• No results found

De functionaliteit van non-GAAP reporting voor de investeerder bij het nemen van investeringsbeslissingen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De functionaliteit van non-GAAP reporting voor de investeerder bij het nemen van investeringsbeslissingen"

Copied!
26
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De functionaliteit van

non-GAAP reporting

voor de investeerder bij

het nemen van

investeringsbeslissingen

BSc Accountancy & Control

Faculteit Economie & Bedrijfskunde Universiteit van Amsterdam

Begeleider: Drs. E. van der Veer Aantal woorden: 8880

Jasmijn van Rijsoort 10964940

(2)

2 Verklaring eigen werk

Hierbij verklaar ik, Jasmijn van Rijsoort, dat ik deze scriptie zelf geschreven heb en dat ik de volledige verantwoordelijkheid op me neem voor de inhoud ervan.

Ik bevestig dat de tekst en het werk dat in deze scriptie gepresenteerd wordt origineel is en dat ik geen gebruik heb gemaakt van andere bronnen dan die welke in de tekst en in de referenties worden genoemd.

De Faculteit Economie en Bedrijfskunde is alleen verantwoordelijk voor de begeleiding tot het inleveren van de scriptie, niet voor de inhoud.

(3)

3 Abstract

In dit onderzoek wordt de vraag behandeld of non-GAAP verslaggeving voor investeerders

functioneler is bij het nemen van investeringsbeslissingen dan GAAP verslaggeving. Dit wordt gedaan door een vergelijking tussen GAAP verslaggeving en non-GAAP verslaggeving te maken op het gebied van consistentie en vergelijkbaarheid, betrouwbaarheid en relevantie. Afgelopen jaren publiceren steeds meer organisaties naast de GAAP jaarcijfers ook non-GAAP cijfers in hun jaarrekeningen. Non-GAAP verslaggeving houdt in dat bedrijven hun jaarrekening, die aan GAAP voldoet, aanpassen en, met name eenmalige, transacties weglaten die onder GAAP reporting wel in de jaarrekening gerapporteerd moeten worden om zo tot een, volgens het management, positiever beeld van de werkelijke prestatie in dat jaar te komen. Non-GAAP verslaggeving wordt echter vaak geassocieerd met onbetrouwbaarheid en een gebrek aan vergelijkbaarheid door het gemis aan regelgeving. Dit onderzoek draagt bij aan de wetenschappelijke literatuur door een oordeel te geven over de functionaliteit van de verslaggeving op basis van samengevoegde huidige wetenschappelijke literatuur. Op basis van de huidige literatuur kom ik met enige voorzichtigheid tot de conclusie dat GAAP verslaggeving functioneler is voor investeerders bij het nemen van investeringsbeslissingen omdat deze vorm van verslaggeving vergelijkbaarheid meer bevordert dan non-GAAP verslaggeving en daarnaast betrouwbaarder is in geval van misleiding en op het gebied van relevantie gelijkwaardig is, hoewel de voorspellende waarde lager is. Het blijkt uit de huidige wetenschappelijke literatuur dat Regulation G ertoe heeft geleid dat GAAP verslaggeving en non-GAAP verslaggeving dichter bij elkaar zijn gebracht op het gebied van vergelijkbaarheid en betrouwbaarheid. Voor toekomstig onderzoek wordt aangeraden dit onderwerp opnieuw te onderzoeken in de vorm van een pilot study.

(4)

4 Inhoudsopgave

1. Inleiding………...……….5

2. Generally Accepted Accounting Principles..………..………...……….…..8

2.1. Generally Accepted Accounting Principles reporting………….………...……..…….8

2.2. Non-Generally Accepted Accounting Principles reporting………...……...…10

3. Beoordeling van de functionaliteit van de financiële verslaggeving………...…12

3.1 De mogelijkheid tot het vergelijken van prestaties van verschillende organisaties en periodes12 3.2 Betrouwbaarheid door middel van foutloze, neutrale en volledige informatie…...…………...15

3.3 Relevantie door eliminatie van eenmalige transacties…….…………...…………..………….20

4. Conclusie………....…………..22

(5)

5 Inleiding

Afgelopen jaren publiceren steeds meer organisaties naast de GAAP jaarcijfers ook non-GAAP cijfers in hun jaarrekeningen (Black, Christensen, Ciesielski, & Whipple, 2017; Cormier, Lapointe-Antunes, & Magnan, 2011). GAAP staat voor Generally Accepted Accounting Principles, standaarden die zijn vastgelegd door de Financial Accounting Standards Board (FASB) met betrekking tot financial accounting en verslaggeving (about the FASB, 2018). De FASB wil door middel van de GAAP ervoor zorgen dat financiële verslaggeving functionele informatie bevat voor investeerders en andere

gebruikers van deze verslaggeving. Organisaties maken daarom hun financiële verslaggeving op volgens deze standaarden. Non-GAAP verslaggeving houdt daarentegen in dat bedrijven hun jaarrekening, die aan GAAP voldoet, aanpassen en bepaalde transacties weglaten die onder GAAP reporting wel in de jaarrekening gerapporteerd moeten worden (Doyle, Jennings, & Soliman, 2013). Met name niet-terugkerende transacties worden weggelaten uit de jaarcijfers, om zo tot een, volgens het management, positiever beeld van de werkelijke prestatie in dat jaar te komen (Doyle, Lundholm, & Soliman, 2003; Cormier, Lapointe-Antunes, & Magnan, 2011). Deze non-GAAP reporting wordt overgenomen door analisten en daardoor gebruiken investeerders deze verslaggeving vaker dan de werkelijke GAAP reporting. Volgens Cormier et al. (2011) vertrouwen investeerders op de non-GAAP cijfers die organisaties openbaar maken. Daarnaast publiceren sites als Yahoo!Finance de non-GAAP resultaten.

Non-GAAP reporting komt ook negatief naar voren in onderzoeken, met name door misleidende cijfers die gepubliceerd worden door managers (Doyle, Lundholm, & Soliman, 2003; Cormier, Lapointe-Antunes, & Magnan, 2011). Dit wordt veroorzaakt door investeerders die vooral geïnteresseerd zijn in bedrijven met resultaten die de verwachtingen van analisten te boven gaan, in tegenstelling tot de managers van de bedrijven die zelf meer belangstelling tonen voor correcte GAAP reporting (Black, Christensen, Joo, & Schmardebeck, 2017). Het komt echter voor dat de GAAP verslaggeving niet voldoet aan de verwachtingen van de analisten, wat daardoor kan leiden tot non-GAAP verslaggeving die uitsluitend gecreëerd is om wel aan deze verwachtingen te voldoen. Ook de kennis van de investeerder speelt een rol bij de functionaliteit van de non-GAAP verslaggeving (Cormier, Lapointe-Antunes, & Magnan, 2011). Het blijkt dat investeerders soms niet begrijpen wat de non-GAAP cijfers inhouden. Dit kan het effect van misleiding door het management versterken, wanneer de investeerders niet het benodigde inzicht hebben om te begrijpen wat het management aanpast aan de GAAP verslaggeving om tot de non-GAAP verslaggeving te komen en daardoor eventuele misleiding niet opmerken, die door een persoon met meer kennis van financiële verslaggeving wellicht wel opgemerkt zou worden.

De wantrouwende houding tegenover non-GAAP reporting wordt daarnaast veroorzaakt door het gebrek aan regulering en controle met betrekking tot de non-GAAP cijfers (Cormier, Lapointe-Antunes, & Magnan, 2011). Dit in tegenstelling tot de GAAP jaarcijfers, die aan bepaalde standaarden

(6)

6 moeten voldoen. Voor non-GAAP verslaggeving bestaat wel de Regulation G, dat onder andere eist dat elke non-GAAP post gepubliceerd wordt met een GAAP berekening voor diezelfde post om voor meer transparantie te zorgen met als doel de kans op misleiding door het management te verlagen (Jennings, & Marques, 2011; Young, 2014). GAAP en andere reguleringen met betrekking tot de financiële verslaggeving zijn echter zodanig gevormd dat vergelijkbaarheid tussen de financiële gegevens van verschillende bedrijven mogelijk is, en daarnaast is consistentie van belang bij de verslaggeving (Ijiri, 1983). Consistentie houdt in dat een accounting methode, wanneer hier eenmaal voor gekozen is door het bedrijf, aangehouden moet worden voor meerdere jaren en niet zonder meer gewijzigd mag worden. Indien er wel voor een andere accounting methode wordt gekozen, moet er nog een mogelijkheid bestaan om cijfers van het nieuwe systeem te kunnen vergelijken met de cijfers van het oude systeem. Krische (2005) vermeldt dat consistentie gebrekkig lijkt te zijn bij non-GAAP reporting. Daarentegen komt volgens Black, Christensen, Ciesielski en Whipple (2017) inconsistentie bij non-GAAP reporting vooral voort uit de wens van het management om meer informatieve

financiële verslaggeving openbaar te maken. Ook over vergelijkbaarheid van non-GAAP reporting tussen verschillende organisaties zijn de meningen verdeeld, terwijl vergelijkbaarheid een belangrijke factor voor de investeerder is bij het nemen van zijn investeringsbeslissingen. Black et al. (2017) vermelden dat non-GAAP verslaggeving leidt tot betere vergelijkbaarheid tussen organisaties, terwijl Young (2014) vermeldt dat non-GAAP verslaggeving kan leiden tot eventuele vermindering van de vergelijkbaarheid. De reden hiervoor kan zijn dat non-GAAP verslaggeving niet aan standaarden of regels gebonden is zoals GAAP, waardoor verschillende organisaties verschillende aanpassingen kunnen doen aan de GAAP verslaggeving, wat de vergelijkbaarheid van de financiële verslaggeving tussen organisaties vermindert.

