• No results found

Een snelle screening om het leesniveau van jongeren met LVB te bepalen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Een snelle screening om het leesniveau van jongeren met LVB te bepalen"

Copied!
47
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Een snelle screening om het leesniveau van jongeren met LVB te bepalen

Debbie Lee-A-Fong | 10673628 | Universiteit van Amsterdam

Masterscriptie Forensische Orthopedagogiek Graduate School of Child Development and Education, Universiteit van Amsterdam Eerste beoordelaar: Dr. X.M.H Moonen

Tweede beoordelaar: Joyce Weeland Datum: juli, 2018

(2)

Inhoudsopgave Inhoudsopgave ... 2 Abstract ... 3 Samenvatting ... 4 Dankwoord ... 5 Inleiding ... 6 Methode ... 15 Deelnemers ... 15 Materialen ... 16 Stappen in de procedure ... 17 Coderen ... 19 Design ... 19 Analyseplan ... 19 Resultaten ... 21 Beschrijvende statistiek ... 21 Analyses ... 23 Discussie ... 25 Referenties ... 30 Bijlagen ... 33

Bijlage 1: informed consent ouders (Hoge Brug) ... 33

Bijlage 2: informed consent deelnemers ... 34

Bijlage 3: folder strafblad ... 37

Bijlage 4: vragen strafblad ... 39

Bijlage 5: evaluatie ... 42

Bijlage 6: test leesniveau ... 44

(3)

Abstract

Young people with mild intellectual disabilities in judicial juvenile institutions often have problems with understanding written and spoken language when elaborated language is used. Supervisors often overestimate their language level (or sometimes underestimate). As a result, they are not offered the proper care necessary and because of poor language skills all sorts of problems can arise . This study investigated whether the level of reading of young people with mild intellectual disabilities can be determined by means of a short and simple screening instrument. For this research an existing judicial brochure about having a criminal record has been adjusted according to the Dutch guidelines regarding easy to read language ‘Taal voor Allemaal‘© and thus simplified to language level A2. In this study, the simplified brochure was presented to 25 participants age of 13 to 19 years, with a reading level of at least AVI E3 and a TIQ of <60. Multiple choice questions and open-end questions were used to verify the participants understanding of the brochure. Subsequently three texts were offered to the participants, and questions were asked to determine their level of reading (i.c. A1, A2 or B1 level). No relationship was found between the understanding of the offered brochure and the level of reading. However, a moderately positive relationship was found between the AVI level and the reading level as assessed with the screening instrument: the higher the AVI level of the participant, the higher the reading level. In conclusion, it can be said that the screening instrument helps to quickly determine the level of reading of young people. However,

(4)

Samenvatting

Jongeren met licht verstandelijke beperkingen (LVB) in justitiële jeugdinrichtingen hebben vaak problemen met het begrijpen van geschreven en gesproken taal van een te hoog taalniveau. Begeleiders schatten vaak hun taalniveau te hoog (of soms ook te laag) in. Daardoor wordt hen niet de juiste zorg geboden en kunnen er allerlei problemen ontstaan waaraan gebrekkige taalvaardigheden ten grondslag liggen. Met dit onderzoek is onderzocht of het taalniveau van jongeren met LVB vastgesteld kan worden door middel van een korte en eenvoudige screening. Voor dit onderzoek is een bestaande justitiële folder ‘heb ik een

strafblad’ aangepast met behulp van de regels van Taal voor Allemaal© en zodoende versimpeld naar taalniveau A2. In het onderzoek is deze vertaalde folder aan 25 deelnemers (van 13 tot en met 19 jaar) met minimaal een leesniveau van AVI E3 en een TIQ van < 60 voorgelegd. Na het lezen van de folder zijn er meerkeuzevragen en open vragen over de folder gesteld. Daarna werden drie teksten aangeboden en daarover vragen gesteld om het leesniveau op A1, A2 en B1 niveau te kunnen bepalen. Er werd geen verband gevonden tussen het begrijpen van de aangeboden tekst en het leesniveau. Wel werd er een middelmatig positief verband gevonden tussen het AVI-niveau en het leesniveau. Dit betekent hoe hoger het AVI-niveau van de jongeren, hoe hoger het bereikte leesniveau van de jongeren gemeten met het screeningsinstrument. Concluderend kan gesteld worden dat het screeningsinstrument helpt om snel het leesniveau van jongeren vast te stellen. Het vereenvoudigen van de folder betekent echter nog niet dat de folder beter begrepen wordt.

(5)

Dankwoord

Allereerst wil ik mijn begeleider Xavier Moonen bedanken voor de

scriptiebegeleiding. Bij dringende korte vragen kreeg ik spoedig antwoord en kon ik mijn onderzoek continueren. Daarnaast dank aan mijn partner Erwin en mijn moeder voor hun geloof in mij, een luisterend oor die zij hadden en de bemoedigende woorden. Tot slot een bijzondere dank aan mijn pasgeboren dochter, mijn meest belangrijke drijfveer om de scriptie af te maken.

(6)

Een snelle screening voor het leesniveau van jongeren met LVB

Inleiding

Jongeren met licht verstandelijke beperkingen (LVB)1 zijn zeer kwetsbaar en oververtegenwoordigd in justitiële jeugdinrichtingen (Collot d’Escury, 2007). Zij begrijpen taalboodschappen vaak onvoldoende en hun taaluitingen worden vaak niet door anderen begrepen en op waarde geschat waarbij derden hun taalniveau vaak te hoog of te laag

inschatten (Zoon, 2013). Ook veel volwassenen met LVB hebben moeite met taal (Boschman, 2005). Het is voor veel mensen met LVB moeilijk om de in de hulpverlening gesproken en vaak ambtelijk opgeschreven taal te begrijpen. Jongeren met LVB kunnen zich vaak minder makkelijk uitdrukken in taal. Dit vraagt van hulpverleners, ouders en anderen die

communiceren met iemand met LVB specifieke communicatie vaardigheden. Zij zullen steeds op zoek moeten gaan naar individuele taalafstemming (van Nieuwenhuijzen, 2010). Eén van de adviezen geformuleerd in de door het Kenniscentrum LVB uitgegeven Richtlijn Effectieve Interventies LVB onderstreept dit. Er wordt in deze richtlijn benadrukt dat het raadzaam is om de communicatie te vereenvoudigen, na te gaan of de jeugdige de communicatie begrijpt en om visuele ondersteuning te gebruiken (De Wit, Moonen, & Douma, 2011). In dit onderzoek wordt het niveau van communicatie en de begrijpelijkheid van teksten door jongeren met LVB onderzocht. Tevens wordt in dit onderzoek beoogd een screeningsinstrument te ontwikkelen waarmee een hulpverlener snel en eenvoudig het leesniveau van jongeren met LVB kan vaststellen ten einde de communicatie op het juiste niveau af te kunnen stemmen.

Van belang is dat jongeren met LVB tijdig herkend en erkend worden door professionals zodat de juiste zorg aangeboden kan worden (van Nieuwenhuijzen, 2010; Moonen, 2017). Men kan beter aansluiten op vraagstukken rondom wonen, scholing, werken en vrije tijd wanneer de mogelijkheden en beperkingen van de jongeren in kaart zijn gebracht.

1 Van licht verstandelijke beperkingen (LVB) wordt internationaal gesproken als iemand een IQ heeft tussen de 50 en 70 en beperkt is in zijn sociale aanpassingsvermogen (APA, 2013).

(7)

Hiermee wordt de kans op onder- en overvraging kleiner (Ponsioen & Plas, 2014). Op de persoon afgestemde communicatie is daarbij essentieel. Daarvoor is nodig dat er op snelle en eenvoudige wijze vastgesteld kan worden op welk taalniveau iemand functioneert.

Vervolgens kan met deze informatie de communicatie aangepast worden op het taalniveau van de betreffende jongere.

