kz
Verslag
paasexkursie
1980
Dit verslag is een bewerking van de exkursiegids. Niet alle plinten uit
de gids werden echter aangedaan. Bovendien werden enkele niet in de gids
genoemde punten bezocht.
Vrijdagmorgen U april 1980 begon"de exkursie in Cormeilles. Een aantal '
deelnemers was net gearriveerd en anderen waren donderdagavond of eerder
aangekomen op de camping 'Pare de Sejour de 1'Etang' in
Neslés-la-Vallée, ongeveer 12 kilometer MO van Pontoise gelegen. Ze hadden op de camping al een keude nacht (schrale noordenwind!) doorgebracht. Met de hele groep werd in enkele uren het grote profiel bekeken. Omdat
er niet gemakkelijk viel te verzamelen splitste de groep zich *s middags:
enkelen gingen naar Parijs, anderen naar Auvers-sur- Oise etc.
Voor de mensen die 's middags arriveerden werd om half twee nogmaals
een ronde door de groeve gemaakt. Het bleek, dat een hedve dag ruim
voldoende was om een goed overzicht van het profiel te kunnenkrijgen.
Verzamelen is lastig: de fossielen in kleien en mergels zijn zeer
nap-perig en de zanden zijn ontkalkt. In de kalken is wel "oed te
verzame-len. De in de profielbeschrijving genoemde soorten zijn niet tijdens
de exkursie verzameld., maar vormen éen’Opsomming van alle tot nu toe
ge-vonden fossielen.
Ook de volgende nacht werd zeer koud. Jan Buurman wist gelukkig de sleu-tels te krijgen van een gebouwtje roet een gröte schouw, waar een flink
vuur werd gestookt, zodat we 's avonds onder het genot Van een wijntje gezellig konden
praten.
De tweede dag 'werd geheel besteed aan Villiers-Saint-FrêdériO. Dankzij het
feit dat de ontsluitingen op een beschutte helling liggen, kon de zon
nog. lekker prikken. In korte tijd was een aantal flinke gaten gespit,
zodat naar hartelust 'kon worden verzameld. Vooral het kleinere
mate-riaal in deze ontsluiting is erg fraai. ”aar ook Campanile giganteum werd gevonden, al waren de exemplaren jammer genoeg verdrukt.’
Thion-ville-sur-Opton werd niet aangedaan, want we hoorden dat de put was
vol-gestort.
Op eerste paasdag scheen de zon volop. r
?e gingen eerst naar Vigny, een
erg leuke ontsluiting in de oudste afzettingen van het Tertiair van het
Bekken van Parijs. Daarna werd koers gezet naar Hadancourt. De
ontslui-ting bleek niet zo rijk, zodat werd besloten om in plaats van Hadancourt
en Chars de ontsluitingen van Chavenqon (C) aan te doen om de Sables
de Cresnes te bemonsteren. Die ontsluiting werd ontdekt door Ferry van
Nieulande. Omdat nabij Hadancourt veel verschillende ontsluitingen liggen
waarbij weinig uitleg nodig is werd besloten de groep te splitsen.
Aan deze exkursie', die Van U tot en met T april werd gehouden, namen déél: J.B.M. van Blokland, W* van den Bosch en echtgenote, J. Buurman, fr.A. Deerenberg en. gezin, N. Dekker en Tf.H.W. Dekker-de Breet, J.E. vah deir
Bussen en gezin, WC Groeneveld sr., W. Groeneveld jr., H.J. Hopman"
1
en introducêe, A.C. Janse, M. Janse-Breeveld en kinderen, H.P.J.
Keu--kelaar en gezin, J.J. de Klerk en introducêe, P. Haestrati' - en intro-,
ducêe, A. van Manen eu echtgenote, F. van Nieulande en gezin, H. TT.
ïïijhuis, J.G. Nijhuis-Geldof en kinderen, R. Petie, J.G.M. Raven
(exkur-sieleider). v. '
Het doel'van de exkursie was een overzicht te geven van de tertiaire afzettingen in het noordwestelijke deel van het Bekken van Parijs.
Daartoe werden onder andere enkele, hij VTKG-leden weinig
1+3
Bijna, iedereen kwam echter in Herouval terecht/ vaar het profiel door
eerdere "bezoekers, zo vas ondergraVen dat we maar weer weggingen. In
Boisgeloup (op de Mont de Magny tfen zuidoosten van Gisors) was de groep
veer kompleet. Hier zijn fossielloze afzettingen uit het Yprésien en fossielrijke afzettingen uit het Ohder-Lutetien ontsloten. De fossiellaag
bevindt zich onder een harde, overhangende kalkbank, zodat veel mensen
zich tevreden stelden met het verzamelen in een puinhelling. Niet zonder
sukses, vant hier werden vier exemplaren van Rostellaria baylei gevonden.
Met enkele deelnemers ging ik daarna nog naar Chaumont-en-Vexin'waar ook
Onder-Lutêtienafzettingen zijn ontsloten. T
e zeefden een forse portie
door anderen uitgehakt materiaal door en daarbij werden veel leuke
fossielen gevonden.
