals ik het in dit onderzoek zal noemen verantwoordingsjournalistiek. Verantwoordingsjournalistiek is echter niet de dominante manier waarop journalistiek bedreven wordt. Het dominante type journalistiek is

toegangsjournalistiek, journalistiek die de visie van machtige personen als belangrijkste bronmateriaal gebruikt. Ik zal de twee meest gehoorde verklaringen voor de ondergeschoven positie van verantwoordingsjournalistiek behandelen. Ten slotte laat ik zien dat deze

verklaringen niet toereikend zijn om de dominantie van toegangsjournalistiek te verklaren. (paragraaf 1.2)

In het tweede hoofdstuk zal ik door middel van practice theory een nieuwe verklaring geven voor de prominentie van toegangsjournalistiek. Namelijk, dat de manier waarop journalisten

18 Kovach en Rosenstiel, The Elements of Journalism, 111. 19 Ibid, 22.

20 Ibid, 111.

21Michael Schudson, and Chris Anderson, “Objectivity, Professionalism, and Truth Seeking in Journalism,” The

Handbook of Journalism Studies, red. Karin Wahl-Jorgensen Thomas Hanitzsch (New York en Londen: Routledge, 2009) 108-121, 112.

(7)

7

objectiviteit begrijpen, hen aanmoedigt om bronnen op basis van hun autoriteit te interviewen. Ik zal laten zien hoe journalisten objectiviteit begrijpen en hoe daaruit volgt hoe objectiviteit in de praktijk wordt gebracht. Hiervoor gebruik ik voorbeelden uit de casus over het

Confucius Instituut.

Eerst zal ik aan de hand van de filosofie van Theodore Schatzki laten zien dat we

journalistieke objectiviteit kunnen analyseren als een sociale praktijk. Met Schatzki laat ik vervolgens zien hoe de manier waarop wij een praktijk begrijpen altijd regels om ons begrip in de praktijk te brengen impliceert. (paragraaf 2.1)

Daarna zal ik laten zien dat journalistieke objectiviteit vaak als het scheiden van feiten en meningen, en het enkel publiceren van feiten, wordt begrepen. Vervolgens zal ik laten zien dat dit begrip in de praktijk inconsistent is met één van de belangrijkste taken van een journalist, namelijk het duiden van situaties. Hierdoor kan het niet publiceren van meningen niet het begrip van objectiviteit zijn dat in de journalistiek in de praktijk wordt gebracht. Daarna beargumenteer ik dat objectiviteit vaak gelijktijdig wordt begrepen als het representeren van niet alleen alle relevante feiten, maar ook alle relevante meningen. Dit begrip is consistent met de taken van een journalist. Het is hierdoor aannemelijk dat dit begrip wel door de journalistiek in de praktijk wordt gebracht. Hierdoor is dit begrip geschikt om de regels van de journalistieke objectiviteit uit af te leiden.

Ik zal laten zien dat uit dit begrip van de praktijk drie regels tot stand komen die uit elkaar volgen. (1) Journalisten spreken zelf zo min mogelijk en laten vooral hun bronnen spreken. (2) Een journalist moet in een situatie van conflict de visies van de strijdende partijen met elkaar in balans brengen. (3) Journalisten moeten de meest gezaghebbende bronnen laten spreken. Ten slotte laat ik zien dat de laatste regel impliceert dat journalisten experts, die worden uitgekozen op basis van autoriteit interviewen, en dat het interviewen van experts er in de praktijk toe leidt dat claims van autoriteiten als kennis worden gezien. De journalistieke objectiviteit zet in andere woorden journalisten ertoe aan om toegangsjournalistiek te

bedrijven. Ik zal laten zien dat journalisten meestal geen expliciete methodes gebruiken om experts te selecteren, maar op basis van hun veronderstellingen bepalen welke expert het meest geschikt is een situatie te duiden. (paragraaf 2.2)

In het derde en laatste hoofdstuk zal ik door middel van epistemologie laten zien hoe het interviewen van experts op basis autoriteit, die voortkomt uit de veronderstellingen van de journalist, problemen oplevert voor kenniswerving en hoe journalisten deze problemen kunnen ontwijken.

Met de filosofie van Donald Davidson zal ik laten zien waarom het logisch is dat het

interviewen van experts op basis van autoriteit, die wordt gevormd door de veronderstellingen van de journalist, ertoe leidt dat journalisten vaak eenzijdige en foutieve kennis voortbrengen. Davidsons filosofie is geschikt voor een analyse van de relatie tussen journalisten en experts, omdat hij zijn epistemologie opbouwt vanuit de interpretatierelatie van een spreker en interpretator. Zijn filosofie laat namelijk zien hoe een spreker een waarheid overdraagt aan een interpretator

(8)

8

Zijn filosofie laat zien dat mensen waarheid toetsen aan de hand van bestaande overtuigingen. Ook laat Davidsons theorie zien dat naast ware ook onware overtuigingen onderdeel zijn van onze kennis. Deze filosofie verklaart hiermee waarom journalisten experts uitkiezen op basis van de overtuigingen die een journalist al over een bepaald onderwerp heeft. Ik zal laten zien dat dit betekent dat bronnen die vaak in de media komen de overtuigingen vormgeven waartegen we nieuwe feiten wegen. Ik zal laten zien dat dit impliceert dat bronnen die overtuigingen hebben die aansluiten op de overtuigingen van journalisten veel eerder media-aandacht voor hun claims krijgen. Daarnaast laat Davidsons coherentietheorie zien dat het logisch is dat journalisten zelden vragen naar de argumenten achter de claims die aansluiten op de overtuigingen van de journalist. Dit leidt ertoe dat journalisten die experts interviewen op basis van autoriteit, die zich baseert op hun veronderstellingen, een eenzijdig en soms foutief beeld van de werkelijkheid voortbrengen. (paragraaf 3.1)

Hoewel Davidsons filosofie ons kan laten zien hoe de dynamiek tussen journalisten en

expertbronnen werkt, is zijn filosofie ongeschikt om te laten zien hoe een journalist duidingen van een expert als waar of onwaar kan onderscheiden. Om tot een oplossing voor ons

probleem te komen moeten we, zoals we zullen zien, kunnen vaststellen wanneer een

journalist een duiding als “waar” mag beschouwen. Daarom zal ik de laatste stappen van mijn scriptie door middel van een andere filosofie onderbouwen.

Wanneer duidingen waar zijn, is wel vast te stellen door middel van de epistemologie van Richard Rorty. Rorty wijst de claims van het realisme, de stroming die stelt dat waarheid de talige weerspiegeling van de wereld is, af. Wat waar is, kunnen we volgens deze manier van denken alleen toetsen aan de hand van onze subjectieve ervaringen. Waarheid is hierdoor niets anders dan de best gelegitimeerde visie.

Ik zal laten zien dat deze epistemologie aansluit bij de duidingsrol van journalisten. Vervolgens laat ik zien dat de manier waarop journalisten nu met autoriteit omgaan

onvoldoende weerspiegelt dat claims van experts geen feiten, maar altijd posities in een debat zijn. Ik zal laten zien dat het objectiviteitsideaal verankerd is in deze foutieve

epistemologische veronderstellingen. Een gevolg hiervan is dat het objectiviteitsideaal journalisten ertoe aanzet vanuit deze epistemologische veronderstelling te werken. Ook zal ik laten zien dat het aannemelijk is dat journalisten autoriteiten op basis van hun

veronderstellingen selecteren, omdat ze van deze verkeerde epistemologische

veronderstellingen uitgaan. Een gevolg hiervan is dat het objectiviteitsideaal journalisten er ook toe aanzet om experts op basis van hun eigen veronderstellingen te selecteren. Ik stel voor om de problemen die ik in mijn scriptie heb gevonden direct te ondergraven door een

objectiviteitsideaal te introduceren dat in overeenstemming is met deze pragmatische epistemologie. Ik zal laten zien dat deze oplossing de grondoorzaken, die ik met Davidson heb blootgelegd, van het feit dat journalisten eenzijdige kennis voortbrengen, ondergraaft. (paragraaf 3.2)

Ik sluit mijn onderzoek af met de belangrijkste consequenties voor de journalistieke praktijk. Ik zal hiermee laten zien volgens welke principes journalisten deze nieuwe pragmatische objectiviteit in de praktijk kunnen brengen.

