• No results found

Taksterfteproblemen in de Forsythiateelt

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Taksterfteproblemen in de Forsythiateelt"

Copied!
31
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Proefstation voor Bloemisterij en Glasgroente ISSN 1385-3015 Vestiging Aalsmeer

Linnaeuslaan 2a, 1431 JV Aalsmeer Tel. 0 2 9 7 - 3 5 2 5 2 5

TAKSTERFTEPROBLEMEN IN DE FORSYTHIATEELT

Eindverslag project 3415

Dr.ir. A. Kerssies Ing. J.A. Amsing Ing. J . de Hoog jr. Ir. J . Benninga

Aalsmeer, oktober 1996

Rapport 6 2 Prijs f 2 0 , 0 0

Rapport 6 2 wordt u toegestuurd na storting van f 2 0 , 0 0 op gironummer 174855 ten name van PBG-Aalsmeer onder vermelding van 'Rapport 6 2 , Taksterfteproble-men in de Forsythiateelt'.

(2)

INHOUDSOPGAVE

VOORWOORD 1. INLEIDING INVENTARISATIE (ENQUETE) 2.1 Opzet 2.2 Uitvoering 2.3 Resultaten 2.4 Conclusies en discussie DIAGNOSE STELLEN 3.1 Opzet 3.2 Resultaten 7 7 7 7 11 12 12 12 4. ORIËNTERENDE BESTRIJDINGSPROEF OP 2 BEDRIJVEN

4.1 Opzet 4.2 Waarnemingen 4.3 Resultaten 5. BEDRIJFSREGISTRATIE TEELTHANDELINGEN 5.1 Opzet 5.2 Resultaten 6. EINDCONCLUSIES EN AANBEVELINGEN 14 14 14 16 18 18 18 19 PUBLIKATIES Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5 Bijlage 6 20 Inventarisatie taksterfteproblemen Forsythia

Tekeningen van de vier soorten taks terfte-problemen Forsythia Relatieschema

Gemiddelden en standaardafwijkingen van de getoetste variabelen uit enquête

Bedrijfs Registratie Formulieren

Spuitdata en omstandigheden tijdens spuiten en andere belangrijke teelthandelingen van de twee Forsythiabedrijven

(3)

VOORWOORD

Wij willen iedereen bedanken voor de hulp die wij hebben gehad bij de opzet en uitvoe-ring van dit project 'Taksterfteproblemen in de Forsythiateelt'.

Een speciaal dankwoord is op zijn plaats voor de twee Forsythiabedrijven, Hooyman en Rijlaarsdam, die een deel van hun Forsythiapercelen beschikbaar hebben gesteld voor de bestrijdingsproeven.

Verder hartelijk dank aan de sponsors van dit project de VBA, veiling Flora en de Rabo-bank en aan Rhône-Poulenc en Aseptafabriek voor het gratis beschikbaar stellen van de bestrijdingsmiddelen.

(4)

1. INLEIDING

In Nederland w o r d t ongeveer 80-85 ha Forsythia geteeld op percelen verspreid over het hele land. De struiken die in de teelt worden gebruikt kunnen aanzienlijk in leeftijd variëren. Struiken van 30 - 4 0 jaar oud zijn geen uitzondering.

De Forsythia-teelt voor de takken is een tweejarige teelt:

- 1e jaar: vorming van takken (1-jarig hout) op geoogste/gesnoeide struiken

- 2e jaar: vorming zijscheuten (sporen) op 1-jarig hout, gevolgd door oogst/snoei eind 2e jaar

Na de winter van het 1" jaar kan wortelsnoei toegepast worden.

Een opvallend feit van de laatste jaren is dat éénjarig hout steeds meer t o t bloei komt, w a t niet gebruikelijk is. Ook de vorming van samengestelde bloemknoppen op 1-jarig hout neemt toe.

In de winters van 1 9 9 3 - 1 9 9 4 en 1994-1995 hebben Forsythia-telers meer te maken gehad met taksterfte. De oorzaak van deze problemen met taksterfte lijkt divers en is nog onduidelijk.

Er kunnen vier soorten problemen worden onderscheiden:

1. Afsterving van de top van 1-jarige tak vóór de bloei, na lokale afsterving in najaar-winter.

2. Lokale afsterving van 1-jarige tak né de bloei, vooral rond samengestelde bloemknop-pen. Treedt er geen afsterving op, dan ontstaan er vaak problemen met verminderde vorming van zijscheuten rond de uitgebloeide samengestelde bloemknoppen. 3. Sporen op 1-jarig hout worden kort na vorming in het voorjaar zwart en sterven af. 4 . Uitlopers op gesnoeide struik worden zwart en sterven af.

De problemen komen landelijk voor en voor zover bekend op elk perceel, ook in particu-liere tuinen. De problemen zijn vermoedelijk niet grondsoort-afhankelijk en hebben de laatste vier jaar dramatische vormen aangenomen. Mogelijk hebben de zachte winters van de afgelopen jaren hierbij een rol gespeeld. Zachte en vochtige winters zijn ideaal voor uitbreiding van Pseudomonas syringae en Phytophthora syringae, dit zijn de pathogenen die als mogelijke probleemveroorzakers worden verdacht.

In de winter van 1994-1995 heeft de Bloemenstudieclub Noordwest-Nederland twee bijeenkomsten georganiseerd rond de problematiek, waarbij telers, voorlichters en onderzoekers aanwezig waren. Naar aanleiding hiervan is op 16 mei een bijeenkomst georganiseerd waarbij naast onderzoek en voorlichting ook de PD Wageningen aanwezig was. Tijdens het overleg stonden met name veranderingen in de teeltwijze centraal om te bezien of hier een mogelijke oorzaak te vinden was. Vooral de laatste drie tot vier jaar zijn de bovengenoemde problemen sterk toegenomen.

(5)

Aan de volgende veranderingen werd gedacht: 1. Worden er stimulantia gebruikt? (antwoord: nee). 2. Alar w o r d t als groeiremmer altijd al gebruikt.

3. Zijn er andere meststoffen gebruikt? (antwoord: er wordt weinig bemest). 4 . Worden er bepaalde onkruidbestrijdingsmiddelen meer of niet meer gebruikt?

- Roundup? Nee, Forsythia is supergevoelig "oor Roundup.

- Gebruikte middelen: Gramoxone (paraquat), Reglone (diquat). Actor (diquat/ paraquat), Gallant (haloxyfop-ethoxyethyl). Simazin wordt 1x/2 jaar gebruikt. 5. Tegen insecten worden de gebruikelijke middelen ingezet.

6. Tegen taksterfte worden allerlei middelen ingezet, zoals de Kasumin (kasugamycine) tegen Ps. syringae ('het zwart') en Aliette (fosethyl-aluminium) tegen Ph. syringae. Een opvallend feit is dat kopermiddelen (nog steeds toegelaten middelen) tegenwoordig weinig of niet meer worden ingezet, omdat de werking tegen 'het zwart' zou tegenval-len. Mogelijk dat hierdoor de infectiedruk toegenomen is en de problemen met taksterfte, genoemd onder 'Problematiek' 1 en 2 , de laatste jaren groter zijn geworden.