In dit onderzoek worden de bevindingen uit de huidige literatuur met betrekking tot GAAP verslaggeving en GAAP verslaggeving gecombineerd om tot een oordeel te komen of

non-GAAP reporting voor investeerders functioneler is bij het nemen van hun investeringsbeslissingen dan GAAP reporting. Dit wordt onderzocht door middel van een literatuuronderzoek en bepaald aan de

hand van een vergelijking tussen GAAP verslaggeving en non-GAAP verslaggeving op het gebied van consistentie, vergelijkbaarheid, relevantie en betrouwbaarheid van de verslaggeving.

In het verleden zijn reeds onderzoeken uitgevoerd met betrekking tot de kwaliteit van de financiële verslaggeving onder non-GAAP. Hier is met name gefocust op misleiding door het management en het effect van het weglaten van one-time transacties. De functionaliteit van de financiële verslaggeving met het gebruik van non-GAAP voor de investeerder is echter een gebied waar nog beperkt onderzoek is uitgevoerd. Dit onderzoek draagt daarom bij aan de literatuur door huidige literatuur over de kwaliteit van de financiële verslaggeving onder non-GAAP te combineren waardoor de verschillende factoren die invloed hebben op de functionaliteit van de financiële verslaggeving voor investeerders worden samengevoegd om zo een oordeel te kunnen geven over de functionaliteit van non-GAAP verslaggeving ten opzichte van GAAP verslaggeving voor de

(7)

7 investeerder. Daarnaast worden voorstellen voor toekomstig onderzoek gegeven. Investeerders kunnen baat hebben bij dit onderzoek omdat zij hieruit kunnen opmaken of zij beter de non-GAAP financiële gegevens van een bedrijf kunnen gebruiken bij het nemen van hun investeringsbeslissingen dan wel de financiële gegevens gebaseerd op GAAP. Ook voor analisten kan dit onderzoek bijdragen aan hun kennis waarop zij hun voorspellingen met betrekking tot de waarde van bepaalde aandelen baseren. Zij kunnen uit dit onderzoek opmaken of het verstandig is om de non-GAAP gegevens te gebruiken voor het doen van deze voorspellingen, zoals op dit moment vaak gebeurt.

In paragraaf 2.1 wordt toegelicht wat GAAP verslaggeving inhoudt, in paragraaf 2.2 wordt vervolgens toegelicht wat non-GAAP verslaggeving inhoudt. Daarna worden de verschillen besproken tussen beide vormen van financiële verslaggeving die voor de investeerders van belang zijn. In

paragraaf 3.1. worden de vergelijkbaarheid en consistentie van financiële verslaggeving toegelicht, een onderdeel dat bij GAAP centraal staat. In paragraaf 3.2. wordt de betrouwbaarheid van de financiële verslaggeving nader toegelicht door eerst in te gaan op de incentives die tot misleiding in de

verslaggeving kunnen leiden en dit daarna te koppelen aan het eventuele gebrek aan kennis van de investeerder over de non-GAAP verslaggeving. Daarna wordt in paragraaf 3.3 de relevantie van de verslaggeving besproken. Hierna volgt de conclusie in paragraaf 4, waarin ook aanbevelingen voor toekomstig onderzoek worden gegeven.

(8)

8 2. Generally Accepted Accounting Principles

2.1 Generally Accepted Accounting Principles reporting

In deze paragraaf wordt toegelicht wat de Generally Accepted Accounting Principles (GAAP)

inhouden. Ten eerste wordt kort ingegaan op de Financial Accounting Standards Board (FASB), die de GAAP ontworpen en ingevoerd heeft. Vervolgens volgt uitleg over de doelen waarnaar gestreefd wordt door middel van de GAAP.

De FASB is in 1973 opgericht als onafhankelijke, niet naar winst strevende organisatie (about the FASB, 2018). Door de FASB worden standaarden gevormd voor beursgenoteerde, private en niet naar winst strevende organisaties. Deze standaarden hebben betrekking op financial accounting en financiële verslaggeving. De FASB wordt door de Securities and Exchange Commissie (SEC) erkend als de maker van de accountingstandaarden voor beursgenoteerde bedrijven. Dit is van belang,

aangezien de SEC beursgenoteerde bedrijven controleert op het publiceren van functionele informatie, om op die manier investeerders te beschermen (SEC what we do, 2013). De standaarden gevormd door de FASB worden dus ook door de SEC gebruikt. Het vormen van een nieuwe standaard door de FASB is een langdurig proces bestaande uit meerdere stappen zoals onderzoek, uitleg over de

standaard bij een vergadering, uitleg over de standaard bij openbare bijeenkomsten, mogelijkheden voor het publiek om commentaar te leveren op de standaard, onderwijs geven over de nieuwe standaard en het uiteindelijke invoeren van de standaard (standard-setting process, 2018). Dit leidt ertoe dat nieuwe standaarden uitvoerig beoordeeld en aangepast zijn voordat zij daadwerkelijk toepassing in de praktijk ondervinden.

Deze standaarden worden gemaakt met bepaalde doelen. Zoals hiervoor beschreven streeft de SEC na dat beursgenoteerde bedrijven functionele informatie publiceren (SEC what we do, 2013). Ook de FASB streeft ditzelfde doel na en wil daarnaast alle betrokkenen onderwijzen in hoe zij de standaarden effectief kunnen toepassen of begrijpen (about the FASB, 2018). Functionele

verslaggeving lijkt dus het belangrijkste doel te zijn van GAAP. Dit wordt aan de hand van een aantal beginselen verder ingevuld (IASPlus, 2018). De eerste twee beginselen die hier nader toegelicht worden zijn vergelijkbaarheid en consistentie. Deze twee beginselen vertonen samenhang (Black, Christensen, Ciesielski, & Whipple, 2018). Vergelijkbaarheid houdt in dat gebruikers van financiële verslaggeving gelijke informatie kunnen verkrijgen van een organisatie over meerdere periodes, of van verschillende organisaties voor een periode. Consistentie houdt in dat dezelfde methodes gebruikt worden om bepaalde onderdelen in de financiële verslaggeving te waarderen, ook dit kan betrekking hebben op eenzelfde organisatie over meerdere periodes of voor eenzelfde tijdvak voor meerdere organisaties. Dit heeft als doel dat de gebruiker van de financiële verslaggeving een vergelijking kan maken, gebaseerd op verslaggeving die niet beïnvloed wordt door per jaar gewijzigde

waarderingsmethodes, waardoor duidelijk is of veranderingen in de jaarrekening ontstaan zijn door een verandering van waarderingsmethode of door de bedrijfsuitoefening. Wat hieruit dus blijkt is dat

(9)

9 consistentie bij kan dragen aan de mate van vergelijkbaarheid, wat een volgens Black et al. (2018) genoemd wordt als een van de doelen van GAAP. Door vergelijkbaarheid kunnen investeerders zowel verschillende bedrijven met elkaar vergelijken, als ook hetzelfde bedrijf over verschillende periodes vergelijken.

Een derde beginsel is betrouwbaarheid. Betrouwbaarheid wordt bevorderd door GAAP en houdt in dat de financiële verslaggeving compleet en neutraal is en geen opportunistische of niet correcte waarderingen bevat (Young, 2014; IASPlus, 2018). Betrouwbaarheid hangt daarnaast samen met een ander kenmerk, namelijk transparantie, wat te maken heeft met het inzicht dat een organisatie aan de gebruikers van de financiële verslaggeving geeft. Het bijvoegen van berekeningen bij de waarderingen van posten in de jaarrapporten kan bijvoorbeeld leiden tot meer transparantie, omdat zo voor de gebruiker inzichtelijk is hoe de waarderingen tot stand zijn gekomen. Transparantie wordt volgens Young geassocieerd met verslaggeving van hogere kwaliteit en een lagere kans op ‘mispricing’, wat inhoudt dat organisaties verkeerd gewaardeerd worden door analisten en investeerders. Vandaar ook dat transparantere organisaties hoger gewaardeerd worden door investeerders, omdat deze de transparantie als een teken zien van betrouwbaarheid. Wanneer de organisatie immers transparant is, lijkt het onwaarschijnlijk dat deze opportunistische of niet correcte gegevens verwerkt heeft in de financiële verslaggeving.

Het laatste beginsel wat hier toegelicht wordt is begrijpelijkheid. Begrijpelijkheid wordt in dit literatuuronderzoek gekoppeld aan de kennis van investeerders met betrekking tot de inhoud van de financiële verslaggeving. Dit is van belang omdat er verschillen zijn in het kennisniveau van investeerders waardoor investeerders met minder kennis van financiële verslaggeving benadeeld worden (Krische, 2005). Begrijpelijkheid wordt door GAAP bevorderd door middel van het

classificeren en helder weergeven van posten in de financiële verslaggeving (IASPlus, 2018). Op deze manier zijn de financiële gegevens begrijpelijk voor investeerders die redelijke kennis hebben van economie en die daarnaast de financiële gegevens ijverig bekijken wanneer zij deze gebruiken. GAAP leidt er dus niet toe dat financiële gegevens van organisaties voor iedereen begrijpelijk zijn.