(9)

9

1 Onbetrouwbare journalistiek

1.1 Een tekort aan objectiviteit?

In de mediawettenschappelijke literatuur is het algemeen geaccepteerd dat journalisten vaak feiten, in de maatschappelijk georiënteerde journalistiek meestal gebeurtenissen die grote maatschappelijke relevantie hebben, en relevante interpretaties van de feiten missen, omdat ze niet objectief genoeg zouden zijn. Een voorbeeld hiervan is de manier waarop aan de

vooravond van de financiële crisis leningen verstrekt werden.22 Laten we onderzoeken in hoeverre de twee meest gehoorde verklaringen voor het tekort aan journalistieke objectiviteit kunnen verklaren waarom journalisten vaak cruciale feiten missen.

Een veelgehoorde verklaring voor een onvoldoende objectieve journalistiek is dat “de journalistiek” of een deel van de journalistiek partijdig of ideologisch zou zijn. Vaak wordt gezegd dat politieke voorkeuren in medialand leidend zijn. Journalisten zouden in het belang van een politieke stroming feiten niet publiceren of zelfs verhullen.23 Over ideologisch geïnspireerde media bestaan overwegend twee verhalen.

Het eerste verhaal bestaat vooral onder het publiek, maar wordt soms ook in de academische wereld verdedigd. Volgens sommige media-analisten zijn vrijwel alle populaire media links tot extreemlinks georiënteerd.24 Wie de gevestigde media van een dogmatische linkse

oriëntatie beschuldigd is Tim Groseclose. Volgens Groseclose zouden media veel vaker feiten naar voren brengen die “liberale of linkse waarden” ondersteunen dan “conservatieve of rechtse waarden.” Zo zouden mediaoutlets bijvoorbeeld de positieve gevolgen van wapenbezit verzwijgen.25

Uit vrijwel alle mediawetenschappelijke analyses van de ideologische oriëntatie van

journalisten blijkt geen bewijs voor dit soort beweringen. De mediawetenschapper Lee Tien-Tsung bracht in zijn “The liberal media myth revisited” een scala aan analyses bij elkaar en vond een duidelijke trend. Bijna alle onderzoeken naar mediabias vonden noch een algemeen geldige linkse noch een veelvoorkomende rechtse vooringenomenheid in de gevestigde

media.26 Degenen die de journalistiek als een links gedomineerde discipline zien, brengen hier vaak tegenin dat de wetenschap minstens net zo links is als de journalistiek. De reden dat linkse vooringenomenheid zelden zou worden herkend zou zijn dat vrijwel alle

wetenschappers zouden weigeren dit onderwerp te goeder trouw te onderzoeken. Ze zouden namelijk helemaal niet tot de conclusie willen komen dat wetenschap uitgesproken linkse ideeën propageert, omdat het de verspreiding van hun eigen ideologie tegen zou gaan.27

22 Starkman, The Watchdog that Did Not Bark, 14.

23Thomas E. Patterson en Wolfgang Donsbach, “News Decisions: Journalists as Partisan Actors,” Political

communication 13.4 (1996) 455-468, 455.

24 Tim Groseclose, Left Turn: How Liberal Media Bias Distorts the American Mind (New York: St. Martin’s Press, 2011) VII-X.

25 Ibid, 20.

26Lee Tien-Tsung, “The Liberal Media Myth Revisited: An Examination of Factors Influencing Perceptions of

Media Bias,” Journal of Broadcasting & Electronic Media 49.1 (2005) 43-64, 44.

(10)

10

Bij dit soort argumenten dient men zich echter altijd af te vragen of er geen sprake is van complotdenken in wetenschappelijke gedaante. Elke uitspraak waar een groot abstract

fenomeen als de media, of de wetenschap in zijn geheel als een homogene groep moet worden neergezet om het punt te kunnen maken dient gewantrouwd te worden.28 Het is erg vreemd om te veronderstellen dat in alle of bijna alle mediabedrijven precies dezelfde cultuur met precies dezelfde waarden geldt. Daarnaast is de onderliggende claim dat media (of de wetenschap) om objectief te kunnen zijn recht zouden moeten doen aan de huidige politieke verhoudingen absurd. Hoe kunnen we de media objectief noemen als ze er altijd voor zouden moeten zorgen dat hun feiten alle politiek visies representeren? Zou de media dan ook gelijke representatie moeten geven aan visies waarvoor geen objectief wetenschappelijk bewijs bestaat, zoals de positie van klimaatontkenners?29 Zouden de tegenstanders van vaccineren in elk verhaal dezelfde positie moeten krijgen als biomedische wetenschappers?

De analyse dat de journalistiek niet wordt gedomineerd door een linkse ideologie, betekent natuurlijk niet dat journalistieke partijdigheid niet voorkomt. Juist de stemmen die het hardst roepen dat het medialandschap te links is, hebben de neiging om openlijk politieke

voorkeuren in hun reportages te uiten. Bijna iedereen weet bijvoorbeeld dat de

mediabedrijven van Rupert Murdoch uitgesproken conservatief zijn. Zijn mediabedrijven doen weinig moeite om de schijn van partijdigheid tegen te gaan. Zo stelt Murdoch bewust hoofdredacteurs met uitgesproken rechtse ideeën en relaties met rechtse politici aan bij zijn mediabedrijven zoals de Sunday Times.30 Natuurlijk zijn ideologie en partijdigheid geen uitsluitend rechtse eigenschappen. De Amerikaanse tak van de Correspondent steekt zijn ideologische basis ook niet onder stoelen of banken. Zo verkopen ze hun medium door referentie aan progressieve waarden zoals inclusiviteit.31

Maar is een gebrek aan objectiviteit door politieke inmenging echt een van de grootste problemen van de moderne journalistiek? De meeste mediabedrijven lopen niet, of in ieder geval niet zo sterk als de bedrijven van Murdoch, met hun politieke voorkeuren te koop. De meeste nieuwsmedia beperken ideologisch georiënteerde publicaties tot columns.32 Bovendien maken “partijdige” mediabedrijven hun ideologisch georiënteerde reportagestijl expliciet naar hun publiek. Het is niet bepaald een geheim dat Murdochs bedrijven rechts georiënteerd zijn. Sterker nog, deze positionering is hetgeen waarmee Murdoch zijn nieuws verkoopt. Hierdoor kan het publiek rekening houden met eventuele vooroordelen die uit deze positionering voorkomen.

In de mediawetenschappelijke literatuur vindt men een ernstiger probleem. Ook in situaties waar journalisten geen politieke voorkeuren uiten, blijken niet alle relevante feiten tot hun recht te komen. Een voorbeeld hiervan is te vinden in de berichtgeving rondom de

millenniumbug. Ten tijde van de jaarwisseling domineerde het verhaal dat veel cruciale

28 David Uberti, “There is No Media,” Columbia Journalism Review (15 september 2016)

https://www.cjr.org/criticism/media_public_trust_gallup.php (15 april 2019).