In het kader van bovenstaande problematiek is er door het PBG in 1995 een project gestart met de volgende onderdelen:

A. Inventarisatie (enquête).

B. Diagnose stellen (in samenwerking met de PD Wageningen). C. Oriënterende bestrijdingsproef op twee bedrijven.

D. Bedrijfsregistratie teelthandelingen.

Dit project had een looptijd van één jaar (september 1995 - september 1996). Als doel werd gesteld dat na dit jaar duidelijk moet zijn wat de oorzaak is van taksterfte-proble-men in Forsythia en wat mogelijke oplossingen zijn.

(6)

INVENTARISATIE (ENQUÊTE)

2.1 INLEIDING

De problematiek is zodanig complex dat een enquête dringend was gewenst. De enquête (bijlage 1) had t o t doel om een totale inventarisatie van de problemen te maken. Met behulp van de analyse van de enquête zou het ook mogelijk moeten zijn om een beeld te krijgen van de oorzaken in verschillen van voorkomen van de diverse proble-men op de bedrijven. Voor het opstellen van de enquête is eerst een zogenaamd

relatiediagram (bijlage 3) gemaakt. Gezien vanuit de problemen zou de oorzaak verklaard kunnen worden uit de volgende onderdelen:

- algemene bedrijfsgegevens (oppervlakte, grondsoort en leeftijd van de struiken); - watergift (beregening in de zomer en vorstbestrijding);

- bemesting (bemestingsvorm en analyse bemesting);

- teelthandelingen (oogstwijze, afvoeren van het snoeihout, lossteken en het gebruik van groeiremmers);

- gewasbescherming (onkruid, insecten en schimmels en bestrijding van taksterfte-oorzaken).

2.2 UITVOERING

De enquête is op 2 9 augustus verzonden en kon in principe t o t 2 oktober teruggezonden worden naar het Proefstation. Dit tijdstip is verlengd om een hogere respons op de

enquête te krijgen. De enquête is met behulp van een factoranalyse verwerkt. Met behulp van deze analyse kan mogelijk een beeld worden verkregen van oorzaken van de

verschillen in taksterfte op de verschillende bedrijven.

In totaal hebben 27 van de 6 2 aangeschreven productiebedrijven de enquête teruggezon-den. Een respons van 4 3 , 5 % . Vier ( = 1 5 % !) van de 27 bedrijven gaven aan dat zij in 1995 de teelt van Forsythia beëindigd hebben omdat door de taksterfte de teelt niet langer rendabel was. De 23 overgebleven bedrijven vertegenwoordigen een areaal van 4 9 ha. In bijlage 2 zijn vier 'soorten' van taksterfte beschreven. De problemen 1 en 2

hangen volgens de betrokken onderzoekers samen met Ph. syringae en de problemen 3 en 4 met het zwart ( = Ps. syringae). Diagnose van de aangetaste takken (zie hoofdstuk 3) zou hier echter meer duidelijkheid in moeten verschaffen. Het aantal bedrijven dat gereageerd heeft (en dat de gegevens voor de factoranalyse geleverd heeft) is in relatie t o t de spreiding in de gegevens dusdanig klein dat de betrouwbaarheid te wensen over laat. Daarom kan men bij het trekken van conclusies alleen spreken van aanwijzingen in de richting van een bepaalde factor welke het ziektebeeld kunnen verklaren.

2.3 RESULTATEN

In de enquête konden de telers aangeven in hoeveel procent van de struiken één of meer problemen voorkwam in het voorjaar van 1995. In tabel 1 is aangegeven hoeveel procent van de struiken op de bedrijven is aangetast door de beschreven 'soorten' van taksterfte. Dit geeft een goed beeld van de grootte van de verschillende problemen en de spreiding hierin.

(7)

Tabel 1 - Percentage aangetaste struiken op de bedrijven probieem 1 niet aan-getast 30,4% probleem 2 niet aang-etast 21,7% probleem 3 niet aan-getast 65,2% probleem 4 niet aan-getast 56,5%

klasse van aantasting 1- 10% 13,0% 1-10% 13,0% 1-10% 4,3% 1-10% 2 6 , 1 % 11-20% 8,7% 11-20% 4,3% 11-20% 4,3% 11-20% -21-30% 13,0% 21-30% 13,0% 21-30% 13,0% 21-30% 8,7% 31-50% -31-50% 8,7% 31-50% -31-50% -51-100% 34,8% 51-100% 39,2% 51-100% 13,0% 51-100% 8,7% De uitkomsten lijken er op te duiden dat met name Ph. syringae een groot probleem is en Ps. syringae een kleiner probleem is (of minder als een probleem ervaren w o r d t ) . Gemiddeld komen de vier problemen voor op respectievelijk 3 1 , 4 3 , 13 en 7 procent van de struiken. Uit de analyse blijkt dat de vier problemen bijna onafhankelijk van elkaar zijn te verklaren. Er is alleen een kleine koppeling tussen probleem 2 en 3. Beide

problemen komen voor op takken van één jaar oud welke het tweede groeijaar ingaan. Gemiddeld hebben alle telers een even groot perceel éénjarig als tweejarig hout staan. De struiken met éénjarig hout waren op het moment van de enquête gemiddeld 13,6 jaar oud en de struiken met tweejarig hout gemiddeld één jaar jonger.

De gemiddelden van de verschillende variabelen die getoetst zijn, zijn samen met de standaardafwijking, weergegeven in bijlage 4 . In totaal zijn 22 variabelen beoordeeld.

Probleem 1 (waarschijnlijk veroorzaakt door Ph. syringae) w o r d t voor het grootste

gedeelte verklaard door de leeftijd van de struiken met tweejarig hout. Hoe ouder de struiken gemiddeld zijn, hoe groter de problemen. Wanneer de bedrijven met probleem 1 in vier klasses verdeeld zouden worden, dan is op de bedrijven die het meeste last

hebben (zeven bedrijven waar gemiddeld 8 4 % van de struiken aangetast zijn) de gemid-delde leeftijd van de struiken met twee-jarig hout achttien jaar. Ook de leeftijd van de struiken met éénjarig hout lijken invloed te hebben op het optreden van probleem 1 . Weer zijn dan de struiken gemiddeld ouder op de bedrijven met veel ziekteproblemen (gemiddeld 18 jaar). Op de bedrijven waar probleem 1 veel voorkomt w o r d t in 9 0 % van de gevallen het snoeihout afgevoerd. Bedrijven die minder problemen hebben laten het snoeihout tussen het gewas achter. Dit alles lijkt recht tegen de gedachte in te gaan dat met de verwijdering van het snoeihout de besmettingsbron verwijderd zou worden.

(8)

Bedrijven die beregenen om het vochtgehalte van de grond voldoende hoog te houden hebben meer problemen met probleem 1 dan de andere bedrijven. Het zou mogelijk kunnen zijn dat door de watergift een zachter gewas ontstaat dat gevoeliger is voor het probleem. Deze hypothese moet echter verder onderzocht worden.

