• No results found

F. M. van Helmont en zijn Paradoxale discoursen De wederkerigheid van de menselijke ziel en de aansluiting op de Luriaanse Kabbala

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "F. M. van Helmont en zijn Paradoxale discoursen De wederkerigheid van de menselijke ziel en de aansluiting op de Luriaanse Kabbala"

Copied!
61
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

F. M. van Helmont en zijn Paradoxale discoursen

De wederkerigheid van de menselijke ziel en de aansluiting op de Luriaanse Kabbala

Manon Kamst 5734916 Master Geschiedenis – Gouden Eeuw Begeleider: Dhr. dr. J. J. Touber Tweede lezer: Dhr. prof. dr. W. J. Hanegraaff Datum: 15 augustus 2016

(2)

Abstract

In 1693 publiceerde Franciscus Mercurius van Helmont een boek genaamd

Paradoxale Discoursen ofte ongemeene meeningen van de groote en kleyne wereld, en desselfs Vereeniging in alle Natuurlijke en Boven natuurlijke saken en speciaal van de wederkeering der menschelijke zielen. In dit boek bespreekt hij zijn visie op de

kosmos, het ontstaan van de mens en de reïncarnatie van de menselijke ziel. De hoofdvraag voor deze scriptie is ‘In hoeverre heeft Franciscus Mercurius van Helmont kabbalistische ideeën over reïncarnatie verwerkt in Paradoxale Discoursen, en op wat voor manier werd hierop gereageerd vanuit de bevolking van de Nederlandse

Republiek?’. In het eerste hoofdstuk is gekeken naar de geloofsopvattingen zoals deze naar voren komen in de Luriaanse Kabbala. In hoofdstuk twee is gekeken naar de kabbalistische elementen zoals deze te vinden zijn in het boek van Van Helmont. Het derde hoofdstuk is gebruikt om te onderzoeken hoe de protestantse Paulus

Buchius, met wie Van Helmont samen een ander boek heeft geschreven, tegenover de opvattingen van Van Helmont stond. Tevens is in dit hoofdstuk onderzocht op wat voor manier de bevolking van de Nederlandse Republiek in de zeventiende eeuw gereageerd zou hebben op het werk en de opvattingen van Van Helmont.

(3)

Inhoudsopgave

Inleiding 1

I. Wat is Kabbala? 8

II. Franciscus Mercurius van Helmont en zijn Paradoxale discoursen 21

III. Het werk van Paulus Buchius en de opvattingen van de Protestantse

Kerk betreffende het zielenheil 34

Conclusie 50

(4)

Inleiding

‘When I first described van Helmont’s kabbalistic theories in a lecture at the Warburg Institute many years ago, I was asked if he were insane. To the twentieth-century questioner he may well appear to have been, but for those of us who have spent a lifetime reading about the bitter and bloody religious battles of the early modern period (or even those in our own day), van Helmont’s philosophy comes as a breath of fresh air. Van Helmont had no mental “index”; he read, explored, and investigated everything to the best of his ability. The world was a marvel to him and the

individuals he met along the way were his equals and brothers. As he wandered the continent in the simple garments woven by his own hands, advising German princes on how to help the destitute in their war-torn lands and encouraging everyone he met to practice charity and brotherly love, it is easy to forget that he was inspired by kabbalistic visions’1

Bovenstaand citaat is van Allison P. Coudert, auteur van de biografie over Franciscus Mercurius van Helmont (1614-1699). Het citaat laat in een klein aantal woorden meteen een heel goed beeld zien van Van Helmont. Een persoon die er een, zeker voor die tijd, uitzonderlijke denkwijze op nahield. Van Helmont werd in Vilvoorde geboren als vijfde kind van zijn beroemde vader, Jean Baptiste van Helmont. Jean Baptiste van Helmont was onder andere fysioloog, arts en alchemist, iets wat zich bijvoorbeeld uitte in zijn levenslange zoektocht naar de Steen der Wijzen. Hij kon zich niet vinden in de in die tijd heersende aristotelische denkwijze, waardoor hij zijn kinderen thuis onderwees op een manier die hem aansprak en die een sterke

hermetische inslag had, wat duidelijk is terug te zien in de werken van zijn zoon. De oudere Van Helmont heeft een aantal opzienbarende ontdekkingen op zijn naam staan, waaronder de uitvinding van de Belgische thermometer (een nieuw soort thermometer waarbij de opening aan de bovenkant zat in plaats van aan de

onderkant), de werking van gal bij de spijsvertering, het woord gas en het feit dat er meerdere vormen van gas zijn. Net als zijn zoon heeft hij zelf ook meerdere boeken geschreven, waarvan er een aantal postuum door eerstgenoemde zijn uitgegeven. De

1

Allison P. Coudert, ‘Leibniz, Locke, Newton and the kabbalah’ in: J. Dan ed., The Christian

Kabbalah. Jewish Mystical Books and their Christian interpreters (Cambridge 1997) 149-164, aldaar

(5)

educatie die de jongere Van Helmont van zijn vader kreeg, heeft een grote impact gehad op zijn denkwijze.

In 1693 publiceerde Van Helmont in Amsterdam een boek genaamd

Paradoxale Discoursen ofte ongemeene meeningen van de groote en kleyne wereld, en desselfs Vereeniging in alle Natuurlijke en Boven natuurlijke saken en speciaal van de wederkeering der menschelijke zielen. Het beschrijft, zoals de titel al enigszins

doet vermoeden, Van Helmont’s kijk op de wereld, hoe deze ontstaan is en zich gevormd heeft en de wederkeering der menschelijke zielen, oftewel reïncarnatie. Dit laatste was voor de in die tijd overheersende Christelijke denkbeelden een erg vreemd gegeven en tevens een gevaarlijk idee, voornamelijk in West-Europa, om er op na te houden en al helemaal om een boek over te schrijven. Dit heeft Van Helmont er niet van weerhouden om zijn zienswijzen zo veel mogelijk te verspreiden en hier met mensen over te discussiëren.

In dit onderzoek zal gekeken worden naar het hierboven genoemde boek van Van Helmont en de impact hiervan. Coudert heeft in haar biografie uitgebreid onderzoek gedaan naar Van Helmont en de boeken die hij geschreven heeft, maar

Paradoxale discoursen is hierbij ondergesneeuwd geraakt. Hetgeen ze over dit boek

schrijft is summier en ook in de overige literatuur komt het weinig aan bod. Om deze reden is er voor gekozen in deze scriptie veel aandacht aan dit boek te schenken en dit onderzoek grotendeels te richten op deze publicatie. Dit werk, en tevens de andere werken van Van Helmont, heeft vele raakvlakken met Kabbala, iets waar weinig mensen in geloofden in zeventiende-eeuws Europa. Voornamelijk reïncarnatie was een visie die sterk aanwezig was in de Kabbala. De in die tijd heersende christelijke opvattingen over het zielenheil lieten geen ruimte over voor een opvatting als reïncarnatie. Er was immers sprake van een hemel, hel en vagevuur, waar je ziel naartoe ging op het moment dat je stierf. Bovenal was het een riskante gedachte om er op na te houden, aangezien dit het gezag van de kerk ondermijnde. In het ergste geval zou het er op nahouden van dit soort opvattingen kunnen leiden tot kerkelijke tucht (wat als laatste stap excommunicatie kent). Als er zoiets als reïncarnatie bestond, had het kerkbestuur geen hel om mee te dreigen en geen hemel om mensen mee aan te sporen hun leven op een bepaalde manier te leiden.

(6)

‘In hoeverre heeft Franciscus Mercurius van Helmont kabbalistische ideeën over reïncarnatie verwerkt in Paradoxale Discoursen, en op wat voor manier werd hierop gereageerd vanuit de bevolking van de Nederlandse Republiek?’

Hierbij zal ik tevens proberen een antwoord te geven op de vraag of het de idee van reïncarnatie an sich was waar de christelijke theologie het niet mee eens was, of dat het feit dat dit ontleend was aan de Kabbala het nog meer onwelgevallig maakte. Zou dit er voor gezorgd kunnen hebben dat het kerkbestuur Van Helmont zelfs zag als iemand die gevaarlijk was voor de heersende normen?