29Maxwell T. Boykoff en Jules M. Boykoff, “Balance as Bias: Global Warming and the US Prestige

Press,” Global Environmental Change 14.2 (2004) 125-136, 126-127.

30 Davies, Flat Earth News, 297-300.

31 “Home,” Correspondent (datum laatste wijzing onbekend) https://thecorrespondent.com/ (19 april 2019). 32Patterson en Donsbach. “News Decisions,” 455.

(11)

11

computersystemen zouden crashen alle nieuwsmedia. De bug zou het resultaat zijn van kalenders van allerlei verouderde computersystemen die maar tot 1999 zouden lopen.33 Volgens de media zouden vliegtuigen uit de lucht vallen, daarnaast zouden ziekenhuizen zonder stroom komen te zitten. Ten slotte zouden zelfs kerncentrales oververhit raken.34 Bijna alle nieuwsmedia berichtten over de gevaren van deze bug. Achteraf bleek er helemaal niets aan de hand te zijn. De media hadden dit kunnen voorzien. De meeste computerexperts wisten namelijk allang dat er eigenlijk niets aan de hand was.35 Bijna alle journalisten gingen achter een verhaal aan dat geen verhaal bleek te zijn. Sterker nog, schijnbaar vroeg eigenlijk

niemand zich openlijk af of hier wel een verhaal in zat.36

Er lijkt te weinig te zijn gereflecteerd op de informatie.Het is algemeen bekend dat

journalisten veel verhalen overnemen zonder bronnen te checken.37 Deze slordige manier van werken zou het resultaat zijn van geldgebrek en het directe gevolg daarvan, een

personeelstekort op de meeste redacties.38 Er lijkt een algemene consensus in de

mediawetenschap dat voor journalistiek gewoonweg te weinig geld beschikbaar is.39 De oorzaak van de geldproblemen ligt volgens de mediawetenschapper Nick Davies bij de eigenaren van de journalistiek. Dit zouden rijke entrepreneurs zijn die niet om de kwaliteit van hun product geven. Ze zouden meer geven om paginavulling dan om inhoud.40

Volgens Davies lijdt het geldgebrek tot een te snelle nieuwscultuur. Daarnaast spreken journalisten die hun eigen producten maken hun bronnen zelden persoonlijk.Het meeste journalistieke werk wordt tegenwoordig telefonisch verricht.41 Sterker nog, aan veel berichten komt nauwelijks meer een journalist te pas. Vaak zijn de artikelen niets meer dan bewerkte persberichten.42 Ten slotte kopiëren journalisten vaak nieuws van andere media.43 De verhalen worden dus steeds minder vaak door de journalisten gemaakt. Hun taak wordt steeds vaker beperkt tot redactiewerk.44

Dit is een van de meest ernstige en ondoorgrondelijke problemen die ik tot nu toe heb besproken. Deze trend moet dan ook erg serieus worden genomen. Toch bestaat er nog een fundamenteler probleem in de journalistiek. Met fundamenteler bedoel ik hier dat het probleem niet door het negeren van journalistieke normen tot stand komt, maar ook in situaties waar deze normen worden nageleefd bestaat. Tot nu toe hebben we alleen situaties besproken waarin journalisten niet aan hun beroepseisen voldoen. Als we het werk van

33 Davies, Flat Earth News, 8-14. 34 Ibid.

35 Ibid. 36 Ibid.

37 Tamara Witsche, en Gunnar Nygren, “Journalistic Work: A Profession Under Pressure?” Journal of media

Business Studies 6.1 (2009) 37-59, 45-46.

38 Robert W. McChesney, “Journalism is Dead! Long live Journalism? Why Democratic Societies Will Need To

Subsidise Future News Production.” Journal of Media Business Studies 13.3 (2016) 128-135, 130-131.

39 Ibid.

40 Davies, Flat Earth News, 56. 41 Ibid.

42 Justin Lewis, Andrew Williams en Bob Franklin, “A Compromised Fourth Estate? UK News Journalism,

Public Relations and News Sources,” Journalism studies 9.1 (2008) 1-20, 18.

43 Davies, Flat Earth News, 56. 44 Ibid, 108.

(12)

12

journalisten die volgens het boekje werken analyseren blijken journalisten nog steeds veel cruciale feiten te missen. Dit duidt erop dat zelfs als al de bovenstaande problemen zouden worden opgelost, de journalistiek nog steeds regelmatig de belangrijkste details in een verhaal zal missen. Het probleem komt dus niet tot stand door het negeren van de nieuwsstandaarden, maar is onderdeel van deze standaarden.

1.2 De problemen van objectieve journalistiek

Een voorbeeld van een situatie waarin journalisten volgens het boekje werkten, maar toch het verhaal misten, is te vinden in The Watchdog that Did Not Bark. In dit boek laat Dean

Starkman zien dat verreweg de meeste economische journalisten geen oog hadden voor de problemen die tot de financiële crisis zouden leiden.45 De journalisten die Starkman beschrijft interviewden keurig de belangrijkste spelers van Wallstreet. Toch werd er door de meeste journalisten niet over bijvoorbeeld het herpakken en doorverkopen van risicovolle leningen gesproken.46 Er waren journalisten die deze problemen wel herkenden. Sterker nog, het werk van deze journalisten werd met regelmaat gepubliceerd. Dit werk kreeg echter weinig

aandacht en drong niet door tot de meest prominente posities van kranten en nieuwsprogramma’s.47

Het viel Starkman op dat dat alle journalisten die de problemen wel voorzagen één type journalistiek bedreven.48 De journalistiek kent volgens deze auteur twee verschillende

benaderingen. De spanning tussen deze twee typen journalistiek definieert onze journalistieke cultuur.49 Het dominante type journalistiek noemt Starkman access journalism. In mijn verdere scriptie zal ik een vertaling van deze term gebruiken, namelijk toegangsjournalistiek. Starkman definieert de toegansjouranlistieke benadering als volgt: “Access reporting

emphasizes gaining inside information about the actions or intentions of powerful actors before they are widely known.”50 Binnen deze benadering wordt journalistiek dus gezien als het publiek maken van wat mensen met autoriteit claimen. Dit type journalistiek definieert zichzelf als een doorgeefluik van gezaghebbende personen. Deze manier van werken krijgt de meeste aandacht en wordt door verreweg de meeste journalisten gepraktiseerd. Dit type journalistiek is echter imperfect. Het mist namelijk in de regel, zoals we ten tijde van de economische crisis hebben gezien, cruciale feiten.51

Het type journalistiek dat de problemen van de financiële crisis wel voor was noemt Starkman

accountability reporting.52 In Nederland wordt dit type journalistiek meestal

onderzoeksjournalistiek genoemd. Toch heb ik besloten het begrip accountability journalism als verantwoordingsjournalistiek te vertalen. Starkman gebruikt deze term vooral omdat dit

45 Starkman, The Watchdog that Did Not Bark, 21-22. 46 Ibid, 21-22. 47 Ibid, 270. 48 Ibid, 21-22. 49 Ibid. 50 Ibid, 22. 51 Ibid, 21-22. 52 Ibid, 20.

(13)

13

type journalistiek autoriteiten verantwoordelijk houdt voor hun daden.53 Ik wil met de term iets anders uitdrukken. De term verantwoordingsjournalistiek maakt namelijk ook een ander verschil tussen de twee journalistieke benaderingen expliciet. De term laat zien hoe

journalisten zelf de verantwoording dragen voor de bewijslast van hun claims.54 Dit verschil wordt wel door Starkman beschreven, maar blijft in zijn betoog impliciet. In mijn scriptie onderscheid ik beide benaderingen primair op basis van de manier waarop journalisten met de verantwoording voor hun bewijs omgaan.

