• No results found

Het projekt MANROP

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het projekt MANROP"

Copied!
17
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het projekt MANROP

Citation for published version (APA):

Meulen, van der, G. G. (1980). Het projekt MANROP. (MANROP-serie; Vol. 1). Technische Hogeschool Eindhoven.

Document status and date: Gepubliceerd: 01/01/1980

Document Version:

Uitgevers PDF, ook bekend als Version of Record

Please check the document version of this publication:

• A submitted manuscript is the version of the article upon submission and before peer-review. There can be important differences between the submitted version and the official published version of record. People interested in the research are advised to contact the author for the final version of the publication, or visit the DOI to the publisher's website.

• The final author version and the galley proof are versions of the publication after peer review.

• The final published version features the final layout of the paper including the volume, issue and page numbers.

Link to publication

General rights

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights. • Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research. • You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain

• You may freely distribute the URL identifying the publication in the public portal.

If the publication is distributed under the terms of Article 25fa of the Dutch Copyright Act, indicated by the “Taverne” license above, please follow below link for the End User Agreement:

www.tue.nl/taverne

Take down policy

If you believe that this document breaches copyright please contact us at:

openaccess@tue.nl

providing details and we will investigate your claim.

(2)

Management van de Ruimtelijke Ordening en Ruimtelijke Planning MANROP-serie nummer 1

Dr.George G.van der Meulen

Eindhoven juni 1980

Urbanistiek en Ruimtelijke Organisatie, Afdeling der Bouwkunde,

Technische Hogeschool Eindhoven.

(3)

MANAGEr~ENT VAN RUIMTELIJKE ORDENING EN RUIr~[LIJKE PLANNING; het projekt MANROP

Gerard van der Meulen ~

Het wi l1en doen van steeds genuanceerdere ui tspraken over steeds meer facetten van onze omringende wereld eist een goede kwaliteit t.a.v. beleid-voeren, u.itvoeren t bewaken, opdrachten vedenen, kostprijs ka 1 kul atie, onder-handelen etc. Ruimtelijke planning en ruimtelijke ordening als voorbereiding van overheidsingrijpen, vragen aldus, om een goedmanagement.

De Wet op de Ruimtelijke Ordening benadrukt deze gedachte, aangez;en de overheden op de verschillende ru;mtelijke niveau's voor die planning en

ordening zorg moeten dragen. Hoe ze dat moeten doen is voor een deel vastgelegd in onder meer het Besluit op de Ruimtelijke Ordening. Daarnaast is een uit-gebreide (vaste) jurisprudentie ontstaan van Kroon en rechtspraak, en sinds kort ook van de Voorzitter van AROB. We mogen ve~/achten dat deze verder inhoud en inrichting aan bedoelde planning en ordening geven.

V~~r menigeen is duidelijk dat ruimtelijke ordening en ruimtelijke planning snel uit de kluiten gegroeide jongelingen zijn, die om allerlei redenen niet ionder kinderziekten zijn gebleven.

Naar publiek en 'deskundigen ' toe vertoont dit edele tweetal zich als een stort-vloed aan papier, voor insiders tevens als een komplex en matig georganiseerd systeem. Dit laatste konstateren wij zowel in de diverse op de ruimtelijke . planning betrekking hebbende opleidingen (sociale geografie, planologie,

(ruimtelijke) economie, T.H.-bo~vkunde, etc.) als in de daarmee in een wissel-werking verkerende praktijk; de praktijk is veelal meer een 'bezig zijn in' waardoor men zich t.a.v. de voorhanden problematiek tot vakman kan ontwikkelen, dan een direkte toepassing van opgedane kennis.

Ruimtelijke ordening en ruimtelijke planning kunnen opgevat worden als een tota-liteit, een systeem van met elkaar interakterende.en kommunicerende mensen, i.c. rolvertolkers, maar ook als een komplex geheel van daarmee samenhangend~ akti-v;teiten. Deze aktiviteiten behoeven beleid en een visie omtrent dit beleid, geal10keerd over de totaliteit van rolvertolkers en gerelateerd aan beschik-bare middelen, die per definitie schaars z;jn. De schaarste benadrukt overigens de noodzaak van een adekwaat bele;d of beter bestuur.

Bestul.lr, beleid, middelen en werkwijzen zijn de peilers van wat 't/ij management zouden willen noemen . .

' " " .. , . " .

*

Dr.G.G.v.d.Meulen, stafmedevlerker vakgroep Urbanistiek en RU'imtelijke Organisatie, Afdeling Bouwkunde, THE

(4)

-2-Omdat wij ons wi llen beperken tot ordening, inri chting en planning van de ons \

omringende (maatschappelijke) ru;mte, gaat het om het management van de ruimte-lijke ordening en de ruimte1ijke planning, zoals de titel reeds aangeeft.

Management wordt gedefiniierd als het bestuur van organisaties, de wijze dus waarop een organisatie geleid wordt. Onder management kan ook gerekend worden de wijze waarop een organisatie haar specifieke, uitvoerende, taak verwerkt en inhoud geeft. Onder meer kan bijvoorbeeld gedacht worden aan opvoering van de efficiency waarmee de organisatie zijn produkten en/of diensten realiseert. <Een 'kader'v6br'MANROP

Onder MANROP verstaan wij dus het Management van Ru;mtelijke Ordening en ruimtelijke Planning.