Om een antwoord te geven op deze vraag is dit onderzoek opgedeeld in drie hoofdstukken. In het eerste hoofdstuk zal er worden ingegaan op de Kabbala. Zoals duidelijk zal worden in dat hoofdstuk, is Kabbala een zeer omvangrijk en lastig te omschrijven begrip. Kabbala bestond voor de tijd van Van Helmont al eeuwenlang en er zijn zeer veel verschillende kabbalistische denkers geweest die allen een eigen kijk op de Kabbala en de wereld hadden. Dit hoofdstuk beperkt zich tot de Kabbala die is ontstaan aan de hand van de leer van Isaac Luria (1534-1572), aangezien dit de meest voorkomende vorm van Kabbala was in de tijd van Van Helmont. Te meer omdat dit de kabbalistische doctrine is die de meeste interesse wekte bij Van Helmont en waar hij de meeste inspiratie uit haalde voor zijn eigen boeken. Wat was het wereldbeeld van kabbalisten en op welke manier zagen zij de Creatie van de wereld en de kosmos? Hoe was hun doctrine opgebouwd en wat was hun visie op reïncarnatie? Dit zijn aspecten die Van Helmont uitgebreid behandelt in zijn boek. De reden dat hij juist deze aspecten behandelt is mijns inziens dat er bij opvattingen over de kosmos en de Creatie nogal wat onenigheid bestond onder verschillende religieuze stromingen. De Kabbala kon hier een antwoord op bieden. Hoe komt deze visie overeen met die van Van Helmont, waarvan we weten dat hij deze had alleen al gezien de volledige titel van Paradoxale discoursen?

In het tweede hoofdstuk zal eerst worden gekeken naar het leven van Van Helmont en wordt een korte biografische schets gegeven. Hij heeft een roerig leven gehad. Hij is adviseur geweest van een Duitse prins, is opgepakt door de Inquisitie en heeft ruim negen jaar in Engeland doorgebracht als inwonend arts van één van de eerste vrouwelijke filosofen, Anne Conway (1631-1679). Dit alles heeft, uiteraard in combinatie met zijn opvoeding, veel effect gehad op zijn schrijven. Van Helmont was sterk van mening dat de Kabbala en het geloof in Tikkun, de uiteindelijke staat van perfectie waarin de wereld middels constante reïncarnatie zou eindigen, zeer van

(7)

belang zouden kunnen zijn voor het Christendom. Tevens vond hij dat de leer betreffende de terugkeer van de menselijke ziel zou helpen de meningsverschillen tussen Christenen op te lossen, en hij was hier niet alleen in. Wanneer er sprake is van reïncarnatie wordt de behoefte om mensen te overtuigen van de eigen religieuze opvatting minder. Als iemand in dit leven niet in aanraking is gekomen met het ‘juiste’ geloof, zal dat in een volgend leven wel gebeuren.

In de zeventiende eeuw was er, binnen het Christendom, sprake van twee vormen van interesse in het Jodendom. Er was een groep die Christelijke Hebraïsten genoemd werd, zij waren van mening dat het bestuderen van de Bijbel in het

Hebreeuws er voor zou zorgen dat men deze beter zou begrijpen en als gevolg zou hebben dat er nieuwe inzichten verworven zouden worden betreffende de oorsprong van het Christendom. De andere groep werd de Christelijke Kabbalisten genoemd. Zij vonden dat, naast de Hebreeuwse Bijbel, ook Hebreeuwse niet-Bijbelse teksten en mondeling overgeleverde Bijbelinterpretaties van belang waren voor het

Christendom.2

Volgens Peter Forshaw was de Italiaanse aristocraat en filosoof Giovanni Pico della Mirandola (1463-1494) de vroegst bekende christen die authentieke

kabbalistische teksten bestudeerde.3 Hoewel er in de twaalfde eeuw al sprake was van Christelijk Hebraïsme, zijn er vrijwel geen specifieke namen te noemen van

Hebraïsten die openlijk de Bijbel in het Hebreeuws en de niet-Bijbelse Joodse traditie bestudeerden. Dit had ook te maken met het feit dat er in die tijd voornamelijk sprake was van cultureel Hebraïsme, waarbij Christenen bij een Jood in ‘de leer’ gingen om Hebreeuws te leren in plaats van het middels boeken te leren.4 Bij Pico della

Mirandola was dit niet het geval. Forshaw geeft aan dat Pico della Mirandola zich in zijn werk voornamelijk richtte op de Hebreeuwse grammatica in Genesis en een manier gevonden had om het Christendom met de Kabbala te verenigen. In de Kabbala is er sprake van tien Sefirot, emanaties van God, waarbij Pico della

2Joseph Dan, The Christian Kabbalah (Cambridge 1997) 14. 3

Peter Forshaw, ‘The Genesis of Christian Kabbalah: Early Modern Speculations on the Work of Creation’, in S. Scholz en C. van der Stichele ed., Hidden Truths from Eden: Esoteric Readings of

Genesis 1-3 (Atlanta 2014), pp. 121-144, aldaar 121.

4

Michael A. Signer, ‘Polemic and Exegesis: The Varieties of Twelfth-Century Hebraism’ in Allison P. Coudert en Jeffrey S. Shoulson ed., Hebraica Veritas? Christian Hebraists and the Study of Jadaism in

(8)

Mirandola de tweede sefirah, die staat voor wijsheid, identificeerde met Christus, waardoor er een ultieme samensmelting tussen kabbala en christendom ontstond.5

Was dit ook bij Van Helmont het geval? Identificeerde hij Christus ook met de tweede sefirah? Of had hij een volledig andere kijk op hoe het Christendom en de Kabbala zich tot elkaar verhielden? Zoals hierboven gezegd was hij van mening dat de Kabbala zou kunnen helpen bij de meningsverschillen tussen christenen. Zijn hele leven predikte Van Helmont religieuze vrede en eenheid, wat hem voor die tijd zeer vooruitstrevend maakte. Hij wordt echter niet door iedereen als Kabbalist of zelfs Christelijk Kabbalist gezien. Frank E. Manuel beweert in The Broken Staff dat Van Helmont niet als ware Christelijke Kabbalist gezien zou moeten worden, enkel omdat hij kabbalistische meningen predikte. Volgens Manuel komt het gedrag van Van Helmont op geen enkele manier overeen met de ascetische mystiek van een Joodse Kabbalist.6 Hij onderbouwt deze bewering niet. In deze scriptie zal blijken dat deze opvatting van Manuel ongegrond is. Van Helmont is niet een Joodse Kabbalist in de ascetisch mystieke zin die Manuel er onder verstaat, maar uit vrijwel al zijn

geschriften en opvattingen blijkt dat hij toch zeker wel onder deze noemer geschaard kan worden. Van Helmont kan eerder gezien worden als een tekstueel kabbalist, maar wel één die het gesprek met anderen over religie niet schuwde.

In de zeventiende eeuw was er in de Republiek ook, hoewel klein, een groep die bekend staat als de Hebreeën. Michiel Wielema geeft aan dat zij waren opgericht door Jacobus Verschoor (1648-1700), waar verder weinig over bekend is. De naam Hebraïsten komt voort vanuit hun streven om, net als Pico della Mirandola, de Bijbel in het Hebreeuws te lezen, en het is goed denkbaar dat de naam van de Hebreeën hier ook van afgeleid is.7 Zij waren van mening dat het lezen van de Bijbel in het

Hebreeuws de enige manier was om Gods woord te kunnen begrijpen zoals Hij het bedoeld had. David Ruderman geeft aan dat dit inderdaad het geval was voor de meeste Hebraïsten in heel Europa. De Hebreeën waren echter geen theologen of academici, maar leken die in hun vrije tijd Hebreeuws gingen leren om op die manier dichter tot het ‘ware’ Christendom te kunnen komen. Anderen hoopten, middels het bestuderen van het Oude Testament in het Hebreeuws en het Nieuwe Testament in het

5

Forshaw, ‘The Genesis of Christian Kabbalah: Early Modern Speculations on the Work of Creation’, 131.

6

Frank E. Manuel, The Broken Staff: Judaism through Christian Eyes (Cambridge 1992) 146.