Wat een journalist die verantwoordingjournalistiek bedrijft methodisch gezien onderscheidt van andere journalisten is dat hij zijn verhaal niet alleen baseert op uitspraken van autoriteiten. Voordat een journalist die deze methode gebruikt gezaghebbende personen spreekt, vergaart hij zelf bewijsmateriaal door bijvoorbeeld in cijfers of beleidsdocumenten te duiken.

Daarnaast horen dit soort journalisten ook getuigen die de verhalen van autoriteitsfiguren ontkrachten. Waar nodig confronteren ze autoriteiten met hun bevindingen.55 Op deze manier beoordelen deze journalisten dus zelf of claims van autoriteiten wel of niet waar zijn. De verantwoordingsjournalistiek vraagt autoriteiten dus om verantwoording en verantwoorden daarnaast zelf hun kennis.56

Volgens Starkman moeten we deze twee typen journalistiek begrijpen als twee verschillende subculturen binnen de journalistiek.57 “The access and accountability schools represent

radically different understandings of what journalism is and whom it should serve. The two practices produce entirely different representations of reality.”58 Hierdoor heb je een groep journalisten die toegangsjournalistiek bedrijven, ik zal hen toegangsjournalisten noemen, en een groep journalisten die verantwoordingsjournalistiek bedrijven, hen noem ik

verantwoordingsjournalisten. Toch is het wat misleidend om zo’n hard onderscheid tussen deze twee disciplines te maken.

Sommige journalisten werken afwisselend vanuit beide benaderingen. De journalist van trouw Ghassan Dahhan zei bijvoorbeeld in een aflevering van Argos normaliter geen

onderzoeksjournalist te zijn. Toen hij de kans kreeg, pakte hij echter wel samen met

Nieuwsuur een onderzoeksjournalistiek project naar Nederlandse hulp aan Syrische rebellen

op.59 Aangezien er journalisten zijn die zowel verantwoordings- als toegangsjournalistiek bedrijven, is het beter om het onderscheid tussen de twee soorten journalistiek als twee verschillende rolpatronen te zien. Een toegangsjournalist is in dit geval een journalist die toegangsjournalistiek bedrijft en een verantwoordingsjournalist is een journalist die verantwoordingsjournalistiek bedrijft.

53 Starkman, The Watchdog that Did Not Bark, 20. 54 Ibid, 20-22.

55 Ibid, 21-22.

56 Deni Elliott, “Terrorism, Global Journalism, and the Myth of the Nation State,” Journal of Mass Media

Ethics 19.1 (2004) 29-45, 31.

57 Starkman, The Watchdog that Did Not Bark, 142. 58 Ibid, 22.

59 “Milena Holdert en Ghassan Dahhan, “Luizen in de pels,” Argos (5 januari 2019)

https://www.nporadio1.nl/argos/onderwerpen/485756-milena-holdert-en-ghassan-dahhan-luizen-in-de-pels (26

(14)

14

Nu de rolpatronen van de toegangsjournalist en verantwoordingsjournalist duidelijk zijn, moeten we ons afvragen waarom verantwoordingsjournalisten beter in staat zijn om alle feiten te vinden dan toegangsjournalisten. Het antwoord is volgens Starkman eigenlijk heel simpel. Toegangsjournalisten zijn volledig afhankelijk van bronnen met autoriteit. Vaak zijn dit mensen in hoge posities. De lijntjes met machtige personen zijn dan ook vaak dun.60 Een gevolg van deze ”intieme” samenwerking is dat als machtige personen er geen baat bij hebben dat informatie uitkomt, of als een bepaald probleem niet door een machtig persoon wordt gesignaleerd, een toegangsjournalist het probleem niet kan vaststellen. Op deze manier ontstaat er in de journalistiek een eenzijdig wereldbeeld.61 Omdat

verantwoordingsjournalisten zelf hun bewijs vergaren en een veel diverser scala aan bronnen aanspreken, kent dit type journalistiek dit probleem niet.62 Net voor de financiële crisis zagen we bijvoorbeeld dat toegangsjournalisten niet schreven over het herpakken van leningen, omdat hun bronnen, vaak rijke en machtige CEO’s de gevaren van deze praktijk niet

inzagen.63 Verantwoordingsjournalisten publiceerden hier wel over, omdat zij niet afhankelijk zijn van kennis van personen met autoriteit.

Dit roept een nieuwe vraag op. Waarom is toegangsjournalistiek zo veel dominanter dan verantwoordingsjournalistiek als deze methode minder goed in staat is alle details van een verhaal te ontdekken? Een van de meest gehoorde antwoorden op deze vraag benadrukt de kosten van verantwoordingsjournalistiek. Het volgen van het officiële verhaal kost veel minder inspanning dan het zelf onderzoeken van een situatie. Daarnaast kent

verantwoordingsjournalistiek het risico dat onderzoeken tot niets leiden als het officiële verhaal blijkt te kloppen.64 Hoewel hier een kern van waarheid in zit, is er meer aan de hand. Over de meeste thema’s bestaat er gelijktijdig toegangsjournalistiek en

verantwoordingsjournalistiek.65 Toch komen verantwoordingsjournalistieke verhalen meestal niet prominent in het nieuws. Een casus die dit goed illustreert is de receptie van de Abu

Ghraib foto’s die op 28 april 2004 in het Amerikaanse verantwoordingsjournalistieke

programma 60 minutes werden getoond.66 Abu Ghraib is een gevangenis net buiten Bagdad

waar Amerikaanse soldaten Irakese oorlogsgevangenen gevangenhielden.67 In de gevangenis zijn foto’s gemaakt waarop te zien is hoe soldaten de gevangenen mishandelden en

martelden.68 Wat deze zaak interessant maakt is dat er niet alleen veel fotografisch bewijs was van de martelpraktijken, maar ook veel goede bronnen over de zaak wilden getuigen. Ten slotte had de pers toegang tot een aantal gelekte rapporten waaruit bleek dat de foto’s slechts

60 Dennis McQuail, Journalism and society (Londen: Sage, 2013) 75.

61 W. Lance Bennett, Regina g. Lawrence en Steven Livingston, When the Press Fails: Political Power and the News Media from Iraq and Katrina, red. Susan Herbst and Benjamin I. Page (Chicago en London: The

University of Chicago Press, 2007) 5.

Starkman, The Watchdog that Did Not Bark, 21-22.