De praktijk van die ordening en pl anning waarmee wij persoon 1 ijk in de eerste he 1 ft de zeventiger jaren gekonfronteerd werden vormt de bakermat voor het formuleren

van MANROP als projekt. L~ter heeft het projekt duidelijker gestalte gekregen doordat MANROP binnen de uitwerking van het Urbanistiek denken in het onderwijs

(v.d.Meulen, 1974 a en b) en onderzoek aan de Afdeling der Bouwkunde van de Technische Hogeschool Eindhoven goed paste en er een vruchtbare voedingsbodem

yond.

.

MANROP moet in zijn toepassing al1ereerst worden opgevat als een

overheids~kti-viteit, waarbij we ons voornamelijk bepalen tot het gemeentelijk bestuursniveau; hierbij kunnen wel aktiviteiten en know-how van'(semi-)partikuliere instellingen betrokken worden.

In .de tweede plaats moet MANROP gezien worden in het licht van een rationele planning geent op methodische en systematische werkw;jzen.

In de derde plaats richt MANROP zich in een tijd van voortgaande automatisering op gebruikmaking van hulpmiddelen als de rekenautomaat en daaraan gekoppelde randapparatuur als kaartlezer, tekenplotter, beeldscherm, etc.

In de laatste plaats heeft MANROP alleen reile betekenis wanneer door een inte-grale daarop gebaseerde aanpak tijdsbesparing, efficiency en kostpt'ijsbeperking (lin the long run l ) wordt bewerkstel1igd, en, MANROP een verbetering impliceert ten opzichte van de thans gangbare werkwijze inkluis die van degeen die ·z;jn of haar beroep daarbinnen uitoefent.

Deelterreinen van MANROP

Er kunnen nu een aantal deelterreinen aan dit management van ruimtelijke ordening en ru,imte 1 ijke planning onderkend worden die funkti onee 1 (o.m. ondersteunend) zijn voor de inrichting van de ruimte, te weten:

(5)

-3-1. data- en informatie-management 2. grond-management 3. plan-management 4. proces-/effektiviteitsmanagement 5. exploitatie-management 6. WRO-management 7. edukatie-management

We zullen hieronder deze deelterreinen van MANROP de revue la~en passeren en aangeven waarom het expliciteren als deelterreinen z;nnig is.

V~~r elk deelterrein zal als 'schot voar de baeg' een adekwate taak oms"chreven worden. Deze 'taken' kunnen in de varm van een werkstrategie nader gekonkretriseerd worden, hetgeen in grate li"jnen per taak ui teen wordt gezet.

L data.; "eli ";riformati e':'mariage"ment

Soms beschikken wij over ~e weinig gegevens om een adekwate planning en beleids-vaering te 'vaeden'; in andere geval1en is de hoeveelheid data gigantisch, maar het naar voren halen van die gegevens die wij terzake nodig hebben een onbegannen zaak. In die gevallen lijkt het wel eens ap het zoeken naar een speld in een hooiberg; in andere geval1en gaan we niet eens zoe ken omdat we niet zauden weten waarnaar! Dit laatste is in het kader van de ruimtelijke ardening en ruimtelijke planning bijzonder relevant: over een bepaald stukruimte worden in de loop der tijd uitspraken gedaan en afspraken gemaakt. Die informatie, evenzo goed als " andere informatie is nodig, ten behoeve van een juiste planmatige afweging van beleidsalternatieven met betrekking tot dat stuk ruimte.

Dergelijke informatie (data) dient op zo verstandig mogelijke wijze opgeslagen te worden. Tevens moet een systeem ter beschikking staan waardoor we zo snel en efficient magelijk benadigde infarmatie te vaarschijn kunnen halen. Het zal niet verbazen dat in dit verband aan een kamputer wordt gedacht.

V~~r het geautomatiseerde opvragen van ruimtelijk relevante infarmatie hebben wij een kamputerprogramma opgesteld onder de kodenaam INFOAUT (v.d.~1eulen en Heskes, 1980). Dit programma maakt het magelijk om data ap te roepen naar een drietal geagrafische eenheden, te weten: gebied, grid en pastkode-gebie~. Vaarts is daarbij onderscheid gemaa,kt in tekstuele informatie, kwantitatieve infarmatie en informat;e ten aanzien van voorschriften en regelingen •

.

.

, '.

"2. grand-management

Ruimte uitgedrukt in termen van grand of grondoppervlak heeft een aantal karak-tertistieken die gebfuikt kunnenworden"ten beha~ve van het praces van planning en ordening.

(6)

.

-4-Tevens heeft grond betekenis in de sfeer van de overheidsfinanc;en en politiek-maatschappelijke visies.