De vierde dag, maandag T april, gingen we naar Chavenqon, waar meerdere
ontsluitingen werden bezocht. Het weer was prima. Enkele mensen, waaronder
ikzelfmoesten echter tegen de middag ai weg. De achterblijvers deden
Auversr-sur-Oise nog aan. Daar ligt de type-sektie van de Sables d’Auvers
(Auversien).
Ik meen voor iedereen te kunnen spreken, als ik konkludeer dat de exkursie
geslaagd mag worden genoemd. De sfeer was enorm goed en er werd
enthou-siast verzameld, terwijl men veel belangstelling voor de uiteenzettingen
toonde. Ik wil de deélhemers danken voor hun enthousiasme en speciaal
Ko de Klerk voor de uitstekende organisatie.
GORMEILLES-EN-PARISIS (Val d’Oise) carrière Lambert
Kaarten; Michelin kaart 96 vouw 16; kaart 55 vouw 20
geologische kaarten: 1;80.000 Paris (U8) 1:50.000 L'Isle Adam
Literatuur:Pomerol en Peugueur ‘(19TM
Cavelier (I96M
Laurentiaux (I96U) p.17-18
Pomerol (1960) manüskript voor de exkursiepids van het
geo-logisch kohgres in Parijs. Hierop is deze beschrijving
hoofd-Zakelijk gebaseerd.
De groeve is on werkdagen te bezoeken van 8.30 tot 11.30 uur en van 13.30
tot 16.30 uur.
Het gaat hier om de belangrijkste en in ieder geval de grootste
ontslui-ting van het Bekken van Parijs. De vand is 100 meter hoog en het front
is een kilometer breed. Men wint hier gips voor pleisterkalk, mergels
voor cement (na menging met kalle uit' de omgeving van *'antes) en zanden
voor wegverharding. Ze worden verder voor andere doeleinden gebruikt.
De groeve is te bereiken door de Nl82 te volgen vanuit het noordwesten.
Over deze weg doorkruist u Cormeilles en juist voor het verlaten van de stad draait u haar links de Peg af (die
gaat verderop onder een brug
door die juist is gebouwd in de bocht van de weg). Op de eerste kruising
draait u naar rechts tot aan de ingang van de groeve. Met een vergunning
kunt u dan afdalen in de groeve waarin het hele Ludien en Oligoceen zijn
ontsloten (zie profiel). De betreffende vergunning kunt u aanvragen bij
Lambert Industries Usines de Cormeilles,Boite Postal no 1,
Cormeilles-en-Parisis.
Van boven naar onder zijn in deze groeve te zien:
A.Boven-Eoceen (Bartonien): Ludien
-Marnes a Pholadomya ludensis (Merkels roet Pholadomya ludensis)
_ ,
1.65 m (6 in profiel). Deze mergels zijn in het midden gipshoudend. In het
fossielrijke bovendeel komen veel eteenkernen voor van onder andere
l+u
afzetting is nu niet ontsloten.
-Troisième Masse du Gypse (Derde gipsmassa) 2.55 m (T in profiel).
Deze bestaat uit suikerachtig gips met afdrukken van 'zwaluwstaarten!
Uit deze afzettingen zijn geen fossielen bekend. ïïu niet ontsloten.
-Marnes a Lucines (Mergels met Lucina) U.30 ra (8 in profiel).
Deze afzetting is niet te zien, maar bestaat uit mergels die meer of
minder gipseus zijn met enkele impure tussenschakelingen van
saccha-ride (suikerachtig) gips. Hier zijn vel debris met de ostracode
Cythe-ridea gesignaleerd. Het hogere deel van de afzetting is wel te zien en
deze bestaat uit saccharide gips met een bank vol afdrukken van
'zwa-luwstaarten' en een mergelige inschakeling met fossielen van Parvilu-cina inornata en ostracoden. De afzetting eindigt met een kompakte, grijze mergel waarinP. inornata en vele ostracoden voorkomen. Behalve deze tweekleppige en ostracoden komen ook visresten, foraminiferen
en oopones- van Ghana voor. Nu niet ontsloten.
-Deuxième Masse du Gypse (Tweede gipsmassa) 5.60 ra (9 in profiel).
Deze bestaat uit saccharide pips in vele laagjes met inschakelingen
van merge]. ige of ijzerhoudende debris en van 'zwaluwstaart'-indrukken.
De massa eindigt met een zwartige ijzerkorst, die misschien op
droog-vallen wijst. Hierin werden enkele kaakfragmenten van zoogdieren gevonden
Nu niet ontsloten.
-Marnes d'Entre-deux-Masses (MergelS tussen twee gipsmassa's) U.95 ra
(10 in profiel).
Deze afzetting vormt momenteel de. basis van de ontsluiting. Het profiel
wordt steeds kleiner door dichtstorten met afgegraven klei. De laag
bestaat uit een afwisseling van zeer kompakte mergels, gipshoudende
mergels en laagjes van saccharide gips. Een enkel mergelniveau leverde
een arme makrofauna van ostracoden, foraminiferen en Chara. In de gips
werd een kaak van een zoogdier (Paleotherium) gevonden.
-Premère Masse du Gypse (Eerste
gipsmassa) ongeveer 17 m (11 in
profiel).