62 Starkman, The Watchdog that Did Not Bark, 22. 63 Ibid. 21-22.

64 Brant Houston, “The Future of Investigative Journalism,” Daedalus 139.2 (2010) 45-56, 46-48. 65 Ibid.

66 Bennett, Lawrence en Livingston, When the Press Fails, 72.

67 Stuart Allen, News Culture, 3e ed. (New York: Open University Press, 2003) 227. 68 Ibid, 228.

(15)

15

het topje van de ijsberg zouden zijn. In de rapporten stond letterlijk dat het Amerikaanse leger veel martelt en dat marteling zinloos is, omdat het zelden ware informatie oplevert.69

Dit lijkt een ideale situatie om verantwoordingsjournalistiek te bedrijven. De benodigde informatie was namelijk makkelijk raadpleegbaar. Dit gebeurde in eerste instantie ook. Het nieuws werd mediawijd als een grote misstand gebracht. Bijna alle nieuwsmedia bevestigden dat Amerikaanse militairen zich schuldig hadden gemaakt aan marteling.70 Maar de manier waarop het verhaal verteld werd keerde snel. Volgens de regering Bush zou er geen sprake zijn geweest van structurele marteling.De foto’s zouden niets meer dan een aantal

mishandelingsincidenten blootgelegd hebben.71 Zonder al te veel moeite wist de regering deze draai aan het verhaal te geven. Zodra de regering zijn kant van het verhaal vertelde namen vrijwel alle gevestigde nieuwsverstrekkers deze officiële lezing over.72 Het verhaal van de regering werd hierdoor onkritisch verspreid.73

Het opmerkelijke van deze casus is dat de informatie die was gevonden door

verantwoordelijkheidsjournalisten heel kort op de voorgrond trad. Vrijwel direct nadat de regering met een verklaring voor het fenomeen kwam, kreeg deze kant van het verhaal,

zonder kanttekeningen, de meest prominente plaats in de media. De kritische artikelen werden nog wel geschreven, maar verdwenen naar de achtergrond.74 Als we de conclusies van When

the Press Fails volgen heerst er in de Amerikaanse journalistiek een cultuur die de officiële

lezing van een verhaal belangrijker acht dan al het contradictoire bewijs. De auteurs van dit boek laten zien dat de oorzaak van de dominantie van officiële lezingen ligt in het

brongebruik van de journalisten. De bronnen zouden vrijwel altijd machtige mensen zijn.75 Hieruit blijkt dat het niet klopt dat verantwoordingsjournalistiek wenselijker wordt geacht dan toegangsjournalistiek, maar door hoge kosten in de praktijk onmogelijk is. We hebben immers al twee voorbeelden gezien van situaties waarin beide typen journalistiek naast elkaar

bestonden, maar waarin de toegankelijkheidsbenadering mediabreed nieuwswaardiger werd geacht dan verhalen van de verantwoordingsjournalistiek: de oorzaken van de financiële crisis en de Abu Ghraib casus. Het is dus niet zo dat als er genoeg geld beschikbaar zou zijn om veel verantwoordingsjournalistiek te bedrijven, artikelen van deze journalistieke stroming de meest prominentie positie in het nieuws zouden krijgen.

Er is een verklaring die de oorzaak van de prominentie van toegangsjournalistiek in de cultuur van het moderne nieuwslandschap legt. Volgens velen komt de dominantie van de

toegangsjournalistiek door de langdradigheid van verantwoordingsjournalistieke verhalen.76 Toegangsjournalistiek past volgens Dean Starkman nou eenmaal beter bij de snelle aard van de moderne media. Volgens Starkman is het nieuws vanaf om en nabij het jaar 2000 veel

69 Bennett, Lawrence en Livingston, When the Press Fails, 74. 70 Ibid, 72. 71 Ibid, 74, 95. 72 Ibid. 73 Ibid. 74 Ibid. 75 Ibid, 31.

Starkman, The Watchdog that Did Not Bark, 21-22.

(16)

16

sneller geworden. Artikelen en reportages zijn korter geworden en de vertelsnelheid is verhoogd.77 Mensen verwachten hierdoor in korte berichten geïnformeerd te worden.78 Een gevolg hiervan is dat de vaak lange verantwoordingsjournalistieke verhalen steeds verder van de journalistieke agenda worden verdreven.79

Veel mediawetenschappers staan achter deze analyse.80 Toch lijkt dit me een

onwaarschijnlijke verklaring. Ook de conclusies van verantwoordingsjournalistiek zijn samen te vatten in korte nieuwsberichten. Daarnaast is snelheid al sinds de uitvinding van de trans-Atlantische telegraaf een van de kernwaarden van in vrijwel alle westerse nieuwsculturen.81 De aanleg van transcontinentale telegraafkabels, maakte 24-uurs verslaggeving op globale schaal mogelijk. Dit leidde direct tot een versnelling van nieuwscycli. Deze eerste

nieuwsversnelling is misschien wel het beste zichtbaar in de Duitse pers, waar in 1856 ongeveer 11% van alle nieuwsverhalen over gebeurtenissen van de afgelopen 24 uur gingen. In het jaar 1906 ging al 95 procent van alle nieuwsverhalen over dingen die op diezelfde dag waren gebeurd.82

Volgens Starkman was verantwoordingsjournalistiek pas vanaf ongeveer het begin van de twintigste eeuw echt in opkomst. In die tijd was de constante beweging naar sneller nieuws al ingezet.83 Sindsdien hebben we namelijk meerdere technologische veranderingen gezien die in een substantiële versnellingen van de journalistiek hebben geresulteerd. Denk hierbij aan de opkomst van de radio, de tv, computertechnologie en meest recent het internet.84 Het lijkt me dan ook sterk dat verantwoordingsjournalistiek onder druk zou staan door de snelheid van de nieuwscylcus.85 Waarom zou de laatste versnellingsgolf, die van het internet,

verantwoordingsjournalistiek ineens onder druk zetten?

Juist door de versnelling van de nieuwscyclus krijgen mensen behoefte aan diepgravende journalistiek. Met de opkomst van het internet zien we in Nederland alleen al de opkomst van twee grote en publiekelijk breed gedragen verantwoordingsjournalistieke media.86 Het gaat hier om twee websites die de mogelijkheden van het internet inzetten voor diepgravend onderzoek, namelijk Follow the Money in 2009 en de Correspondent in 2013. Beide media zijn erg succesvol. Zo had de Correspondent medio 2018 meer dan 60.000 betalende leden.87

77 Starkman, The Watchdog that Did Not Bark, 25. 78 Ibid.

79 Ibid, 21-22.

80 Howard Rosenberg, en Charles S. Feldman. No Time to Think: The Menace of Media Speed and the 24-hour

News Cycle (Londen en New York: A&C Black, 2008) 10.

81Høyer, en Epp, “The Paradoxes of the Journalistic Profession,” 6. 82 Ibid, 6.

83 Starkman, The Watchdog that Did Not Bark, 25.

84Høyer, en Epp, “The Paradoxes of The Journalistic Profession,” 6. 85Rosenberg, en Feldman. No Time to Think, 12.

86 Deze claim was op twee momenten erg populair. Ten eerste toen dominante nieuwsblogs opkwamen (in de

jaren midden 2000) en ten tweede met de opkomst van twitter.

Stuart Allan, Online News: Journalism and the Internet (McGraw-Hill Education, 2006) 96.

Angela M. lee, “Social Media and Speed-driven Journalism: Expectations and Practices.” International Journal on Media Management 17.4 (2015) 217-239, 220.

87 Dolf Rogmans, “De Correspondent verwacht winst; groei stagneert,” Villamedia (22 oktober 2018)

(17)

17

Hieruit blijkt dat verantwoordingsjournalistiek helemaal niet in conflict hoeft te zijn met de technologische versnelling van de nieuwscyclus.

Ten slotte is er in de mediawetenschappelijke literatuur nog een reden voor de prominentie van toegangsjournalistiek te vinden. Hoewel de meeste journalisten het belang van zowel toegangsjournalistiek als verantwoordingsjournalistiek inzien, wordt

verantwoordingsjournalistiek soms als controversieel ervaren.88 Al sinds het ontstaan van de verantwoordingsjournalistiek wordt er beweerd dat de methode tot partijdigheid zou leiden. Als de journalist zelf zou beoordelen dat een praktijk problematisch is, zou hij zich zijn eigen normen opdringen aan het publiek. Vaak wordt hiervoor de metafoor van een “kruistocht” gebruikt. Als journalisten zelf verantwoordelijkheid voor de informatie van een zaak nemen, zullen ze te geëngageerd raken. Hierdoor zou het niet mogelijk zijn om objectief te

oordelen.89

Dit fenomeen is door de mediawetenschap met regelmaat opgemerkt. Meestal stopt men in dit wetenschapsgebied echter bij de vaststelling dat journalisten deze mening toegedaan zijn. Verklaringen voor het probleem kennen zelden meer diepgang dan de vaststelling dat journalisten nou eenmaal op deze manier denken. In mijn scriptie hoop ik door middel van filosofie een stap verder te komen. In het volgende hoofdstuk zal ik laten zien dat de manier waarop journalistieke objectiviteit wordt begrepen leidt tot een grote afhankelijkheid van bronnen met autoriteit.