Grondmanagement richt zich voornamelijk op kenmerken van grond zoals grondprijs, grondgebruik en grondkwaliteit (i.e. bodemkwali~eit en -struktuur, geologische struktuur en -morfologie, etc.). V~~r een deel impliceert dit inrichten en be-stemmen in het kader van de WRO. Meer specifiek richt grondmanagement zich op inzichtelijk maken en zicht houden op strukturele onblikkelingen in prijzen en gebru'iksfunkties van grond. De schakel naar de ruimtelijke planning en -ordening zit onder meer besloten in de mogelijkheid om uit de gekonstateerde ontwikkelingen

'~ignalen' te desti11eren van waaruit beleidsaktiesen besluitvorming kunnen

resulteren. Doen zich onbedoelde c.q. ongewenste ontwikkelingen voor dan kunnen

~t de WRO in de hand maatregelen genomen worden om die ontwikkelingen te stoppen of te keren. In een dergelijk geval kan gedachtworden aan maatregelen als voor-bereidingsbesluit, aanlegvergunning, opstellen en ter visie 1eggen van een

(gewijzigd) bestemmingsplan, onder dwang doen terugbrengen van de oorspronkelijke toestand, etc. (misschien een aanzet tot een Ruimtelijk Ordeningstoezicht als parallel van Bouw- en Woningtoezicht o.g.v. de Woningwet).

De gesti puleerde taakomschrijving imp' i ceert dat voortdurend inventari serend en analyserend onderzoek nodig is, om naar het ruimtelijk be1eid toe de bedoelde signalen te kunnen geven.

Een deel van dergelijk onderzoek en dit betreft in het bijzonder het gedeelte . dat relevant is voor het ruimtelijk beleid kent een aantal min of meer

konstant te omschrijven prob1eemstellingen. Dit laatste geeft de mogelijkheid om inventarisatie en analyse vergaand te systematiseren en automatiseren. Op elk gewenst moment kan op basis van het dan ter beschikking staande data-materiaal een beeld van de gang van zaken verkregen worden.

Naast dergelijk meer pragmatisch gericht onderzoek zal fundamenteel onderzoek omtrent de ontwikkelingen in het gebruik en de prijsvorming van grond noodzakelijk zijn. Ook in grondpolitieke termen is dat zeer gewenst teneinde de politieke

diskussie meer bodem te verstrekken en van een deel van de maatschappelijk-emotionele argumenten te 'verlossen'.

Elders (v.d.Meulen en v.d.Kamp, 1979) is uiteengezet op welke manier grondprijs-onderzoek systemat;sch kan worden opgezet en hoe als exploitatie de struktuur van een regio (Eindhoven) op basis van grondprijzen c.q. onroerendgoed prijzen inzichtelijk gemaakt kan worden, alsmede op welke wijze door middel van analyse verklaringen daarvoor kunnen worden aangereikt.

(7)

-5-Een neven-effekt van bedoeld onderzoek is dat overheden tevens meer en

beter greep krijgen op de prijs-ontwikkeling van onroerend goed als zodanig . . Inzicht daaromtrent kan verwerkt worden in de toerekeningsprocedures voor

de onroerend goed belastingen. Met andere woorden, het grondprijs onderzoek heeft systematisch uitgevoerd gelijktijdig andere voordelen voor het over-heidsbeleid in het algemeen.

Ook kontinu en systematisch inventariseren en analyseren van ontwikkelingen in het gebruik van gronden en opstallen kan een duidelijke si$naalfunktie ten behoeve van het ruimtelijk beleid hebben.

Een karakteristiek voorbeeld hiervan is de snel1e opkomst van perifere detailhandelvestigingen op plaatsen die uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening als minder gewenst beoordeeld worden.

Zijn overheden zich sneller bewust van dergelijRe ontwikkelingen dan kan sneller op adekwate wijze worden ingegrepen. Met betrekking tot de perifere detailhandelsvestigingen is dat in een betrekkelijk laat stadium gebeurd, vooral toen verschillende instanties aan de noodrem zijn gaan trekken. Voortvloeiend uit de nationaal-politieke diskussie zijn toen maatregelen op lokaal niveau genomen die tot het gebruikelijke instru-mentarium van de WRO behoren.

Als ander voorbeeld kan genoemd worden de funktieverschuivingen in de Amsterdamse Leidsestraat van vooral winkelfunktie naar vooral de funktie van reisbureau's.

Men kan de vraag opwerpen of een dergelijke ontwikkeling uit een oogpunt van stedebouwkund;ge kleinschaligheid waardoor deze straat gekenmerkt wordt en uit een oogpunt van centrum-ontwikkeling wel zo gewenst is. Bedoeld of onbedoeld heeft het Amsterdamse gemeentebestuur niet in deze funktiever-schuiving van grote schaal geintervenieerd.

Een laatste voorbeeld betreft gebruiksverschuivingen in de overgangsgebieden van stedelijke centrumgebieden c.q. binnensteden naar de meer perifeer

gesitueerde woongebieden. Deze overgangsgebieden die vaak foutief in analogie met theorieen als de konsentrische zone theorie van Burgess als transitie-zones worden aangeduid, worden door snel1e opeenvolging van vooral tijde-lijke funkties gekenmerkt. Het voortdurend zichtbaar maken van deze gang van zaken is voar een goede ruimtelijke beleidsvoering van groat belang. Maatregelen in de zin va~ de WRO en/of eventuele grondverwerving kunnen er in het verlengde van liggen.