Om het taalniveau van jongeren en volwassenen vast te kunnen stellen is een Europees referentiekader ontwikkeld (Common European Framework of Reference for Languages: Learning, Teaching, Assessment) (Council of Europe, 2001). Het Europees Referentiekader (zie tabel 1) is in 1998 in opdracht van de Raad van Europa opgesteld (https://www.niow.nl). Het voornaamste doel van dit referentiekader is om taalvaardigheid te meten en te evalueren en de samenwerking tussen onderwijsinstellingen uit verschillende landen te verbeteren (Arikan, 2015; Ÿaŀatay & Gürocak, 2016). Het referentiekader geeft een transparante en transnationale basis voor wederzijdse erkenning van kwalificaties en het beschrijven van vereiste niveaus van taalvaardigheid voor bijvoorbeeld toelatings- en examenvereisten (Arikan, 2015). Daarmee wordt de onderlinge vergelijking tussen verschillende

kwalificatiesystemen vergemakkelijkt. Tevens beschrijft het Europees referentiekader de richtlijnen van de vaardigheden spreken, schrijven, luisteren en lezen (Arikan, 2015; Ÿaŀatay & Gürocak, 2016). Er worden drie hoofdniveaus te weten A, B en C gehanteerd en deze zijn alle drie weer onderverdeeld in twee subniveaus: A basisgebruiker (A1/A2: beginner), B: zelfstandige gebruiker (B1/B2: gevorderd), vaardige gebruiker (C1/C2: vergevorderd). Er is nog geen onderzoek gedaan naar de taalvaardigheden van jongeren met LVB met behulp van (de onderverdeling van) dit referentiekader. Maar er is wel meer bekend omtrent

laaggeletterdheid en de problemen die mensen hiervan ondervinden in hun dagelijks functioneren. In Nederlands is één op de negen mensen te classificeren als laaggeletterd (http://www.pharos.nl). Deze groep heeft moeite met lezen en schrijven en hiervan

(8)

ondervinden zij problemen in hun dagelijks functioneren (Stichting Lezen & Schrijven, 2018). In veel gevallen heeft deze groep ook te maken met beperkte gezondheidsvaardigheden

(http://www.pharos.nl). Over de gehele Nederlandse bevolking heeft overigens 28,7% te maken met beperkte gezondheidsvaardigheden. Deze vaardigheden zijn nodig om medische informatie te kunnen verwerken en toe te passen. Dit is essentieel bij het nemen van

beslissingen met betrekking op de gezondheid. Er is dan ook een duidelijk verband te zien met een slechtere gezondheid van deze groep mensen in verhouding tot de groep mensen die wel over adequate gezondheidsvaardigheden beschikken. Het is van groot belang om de groep mensen die (zeer) laag geletterd zijn te (h)erkennen en de communicatie en de zorg op hun niveau aan te passen.

Tabel 1: Europese taalniveaus (https://www.niow.nl)

Begrijpen

Spreken

Luisteren Lezen Productie Gesprekken voeren

A1

Begrijpt vertrouwde uitdrukkingen en eenvoudige zinnen als er heel langzaam en duidelijk gesproken wordt. Kan vertrouwde namen, woorden en zeer eenvoudige zinnen begrijpen in standaardteksten als mededelingen, posters, catalogi.

Kan zich uitdrukken in losse woorden en in korte, eenvoudige zinnen over concrete zaken uit de eigen leef- of werkomgeving.

Kan deelnemen aan eenvoudige gesprekken in situaties die veel voorkomen in het dagelijks leven en op de werkplek. A2 Begrijpt de belangrijkste punten van korte en eenvoudige boodschappen en aankondigingen als er langzaam en duidelijk gesproken wordt. Kan korte en eenvoudige teksten lezen over concrete onderwerpen uit de eigen werk- of leefomgeving.

Kan in eenvoudige bewoordingen een beschrijving geven van mensen, leef- en werkomstandigheden, dagelijkse routines enzovoort.

Kan korte gesprekken voeren in standaard-situaties. Kan vragen stellen en beantwoorden en ideeën en informatie uitwisselen over vertrouwde onderwerpen in voorspelbare, alledaagse situaties. B1 Begrijpt feitelijke informatie over veel voorkomende onderwerpen uit dagelijks leven en werk.

Kan feitelijke teksten over onderwerpen uit de eigen werk- of leefomgeving lezen met een redelijke mate van begrip.

Kan een eenvoudige uiteenzetting geven over vertrouwde onderwerpen uit de eigen leef- en werkomgeving.

Kan met redelijk gemak deelnemen aan

gesprekken over onderwerpen uit het dagelijkse leven, gericht op het onderhouden van sociaal contact en het regelen van zaken.

(9)

Uit onderzoek met behulp van het CEFR blijkt dat een meerderheid van de

Nederlandse bevolking op begrijpend leesniveau B1 functioneert, terwijl de overheid vaak teksten presenteert die een hoger leesvaardigheidsniveau vereisen (C1) (Velleman & Van der Geest, 2014). Teksten die door de overheid op C1 niveau aangeboden worden zijn dus boven het begripsniveau van veel Nederlanders en zijn wellicht ruim boven het niveau van iemand met verstandelijke beperkingen.

Jongeren met LVB leren lezen en schijven op school net als gemiddeld en hoog begaafde jongeren. De leesprestaties van leerlingen in het primair en speciaal onderwijs worden vaak getoetst door middel van de AVI-toets (Jongen & Krom, 2009; Bonset &

Hoogeveen, 2012). Met de AVI-toets wordt de technische leesvaardigheid getoetst (Jongen & Krom, 2009). Daarbij wordt gelet op hoe vlot en nauwkeurig leerlingen een tekst kunnen verklanken. Er zijn twaalf niveaus, beginnend bij AVI-start, M3, E3, M4, E4, M5, E5, M6, E6, M7, E7 en eindigend met Plus. AVI-start is het niveau van kinderen die net beginnen met leren lezen; het niveau van begin groep 3. AVI-Plus is het hoogste niveau van kinderen die snel en foutloos een moeilijke tekst kunnen lezen. De letters M en E, staan voor midden en eind schooljaar en refereren naar twee toetsmomenten in een schooljaar. De cijfers duiden de groepen aan in het regulier basisonderwijs. De basis voor vlot leren lezen is eind groep 3 gelegd (http://www.kenniscentrumbegrijpendlezen.nl).

Het leren lezen verloopt moeizamer bij jongeren met LVB. Zij kampen met vertraagde taalontwikkeling in vergelijking met jongeren zonder beperking (van Nieuwenhuijzen, 2010). Dit valt onder andere te verklaren door het gebrekkig werkgeheugen (de Beer, 2011). In eerder onderzoek van Van der Molen, Van Luit, Jongmans en Van der Molen (2007) blijkt ook dat jongeren met LVB moeite hebben met het opslaan van verbale communicatie. In termen van het werkgeheugenmodel van Baddeley (1986, aangehaald in Van der Molen et al.,

(10)

2007) hebben jongeren met LVB een ontwikkelingsachterstand van het werkgeheugen. Onderdeel van het werkgeheugen is de fonologische lus. De fonologische lus zorgt voor de tijdelijke opslag van auditieve informatie en wordt ook wel het verbale kortetermijngeheugen genoemd. Bij jongeren met LVB is sprake van een beperkte capaciteit van de fonologische lus en is aangepaste communicatie nodig om verbale informatie adequaat te kunnen verwerken.

De woordenschat van jongeren met LVB is kleiner en zinsconstructies zijn minder gevarieerd. Zowel het taalgebruik als het taalbegrip stagneren waardoor de taalverwerving langzamer is (van Nieuwenhuijzen, 2010). Daardoor bevatten jongeren met LVB minder goed wat er gezegd wordt en ervaren zij meer moeite met lezen (de Beer, 2011). In onderzoek van Channell, Loveall en Conners (2013) worden aanwijzingen gevonden voor het feit dat jongeren met LVB problemen ondervinden in het leren lezen. Doordat zij een beperkte taalontwikkeling hebben, ondervinden zij moeilijkheden met het interpreteren van moeilijke woorden en lange zinnen, en kunnen zij de betekenis minder goed in context plaatsen

(Boschman, 2005). In de communicatie met jongeren met LVB is het ook van belang te weten hoe zij op verschillende typen vraagstellingen kunnen reageren. Het antwoord dat zij geven op een vraag kan beinvloed worden door het type vraagstelling. Open vragen zijn meer geschikt voor individuen met een hoger communicatieniveau, terwijl meerkeuzevragen meer geschikt is voor individuen met een lager communicatieniveau (Booth en Booth, 1996). Bij gesloten en sturende vragen is het van belang om rekening te houden met het optreden van acquiescence responsstijl’ (‘ja’-antwoorden). Bij meerkeuzevragen is het risico op een recency effect aanwezig (de laatste antwoordmogelijkheid kiezen) (Perry, 2004). Het formuleren van open vragen vergt extra aandacht wanneer deze bestemd zijn voor mensen met verstandelijke beperkingen. Uit onderzoek blijkt dat ondanks suggesties dat open vragen problematisch kunnen zijn, veel mensen met verstandelijke beperkingen in staat waren om

(11)

adequaat op deze vraagstijl te antwoorden zolang complexe woorden werden vermeden en de zinsstructuur duidelijk was (Finlay & Lyons, 2001).