88 Dean Starkman, The Watchdog that Did Not Bark, 110. 89 Ibid.

(18)

18

2. Journalistieke objectiviteit als praktijk

In het vorige hoofdstuk heb ik bevraagd waarom de reguliere journalistiek inaccuraat is. Ik ben tot de conclusie gekomen dat één type journalistiek dominant is, namelijk

toegangsjournalistiek. Mijn hypothese is dat deze preferentie van toegangsjournalistiek verankerd is in het huidige begrip en in de huidige uitvoering van de journalistiek

objectiviteitsnorm. Hoewel er zoals we hebben gezien, twee types journalistiek bestaan, wordt journalistiek meestal als één fenomeen met gedeelde waarden behandeld. Als de vraag wordt gesteld wat journalistieke objectiviteit betekent, wordt het onderscheid tussen de twee types journalistiek bijna nooit gemaakt. Deze benadering is logisch, omdat journalisten tussen beide rollen kunnen wisselen. Journalistieke objectiviteit is dus een waarde die door beide typen journalisten gedeeld en in beide rolpatronen uitgevoerd wordt. Ik zal bevragen hoe

objectiviteit de journalistieke praktijk beïnvloedt. In dit hoofdstuk zal ik eerst met Theodore Schatzki laten zien dat journalistieke objectiviteit een praktijk is. Vervolgens zal ik laten zien dat uit de manier waarop journalisten objectiviteit begrijpen drie regels voor het uitvoeren van dit begrip blijken.

In dit hoofdstuk verhelder ik de objectiviteitsregels met één casus, namelijk de Nederlandse berichtgeving van controverses rondom het Confucius Instituut. Op de officiële Engelstalige website van het Confucius Instituut is geen duidelijke definitie van hun doelstellingen te vinden. Wel zijn de doelstellingen van de moederorganisatie, Hanban, bekend. Hanban “is

committed to providing Chinese language and cultural teaching resources and services worldwide.”90 De drie Nederlandse instituten zijn onderdeel van een netwerk van verschillende Confucius Instituten. Deze instituten zijn over de hele wereld verspreid en kennen 548 verschillende locaties.91

Over de hele wereld opereren verschillende Confucius Instituten. Deze instituten zetten lokale projecten op om de doelen van Hanban in de praktijk te brengen.92 In Nederland heeft het Confucius Instituut drie afdelingen die verbonden zijn aan universiteiten. Één daarvan is in Leiden gesitueerd, één in Groningen en één bevindt zich in Maastricht.93 De websites van deze afdelingen spreken hun doelen expliciet uit. Het doel van het Confucius Instituut is (in de woorden van het Leidse Confucius Instituut): “to enhance understanding of Chinese

culture.”94 Het Groningse Confucius Instituut claimt “een brug te vormen tussen Nederland en

90 “Hanban,” Confucius Institute (datum laatste wijziging onbekend) http://english.hanban.org/node_7719.htm

(26-04-2019).

91 “About Confucius Institute” Confucius Institute (datum laatste wijziging onbekend)

http://english.hanban.org/node_10971.htm (25 maart 2019).

92 “Hanban,” Confucius Institute. 93 Ibid.

Hierbij moet worden opgemerkt dat het Confucius Instituut van Leiden gaat sluiten.

94 Confucius Instituut Universiteit Leiden (datum laatste wijziging onbekend)

(19)

19

China.”95 Ten behoeve van dit doel organiseert het instituut Chinese taallessen en lessen over de geschiedenis en cultuur van het land.96

Het Confucius Instituut geeft zelf dus aan de verspreiding van de Chinese cultuur als doel te hebben.97 Verschillende partijen claimen echter dat het instituut een spionage-instrument van de Chinese communistische partij is.98 Toen de instituten zich vestigden ontstond er over het algemeen weinig reuring. Dit veranderde echter in februari 2018 toen de directeur van de FBI, Christopher Wray, naar buiten bracht dat zijn organisatie het instituut in de gaten houdt.99 In Nederland leidde dit niet direct tot wantrouwen.100 De boodschap van Wray kreeg hier pas navolging toen Garrie van Pinxteren in februari 2019 in Medialogica haar ervaringen met het instituut deelde. Volgens de verslaggeefster zou het instituut censuur plegen door middel van de bekostiging van evenementen over China.

Op het Amsterdam Dance Event sponsorde het instituut activiteiten met een China thema, waaronder lezingen. Als spreker voor een van deze lezingen werd van Pinxteren uitgenodigd. Toen bleek dat de lezing zou gaan over persvrijheid in China, werd haar uitnodiging afgesteld. Het onderwerp bleek te gevoelig. De organisatie achter het Amsterdam Dance Event had besloten de uitnodiging in te trekken, omdat de organisatie bang was dat ze in de toekomst niet meer met het Confucius Instituut zouden kunnen samenwerken. Het Confucius Instituut zelf zegt geen moeite te hebben gehad met het onderwerp en zegt de beslissing van de organisatoren te betreuren.101 Het verhaal van het instituut vindt weinig navolging en de interpretatie dat het instituut censuur zou plegen en zou proberen te spioneren is blijven hangen.

2.1 Wat is een praktijk?

Om journalistieke objectiviteit als een beroepspraktijk te kunnen analyseren neem ik Theodore Schatzki’s definitie van praktijken over. Theodore Schatzki is een van de grondleggers van de practice theory. Dit is een multidisciplinaire stroming die sociale theorieën baseert op de manier waarop sociale fenomenen in de praktijk voorkomen.102 Binnen deze stroming heeft Schatzki een van de meest heldere definities van praktijken. Ook duidt hij als een van de weinigen expliciet welke elementen een praktijk vormgeven.

95 “Over ons,” Groningen Confucius Instituut (datum laatste wijziging onbekend)

https://www.confuciusgroningen.nl/en/about-us (24 april 2019).

96 Hanban (datum laatste wijziging onbekend) http://english.hanban.org/ (26 april 2019). 97 “Hanban,” Confucius Institute.

98 Josh Rogan, “Waking Up to China’s Infiltration of American Colleges,” Washington Post (18 februari 2018)

https://www.washingtonpost.com/opinions/global-opinions/waking-up-to-chinas-infiltration-of-american-colleges/2018/02/18/99d3bee8-13f7-11e8-9570-29c9830535e5_story.html?utm_term=.7d57bbbad326 (28 april 2019).

99 Ibid.

100 Garrie van Pinxteren, “Confucius Instituten voelen geen druk van Chinese zijde,” NRC (31 augustus 2018)

https://www.nrc.nl/nieuws/2018/08/31/confucius-instituten-voelen-geen-druk-van-chinese-zijde-a1614810 (28 april 2019).

101 “Xi, Xi wat jij niet ziet,” Medialogica, (9 januari 2019)

https://www.human.nl/medialogica/kijk/afleveringen/2018/aflevering-6.html (2 maart 2019) 23:39.