(8)

-6-'3: 'plan~martagement

De management-opgave die hierin besloten ligt heeft betrekking opde stede-bouwkundige planvoorbereiding van struktuur- en bestemmingsplannen. Hoewel in principe hat gehele planvoorbereidingsproces (dus inklusief onderzoek, opstellen van toelichtingen en 'programma's van eisen, e.d.) tot die opgave gerekend dient te worden, beperken wij ons hier tot de ruimtelijka vertaling, vandaar de toevoeging van het bijvoeglijk naamwoord 'stedebouwkundig'.

Met andere woorden, wij richten ons op het planvormingsgedeelte, wanneer over zaken als doelstellingen, op te lossen knelpunten en programma van eisen reeds duidelijkheid bestaat.

Waarom voor de ruimtelijke vertaling een plan-management geformuleerd wordt hangt samen met de ons inziens weinig efficiente en konsistente werkwijze op dit moment. Die werkwijze is tevens relatief duur, weinig expliciet en . biedt niet of nauwelijks aangrijpingspunten om funktioneel voor de zo

nood-zakelijke inspraak en participatie van 'anderen' dan deskundigen te zijn. Ook geldt dit laatste zeer nadrukkelijk voor de beleidsvoerders die betrek-kelijk vaak de deskundigheid van de deskundige voor lief moeten nemen omdat zij niet precies weten c.q. begrijpen waarom stedebouwkundige deeloplossingen op een bepaalde wijze tot stand zijn gekomen. Krachttermen als 'vanuit

planologisch- en stedebouwkundig oogpunt .... I en 'de p.p.c. zal dit en

dat nooit aksepteren ... ' lossen nog maar al te vaak geuite twijfels bij bestuurders op.

Het is de taak van het plan-management hierin een verbetering te bewerk-stelligen. V~~r het niveau van een struktuurplan hebben wij elders (v.d. Meulen, 1979) reeds de voordelen van en de aanpak van een andere werkwijze aangegeven. De rekenautomaat vormt daarbij een belangrijk hulpmiddel die het kontinue en cyklische karakter van de ruimtelijke planning en -ordening aanzienlijk kan opvoeren enerzijds. Anderzijds biedt die aanpak de stede-bouwkundi ge een adekwaat instrument om de, kwa 1 i tei t van' zi jn s tedebouw-kundig ontwerp~ het struktuurplan, verder te verbeteren.

Ook bij de rnethodiek voor de ruimtelijke vertaling van.struktuurplannen

worden een aantal nuttige nevenprodukten gegenereerd (v.d.Meulen en Kesseler, 1980). In Je eerste plants vcrschaft hat gcauto~ntisccrd onbJikkelen van plankaartJn,

wat C2n onderdeel van die aanpak is, de gcTegenheid om alTerlei ruirntelijkc facetten voortdurend overcenkomstig vast to lcggen en van daaruit in eerste instantie te analyseren.

(9)

~---r---'---~---~---T-~ I . -- . -- . --I· -- . -- . -- . t-- . \-\.!-~~--..,." - . - -·1- . -- . -- .

+ .

. . I I I I ",-~-.-~-.-.-. .. . -.-~-~ 7 ! 6 5 3 - . I &1 1 - ' - - ' - ' - ' · _ · - - · _ · I . .

.-

.. -~-~-. I ! I I TH EINDHOVEN

AFO. BOUWKUNDE CROEP U.RO

NOORO- EN MIDDEN-LIMBURG

LEGENOA

E:=J . . . "

5 I EI)f~! JI< MOON- WERkGfB! ED

IIIlTIill STEOELIJK It'OUS1RIEGESIED

e; ;;;;1 N~TUUROESIEc!

C3 ... - . L~!'IDEL1JK OE81(D KlRSSE' I

c::::::::::J LRNOELI JK (lES t EO KI.f1SSE l

~ ORl N0i4lNNlNOSOf;8! ED

SAC r • CHErt. SEsell. ZONE GEP~OJ.

CHEn .BESl:I!ERHI tID5ZI>NE OEPqOJ. BAct .CtlEII.!!E5CH.1QNE CHEn .8ESCIIERnINGSlONE I.E I D t NGEHS TRt/OIl PLAliOREfliS

CD P!ltENTlEEL SPRRR8UKEH

&. nll.lTFlIR VLlfGVELO

*

REKRERllt:r KO~CENTRRT lEPJNT lNTERREGIONAL!: WEGEN DNTW.

1 II TERREt) I QH"l( IIEO£II (INTERlNATlQNRLf WEOEN ONTl<. "'==' III1TERlNRTtONRLE WECEN

..