7Michiel Wielema, The March of the Libertines. Spinozists and the Dutch Reformed Church

(9)

Grieks, de originele en onbesmette versie van het Christendom zoals Christus deze zelf beoefende te kunnen achterhalen.8 Sommigen waren er zelfs van overtuigd dat oude Joodse cultuur en literatuur de enige bronnen voor het ontcijferen van de voorspellingen uit het Nieuwe Testament waren.9 Ruderman is ook van mening dat Van Helmont een opvallende kijk op de wereld had. Onder andere omdat Van Helmont met zijn opvattingen de christelijke ideeën betreffende predestinatie, erfzonde en de eeuwigheid van de hel ontkende, waarmee hij een tolerantere versie van het Christendom voor ogen had.10

Dit zorgde er voor dat Van Helmont en zijn wereldvisie gezien konden worden als een gevaar voor het Christendom, een thema waar in het derde hoofdstuk verder naar gekeken zal worden. Er is gekozen voor onderzoek naar het

Protestantisme, aangezien dat in die tijd de meest voorkomende religie in de Republiek was. Er wordt gekeken naar de protestantse visie op het zielenheil en eventuele overeenkomsten met de kabbalistische visie hierop. Tevens wordt er verder gekeken naar de manier waarop het kabbalistische gedachtegoed, en daarbij het gedachtegoed van Van Helmont, als gevaar voor het Protestantisme gezien zou kunnen worden.

Voor de reactie vanuit de bevolking van de Nederlandse Republiek is gekozen voor één persoon, namelijk Paulus Buchius (1657-?). Hij zal de link tussen Van Helmont, het protestantse gedachtegoed en de bevolking van de Republiek

representeren. De reden dat hij hier geschikt voor is en er dus voor hem is gekozen, is het feit dat hij in contact stond met beide kanten. Hij was zelf van huis uit protestants, maar was tevens goed op de hoogte van de gedachtegang van Van Helmont. Dit blijkt uit het feit dat de twee samen een boek hebben geschreven genaamd The Divine Being

and its Attributes Philosophically Demonstrated from the Holy Scriptures and Original Nature of Things. According to the Principles of F.M. (B. of) Helmont

(Londen, 1693). In dit derde en tevens laatste hoofdstuk zal aandacht worden besteed aan dat boek en aan De Verduisterde Waarheid aan het Light gebragt, en beweesen

soo uit Gods Heilig Woord, alsoo uit den aard en oorspronk der saaken (Amsterdam

1695), wat Buchius alleen heeft geschreven en wat een herziene versie is van het boek dat hij samen met Van Helmont had uitgebracht.

8David Rudermann, Early Modern Jewry (New Jersey 2010) 173. 9

Ibidem, 174.

10

(10)

Buchius wordt ook genoemd door Wielema. In de tijd waarin de Hebreeën actief waren in de Republiek, zorgde Buchius voor een kleine opschudding in

Sassenheim. Buchius heeft in 1688, toen hij studeerde aan de theologische faculteit te Franeker, een kort boek uitgegeven met de titel De besluyten ende werken Gods, waarna hij in diskrediet is geraakt bij de betreffende faculteit. Bovengenoemd boek had namelijk gezorgd voor de organisatie van conventikels in Sassenheim, waarbij zo’n zestig mensen bijeen kwamen. Er zijn geen exemplaren meer van dat boek, waardoor niet precies bekend is wat de inhoud was. Buchius zou in dit boek onder andere de noodzaak van conventikels duidelijk hebben gemaakt en gesteld hebben dat bidden voor vergiffenis in strijd zou zijn met Christus’ genoegdoening.11 In zijn latere werken komen deze opvattingen niet naar voren. Is Buchius van gedachten veranderd, juist terwijl hij zulk nauw contact had met Van Helmont en goed op de hoogte was van diens onorthodoxe opvattingen, of heeft hij deze gedachten wellicht nooit gehad?

Het kabbalistisch gehalte van het werk van Van Helmont en de manier waarop dit terecht is gekomen in de ideeën van Buchius, een lid van de Publieke Kerk van de Nederlandse Republiek (zij het een excentriek lid), geven ons inzicht in de mate waarin het Protestantisme in de late zeventiende eeuw open stond voor elementen van een exotische geloofsleer, zoals reïncarnatie. In de conclusie zal de verhouding tussen het Kabbalisme en het Protestants Christendom worden geëxploreerd. Hoe werd er door een zeventiende-eeuwse protestant aangekeken tegen een persoon als Van Helmont? En als is gebleken dat de in de Paradoxale Discoursen ideeën over reïncarnatie inderdaad ontleend zijn aan de Luriaanse Kabbala, zou dit kunnen betekenen dat Van Helmont door de protestantse kerk inderdaad als gevaarlijk bestempeld had kunnen worden?

11M. Carasso-Kok (red.), ‘Geloof in Holland’, Historisch tijdschrift Holland (1993) 123-282, aldaar

(11)

I. Wat is Kabbala?

In dit hoofdstuk zullen de Creatie, de kosmos en reïncarnatie besproken worden, zoals ook behandeld door Van Helmont. Dat Van Helmont deze drie aspecten bespreekt is niet vreemd, aangezien er in reguliere religieuze opvattingen over de eerste twee van deze onderwerpen juist onenigheid bestond. Van Helmont heeft gewerkt vanuit het idee dat reïncarnatie en de Kabbala wellicht hierop een antwoord konden bieden. Om een goed beeld te krijgen van de opvattingen van Van Helmont en de manier waarop hij deze naar voren tracht te brengen in zijn werk, is het van belang te onderzoeken hoe in de Luriaanse Kabbala deze drie elementen zich voordoen: de manier waarop kabbalisten de kosmos zagen, hoe volgens hen de Creatie had plaatsgevonden en het feit dat zij van mening waren dat er sprake was van reïncarnatie en waarom dit voor hun van belang was. Dit zijn namelijk allemaal aspecten die Van Helmont uitgebreid beschrijft in zijn Paradoxale Discoursen, dus om dit goed te kunnen begrijpen is het van belang deze aspecten, die gezien kunnen worden als kernelementen van de Kabbala, allen te onderzoeken.

Kabbala is een veelzijdige religie met een lange geschiedenis. Er zijn meerdere soorten Kabbala, maar een hoop elementen komen overeen in de verschillende definities ervan. Kabbala is grotendeels te zien als een esoterische doctrine met vele mystieke elementen. Mystieke kennis is per definitie iets wat niet direct aan elkaar overgebracht mag worden, maar enkel via symboliek en metaforen.12 Esoterische kennis kan in theorie wel overgedragen worden, maar zij die het bezitten, mogen of willen deze kennis zelf niet overdragen.13 Kabbalisten droegen dit

esoterische aspect uit door allerlei grenzen te stellen aan het doorgeven van hun leer, bijvoorbeeld door een gelimiteerd aantal studenten, een leeftijdsgrens voor de studenten of bepaalde eisen waar ze aan moesten voldoen. Dit maakt een onderzoek naar de Kabbala uiteraard lastiger, omdat het omringd wordt door geheimzinnigheid en mystiek.

Vanaf het begin had de Kabbala een sterk esoterische inslag en leek het in vele aspecten op Gnosticisme. Gnostische systemen werden onder andere gekenmerkt door een gecompliceerde mythologie van een kosmische val, de gevangenschap van de ziel in materie en het idee dat de ziel verlossing nodig heeft. Deze verlossing zou voort

12

Gershom G. Scholem, Kabbalah (Jeruzalem 1974) 4.

13

(12)

moeten komen uit gnosis (wat ‘kennis’ betekent in het Grieks).14 Pas later, toen

kabbalisten in contact kwamen met het Middeleeuwse Jodendom, werd Kabbala een Joodse mystieke theologie.15 Eén van de basisgedachten van de Kabbala is het idee dat men nooit volledige kennis zal hebben van God. Men kan dichterbij God komen middels diepe, individuele overpeinzing over Hem en zijn relatie tot de Creatie van het universum, maar men zal nimmer de absolute essentie van God begrijpen.16 De Creatie van het universum lijkt op de Creatie zoals we die kennen vanuit de grootste westerse religies, maar heeft een aantal verschillen. Aangezien in de tijd van Van Helmont de doctrine van Luria het wijdst verspreid was en Van Helmont zelf in zijn latere werken ook deze vorm van Kabbala aanhing, zal er in dit hoofdstuk naar deze specifieke vorm gekeken worden.