Bestaat uit saccharide gips net
een ijzerkorst in de top. De laag
is slecht toegankelijk, want hij
wordt afgegraven in êên etage.
De fauna is arm. Alleen enkele
zoogdierresten (Paleotherium, Anoplotherium) en een schub van
een krokodil werden gevonden.
-Marnes bleues d'Argenteuil (Blauwe
mergels van Argenteüil) 9*35 n (12 in nrofiel).
Deze serie is vooral mergelig,
bruingeel aan de basis, grijs in
't midden en grijs en groen in de
de onderste helft met
in-schakelingen van kleine bankjes
of zeer dunne laagjes die aips
be-vatten.De fauna is zeldzaam en in voorkomen beperkt tot enkele bankjes
waarin kwarts voorkomt; een schu; van een krokodil;, otolieten, tanden en
andere visresten, ostraooden, foraminiferen.. oogonen van Chara en
>�5
-Marnes blanches de Pantin (Witte merkels van Pantin) 5.5T m (13'in profiel).
De basis is dolomitisch., verder komen -kalkige mergels of kleiige kalken
met zeer heldere tinten voor vaarin enkele gipsige bankjes voorkomen.
De bovenste bank (1.60 m dik) is een opmerkelijk:'niveau (Marabet) waarin
enkele dunhe laagjes vitte of bruine mergel voorkomen en die eindigt
met een ijzerkorst (droogvallen?). Slechts Xiphodon aff. gracile is
algemeen.
B. Oligoceen: Stampien
-Argile verte de Romainville (groene klei van Romainville) 6.90 m(IU
en 15 in profiel).
Men-.ziet aan de basis de’C-laises (=leem) a Cyrènies'(d .75 m)9 die beginnen met een kompakte, bruingele mergel, waarin aan de basis dunne laagjes kalkijzer oolieten voorkomen en hoger laagjes met limonietpoeder.
Sommige laagjes zijn bedekt met indrukken van Corbicula convexa. Daaron
vindt u een zeer dunne afwisseling (3 cm) van zwartig suikérgipg en
■
grijsbruine mergel met Spirorbis, Nystia plicata en vitresten(tanden,
otolieten oa van Amya munieri). De merkels die volgen zijn grijs en
lladerig. Zij wisselen af met vele lagen grijze gips. In de top verdwijnen
de gipslaagjes en zijn sommige niveau's fossielrijk:
Psammobia plana, Pirenella plicata,
_
ostracoden. Een niveau van groene
en grijze klei (0.1+5 in) bevestigt de overgang naar de groene klei
sensu stricto die 3-m dik is. Deze is vrij 'massief en de makrofauna
(Modiola augusta, Psammobia plana, Sinodia suborticularis ,
ostracoden, foraminiferen. Chara) is vooral in de niet gelaafde (?)
delen te vinden. Naar de top kondigt een fijne inschakeling van
groe-nige kalkmergei het brakker worden aan. Dat manifesteert zich ook in
het volgende niveau, de 'Bande Blanche' (vitte band) die Ö.30-0.U5 m
dik is en bestaat uit een kleiige kalk met Chara en steenkernen van
poel-slakken: Lymaea gr. pyramidalis-longiscata, ostracoden en enkele
fora-miniferen. Daarop keert de groene klei terug gevolgd door een niéuwe laag van witte kalkmergel (0.10 m dik. Bande Blanche supêreure). Deze
besluiten het bovendeel Van de groene klei, waarin zeer weinig fossielen voorkomen.
-Caillasses d'Orgemont 2.15 m (1 6 in het profiel). f
Deze beginnen met een saccharide gips (0.70 m) doorkruist met dunne
grijsgroene kleiige lensjes waarop een 'afwisselende serie volgt van sui-kergips en bruinviolette of grijze klei.'Het gips
en wordt vervangen door grijsbruine, hardenkalktegels die afwisselen met
kleiige (alleen in de.top), '
De fauna ie zeer arm en bevat onder andere visresten en Chara. in
klei-ige niveau^. V- ■•••••■
-Calcaire de .Eannois (Kalk van. Fannoir) 2.80 m (16 in het profiel)-. >•*. Beginnend met een dunne bank ■'ran gelige, zandige mergel,toont -het
onder-ste gedeelte 1twee ka.lkniveau--.idie afwisselen met zandige mergels.
Het geheel is zeer fossielrijk;met onder andere Sinodia
suborbicula-ris, Cardium gr. raulini, Corbula subpisum, Tellina, Lucina, Pirenella
plicata, Cerithiidae, Turritella, Magalotylus crassatinus (een rijke
fauna, maar middelmatig gekonserveerd), de top is vooral mergelig en
hierin verschijnt opnieuw- Corbicula convexa,
Psammobia plana, vooral
Corbula subpisum is zeer algemeen, terwijl Sinodia en de Gerithiidae
achteruit gaan. Ook andere soorten komen voor, zoals Donax, Natica
In deze kalk komen ook otólieten, tanden en andere resten van vissen
(Amya munieri) voor, scharen van kreeftachtigen, zeepokken, serpuliden
en enkele Chara. Veel ostracoden en . De fauna in de harde
kalk is goed te' verzamelen. In de mergelige top zijn de fossielen pappig.