Tabel 2 - Verklarende factoren voor taksterfte volgens probleem 1. De bedrijven

zijn met behulp van factoranalyse in vier groepen ingedeeld

groepnummer aantal hedr. % struiken probleem 1 leeftijd 1-jarige struik leeftijd 2-jarige struik beregenen voor watergift (ja = 1,nee = 0) verwijderen snoeihout (ja = 1,nee = 0) I 7 84,3 17,7 18,0 0,9 0,9 II 1 20 16,0 18,0 0 1,0 III 7 14,3 11,6 10,1 0,7 0,7 IV 8 0,1 11,5 9,3 0,1 0,3

Probleem 2 (waarschijnlijk veroorzaakt door Ph. syringae) is net als probleem 1 voor het

grootste deel te verklaren door de leeftijd van de tweejarige struiken. Niet vreemd omdat het verschijnsel alleen voorkomt op tweejarig hout. In tegenstelling tot probleem 1 zijn bij het optreden van probleem 2 de struiken gemiddeld jonger (9,5 jaar). Op de bedrijven waar de meeste problemen te vinden zijn, zijn de struiken met éénjarig hout gemiddeld ook jonger. Op de bedrijven waar probleem 2 zich voordoet wordt over het algemeen met de hoogste gemiddelde concentratie koper bestreden (375 g/100 I water). Het gebruik van koper zal echter een gevolg zijn van het optreden van de problemen en het zal niet waarschijnlijk zijn dat door de hogere concentratie koper de problemen erger worden.

Op de bedrijven waar probleem 2 het meest voorkomt wordt gewerkt met de gemiddeld hoogste concentratie Alar. Gemiddeld wordt op de acht bedrijven welke de meeste problemen hebben 318,8 gram Alar per 100 liter water opgelost. Bedrijven (totaal 8) welke geen of amper last hebben van probleem 2 gebruiken gemiddeld maar 125 gram per 100 liter water.

Probleem 2 is in geringe mate gekoppeld met probleem 3. De enige logische verklaring is dat beide problemen voorkomen op takken van één jaar oud, welke beginnen aan hun tweede groeiseizoen. De andere factoren die namelijk probleem 3 verklaren hebben geen enkele overeenkomst met degene die probleem 2 verklaren. In tabel 3 zijn de verklaren-de factoren weergegeven.

(9)

Tabel 3 - Verklarende factoren voor taksterfte volgens probleem 2. De bedrijven zijn met behulp van factoranalyse in vier groepen ingedeeld

groepnummer aantal bedr. % struiken probleem 2 leeftijd 2-jarige struiken gebruik Alar (gram/100 L) gebruik koper (gram/100 L) I 8 0,6 15,9 125 62,5 II 5 27,0 13,6 262 230,0 III 2 55,0 9,0 250 250,0 IV 8 91,9 9,5 318,8 375,0

Probleem 3 (waarschijnlijk veroorzaakt door Ps. syringae) is gezien het aantal aangetaste

struiken (tabel 1) een kleiner probleem dan probleem 1 en 2. Het probleem wordt met name verklaard door de bemesting. De bedrijven die te maken hebben met probleem 3 bemesten allemaal jaarlijks en zijn ten opzichte van de andere telers serieus bezig met de bemesting. Dit blijkt onder andere uit het feit dat deze bedrijven ook frequenter een bemestingsmonster laten steken (cijfers zijn vermenigvuldigd met factor 10). De manier van bemesten verschilt echter. De zes bedrijven met de meeste problemen verwijderen allemaal het snoeihout. Verder wordt het probleem verklaard uit de ligging van het bedrijf. Bedrijven rond Aalsmeer en de kop van Noord Holland hebben vaker last van het probleem dan bedrijven in de andere regio's (met name zuid-westen). In tabel 4 zijn de verklarende factoren weergegeven. De bedrijven zijn verdeeld in vier groepen.

Probleem 4 (waarschijnlijk veroorzaakt door Ps. syringae) wordt amper als een probleem

ervaren (Tabel 1). Wanneer het probleem voorkomt op een bedrijf, dan w o r d t veelal een laag aantastingspercentage aangegeven. Waarschijnlijk vinden de telers het niet eens zo erg dat wat jonge scheuten uitgeschakeld worden op de gesnoeide struik, omdat anders de uitloop te massaal zou zijn. Voor probleem 4 kan geen enkele duidelijke relatie

gevonden worden met een teeltfactor die het probleem zou verergeren. De enige relatie kan gevonden worden met het gebruik van Kasumin en overige bestrijdingsmiddelen. De bedrijven die aangeven veel last te hebben van probleem 4 gebruiken alle het middel Kasumin. Het middel wordt gebruikt als bestrijding van Het zwart (Ps. syringae) en is waarschijnlijk een gevolg van het constateren van het probleem. Het gebruik van de andere middelen zoals Ronilan, Rovral en Aliette is dit waarschijnlijk ook.

(10)

Tabel 4 - Verklarende factoren voor taksterfte volgens probleem 3 groepnummer aantal bedr. % struiken probleem 3 toepassing bemesting (ja = 1,nee = 0 aantal bemes-tingsmonsters per jaar verwijderen snoeihout (ja = 1,nee = 0) regio bedrijf (1 = zuid-wes-ten, 2 = noord-w e s t e n ^ = overig) I 6 40,0 1,0 2,7 1,0 2,0 II 6 3,3 0,7 2,2 0,7 2,0 III 6 5,0 0,3 0,5 0,3 1,8 IV 5 2,0 0,2 0,2 0,4 1,0 2.4 CONCLUSIES EN DISCUSSIE

Slechts weinig teeltfactoren lijken vanuit de enquête-uitkomsten duidelijk in verband gebracht te kunnen worden met de verschillende problemen. Opvallend is dat probleem

1 juist voorkomt op oudere struiken, terwijl probleem 2 op jongere struiken meer

problemen geeft. Wellicht dat één en dezelfde ziekte (uitgebreide diagnose zal dit verder aan moeten tonen) bij planten van verschillende leeftijden verschillende symptomen kan veroorzaken. Bij probleem 1 lijkt er een relatie te zijn met de watergift. Onderzocht zou kunnen worden of op deze bedrijven takken gegroeid zijn die zachter zijn (meer weelde-rig gegroeid) en dus gemakkelijker aangetast kunnen worden. Wellicht dat drogestof-metingen al meer verklaren. Onduidelijk is bij probleem 2 de relatie met het gebruik van Alar.

Problemen 3 en 4 lijken van ondergeschikt belang ten opzichte van problemen 1 en 2, hoewel zes bedrijven aangeven met name last te hebben van probleem 3. Probleem 3 lijkt een relatie te hebben met de bemesting. Hoewel deze relatie niet erg logisch lijkt zou eventueel onderzocht kunnen worden of de gevoeligheid van de Forsythia-gewassen door bemesting wordt beïnvloed.

(11)

DIAGNOSE STELLEN

3.1 OPZET

Om een goede diagnose te kunnen stellen van de mogelijke pathogenen die betrokken zijn bij de taksterfte-problemen was het noodzakelijk om een groot aantal zieke planten van een zo groot mogelijk aantal telers te bestuderen gedurende een jaar (september

1995 - j u n i 1996).