Voor de doctrine van Luria opkwam was de Zohar eeuwenlang de

belangrijkste bron van informatie voor de kabbalisten. Dit heilige boek werd gezien als een tekst van onovertroffen betekenis en in sommige Joodse gemeenschappen is dat nu nog het geval.17 De Zohar is een verzameling van commentaren op de Thora. De Thora bestaat uit de vijf boeken van Mozes; Genesis, Exodus, Leviticus, Numeri en Deuteronomium. Dit is dan weer het belangrijkste gedeelte van de Tenach, het Oude Testament. Het is niet zeker wie de Zohar geschreven heeft, maar volgens Gershom Scholem is het grootste gedeelte geschreven door Moses de León (c. 1250-1305), een Spaanse rabbijn.18 De Zohar tracht voornamelijk een mystieke en

symbolische beschrijving te geven van de verborgen wereld van God.19 Van oudsher was er discussie onder kabbalisten over de precieze betekenis van de Thora. Men was het erover eens dat de Thora geïnterpreteerd moest worden als een mystiek

organisme, als ware het een wezen. De vijf boeken werden gezien als de naam van God, wat als gevolg had dat het mystieke licht dat uit de boeken scheen de Naam van God was.20 De Thora was de geconcentreerde kracht van God en had niet als doel het uitdragen van een specifieke betekenis, maar het aantonen van deze kracht. Volgens

14

John Ferguson, Encyclopedie van de mystiek en de mysteriegodsdiensten (Baarn 1979) 104.

15

Scholem, Kabbalah, 5.

16

Ibidem, 88.

17Gershom G. Scholem, On the Kabbalah and Its Symbolism (Frankfurt 1960) 1. 18Ibidem, 46.

19

Ibidem, 53.

20

(13)

de Zohar is de Thora zowel verborgen als geopenbaard, esoterisch en exoterisch.21 De Thora werd vaak vergeleken met een mooie jonge vrouw; op dezelfde manier dat haar uiterlijk niets liet zien over de geheimen die zij in zich droeg, was de Thora ook dualistisch. Elk woord zou een buiten- en een binnenkant hebben, een duidelijke betekenis en een diepere, mystieke betekenis. De beroemdste passage uit de Zohar, volgens Scholem een locus classicus voor de kabbalisten geworden, verklaart dit nader.

De Thora laat voorwaar een woord vallen en komt even tevoorschijn, waarna ze zichzelf weer verbergt. Dit doet ze slechts voor diegenen die haar kennen en haar gehoorzamen. De Thora is gelijk een beeldschone jonkvrouw, die, verborgen in een afgezonderd vertrek van haar paleis, een geheime minnaar heeft, waar geen ander van weet. Uit zijn liefde voor haar passeert hij constant de poorten van haar huis, altijd op zoek naar haar. Zij is zich hiervan bewust, maar wat doet ze? Ze zet de deur tot haar verborgen kamer op slechts een kier, waarna ze voor een kort moment haar gezicht aan haar geliefde toont en zichzelf vervolgens weer verbergt. Zou haar geliefde een metgezel hebben, dan zou deze niets zien en niets waarnemen. Haar geliefde is de enige die haar ziet en hij wordt tot haar aangetrokken, met zijn hart en ziel, en zijn volledige zijn. Hij weet dat zij zich slechts, uit liefde voor hem, voor een moment aan hem openbaart, brandend van liefde voor hem. Zo is het ook met het woord van de Thora (…).

Wanneer hij zich tot haar wendt vangt ze aan vanachter een gordijn, slechts pratend in woorden die passen bij zijn begrip, tot het moment dat inzicht langzaam tot hem komt, wat men derashah noemt. Hierna spreekt ze, bedekt door een lichte sluier, allegorisch tot hem, wat men bedoelt met haggadah. Wanneer hij bekend is geraakt met haar, enkel dan, laat zij zich volledig aan hem zien en zal zij tot hem spreken over al haar verborgen geheimen en verborgen manieren, die vanaf het begin in haar hart hebben gezeten.22

Zoals dit fragment laat zien zagen de kabbalisten de Thora als een esoterische tekst, waarbij alleen zij die waardig waren de diepere betekenis zouden leren kennen.

21

Ibidem, 51.

22 Zohar, II, 99a-b, quote uit Gershom G. Scholem, On the Kabbalah and Its Symbolism (Frankfurt

(14)

De Zohar werd uiteindelijk een soort Bijbel voor de kabbalisten en werd eeuwenlang gezien als een heilige en officiële leer.23 Aan het begin van dit hoofdstuk is al

duidelijk gemaakt dat er geen vaste definitie is van Kabbala, omdat er vele verschillende stromingen binnen de Kabbala zijn. Eén van deze stromingen is de Luriaanse Kabbala.

Isaac Luria werd in 1534 geboren in Jeruzalem, als kind van Duitse ouders. Hij stierf op achtendertigjarige leeftijd, in 1572, ten tijde van een pestepidemie. Voor zijn volgelingen zorgde dit voor complicaties, aangezien het in het Jodendom een teken is van een straf van God als iemand jong sterft. Uiteindelijk werd gesuggereerd dat de zonde die Luria begaan zou moeten hebben het feit was dat hij goddelijke geheimen had onthuld aan zijn discipelen, iets wat er natuurlijk alleen maar voor zorgde dat zijn reputatie als heilig man versterkt werd.24 Er zitten echter nogal wat haken en ogen aan de leer van Luria. Zo hebben zijn volgelingen de meeste van zijn ideeën opgeschreven, aangezien hij dit naar eigen zeggen niet kon. Hij heeft slechts één boek geschreven, een commentaar op de Sifra di-Zeni’uta, ‘Het Boek der Verborgenheid’, een kort stuk uit de Zohar.25 Hiernaast heeft hij slechts nog een aantal losse stukken geschreven, daar hij naar eigen zeggen tijdens het schrijven zo overvallen werd door complexe visioenen dat hij deze niet op een duidelijke manier op papier kon krijgen. Dit heeft als gevolg dat het lastig is te onderscheiden welke opvattingen van Luria zelf zijn en welke opvattingen gekleurd zijn door de meningen en ideeën van zijn discipelen. Hierdoor bestaan er dus ook verscheidene versies van zijn leer.26

Daar waar de opvattingen en filosofieën van vroegere kabbalistische denkers zich voornamelijk lijken te richten op de Creatie en het ontstaan van het universum en op de kosmologie, richt Luria zich meer op verlossing. Volgens Scholem ligt de verklaring hiervoor in de traumatische ervaringen van de Joden tijdens de Spaanse verdrijving in 1492. Het Joodse ballingschap heeft dan ook een centrale plaats in de filosofie van Luria. Hij ziet dit als een noodzakelijk kwaad in het proces naar gehele

23Scholem, On the Kabbalah, 89.

24Allison P. Coudert, The Impact of the Kabbalah in the Seventeenth Century (Leiden 1999) 118. 25

Scholem, Kabbalah, 421.