-Marnes a Huitres (Mergels met oesters) 3.60 m (17 in het profiel).
Deze afzetting wordt bovenal gekenmerkt door het verschijnen van oesters:
direkt komt Crassostrea longirostris voor, die vooral is beperkt tot
de basis, en daarboven C. cyathula, die tot in de volgende afzettingen
voorkomt. De overgang met de onderliggende Calcaire de Fannois is
onmerk-baar: de oester C. longirostris verschijnt bovenop de laatste mergels
van de Calcaire de Sannois zonder dat de rest van de fauna verandert. In deze afzetting zijn drie eenheden te onderscheiden: aan de basis de
'Marnes a Huitres inferieures1 ,
die beginnen met een vooral kalkige
afzetting met Crassostrea longirostris en de fauna met Corbicula
con-vexe, waarop de mergels met C. cyathula volgen, waarin ook serpula's,
scharen van kreeftachtigen, zeepokken en slechte indrukken van
mollus-ken voorkomen. Daarop volgt een dikke, zeer fossielrijke kalkbank
met onder andere_C. cyathula, vele tweekleppige, Pirenella monilifera,
Tympanotonos conjunctus, zeepokken, serpuliden etc.
In het middendeel ligt de. Plaquette a Hydrohies', die een korte, brakke
periode aangeeft. Hierin zijn afdrukken van Hydrobia sandbergeri te vinden
die in het hierop volgende, mergelige niveau samen voorkomt met Lenti-dium, foraminiferen en ostracoden. In het "bovenste deel volgen de
'Marnes a Huitres supérieures' die beginnen met een dikke kalkbank waarin
een rijke fauna voorkomt met indrukken van mollusken, serpuliden, zee-pokken, scharen van kreeftachtigen. De serie wordt dan mergelig met
daarin, banken van de oester C.cyathula en indrukken van Corbula
sub-pisum, Modiola, Lucinidae, otolieten, vistanden, bryozoën,
slangster-ren, ostracoden etc.
-Argile a Corbules de Frépillon (Klei van Frêpillon met Corbula) 1.30 m.
Deze afzetting vormt een overgang in sedimenten en fauna tussen de
onder-en bovenliggende laag. De fauna bevat goed bewaarde mollusken, die
een lichte verzoeting laten zien in de basis. In de mergelige afzettingen
komt een fauna voor, die vrijwel is beperkt tot Crassostreacyathula.
Sinodia suborbicularis, Corbula subpisum, Lentidium, terwijl de fauna
:in de hogere zandige kleien neer marien is met serpuliden, foraminiferen, ostracoden, zeepokken etc.
-Sables et Gres de Cormeilles (Sables de Fontainebleau inférieur) ongeveer
10 meter (18 in het profiel). (Zanden en zandsteen van Cormeilles,
Onderste Zanden van Fontainebleau).
Deze afzetting is vooral detritisch, nog iets kleiig in de basis, waarin ribben van Halitherium voorkomen en ook enkele rolsteentjes, en bestaat hoofdzakelijk uit wittige of gelige zanden met holten en vloertjes
met in de top ook verharde fosiellagen. Deze holten tonen, naast de fauna,
aan dat we hier te maken hebbenmet een strandafzetting. De fauna is .
gevarieerd maar slechts als oplossingsholten bewaard. Hierin komen
onder andere voor: Lentidium nitidum, Corbula subpisum, Corbula
henckelusi-ana. Tellina nysti, Psammobia plana, Psammobia stampinensis, Callista
splendida, Parvicardium scobinula, Laevicardiumtenuisulcatum,
Lucina
thierense, Arca pretiosa, Arca cf. decussat
a, Arca sandbergeri, Bayania
semidecussata, Tympanotonos labyrinthus
, Ptychopotamidum subcinctus,
Cominella gossardi etc. In de zanden zijn ook veel graafgangen te zien.
-Sables et argiles supérieurs (Sables de Fontainebleau supérieur) ongeveer
35 m (18 in het profiel). (Bovenste zanden en kleien van de Zanden
van Fontainebleau).
Deze afzettingen beginnen aan de basis met een band van vuursteenrol-steentjes die onregelmatig zijn verspreid. Deze verspeelde stenen vormen
de basis van een nieuwe serie detritische afzettingen met fijne,
grijs-groene zanden, die iets kleiig zijn, terwijl in de rest van deze
afzet-tingen zeldzaam verspreide rolstenen voorkomen (k-5 meter). Deze zanden
47
waarin’zeer kleine kalkkorreltjes voorkomen. (1.10-1.30 cm). Na een kleiig
zand van geringe dikte wordt het geheel weer detritiséh met grijs zand
waarin oker- en bloedkleuhige vlekken voorkomen, te zien over} een dikte
van 20 tot 30 meter. Deze serié is sedimentologisch nog niet.onderzocht
en er zijn geen fossieleii uit bekend»
■--Meulières de Montmorency (?) 2-3 m (19 ih profiel).