102 Theodore R. Schatzki, Social Practices: A Wittgensteinian Approach to Human Activity and the Social

(20)

20

Daarnaast biedt Schatzki’s model nog een voordeel. Voor Schatzki is samenleven een vorm van samenhang. Samenhang moet worden begrepen als een staat van samenzijn waarbinnen iedereen op individuele wijze handelt. Personen handelen dus in de eerste plaats als

individuen. Sociale interacties geven mensen (door samenhang) een context die het

individuele handelen mede bepaalt.103 Deze visie op sociale interacties is overtuigend, omdat het beantwoordt aan het idee dat personen individuele autonomie hebben, maar tegelijk ook kan verklaren waarom individuen hun handelen veranderen in sociale context. Hierdoor vermijdt deze filosofie de vraag of individuen of het sociale geheel meer verklarende kracht heeft voor sociale interacties.104

De sociale fenomenen die samenhang veroorzaken noemt Schatzki praktijken.105 Praktijken zijn de gewoontes die behoren tot een specifieke categorie. Zo zijn journalistieke praktijken praktijken die binnen onze cultuur bij de journalistiek horen, omdat ze de samenhang van de journalistiek construeren.106 Volgens Schatzki is een praktijk: “a temporally unfolding and

spatially dispersed nexus of doings and sayings.”107 Praktijken zijn dus aaneengeschakelde handelingen en woorden die in een bepaalde tijd en ruimte plaatsvinden en gezegd worden.108 Het feit dat praktijken in de tijd ontstaan en door ruimte verspreid zijn wijst erop dat

praktijken altijd een geografische plaats en een tijd hebben. Praktijken zijn in andere woorden culturele fenomenen. Ze bestaan altijd voor een bepaalde groep mensen die in een bepaalde tijd leven. Dit wordt duidelijk als we kijken naar begroetingspraktijken. Waar het in

Nederland gebruikelijk is om een bekende de hand te schudden als, geeft men in Frankrijk twee kussen op de wang en buigt men in enkele Aziatische landen.

Daarnaast wordt door Schatzki’s definitie benadrukt dat een praktijk niet slaat op een specifieke handeling, maar op een aaneenschakeling van meerdere handeling. Deze

aaneenschakeling (dus de praktijk) is hetgeen dat de handelingen met elkaar verbindt. Dit lijkt misschien wat verwarrend. Als we het over sociale praktijken hebben, denken de meeste mensen waarschijnlijk aan een specifieke handelingen. Een simpel voorbeeld van een sociale praktijk, de westerse praktijk van het handen schudden, verheldert waarom praktijken echter aaneenschakelingen van handelingen zijn.

Het handen schudden is in de letterlijke zin van het woord een specifieke handeling. Je strekt je arm uit naar een ander persoon en je gaat ermee op en neer. Als we het echter over handen schudden hebben als begroetingspraktijk, refereren we niet alleen naar deze specifieke handling. Als een persoon in zijn begroeting niets anders zou doen dan iemands hand vastpakken en schudden zouden we dit als vreemd ervaren. We zijn gewend dat als we iemand de hand schudden, we altijd eerst een paar andere stappen nemen. Zo kijken we degene die we begroeten in de ogen aan. (1) Vervolgens begroeten we mensen altijd

103 Schatzki, Social Practices, 8-14. 104 Ibid.

105 Ibid, 14. 106 Ibid, 92. 107 Ibid, 83.

108 Theodore R. Schatzki, “Practice Mind-ed Orders,” in: The Practice Turn in Contemporary Thoery, red.

Theodore R. Schatzki, Karin Knorr Ketina en Eike von Savigny (Londen en New York: Routledge, 2001) 50-63, 56.

(21)

21

mondeling, we zeggen bijvoorbeeld goedemorgen. (2) Ook na het schudden van de hand is het begroetingsritueel nog niet over. Dan vragen we iemand hoe het met de ander gaat. (3) We zien dus dat bij de praktijk van het handen schudden naast de letterlijke handeling waar de praktijk naar vernoemd is, minimaal drie andere handelingen komen kijken.

Het handen schudden is een voorbeeld van een simpel type praktijk dat Schatzki een verspreide praktijk noemt. Met verspreid bedoelt hij niet dat deze praktijken als atomen bestaan, maar juist dat ze in heel veel verschillende praktijken gelokaliseerd zijn.109 Het gaat om relatief simpele sociale interacties.110 Een simpele praktijk als handen schudden laat echter nog niet zien hoe een groot abstract fenomeen als journalistieke objectiviteit een praktijk kan zijn. Hiervoor moeten we kijken naar Schatzki’s tweede type praktijken, geïntegreerde praktijken. Geïntegreerde praktijken zijn complexere praktijken die het sociale domein

constitueren. Voorbeelden van deze praktijken zijn beroepspraktijken en vieringspraktijken.111 Geïntegreerde praktijken bestaan uit verdeelde praktijken, maar zijn meer dan alleen de optelsom van deze simpele praktijken. Vaak veranderen de simpelere praktijken namelijk van aard door context die geschapen wordt door de overkoepelende geïntegreerde praktijk.112 Zo heeft de verspreide praktijk van het ondervragen bijvoorbeeld in de context van een interview een andere identiteit dan in de context van een rechtszaak.

Deze dynamiek wordt het beste getoond door een type praktijk dat wij niet altijd als een praktijk ervaren, namelijk door talen.113 Talen verbinden woorden met lichamelijke handelingen (non verbale communicatie). Daarnaast incorporeert een taal verschillende verspreide spreekpraktijken. Een voorbeeld van een verspreide taalpraktijk die dit toont, is schelden. Zo horen bij scheldwoorden vaak gebaren. Een overduidelijk voorbeeld van de verbinding van een scheldwoord en een gebaar dat in onze cultuur te vinden is, is de verbintenis van het opsteken van een middelvinger en het roepen van de daarbij behorende vloek. De scheldpraktijk verbindt deze woorden en gebaren. Een dergelijke scheldpraktijk behoort vervolgens tot de taal Engels (en inmiddels ook het Nederlands). Daarnaast krijgen Nederlandse scheldwoorden hun betekenis, omdat ze onderdeel zijn van de taal(praktijk) het Nederlands.

We hebben tot nu toe gezien dat praktijken aaneengeschakelde handelingen zijn die in een bepaalde cultuur voorkomen. We hebben nog niet gezien hoe praktijken handelingen aaneenschakelen. Volgens Schatzki gebeurt dit door drie typen links.114

Ten eerste worden praktijken aaneengeschakeld door begrip. Volgens Schatzki baseert

practice theory zich op het idee dat praktijken bestaan uit “human activity centrally organized around shared practical understanding.”115 Het begrip van een praktijk is niet een theoretisch begrip, maar betekent dat we weten hoe we een praktijk tot stand brengen of kunnen

109 Schatzki, Social Practices, 92. 110 Ibid.

111 Ibid, 98. 112 Ibid, 99.

113 Schatzki, “Practice Mind-ed Orders,” 52. 114 Schatzki, Social practices, 89.

(22)

22

herkennen.116 Met begrip bedoelt Schatzki: “(1) the ability to carry out acts of X-ing (e.g.,

describing, ordering, questioning), (2) the ability to identify and attribute X-ings, in both one’s own and other’s cases, and (3) the ability to prompt or respond to X-ings.”117

Ons begrip van een praktijk bestaat dus uit (1) ons vermogen om de praktijk uit te voeren, (2) de mogelijkheid de praktijk te herkennen en (3) ons vermogen om te reageren op de praktijk. Dit zijn drie verschillende niveaus van begrip. Zo kan alleen een journalist journalistieke praktijken uitvoeren, maar kan ook het publiek journalistieke praktijken herkennen en weet het publiek hoe ze op journalistieke praktijken moeten reageren.118 Hierbij moet worden opgemerkt dat niet alle drie de typen van begrip voor hoeven te komen. Er bestaan verspreide praktijken waar mensen niet op reageren.119 Denk hier terug aan het voorbeeld van handen schudden. Als twee mensen elkaar op straat de hand schudden zal een voorbijganger die de twee mensen niet kent niet op het sociale fenomeen reageren.