Deze beginselen vormen de basis van GAAP en hieruit volgt dus dat deze

accountingstandaarden het doel hebben de investeerder de meest functionele informatie mogelijk te verschaffen in de verslaggeving van organisaties. Toch blijkt dat de beperkingen die door de

regelgeving van GAAP worden opgelegd aan organisaties bij het opstellen van de jaarrapporten, ertoe leiden dat er een wens is bij organisaties om ook op andere wijze de prestaties van de organisaties weer te kunnen geven (Young, 2014). Er is bij de organisaties behoefte aan meer ruimte voor het weglaten van transacties die niet tot de normale bedrijfsvoering behoren, wat heeft geleid tot non-GAAP verslaggeving (Kolev, Marquardt, & McVay, 2008). Deze vorm van verslaggeving wordt in de volgende paragraaf toegelicht.

(10)

10 2.2 Non-Generally Accepted Accounting Principles reporting

In deze paragraaf wordt toegelicht wat non-GAAP reporting inhoudt. Er wordt ingegaan op de inhoud van non-GAAP verslaggeving en de motieven van organisaties om gebruik te maken van non-GAAP verslaggeving.

Volgens de Securities and Exchange Commission (SEC) (2003) is er sprake van non-GAAP verslaggeving wanneer er in de financiële verslaggeving van een organisatie transacties worden weggelaten die onder GAAP verslaggeving wel gerapporteerd moeten worden, of transacties worden toegevoegd die onder GAAP verslaggeving weggelaten moeten worden. Met name de eerste vorm van non-GAAP verslaggeving wordt toegepast. Dit wordt gedaan door eenmalige transacties uit de

verslaggeving te verwijderen, omdat het management op deze manier een positiever beeld van de werkelijke prestatie van de organisatie kan geven (Doyle, Lundholm, & Soliman, 2003; Cormier, Lapointe-Antunes, & Magnan, 2011). De eenmalige transacties behoren immers niet tot de normale bedrijfsuitoefening en geven daarom geen inzicht in de toekomstige bedrijfsuitoefening, welke van belang is voor de investeerder. Volgens Chen (2010) worden vooral kostenposten met dit motief weggelaten uit de verslaggeving. Leung en Veenman (2018) vermelden dat het verwijderen van deze transacties, die weinig informatie geven over de toekomst van de organisatie, leidt tot meer

informatieve verslaggeving. Zij geven onder andere als motief hiervoor aan dat non-GAAP earnings meer samenhang vertonen met de rendementen op aandelen dan GAAP earnings. Dit verklaren zij door aan te geven dat non-GAAP informatie de toekomstige prestatie van, met name verlieslatende, organisaties beter voorspelt dan GAAP informatie. Dit komt omdat sommige posten in de GAAP verslaggeving de verslaggeving zodanig verstoren dat de voorspellende waarde van deze GAAP verslaggeving verdwijnt. Dit zijn dan vervolgens de posten die verwijderd worden om de non-GAAP verslaggeving op te stellen. Ook analisten die de aandelenkoers van organisaties moeten voorspellen doen dit volgens non-GAAP en focussen zich bij het maken van de voorspellingen vooral op

transacties die onder de normale bedrijfsuitoefening vallen (Doyle, Jennings, & Soliman, 2013). Ook volgens Siegel (2014) leidt GAAP tot meer informatieve verslaggeving. Hij geeft aan dat non-GAAP informatie de gebruiker van de financiële verslaggeving inzicht geeft in hoe het management zelf de prestaties van de organisatie beoordeeld. Dit valt te verklaren door het gebrek aan regulering met betrekking tot non-GAAP verslaggeving (Chen, 2010). Dit leidt er namelijk toe dat non-GAAP earnings op verschillende manieren berekend kunnen worden en managers daarom vrijheid hebben in hoe zij non-GAAP verslaggeving opstellen, waardoor zij zelf beslissen hoe de prestaties van de organisatie gepresenteerd worden.

De transacties die worden weggelaten uit de GAAP verslaggeving om de non-GAAP verslaggeving te vormen zijn dus met name eenmalige transacties. Gu en Chen (2004) geven aan dat eenmalige transacties in twee typen zijn te verdelen, namelijk de hiervoor beschreven eenmalige transacties die worden weggelaten uit de verslaggeving en daarnaast eenmalige transacties die niet

(11)

11 worden weggelaten uit de verslaggeving. Het blijkt dat de eenmalige transacties die worden

weggelaten uit de verslaggeving verband hebben met lagere toekomstige opbrengsten. De eenmalige transacties die niet worden weggelaten leiden tot hogere opbrengsten dan de weggelaten eenmalige transacties. Projecten waarin bijvoorbeeld geïnvesteerd is die direct winstgevend zijn worden niet weggelaten uit de verslaggeving, terwijl projecten die eerst enkele periodes verlieslatend of minder winstgevend zijn worden weggelaten uit de verslaggeving. Hieruit blijkt dat de zogenoemde

eenmalige transacties niet altijd daadwerkelijk eenmalig zijn, maar soms toch gevolgen hebben voor de toekomst van de organisatie (Chen, 2010). Ook Doyle, Lundholm en Soliman (2003) geven aan dat de weggelaten transacties van significant belang zijn voor het voorspellen van toekomstige resultaten. Voor het weglaten van deze transacties wordt ook het overtreffen van voorspellingen van analisten als motief genoemd. In 2003 is echter Regulation G ingevoerd door de Securities and Exchange

Commission (SEC), waarin de eis wordt gesteld dat organisaties wanneer zij non-GAAP

verslaggeving openbaar maken daarbij ook GAAP verslaggeving weergeven alsmede de relatie tussen de twee soorten verslaggeving. Deze regulering is ingevoerd met als motief de angst voor eventuele misleiding door organisaties door middel van non-GAAP verslaggeving. Gebleken is dat na de

invoering van Regulation G het aantal gevallen waarin non-GAAP verslaggeving werd gebruikt om de voorspellingen van analisten te overtreffen is gedaald. Naast de angst die de SEC uit voor misleiding in de verslaggeving geeft ook de Financial Accounting Standards Board (FASB) commentaar op non-GAAP verslaggeving, door aan te geven dat sommige non-non-GAAP waarderingen in de verslaggeving de onderliggende transacties niet waarheidsgetrouw weergeven. De FASB probeert daarom het gebruik van non-GAAP reporting te ontmoedigen door te zoeken naar mogelijke aanpassingen aan de GAAP waardoor de GAAP verslaggeving dezelfde door de investeerders gewenste informatie

weergeeft als non-GAAP verslaggeving (Golden, 2017). Hierdoor zou non-GAAP verslaggeving overbodig worden.

Uit bovenstaande blijkt dus dat zowel argumenten voor als tegen het gebruik van non-GAAP verslaggeving bestaan. Het weergeven van een positiever beeld van de werkelijke prestatie wordt als motief genoemd voor het toepassen van non-GAAP, maar hierachter blijken andere motieven zoals het overtreffen van voorspellingen van analisten en het verhogen van toekomstige inkomsten te schuilen. De FASB is daarnaast tegen het gebruik van non-GAAP, omdat zij vindt dat deze vorm van

verslaggeving niet altijd waarheidsgetrouw is. Dit zou kunnen leiden tot verslaggeving die de investeerder misleidt. Vanwege deze motieven wordt in de volgende paragraaf een vergelijking gemaakt tussen GAAP en non-GAAP om te bepalen welke vorm van verslaggeving voor de investeerders het meest functioneel is bij het nemen van investeringsbeslissingen.

(12)

12 3. Beoordeling van de functionaliteit

In de volgende drie paragrafen wordt de functionaliteit van de non-GAAP verslaggeving ten opzichte van de GAAP verslaggeving geanalyseerd. Dit wordt gedaan aan de hand van drie criteria. Ten eerste zal de consistentie en vergelijkbaarheid van de verslaggeving besproken worden, vervolgens wordt ingegaan op de betrouwbaarheid van de verslaggeving. Om de betrouwbaarheid te beoordelen wordt ingegaan op de incentives die kunnen leiden tot misleiding door managers in de verslaggeving en wordt daarnaast ook het eventuele gebrek aan kennis van de investeerder over non-GAAP hieraan gekoppeld. Tot slot wordt de relevantie van de verslaggeving beoordeeld.

3.1 De mogelijkheid tot het vergelijken van prestaties van verschillende organisaties en periodes

In deze paragraaf worden GAAP verslaggeving en non-GAAP verslaggeving met elkaar vergeleken op het gebied van consistentie en vergelijkbaarheid van de verslaggeving. Ten eerste zal

vergelijkbaarheid besproken worden en vervolgens consistentie. Ook zal het verband tussen beide toegelicht worden.

GAAP verslaggeving regels zijn opgesteld om investeerders de mogelijkheid te geven de jaarresultaten van een organisatie te vergelijken met de historische jaarresultaten van diezelfde organisatie en daarnaast met de jaarresultaten van andere organisaties (Black, Christensen, Ciesielski, & Whipple, 2017). Op deze manier kan de investeerder inzicht krijgen in de groei in de prestaties van de organisatie en kan de prestatie van de organisatie met de prestaties van andere organisaties

vergeleken worden. Door prestaties van verschillende organisaties die in dezelfde periode behaald zijn te vergelijken kan de investeerder een inschatting maken van de relatieve prestatie van de organisatie. Aan de hand van deze vergelijkingen kan de investeerder vervolgens zijn investeringsbeslissing nemen.

Vergelijkbaarheid is een onderdeel van het conceptual framework, welke de factoren bevat waaraan informatie moet voldoen om functioneel te zijn (IASPlus, 2018). In het conceptual framework wordt in overeenstemming met Black, Christensen, Ciesielski en Whipple (2017)

aangegeven dat financiële informatie de investeerder de mogelijkheid moet geven om vergelijkingen te maken tussen de organisatie en andere organisaties en vergelijkingen van de huidige prestatie van de organisatie met prestaties uit andere periodes (IASPlus, 2018). Als dit het geval is kan de investeerder gelijkenissen en verschillen tussen verschillende onderdelen van de financiële verslaggeving

begrijpen. Vergelijkbaarheid is daarom een karakteristiek van GAAP verslaggeving en is ook van belang voor non-GAAP verslaggeving.