‘Tel mee met Taal’ is een programma van het huidige kabinet om taalbeheersing bij volwassenen en kinderen te bevorderen. Dit programma is bedoeld voor mensen die

laaggeletterd worden genoemd. Onder de categorie (zeer) laaggeletterden vallen ook mensen die wij zwakbegaafd noemen en mensen met (licht) verstandelijke beperkingen. Uit

onderzoek blijkt zoals reeds vermeld dat 1 op de 9 Nederlanders tussen 16 en 65 jaar moeite heeft met lezen en communiceren. Wanneer zij de taal beter zouden beheersen zouden zij betere kansen op de arbeidsmarkt hebben en zouden zij digitaal weerbaarder zijn

(Onderwijsraad, 2013). Uit onderzoek is ook gebleken dat 75% van alle teksten gepubliceerd door overheidsorganisaties geschreven is op C1-niveau, echter maar 15% van de Nederlandse bevolking dit niveau machtig is. Wanneer men alle teksten zou aanbieden op B1-niveau, is 80% van de bevolking in staat om de teksten te begrijpen (Van Klei-van Kleffens, 2016).

De focus van het overheidsbeleid ligt nu veelal op het bevorderen van de taalvaardigheid en niet op het aanpassen of beschikbaar stellen van teksten speciaal geschreven voor (zeer) laaggeletterden. Maar hier is wel steeds meer aandacht voor. Een voorbeeld is de website van de overheid, rijksoverheid.nl, waarbij gebruik gemaakt wordt van taal op het taalniveau B1. Deze biedt goede voorbeelden voor andere overheidsinstellingen (https://www.communicatierijk.nl). Velleman en Van der Geest (2014) ontwikkelden een online tool waarmee het leesniveau van een tekst bepaald kan worden. Dit zou de

tekstschrijvers van de overheid maar ook van heel veel andere instanties en instellingen kunnen helpen om de leesbaarheid van de door hen verschafte informatie te verlagen naar het niveau B1 (Velleman & Van der Geest, 2014).

Het begrijpen van taalproducten kan van groot belang zijn voor de beoogde gebruiker. Zo kunnen jongeren die te maken krijgen met justitie of de Raad voor de Kinderbescherming

(12)

voor hun belangrijke informatie mislopen en zo in een nadelige positie komen als zij deze informatie niet kunnen begrijpen en op waarde kunnen schatten.

Ondanks vele inspanning van diverse organisaties en instellingen om informatie op een vereenvoudigde wijze te presenteren aan mensen met LVB worden deze teksten ook dan inhoudelijk vaak niet of niet voldoende begrepen blijkt uit Duitstalig onderzoek (Seits, 2014). Debet hieraan is onder andere dat mensen met LVB niet intensief betrokken zijn bij het formuleren van de teksten en het toetsen op begrijpelijkheid. Ook formuleert iedere

organisatie of instelling in Nederland teksten op zijn of haar eigen manier. Er is geen sprake van uniforme uitgangspunten. Daarbij ontbreekt ook wetenschappelijke onderbouwing en toetsing van de gekozen uitgangspunten en werkwijzen.

In de Duitstalige landen heeft men op het gebied van eenvoudig taalgebruik, (leichte Sprache) ontwikkeld. Het Netzwerk Leichte Sprache is een Duitstalige organisatie die zich bezig houdt met het opstellen en onderhouden van regels en richtlijnen voor het aanpassen van teksten naar eenvoudige taal (Seits, 2014). Aanbeveling van het netwerk is ook dat enkel door toetsing door de beoogde doelgroep de leesbaarheid van de vereenvoudigde tekst kan worden vastgesteld. Een ander Europees project wat zich richt op het versimpelen van taalgebruik is ‘Easy to read language’ en is onderdeel van “Pathways to adult education for people with intellectual disabilities” (http://easy-to-read.eu). De richtlijnen die binnen dit project zijn opgesteld hebben als doel om mensen te ondersteunen om informatie makkelijker leesbaar en begrijpelijker te maken voor mensen met verstandelijke beperkingen. Zij

adviseren om altijd zoveel mogelijk te weten te komen over de doelgroep waar de aangepaste informatie voor is bedoeld.

Binnen Nederland en Vlaanderen streeft een projectgroep van de Zuyd Hogeschool in samenwerking met de zorgaanbieder Koraal met het project “Inclusieve taal” ernaar de communicatie tussen professional en cliënt te verbeteren door professionals qua

(13)

taalvaardigheden beter toe te rusten om de samenwerking met cliënten met verstandelijke beperkingen beter te laten verlopen (www.zuyd.nl/). In het project “Inclusieve taal” wordt gewerkt aan “Taal voor Allemaal ” © (TvA). Het betreft een set van regels over taalgebruik, gebruik van afbeeldingen en toetsing door beoogde eindgebruikers. Er zijn inmiddels

verschillende varianten voor verschillende taalniveaus in ontwikkeling voor gebruikers op verschillende taalniveaus . TvA is afgeleid van de principes van “easy to read language” en met name die van “leichte Sprache” uit het Duits taalgebied. In het project wordt gewerkt aan het ontwikkelen van regels en het toetsen van in TvA geschreven en gesproken taal inclusief het gebruik van afbeeldingen (in het project plaatjes genaamd). De resultaten worden getest door mensen uit de beoogde doelgroep, vaak mensen met verstandelijke beperkingen. De projectgroep benadrukt dat TvA een levende taal is. Naar aanleiding van onderzoek en

opgedane ervaringen in de praktijk kunnen de regels van TvA steeds aangepast worden. Op de website wordt de meest actuele versie van de regels gepubliceerd.

In het onderhavige exploratieve onderzoek is een screeningsmethode ontworpen en getoetst om op een korte en eenvoudige wijze het leesniveau van jongeren met LVB vast te kunnen stellen. Van de deelnemende jongeren is het AVI-niveau bekend. De deelnemers lezen een justitiefolder aangepast met behulp van de regels van TvA. Vervolgens worden over de inhoud van de folder negen open en negen gesloten vragen gesteld om te bepalen of zij de inhoud van de folder begrijpen. Daarna worden drie teksten aangeboden en twee of drie vragen gesteld om het leesniveau vast te stellen. De onderzoeksvraag die in het onderzoek beantwoord wordt luidt: ‘kan het leesniveau van jongeren vastgesteld worden door middel van een korte en eenvoudige screening?’. De bijbehorende onderzoekshypotheses zijn: 1. Een hoger AVI-niveau hangt positief samen met een hoger leesniveau gemeten met de screener.

(14)

3. Een hoger leesniveau hangt positief samen met de beantwoording van meerkeuzevragen over de aangepaste folder.

4. Een hoger leesniveau hangt positief samen met de beantwoording van open vragen over de aangepaste folder.

(15)

Methode Deelnemers

Voor dit onderzoek zijn 13 deelnemers geworven op twee locaties van het Orion College, in Amsterdam Noord respectievelijk Amsterdam Zuid. Tevens zijn 12 deelnemers geworven bij de school Hoge Brug in Rotterdam. Dit zijn alle drie scholen voor Voortgezet Speciaal Onderwijs (VSO). Na het geven van uitleg over het onderzoek hebben de directies van beide scholen ingestemd mee te willen werken aan deze studie.