26

(15)

verlossing. In zijn leer staan ballingschap en verlossing symbool voor de constante terugkeer van de menselijke ziel.27

Deze terugkeer van de menselijke ziel gebruikt Luria dan ook als centraal punt in zijn doctrine. Hoewel in zijn leer voornamelijk wordt gefocust op verlossing, wordt er ook gesproken over het ontstaan van de wereld en de kosmos. Voor de opkomst van de leer van Luria hadden alle kabbalistische doctrines één gemeenschappelijk element en dat was het idee van ein-sof, ofwel ‘oneindigheid’, de gedachte van de staat van God voor zijn zelfemanatie in alle spirituele rijken. Dit was de staat waarin God zich bevond voor de Schepping. Volgens deze opvatting was Hij op dat moment alleen, zonder vorm en zonder gelijkenis met iets. 28

De ideeën van Luria en zijn leerlingen zorgden voor een duidelijke breuk met voorgaande kabbalistische opvattingen en volgens Scholem zou het zelfs gezegd kunnen worden dat hiermee een geheel nieuwe periode van kabbalistische speculaties was ontstaan.29 Deze nieuwe vorm van Kabbala was gebaseerd op drie basisideeën:

zimzum (‘samentrekking’), shevirah (‘het breken van de vaten’) en tikkun

(‘restauratie’, of de uiteindelijke staat van totale perfectie waar de kosmos in zal eindigen). Zimzum is de eerste fase in het ontstaan van de kosmos. Het argument van Luria tegen het klassieke idee van ein-sof was dat dit volgens hem niet mogelijk was, althans niet op de originele manier, aangezien deze opvatting zou suggereren dat er grenzen zouden zijn aan de oneindigheid van God. Het zou onmogelijk zijn je voor te stellen dat God nog niet overal zou zijn voor de Creatie, aangezien dit indirect

suggereert dat Hij beperkingen heeft. Volgens Luria was er alleen Creatie mogelijk als God zichzelf ‘samentrok’, ‘in zichzelf ging’, om ruimte te maken voor het

ontstaan van iets nieuws. Dit was omdat God alomtegenwoordig is.30 Op deze manier komt er dus plaats vrij voor creatie.

Voor het ontstaan van de kosmos, toen God alles was, waren alle krachten van God aanwezig in Zijn oneindige Zelf, evenredig verdeeld zonder ruimte ertussen. De Creatie is een tweeledige activiteit van ein-sof die plaats kan vinden dankzij zimzum; voordat er ruimte is om de Creatie plaats te laten vinden moet er eerst sprake zijn van

zimzum. Zimzum betekent zoveel als ‘intrekking’, waarmee God, de Uitvoerende

27Gershom Scholem, Major Trends in Jewish Mysticism (New York 1954) 286. 28Scholem, Kabbalah, 128.

29

Ibidem, 129.

30

(16)

kracht, ruimte maakt voor de Creatie. In eerste instantie vindt de Creatie plaats in de ‘eerste lucht’, avir kadmon, maar vervolgens neemt het een duidelijker vorm aan in

Adam Kadmon, een rijk dat zich boven de eerste vier werelden bevindt. Volgens de

overlevering heeft Luria zelf al aangegeven dat zijn interpretatie van de Creatie en het concept van zimzum niet letterlijk genomen moesten worden. De ideeën waren

figuurlijk en vormgegeven naar de beperktheid van de menselijke verbeelding om dit soort zaken te begrijpen; men zou nooit volledig kunnen begrijpen hoe het ontstaan van de kosmos heeft plaatsgevonden, aangezien het menselijk brein dit niet kon bevatten.31

Na zimzum volgde shevirah, wat zoiets betekent als ‘het breken van de vaten’. In het Creatieproces was sprake van een constante dualiteit. Er waren lichtdeeltjes die overbleven van de ein-sof na het plaatsvinden van zimzum, genaamd reshimu. Dit kon gezien worden als kleine oliedruppeltjes die achterblijven in een kan nadat deze geleegd is. De reshimu konden zich tegelijkertijd lineair en circulair ontwikkelen, wat een voorbeeld is van voorgenoemde dualiteit. De reshimu die zich circulair

ontwikkelden zouden zich uiteindelijk tot een cirkel vormen en de reshimu die zich lineair ontwikkelden bleven heen en weer schieten tot ze uiteindelijk de vorm van een man hadden aangenomen.32 Deze vorm was Adam Kadmon, de eerste man. Adam

Kadmon dient niet gezien te worden als een ‘echte’ man, maar is volgens Luria een

rijk dat zich bevindt boven de eerste vier werelden, azilut, beri’ah, yezirah en asiyyah. Net als bij zimzum is het ook bij Adam Kadmon zo dat de gebeurtenissen die daar plaatsvonden mysteries waren die het menselijk brein niet zouden kunnen bevatten. Dit is een gegeven waar Luria en zijn volgelingen zich vanaf het begin al bewust van waren, maar dit hield hen niet tegen er over te na te denken en te discussiëren. Eén ding waar ze wel zeker over waren was de manier waarop de tien Sefirot, die gezien konden worden als lichtstralen, zich hadden gevormd in Adam Kadmon. De Sefirot hadden zich in eerste instantie gerangschikt in concentrische cirkels, genaamd nefesh, waarna ze zich, net als Adam Kadmon, vormden tot een man en diens ledematen. Dit werd de ru’ah genoemd.33 De Sefirot waren lichtstralen die voortkwamen vanuit verschillende punten van Adam Kadmon, waarbij sommige Sefirot uit meer

lichtstralen bestonden dan anderen. Deze lichtstralen werden vervoerd in vaten, die 31Ibidem, 131 en 134. 32 Ibidem, 136. 33 Ibidem, 137.

(17)

bestonden uit dikkere lichtstralen, waarin ze zichzelf konden rangschikken.34 Op een gegeven moment braken sommige van deze vaten echter, en vond de shevirah plaats. De vaten van de bovenste drie Sefirot bleven heel, maar de zes vaten daaronder werden volledig vernietigd waardoor de verschillende lichtstralen alle kanten op gingen. Het vat van de tiende Sefirah, Malkhut, scheurde enkel. Het breken van de vaten had als gevolg dat de wereld een andere vorm aannam dan God bedoeld had. Zijn bedoeling was het creëren van een perfecte wereld, iets wat na shevirah dus niet gebeurde. Hierdoor zal volgens Luria uiteindelijk tikkun plaats moeten vinden, het herstel van de wereld zoals deze had moeten zijn, namelijk perfect. Het reïncarneren van de menselijke ziel speelt hier een grote rol in, wat later in dit hoofdstuk duidelijk gemaakt zal worden.

De tien Sefirot worden meestal afgebeeld als de ‘Levensboom’ of in de vorm van een man, zoals hierboven beschreven. Ze werden voor het eerst genoemd in de

Sefer Jetzirah, het Boek der Schepping, wat de symboliek der getallen en de letters

van het Hebreeuwse alfabet beschrijft. De reden dat de Sefirot op bovenstaande manier werden afgebeeld is dat ze terugsloegen op een innerlijke realiteit die,

wederom, verder ging dan de menselijke verbeelding. Wat gezien wordt als de Creatie van de kosmos, is eigenlijk een mystieke zinspeling op het proces dat plaatsvond binnen in de emanatie zelf, waardoor het alleen symbolisch weergegeven kon worden. Omdat de mens zich nooit voor zou kunnen stellen hoe de Sefirot er echt uit hadden gezien, is er voor gekozen ze (onder andere) op deze manier weer te geven, zodat men het zou kunnen bevatten.35

Een voorbeeld van de Levensboom zoals die bekend was onder kabbalisten is hieronder te zien. 34 Ibidem, 138. 35 Ibidem, 104.

(18)

Elke Sefirah heeft een eigen naam en betekenis en ze staan in een vaste volgorde. De bovenste is Keter Eylon, of Keter, wat veelal vertaald wordt als de ‘opperste kroon’. Hierna volgt Hokhmah, wijsheid, die rechtsonder Keter geplaatst is. Links hiervan is

Binah, intelligentie. Onder Hokhmah staat Hesed, liefde, en links daarvan staat de

vijfde Sefirah, genaamd Gevurah, macht, maar ook wel Din genoemd, wat zoveel betekent als ‘oordeel’ of ‘rigiditeit’. Middenin onder Hesed en Gevurah is Tiferet, schoonheid, te vinden. Rechts daar onder staat Nezah, voortdurend

uithoudingsvermogen, en daar weer links van is de achtste Sefirah geplaatst, Hod, wat vertaald kan worden als ‘verhevenheid’. De één na laatste Sefirah is Zaddik, de

rechtvaardige, en helemaal onderin staat Malkhut, het koninkrijk. Vanaf het einde van de 13e eeuw is er een elfde Sefirah bij gekomen, hierboven te vinden in een lichtere cirkel. Deze is genaamd Da’at, kennis. Dit was echter niet zozeer een extra, maar eerder een complementaire Sefirah, een toevoeging op Keter, die harmoniserend werkte tussen Hokhmah en Binah.36

36

(19)

Het derde en tevens laatste basisidee van Luria’s doctrine was tikkun. We hebben gezien dat de shevirah er voor had gezorgd dat de wereld uiteindelijk zo is geworden als we hem kennen, en niet zoals deze bedoeld was. De werelden die ontstaan zijn onder Adam Kadmon hadden dus een totaal andere relatie tot Adam

Kadmon en elkaar, doordat de Sefirot kanten op gingen die ze niet op moesten gaan.