Aan tien geselecteerde tuinders is gevraagd om ongeveer per maand een aantal takken met verschillende symptomen op te sturen aan de Plantenziektenkundige Dienst te Wageningen (PD):

- symptomen die op Het zwart {Pseudomonas syringae) lijken

- symptomen die op schade veroorzaakt door Phytophthora syringae lijken - andere symptomen

- een aantal gezonde takken.

3.2

RESULTATEN

Er zijn in totaal 31 brieven van de PD ontvangen met uitslagen over totaal 52 inzending-en van Forsythia-takkinzending-en van neginzending-en verschillinzending-ende tuinders. Dit relatief lage aantal

inzendingen komt voornamelijk doordat er nauwelijks taksterftesymptomen zijn waarge-nomen tijdens de projectduur. In Tabel 5 staat een overzicht van de verschillende

organismen die zijn geïsoleerd uit de ingezonden takken.

Tabel 5 - Welke organismen zijn gevonden en hoe vaak? Organisme

Phoma exigua

Phoma macrostoma var. macrostoma

Botrytis cinerea Sclerotinia sclerotiorum Verticil/ium dahlia Fusarium lateritium Phytophthora citricola Geen

Aantal malen gevonden 16 1 14 1 6 1 1 8

Er zijn zeven verschillende organismen geïsoleerd, waaronder dus geen, voor Forsythia bekende, plantpathogene schimmels en bacteriën gevonden zijn. Bijvoorbeeld Phoma exigua en Botrytis cinerea, de organismen die het meest werden geïsoleerd, zijn niet de organismen, voor zover bekend, die de taksterfte-problemen kunnen veroorzaken. Dit

(12)

wordt mede ondersteund door de bestrijdingsproef. De organismen waar met name naar gezocht werd, de schimmel Phytophthora syringae en de bacterie Pseudomonas syringae pv. syringae, zijn in geen van de ingezonden takken gevonden. Deze resultaten komen overeen met het feit dat er geen meldingen zijn ontvangen van tuinders met taksterfte-problemen in de Forsythiateelt in het seizoen 1995-1996. Door deze resultaten is nog steeds onbekend welk(e) organsime(n) verantwoordelijk is/zijn voor de taksterfteproble-men in de Forsythiateelt.

(13)

ORIËNTERENDE BESTRIJDINGSPROEF OP TWEE BEDRIJVEN

4 . 1 OPZET

Er is, naast het zoeken naar de oorzaak van de taksterfteproblemen, ook direct gestart met een bestrijdingsproef, omdat de problemen groot en urgent waren en zijn.

De experimenten zijn uitgevoerd op t w e e Forsythiabedrijven. - Bedrijf 1. W . Hooyman, Legmeerdijk 2 8 1 , 1187 NC Amstelveen

- Bedrijf 2. W . J . Rijlaarsdam, Nieuwveenseweg 4 8 , 2 4 2 1 LD Nieuwkoop

In het teeltseizoen 1 9 9 4 - 1 9 9 5 kwam op beide bedrijven de taksterfteproblemen in zeer ernstige mate voor. Deze problemen begonnen in januari 1995.

De experimenten zijn gestart in oktober 1995 en beëindigd in mei 1 9 9 6 .

Er zijn vier behandelingen uitgevoerd. De bespuitingen zijn uitgevoerd op struiken met éénjarige takken.

Behandelingen

1. Controle (niets doen)

2. Aliette ( 2 5 0 g / 1 0 0 I); elke drie weken spuiten

3. Koperhydroxide (200 g/100 I); elke drie weken spuiten

4 . Aliette (250 g / 1 0 0 I) + Koperhydroxide (200 g/100 I); elke drie weken spuiten. Aliette w e r k t tegen een eventuele Phytophthora syr/>)grae-aantasting (knopsterfte). Koperhydroxide w e r k t tegen een eventuele Pseudomonas syringae pv. syringae-aantas-ting (Het zwart). Aliette is door Rhône-Poulenc en koperhydroxide is door Aseptafabriek B.V. gratis beschikbaar gesteld.

De behandelingen hebben plaatsgevonden per spuitvak (ingedeeld volgens advies teler) en zijn door de telers uitgevoerd.

4 . 2 WAARNEMINGEN

Voordat de behandelingen begonnen is van elke behandeling in kaart gebracht hoe de toestand van de struiken w a s ; hoeveel aangetaste takken er per struik zijn, w a t het aantastingsbeeld is en andere bijzonderheden.

Er zijn zeven keer door onderzoekers van het PBG waarnemingen verricht in de vorm van aantal takken per struik met taksterftesymptomen (Tabel 6 en 7).

Beschrijving van de bedrijven met de proefvelden

Forsythiabedrijf Hooyman

Voor het experiment zijn totaal 13 blokken met Forsythia's gebruikt (Figuur 1); de struiken waren 9-13 jaar oud, cv. 'Linwood Gold'. De struiken hadden alle éénjarige takken, die er goed en gezond uitzagen (geen taksterfte dd 3 1 - 8 - 1 9 9 5 ) . De blokken bestonden uit 13 bij 9 6 struiken: 1248 struiken per blok. Eén blok was ongeveer 2 0 0 0 m2 groot: 2 0 bij 100 meter. De struiken (hart - hart) staan in de lengte 1 meter uit elkaar en in de breedte 1,5 meter. Per blok van 2 0 0 0 m2 is 2 0 0 liter vloeistof per keer

gespoten. De behandelingen werden in drievoud uitgevoerd, geblokt per vier behande-lingen; per behandeling waren drie blokken beschikbaar (zie Figuur 1).

(14)

De eerste bespuiting was op 12-9-1995 en de laatste op 20-4-1996. Er zijn totaal acht bespuitingen uitgevoerd.

Figuur 1 Schematisch overzicht van Forsythia-proefblokken bij Hooyman

C = Controle A = Aliette

K = Koperhydroxide AK = A + K

De blanco velden waren de randrijen

C A K AK C A A AK K K C C AK A

Hoofdpad

Forsvthiabedriif Rijlaarsdam

Voor het experiment zijn totaal 6 blokken met Forsythia's gebruikt (Figuur 2); de struiken waren ongeveer 10 jaar oud, cv. 'Linwood Gold'. De struiken hadden alle éénjarige takken, die er goed en gezond uitzagen (geen taksterfte dd 7-9-1995). De blokken bestonden uit 6 bij 125 struiken: 750 struiken per blok. Eén blok was ongeveer 2 8 0 0 m2 groot: 15,5 bij 180 meter. De struiken (hart - hart) staan in de lengte 1 meter uit elkaar en in de breedte 1,5 meter.

Per blok van 2 8 0 0 m2 is 3 4 0 liter vloeistof per keer gespoten. De behandelingen werden in enkelvoud uitgevoerd (zie Figuur 2).

De eerste bespuiting was op 10-10-1995 en de laatste op 11-5-1996. Er zijn totaal tien bespuitingen uitgevoerd.

(15)

De spuitdata en de omstandigheden tijdens het. spuiten en andere belangrijke teelthande-lingen van de twee Forsythiabedrijven staan ir, bijlage 6.