De basis van dezé afzetting en het kontakt met de Sables de
Fóntaine-bleau is niet ontsloten. Ken vindt echter veel blokken hiervan in het
hellingpuin. Vaak komen in deze blokken fossielen voor, namelijk
Pota-mides lamarcki, Lymnaea inflata, L. cylindrica etc. ' i
-Op deze afzetting volgt nog een laagje lóss. ;,i
VILLIERS-SAINT-FREDERIC (Yvelines)
Literatuur:Pomerol en Feugueür (197*0» p.135
Letolle 195U
Kaarten: Michelin kaart 96 vouw lU, kaart 60 vouV 9
Geologische kaart 1:80.000 blad tj.
De ontsluiting is te vinden door de N191 te volgeh vanuit het zuiden.
Op de kruising met de weg van Villiers naai* Cressay rijdt u langzaam
verder tot de weg naar links buigt. Daar begint een pad, dat naar noord-oostelijke richting loopt. Dat rijdt u op en u rijdt door tot u links
een stortplaats van vuilnis ziet. Hier is ook een grasveldje vaar
vol-doende plaats is om de auto te parkeren. Als u even doorloopt ziet u
de spoorweginsnijding.Daarin is wel een profiel te zien, maar verzamelen
is door de vele passerende treinen erg lastig. Als u terugloopt naar
het grasveldje ziet u rechts naast de stortplaats bomen en struiken.
Daartussen' liggen de verschillende ontsluitingen in Lütétièn III, IV en V.
Laten we helemaal onderin het bos beginnen. Daar is een aantal diepe
kuilen te vinden, die het doen lijkeh of hier onlangs enkele bommen zijn ingeslageh. Maar niets Van dat • Hier zijn gewoon wat fossieltjes te vinden
én er is door verzamelaars flink op los gespit. Het is hier wel nodig
om samen met enkele andere personen te graven, want de bovenlaag (eerder
omgespit materiaal) is dik. Het
spitten
zal echter ruimschoots wordenbeloond. t)e fauna van de glauconi ethoudende kalk'is zeer sóor'ténrijk en geheel vergelijkbaar met die van hetzelfde niveau in de nabijgelegen
groeve van Grignon. In de meeste gaten is het Lutêtien III ontsloten. In de
hoogste putten is echter al het niveau met Campanile en ook dé basis van
het Lutêtien IV ontsloten. Kellingopwaarts zijn nog diverse putjes, die
ieder in verschillende niveau's liggen, zodat langs het hele profiel kan
worden gemonsterd. Ik zou vooral het putje bovenin de wei Villen aanbevelen
Daar is de horizon met Lithocardium aviculare 'ontsloten (Lutêtien IV).
In het bosje links daarvan is in een diep gat Lutêtien V te verzamelen.
In deze afzettingen komen veel soorten voor die in een milieu met lager zoutgehalte moeten hebben geleefd. ;i ió ■;
U8
Op bijgaande,tekening zijn van boven naar onder de vol-gende niveaus te zien:
-bodem;
-brokkelige kalk, fossielloos;
-harde kalk met Sigmesalia, Batillaria etc.;
-steriel zand;
-fijnkorrelige, vitte kalk met Lithocardium aviculare,
Vermicular ia conica en vele andere mollusken;
-steriel zand; .
-kalkig zand met Terebratula, Chama calcarata, Orbitolites
complanatus;
-zandige
kalk net Orbitolites complanatus en vele andere fossielen;-vrij harde, witte, zandige kalk;
-glauconiethoudende, melige kalk met Campanile giganteum,
zeer fossielrijk;
-glauconiethoudende, meraelig-zandige kalk, gelig, met
Ampullospira hybrida, weinig fossielhoudend.
VIGNY (Val d’Oise)
Literatuur: Pomerol en Feugueur (197*+)» p. 90-93
Abrard (1950). p. 329-332;
Laurentiaux (196*+), p. 1**-l6.
Kaarten: Michelin kaart 96 vouv *+; kaart 55 vouw 19
Geologische kaart 1:50.000 Pontoise (XXII-13.)*j,
Vanuit Pontoise neemt u de NI** richting Rouen. U volgt deze route tot
de kruising met de Dl69, een kilometer ten noorden van Vigny. U rijdt
zo oveh het platform van de Vexin,dat in het oosten bestaat uit
Barto-nien en in het westen uit Lutêtien. Het platform is afgedekt met een
dunne laag kwartaire löss. In het zuidoosten ligt de oligocene
restheu-vel van Hantil (+180 m). In het noorden, langs de vallei van de Viosne
ligt de oligocene restheuvel van Cormeilles-en-Vexin.Dit platform wordt
in het noordoosten doorsneden door de synclinale vallei van de Viosne en
in het zuidwesten door de anticlinale vallei van de Aubette waarin we nu
afdalen naar Vigny. In het talud ziet u achtereenvolgens ontsloten:
Lutêtienkalk, soms de Zanden van Cuise, de kleien van het Sparnacien en het
Krijt (Fenonien). U rijdt het dorp door, de D1Ö9 volgend over een
kilo-meter richting Longuesse. U ziet dan een Kleine ontsluiting aan de
linker-kant van de weg en 150 m verder de toegangsweg van de groeve van Vigny,
waarin op fraaie wijze het kontakt tussen Boven-Krijt (Caimanien) en een rifkalk te zien is. Die rifkalk is de enige in het Tertiair van het Bekken
van Parijs, een organogene kalk uit hét Dano-Montien, hier in diverse
facies ontwikkeld.
v ■ r . ?