De criteria waar de deelnemers aan moesten voldoen waren (1) het hebben van een leesniveau van tenminste AVI E3 en (2) een TIQ van < 60, zodat met zekerheid gezegd kon worden dat er sprake was van verstandelijke beperkingen, (3) leeftijd van tenminste 12 jaar (4) geen sprake van ernstige visuele beperkingen (waardoor om die reden het lezen van de tekst ernstig beperkt zou zijn). Door de GZ-psycholoog van het Orion college en de intern begeleider van de Hoge Brug zijn op basis van deze criteria potentiële deelnemers

geselecteerd.

Alvorens met het onderzoek te starten is het onderzoek goedgekeurd door de Commissie Ethiek van de faculteit Maatschappij- en Gedragswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam (2017-CDE-7781). De ouders van de deelnemers hebben een brief ontvangen met informatie over het onderzoek. Hierin is het doel en de uitvoering van het onderzoek beschreven (zie bijlage 1). Aan de ouders is toestemming gevraagd voor deelname van hun kind aan het onderzoek. Van de 26 potentiële deelnemers heeft een deelnemer na het doornemen van het informed consent formulier, besloten niet te willen deelnemen aan het onderzoek. De reden hiervoor was dat deze deelnemer niet wilde lezen.

Voor de analyses zijn dus 25 deelnemers in het onderzoek meegenomen. De

deelnemende scholen hebben aanvullende informatie over de deelnemers verstrekt. Van 5 van de 25 deelnemers is desondanks de leeftijd en het TIQ onbekend en van 7 deelnemers was het

(16)

AVI-niveau niet vermeld. Wanneer in de dataset het TIQ score en het AVI-niveau door de scholen niet werd aangeleverd, zijn deze ontbrekende waarden als missing values in het onderzoek meegenomen. De missing values kregen de waarde van 999 wat buiten het bereik lag van de waardes in de dataset.

De groep respondenten bestond uit 60 % uit jongens (n = 15) en 40% meisjes (n = 10). Tijdens de afname waren de deelnemers tussen de 13 en 20 jaar oud, met een gemiddelde leeftijd van 15,4 jaar (SD = 2,3). Het gemiddelde laatst bekende TIQ was 52,3 (SD = 4) met een range van 45 tot 60. Deze bekende TIQ-scores zijn gemeten met verschillende

intelligentietesten als de WISC-III, WAIS-IV-NL en SON-R. Alle deelnemers gaven

toestemming voor het verzamelen van gegevens na het informed consent formulier (bijlage 2) gelezen en getekend te hebben. Na afloop van het onderzoek kregen de deelnemers een beloning. Zij konden kiezen uit een ingepakt schoolartikel met daarin gummen, pennen, markers en/of notitieboekjes).

Materialen

Folder. Voor dit onderzoek is de folder ´Heb ik nu een strafblad´ van de Raad van de

Kinderbescherming als uitgangspunt genomen (https://www.kinderbescherming.nl/). De folder is door de onderzoeker aangepast met behulp van de regels van TvA en versimpeld naar taalniveau A2 (https://www.zuyd.nl/). Vervolgens is het concept van de aangepaste folder beoordeeld door drie onderzoekers verbonden aan het project ‘Inclusieve taal’ met gedegen kennis van TvA en in de voor dit onderzoek gebruikte vorm vastgesteld (zie bijlage 3).

Het vaststellen van het begrijpen van de inhoud van de folder. Er zijn over de

inhoud van de folder directe vragen gesteld op twee manieren namelijk met een combinatie van open en opzoek vragen en met meerkeuzevragen. Door middel van open vragen is

(17)

getoetst in welke mate de deelnemers de tekst konden navertellen. Daarbij mochten zij ter ondersteuning van hun antwoord passages in de tekst opzoeken. Per goed antwoord werd een score van één punt toegekend, met een maximale score van 9 punten voor het gehele

onderdeel. Daarna zijn meerkeuzevragen over dezelfde tekst gesteld. Hierbij mochten de antwoorden niet worden opgezocht, omdat de deelnemers uit de reeds geformuleerde

antwoorden moesten kiezen. Elk goed antwoord kreeg één punt. Om te bepalen hoe goed alle deelnemers de tekst had begrepen is gekeken hoeveel antwoorden zij goed hadden.

Vervolgens zijn drie teksten op A1, A2 en B1 niveau afgenomen om hiermee het praktisch leesniveau van alle deelnemers te kunnen bepalen. Met deze informatie kon geanalyseerd worden of het leesniveau samenhing met het AVI-niveau en de kennis van de tekst over het strafblad.

Stappen in de procedure

Met alle deelnemers is op school in een aparte ruimte gewerkt. Het afnemen van het onderzoek duurde maximaal 30 minuten. De gehanteerde procedure is op te delen in de volgende elementen:

Toestemmingsverklaring. De onderzoeker en de deelnemers lazen samen de

informed consent verklaring. Stap voor stap is de verklaring met de deelnemers doorgenomen, zodat de onderzoeker zich kon vergewissen dat de deelnemers de doelstelling en de inhoud van het onderzoek begreep en de deelnemers geïnformeerd al dan niet toestemming kon verlenen (zie bijlage 2).

Lezen. Aan de deelnemers is gevraagd om de folder (zie bijlage 3). hardop voor te

lezen, zodat de onderzoeker kon horen dat de hele tekst werd gelezen Indien deelnemers na vergeefse pogingen woorden niet konden uitspreken werd na vijf tellen wachten het woord door de onderzoeker voorgezegd.

(18)

Open vragen met opzoek mogelijkheid. Aan de deelnemers is gevraagd om 9 open

vragen te beantwoorden over de gelezen tekst. Deze vragen zijn vooraf door de onderzoeker opgesteld en gaan over de kern van de tekst (zie bijlage 4). De deelnemers mochten de antwoorden in de tekst opzoeken.

Meerkeuzevragen. Bij de deelnemers is daarna een vragenlijst over de gelezen tekst

met meerkeuzevragen afgenomen (zie bijlage 4). Zij konden kiezen uit drie antwoorden: ‘ja’,

‘nee’ en ‘staat niet in de tekst’. De vragen lazen de deelnemers hardop voor.

Bepaling leesniveau. Voor het bepalen van het leesniveau kregen alle deelnemers drie

teksten te lezen, beginnend met een tekst op A1 niveau, daarna een tekst op A2 niveau en eindigend met een tekst op B1 niveau. Per tekst werden twee of drie vragen gesteld waarmee getoetst werd of de deelnemers de tekst op het betreffende taalniveau begrepen had. Wanneer de deelnemers voldoende vragen goed had beantwoord, werd aangevangen met het volgende niveau. Indien de deelnemers niet alle vragen van een bepaald niveau correct beantwoordde, stopte de onderzoeker bij het betreffende niveau en werd het voorafgaande niveau geacht het taalniveau van de deelnemers te zijn. De tekst en de vragen op A1 en A2 niveau zijn

geselecteerd op https://adappel.nl/. De tekst op B1 en de bijbehorende vragen zijn afkomstig van het Staatsexamen Nederlands als tweede taal 2004 (zie bijlage 5).

Evaluatievragen. Aan het einde van het onderzoek werden ter evaluatie aan de

deelnemers vragen gesteld over hun mening over de inhoud en moeilijkheidsgraad van de folder en aan hen suggesties gevraagd voor verbetering en het nut van illustraties (zie bijlage 5). Deze antwoorden zijn niet meegenomen in de beantwoording van de onderzoeksvraag, maar worden wel besproken in de discussie van dit onderzoek.

(19)

Coderen

Voor ieder goed antwoord op de open en meerkeuzevragen werd een score 1 toegekend die per deelnemer getotaliseerd werd. Daarnaast werd bij het behalen van het taalniveau A1 een score van 1 toegekend, bij taalniveau A2 een score van 2 en bij taalniveau B1 een score van 3.

Design

Het betreft een correlatie onderzoek. De onderzoeksgroep is eenmalig gemeten.

Analyseplan

Alle data zijn gecodeerd en verwerkt in Statistical Package for the Social Sciences (SPSS, versie 22.0).

Hypothese 1 luidde: een hoger AVI-niveau hangt positief samen met een hoger leesniveau gemeten met de screener. Onderzocht werd of jongeren met verstandelijke beperkingen een hoger leesniveau bereikten wanneer zij een hoger AVI-niveau hadden. Daarvoor is gekeken naar de hoogte van het AVI-niveau (onafhankelijke variabele) en de hoogte van het leesniveau (afhankelijke variabele). De samenhang tussen deze variabelen is onderzocht met gebruikmaking van Kendalls Tau.

