• No results found

Landen vergelijken?: voetangels en klemmen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Landen vergelijken?: voetangels en klemmen"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

DEMOS JAARGANG 28 NUMMER 5

6

Foto: gregparis/morgueFile

Waarom internationaal vergelijkend onderzoek?

Allereerst vanwege de globalisering in het alge-meen en de Europese eenwording in het bijzon-der. Nederland is in veler ogen niet meer dan een provincie van de Europese unie en de provincie is nu eenmaal, ook in onze nationale statistiek, een gebruikelijke eenheid van waarneming. Verder ter wille van wat met een onvertaalbare term als ‘benchmarking’ wordt aangeduid. Hoe presteert een land, in het bijzonder het eigen land, en waar staat het in de internationale rang-orde. Dat soort gegevens, waarbij wedijver om de hoek komt kijken, voorziet altijd in een behoefte of het nu gaat om de voetbaluitslagen, de resul-taten van een songfestival of het percentage op-geloste misdrijven. Maar die prestatiegegevens reiken gewoonlijk verder dan de bevrediging van banale nieuwsgierigheid. Zij leveren een gestage stroom van brandstof voor het nationale debat over allerlei beleidskwesties. Heeft de bevolking van Nederland vergelijkenderwijs niet een te lage levensverwachting en is het waar dat het onder-wijspeil relatief zakt? Maken wij minder arbeids-uren dan andere Europeanen? Is de rechtspraak bij ons te soft en zijn de straffen te mild?

En dan is er natuurlijk de wetenschappelijke op-brengst van internationaal vergelijkend onderzoek.

Landen vergelijken?

Voetangels en klemmen

De globalisering heeft de wereld enorm veranderd. In menige onderwijsinstelling is de voertaal al lang geen

Nederlands meer. Was het demografisch onderzoek vroeger vooral op het eigen land gericht, tegenwoordig

stopt het onderzoek niet meer bij de landsgrenzen. Door de steeds nauwere samenwerking tussen Europese

landen groeit de behoefte aan internationaal vergelijkend onderzoek. Carlo van Praag reflecteert op de

haken en ogen van dit onderzoek.

CARlO VAN pRAAG

Ik zal het voorzichtig zeggen: die is niet bij voor-baat gegarandeerd. Landen zijn als statistische eenheden in vergelijkend onderzoek maar tot op zekere hoogte bruikbaar. Simpele demografische gegevens, zoals bevolkingsomvang, bevolkings-dichtheid, geboorte en sterfte laten zich goed verge-lijken, maar bij toch ook nog tamelijk elementaire kenmerken van een samenleving als werkloosheid, het onderwijsniveau of de inkomensverdeling stuit men op de lokale statistische folklore. Definities en manieren van meten van verschijnselen blijken per land te verschillen om maar niet te spreken van sta-tistische hiaten waardoor bepaalde landen geheel of gedeeltelijk uit de vergelijking wegvallen. Zelf ben ik namens het NIDI betrokken geweest bij een onderzoek naar de ‘culturele diversiteit’ in de landen van de Europese unie. De opdrachtge-ver opdrachtge-veronderstelde dat een klein statistisch onder-zoekje kon volstaan om inzicht in dat verschijnsel te bieden. Ga er maar aan staan! Mijn collega en ik hebben het onderzoek maar toegespitst op de aanwezigheid van allochtonen. Zo heten ze al-thans in Nederland, maar onder die naam zul je ze in andere Europese landen niet terugvinden. Niet alleen dat ze daar het woord niet kennen, maar ook het begrip, zoals ons Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) dat definieert, ontbreekt er. Andere landen kennen vreemdelingen

(2)

(men-DEMOS JAARGANG 28 NUMMER 5

grondlegger van de European Social Survey (ESS), was in dat verband sceptisch. ‘We tend to accept lower standards of rigour in crossnational surveys, leading to heroic conclusions about dif-ferences between nations on the basis of obvious faulty data’ zei hij in een artikel. Hij kwam overi-gens zelf met een serie aanbevelingen om daarin verbetering aan te brengen en heeft de ESS dan ook aan strenge eisen onderworpen. Met dat al is de ESS waarschijnlijk het beste in zijn soort. Het onderzoek is wel erg gericht op opinies en attitu-des. Welk rapportcijfer geven de mensen aan de gezondheidszorg of het onderwijs in hun land? Hoeveel vertrouwen hebben zij in de overheid of de rechterlijke macht?