In de eerste ontsluiting (l) ziet u het kontakt tussen het verweerde
Krijt en de zandige kalk van het Montien. een organogenekalk, waaraan
de hierin massaal voorkomende kalkalgen (die gaaf zijn of gerold) een pisolitisch karakter geven. (Een pisoliet is een oöliet ongeveer ter
grootte van een erwt. En een oöliet is weer een rond stukje gesteente,
dat door chemische accretie is gegroeid, meestal is deze van kalk).
De hier ontsloten 'Calcaire pisolithioue’ is echter een uit fossielresten
opgebouwde, verharde kalk en de term 'pisolithique' is niet juist, omdat
het geen concreties van chemische oorsprong betreft.
Als u nu enkele tientallen meters teruggaat en het bos over een voetpad
binnenloopt, bereikt u een proevetje mot witte kalk en rolstenen van
vuursteen (bij S), waarin u Magas pumillus (een terebratulide
U9
(een belemniet) kunt verzamelen. (Omdat dit groevetje op het moment door
een hek is afgesloten, is het alleen via de grote groeve bereikbaar.
De betreffende afzetting is ook bij S in de grote groeve te zien.
Als u naar Vigny gaat, is een bezoek aan de grote groeve in exploitatie
voldoende, maar voör een meer gedetailleerde bestudering van de
verschil-lende facies is het aan te raden om ook de meer oostelijk, langs de weg
naar Longuesse, gelegen ontsluitinkjes te bezoeken. De kalken zijn
afkom-stig van riffen en hun afzetting tegen een paleoreliëf van Krijtkalken
heeft vaak doen geloven, dat ze niets meer waren dan een laterale
over-gang van het Krijt. Hier is ook het 'principe van superpositie'(dat afzettingen ten opzichte van elkaar zijn te dateren door hun positie
ten opzichte van elkaar) niet goed toe te passen, omdat dit een afzetting
betreft die op een oud reliëf is gevormd, waarin de onregelmatigheden
van het Krijt, goed; passen. Om deze reden kunnen de kalken soms in
ver-tikaal rkontakt met elkaar staan, zoals te zien is in een deel van de
gro-te groeve (C) en langs de weg (l). In de 'Calcaire pisolithique' kunt
u brokken Krijt vinden (bij E) maar het betreft hier afstorting van een
steile kust tijdens het Montien op dezelfde wijze als aan de huidige
Kanaalkust. In de noordoosthoek van de groeve kunt u Krijt zien, dat
op-nieuw is afgezet op de 'Calcaire pisolithique' (bij G). Het betreft daar
afglijdingen uit het Kwartair: het Krijt verliest zijn oorspronkelijke
struktuur en toont een breccieus uiterlijk. De brokken werden verplaatst en
weer afgezet op de kalk met een kontaktzone van verbrijzelde en
geoxi-deerde kalk. Als u die vergelijkt met het Krijt links van het hoofdfront
(bij S), dan begrijpt u dat het hier twee verschillende facies betreft.
Als u zo de verschillende ontsluitingen bekijkt, ziet u alle asnekten
van een rifafzetting: niveaus met rolstenen van vuursteen die op het
kontakt met het Krijt werden heen- en weergerold, debriskalk met
kor-sten van CaCo-, kalken met indrukken van grote mollusken (Campanile,
Nautilus) en opeengestapelde kalkalgen in lagen (Lithothamnion) en
stekels van zeeëgels, afkomstig van het genus Cidaris (bij D) en
kolo-nies van koralen (bij 1» en
50
Zij tonen aan, dat het hier afzettingen
betreft
uit het begin van hetTertiair (Dano/’*ontien), ondanks het feit dat hier koralen leefden, die
al tijdens het Mesozoikuxn voorkwamen.
In kontakt met het Krijt en de organogene kalk (of verplaatst in het
rif) is een speciale facies van Krijtkalk te zien. Deze kalk is geel
en harder dan de andere kalk. Het oppervlak is geperforeerd door
rots-boorders
, *Lithophaginae', waarvan
de holten later zijn opgevuld met
kalk. Dit zijn de resten van een littoraal platform of van de zeebodem
(hardgrond) en is te zien op meerdere punten (C,F)., waarop weer, op de
bodem van de groeve (F), een afzetting van gerolde vuurstenen in cement
van organogene kalk rust. A ■ >
Tenslotte is in de zuidoosthoek van de groeve (bij K) een
speudo-anti-clinaal te zien, die in werkelijkheid is geVohmd door de afzetting van
rifkalken tegen een hoger punt van het Krijt (nu verdwenen), wat
gebeur-de in een puinkegel.
HADANCOURT (Oise)
Kaarten: Michelin kaart 96 vouw h
, kaart 55 vouw 19
Literatuur: Morellet p- 102
Morèllet (193^) soortenlijst.
Vanuit Hagny-en-Vexin neemt u de D86-D153 die voert naar het noordoosten.