~.s. STRTION SPOORIIEG

-

MAfERIlEG KlEINE KERN DOR!' I ~EGIONRI'IL CE~rRUM

~

Kn SCKAIlI. 1,300000 KFlGRT : INTEGRATIESCHETS JUll 19S0

(10)

-7-(Ter demonstratie hiervan hebben als totaal wil1ekeurig voorbeeld van de Integratieschets van het Voorontwerp Streekplan Midden- en Noord-Limburg (P.P.D. Limburg, 1979) de gegevens overgenomen, -in grids omgezet en in neven-staande afbeelding met behulp van de tekenplotter opnieu\,1 in kaart gezet)~

In de tweede plaats kan de methodiek ingezet worden bij inspraak en participatie en geeft de mogelijkheid om op verhoudingsgewijs snelle wijze voorgestelde

wijzigingen in de pl anvoorstel len. op hun konsekwenties na te lopeno

Op het niveau van het bestemmingsplan is eveneens een aanpak mogelijk die een duidelijke verbetering ten opzichte van de huidige werkwijze kan betekenen. ·Voorafgaan.de aan het definiti~ve gedetailleerde ontwerp van een bestemmingsplan kunnen twee fasen onderkend worden. Ten eerste is het -tegenwoordig- gebruikelijk om een zogenaamd artikel-11 plan, een globaal bestemmingsplan, op te stel1en en vervolgens, ten tweede het plan uit te detail1eren. Globaal plan en uitdetail1er;ng refereren in belang-rijke mate aan het aan het plan ten grondslag liggende programma van eisen. Met andere woorden wat in het plan verwerkt moet worden, ligt in grote lijnen vast. Het stedebouwkundig vormgeven zorgt er nu in principe voor dat geplande artefakten zodanig geallokeerd worden, dat deze in de laange-boden' ruimtelijke morfologie en onderling als geplande artefakten

harmonierend, passen.

.

.- Ofschoon stedebouwkundigen de neiging hebben zich van de financiele aspekten van een plan te 'distantieren', dient een ontwerp-bestemmingsplan gedurende, het ontwerp gerelateerd te worden aan zijn mogelijke kosten en baten, i,c. de exploitatie-rekening. (Zie exploitatie-management)

De gedachtengang voor bedoelde gesystematiseerde aanpak van het stedebouw-kundig ontwerpen van een bestemmingsplan komt neer op het uiteenrafelen van de ontwerp-handelingen die de stedebouwkundige verricht en de omzetting daarvan in een gemodelleerde aanpak.

*

met dank voar de daarbij verleende ondersteun;ng van Ferry Daalderop; hij zorgde voor de lay-out van dit type kaarten.

(11)

-I· 6 _. _ . _I. I 2

~

I

<

= NOORO- EN MIDDEN-LIMBURG LEGENDA '

51 EDEll J~ WOON- WERKGEB I EO STEDELlJK INOiJSTRIEOEBIED NATUUR0E61EO

lPNOELlJK OEllIED KLRSSE i

lPNOELIJK GESIED KlFlSSE 2 GR INOWIHNINOSGEB I EO

BAC T • CHEM. BESCH. ZONE OEP'IOJ. tHEM. BESCHERM I NGSZONE GEPROJ.

i

BACT .CHEn.BESCH.IONe:

CtlEII.BESCIiEl!nING5Z0Nf lEI01NGENSTROOK PLANCRENS

POTENTlEEL SPRFlRBEKKEN

REKREAT IEI' KONCEf'lIRRT IEPUNI lNTERREOIONRlE HEGEII ONTM.

INTERREGIONAlE HEGEN

(INTERINRTlONALE IIEGEN OHTII. ( INIER II'IATJ ONALE WECEN

ij.5. SIATlON SPQORWEO KLEINE KERN OORP ~EGIONARL CENTRUM 6 ~ SCHIUll I; lOOOOO KARRf ' INrEGRATIESCHETS I

~

JUL I i 980

(12)

--

-8-Oit kan op verschillende manieren. Het volgende moet dan ook als een keuze gezien worden en richt zich in het bijzonder op uitbreidingsgebieden voor woningbouw. Oit betekent dat de aanpak vooral betekenis kan hebben

voor groeisteden en groeikernen waar in de komende jaren nog uitgebreide kontingenten woningen zullen worden weggezet.

Uitgangspunt voor de aanpak is het feit dat een bestemmingsplan betrekking heeft op een gemarkeerd plangebied, een bepaalde hoeveelheid ruimte dus waar de eisen van het programma, gelet op fysiek-morfologische omgeving

van het plangebied, op moeten worden weggezet. 4~proces~/effektiviteits~management

Procesbewaking is een oud begrip voor het volgen van een proces dat in gang is gezet, een bepaalde weg moet gaan en op een bepaald doel belanden moet, tijdens het proces vindt er toetsing plaats aan randvoorwaarden en beperkingen

(bijv. financiele).

Oe ruimtelijke orden"ing wordt tot ergernis van vele planologen ten dele gekarakteriseerd door onbedoelde ontwikkelingen in de realiteit in verge-lijking met de achterliggende filosofie omtrent planning en ordening, neergelegd in (nationale, provinciale en/of gemeentelijke) notals en/of

.

plannen. Een treffend voorbeeld vormt de (nog a1tijd) voortschrijdende , suburbanisatie.

Ruimtelijke ordening wordt a1 decennia, in fe1te reeds eeUvlen, beoefend. Sedert 1965 tevens onder die naam. Doordat de peri ode na 1965 gekenmerkt wordt door een 'snelle' maatschappelijke bewustwording, mede omtrent

's mensen woon- en leefmilieu, kan ruimtelijke ordening niet meer buiten de burger om gebeuren.