Dit had als gevolg dat alle creërende processen die hier op volgden als voornaamste doel hadden deze eerste fout te herstellen. Het was uiteraard een vreemd gegeven; volgens Luria was het blijkbaar mogelijk dat er tijdens de zelfmanifestatie van God en de creatie van de kosmos, een proces waarin eigenlijk alles perfect zou moeten gaan, zo een grove fout gemaakt kon worden. Luria zelf heeft hier nooit een antwoord op gegeven, of kunnen geven, maar er is later wel gesuggereerd dat de zimzum zelf de oorspronkelijke, eerste fout was die plaatsvond binnenin ein-sof.37 Dit is natuurlijk contradictoir, aangezien God volmaakt zou moeten zijn, waardoor deze fout nooit plaats had mogen vinden. Ondanks dat dit het probleem niet oplost en er dus geen antwoord voor is, is dit toch de verklaring die Luria, of althans zijn volgelingen, hiervoor geeft. Hoewel er in zijn doctrine verder niet wordt uitgeweid over deze anomalie was het grootste gedeelte van zijn leer wel gefocust op het herstellen hiervan. Tikkun was de manier waarop het universum uiteindelijk weer hersteld zou worden tot de vorm zoals deze in eerste instantie in de gedachten van de Schepper was geweest. De wijze waarop dit allemaal plaats zou moeten vinden is zeer complex en lijkt volgens Scholem expres ontworpen om diepe, mystieke overpeinzingen te stimuleren.38 Het herstel van de kosmos zou voornamelijk voort moeten komen vanuit het licht dat uit de eerste drie Sefirot komt, aangezien die niet aangetast waren tijdens de shevirah. Keter Eylon, Hokhmah en Binah moeten fungeren als voorbeeld en er voor zorgen dat de andere, gebroken Sefirot zich geleidelijk vormen tot gebalanceerde en stabiele samenstellingen. Deze structuren heten parzufim, vrij vertaald ‘vormen’. Deze parzufim nemen de plaats in van de Sefirot die gebroken zijn tijdens de shevirah en stap voor stap gaan ze nieuwe verbindingen aan met beschadigde delen, waardoor de kosmos steeds stabieler wordt. De parzufim vinden niet tegelijkertijd plaats, maar elke parzuf volgt de voorgaande op. De drie onaangetaste Sefirot krijgen als parzufim een andere naam. Keter heet in deze fase Arikh Anpin, wat letterlijk ‘degene met het lange gezicht’ betekent. Hokhmah en Binah zijn samen Abba en Imma, vader en

37

Ibidem, 140.

38

(20)

moeder, en werken samen.39 De tiende Sefirah, die slechts deels kapot was gegaan, verandert ook in een parzuf en heet dan Nukba de-Ze’eir, de vrouw van Ze’eir. Uit de samensmelting van Abba en Imma was namelijk een nieuwe parzuf voortgekomen,

Ze’eir, die de overgebleven zes Sefirot omvatte. Nukba de-Ze’eir vertegenwoordigt de

vrouwelijke kant van Ze’eir. Naast deze parzufim bestonden nog vele, secundaire

parzufim, die allen gerelateerd waren aan een persoon in de Bijbel.40

Al deze parzufim waren constant bezig om de verschillende werelden terug te brengen naar de plaats waar ze voor bestemd waren. Het cruciale punt hierin was dat, hoewel dit bijna gelukt was, de mens een belangrijke rol speelde in het vervolledigen van de tikkun. In elke ziel waren namelijk lichtdeeltjes aanwezig (of dit ook reshimu waren wordt niet duidelijk), die terug moesten naar het rijk van Adam Kadmon. De deeltjes, en hiermee ook de zielen, waren als het ware gevangen in de brokstukken van de vaartuigen.41 Deze deeltjes konden alleen terechtkomen waar ze dienden te komen middels menselijke handelingen en waren dus volledig afhankelijk van menselijke prestatie.42 Reïncarnatie speelde hier een grote rol in. Het zou nooit mogelijk zijn jezelf in één mensenleven in zoverre te ontwikkelen dat dit bij zou dragen aan de tikkun, waardoor een ziel meerdere levens nodig zou hebben. Stap voor stap zou men dichter bij God komen, tot uiteindelijk de kosmos zou eindigen op de manier waarop deze bedoeld was te eindigen.

Christelijke Kabbala

Binnen het Christendom zijn er twee vormen van interesse in het Jodendom. Aan de ene kant zijn er de Christelijke Hebraïsten, die geloofden dat systematische kennis van het Hebreeuws er voor zou zorgen dat men de Hebreeuwse Bijbel beter zou begrijpen, wat er voor zou zorgen dat men nieuwe inzichten kon krijgen in de

oorsprong van het Christendom. Aan de andere kant staan de Christelijke Kabbalisten. Zij waren van mening dat, naast de Hebreeuwse Bijbel, ook Hebreeuwse niet-Bijbelse teksten en mondelinge overgeleverde Bijbelse interpretaties van belang waren voor

39Ibidem, 141. 40Ibidem, 142. 41

Coudert, The Impact of the Kabbalah, 120.

42

(21)

het Christendom. Deze zouden fungeren als een onafhankelijke bron van informatie die de positie van het Christendom als het ware geloof konden bevestigen. Volgens Joseph Dan was dit uit een uiting van de ontevredenheid die aan het einde van de vijftiende eeuw, toen de Christelijke Kabbala ontstond, in Europa heerste over de bronnen die men in die tijd gebruikte om de doctrines van het Christendom te staven.43 Het begin van de Christelijke Kabbala vond plaats in Italië met een

zoektocht naar een prisca theologia. Een belangrijke factor hierin was Giovanni Pico della Mirandola (1463-1494). Sommige mensen waren van mening dat Mozes de stenen tafelen had gecodeerd, waardoor ongewijde personen deze niet zouden kunnen lezen. De originele inhoud van de stenen tafelen zou overgeleverd zijn in cryptische omschrijvingen van presocratische filosofen. Een probleem bij deze omschrijvingen was echter dat ze zeer moeilijk te begrijpen waren en de enkele keer dat er wel iets te begrijpen was, was het nog maar de vraag of er wel bedoeld werd wat er stond.44 Het hele idee hierachter was het reconstrueren van een ‘originele’ theologie, die er voor zou zorgen dat alle onenigheid tussen christenen opgelost zou kunnen worden. Na de Reformatie was er veel onrust onder christenen en zelfs binnen het Protestantisme alleen waren vele verschillende kampen. Men hoopte dat als ze er achter zouden kunnen komen wat deze ‘originele’ theologie zou inhouden, alle christenen weer samen zouden komen en in harmonie verder konden leven.

Op welke manier interpreteerden de christelijke denkers de kabbalistische doctrines van de Creatie en de Sefirot? Aan het begin van de Christelijke Kabbala trachtten ze de Joden te bekeren met hun interpretatie van de kabbalistische doctrines, hoewel het natuurlijk niet ondenkbaar was dat ze dit vooral gebruikten als excuus om geen argwaan te wekken. Volgens hun eigen berekeningen, naar kabbalistische methoden, zou het zo geweest kunnen zijn dat Christus verscheen aan het begin van Genesis, dus tijdens de ein-sof en zimzum. Logischerwijs had dit als gevolg dat Christus tegelijkertijd aanwezig was met God en de Heilige Geest en dat de Creatie dankzij hem en door hem plaats had gevonden. Dit argument werd door hen versterkt aan de hand van de bovenste drie Sefirot, Keter, Hokhmath en Binah, omdat zij, en Pico della Mirandola voorop, hier de Heilige Drie-eenheid in zagen. Deze argumenten

43

Joseph Dan, The Christian Kabbalah, introduction, 14.