Black, Christensen, Ciesielski en Whipple (2017) geven aan dat er variaties in non-GAAP berekeningen zijn gedurende verschillende periodes, welke leiden tot verminderde vergelijkbaarheid. Dit kan twee oorzaken hebben, namelijk dat de posten die worden weggelaten eenmalige transacties

(13)

13 zijn, wat ertoe leidt dat een soortgelijke uitgave, zoals bijvoorbeeld de aanschaf van een gebouw, niet in een volgende periode weer voorkomt en daarnaast dat managers verschillende keuzes maken om de non-GAAP verslaggeving op te stellen. Dit verklaart dus ook waarom de non-GAAP verslaggeving tussen verschillende organisaties niet altijd vergelijkbaar is; deze jaarrapporten worden door verschillende managers opgesteld die allemaal verschillende keuzes maken met de gedachte om de organisatie zo positief mogelijk te presenteren. Volgens Doyle, Lundholm en Soliman (2003) geven organisaties aan dat hun non-GAAP verslaggeving een optimale meting van de werkelijke prestatie van de organisatie is. Managers stellen de verslaggeving zelf op en zijn hierbij gebonden aan geringere regelgeving dan tijdens het opstellen van GAAP verslaggeving (Chen, 2010). Ook dit sluit aan bij de oorzaak die Black, Christensen, Ciesielski en Whipple (2017) geven voor de variaties in de

verslaggeving, de managers kiezen immers zelf voor de in hun ogen optimale meting van de prestaties, welke niet voor elke organisatie gelijk zal zijn. Ook Bradshaw en Sloan (2002) bevestigen dat

managers non-GAAP verslaggeving gebruiken om een betere meting van de waarde van de organisatie te geven. Volgens Krische (2005) leidt dit ertoe dat managers, door bepaalde transacties weg te laten, te optimistische beoordelingen van de prestaties van de organisatie geven. Dit wordt bevestigd door Miller (2009) die aangeeft dat non-GAAP waarderingen van organisaties meestal GAAP waarderingen overstijgen, wat volgens hem bewijst dat managers de prestaties van organisaties zo positief mogelijk willen presenteren. Dit kan er volgens Krische (2005) toe leiden dat investeerders ook een te positief beeld bij de prestatie van de organisatie krijgen, waardoor zij geen juiste vergelijking meer kunnen maken tussen de organisatie en andere organisaties, omdat zij niet op de hoogte zijn van de werkelijke prestatie van de organisatie. Krische geeft daarom ook aan dat er meer vergelijkbaarheid en

consistentie nodig is wanneer organisaties door middel van non-GAAP verslaggeving hun prestaties openbaar maken.

Vergelijkbaarheid binnen de organisatie kan naast de voorgaande twee oorzaken ook verminderd worden door een gebrek aan consistentie. Consistentie houdt in dat een accounting methode, wanneer hier eenmaal voor gekozen is door de organisatie, aangehouden moet worden voor meerdere jaren en niet zonder meer gewijzigd mag worden. Indien wel overgegaan wordt op een andere methode moet er nog een mogelijkheid bestaan om cijfers van de nieuwe methode te kunnen vergelijken met cijfers van de oude methode (Ijiri, 1983). Zonder consistentie kunnen investeerders niet eenvoudig de prestaties in verschillende periodes van de organisatie vergelijken. Dit leidt er namelijk toe dat investeerders niet weten of waarderingen in de jaarrapporten die zijn gewijzigd, als oorzaak van de wijziging de bedrijfsuitoefening hebben of uitsluitend gewijzigd zijn door een accounting methode die aangepast is. Hierdoor wordt het voor investeerders lastiger een oordeel te vormen over de prestaties van de organisatie en dus ook om te bepalen of zij in de organisatie willen investeren.

Zoals genoemd is het opstellen van non-GAAP verslaggeving aan minder regels gebonden dan GAAP verslaggeving (Chen, 2010). Hierdoor bestaat er veel vrijheid voor de managers in de keuzes

(14)

14 die zij maken met betrekking tot de non-GAAP verslaggeving. De managers hoeven niet elke periode voor dezelfde accounting methodes te kiezen. Dit kan er ook bijvoorbeeld toe leiden dat managers in een periode wel een resultaatverlagende transactie weglaten, maar in een volgende periode een daarmee verbonden resultaatverhogende transactie niet weglaten (Black, Christensen, Ciesielski, & Whipple, 2018). Volgens Marques (2006) heeft dit gebrek aan specifieke uniforme karakteristieken van de non-GAAP verslaggeving ertoe geleid dat de Securities and Exchange Commission Regulation G heeft ingevoerd in 2003. Deze regulering moet ervoor zorgen dat meer consistentie ontstaat in het opstellen van de non-GAAP verslaggeving waardoor investeerders begrijpen wat de informatie in deze verslaggeving inhoudt. Regulation G houdt in dat organisaties wanneer zij non-GAAP verslaggeving openbaar maken ook de meest soortgelijke GAAP waardering hieraan toe moeten voegen en daarnaast een vergelijking tussen de twee soorten verslaggeving. Een regulering zoals deze leidt ertoe dat organisaties minder vrijheid hebben bij het opstellen van de verslaggeving, wat dus ook weer leidt tot verbetering van de vergelijkbaarheid. Dit kan verklaard worden door nogmaals de oorzaak te

bespreken die Black, Christensen, Ciesielski en Whipple (2017) voor de variatie in de verslaggeving gaven, namelijk de managers die verschillende keuzes maakten tijdens het opstellen van de

verslaggeving. Wanneer deze keuzes beperkt worden door verplichtingen in de vorm van een

regulering, wordt de kans op zeer uiteenlopende keuzes hierdoor kleiner. Uit het onderzoek van Chen (2010) blijkt dat organisaties na de invoering van Regulation G minder regelmatig de verwachtingen van analisten overtroffen door middel van hun non-GAAP verslaggeving. Dit kan erop wijzen dat organisaties daadwerkelijk minder opvallende beslissingen hebben gemaakt met betrekking tot het weglaten of toevoegen van bepaalde transacties aan de winstberekening. Dit geeft aan dat de non-GAAP verslaggeving door de regulering dus beperkter is gemaakt. Dit heeft als positief gevolg voor de investeerder dat hij hierdoor non-GAAP verslaggeving van verschillende periodes waarschijnlijk beter kan vergelijken.

Hoewel Krische (2005) en Bradshaw en Sloan (2002) aangeven dat het motief van het management voor inconsistentie met betrekking tot het opstellen van de non-GAAP verslaggeving is om zo een positiever beeld van de prestatie van de organisatie te geven, is volgens Black, Christensen, Ciesielski en Whipple (2018) het motief voor inconsistentie dat het management van

accountingmethode wisselt om meer informatie te publiceren voor de gebruikers van de verslaggeving. In 2017 gaven deze onderzoekers dit al eerder aan in hun onderzoek. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer er een eenmalige winst heeft plaatsgevonden, welke niet behoort tot de normale bedrijfsuitvoering. Het management kan deze winst dan weglaten uit de non-GAAP verslaggeving, wat weliswaar leidt tot een lager resultaat, maar wel tot meer informatie voor de gebruikers van de verslaggeving over de werkelijke prestatie in die periode.

Op basis van de huidige literatuur kom ik met enige voorzichtigheid tot de conclusie dat consistentie en vergelijkbaarheid meer aanwezig zijn bij GAAP verslaggeving dan bij non-GAAP verslaggeving, met name door het verschil in de hoeveelheid regelgeving die voor beide bestaat.

(15)

15 Regulation G heeft echter de consistentie en vergelijkbaarheid van non-GAAP verslaggeving vergroot ten opzichte van de situatie voor 2003, maar wanneer organisaties bij het opstellen van de financiële verslaggeving volledig de regelgeving van GAAP volgen zal dit alsnog leiden tot meer consistentie en vergelijkbaarheid. De inconsistentie waarvan bij het opstellen van non-GAAP verslaggeving sprake is kan soms echter wel leiden tot meer informatie. Naast de mogelijkheid tot vergelijking is ook de betrouwbaarheid van de verslaggeving voor de investeerder van belang, omdat het vergelijken van onbetrouwbare informatie het nemen van investeringsbeslissingen niet positief beïnvloed. Daarom wordt in de volgende paragraaf de betrouwbaarheid van verslaggeving toegelicht.

3.2 Betrouwbaarheid door middel van foutloze, neutrale en volledige informatie

In deze paragraaf worden GAAP verslaggeving en non-GAAP verslaggeving met elkaar vergeleken op het gebied van de betrouwbaarheid van de verslaggeving. De mogelijkheid tot misleiding door

organisaties in de financiële verslaggeving wordt besproken door in te gaan op de incentives die hiervoor bestaan. Ook wordt dit gekoppeld aan het eventuele gebrek aan kennis dat investeerders hebben over de non-GAAP verslaggeving.