Beleidsvoerders moeten de bevolking betrekken in hun planvorming, het maat-schapperijke gebeuren in de peiling houden, en het (maatschappelijk) effekt van beslissingen en (ruimtelijke) ontwikkelingen, bijvoorbeeld de genoemde suburbanisatie, signaleren en bespreekbaar maken.

Procesbewaking kan leiden tot het bijstellen van doelstellingen, waardoor het beoogde (maatsch~ppelijk) effekt van ruimtelijke ordening en ruimtelijke planning gevvaarborgd blijft.

We hopen hiermede de zinnigheid en het belang van proces-/effektiviteits-management aangegeven te hebben.

(13)

-9-In de sfeer van de procesbewaking z;jn een tweetal uitwerkingen in uitvoering genomen. De eerste betreft het opstel1en en uittesten van een procesbewakings-systeem voor (inter-)gemeentelijke struktuurplanning (v.d.Meulen en Overduin,

1980). Dit systeem legt enerzijds op basis van de resultaten van de politieke besluitvorming met betrekking tot een (goedgekeurd) struktuurplan de relevante en op elkaar aansluitende bereken;ngen entaakstellingen alsmede data van dat struktuurplan als komputerprogramma vast; anderzijds is sprake van een komputer-programma dat de gegevens van het struktuurplan toetst aan I recente I

ontwik-kelingen

en

vasthoudend aan de resultaten van de politieke besluitvorming opnieuw het bedoelde struktuurplan doorrekent. Uiteraard gebeurt het laatste na invoering van de nieuwe data van die recente ontwikkelingen. Deze werkwijze maakt het

mogelijk om elk jaar opnieuw een beeld te krijgen van het effekt die nieuwe ont-wikkelingen zul1en hebben op de strekking van het struktuurplan in kwestie . . De tweede uitwerking borduurt op dat systeem als het ware voort; het betreft

een procesbewakingssysteem voor een .streekplan. De struktuur van dit systeem komt enerzijds neer op het intern toetsen van het streekplan aan nieuwe ontwik-kelingen; tot zoverre is het systeem min of meer gelijk aan dat van het boven beschreven procesbewakingssysteem voor een struktuurplan. Anderzijds volgt en toetst het systeem voor een streekplan tevens de kwantitatieve ontwikkelingen en planmat;ge beleidsvoorstellen van gemeentelijke en supra-/intergemeente~;jke overheden aan haar le;gen' politieke goedgekeurde onbtikkelingslijnen. Deze uitwerking vindt plaats in samenwerking met medewerkers van de Provinciale Planologische Dienst van de Provincie Limburg.

5~ ·exp16itatie~management

Dit onderdeel houdt zich bezig met de berekening en bewaking van Kosten en baten van bestemmingsplanontwerpen. Ook exploitatie-rekening t.b.v. streek- en struk-tuurplannen, hoewel in Nederland een betrekkelijk onontgonnen terrein, rekenen wij ertoe. Hier koncentreren we onze aandacht op bestemmin.gsplannen.

Medio 1978 werd in Delft een PDOB-kursus grondkosten gehouden (POOB, 1978).

Uit het verloop van de kursus bleek dat de vooruitgang die op het punt van de exploitatie-rekening, in het Kader van bestemmingsplannen geboekt ;s sedert publikatie van de zogenaamde bruine en blauwe boekjes van het VNG-model

texploitatie-rekening' verbazingwekkend gering is.

In uiterst beperkte mate is door stedebouwkundigen getracht een koppeling te leggen tussen planvorming en kosten/baten. Voornamelijk betreft het hierevenwel zeer globale exploitatie-rekeningen voor zeer·grote stedelijke uitbreidingen. De betekenis hiervan voor minder omvangrijke plangebiedenmoet betwijfeld worden.

(14)

-10-Zowel aan de hand van tabellen en min of meer eenvoudige berekeningen als met

"

behulp van de komputer zijn hulpmiddelen voor het stedebouwkundig (bestemmings-) planontwerp te maken op basis van de exploitatie-rekening. Dit gebeurt met

behulp van het spel 'Plan en Prijs'.

·Plan en Prijs' bestaat sun~ier aangeduid uit een in gridruimte (bijvoorbeeld ha's) opgedeelde planruimte waaraan bestemnring(en) en gebruiksmogelijkheden worden toegekend; van de betreffende bestemm'ings-: en gebrui kskategori e zijn alle relevante ruimtelijke onderdelen - en maten bekend, alsmede van al1e kosten-elementen een bijbehorende prijsindikatie. Het gaat met andere woorden om

standaardisaties van bestemmings- en gebruiksruimten die qua inhoud beschreven zijn (kunnen worden), dat wil zeggen een 'label ' hebben.

Om in Plan en Prijs een beeld van de plankosten te krijgen is slechts een op-telling van die gestandaardiseerde(gelabelde) eenheden nodig, waarna de tabellen of zelf of door de komputer ingevuld en uitgerekend worden.