4.3

RESULTATEN

Gedurende de experimenten werden er nauwelijks taksterftesymptomen waargenomen. Alleen op de laatste waarnemingsdatum zijn wel relatief veel takken met 'zwartsympto-men' gevonden, maar er is door de PD in geen van de ingezonden takken de plantpatho-gene schimmel Phytophthora syringae of de plantpathoplantpatho-gene bacterie Pseudomonas syringae pv. syringae gevonden. De symptomen waren meestal instervingen rond de knop en bruinverkleuring vanuit de insterving. De plekken waren over het algemeen vrij klein. Wanneer de stengelvoet zwart was, dan was er meestal sprake van een eenzijdige inwendige bruinverkleuring. Dit werd meestal veroorzaakt door de schimmel Verticillium dahliae.

De bestrijdingsproeven hebben dus geen bestrijdingsadvies opgeleverd, omdat er in alle behandelingen geen of nauwelijks taksterfte is opgetreden.

Figuur 2 Schematisch overzicht van Forsythia-proefblokken bij Rijlaarsdam. C = Controle

A = Aliette

K = Koperhydroxide AK = A + K

De blanco velden waren de randrijen

(16)

c CO E >-o o I e CD 4-» c CU E '\— CU CL X CU CO O l c co CU - Q c CU 3 CO O) c co > c CU E co C/3 'S) E 3 CO " O CO O) c "E 0) c co co 5 k . 0) a "c a> E o • * - » a E > co V 4-< l _ CU 4-» co co 4-J • * 4-1 CU E c CU ^ . * co 4-» co 4-» c co < co 0 5 LO T— CN CO 0 3 ^ CN CO O) ^ CN CO O) Z^ O) LO 03 CN 03 LO 03 *— ^ r~» T— LO 0 3 0 ^ CN c a> j * .* co 4 - " % .* E S CU +-i O -S2 c CU -* -^ CO -w % c CU -* '5 w 4-» ca =tt O c • 3 • a c co CU ca CO CN ,-T

y

co ^-0 0 0 0 0 0 co • * co co CN 00 ' t CN O CO ,-T < 03 *~ 0 0 0 0 0 0 CN 03 CO r -*• OS • * CN < ,.,^ CO T— ^ *—* CN O O O O O O CN O ' t *fr CO 03 ^-CN * CN -XL < • — " CO O O O O O O 0 3 co co co T -00 • * CN •XL < E co • D CO co co c CU +-» c CU E CU a x CU CO O) c co cu c CU 3 CO CU O) c co > c CU E co C/3 co E 3 4-» co • 0 co O) c E CU c co co 5 CU a * c CU E 0 • * - » o. E > co CU 4-» ^ CU 4-« co co 4-» N 4-J CU E c CU J* . * co 4-» ^ co 4-» c co < co 0 3 LO ^ CN co 53 ^ CN co 03 CN en CN co 03 Y— —««, O) T— LO 03 CN 03 r~ 10 03 r— ^ co CM LO 03 0 ï^ CO c CU -* .* co 4-» *fc .* E 'S ® % O -52 c CU *L .* co 4-» * c CU J* '5 ^ 4-» CO *fc Ol c 15 • 0 c co CU m 0 3 LO co 0 0 0 0 co co co 0 0 ' t CN *~ 0 00 co • * T— 0 0 0 0 0 LO co 0 CN «• CN *~ < T— co CN T * " 0 0 0 0 co t co LO t— "* CN T ~ ^ CO CN r* O O O O 0 i — CN ^> LO O LO CN r— ^ <

(17)

BEDRIJFSREGISTRATIETEELTHANDELINGEN

5.1 OPZET

Samen met de projectbeschrijving, enquête-formulieren en de begeleidende brief zijn in september 1995 naar alle telers formulieren gezonden voor een bedrijfsregistratie (bijlage 5). Doel van de registratie was om op nauwkeurige wijze verbanden te kunnen leggen tussen de verschillende teelthandelingen en het optreden van taksterfte. Op de formulieren konden de telers aangeven op welk moment zij een bepaalde hande-ling uitgevoerd hadden en wanneer de problemen met taksterfte ontstonden. De bedrijfsregistratie bestond uit vier formulieren. Op het formulier gewasbescherming konden datum van toepassing, middel en concentratie en de reden waarom een

bestrijding werd uitgevoerd worden ingevuld. Op het formulier watergift en bemesting kon worden aangegeven wanneer bemest is, water gegeven werd en/of een grondmon-ster genomen was. Op het formulier teelthandelingen kon worden ingevuld wanneer de oogst, terugsnoei en lossteken hadden plaatsgevonden. Ook behandelingen met groeiremmers en de gebruikte concentraties konden worden vermeld. Op het formulier

taksterfte kon worden ingevuld op welk moment de eerste symptomen van taksterfte

geconstateerd werden. De taksterfte was net als in de enquête beschreven en onderver-deeld in vier typen. Op het formulier kon ook vermeld worden of er een monster van de taksterfte verzonden was naar de Plantenziektenkundige Dienst (P.D.) in Wageningen. Op 1 juli 1996 is door middel van een brief aan de telers gevraagd om de registratie-formulieren ingevuld terug te zenden aan het Proefstation in Aalsmeer. Voor de beant-woording waren gefrankeerde enveloppen bijgevoegd. Ook wanneer de formulieren niet ingevuld waren werd gevraagd om toch te melden of er wel of geen taksterfte was

opgetreden in de winter en het voorjaar van 1996. In totaal zijn er 58 brieven verzonden (overgebleven adressen na de enquête).

5.2 RESULTATEN

Zestien van de achtenvijftig telers hebben gereageerd op de vraag om de registratie-formulieren terug te sturen. Een teleurstellende respons van slechts 27%!

Zes van de zestien telers gaven aan dat zij geen Forsythia meer teelden. Twee telers gaven aan dat dit was gebeurd vanwege de problemen met taksterfte. Het is jammer dat de zes telers zich niet al afgemeld hadden bij de eerder gehouden enquête.

Twee telers hadden de bedrijfsregistratieformulieren niet ingevuld. Zij teelden echter nog wel Forsythia, maar hadden in 1996 geen problemen gehad met taksterfte.

Een groep van acht telers had de moeite genomen om de gevraagde informatie tijdens het teeltseizoen te verzamelen. Geen van de telers heeft problemen gehad met taksterf-te in 1996. Vier taksterf-telers merktaksterf-ten wel op dat er sprake was van een zware bloei op het

éénjarig hout, zodat de latere vorming van zijtakken (de zogenaamde sporen) problemen opleverde. Omdat er geen taksterfte is opgetreden is het niet mogelijk om een verband te leggen met de verstrekte gegevens op de registratieformulieren. Het onderverdelen van de telers in groepen om op deze manier groepsgemiddelden van bijvoorbeeld watergift te presenteren, is gezien de lage respons niet zinvol. Vanuit het onderdeel bedrijfsregistratie zijn dus geen aanwijzingen gekomen die taksterfte bij Forsythia kunnen verklaren.