Volgens het conceptual framework is financiële informatie functioneel wanneer het op waarheidsgetrouwe wijze de posten presenteert (IASPlus, 2018). Betrouwbare verslaggeving houdt in dat waardering van posten niet alleen volgens de regels wordt uitgevoerd, maar ook daadwerkelijk de onderliggende economische realiteit presenteert. Dit wordt bereikt door zo volledig, neutraal en foutloos mogelijk de verslaggeving op te stellen. Volledigheid houdt in dat er geen transacties worden weggelaten die in de verslaggeving gepresenteerd hadden moeten worden om de gebruiker van de informatie de prestatie van de organisatie te laten begrijpen (Pattyn, 2013). Neutraliteit houdt daarnaast in dat de verslaggeving niet zodanig opgesteld mag worden dat de gebruiker van de informatie met opzet beïnvloed wordt in het nemen van de investeringsbeslissingen. Foutloos houdt niet in dat de verslaggeving perfect moet zijn, maar wel dat transacties op een correcte,

waarheidsgetrouwe manier in de posten zijn verwerkt en dat de methodes die gebruikt worden erop gericht zijn een getrouwe weergave van de werkelijke prestatie te geven.

Er bestaan echter motieven voor managers van organisaties om financiële verslaggeving openbaar te maken die niet totaal betrouwbaar is. Baik, Billings en Morton (2008) geven als voorbeeld het behalen of overtreffen van verwachtingen van analisten. Wanneer een organisatie door middel van de GAAP resultaten niet voldoet aan deze verwachtingen, kunnen managers in verschillende periodes selectief transacties weglaten uit de verslaggeving om op deze manier de verwachtingen van analisten toch te behalen of overtreffen (Black, Christensen, Joo, & Schmardebeck, 2017; Baik, Billings, & Morton, 2008). Op deze manier lijkt de organisatie op een bepaalde manier te presteren, hoewel dit wellicht enkel het gevolg is van de wijze waarop de non-GAAP verslaggeving opgesteld wordt. Deze manier van het opstellen van de verslaggeving wordt earnings management genoemd. Door middel van earnings management kunnen de stakeholders van een organisatie misleid worden, maar het wordt

(16)

16 ook toegepast om contracten met andere partijen op een positieve manier te beïnvloeden voor de organisatie zelf (Liu, Yip Yuen, Yao, & Chan, 2014). Managers hebben echter wel de voorkeur om de verwachtingen zonder dit soort technieken te behalen. Uit het onderzoek van Black, Christensen, Joo en Schmardebeck (2017) blijkt namelijk dat managers wanneer zij verwachtingen van analisten reeds behalen met behulp van GAAP verslaggeving, zij minder vaak daarnaast nog non-GAAP

verslaggeving opstellen. Dit is consistent met het onderzoek van Choi en Young (2015), waaruit blijkt dat managers non-GAAP informatie weliswaar gebruiken met het motief om informatieve

verslaggeving openbaar te maken, maar uitsluitend wanneer de GAAP verslaggeving al aan de verwachtingen voldoet. Dit kan ook nog een signaal zijn dat aangeeft dat wanneer managers wel non-GAAP verslaggeving opgesteld hebben en daarmee in tegenstelling tot met de non-GAAP verslaggeving, wel aan verwachtingen van analisten voldoen, de kans groter is dat er sprake is van de hiervoor genoemde wijze van misleiding. Dit kan verklaard worden omdat managers, wanneer zij dus zonder non-GAAP verslaggeving al aan de verwachtingen hadden voldaan, deze extra verslaggeving wellicht niet opgesteld zouden hebben.

Er is bij voorgaande methode om verwachtingen van analisten te behalen een gebrek aan zowel volledigheid als neutraliteit, welke van belang zijn voor de betrouwbaarheid van de verslaggeving (IASPlus, 2018). Volledigheid ontbreekt omdat niet alle transacties worden

weergegeven in de verslaggeving omdat selectief transacties verwijderd worden. Wanneer dit echter gedaan wordt op zodanige wijze dat de gebruiker van de verslaggeving alsnog de prestaties van de organisatie kan begrijpen, bijvoorbeeld wanneer transacties worden weggelaten die normaal niet in de bedrijfsuitoefening van de organisatie voorkomen, is dit geen vermindering van de volledigheid van de verslaggeving. Bij earnings management worden de transacties echter weggelaten met als doel de gebruiker van de informatie een ander beeld van de prestatie te geven, namelijk dat de organisatie voldoet aan de verwachtingen van de analisten. De gebruiker heeft dan geen inzicht in de werkelijke prestatie van de organisatie. De neutraliteit is daarnaast ook gebrekkig, omdat de verslaggeving zodanig opgesteld wordt om de gebruiker te beïnvloeden bij het nemen van zijn beslissingen. De beslissingen die investeerders nemen zijn namelijk anders wanneer een organisatie voldoet aan de verwachtingen van analisten, dan wanneer een organisatie hier niet aan voldoet. Wanneer een organisatie namelijk niet voldoet aan de verwachtingen van analisten, is de negatieve reactie op de markt groter dan in vergelijking met de positieve reactie van de markt bij het overtreffen van verwachtingen (Matsumoto, 2002). Dit kan verklaard worden door verliesaversie, wat inhoudt dat individuen een grotere aversie tegen verliezen hebben dan dat zij positieve waardering hebben voor winsten van dezelfde grootte (Pinello, 2010). Dit is in nog hogere mate het geval bij organisaties die hoge groeimogelijkheden hebben. Pinello verklaart dit door de relatie die bestaat tussen het niet voldoen aan verwachtingen van analisten en lagere toekomstige resultaten. Een organisatie wordt dus harder gestraft bij het niet behalen van een verwachting dan beloond bij het overtreffen van een verwachting. Dit kan ook door andere stakeholders dan investeerders geuit worden, door bijvoorbeeld

(17)

17 voor de organisatie minder gunstige handelsvoorwaarden. Dit kan ertoe leiden dat managers om een groot negatief effect op de markt te ontwijken de verslaggeving aanpassen om zo toch te voldoen aan de verwachtingen. Pinello (2010) spreekt Matsumoto (2002) echter tegen door te stellen dat de reactie van de markt juist sterker is bij positieve verrassingen, zoals bijvoorbeeld het overtreffen van

verwachtingen van analisten, dan bij negatieve verassingen. Zij geeft zoals hiervoor genoemd als reden aan dat deze positieve reactie verklaard kan worden door de kans op hogere toekomstige resultaten die samenhangt met het overtreffen van verwachtingen. Dit zou ook een motief kunnen zijn voor het management van een organisatie om earnings management te gebruiken om de verwachtingen van analisten te overtreffen, omdat op deze manier een voordeel behaald kan worden voor de

organisatie.

Sinds 2003 heeft de invoering van Regulation G echter invloed gehad op de uitoefening van bovenstaande methode (Kolev, Marquardt, & McVay, 2008). Omdat nu bij non-GAAP waarderingen ook een GAAP waardering van de post gepubliceerd moet worden in de verslaggeving, is het aantal managers dat non-GAAP verslaggeving gebruikt om te voldoen aan de verwachtingen van analisten afgenomen. Deze vermindering van de mogelijkheden tot misleiding leidt tot hogere betrouwbaarheid van de non-GAAP verslaggeving.

De voorgaande methode kan daarnaast ook worden toegepast door managers om de

doelstellingen van de organisatie zelf te behalen (Black, Christensen, Joo, & Schmardebeck, 2017). Miller (2008) geeft aan dat dit gedrag van het management vaak het management bevoordeeld ten opzichte van de investeerders. Matsumoto (2002) geeft aan dat het management in dit soort situaties ook bevoordeeld is ten opzichte van de andere stakeholders naast de investeerders. Door te doen alsof de organisatie zijn doelstellingen kan volbrengen kan er namelijk met gunstigere condities gehandeld worden met de stakeholders. Er bestaat daarnaast voor managers soms de mogelijkheid een bonus te verkrijgen wanneer de organisatie bepaalde doelstellingen behaalt. Dit kan een motief zijn om de organisatie zodanig te presenteren dat het lijkt alsof aan deze doelstellingen voldaan is, hoewel dit echter volgens de GAAP verslaggeving wellicht niet het geval is. Ook in dit geval is er gebrek aan volledigheid, omdat immers niet alle transacties weergegeven worden, waardoor geen correct beeld van de economische werkelijkheid van de prestatie van de organisatie wordt gegeven. De

verslaggeving is ook niet neutraal; naast de investeerders die beïnvloed worden door de onjuiste verslaggeving wordt ook de organisatie zelf beïnvloed door het management. Er wordt immers opgemaakt uit de verslaggeving dat de organisatie de doelstellingen behaald heeft, hoewel dit misschien niet het geval is.

Het blijkt echter dat ook organisaties in GAAP verslaggeving, ondanks de strengere regelgeving, gebruik maken van earnings management (Liu, Yip Yuen, Yao, & Chan, 2014). Dit wordt met dezelfde motieven gedaan als bij non-GAAP verslaggeving. Dit kan zijn om ten onrechte de indruk te wekken dat de organisatie een bepaalde prestatie heeft geleverd, waarvan in werkelijkheid geen sprake is of om bepaalde positieve uitkomsten bij contractvorming te bereiken, zoals gunstige

(18)

18 voorwaarden bij een lening. Zoals echter hiervoor al is aangegeven vindt dit in mindere mate plaats, omdat managers de voorkeur geven aan het behalen van verwachtingen en doelstellingen zonder dit soort methodes (Black, Christensen, Joo, & Schmardebeck, 2017). Wanneer er wel sprake is van earnings management zal dit daarnaast eerder in de non-GAAP verslaggeving plaatsvinden dan in de GAAP verslaggeving, omdat de GAAP verslaggeving nog onderworpen is aan een controle door een externe partij, waardoor het voor managers ingewikkelder en daarnaast ook kostbaarder is om in GAAP verslaggeving earnings management toe te passen.