Het zal duidelijk zijn dat Plan en Prijs met name met behulp van de komputer en een beeldscherm snel een -weliswaar globaal- kostenbeeld geven omtrent alternatieve planinrichtingen. Ons inziens is dit stedebouwkundig hulpmiddel uiterst geschikt voor toepassing in het Kader van zogenaamd artikel -11

bestemmingsplannen (v.d.Meulen, 1980).

Een andere aanleiding voor een exploitatie-management vormt het dilemma ·woningwetwoningen ' • Tal10ze gemeentebesturen worden gekonfronteerd met zogenaamde onhaalbare bestemmingsplannen in het algemeen, en onhaalbaar als gevolg van een opgenomen -kontingent woningwetwoningen in het bijzonder.

V~~r een deel gaat het hier om een reele kijk op de problematiek.

V~~r een ander deel echter om of wel een foutieve interpretatie of wel een uitvlucht. Laten we het laatste buiten beschouwing dan gaat het om de interpretatie. De gebruikelijke gang van zaken, konform de WRO en BRO, is dat per bestemmingsplan de financieel-ekonomische haalbaarheid van

realisering ervan wordt nagegaan. Een plan op zich bevat soms karakteristieken (bijv. hoge aanschafkosten van de grond) die voor realisering van

woning-wetwoningen in verband met gefixeerde drempels voor kavelkosten minder v~~r de hand liggen. We gaan hierbij impliciet van de redelijkheid van bedoeld.e drempels uit!

Er zou echter niet per plan maar voor al1e in een gemeente ;n een bepaald tijdsbestek, bijvoorbeeld in overeenstemming met haar struktuurplan, aan bod zijnde bestemmingsplannen gelijktijdig uitgegaan moe ten worden.

Stelt men thans dat kosten en baten van een plan met elkaar in evenwicht moeten zijn, in onze gedachtengang geldt dat voor de totaliteit van be-stemmingsplannen.

(15)

'-11-Dit betekent dat bepaalde plannen een negatief saldo mogen hebben, mits daar positieve saldi tegenover staan. Om dit mogelijk te maken introduceren wij het begrip Planboekhouding, waaronder te verstaan is de totale

exploitatie-rekening voor bestemmingsplannen van een gemeente opgebouwd uit exploitatie-rekeningen van de afzonderlijke bestemmingsplannen van die gemeente.

Aldus, schuilt het belang van exploitatie-management hierin dat hierdoor een substantHHe bewaking van de plan-kosten is ingevoerd, ~et de mogelijk-heid om de konsekwenties van eventuele veranderingen op de totale kosten en haalbaarheid inzichtelijk te maken.

"6: "WRO~~anaS~~~nt

Toepassing van de WRO heeft door zijn aard een eigen management opgeroepen. In het bijzonder betreft dit de Kroonjurisprudentie en de betekenis die deze voor toekomstige ruimtel;jkeordening heeft.

Deze betekenis kan en mag niet onderschat worden.

Talloze artikelen in o.a. Bouwrecht zijn op dit aspekt ingegaan vanuit twee gez;chtspunten:

1. lnormalel

behandeling door de Kroon; 2. ambtshalve ingrijpen door de Kroon.

Tot het WRO-management dient ook de relevantie van beheersmogelijkheden uit andere wetten en overheidsbesluiten (waaronder zg. Algemene Maatregel van Bestuur) gerekend te worden.

Hier beperken wij ons tot de Kroonjurisprudentie en menen als

planvoorbe-reiders en beleidsvoerders behoefte te hebben aan een kontinue systematisering van deze jurisprudentie enerzijds en een operationalisering daarvan voor

nieuwe planvorming (in het bijzonder planvoorsch.riften omtrent bestemmingen en gebruik van gronden en opstallen) anderzijds.

Bovenstaande is niet lets nieuws. Bouwrecht en het losbladig systeem WRO van VUGA en SAMSON alsmede verschillende juridische vakbladen zijn op dit terre;n zeer aktief.

Toch kunnen wij ons niet aan de indruk onttr~kken dat aan het (vooral)

gemeentelijk werkfront nog veel onzekerheden bestaan. Veel detailop10ssingen worden ad hoc van juridische regels voorzien zonder dat een adekwaat

overzicht over de kroonjurisprudentie bestaat. Het (per geval) bestuderen van 15 jaargangen van bijvoorbeeld Bouwrecht 'is dan een enorme opgave.

(16)

-12-Daarnaa$t komen n;et alle bezwaarsthriften tot aan de Kroon. Wat op gemeentelijk niveau afgehandeld wordt en blijft, onttrekt zith vaak aan onze waarneming. Een voorbeeld hiervan vormt de toepassing van het zogenaamde planschade-artikel, artikel 49 WRO (v.d.Meulen, 1975). Voortdurende inventarisatie en analyse is nodig; automatiseringachten w;j -ookop dit punt wezenlijk.

7.edukatie~management

In het voorgaande hebben we de zihni ghei d van het onderschei den van meerdere deelterreinen binnen MANROP aangegeven, waardoor o.i. de kwal;teit van ruim-. telijke ordening en ru;mtelijke planning bevorderd wordtruim-.

Hiernaast is tevens een kontinuering zo niet verhoging van de kwaliteit van aanwezige kennis noodzakelijk.