Ten tweede worden praktijken gestructureerd door regels. Regels bepalen hoe we een specifieke handeling moeten uitvoeren. Een voorbeeld hiervan zijn technische regels, deze regels bepalen wanneer we een praktijk correct uitvoeren. Voorbeelden hiervan zijn grammaticaregels en bouwvoorschriften. Maar regels kunnen ook normatief van aard zijn. Dan sturen regels de handelingen die we wenselijk achten.120

Ten derde worden praktijken verbonden door wat Schatzki “teleoaffective structures” noemt. Dit is Schatzki’s neologisme dat is samengesteld uit de woorden teleology en affectivity. Het gaat hier dus om de elementen van een praktijk die wij als noodzakelijk of aangeboren ervaren en/of ervaren worden middels onze emoties.121 Teleoaffectieve structuren zijn “a range of acceptable or correct ends, acceptable or correct tasks to carry out for these ends, acceptable or correct beliefs (etc.) given which specific tasks are carried out for the sake of these ends, and even acceptable or correct emotions out of which to do so.”122 Hoewel deze structuren zelf gegrond zijn in de menselijke natuur, zijn de uitingen van teleoaffectieve structuren cultureel bepaald.123 Een voorbeeld hiervan is de liefde voor de familie. Praktijken worden in elke cultuur beïnvloed door deze liefde, maar de manier waarop we de liefde voor onze familie uitten wordt beïnvloed door onze cultuur.124

Of journalistieke objectiviteit door teleoaffectieve structuren wordt gekenmerkt is voor deze scriptie niet belangrijk. Het gevoel van een journalist is geen factor die voor kenniswerving relevant is. Voor deze scriptie zijn twee van de drie factoren belangrijk. Namelijk, het begrip van de praktijk journalistieke objectiviteit en de regels van de praktijk.

116 Schatzki, “Practice Mind-ed Orders,” 12. 117 Schatzki, Social Practices, 91.

118 Ibid. 119 Ibid. 120 Ibid, 59-60. 121 Ibid, 89.

122 Schatzki, “Practice mind-ed orders,” 59-60. 123 Schatzki, Social Practices, 105.

(23)

23

Nu we begrijpen hoe een sociale praktijk tot stand komt, is het van belang om te bepalen welke positie journalistieke objectiviteit in Schatzki’s theorie heeft. Journalistieke

objectiviteit kan als een praktijk en als een regel worden begrepen. Het kan als een regel van de praktijk journalistiek worden gezien. De journalistieke objectiviteit is namelijk

medebepalend voor elke handeling binnen de praktijk journalistiek. Een journalist moet zijn handelingen en manier van spreken over de journalistiek altijd zo aanpassen dat er aan deze norm wordt voldaan. Ook is journalistieke objectiviteit een voorbeeld van een type praktijk dat Schatzki expliciet onderscheidt. Namelijk, het volgen van een regel.125

Objectiviteit is een verspreide praktijk. Deze norm komt in meerdere contexten en dus ook in meerdere vormen voor. Objectiviteit behoort bijvoorbeeld ook tot de praktijk wetenschap. Volgens Schatzki worden verspreide praktijken vaak niet door regels en teleoaffectieve structuren verbonden.126 We hebben met objectiviteit echter een uitzondering gevonden. Deze praktijk kent namelijk, net als bijvoorbeeld het handen schudden, wel regels. Objectiviteit is namelijk geen simpele regel die je zomaar kan volgen. Het is een regel die bestaat uit veel verschillende regels. Er zijn namelijk dingen we altijd doen en zeggen om objectiviteit te bereiken. Al die dingen die wij behoren te doen om objectief te handelen zijn regels die de journalistieke objectiviteit tot een samenhangende praktijk maken.127 Een objectieve journalist moet bijvoorbeeld (A) de feiten beschrijven zoals ze zijn en mag daarnaast (B) niet oordelen in zijn werk. Dit soort regels bestaan in de vorm van een instrumentele relatie, als dingen die we moeten doen om objectiviteit te bereiken.128 Hier zien we waarom ik ervoor kies om objectiviteit als praktijk en niet als regel te behandelen. Namelijk, omdat objectiviteit niet één simpele regel is die je zo kan volgen, maar bestaat uit verschillende regels.

Toch is journalistieke objectiviteit geen verspreide praktijk. Journalistieke objectiviteit is de specifieke gedaante van de verspreide praktijk objectiviteit die in de praktijk journalistiek geïncorporeerd is. Door de journalistieke context verandert de manier waarop objectiviteit begrepen wordt. Hierdoor verandert ook de manier waarop we menen objectiviteit te

verkrijgen en dus ook de manier waarop we handelen om objectiviteit te bereiken. De context van wetenschap maakt de manier waarop objectiviteit begrepen wordt wezenlijk anders dan de manier waarop we objectiviteit in de journalistiek begrijpen.

Voor objectiviteit is één aspect van het begrip van de praktijk relevant. Dit is aspect (2) de mogelijkheid een praktijk te herkennen. Hoe we objectiviteit ten uitvoer brengen wordt namelijk medebepaald door onze perceptie van objectiviteit. Deze perceptie incorporeert namelijk de manier waarop we het doel objectiviteit definiëren. Als we de objectiviteitsregels die journalisten hanteren willen ontdekken moeten we dus eerst weten hoe journalisten het begrip objectiviteit op een theoretisch niveau begrijpen.

Vervolgens kunnen we het belangrijkste element voor dit onderzoek ontdekken. Dit is het belangrijkste element, omdat het bepaalt hoe journalistieke objectiviteit in de praktijk wordt

125 Schatzki, Social Practices, 91. 126 Ibid, 91-92.

127 Ibid, 91. 128 Ibid.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De opbouw van het rapport sluit aan bij de onderzoeksvragen. Hoofdstuk 2 bevat het antwoord op de eerste twee deelvragen die betrekking hebben op het Europese

Het moment komt dat er afgebouwd moet worden en dan nog is er voor jaren werk om de cavernes leeg te halen en op druk te houden en te zorgen dat niet opnieuw door overdruk er nog

Zo snappen scholen beter waar ze staan en kunnen ze laten zien wat hun kwaliteiten zijn en hoe ze die voor elkaar krijgen.’’. Daarbij gaat het niet alleen over scores, zegt

Ik onderzoek welke interventies ik als leerkracht kan hanteren bij jonge kinderen (4 tot 6 jaar) met faalangst omdat ik wil weten wat de juiste aanpak is als een leerling

Echter, het gaat om schone lucht die mensen inademen die gefiltreerd of gereinigd is door (i) lokaal gepositioneerd in de ruimte, (ii) ingebouwd in een plafond of (iii) een

In deze PBLQatie hanteren we een aanpak die is gebaseerd op de samen- hang tussen de burger en zijn digitale vaardigheden, het beleid dat de overheid voert bij het inrichten van

Als u zelf wat aan het proberen slaat met Winaero tweak, dan is het verstandig om eerst een System backup te maken voor het geval er iets helemaal mis gaat en Windows niet meer

Levend in Hem, mijn Hoofd en Heer, ben ik rechtvaardig door zijn naam.. Vrijmoedig kom ik en ontvang de kroon die Christus voor