Naast deze incentives voor het management om onbetrouwbare informatie openbaar te maken, is ook de kennis van de investeerder van belang bij de mogelijkheid tot misleiding in de

verslaggeving. Er wordt meestal de assumptie gemaakt dat gebruikers van de financiële verslaggeving redelijke kennis van economische activiteiten hebben en daarnaast de wil hebben om de verslaggeving ijverig te bekijken (Cormier, Lapointe-Antunes, & Magnan, 2011). Het blijkt echter dat investeerders niet altijd over deze kennis beschikken. Volgens Krische (2005) leidt het gebrek aan regelgeving bij non-GAAP verslaggeving ertoe dat investeerders met minder kennis over de verslaggeving benadeeld worden ten opzichte van investeerders met meer kennis. Het gebrek aan regelgeving leidt namelijk tot meer vrijheid voor de organisaties in het opstellen van de verslaggeving waardoor minder vaste classificaties en methodes gebruikt worden. Venter, Emanuel en Cahan (2014) bevestigen dat

organisaties in verschillende periodes verschillende accountingmethodes gebruiken in de non-GAAP verslaggeving. Dit maakt de non-GAAP verslaggeving lastiger te begrijpen voor gebruikers van de verslaggeving die minder kennis van verschillende accountingmethodes hebben, wat ertoe kan leiden dat investeerders met meer kennis van de verslaggeving eventuele misleiding door bijvoorbeeld earnings management of fouten in de verslaggeving eerder opmerken en begrijpen, waardoor zij deze informatie kunnen gebruiken in het nemen van beslissingen. Investeerders die niet over deze kennis beschikken missen dit soort fouten of misleiding wellicht in de verslaggeving omdat zij niet over de kennis beschikken om te bepalen of er sprake is van misleiding of fouten, of gewoon van een andere accountingmethode, waardoor zij investeringsbeslissingen wellicht baseren op onbetrouwbare verslaggeving. Daarnaast geeft Krische (2005) aan dat investeerders door limieten in hun geheugen ook relevante informatie over het hoofd zien, zelfs als zij deze informatie wel begrijpen. Hierdoor kunnen investeerders ook eenvoudiger misleid worden.

Volgens de conceptual framework wordt de begrijpelijkheid van de verslaggeving door GAAP bevorderd door middel van het classificeren en helder weergeven van posten in de financiële

verslaggeving (IASPlus, 2018). Ook hierbij wordt echter uitgegaan van de investeerder die zelf al redelijke kennis van economische activiteiten heeft en de wil heeft om de verslaggeving ijverig te bekijken. Begrijpelijkheid hoeft dus ook bij GAAP geen feit te zijn voor een mogelijke investeerder die wellicht minder kennis van economische activiteiten heeft. Door middel van GAAP zijn wel classificaties van bepaalde posten vastgelegd, wat wel kan leiden tot meer begrijpelijkheid van de informatie, dit is bij non-GAAP in mindere mate het geval door het gebrek aan regelgeving. Vaste

(19)

19 regelgeving bij non-GAAP verslaggeving kan er volgens Krische (2005) toe leiden dat investeerders met minder kennis minder benadeeld worden. Regulation G vervult deze rol van regelgeving voor non-GAAP verslaggeving gedeeltelijk, door middel van de verplichting tot het toevoegen van een op GAAP gebaseerde waardering bij elke non-GAAP waardering (Marques, 2006). Hierdoor kan de investeerder toch bij het gebruiken van de verslaggeving meer steunen op de vastgelegde classificaties van posten bij GAAP en de non-GAAP waarderingen daarmee vergelijken. Siegel (2014) bevestigt dit door aan te geven dat correlatie tussen de GAAP waarderingen en de non-GAAP waarderingen geruststelling kunnen bieden aan de gebruiker van de financiële verslaggeving. Deze mogelijkheid tot vergelijking kan er namelijk toe leiden dat eventuele fouten of misleiding in de non-GAAP informatie eerder opgemerkt wordt door de investeerder.

Met betrekking tot de kennis van de investeerder van de financiële verslaggeving is daarnaast ook transparantie van belang (Young, 2014). Dit is het inzicht dat de organisatie aan de gebruikers van de financiële verslaggeving geeft. Volgens Siegel (2014) geeft non-GAAP informatie de gebruiker van de verslaggeving inzicht in hoe het management zelf over de prestaties van de organisatie denkt. Het niveau van transparantie is volgens hem hoog. Young (2014) spreekt dit echter tegen door aan te geven dat investeerders die minder kennis hebben van de inhoud van non-GAAP verslaggeving zich met name focussen op de winst. Wanneer er meer transparantie zou zijn wordt volgens hem de kans op misverstanden kleiner en wordt de focus op de winst gematigd. Dit kan bijvoorbeeld gedaan worden door de gebruiker van de verslaggeving meer toelichting te geven bij berekeningen in deze

verslaggeving. De hiervoor genoemde focus op prominent aanwezige resultaten wordt vooral

gematigd wanneer investeerders een vergelijking kunnen maken tussen de non-GAAP earnings en de GAAP earnings, wat door Regulation G bevorderd wordt, omdat deze regulering een vergelijking tussen beide soorten verslaggeving verplicht stelt (Marques, 2006).

Op basis van de huidige literatuur kan ik tot de conclusie komen dat op het gebied van begrijpelijkheid geen voorkeur bestaat voor GAAP verslaggeving dan wel non-GAAP verslaggeving. Bij de verslaggeving wordt ervan uitgegaan dat de gebruiker van de financiële verslaggeving redelijke kennis heeft van economische activiteiten en de wil heeft om de verslaggeving ijverig te bekijken. In beginsel bevordert GAAP de begrijpelijkheid door regelgeving te bieden met betrekking tot het classificeren van posten in de verslaggeving, maar door Regulation G moet naast de non-GAAP waarderingen ook de GAAP waardering gegeven worden, waardoor de investeerder altijd de mogelijkheid heeft om de vastgestelde classificaties van posten te vergelijken met de non-GAAP verslaggeving en op deze manier verschillen daartussen in te zien. Hierdoor wordt de kans op misleiding in de non-GAAP verslaggeving kleiner. Met betrekking tot de betrouwbaarheid van de verslaggeving kan op basis van de huidige literatuur geconcludeerd worden dat deze gelijk aanwezig is bij zowel GAAP verslaggeving als non-GAAP verslaggeving, maar uitsluitend wanneer er geen misleiding plaatsvindt door het management. Misleiding leidt namelijk tot een gebrek aan volledigheid en neutraliteit van de verslaggeving, wat de verslaggeving onbetrouwbaar maakt. Misleiding in de

(20)

20 vorm van earnings management kan ook in GAAP verslaggeving plaatsvinden, maar het blijkt dat dit door de verplichte audit controle minder voorkomt dan misleiding in de non-GAAP verslaggeving. De kans op misleiding wordt echter wel verkleind door Regulation G. Wanneer er wel sprake is van misleiding door het management, lijkt op basis van de huidige literatuur GAAP verslaggeving betrouwbaarder te zijn dan non-GAAP verslaggeving.

Nu de consistentie, vergelijkbaarheid en betrouwbaarheid van de verslaggeving behandeld zijn, wordt in de volgende paragraaf tot slot de relevantie van de verslaggeving behandeld. Volgens het conceptual framework zijn betrouwbaarheid en relevantie samen namelijk de fundamentele karakteristieken van functionele informatie (IASPlus, 2018). Relevantie houdt in dat de informatie in de verslaggeving een verschil kan maken in de beslissingen van de gebruikers van die verslaggeving, wat het belang van relevantie voor dit onderzoek aangeeft.

3.3 Relevantie door eliminatie van eenmalige transacties

In deze paragraaf worden GAAP verslaggeving en non-GAAP verslaggeving met elkaar vergeleken op het gebied van de relevantie van de verslaggeving. Eerst wordt toegelicht wat relevantie inhoudt en vervolgens wordt het effect van het weglaten van eenmalige transacties op de relevantie van de verslaggeving besproken.

Volgens het conceptual framework is financiële informatie relevant als het een verschil kan maken in de beslissingen die de gebruikers van de informatie nemen (IASPlus, 2018). Dit is het geval wanneer de informatie voorspellende of bevestigende waarde heeft, of beide. Voorspellende waarde houdt in dat de verslaggeving informatie over de toekomstige prestaties van de organisatie geeft en bevestigende waarde houdt in dat de verslaggeving informatie over de historische prestaties van de organisatie geeft, waardoor de verwachtingen van de gebruiker van de verslaggeving bevestigd of gecorrigeerd worden. Van bevestigende waarde kan bijvoorbeeld sprake zijn als er bepaalde verwachtingen waren met betrekking tot de hoogte van de investeringen die een organisatie in een periode zou doen en uit de jaarrekening blijkt dat deze verwachte investeringen ook zijn gedaan. De gebruiker van de informatie krijgt dan bevestigd wat verwacht werd.