44

Klaus Reichert, “Christian Kabbalah in the seventeenth Century”, in: Joseph Dan, ed. The Christian

Kabbalah. Jewish Mystical Books and their Christian interpreters (Cambridge 1997) 127-147, aldaar

(22)

waren echter niet houdbaar, aangezien het Nieuwe Testament was geschreven nadat Christus op aarde had geleefd, waardoor hij dus niet aanwezig had kunnen zijn aan het begin van Genesis. Hierdoor werden deze ideeën hoogstwaarschijnlijk al in die tijd door zowel Joden als Christenen verworpen.45

De Christelijke Hebraïst Johannes Reuchlin (1455-1522) was ook sterk beïnvloed door Pico della Mirandola. Hij schreef als eerste niet-Jood twee boeken over Kabbala, De Verbo Mirifico (1494) en De Arte Cabalistica (1517).46 Guillaume Postel (1510-1581), een Franse wetenschapper, vertaalde de Zohar en de Sefer

Jetzirah in het Latijn en publiceerde beide boeken vergezeld van lange commentaren

van hemzelf.47 Twee verlichtingsfilosofen die geïnteresseerd waren in de Kabbala en tevens bekenden waren van Franciscus Mercurius van Helmont waren John Locke (1632-1704) en Gottfried Wilhelm Leibniz (1646-1716). Locke en Leibniz geloofden, net als Van Helmont, niet in erfzonde, predestinatie en de eeuwigheid van de hel. Dit was iets wat in die tijd erg onorthodox en bovenal gevaarlijk was, aangezien het het gezag van de Christelijke kerk ondermijnde. Bovendien verwierpen ze allen het idee dat Christus een significante rol zou spelen in de verlossing, eveneens een gevaarlijke gedachtegang in die tijd.48 De Christelijke Kabbala wekte echter ook weerstand op onder grote namen, waarvan de meest bekende Isaac Newton (1643-1727) was. Newton was al wars van Gnosticisme, maar van de Kabbala wilde hij helemaal niks weten. Hij was van mening dat de Kabbala de reden was voor veel dingen die fout waren gegaan in het vroege Christendom.49 Zoals te zien was er een aantal bekende historische figuren die interesse hadden in de Kabbala of in ieder geval Hebraïsme. De mate van interesse verschilde per persoon, maar dit laat wel zien dat er toch een zeker draagvlak was onder filosofen in de vroegmoderne tijd.

Eén van de belangrijkste figuren in de verspreiding van de Christelijke

Kabbala was Christiaan Knorr von Rosenroth (1636-1689). Hij was een goede vriend van Van Helmont en ze hebben vele malen samengewerkt. Von Rosenroth schreef de

Kabbala denudata (Sulzbach, 1677-1678 en 1684), waarin Van Helmont een grote rol

heeft gespeeld. De Kabbala denudata bevatte het grootste aantal naar het Latijn vertaalde kabbalistische teksten tot aan de negentiende eeuw. Het idee van Von 45 Ibidem, 133. 46Scholem, Kabbalah, 198. 47Ibidem, 199. 48

Coudert, “Leibniz, Locke, Newton and the Kabbalah”,161.

49

(23)

Rosenroth achter dit boek was om christenen een vertaling te geven van de belangrijkste delen uit de Zohar. Omdat dit echter zo een lastige tekst is, had Von Rosenroth hier lange stukken van andere kabbalistische werken aan toegevoegd, grotendeels met een Luriaanse strekking.50

Voor christenen was het gevaarlijk om (openlijk) Christelijke Kabbala aan te hangen. Eén van de grootste gevaren lag in het geloof in Tikkun. Aangezien Tikkun impliceerde dat de menselijke ziel constant reïncarneerde, impliceerde dit tevens het ontbreken van een eeuwige hel. Als je ziel tot aan de totale perfectie van de wereld constant dient te reïncarneren, omdat deze alsmaar beter moet worden, is het niet mogelijk om als straf voor je zonden eeuwig in het hellevuur te branden. Deze

gedachtegang zou het gezag van de kerk sterk kunnen ondermijnen. Van oudsher was men bang voor de hel, een angst waar de kerk, en dan voornamelijk de Katholieke kerk, goed op inspeelde, aangezien men vromer zou leven als de angst voor eeuwig hellevuur het gevolg van het alternatief zou zijn. Als zou blijken dat deze hel niet zou bestaan, zou dit betekenen dat mensen voor hun zielenheil niet langer van de

kerkleiders afhankelijk waren.

50

(24)

II. Franciscus Mercurius van Helmont en zijn Paradoxale discoursen

Hier ligt de andere Van Helmont, op geen enkele wijze ondergeschikt aan zijn vader. Hij bracht de kunsten en wetenschappen samen en

Deed de heilige doctrines van Pythagoras en de Kabbala herleven.

Gelijk Elaus was hij in staat alles wat hij nodig had met zijn eigen handen te creëren. Was hij in vroegere eeuwen onder de Grieken geweest,

Werd hij nu geteld onder de sterren.51

Bovenstaand citaat is een grafschrift geschreven door Gottfried Wilhelm Leibniz, over Franciscus Mercurius van Helmont. Geliefd en geprezen door zijn naasten, maar tegelijkertijd ook onbegrepen en beschimpt door vele anderen, werd het leven van Van Helmont gekenmerkt door uitersten en een constante zoektocht naar het ware geloof.

Van Helmont werd in oktober 1614 geboren in Vilvoorde, een stad ten noorden van Brussel. Hij was de derde zoon en het vijfde kind van Jean Baptiste van Helmont (1579-1644), in zijn tijd een geroemd medisch onderzoeker en aanhanger van Paracelsus. Er is niet veel bekend over de jeugd van Van Helmont. Vanwege zijn vaders afkeer van het in die tijd heersende onderwijssysteem werd hij thuis opgeleid, naar de ideeën van zijn vader. 52 De oudere Van Helmont staat in de geschiedenis van de medicijnen en de wetenschap nog steeds bekend als iemand die een grote bijdrage heeft geleverd aan beide vakgebieden. Zo heeft hij onder andere de werking van gal bij de spijsvertering aangetoond, één van de eerste thermometers ontwikkeld en heeft hij veel onderzoek gedaan naar het ontstaan van verscheidene ziekten en de genezing hiervan. Een voorbeeld hiervan is de in die tijd heersende opvatting over de ‘Folly of Catarrh’, wat vrij vertaald zoiets betekent als een ‘dwaze slijmvliesaandoening’. In die tijd dacht men dat deze veroorzaakt werd door een constante stroom van slijm die vanuit de hersenen door de basis van de schedel naar de rest van het lichaam stroomde en onder andere longontsteking, tuberculose en reuma tot gevolg zou hebben. Een opvatting die hij heeft weten te weerleggen.53 Zoals hierboven al genoemd was de

51

Ibidem, 150.

52

Coudert, The Impact of the Kabbalah in the Seventeenth Century, 1.

53Walter Pagel, Religious and Philosophical aspects of Helmont’s Science and Medicine (Baltimore

(25)

oudere Van Helmont het niet eens met het in die tijd heersende onderwijssysteem, wat gebaseerd was op de filosofie van Aristoteles. Dit is iets wat in een aantal van zijn werken duidelijk naar voren komt.54 Ten eerste zette hij zich af tegen de methoden die men gebruikte. Universiteiten in de Republiek, en tevens de rest van Europa, waren in wezen een vergaarbak van bestaande kennis die werd bewaard en doorgegeven. Men hield zich niet tot nauwelijks bezig met innovatie of onderzoek in de moderne zin.55 Natuurverschijnselen werden besproken aan de hand van formele logica en

wiskundige patronen, maar er werd geen rekening gehouden met verschillen tussen de verscheidene onderzoeksvelden of de observatie van bepaalde fenomenen.56 Van Helmont was van mening dat de ratio weinig toegevoegde waarde had betreffende de wetenschap. Volgens hem was ratio niet meer dan de kunst van het praten en

discussiëren, en hield het de mens tegen in het uitbreiden van zijn intellect. Logica zou niets toevoegen aan de geleerdheid van de mens; het hielp niet bij het doen van ontdekkingen.57 De manier waarop dit placht te gebeuren was aan de hand van

stellingen die met elkaar vergeleken moesten worden en van waaruit men kennis zou vergaren aan de hand van redeneringen.58 Logica was voor Van Helmont niks meer dan het reproduceren van kennis die men al had, gebruikt om indruk te maken op een publiek en je eigen mening te verkondigen.