Hypothese 2 luidde: een hoger leesniveau hangt positief samen met het begrijpen van de aangepaste folder. Onderzocht werd of jongeren met verstandelijke beperkingen meer vragen over de folder goed beantwoorden wanneer zij een hoger leesniveau bereikt hadden. Daarvoor is gekeken naar het leesniveau (onafhankelijke variabele) gemeten met de drie teksten A1, A2 en B1, en het totaal aan goede antwoorden (afhankelijke variabele). De samenhang tussen deze variabelen is onderzocht met gebruikmaking van Kendalls Tau.

(20)

Hypothese 3 luidde: een hoger leesniveau hangt positief samen met de beantwoording van meerkeuzevragen over de aangepaste folder. Onderzocht werd of jongeren met

verstandelijke beperkingen de meerkeuzevragen beter beantwoordde wanneer zij een hoger leesniveau bereikt hadden. Daarvoor is gekeken naar het totaal goed gemaakte

meerkeuzevragen (afhankelijke variabele) en het bereikte leesniveau op A1, A2 en B1 (onafhankelijke variabele). De samenhang tussen deze variabelen is onderzocht met gebruikmaking van Kendalls Tau.

Hypothese 4 luidde: een hoger leesniveau hangt positief samen met de beantwoording van de open vragen. Onderzocht werd of jongeren met verstandelijke beperkingen meer open vragen over de folder goed beantwoorden wanneer zij een hoger leesniveau bereikt hadden. Daarvoor is gekeken naar het totaal goed gemaakte open vragen (afhankelijke variabele) en het bereikte leesniveau op A1, A2 en B1 (onafhankelijke variabele). De samenhang tussen deze ze variabelen is onderzocht met gebruikmaking van Kendalls Tau.

(21)

Resultaten Beschrijvende statistiek

In het onderzoek heeft 72% van de deelnemers leesniveau A1 behaald tegenover 28% van de deelnemers die niveau A2 heeft behaald. In absolute aantallen gaat het om 18

deelnemers op niveau A1 en 7 deelnemers op niveau A2. Geen van de deelnemers heeft niveau B1 behaald. Aan de deelnemers werden in totaal 18 vragen gesteld om te toetsen of de deelnemers de inhoud van de folder begrepen. Gemiddeld hadden de deelnemers 8 vragen goed. De laagste score was 3 vragen goed en de hoogste score was 12 vragen goed. De 18 vragen waren onderverdeeld in 9 open vragen en 9 meerkeuzevragen. Van de

meerkeuzevragen hadden de deelnemers gemiddeld 4 vragen goed. De laagste score was 2 vragen goed en de hoogste score was 7 vragen goed. Van de open vragen hadden de deelnemers gemiddeld 4 vragen goed. De laagste score was 0 vragen goed en de hoogste score was 8 vragen goed.

(22)
(23)

Analyses

De hypothese ‘een hoger AVI-niveau hangt positief samen met een hoger leesniveau gemeten met de screener’ is onderzocht met behulp van de Kendalls Tau. Met behulp van deze toets werd onderzocht of er een samenhang was tussen de hoogte van het AVI-niveau en het leesniveau. Er werd een significant verband tussen het AVI-niveau en het leesniveau gevonden (zie bijlage 6, tabel 1). Hogere scores van het AVI-niveau hingen positief samen met scores van het leesniveau. Er is sprake van een positieve correlatie. Als het AVI-niveau hoger was, was ook het leesniveau hoger. Op grond van de bovenstaande analyse wordt de hypothese aangenomen.

De hypothese ‘een hoger leesniveau hangt positief samen met het begrijpen van de aangepaste folder’ is onderzocht met behulp van de Kendalls Tau. Met behulp van deze toets werd onderzocht of er een samenhang was tussen de hoogte van het leesniveau en het totaal goede antwoorden van de jongeren. Er werd geen significant verband tussen het leesniveau en het totaal aantal goede antwoorden gevonden (zie bijlage 6, tabel 1). Hogere scores van het leesniveau hingen niet samen met het totaal aantal goede antwoorden. Op grond van de bovenstaande analyse wordt de hypothese verworpen.

De hypothese ‘een hoger leesniveau hangt positief samen met de beantwoording van meerkeuzevragen over de aangepaste folder’ is onderzocht met behulp van de Kendalls Tau. Met behulp van deze toets werd onderzocht of er een samenhang was tussen de hoogte van het leesniveau en de meerkeuzevragen. Er werd geen significant verband tussen het

leesniveau en de meerkeuzevragen gevonden (zie bijlage 6, tabel 1). Hogere scores van het leesniveau hingen niet samen met het correct beantwoorden van de meerkeuzevragen. Op grond van de bovenstaande analyse wordt de hypothese verworpen.

De hypothese ‘een hoger leesniveau hangt positief samen met de beantwoording van open vragen over de aangepaste folder’ is onderzocht met behulp van de Kendalls Tau. Met

(24)

behulp van deze toets werd onderzocht of er een samenhang was tussen de hoogte van het leesniveau en de open vragen. Er werd geen significant verband tussen het leesniveau en de open vragen gevonden (zie bijlage 6, tabel 1). Hogere scores van het leesniveau hingen niet samen met het correct beantwoorden van de open vragen. Op grond van de bovenstaande analyse wordt de hypothese verworpen.

(25)

Discussie

In het onderhavige onderzoek is onderzocht of het leesniveau van jongeren vastgesteld kon worden door middel van een korte en eenvoudige screening. Daarvoor is gekeken of een hoger leesniveau positief samenhing met het AVI-niveau en met het begrijpen van de

vereenvoudigde tekst in de aangeboden folder. De onderzoeksresultaten laten een

middelmatig positief verband zien tussen het AVI-niveau en het leesniveau. Dit betekent hoe hoger het AVI-niveau van de jongeren, hoe hoger het bereikte leesniveau van de jongeren gemeten met het screeningsinstrument. Dit betekent dat het screeningsinstrument kan worden ingezet om snel het taalniveau van iemand vast te stellen. De onderzoeksresultaten laten echter ook zien dat er geen verband was tussen het leesniveau en het begrijpen van de tekst (zowel de totale score als de scores gemeten met behulp van open- en meerkeuze vragen). Concluderend kan gesteld worden dat de drie teksten op A1, A2 en B1 niveau en de

bijbehorende vragen kunnen helpen om snel het leesniveau van jongeren vast te stellen. Het vereenvoudigen van de folder betekent echter nog niet dat de folder beter begrepen wordt.

Het Netzwerk Leichte Sprache heeft als aanbeveling dat alleen door toetsing bij de beoogde doelgroep de begrijpelijkheid van een potentieel vereenvoudigde tekst kan worden beoordeeld (Seits, 2014). Het Europees project ‘Easy to read language’ adviseert om zoveel mogelijk onderzoek te doen naar de doelgroep waar de aangepaste informatie voor is bestemd (http://easy-to-read.eu). Beide adviezen bleken na dit onderzoek inderdaad relevant te zijn. Ondanks dat de regels van TvA een duidelijke richtlijn zijn omtrent het opstellen van de tekst, kan pas door toetsing in de praktijk inzicht worden verkregen of de aangepaste tekst voldoet aan het niveau van de doelgroep. Tijdens het afnemen van het onderzoek konden deelnemers bepaalde woorden met een zekere moeilijkheidsgraad niet goed lezen. Uitspraak van

moeilijke woorden was een hindernis, waardoor zij mogelijk het woord niet konden opslaan in het geheugen. Dit is in lijn met de bevindingen van De Beer (2011) en Channell et al.

(26)

(2013) waarbij gesteld wordt dat jongeren met LVB moeite hebben met leren lezen maar volgens Channell et al. (2013) vaak wel woorden in hun dagelijkse context begrijpen. De vereenvoudigde folder beschrijft geen alledaags onderwerp, namelijk het hebben van een strafblad. De inhoud sluit wellicht minder goed aan bij de interesses van de jongeren met een LVB. De jongeren in dit onderzoek hadden geen strafblad. Indien de jongeren een strafblad hadden zouden zij voorkennis hebben over het onderwerp en werd de vereenvoudigde folder wellicht beter begrepen. Tevens kan motivatie een rol hebben gespeeld in de afname van het onderzoek. Jongeren met een LVB geven namelijk eerder op door gebrek aan motivatie als gevolg van overvraging (De Beer, 2011; Liberman & Förster, 2008).