Bij Hadancourt gaat u rechtsaf, het dorp door en dan kómt u bij een
drie-sprong van paden waar een monument staat. Aan de linkerzijde tussen twee
paden kan een gat worden gegraven in de Sables de Cresnes (Marinêsien), een,strandafzetting die grotendeels steriel is, maar plaatselijk
fossiel-houdende lenzen bevat»
■'Je
Een geschikte zeefplaats is de beek bij Bachaumont-Lavilletertre (Oise),
kaart 96 vouw U, kaart 55 vouw 19*
HEROUVAL (Oise)
Literatuur Pomerol et Feugueur (19T*+) P. 88
Feugueur (1951)
Kaarten: Michelin kaart 55 vouw
19-Vanuit Gisors neemt u de PI5 tot op de Kont de Magny, ongeveer 500
meter voor u de top bereikt slaat u rechtsaf een smal pad in, richting
Herouval. In deze plaats, onder in, het
dal, draait u af naar het
noord-westen tot u een open zandgroeve bereikt. Hier zijn de bovenste zanden
van het Cuisien, de Zanden van Herouval, ontsloten. In deze zandèh komt
een fauna voor met al veel soorten die typisch voor het Lutêtien bekend
zijn. In deze ontsluiting is ook een niveau ontsloten met haaietahdéh.
In het Bekken van Parijs zijn slechts op weinig plaatsen dergelijke
ni-veaus aanwezig. De mollusken zijn vrij lastig te verzamelen in het zand.
Droog weer is het beste. Er zijn wel enkele gravers voor nodig om deze
51
Op bijgaande tekening zijn van boven naar onder de vol-gende niveaus te zien:
-glauconiethoudende, kalkige zanden met Nummulites
laevigatus en mollusken, bovenin kalkrijker en met
harde kalkconcreties;
-een laagje met kleine vuursteenrolsteentjes en
haaie-t ander. (Lamna);
-steriele, gele kvartszanden;
-een klei met krimpscheuren, opgevuld met zand,
-niveau met kalkzanden waarin Turritella solanderi en Nummulites planulatus;
—gelige kvartszanden met Venericardia planicosta
sues-sonensis en Crassatella thallavignesi;
-fijnkorrelige, gele kvartszanden zonder fossielen.
CRAVENÇON (A) (Oise)
, •••/—• j ' • • "
.
Kaarten: Michelinkaart 55 vouw 19» kaart 96 vouv
. *■: Geologische kaart i:80.Ö00 hlad Beauvais 32 Literatuur: Pomerol et Feugueur (197M p* 89-90
Morellet (19U8) p. 110
Feugueur (1953)
P>152-155-Vanuit de vorige ontsluiting gaat u naar Keuilly. Daar neemt
u de linkerweg, de D3, richting
Monneville. Op de krpisirig met de weg van La Villetertre naar Chavencjon, ter hoogte van paaltje
111, vindt u aan de westzijde
van de weg, in de akkers de
fossielen van de basis van het
Auversien.IJa het ploegen is hier
natuurlijk het meest te vinden.
Men vindt onder meer: Chama turgidula, Venericardia sulcata, Turritella sulcifera, Rimella labrosa, Clavilithes parisiensis, alle afkomstig uit een niveau
van 1 tot 2 meter dik, gelegen
op de mergels van Lutetiensuperi-eur (Lut. V).(Horizon de Mont
Saint-Harin). In de akkers is de
fauna gemengd met fossielen uit een jonger niveau vaaruit onder andere Tivelina stritula, Ampullina parisiensis, Sycostoma bulbus, Bicorbula
gallica, Dentalium grande, Calyptraea aperta voorkomen.
Van hieruit kunt u Chavenqon (B) eenvoudig bereiken, maar daartoe moet
u even terugrijden naar de vorige kruising.
CHAVENÇON (B) (Oise)
Kaarten: Michelin kaart 55 vouv 19, kaart 96 vouw 5
Geologische kaart 1:80.000 blad Beauvais (32)
Literatuur: Fomerol et Feugueur (197^) p. 89-90, lokatie 12
Morellet p. 113 bevat een soortenlijst
Lorenz en Pomerol (1965)
52
Vanaf de D3 neemt u de afslag naar Chavenqon, zodat u het dorp vanuit
het vesten benadert. Deze weg maakt op een gegeven moment een scherpe
bocht naar rechts. U moet nu op de afslagen gaan letten: de eerste
is een oprit naar een boerderij, maar de volgende afslag aan de
rechter-zijde gaat met een scherpe bocht hellingafwaarts. De weg gaat over in een zandpad dat in zuidelijke richting loopt. Dit pad volgt u, de beek
over, tot u bij de eerste bomen komt. Van hieruit ziet u rechts, in de
akkers, een vat hogere rug lopen. Deze verdvijnt in westelijke richting
en gaat over in een insnijding. De rug is eenvoudig te bereiken door
langs de zoom van de akker te lopen. In de akkers tussen de rug en de insnijding liggen veel losse schelpen-, zoals Chama, Ampullina,
Venericar-dia, Anomia .etc. In de insnijding is tiet niveau, waaruit de mollusken
komen, ontsloten. De groenige en "bruinige zandige mergels bevatten een
fraai gekonserveerde fauna uit het
Ludien,
Formation des marnes a Pholadomya ludensis met onder andere Bayania hordacea, Potamidestri-carinatus forma vouastensis, Batillaria echidnoides pleurotomoides forma
rustica, Ampullina parisiensis, Calyptraea aperta, Anomia psamatheis,
Venericardia sulcata sulcata, Crassatella desmaresti, Chama turgidula,
Ficusocorbula ficus, Cosbula, Caryocorbula aulacophora en andere soorten, terwijl natuurlijk ook niet-mollusken voorkomen zoals otolieten. In de
insnijding groeien trouwens fraaie orchideeën.