Het dientniet zo te zijn dat de meeste kennis t.b.v. het goed .funktioneren

van een persoon in de praktijk opgedaan moet worden. De inrichting van het daarop betrekking hebbende onderwijs op )ager, middelbaar en hoger niveau dient tot stand te komen op basis van de maatschappelijke behoefte.

Wij zien voor edukatie-management een taak weggelegd om de behoefte aan (voor-) opleidlng en kennis zoals deze binnen de wereld van de ruimtelijke ordening

aanwezig is en zich ontwikkelt ten gevolge van nieuwe tendensen (automatisering), kenbaar te maken aan de diverse onderwijsinstanties en/of eventueel zelf onder-wijs in het leven te roepen;

en

uiteraard omgekeerd.

SLOT·

Intussen zal de betekenis van MANROP duidelijk gevlOrden ZlJn. De aangegeven invulling van het projekt heeft een voorlopig karakter. Het ziet ernaar uit dat het aantal onderscheiden 'soorten1 management uitbreiding zal ondergaan.

Een van die uitbreidingen zal stel1ig gaan in de richting van de organisatorische-en bestuurskundige kantorganisatorische-envan de apparatorganisatorische-en organisatorische-en/of diorganisatorische-enstorganisatorische-en die zich met ruimtelijke ordening en ruimtelijke planning bezig houden.

Daarmee wordt dan tevens aan de strikte betekenis van management (zie definitie) voldaan.

(17)

-13-Literatuur:

Meulen, G.G. van der (1974a): Ruimtelijke Organisatie op Stedelijk Niveau I, kol1eged1ktaat 7.779, Tecnnische Hogeschool Eindhoven.

Meulen, G.G. van der (1974b): Ruimtelijke Organisatie op Stedelijk Niveau II, kol1egediktaat 7.791, Technische Hogeschool Eindhoven.

Meulen, G.G. van der: Onderzoek inzake aantaUen en behandeUngswijze van

plansahadealaims op gemeenteUjk niveau, in: Bouwrecht, december 1975,

pp. 797-800.

Meulen, G.G. van der (1979): Rekenautomaat kan gemeentelijk struktuurplan in

ruimte vertalen, in: Bouw 4 augustus 1979, nr' 16, pp. 26-27.

Meulen, G.G. van der en H. van der Kamp (1979): Grondmanagement. Een integrale benadering van het fenomeen grond in het kader van de ruimtelijke ordening,

geiltustreerd aan de hand van empirisah onderzoek, in: Stedebouw &

Volks-huisvesting, november 1979, pp. 541-549.

Meulen, G.G. van der (1980): ExpZoitatie-rekening: huZpmiddeZ voor het

stede-bouwkundig planontwerp, verschijnt najaar 1980.

Meulen, G.G. van der en R.Heskes (1980): Geautomatiseerde opvraag van ruimtelijke relevante informatie. Een voorsteZ voor een informatie-systeem ten behoeve

van de ruimtetijke ordening op gemeentelijk niveau, in: Tijdschrift voor

openbaar bestuur, jaargang 6, nr. 7, 3.4.1980, pp. 150-155.

Meulen, G.G. van der en P. Kesseler (1980): Gestruktureerd ruimteZijk vertaZen. Een praktisah voorbeeZd van struktuurpZanvorming voor edukatieve doeleinden,

(verschijnt) in: Bouw, augustus 1980.

Meulen, G.G. van der en T. Overduin (1980): Proaesptanning en Proaesbewaking

voor struktuurpZanning, verschijnt najaar 1980.

PDOB (1978): Kavelkosten, leergang van het Postdoctoraal Onderwijs in het Bouwen, Delft, 7 en 8 juni 1978.

PPD Limburg (1979): Integratiesahets, kaart, behorende bij het voorontwerp "Streekplan Midden- en Noord-Limburgll

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

: Neen Datum van de beslissing van de deputatie over het beroep : Aard van de beslissing van de deputatie over het beroep : Werd een rappelbrief verstuurd door de aanvrager.. :

: Neen Datum van de beslissing van de deputatie over het beroep : Aard van de beslissing van de deputatie over het beroep : Werd een rappelbrief verstuurd door de aanvrager.. :

C4 R ECHT OP VOORKOOP IN HET KADER VAN HET DECREET RUIMTELIJKE ORDENING Het Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen (AGIV) is bevoegd voor het bijhouden en de bekendmaking

C4 R ECHT OP VOORKOOP IN HET KADER VAN HET DECREET RUIMTELIJKE ORDENING Het Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen (AGIV) is bevoegd voor het bijhouden en de bekendmaking

Wat betreft de inlichtingen vastgoed vestigen wij er uw aandacht op dat de gegeven inlichtingen verstrekt worden op basis van de actuele gegevens welke ons heden

van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening is het college van burgemeester en schepenen verantwoordelijk voor de overeenstemming van het plannenregister met de stukken

Dit betreft slechts 1 van de 2 documenten van het uittreksel en dient steeds samen bekeken te worden met document 2 Vastgoedinformatie...

van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening is het college van burgemeester en schepenen verantwoordelijk voor de overeenstemming van het plannenregister met de