(18)

EINDCONCLUSIES EN AANBEVELINGEN

Het project was zodanig opgezet dat vanuit vier verschillende invalshoeken bekend zou kunnen worden wat de mogelijke oorzaken zouden zijn: A. Inventarisatie (enquête), B. Diagnostiek, C. Bestrijdingsproef en D. Bedrijfsregistratie teelthandelingen.

Helaas (voor het projectresultaat) zijn in het teeltseizoen 1995-1996 geen taksterfte-symptomen waargenomen. Waarschijnlijk is het weer tijdens de projectduur (een r'roog najaar, een droge en koude winter en een droog en koud voorjaar) zodanig geweest dat de omstandigheden voor taksterfte zich, naar nu blijkt, niet hebben voorgedaan. De indruk bestaat dat de taksterfteproblemen vooral ontstaan bij een nat najaar, een warme, vochtige winter en een warm en nat voorjaar, zoals de afgelopen jaren het geval is

geweest.

De enquête heeft opgeleverd dat de problemen 1 (Afsterving van de top van 1-jarige tak voor de bloei, na lokale afsterving in najaar-winter) en 2 (Lokale afsterving van 1-jarige tak na de bloei, vooral rond samengestelde bloemknoppen) vaker voorkomen dan de problemen 3 (Sporen op 1-jarig hout worden kort na de vorming in het voorjaar zwart en sterven af) en 4 (Uitlopers op gesnoeide struiken worden zwart en sterven af. Verder zijn er geen heel duidelijke aanwijsbare verbanden gevonden met behulp van de enquête, waarmee op de korte termijn bruikbare onderzoekgegevens verkregen kunnen worden. Het diagnostische deel van het project heeft geen antwoord gegeven op de vraag welk(e) organisme(n) primair verantwoordelijk zijn voor de taksterfteproblemen in de Forsythia-teelt. Er zijn wel zeven andere organismen geïsoleerd, maar deze organismen zijn niet de primaire oorzaak voor de taksterfte.

De bestrijdingsproef heeft geen aanwijzing gegeven welk organisme primair verantwoor-delijk is voor de taksterfteproblemen en met welk middel dit organisme het beste

bestreden kan worden.

De bedrijfsregistratie heeft geen nieuwe gegevens opgeleverd, mede door de zeer lage respons. De lage respons komt waarschijnlijk door het feit dat er dit jaar nauwelijks of geen taksterfteproblemen zijn geweest.

Kortom, er is veel werk uitgevoerd, maar er is nauwelijks inzicht verkregen in de oorzaak van taksterfte en ook niet in maatregelen die genomen kunnen worden om taksterfte te voorkomen. Het niet optreden van taksterfte komt zeer waarschijnlijk door het weer, een droog najaar, een droge en koude winter en een droog en koud voorjaar, wat ongunstig was voor het ontwikkelen van taksterfteproblemen.

Verder onderzoek is wenselijk om een blijvende oplossing te kunnen vinden voor de taksterfte-problematiek.

Van de vier onderdelen die in het huidige project zijn uitgevoerd komen vooral de diagnostiek en de bestrijdingsproef in aanmerking om te worden herhaald, maar dan in een afgeslankte vorm. Mogelijk vervolgonderzoek zal worden besproken met de telers, de voorlichting, het onderzoek en mogelijke financiers.

(19)

PUBLIKATIES

Kerssies, A., Hoog, J. de & Amsing, J. (1995) Project taksterfte-problemen in Forsythia. Binnen één jaar hopelijk een oplossing. Vakblad voor de Bloemisterij 37: 47.

Hoog, J. de & Benninga, J. !1996) Enquête onder Forsythiatelers helpt problemen taksterfte verklaren. Vakblad voor de Bloemisterij 10: 44-45.

(20)

BIJLAGE 1 Inventarisatie taksterfteproblemen forsythia

Om een goed overzicht te krijgen van de diverse problemen met taksterfte die zich op dit moment voordoen (seizoen 1994-1995) bij de teelt van Forsythia is de volgende vragenlijst opgesteld. Wij willen u vragen om de lijst met de grootst mogelijke zorgvul-digheid in te vullen. De gegevens kunnen alleen gebruikt worden door de medewerkers aan het project. Uw gegevens zullen onder geen beding verspreid worden onder uw collega's. De vragenlijst kunt u in de bijgevoegde gefrankeerde enveloppe retour zenden aan het Proefstation (graag voor 2 oktober a.s).

Wanneer u nog vragen hebt over de lijst of over de problematiek in het algemeen, dan kunt u contact opnemen met Joop de Hoog of Albert Kerssies, beiden werkzaam op het Proefstation in Aalsmeer. Wij hopen, gezien de problematiek, op uw aller medewerking ! Met vriendelijke groet,

Joop de Hoog tel. 02977-52310 Naam teler: Postadres: Postcode en woonplaats: evt. tuinadres: Telefoon: Fax: Algemene bedrijfsgegevens

Totale oppervlakte Forsythia - 1e jaars gewas

- 2e jaars gewas

.(m2) aantal struiken:

.(m2) aantal struiken:

.(m2) aantal struiken:

Ouderdom struik a jaar (m2) nu met één / twee * jarig

hout

b jaar (m2) nu met één / twee * jarig

hout

c jaar (m2) nu met één / t w e e * jarig

hout

d jaar (m2) nu met één / twee * jarig

hout Grondsoort :

: % afslibbaar:

Taksterfte-problemen

Op de bijlage staan vier schematische tekeningen van taksterfte-problemen in Forsythia. Heeft u met één of meerdere problemen op uw bedrijf te maken in 1995?

één / meerdere * Welk van de problemen is op uw bedrijf het grootst? 1 / 2 / 3 / 4 *

Kunt u aangeven in welke mate (% struiken met minimaal 1 aangetaste tak) één van de problemen op uw bedrijf voorkomt en op welk tijdstip (maand) u de eerste symptomen ziet van deze aantasting? Kunt u daarnaast aangeven of u een bestrijding hiervoor uitvoert en met welk middel?

(21)

Probleem % struiken tijdstip bestrijding (middel en conc.) 1 %

2 % 3 % 4 %

Heeft u in de voorgaande jaren ook last gehad van één van de problemen en traden zij toen op hetzelfde tijdstip op?

Jaar probleem (1,2,3,4) tijdstip van optreden

1991

1992

1993

1994

Heeft u van de taksterfteproblemen een monster laten nemen voor analyse? ja / nee* zo ja, wat was de conclusie van deze analyse?

Heeft u de aangetaste takken van het perceel verwijderd? ja / nee*

Wilt u het komende jaar het bijgevoegde bedrijfsregistratieformulier invullen?

ja / nee* Opmerkingen met betrekking tot taksterfteproblemen bij Forsythia uwerzijds?

*

Watergift en bemesting

Maakt u gebruik van beregening ? ja / nee zo ja met welk doel watergift ja / nee*

vorstbestrijding ja / nee* Zijn alle percelen gedraineerd ? ja / nee* Worden de percelen jaarlijks bemest ? ja / nee* zo ja op welke wijze en op welk tijdstip ?