Enkele kanttekeningen kunnen geplaatst worden bij het gebruik van de tekst, de vragen en de onderzoeksgroep. Allereerst bestaat de tekst en de vragen uit losse

ongenummerde pagina’s. Bij het beantwoorden van de open vragen mochten de deelnemers in de tekst terugkijken, waardoor de pagina’s makkelijk door elkaar raakten. Dit had voorkomen kunnen worden door de vragen van tevoren te bundelen. De onderzoeker heeft ingegrepen door de bladen voor te leggen die op dat moment van toepassing waren en de rest van de bladen achter te houden.

Ten tweede bleek het ophalen van informatie moeilijk te zijn voor de deelnemers. Na het lezen van de tekst konden veel deelnemers het antwoord niet meer in de tekst terugvinden. In dit onderzoek werd gebruik gemaakt van multiple choice vragen met drie mogelijke

antwoorden: ‘ja’, ‘nee’ en ‘staat niet in de tekst’. Opgemerkt werd dat de deelnemers gokten wanneer zij in hun gedrag lieten zien dat zij het antwoord niet wisten. Ook werd gezien dat de deelnemers een bepaalde antwoordstijl hanteerden, door bijvoorbeeld overal ja dus een ‘acquiescence responsstijl’ of, nee dus een ‘extreme responsstijl’ of staat niet in de tekst een ‘noncontent antwoordstijl’ aan te houden.

(27)

Ten derde ging er veel tijd verloren bij het uitspreken van moeilijke woorden. De deelnemers wilden woorden zoals ‘zedendelict’, ‘justitieel documentatiesysteem’ en

‘verklaring omtrent gedrag’ zo goed mogelijk verwoorden. Dit ging echter ten koste van de tijd en de aandacht spanne van de deelnemers. Ondanks alle inzet om de tekst te versimpelen aan de hand van de regels van TvA stonden er voor de onderzoeksgroep onbekende en niet alledaagse woorden in de tekst. Dit werd eveneens in de evaluatie door de deelnemers benoemd. In de theorie is bekend dat mensen met LVB alledaagse woorden begrijpen en moeite ondervinden met het abstraheren van moeilijke woorden (Boschman, 2005). De deelnemers vroegen naar de betekenis van de moeilijke woorden. De onderzoeker is hier niet op ingegaan vanwege het feit dat dit één van de open vragen was. Hiermee wilde de

onderzoeker voorkomen dat de deelnemers het antwoord op deze vraag niet beter kon antwoorden. De uitleg van de woorden stond in de tekst.

Ten vierde werd bij veel deelnemers een bepaalde onzekerheid gesignaleerd. Zij zochten naar bevestiging door vragen te stellen of het antwoord goed is en de onderzoeker voor en na het beantwoorden van de vragen aan te kijken. Tijdens de afname van het onderzoek werd de onderzoeker duidelijk dat veel deelnemers in de veronderstelling waren dat dit leesonderzoek meetelde voor hun verdere schoolloopbaan. Daarom spanden zij zich extra in voor dit onderzoek, maar leken de deelnemers ook extra zenuwachtig. Aan de

participanten is duidelijk gemaakt dat dit onderzoek geen invloed had op het verloop van hun verdere schoolloopbaan en ten behoeve van universitair onderzoek was.

Ten vijfde is in het huidige onderzoek met 25 deelnemers sprake van een kleine steekproef. Een te kleine steekproef vertegenwoordigt de populatie niet voldoende. Er moet daarom rekening gehouden worden dat een kleine steekproef nadelige invloed heeft op de betrouwbaarheid van de resultaten en kwaliteit van het onderzoek. In een kleine steekproef is

(28)

de kans op het vinden van statistische verschillen klein. Wellicht laten de verworpen hypothesen in een grotere steekproef wel significante verschillen zien.

Zoals reeds eerder genoemd is in het huidig onderzoek naar de samenhang van het leesniveau en het totaal goede antwoorden, de meerkeuzevragen en de open vragen geen positief verband gevonden. Een eerste aanbeveling heeft betrekking op de

onderzoeksresultaten van dit onderzoek. Vanwege de kleine steekproef dienen de resultaten met voorzichtigheid geïnterpreteerd te worden. Het is daarom aan te bevelen om in

vervolgonderzoek dezelfde studie te repliceren met een grotere steekproef.

Een tweede aanbeveling heeft betrekking op de onderzoeksgroep. In dit onderzoek is gezocht naar deelnemers met een IQ tot en met 60. Het huidig onderzoek zou ook toegepast kunnen worden op een doelgroep met een IQ van 60 tot 80. Het is goed mogelijk dat

deelnemers met een hoger IQ de teksten in IT beter begrijpen. Wellicht volstaat in het geval van deze doelgroep een minder aangepaste tekst of anders aangepaste tekst.

Een derde aanbeveling heeft betrekking op de tekst die is aangepast aan de hand van de regels van TvA. De tekst wordt zodanig gesimplificeerd dat de mogelijkheid bestaat dat deze inhoudelijk niet meer overeenkomen met de initiële tekst. Door de aangepaste tekst opnieuw te laten beoordelen door de instantie, zoals politie of justitie die de initiële tekst heeft uitgegeven, de aangepaste tekst opnieuw op juistheid en volledigheid te laten beoordelen.

Een vierde aanbeveling heeft betrekking op het moment van toetsing of de deelnemers de aangepaste tekst goed heeft begrepen. In dit onderzoek werden na het doorlezen van de gehele tekst de vragen gesteld aan de deelnemer. Voor vervolgonderzoek is aan te bevelen om bijvoorbeeld na iedere alinea vragen te stellen. Zo kan beter gemeten worden of de

deelnemers daadwerkelijk begrijpen wat zij lezen. Voor de testen in dit onderzoek heeft het geen meerwaarde of de deelnemers de vragen kunnen beantwoorden na het lezen van de gehele tekst.

(29)

Een vijfde aanbeveling heeft betrekking op de onderzoeksopzet. In dit onderzoek is geen gebruik gemaakt van een controlegroep. Het is aan te bevelen om in vervolgonderzoek de initiële tekst aan te bieden bij dezelfde doelgroep. Daardoor kan gesteld worden of de aangepaste tekst aan de hand van de regels van TvA beter begrepen wordt dan de initiële tekst.

Om beter te kunnen aansluiten op verschillende levensdomeinen van jongeren met LVB is het nodig dat de hulpverlener snel een beeld kan vormen van de mogelijkheden en beperkingen van de jongeren. Het communicatieniveau van jongeren met LVB speelt een essentiële rol in welke mate zij in de maatschappij kunnen participeren.

(30)

Referenties

APA. (2013). Diagnostic and statistical manual of mental disorders (5th ed.). Washington DC: Author.

Arikan, A. (2015). The CEFR and reading: A document analysis. Procedia-Social and Behavioral Sciences, 199, 501-504. doi: 10.1016/j.sbspro.2015.07.538

Bonset, H., & Hoogeveen, M. (2012). Technisch lezen in het basisonderwijs: Een inventarisatie van empirisch onderzoek. SLO. Opgehaald van

http://www.slo.nl/organisatie/recentepublicaties/technischlezen/

Booth, T., & Booth, W. (1996). Sounds of silence: narrative research with inarticulate subjects. Disability & Society, 11, 55-70. doi: 10.1080/09687599650023326 Boschman, M. (2005). Communiceren met mensen met een verstandelijke handicap.

Amsterdam: Uitgeverij Boom Nelissen.

Channell, M. M., Loveall, S. J., & Conners, F. A. (2013). Strengths and weaknesses in reading skills of youth with intellectual disabilities. Research in developmental disabilities, 34, 776-787. doi: 10.1016/j.ridd.2012.10.010

Collot d’Escury, A. C. (2007). Lopen jongeren met een lichte verstandelijke beperking meer kans om in aanraking te komen met justitie?. Kind en adolescent, 28, 128-137. doi: 10.1007/BF03061031

Council of Europe. (2001). A Common European Framework of Reference for Languages: Learning, Teaching, Assessment. Cambridge: Cambridge University Press.