Met name earnings zijn onderworpen geweest aan relevantieonderzoeken in de huidige literatuur, omdat earnings vaak door het management gezien worden als belangrijkste maatstaaf voor het meten van de financiële prestatie van een organisatie (Venter, Emanuel, & Cahan, 2014). Earnings kunnen namelijk voor activiteiten van de organisatie van belang zijn, bijvoorbeeld bij het aanvragen van krediet of bij reorganisatie (Bos, 2016). Het weergeven van bepaalde earnings kan in zo’n situatie in het voordeel werken van een organisatie. Er wordt echter aangegeven dat de relevantie van GAAP earnings de afgelopen jaren is afgenomen, met name de voorspellende waarde van deze vorm van informatie. Een oorzaak die hiervoor wordt aangegeven is de toename van eenmalige transacties bij organisaties. Leung en Veenman (2018) bevestigen dat deze eenmalige transacties de verslaggeving kunnen verstoren waardoor de voorspellende waarde van GAAP verslaggeving afneemt. De verklaring

(21)

21 hiervoor is dat de eenmalige transacties die onder GAAP regelgeving verplicht moeten worden

weergeven in de verslaggeving wellicht geen goed beeld geven van de normale bedrijfsuitoefening, waardoor de gebruiker van de financiële verslaggeving geen goed beeld krijgt van de toekomstige bedrijfsuitoefening van de organisatie. Ook de Securities and Exchange Commission erkent dit en geeft organisaties daarom de mogelijkheid om op vrijwillige basis informatie openbaar te maken waarvan de organisatie gelooft dat deze relevant is voor de gebruiker van de verslaggeving (Miller, 2009). Dit is non-GAAP verslaggeving, waarbij de eenmalige transacties weggelaten kunnen worden. Door deze vorm van verslaggeving te gebruiken, focussen de gebruikers van de financiële

verslaggeving zich meer op de kern van de activiteiten van een organisatie, ook wel de normale bedrijfsuitoefening genoemd (Kolev, Marquardt, & McVay, 2008). Leung en Veenman (2018) geven aan dat non-GAAP verslaggeving de toekomstige prestatie van, met name verlieslatende, organisaties beter voorspelt dan GAAP informatie. Bij verlieslatende organisaties geeft volgens de wetenschappers de non-GAAP verslaggeving de gebruikers van de verslaggeving namelijk meer inzicht wanneer managers de mogelijkheid krijgen het jaarresultaat in verschillende componenten te verdelen. Deze componenten worden van elkaar onderscheiden op het gebied van aanhoudendheid, waardoor de gebruiker van de verslaggeving onderscheid kan maken in het effect wat deze verschillende

verliescomponenten volgens de managers van de organisatie op de toekomstige prestatie hebben. Dit leidt vervolgens tot een preciezere voorspelling van deze toekomstige prestatie. In verband hiermee staat dat non-GAAP earnings ook meer samenhang vertonen met de rendementen op aandelen dan GAAP earnings. Ook Bradshaw en Sloan (2002) bevestigen dat de mate waarin GAAP earnings samenhangen met de rendementen op aandelen is afgenomen en in plaats daarvan de relatie tussen non-GAAP earnings en de rendementen op aandelen is gestegen. Miller (2009) geeft als oorzaak hiervoor dat de marktdeelnemers de gegevens in de non-GAAP verslaggeving dus informatiever vinden dan die in de GAAP verslaggeving. Bradshaw en Sloan (2002) geven in overeenstemming hiermee aan dat de focus van de markt verplaatst is naar de non-GAAP verslaggeving omdat uit voorgaande relatie blijkt dat de relevantie, op het gebied van de voorspellende waarde, van de non-GAAP verslaggeving groter is dan die van non-GAAP verslaggeving. Cormier, Lapointe-Antunes en Magnan (2011) bevestigen dat gebruikers van de verslaggeving vertrouwen op deze non-GAAP informatie en deze daarom gebruiken bij het nemen van investeringsbeslissingen.

Non-GAAP verslaggeving lijkt dus in eerste instantie een hogere voorspellende waarde te hebben dan GAAP verslaggeving, vanwege het weglaten van eenmalige transacties. De bevestigende waarde van de verslaggeving neemt hierdoor echter af, want de transacties die bij non-GAAP

verslaggeving worden weggelaten hebben weldegelijk plaatsgevonden in de gerapporteerde periode, ondanks dat deze misschien geen onderdeel zijn van de normale bedrijfsuitoefening. Door het weglaten van deze transacties wordt gesuggereerd dat deze niet plaatsgevonden hebben, hoewel dit wel het geval is. Ook de voorspellende waarde van non-GAAP verslaggeving blijkt op basis van de huidige literatuur niet zo groot te zijn als wordt gesuggereerd door managers (Doyle, Lundholm, &

(22)

22 Soliman, 2003). De eenmalige transacties die worden weggelaten uit de verslaggeving om de non-GAAP verslaggeving te vormen blijken namelijk soms toch effect te hebben op toekomstige jaarresultaten. Hierdoor zijn de voorspellingen die gedaan worden aan de hand van de non-GAAP verslaggeving niet correct, omdat deze geen rekening houden met sommige toekomstige resultaten. Chen en Gu (2004) bevestigen dat weggelaten transacties effect hebben op toekomstige resultaten, hoewel zij aangeven dat de posten die wel in de verslaggeving zijn opgenomen, grotere voorspellende waarde hebben. De oorzaak hiervan is dat dit posten zijn die meer gewaardeerd worden door de markt dan de weggelaten posten en daarnaast geven zij aan dat de weggelaten posten zich toch meer als speciale transacties gedragen dan de posten die in de verslaggeving zijn opgenomen.

Op basis van de huidige literatuur kom ik tot de conclusie dat de relevantie met betrekking tot de voorspellende waarde van de verslaggeving bij non-GAAP verslaggeving groter is dan bij GAAP verslaggeving. Daarentegen is de relevantie met betrekking tot de bevestigende waarde van de verslaggeving bij GAAP verslaggeving groter dan bij non-GAAP verslaggeving. Het verschil in voorspellende waarde wordt verklaard door het verschil in behandeling van eenmalige transacties. Hoewel deze transacties toch soms effect hebben op toekomstige resultaten, blijkt uit de literatuur dat zij wel degelijk een specialer karakter hebben dan de transacties die worden weergeven in de

verslaggeving, waardoor het weglaten leidt tot een beter beeld van de kernactiviteiten van de organisatie. Het verschil in de bevestigende waarde wordt verklaard doordat het weglaten van de eenmalige transacties geen correct beeld geeft van de prestatie in die periode. Er wordt gedaan alsof sommige transacties niet hebben plaatsgevonden, terwijl dit wel het geval was.

4. Conclusie

In dit onderzoek is aan de hand van de huidige literatuur onderzocht of non-GAAP verslaggeving functioneler is voor de investeerder bij het nemen van investeringsbeslissingen dan GAAP

verslaggeving. Dit is van belang aangezien organisaties steeds meer gebruik maken van deze vorm van verslaggeving ten opzichte van GAAP verslaggeving en investeerders deze gepubliceerde informatie gebruiken bij het nemen van hun beslissingen. Daarnaast wordt non-GAAP verslaggeving ook door analisten gebruikt bij het vormen van verwachtingen over organisaties, derhalve kunnen zij ook baat hebben bij de resultaten uit dit onderzoek. In dit onderzoek is daarom een vergelijking tussen GAAP verslaggeving en non-GAAP verslaggeving gemaakt op het gebied van consistentie en

vergelijkbaarheid, betrouwbaarheid en relevantie van de verslaggeving, om hiermee een oordeel te vormen over de functionaliteit van de non-GAAP verslaggeving ten opzichte van GAAP

verslaggeving.

Vergelijkbaarheid en consistentie zijn van belang voor het nemen van beslissingen omdat de investeerder hierdoor de prestaties van verschillende organisaties tegen elkaar kan afwegen en daarnaast de prestatie van een organisatie kan afwegen tegen historische prestaties van diezelfde organisatie. Op basis van de huidige literatuur kan ik met enige voorzichtigheid concluderen dat

(23)

23 consistentie en vergelijkbaarheid in hogere mate aanwezig zijn bij GAAP verslaggeving dan bij GAAP verslaggeving. Dit wordt met name veroorzaakt door het gebrek aan regelgeving bij non-GAAP verslaggeving, waardoor organisaties zelf keuzes kunnen maken in hoe zij de verslaggeving opstellen. Door GAAP moeten organisaties zich echter wel aan regels houden, waardoor de

verslaggeving van verschillende organisaties in hogere mate gelijk is en daardoor eenvoudiger te vergelijken is voor de investeerder. Consistentie is bij non-GAAP verslaggeving daarnaast ook niet verplicht, waardoor in verschillende periodes van accountingmethode gewijzigd kan worden door het management. Hierdoor is het voor de investeerder ingewikkelder de prestaties van de organisatie in verschillende periodes te vergelijken. Regulation G lijkt de vergelijkbaarheid van de non-GAAP verslaggeving wel in enige mate verhoogd te hebben, door verplicht te stellen dat bij elke non-GAAP waardering een GAAP waardering wordt toegevoegd.

Van betrouwbaarheid lijkt op basis van de huidige literatuur in dezelfde mate sprake te zijn bij GAAP verslaggeving en non-GAAP verslaggeving. De kennis van de gebruiker van de verslaggeving moet bij beide vormen redelijk zijn met betrekking tot economische activiteiten. Wanneer er echter sprake is van misleiding door het management van de organisatie in de non-GAAP verslaggeving lijkt GAAP verslaggeving betrouwbaarder te zijn dan non-GAAP verslaggeving, omdat door misleiding de neutraliteit en volledigheid van de verslaggeving aangetast worden. Dit wordt veroorzaakt door bepaalde transacties die uit de verslaggeving worden weggelaten met als doel de investeerder te beïnvloeden bij het nemen van investeringsbeslissingen. De kans op misleiding is echter door Regulation G verkleind, door de verplichte toevoeging van GAAP waarderingen aan de non-GAAP waarderingen, wat de investeerder de mogelijkheid geeft de waarderingen te vergelijken.