CHAVENÇON (C) (Oise)
Kaarten: Michelin kaart 96 voutf k, kaart 55 vouw 19
Geologische kaart V.. \ Beauvais (32)
Literatuur: Abrard (1925)
De ontsluiting is te bereiken door vanaf de D3 de afslag naar Chavenqon te
nemen» Ka zo’n 300 meter slaat u rechtsaf een onverhard pad in. Dat voert
u een kOO meter de velden in ,vaar u een kleine zandgroeve bereikt, die
al gedeeltelijk is dichtgestort. Kier zijn de Sables de Cresnes (Mari-nesien) ontsloten. Volgens meerdere auteurs zijn deze zanden ’n typische
strandafzetting Volgens mij klopt dat niet: onderin de ontsluiting komen
veel kleiige, lagen en graafgangen voor, bovenin zijn de zanden scheef
gelaagd (grootschalige stroomribbels) met rolsteentjes van kalk en
vuursteen. Daartussen komen veel schelnen voor. Bovenin komt fijnkorrelig
zand voor. De afzetting is typisch voor een ondiep marien milieu, maar
niet op een strand gevormd. De schelpen die gevonden werden zijn onder
andere: Venericardia sulcata, Arca biangula, Nystia polita, Bayania
hordacea forma ruellensis, Potamides tricarinatus forma arenularius,
Melongena minax, Athleta athleta en een oester: Ostrea dorsata. Volgens
.Pomtrol én Feugueur (19Tk) leefde deze oester mogelijk vast op de steel
van waterplanten of op de luchtwortels van mangroven.
Literatuur
-Abrard, R., 1925» Faune des sables de Chars, de Cresnes, de Marines et du Ruel.-Buïl. Soc. Gëol. Fr.
, (1+) XXV, 15-32
-Abrard, R., 1950. Geologie régionale du Bassin de Paris. Paris (Payot)
397
PP--Blondeau, A., 1925» Le Lu'-~+ien
du Bassin de Paris. Paris (These) -Blohdeau, A.,et al., 1965- Stratigraphie du Paleogéne du Bassin de .Paris en relation avèc les bassins avoisinants. -Buil. Soc. Geol. Fr.,
(7) VII: 200-222
-Cavelier, C., 196L. L'pligocene inferieur du Bassin de Paris, in:
Colloque sur le Paleogéne. -Hem. du B.R.G.M.
, 28: 65-73
53
Argenteuil (Seine-et-9ise). In: Colloaue sur le Palêogêne.-Me. du-B*R.G.!'.,
28: 75-123-
j
. V
-Feugueur^,L.»'t951• Sur 1'Yprêsien des bassins francais et beige, et
1'age des Satsles d'Aeltre. -Buil. Soc. beige de Geol., de Palêont* et
d'Hydrol.,
LX:216-v
.
/’óuov-;*
»;•'
-Feugueur., L., 1953* Sur i’horizon de Mont-Saint-Martin a Chavenqon (Oise).
C.R. somm. Soc. Qeol. Fr.: 152-155
-Laurentiaux, D., I96U. Geologists' Association Easter field meeting 196U. ”The Tertiairy Paris Basin” (25-31 March 196*+). Illustrated Summary
Programme. 3T pp. ’•
--Lêtolle, R., Le gisement.de Grignon. Etude des conditions de depot.
Paris (Dipl,. Et. Sup.)
’
~
-Lorenz, J. & Pomerol, C., 1965. Etude sédimentologique et
micropaléon-tologique des marno-calcaires de Ducy, Saint-Ouen, et- des marnes a Pholadomya ludensis dans le Bartonien du Bassin de Paris. -Buil. Soc.
Geol. Fr., (7) 711:292-295 -i' -:
-Morellet, L.,& J.
, 193^+.
Le Bartonien; de Hadancourt-le-Haut-Clocher
(Oise). -Buil. Museum Eist. Rat., (2)VI: IL7-.IU9
-Morellet, L. & J., Le Bartonien du Bassin de Paris.Mem. Carte Geol.
Fr,. Orlêans (B.P.G.M»), VIII+U3L pp. (zeer belangrijk, bevat veel
soorten-lijsten)
,
:
,
2
-Perier, S., Contribution al'étude du Ludien du Bassin de Parië.
La faune des marnes a Pholadomya ludensis
-Pomerol, C. 4 Feugueur, L., Bassin de Paris. Ile-de-France. Pays de Bray. Guides Geologiques Regionaux. Paris (Masson), 2e ed.
,
216 pp.