In 2006 bevatte de vragenlijst van de ESS trou-wens een module ‘opvattingen over gezinsvor-ming’, met vragen als ‘Keurt u ongehuwd samen-wonen goed?’, ‘Mogen mensen die ongehuwd samenwonen kinderen nemen?’, ‘Is echtschei-ding onder gehuwden met jonge kinderen toe-laatbaar?’ en ‘Keurt u vrijwillige kinderloosheid goed?’ Het zal u niet verbazen dat de Scandi-navische landen zich op deze punten het meest liberaal tonen. u had misschien ook het als per-missief te boek staande Nederland een plaats in de noordelijke voorhoede toegedacht, maar dat valt wat tegen (of mee, afhankelijk van uw eigen opvattingen over het gezin). Van de op deze items vergeleken 14 landen bekleedde Nederland op het punt van gezinsliberalisme een gedeelde vijf-de/zesde plaats. Nederland is niet meer dan een subtopper.

Ondanks de haken en ogen die er aan dit type on-derzoek kleven, is het internationaal vergelijkend onderzoek een niet meer weg te denken onder-deel geworden van het gereedschapskistje van de hedendaagse onderzoeker. Het geeft de mogelijk-heid om nationale ervaringen in een breder per-spectief te plaatsen, en deze ruimere blik kan tot soms verhelderende inzichten leiden in nationale ontwikkelingen.

Drs. C.S. van Praag, verbonden als fellow aan het NIDI, e-mail: praag@nidi.nl

7

sen met een buitenlandse nationaliteit), vaak ook

immigranten (mensen in het buitenland geboren), maar zij kunnen, met uitzondering van Denemar-ken, de inwoners niet onderscheiden naar eigen geboorteland en geboorteland van de ouders. Of misschien kunnen zij het wel, maar zij doen het niet. Driewerf hoera voor ons CBS, dat de twee-de, in Nederland geboren generatie wel in beeld brengt! Van de ruim 3,3 miljoen door het CBS ge-telde allochtonen in Nederland, behoort niet min-der dan de helft tot deze tweede generatie.

Geen cijferblaadje

Wil je vervolgens een tabel samenstellen van – ik noem maar iets – werkloosheid naar etnische herkomst, dan blijken er bijna evenveel definities van werkloosheid in omloop te zijn, als er landen bestaan. Zou je vervolgens verschillen tussen lan-den in de hoogte van de allochtone werkloosheid willen verklaren, dan dienen zich dermate veel verklarende variabelen aan dat het aantal verge-leken landen niet toereikend is om al die variabe-len op hun afzonderlijke invloed te toetsen, zelfs niet met behulp van geavanceerde statistische technieken. Die variabelen zijn bovendien onder-ling verknoopt. Een samenleving is namelijk niet te reduceren tot een bundel van losse parameters. Een samenleving bestaat uit historisch gegroeide instituties. Een land is geen cijferblaadje maar een verhaal.