1. Organische bemesting in de vorm van in de maand(en). 2. Kunstmest (welke ?) in de maand(en). Zijn er in de wijze van bemesten de laatste jaren grote veranderingen opgetreden op uw bedrijf ?

(22)

Laat u regelmatig een monster steken om de voedingstoestand van de grond te bepalen? - maal per jaar of om de jaar

- ziet u de laatste jaren zelf veranderingen optreden in de bemestingstoestand van de percelen?

Kunt u van de laatste drie jaar een kopie van de grondmonsters maken en deze met dit formulier retour zenden?

Teelthandelingen

Op welke wijze oogst u de takken?

Worden de struiken na de oogst van de takken nog teruggesnoeid? ja / nee* zo ja op welke wijze gebeurt dit? Machinaal vanaf tractor / handmatig met snoeischaar*

Wat doet u met gesnoeid hout? Verwijderen en afvoeren / versnipperen tussen gewas* Worden de struiken losgestoken? ja / nee*

zo ja op welke wijze? Machinaal met een ploeg / handmatig* * Gebruikt u groeiremmers op uw bedrijf? ja / nee zo ja welke middelen

in welke concentraties , en op welk tijdstippen van het jaar

Gewasbescherming

Op welke wijze vindt onkruidbestrijding plaats op uw bedrijf? Mechanisch / Chemisch* Waneer chemische middelen gebruikt worden dan graag vermelden de naam van het middel, de concentratie en de momenten van toepassen

naam concentratie tijdstippen van toepassen (maand)

Is deze methode van onkruidbestrijding veranderd de laatste drie jaar? ja / nee* zo ja wat?

Tegen welke insekten voert u een chemische bestrijding uit en met welk middel (en concentratie) op welk tijdstippen van het jaar?

(23)

Voert u een bestrijding uit tegen het afsterven van takken en/of sporen? ja / nee1

zo ja met welke middelen (en concentratie) en op welke tijdstippen?

middel concentratie tijdstippen van toepassen

Bent u de laatste drie jaar gestopt met het toepassen van een bepaald middel? zo ja welk middel?

Wat vindt u zelf van het effect van de toepassing van de middelen?

(24)

BIJLAGE 2 Schematisch overzicht van de vier soorten

taksterfteproble-men

D E V I E R S

\a>

O O R T E N

T A K A F S T E R V I N G i

Eenjarig hout; afstervlng top vóór de bloei; uitloop van onderuit.

Eenjarig hout; zware bloei met pro-blemen in het mideen van de tak: afsterving; problemen met vorming sporen.

Eenjarig hout; veelal zware bloei; sporen worden zwart en sterven af.

Gesnoeide struik; uitloop wordt zwart en sterft af.

(25)

BIJLAGE 3 Relatieschema

Relatieschema

symptoom (4)

alg. bedr. geg.

watergift

bemesting

teelthandelingen

gewasbescherming

oppervlakte

grondsoort

leeftijd struiken

beregening in zomer

vorstbestrijding

analyse bemesting

bemestingsvorm

oogstwijze

afvoeren ja/nee

lossteken

groeiremmers

onkruid

insekten/schimmels

(26)

BIJLAGE 4 Gemiddelden en standaardafwijkingen van de getoetste

variabelen uit de enquête

Variabele benaming

1 percentage struiken aangetast door prob'eem 1 2 percentage struiken aangetast door probleem 2 3 percentage struiken aangetast door probleem 3 4 percentage struiken aangetast door probleem 4 5 percentage struiken met 1-jarig hout

6 percentage struiken met 2-jarig hout 7 grondsoort: percentage afslibbaar 8 gemiddelde leeftijd 1-jarige struik 9 gemiddelde leeftijd 2-jarige struik 10 beregening (% bedrijven)

11 beregening tegen vorstbestrijding

12 percentage bedrijven wat bemesting toepast 13 aantal bemestingsmonsters per jaar

14 oogstmethode; 0 = handmatig, 1 = machinaal 15 verwijderen snoeihout; ja = 1, nee = 0

16 lossteken struik; ja = 1, nee = 0 17 gebruik Alar (gram/100 L) 18 gebruik Ethrel (cc/100 L) 19 gebruik koper (gram/100 L) 20 gebruik Kasumin (gram/100 L)

21 aantal andere middelen tegen taksterfte

22 regio (1 =zuid westen, 2 = noord westen, 3 = rest) 1,7

gemiddelde waarde 30,9 42,8 13,0 5,0 50,7 49,3 33,8 13,6 12,6 50,0 0,0 60,0 1,4 0,9 0,6 0,8 233,0 78,8 223,9 13,0 0,3 it) 1,7 standaard afwijking 37,2 39,7 27,0 9,6 7,1 7,1 10,6 6,5 6,4 50,0 0,2 50,0 1,6 0,3 0,5 0,4 136,5 43,2 227,9 33,7 0,6 0,7

(27)

BIJLAGE 5

Bedrijfsr ^istratie-formulieren

z

cc U I X ü (O UJ (O < U I

o

"53 £ — .* 0)

>-1%

03 0) >- "O 03 S c to o> (O "O J2 - r o 0) Ü n O " c o

°" 2

O) i_ 0 O)

Ëë

_ . * OJ i . c c C 0 0) c t S •O ü O

s iS •

03 - i w .* a c a a O (O O) o X .3 DC S a> ai E

o »

z Q. - 3 « ÜJ « Q

£

h o LU g, ^ 4) • o 0) e « o .E o : o o *~ O 1-> 2 m °-<0 — (0 H—

£ °

c w a> a; • o o <ö £

II

a> w o> <u 03 = > Q) 03 O x: = E LU P .E

$

c

a: «

£ï

O .£ CC c co £ LL a> - 3 =

E

i

Q E LU O ca u. 03 <0 O) "O C "O "O o c E « ^ +-1 •P . c 2 te c o $ o) -5 & § > • c S 0) a) c 2

2 g

3

Ê ~ >

.— . * 03 O) "5 03 ra .Q " CD ra <u c 03 03 C \X k -03 E a 0 concentrati e e n hoeveelh . 03 "O E E 03 03 O k -Q. E ra 03 C/3 03 T 3 < W ra J2 o. c o o .. c 03 9 « - o

^ °

i "

ra « ra o

(28)

Od Z H (0 111 LU 00 Z LU CD ce LU h-< o "O CS < X I - >-</3 ce

o

(A i_ co 03 (0

°- £

C O < 0 _ * CO — Q «o . 03 03 § « ' S c (0 > o > c 03 03 "5 > o > ' N c CO 15 o • o Û

S

0) o • a a> +-> CD E c <D W C > C O 0) © o -c (0 . * TT o — o e>

| 2

i o £

c

• -s

+- «2 C0 c (0 XJ c a) co -t-1 m a)

25

« W E 'S CO Q3 CD C (0 > c CD co C/3

i

1

4-* (0 c .et co 9-•- ° O 03 O "O 03 03 Ü

if:

—. 03 LU CD 03 > < I -_ 1 LU LU C 03 03 E 3 +•• (0 •"" -a LU » ce s h - CL w o LU S <Z 3 W > U- C 12 — ce S? CD LU ù. m (D c 03 03 "5 > c 03 > 03 C0 C CD CD 03 E CD C . = - 03 C 03 CO C c CD > T5 C

I l

c a. :=• o 03 0 0

"° d >

03 03 > u-03 O C0 O _ C > CD CD » S «° | 03« E S E g o O fc

2

2.s

c 03 CO C 03 E a. o 03 E CD C k -03 *-> C/3 C o E bemestin g (kg ) watergif t (mm ) E 3 +-" CD T 3 C/3 03 k _ T 3 < 03 w +-< CD JO Q. c o o c 03 03

« -8

CD (/) CO o Z o.