Op basis van de huidige wetenschappelijke literatuur kom ik tot de conclusie dat van

relevantie bij zowel GAAP verslaggeving als non-GAAP verslaggeving sprake is, weliswaar bij beide in een andere vorm. Met betrekking tot de voorspellende waarde van de verslaggeving is de relevantie bij non-GAAP verslaggeving groter dan bij GAAP verslaggeving. Daarentegen is de relevantie met betrekking tot de bevestigende waarde van de verslaggeving bij GAAP verslaggeving groter dan bij non-GAAP verslaggeving. Dit wordt verklaard door het verschil in behandeling van eenmalige transacties, waarbij het weglaten van deze transacties leidt tot grotere voorspellende waarde en tot lagere bevestigende waarde. De huidige GAAP regelgeving met vaste behandeling voor dit soort eenmalige transacties is namelijk niet altijd geschikt. Het feit dat de eenmalige transacties soms toch effect hebben op toekomstige resultaten vermindert de voorspellende waarde van non-GAAP enigszins, maar op basis van de huidige literatuur blijkt het toch geschikt te zijn om dit soort transacties weg te laten uit de verslaggeving.

Op basis van de huidige literatuur kan ik dus met enige voorzichtigheid concluderen dat GAAP verslaggeving functioneler is dan non-GAAP verslaggeving voor de investeerder bij het nemen van investeringsbeslissingen. Het bevordert vergelijkbaarheid meer dan non-GAAP verslaggeving, is betrouwbaarder in geval van misleiding en is op het gebied van relevantie gelijkwaardig, hoewel de

(24)

24 voorspellende waarde lager is. Het blijkt uit de huidige literatuur wel dat Regulation G ertoe heeft geleid dat GAAP verslaggeving en non-GAAP verslaggeving dichter bij elkaar gebracht zijn op het gebied van vergelijkbaarheid en betrouwbaarheid. Wanneer dit soort regelgeving nog meer ontwikkeld wordt kan dat ertoe leiden dat non-GAAP verslaggeving functioneler wordt bij het nemen van

investeringsbeslissingen omdat de voorspellende waarde, welke van belang is voor de investeerder, al groter is.

Een gebrek aan dit literatuuronderzoek is dat er uitsluitend gebruik is gemaakt van de huidige literatuur, terwijl door middel van een pilot study een eenduidiger antwoord gegeven kan worden op de vraag of GAAP verslaggeving dan wel non-GAAP verslaggeving functioneler is voor de

investeerder bij het nemen van investeringsbeslissingen. Dit kan worden uitgevoerd met behulp van een data onderzoek waarbij onderzocht wordt hoe organisaties de non-GAAP jaarresultaten hebben berekend en in hoeverre dit de genoemde criteria in dit onderzoek beïnvloedt. Voor toekomstig

onderzoek wordt dus aangeraden een pilot study uit te voeren waarbij GAAP informatie en non-GAAP informatie van organisaties vergeleken wordt om op die manier te bepalen welke vorm van

verslaggeving functioneler is. In 2019 verwacht ik tijdens de masteropleiding Accountancy and Control dit vervolgonderzoek uit te kunnen voeren.

(25)

25 Bibliografie

Baik, B., Billings, B. K., & Morton, R. M. (2008). Reliability and Transparency of Non-GAAP Disclosures by Real Estate Investment Trusts (REITs). The Accounting Review, 83(2), 271-301.

Black, D. E., Christensen, T. E., Ciesielski, J. T., & Whipple, B. C. (2017). Non-GAAP Earnings: A Consistency and Comparability Crisis? Working paper, verkregen van:

https://papers.ssrn.com/sol3/papers.cfm?abstract_id=2759312.

Black, D. E., Christensen, T. E., Ciesielski, J. T., & Whipple, B. C. (2018). Non-GAAP reporting: Evidence from academia and current practice. Journal of Business Finance and Accounting,

45(3-4), 259-294.

Black, E. L., Christensen, T. E., Joo, T. T., & Schmardebeck, R. (2017). The Relation between Earnings Management and Non-GAAP Reporting. Contemporary Accounting Research,

34(2), 750-782.

Bos, E. (2016). Twee plus twee is gewoon vier. Verkregen van:

https://www.accountant.nl/opinie/2016/2/twee-plus-twee-is-gewoon-vier/

Bradshaw, M. T., & Sloan, R. G. (2002). GAAP versus The Street: An Empirical Assessment of Two Alternative Definitions of Earnings. Journal of Accounting Research, 40(1), 41-66.

Chen, C. (2010). Do analysts and investors fully understand the persistence of the items excluded from Street earnings? Review of Accounting Studies, 15(1), 32-69.

Chen, T., & Gu, Z. (2004). Analysts’ treatment of nonrecurring items in street earnings. Journal of

Accounting and Economics, 38(1), 129-170.

Choi, Y., & Young, S. (2015). Transitory earnings components and the two faces of non-generally accepted accounting principles earnings. Accounting and Finance, 55(1), 75-103.

Cormier, D., Lapointe-Antunes, P., & Magnan, M. (2011). Revisiting the Relevance and Reliability of Non-GAAP Reporting: The Case of the Income Trusts. Contemporary Accounting Research,

28(5), 1585-1609.

Doyle, J. T., Jennings, J. N., & Soliman, M. T. (2013). Do managers define non-GAAP earnings to meet or beat analyst forecasts? Journal of Accounting and Economics, 56(1), 40-56.

Doyle, J. T., Lundholm, R. J., & Soliman, M. T. (2003). The Predictive Value of Expenses Excluded from Pro Forma Earnings. Review of Accounting Studies, 145-174.

Financial Accounting Standards Board (2018). About the FASB. Verkregen van: http://www.fasb.org/jsp/FASB/Page/SectionPage&cid=1176154526495

Financial Accounting Standards Board (2018). Standard-setting process. Verkregen van: http://www.fasb.org/jsp/FASB/Page/SectionPage&cid=1351027215692

Golden, R. G. (2017). From the chairman’s desk: by Russell G. Golden, FASB Chairman. Why the

FASB cares about non-GAAP performance measures. Verkregen van:

(26)

26 IASPlus (2018). Conceptual Framework for Financial Reporting 2018. Verkregen van:

https://www.iasplus.com/en/standards/other/framework

Ijiri, Y. (1983). On the accountability-based conceptual framework of accounting. Journal of

Accounting and Public Policy, 2(2), 75-81.

Jennings, R., & Marques, A. (2011). The Joint Effects of Corporate Governance and Regulation on the Disclosure of Manager-Adjusted Non-GAAP Earnings in the US. Journal of Business Finance

and Accounting, 38(3-4), 364-394.

Kolev, K., Marquandt, C. A., & McVay, S. E. (2008). SEC Scrutiny and the Evolution of Non-GAAP Reporting. The Accounting Review, 83(1), 157-184.

Krische, S. D. (2005). Investors’ Evaluations of Strategic Prior-Period Benchmark Disclosures in Earnings Announcements. The Accounting Review, 80(1), 243-268.

Leung, E., & Veenman, D. (2018). Non-GAAP Earnings Disclosure in Loss Firms. Journal of

Accounting Research, Working paper, verkregen van:

https://papers.ssrn.com/abstract=2825977.

Liu, C., Yip Yuen, C., Yao, L. J., & Chan, S. H. (2014). Differences in earnings management between firms using US GAAP and IAS/IFRS. Review of Accounting and Finance, 13(2), 134-155. Marques, A. (2006). SEC interventions and the frequency and usefulness of non-GAAP financial

measures. Review of Accounting Studies, 11(4), 549-574.

Matsumoto, D. A. (2002). Management’s Incentives to Avoid Negative Earnings Surprises. The

Accounting Review, 77(3), 483-514.

Miller, J. S. (2008). Opportunistic Disclosures of Earnings Forecasts and Non-GAAP Earnings Measures. Journal of Business Ethics, 89(1), 3-10.

Pattyn, S. (2013). Uitgestelde belastingen en IAS 12. Alphen aan den Rijn: Wolters Kluwer. Securities and Exchange Commission (2003). Regulation G. Verkregen van:

https://www.sec.gov/rules/final/33-8176.htm

Securities and Exchange Commission (2013). What we do. Verkregen van: https://www.sec.gov/Article/whatwedo.html

Siegel, M. (2014). For the investor: The use of non-GAAP metrics. Verkregen van: http://www.fasb.org/jsp/FASB/Page/SectionPage%26cid=1176164442130

Pinello, A. S. (2010). Investors’ Differential Reaction to Positive versus Negative Earnings Surprises. Contemporary Accounting Research, 25(3), 891-920.

Venter, E.R., Emanuel, D., & Cahan, S.F. (2014). The Value Relevance of Mandatory Non-GAAP Earnings. Abacus, 50(1), 1-24.

Young, S. (2014). The drivers, consequences and policy implications of non-GAAP earnings reporting. Accounting and Business Research, 44(4), 444-465.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

For the Re th = 3500 case, similar trends in the throat area are seen while the jet breakdown location from HR simulations matches more closely to the experiments. This location

Additionally we estimated the minimum required prevalence of BRCA1-likeness and the required positive predictive value (PPV) for a BRCA1-like test to render this strategy

intervention effects, the subject domain in which the strategy instruction was given, the duration of the intervention, the time between the posttest and the follow-up test,

Kennis is niet alleen afkomstig “van de onderwijsplank” maar wordt ook in de praktijk samen ontwikkeld met en door de betrokken MKB ondernemers en (waar nodig) geborgd in de

The existing challenges in the phenotyping of hPSC-CM function as described above will be addressed in this thesis. Overcoming these challenges by developing a reliable and

Het Advocacy Coalition Framework beschrijft voornamelijk perioden en factoren van stabiliteit in en (John, 2013; Sabatier & Weible, 2007, p. 198), maar verschaft

The performance on the perception task on the unaware cue-present trials in comparison with the delayed cue-target discrimination task could have been higher, because of the guess

In addition, there is also comparison on amount of waste collected in kilograms, the distance driven by the trucks, the mean filling level of the sites that are visited, the