De Beer, Y. (2011). De kleine gids: Mensen met een licht verstandelijke beperking. Deventer: Kluwer.

De Wit, M., Moonen, X., & Douma, J. (2011). Richtlijn effectieve interventies LVB. Utrecht: Landelijk Kenniscentrum LVG.

(31)

handbook of applied research in intellectual disabilities. Chichester: John Wiley & Sons.

Figueras, N. (2012). The impact of the CEFR. ELT journal, 66, 477-485. doi: 10.1093/elt/ccs037

Finlay, W. M., & Lyons, E. (2001). Methodological issues in interviewing and using self- report questionnaires with people with mental retardation. Psychological assessment, 13, 319. doi: 10.1037/1040-3590.13.3.319

Geerds, F. (2015). De SON-R 6-40: een niet-verbale intelligentietest. Neuropraxis, 19, 163-166. doi: s10.1007/s12474-015-0104-1

Jongen, I., & Krom, R. (2009). DMT en AVI. Arnhem: Cito

Liberman, N., & Förster, J. (2008). Expectancy, value and psychological distance: A new look at goal gradients. Social Cognition, 26, 515-533. doi:10.1521/soco.2008.26.5.515 Moonen, X. M. H. (2017). (H)erkennen en waarderen. Over het (h)erkennen van de noden,

mensen met licht verstandelijke beperkingen en het bieden van passende ondersteuning. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam: oratie.

Onderwijsraad. (2013). Meer kansen voor kwetsbare jongeren. Onderwijsraad. Opgehaald

van

https://www.onderwijsraad.nl/publicaties/2013/meer-kansen-voor-kwetsbare-jongeren/volledig/item7059

Ponsioen, A., & Plas, J. (2014). Handboek klinische ontwikkelingspsychologie. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

Seits, S. (2014). Leichte Sprache? Keine einfache Sache. BpB. Opgehaald van

http://www.bpb.de/apuz/179339/leichte-sprache-keine-einfache-sache

Stichting Lezen & Schrijven. (2018). Factsheet Laaggeletterdheid in Nederland. Stichting Lezen & Schrijven. Opgehaald van

(32)

Van der Molen, M. J., Van Luit, H. E. H., Jongmans, M. J., & Van der Molen, M. W. (2007). Het werkgeheugen van jongeren met een licht verstandelijke beperking. Kind en Adolescent, 28, 88-96. doi: 10.1007/BF03061026

Van Klei-Van Kleffens, C. (2016). Laaggeletterdheid steeds groter probleem. Medisch Contact, 6, 38-40. Opgehaald van

https://www.medischcontact.nl/nieuws/laatste-nieuws/artikel/laaggeletterdheid-steeds-groter-probleem.htm

Van Nieuwenhuijzen, M. (2010). De (h) erkenning van jongeren met een lichte verstandelijke beperking. The recognition of youth with mild intellectual disabilities. Amsterdam: Uitgeverij SWP.

Velleman, E., & Van der Geest, T. (2014). Online test tool to determine the CEFR reading comprehension level of text. Procedia computer science, 27, 350-358. doi:

10.1016/j.procs.2014.02.039

Wechsler, D. (1991). Manual for the Wechsler Intelligence Scale for Children - Third Edition (WISC-III). San Antonio: The Psychological Corporation.

Wechsler, D. (2008). Wechsler Adult Intelligence Scale (4th ed.). (WAIS-IV). San Antonio: Pearson.

Ÿaŀatay, S., & Gürocak, F. Y. (2016). Is CEFR Really over There?. Procedia - Social and Behavioral Sciences, 232, 705-712. doi: 10.1016/j.sbspro.2016.10.096

Zoon, M. (2013). Kenmerken en oorzaken van een licht verstandelijke beperking. NJI. Opgehaald van

(33)

Bijlagen Bijlage 1: informed consent ouders (Hoge Brug)

Beste ouders/verzorgers,

Via deze brief wil ik u informeren over een onderzoek van de Universiteit van Amsterdam. Dit onderzoek zal na de meivakantie op de Hoge brug door mij worden uitgevoerd. Ik onderzoek een manier om jongeren met een verstandelijke beperking op een snelle manier te testen op zijn of haar leesniveau. Met de resultaten kunnen bijvoorbeeld instanties zoals politie en zorg de manier van communiceren aanpassen aan het niveau van de jongeren. In het onderzoek leest uw zoon/dochter één folder. Om te beoordelen of uw zoon/dochter de informatie begrijpt, stel ik vragen over de folder. Daarnaast stel ik ook het leesniveau vast. Aan de school zal ik de volgende gegevens van uw zoon/dochter vragen: IQ, leeftijd, laatste toetsresultaat van het AVI-leesniveau en eventuele bijzonderheden zoals autisme of ADHD. Het onderzoek duurt ongeveer 30 minuten en deelname is volledig anoniem. De antwoorden op de vragen worden alleen voor dit onderzoek gebruikt en de gegevens worden niet aan anderen gegeven. Ik vraag u vriendelijk onderaan deze brief toestemming te geven voor deelname van uw zoon/dochter aan het onderzoek.

Met vriendelijke groet, Debbie Lee-A-Fong

Onderzoeker Forensische Orthopedagogiek Universiteit van Amsterdam

……….……… Ik begrijp waar het onderzoek over gaat en ik geef toestemming dat mijn zoon/dochter aan het onderzoek mee doet.

Naam zoon/dochter

………

Naam ouder/verzorger: Handtekening ouder/verzorger:

(34)

Bijlage 2: informed consent deelnemers

Doet u mee aan een onderzoek?

Het onderzoek gaat over lezen

U beslist zelf of u meedoet

Uw begeleider mag mee als u dit liever

hebt

Er worden vragen gesteld

U geeft antwoord

Ik schrijf het antwoord op

Stap 2

U leest een tekst

(35)

Stap 3

U leest de vragen

U kleurt een bolletje

Ik stel een vraag

(36)

U doet mee met het onderzoek

U begrijpt waar het over gaat

U mag kiezen of u meedoet

Uw antwoord wordt niet doorverteld

Wij laten uw gegevens aan niemand zien

Wij mogen informatie over u gebruiken

U mag altijd stoppen

Heeft u een klacht?

Bel naar: 020-5258604

Doet u mee?

Zet hier een handtekening

…..………

(37)

Bijlage 3: folder strafblad Heb ik een strafblad? Wat is een strafblad?

Je hebt iets gedaan dat niet mag van de wet. Je hebt straf gekregen van de rechter.

De straf kan een geldboete zijn. De straf kan een taakstraf zijn.

De straf kan een gevangenisstraf zijn.

Als je straf krijgt van de rechter krijg je een strafblad. Je strafblad staat in het Justitieel Documentatie Systeem.

Een nieuwe baan of een stageplaats

Soms is een strafblad een probleem.

Bijvoorbeeld als je zoekt naar een stageplaats of een baan.

En je baas vraagt aan jou om een Verklaring Omtrent het Gedrag.

Jij krijgt dan van je baas een ingevuld papier dat Verklaring Omtrent het Gedrag heet.

Met dat ingevuld papier ga je naar het gemeentehuis. Je moet ook je paspoort of ID meenemen.

Je moet ook €41,35 betalen.

Je krijgt een paar weken later bericht thuis.

Soms krijg je de Verklaring Omtrent het Gedrag wel.

Je krijgt de Verklaring als je geen strafbaar feit gepleegd hebt in de afgelopen 2 jaar. Dan mag je gaan werken.

(38)

Soms krijg je de VerklaringOmtrent het Gedrag niet. Dan heb je een strafbaar feit gepleegd.

En heb je straf gehad van de rechter.

En het strafbaar feit is niet goed voor de stage of de baan. Dan kun je die stageplaats of de baan niet krijgen.

Dan mag je daar niet gaan werken.

Wanneer krijg je de Verklaring Omtrent het Gedrag meestal niet?

Wanneer je in de gevangenis zat.

Wanneer je ooit een zedendelict hebt gepleegd.