Levert internationaal vergelijkend onderzoek dus wetenschappelijk gesproken niets op? Natuurlijk wel! Je kunt met de nodige moeite ontbrekende cijfers bijschatten en zo de statistische hiaten vul-len. Je kunt proberen een gemeenschappelijke definitie van een verschijnsel, zoals werkloosheid, aan het heterogene materiaal op te dringen. Je kunt de vergelijking toespitsen op die landen die zich het beste laten vergelijken en de rest buiten beschouwing laten. Je kunt zelf materiaal schep-pen door een internationale enquête uit te zet-ten, waarin een uniforme vragenlijst wordt voor-gelegd aan steekproeven uit de bevolking van de verschillende landen. Dat soort onderzoek wordt op grote schaal gedaan en het NIDI participeert daarin regelmatig. Ik heb van de daarbij betrok-ken collega’s begrepen dat er nogal wat overleg voorafgaat aan de totstandkoming van zo’n vra-genlijst en aan de uitvoering van de enquête en dat de onderzoeker niet alleen moet beschikken over vakbekwaamheid maar ook over geduld, volhar-ding en diplomatiek talent. En je moet maar ho-pen dat alle deelnemers hun steekproeven gewe-tensvol hebben getrokken, zodat zij representatief zijn voor hun respectieve bevolkingen. En dat zij op dezelfde manier zijn omgegaan met de respons die, ook in een goed georganiseerde, redelijk coö-peratieve samenleving als de onze, vaak niet bo-ven de 50 procent ligt. En dat ‘hoger beroepson-derwijs’ in Litouwen en roemenië ongeveer het-zelfde begrip vertegenwoordigt als in Nederland. En dat ‘kerkelijkheid’, in ons land al een omstre-den begrip, in Finland en Spanje op vergelijkbare wijze is gedefinieerd en geoperationaliseerd.

Strenge eisen

roger Jowell, voormalig directeur van het groot-ste Britse instituut voor sociaal onderzoek en

Foto: acordova/flickr

demodata

Moedersterfte wereldwijd gehalveerd het aantal vrouwen dat overlijdt aan complicaties tijdens de bevalling of zwangerschap is in de afge-lopen twintig jaar bijna gehalveerd: van 543.000 in 1990 tot 287.000 in 2010. Moedersterfte is vooral een probleem van de arme landen: 90 procent komt voor in de 132 ontwikkelingslanden. india (56.000 sterfgevallen) en Nigeria (40.000) nemen samen een derde voor hun rekening.

de landen waar de moedersterfte (per 100.000 ge-boorten) het afgelopen decennium het meest is gedaald:

Bron: WHO, UNICEF, UNFpA & World Bank (2012), trends in maternal

mortality: 1990 to 2010. 0 400 800 1200 2010 1990 Wereld (-47%) Vietnam (-76%) Nepal (-78%) Litouwen (-78%) Iran (-81%) Equatoriaal Guinea (-81%) Bhutan (-82%) Roemenië (-84%) Wit-Rusland (-88%) Malediven (-93%) Estland (-95%)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Werkelijke bomen dus, maar bomen met een zeer bijzondere betekenis. Aan deze betekenis wijdde hij een uitvoerig betoog. Wat de boom der kennis des goeds en des kwaads betreft,

In Baas in eigen Boek wordt de ontwikkeling geschetst die zich in de Gereformeerde Kerken in Nederland (GKN) tussen ongeveer 1880 en 1980 voltrok wat betreft hun visie op

In deel i van dit proefschrift wordt uiteen- gezet hoe de basis voor dit Schriftgezag in de laatste decennia van de negentiende eeuw door Abraham Kuyper en zijn latere collega

In het weekblad De Heraut gaf hij gedurende vijf jaar in wekelijkse afleveringen een leergang van grote delen van de gereformeerde geloofsleer onder de titel Van ’s Heeren

113 Maar over de afstamming van de soorten week Geesink stellig van Kuyper af: (de cursiveringen zijn over- genomen): ‘De moneren [oercellen] kunnen voor ons niet zijn de

Ook in dat geval heeft de erfgenaam geen direct belang bij vermindering, aangezien het bepaalde in artikel 4:184 lid 2 BW al tot gevolg heeft dat hij niet verplicht is een schuld van

bosschap geregistreerd staan en gelegen zijn buiten de bebouwde kom van de gemeente. De meeste fracties waren verdeeld. De voorstemmers van onze fractie wa- ren:

Hij laat dit de leerlingen in hun schrift schrijven: lees de opdracht, formuleer voor jezelf wat er gevraagd wordt, lees de bronnen, verzamel informatie die nodig is, zet de