(29)

CD er CD S p S ^ ™ p3o3 CO <3> c t i -S> ^ 3 & er ^ cB-g « ir- i S

Ä S

emis

re and •Q ü

oorB

r Floricu • ^ &

Proefstat

Research Sta \ ^ ^ M B 2 LU C3 2 - J L U Q

z

< LU < X > CO DC O L i . Z LU O ^ — 1 L U

a

z

< X 1-LU LU LU 1-< LL co C3 LU ce co LL ce a V) (0 CO C k -(0 (D Q -1 L_ U) - * 0} (/> (0 n > 4 -o W 03 '55 o c en O ) 3 k -03

6

• M (0 o o r N C (0 T 3 03 £ "03 03 > CD O . C 03 T 3 : 3 » JD k -(0 (0 •4-> 03 E 03 (0 k -+-> C 03 O C o i welk e c ingen . < - j * C <D 03 fc dde l e o p

E S

o s . * t : c c CD - C 0 ) û +•< .c o k _ 03 > r 03 T 3 C (C .c 03 • a E 3 (0 T 3 03 03 2 Q . O C u> 3 > en CD 03 03

* S

+* i : T 3 O

s §

S 03 •k h 3 3 t- c: . Q . O l W w

? ~

E o F « 03 *•> >- O 03 1 -O i ^M U) p r ee n 00 0 a i «— e -E a. (0 î - 2 03 r = • o 3 wo r geb r "O 03 3 T 3 & o c w C 3 c 03 O ) C k_ 03 E Q . O 03 '+•» C0 k . • i - " C 03 Ü C o Ü k -03 E E 03 k -53 o k . O ) ç "ô5 " O C C0 E 3 +-> ca • o 03 CA 03 k— "O < CO SS a. c o o c 03 03

'S -o

e °

I "

(30)

-CD P S co o> a> C3 Q 5 5 «

as

.CO "O ^_ co CD S LU CC L U I -</)

<

CU 0 5 CO J 2 Q) ' N <* ,_! ^—

e

d) U) - D O 00 (0 4-> 3 _0J <U n 4-> c (1) > <U • o *-> to ^ c « r .* k_ CD E Q . O O O > <D E D Q . CD C CD -a o c CD C >tU i

-S*

« s

u. co 03 <-> 03 O C ( -c/> • CD CU < X 1- >-C/3 IX.

o

> CD n> o o> (0 03 r 03 -^ 15 k_ <ii J. . +•• CU (LI +-" 03 V) c O Ü E en o) o k -a • o c n N k . > <U co !_ O E i_ m 00 H -o c > t l l c 03 03 *-> CO m m c k -03 03 T 3 b .*: CD 2 *-> < u F c eu U k -CD o > tu D en r tu H— k -a> V) en c V O) Z +^ L U W U eu Z a> =i S

il

Es

LU 5 I - 03 LU a>

F =*

<r a; Π5 I- a co o O c LU a>

^ 3

2-E

g o?

LJ flj LU i -CQ O 3 <D *-> U) r= tu •à-M a5 a)

>1

M

•(-• CD ' 5 - a • 2 S a> D

c °

O) c > a» <D "O .£ E S. » z > (A O) .a tu (A 03 03 C k -03 $ Q tu c O) c k -(U E Q. O O) "53 • o c 03 . C (U .a c 0) T3 C O N k_ (U > k . O) +-> CO c o E problee m 1... 4 E D +-> 03 -a (U CA (U k -T3 < 03 JO Q. C O o .. c CD <" «•S " O E u 03 C0 03 o Z Q.

(31)

BIJLAGE 6

W . Hoovman Spuitdatum 12-09-1995 04-10-1995 27-10-1995 14-11-1995 12-12-1995 12-01-1996 28-02-1996 26-03-1996 27-03-1996 20-04-1996

Spuitdata en de omstandigheden tijdens het spuiten

en andere belangrijke teeithandelingen van de twee

Forsythiabedrijven

Spuittijd Omstandigheden

7.00-9.00 1 5 ° C , bewolkt, om 16.00 uur een beetje regen 7.00-9.00 2 0 ° C , bewolkt/zon en w i n d , om 19.00 regen

7.00-9.00 1 6 ° C , bewolkt, redelijke w i n d , om 19.00 regen (gewas was al droog)

7.00-9.00 om 10.00 lichte regen, om 15.00 gewas droog 7.00-9.00 4 ° C , bewolkt en wind

11.00-15.00 8 ° C , mooi weer, een beetje wind 12.00-16.00 6 ° C , droog, bewolkt, iets teveel wind 8.00-10.00 alleen Aliette, daana teveel wind

8.00-10.00 andere behandelingen gespoten, veel wind 8.00-11.30 droog, beetje wind

week 12: de helft van de struiken geploegd met L-mes

week 19: groeiremmer gespoten - dazide 3 0 0 gr/100 I + ethrel 100 ml/100 I week 2 0 : andere helft van de struiken geploegd

W . J . Rijlaarsdam Spuitdatum 10-10-1995 28-10-1995 13-11-1995 01-12-1995 12-01-1996 29-02-1996 15-03-1996 05-04-1996 29-04-1996 11-05-1996

Ongeveer 0 1 - 1 2 - 1 9 9 5 : losploegen perceel

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

wikkeling gaf, was echter minder groot. In aansluiting aan de inleiding van de Fransman Braun bracht men van Franse zijde met meer klem een aantal wensen voor

die een vrij zelfstandige taak heeft, niet te veel bedreigd wordt door en ingeschakeld wil worden als algemeen assistent van de bestuurders, zijn werk min of

de promotiekansen en de gelijke salariëring van de vrouw, het in overeenstemming brengen van de werktijden van de gehuwde werkende vrouw met schoolgaande

In dit vers wordt de gelovigen de wonderlijke belofte gegeven dat onze oorlog met Satan spoedig tot een finaal eind zal gebracht worden, waarbij Satan totaal verslagen zal worden

Met een voorzichtig economisch herstel in de eurozone veerde ook de Nederlandse economie eind 2014 weer op: het reëel bruto binnenlands product (bbp) groeide, het

Door de daling van het overheidstekort (zal de schuld van de overheid minder hard groeien,) krijgen beleggers meer vertrouwen in de. kredietwaardigheid van de overheid en kunnen

Dus als de speler maar een eindig aantal, zeg n + 1, spellen mag spelen, dan is iedere keer maximaal inzetten een optimaal strategie.. Aangezien dit geldt voor alle n ∈ N 0 , dan

Veilige digtale producten en diensten, niet alleen ISP’s, maar voor de