Een zedendelict is seks met een ander hebben die dat niet wil. Dat mag niet.

Wanneer je een TBS of PIJ-maatregel hebt gekregen.

Hoe lang blijf je een strafblad houden?

Dat ligt er aan hoe erg het strafbaar feit was. Overtredingen staan 5 jaar in het strafblad.

Een voorbeeld van een overtreding is fietsen zonder lampje. Taakstraffen staan 10 jaar in het strafblad.

Gevangenisstraffen blijven 10 jaar in het strafblad staan. Misdrijven blijven 30 jaar op het strafblad staan.

Een voorbeeld van een misdrijf is mishandeling. Een ander voorbeeld van een misdrijf is vernieling.

Een straf voor een zedendelict staat voor altijd in het strafblad.

Kun je je strafblad bekijken?

Ja dat kan.

Je moet een brief sturen naar de Justitiële Informatiedienst.

Het adres van de Justitiële Informatiedienst is Postbus 337, 7600 AH Almelo Je krijgt dan een brief terug.

(39)

Bijlage 4: vragen strafblad

Vragen strafblad deel 1

1. van de rechter krijg je straf.

o Ja

o Nee

o Staat niet in de tekst.

2. je strafblad staat in het Justitieel Documentatie Systeem.

o Ja

o Nee

o Staat niet in de tekst.

3. je krijgt altijd een Verklaring Omtrent het Gedrag.

o Ja

o Nee

o Staat niet in de tekst.

4. je krijgt een Verklaring Omtrent het Gedrag als je een

strafbaar feit hebt gepleegd.

o Ja

o Nee

o Staat niet in de tekst.

5. heel hard muziek luisteren is een overtreding.

o Ja

o Nee

o Staat niet in de tekst.

6. een taakstraf blijft 10 jaar op je strafblad staan.

o Ja

o Nee

o Staat niet in de tekst.

(40)

o Ja

o Nee

o Staat niet in de tekst.

8. een zedendelict staat 5 jaar op je strafblad.

o Ja

o Nee

o Staat niet in de tekst.

9. je ouders/voogd mogen je strafblad bekijken.

o Ja

o Nee

(41)

Vragen strafblad deel 2

1. Wanneer krijg je een strafblad?

_________________________________________________________________

2. Wat is een straf?

_________________________________________________________________

3. Waar kan je baas om vragen bij een nieuwe baan?

_________________________________________________________________

4. Wat is een zedendelict?

_________________________________________________________________

5. Wanneer krijg je geen verklaring Omtrent het Gedrag?

_________________________________________________________________

6. Waar kun je je strafblad bekijken?

_________________________________________________________________

7. Welk strafbaar feit blijft altijd op je strafblad staan?

_________________________________________________________________

8. Hoe kun je je strafblad bekijken?

_________________________________________________________________

9. Wat is een overtreding?

(42)

Bijlage 5: evaluatie

Evaluatie

1. Wat vond je van de folder?

o makkelijk

o moeilijk

o weet niet

2. Wat vond je moeilijk?

………..

………

………

3. Wat vond je makkelijk?

………..

………

………..

4. Wat moet anders?

………

………

………

(43)

5. Moeten er plaatjes bij?

Ja/nee omdat……….

………

………

6. Weet je nu wat je moet doen als je een strafblad hebt?

Ja/nee omdat……….

………

………

7. Heb je ooit een strafblad gehad?

o ja

o nee

(44)

Bijlage 6: test leesniveau

Tekst A1

Een muis is een heel klein dier.

In bijna ieder huis loopt soms een muis.

Een muis zoekt altijd iets om te eten.

Kaas of brood is heel lekker voor een muis.

En in elk huis is brood of kaas.

Wie is er bang voor een muis?

De kat is niet bang voor een muis.

De muis en de kat lopen allebei snel door het huis.

De kat wil de muis graag vangen en opeten.

Maar vaak is de muis sneller dan de kat.

1) Wie is vaak sneller?

a. Kat

b. Muis

c. Kaas

2) Wat wil de kat met de muis doen?

a. Opeten

b. Bang

c. Snel

d. Lekker

(45)

Tekst A2

Wat moet u doen als de lift niet meer werkt?

Huurt u een woning bij Woningbouwvereniging Kennemer

Wonen? Neem dan bij alle liftstoringen direct contact op met

onderhoudsbedrijf Elevator Service.

U vindt het telefoonnummer op de sticker in de lift en naast de

liftdeur in de gang.

Kunt u de lift van binnenuit niet meer openen, neem dan

contact op met de beheerder van uw gebouw bij

Woningbouwvereniging Kennemer Wonen via

telefoonnummer 072-822 28 88.

In elke lift hangt een speciale telefoon voor noodgevallen.

Indien hulp te lang op zich laat wachten, bel dan het nummer

van de

brandweer: 0900-9955.

1) Wie moet ik bellen als er een liftstoring is?

a. Ik neem contact op met Woningbouwvereniging Kennemer

Wonen.

b. Ik bel direct 0900-9955.

c. Ik bel naar Elevator Service.

2) Waar kan ik het storingsnummer vinden als de lift

kapot is?

a. In en naast de lift hangen stickers met het telefoonnummer.

b. In de lift is een sticker met instructies.

c. In de lift hangt een speciale telefoon.

3) Wat doe ik als ik niet uit de lift kan?

a. Ik bel direct naar het onderhoudsbedrijf.

b. Ik bel dan naar de beheerder.

(46)

Tekst B1

De ‘stift’ in een potlood wordt al sinds eeuwen niet meer van

lood gemaakt. De oudere Egyptenaren, Grieken en Romeinen

maakten gebruik van kleine loodschijven, waarmee ze lijnen

trokken op vellen papyrus voordat ze deze beschreven met een

penseel en inkt. In de loop van de 14

de

eeuw gebruikten

Europese kunstenaars staafjes lood, zink of zilver om hun

zilverstifttekeningen te maken.

Lood als schrijfmateriaal verdween evenwel spoedig nadat in

1564 in Borrowdale, in het noorden van Engeland, zuiver

grafiet was ontdekt. Het moderne potlood was een feit.

1) Wanneer werd het tegenwoordige potlood als

schrijfmateriaal uitgevonden

a. In de tijd van de Egyptenaren

b. In de 14

e

eeuw.

c. In de 16

e

eeuw.

2) Wat deden de Egyptenaren volgens de tekst met lood?

a. Lijnen trekken.

b. Schrijven.

(47)

Bijlage 7: Kendalls Tau toetsen

Tabel 1

Uitkomst Kendalls Tau toetsen

Onafhankelijke

variabele Afhankelijke variabele Hypothese τ AVI-niveau Leesniveau H1 .57* Leesniveau Totaal goede antwoorden H2 .00

Leesniveau Meerkeuzevragen H3 -.17

Leesniveau Open vragen H4 .14

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Als je de omgeving mooi maakt dan krijg je dus ook geen ellende in de wijk, nou en de hele coöperatieve wijkraad vind ik ook een ontzettend goed idee dat je mensen uit

These models mostly rely on stochastic processes like erratic rainfall, or spatial heterogeneities like termite mounds as driving forces to model ecologically realistic

De universiteit moet staan voor haar wetenschappelijke missie, en zich realiseren dat private partijen maar wat graag een associatie met de universiteit aangaan.. Met dit laatste

Voor deze opdracht werd door ARON bvba een vergunning voor het uitvoeren van een archeologische opgraving aangevraagd bij het Agentschap Ruimte en Erfgoed.. Het onderzoek

Het doel van het onderzoek is om op systematische wijze vast te stellen of LFg-waarnemers inderdaad meer problemen hebben met cognitieve functies (zoals aandacht,

De bestaande literatuur heeft geholpen om een duidelijke structuur aan te brengen in de probleemanalyse en het maatschappelijk kader. In de probleemstelling was het even zoeken

Dit is niet bij alle medewerkers van gemeenten bekend, terwijl voor bepaalde cliënten deze vorm van behandeling in combinatie met een beschermende woonomgeving of

Verschillende gemeenten experimenteren met deze vorm van ondersteuning, al dan niet specifiek voor mensen met een LVB.. In opdracht van het ministerie van VWS heeft Regioplan de