Een ander aspect van de wetenschap waar Van Helmont een andere opvatting over had, was de leer van de vier elementen, kwaliteiten en de Galenische leer van de vier humores. Een voorbeeld hiervan was de heersende opvatting dat een overschot aan gele gal het leven zou verkorten en ziektes zou veroorzaken. Van Helmont was van mening dat de gele gal juist van essentieel belang was voor de spijsvertering en het leven an sich.59 De heersende opvatting was dat warmte verantwoordelijk was voor de vertering van voedsel. Van Helmont bewees dat dit niet het geval was en dat warmte een teken van leven was, iets wat voorkwam bij alle warmbloedige dieren; het was een gevolg, geen oorzaak. Het feit dat een lichaam afkoelt nadat het gestorven is, is niet omdat de warmte zorgt voor leven, maar omdat het feit dat we leven zorgt dat we warm zijn. Hetzelfde is het geval met de levenssappen. We sterven niet omdat

54

Ibidem, 1.

55

J. L. Price, Dutch Culture in the Golden Age (Londen 2011) 171.

56Pagel, Religious and Philosophical aspects, 1. 57Ibidem, 2.

58

Ibidem, 2.

59

(26)

deze zijn opgedroogd, ze drogen op omdat we zijn gestorven. Hij toonde aan dat er vele dieren en planten zijn die wel degelijk leven, maar niet warm zijn. In de huidige tijd zijn deze ideeën algemeen bekend, maar het is belangrijk dat we beseffen dat dit in die tijd veelal niet het geval was en dat de ontdekkingen en opvattingen van Van Helmont radicaal waren.

De gedachtegang van Van Helmont betreffende warmte en de levenssappen toont aan dat zijn kijk op geneeskunde compleet verschilde van de traditionele kijk hierop. Het feit dat men het ontstaan van ziekten toekende aan een overschot van één van de vier levenssappen, bloed, gele gal, zwarte gal en flegma, had ervoor gezorgd dat men ervan overtuigd was dat mensen beter gemaakt konden worden door het overschot van een bepaald sap te verwijderen. Bekende voorbeelden hiervan zijn aderlatingen en het feit dat men dacht dat menstruatie een natuurlijke manier van het vrouwelijk lichaam was om zich te ontdoen van een overschot aan bloed en flegma.60 Van Helmont was van mening dat ziekten veelal door iets van buitenaf werden

veroorzaakt. Hij noemde dit een ‘corporis fermentum externa’, wat vertaald kan worden als een ‘lichaamsvreemde-gisting’.61 In zijn optiek moest de genezing gericht zijn op de oorzaak en hoewel zijn geneesmiddelen iets weg hadden van toverdranken (hij werkte onder andere met zwavel, bloed en ramtestikels), was hij ook hiermee zijn tijd ver vooruit.62

De opvoeding en educatie die de jongere Van Helmont van zijn vader had gekregen heeft een duidelijke invloed gehad op zijn latere interesses. In navolging van Paracelsus noemde hij zichzelf een ‘dolende kluizenaar’ en was hij constant op zoek naar wijze mensen, van wie hij de schikking van alle gecreëerde zaken en de

harmonie hiertussen hoopte te leren.63 Gedurende zijn hele leven predikte hij religieuze vrede en eenheid en was hij constant op zoek naar het volledige, ware geloof. Evenals de meeste kabbalisten had hij niet de neiging om anderen te bekeren. Vanwege het geloof in de terugkeer van de menselijke ziel was het van ondergeschikt belang of iemand op dat moment een ander geloof aanhing, in een ander leven zou iedereen hier uiteindelijk toch wel mee in aanraking komen. Dit gebrek aan

zendingsdrang weerhield hem er echter niet van om zijn kennis te delen. Hij schuwde

60Coudert, The Impact of the Kabbalah in the Seventeenth Century, 162. 61Pagel, Religious and Philosophical aspects, 39.

62

Ibidem, 40.

63

(27)

niet het gesprek over religie aan te gaan met anderen. Bovenal moedigde hij een ieder aan tot liefdadigheid en broederlijke liefde.64 De drang om zijn kennis te delen en mensen te ondersteunen met zijn kennis is ook te zien in zijn levensloop.

Nadat zijn vader in 1644 was gestorven heeft hij jarenlang carrière gemaakt als adviseur, vertrouweling en diplomaat voor verscheidene Duitse prinsen en

prinsessen.65 In de jaren na de dood van zijn vader kwam hij in contact met meerdere familieleden van de keurvorst van de Palts. Met vier van hen bouwde hij een nauwe relatie op; Karel I Lodewijk (1617-1680), Ruprecht (1619-1682), Elisabeth (1618-1680) en Sophia (1630-1714). Eén van de belangrijkste gebeurtenissen in zijn carrière was de hulp die hij gaf aan Christiaan August van Palts-Sultzbach (1622-1708), de hertog van Sulzbach. In 1650 had Van Helmont een brief van hem ontvangen waarin Christiaan August hem vroeg om hem te helpen met de conflicten die in zijn

territorium heersten tussen de Katholieken en de Lutheranen.66

Christiaan August was zelf Luthers, net als zijn vader, maar zijn oom, Wolfgang Wilhelm (1578-1653), had zich in 1613 bekeerd tot het Katholicisme. Dit zorgde toentertijd niet alleen voor een breuk in de familie, maar had tevens als gevolg dat de situatie in het keurvorstendom, die mede dankzij de Dertigjarige Oorlog (1618-1648) al precair was, er niet beter op werd. De macht van Wolfgang Wilhelm over Sulzbach was op 8 mei 1627 officieel erkend door de keizer van het Heilige Roomse Rijk. Hij regeerde over het grootste gedeelte van Sulzbach, Neuburg, waar het

Katholicisme dankzij cuius regio, eius religio, naar de Godsdienstvrede van Augsburg 1555, de officiële religie was geworden.67 Hij voerde een actieve politiek om alle Lutheranen te bekeren of ervoor te zorgen dat ze weg zouden trekken, ook in de gebieden van zijn broers. Toen zijn vader in 1631 overleed was Christiaan August slechts negen jaar en erfde hij een land vol problemen, waarin hij zich diende te schikken naar de Katholieke politiek van zijn dominante oom.

Op zijn zevenentwintigste, in 1649, werd hij officieel hersteld in zijn macht dankzij de Vrede van Westfalen. Dat zijn machtsherstel niet de oplossing was voor de religieuze problemen blijkt uit het feit dat Christiaan August een jaar later hulp zocht bij Van Helmont. Hij vroeg hem om advies over hoe hij deze religieuze problemen op

64

Coudert, “Leibniz, Locke, Newton and the Kabbalah”, 163-164.

65

Coudert, The Impact of the Kabbalah in the Seventeenth Century, 21.

66

Ibidem, 23.

67John Merriman, A History of Modern Europe. From the Renaissance to the Age of Napoleon (New

(28)

kon lossen. Hoe de twee elkaar ontmoet hebben is helaas niet bekend, maar dit is in ieder geval gebeurd in 1649, toen zowel Christiaan August als Van Helmont zich in de buurt van Neurenberg bevond. Van Helmont had in de voorgaande jaren naam gemaakt als diplomaat, waardoor hij blijkbaar een waardevolle aanwinst in het hof van Christiaan August zou zijn.68

De elf jaren die Van Helmont doorbracht aan het hof van Christiaan August waren op zijn zachtst gezegd roerig en leidden onder andere tot zijn arrestatie en gevangenneming door de Inquisitie. In 1661 was Van Helmont net vanuit de

Republiek teruggekeerd naar Sulzbach en trok van hieruit verder naar Heidelberg. Hij was al op de hoogte van het feit dat hij hoogstwaarschijnlijk opgepakt zou worden, waarschijnlijk dankzij een brief die Christiaan August naar hem had gestuurd.69 Het was voor Van Helmont echter een weloverwogen beslissing om dit te laten gebeuren. In februari 1662 arriveerde Van Helmont als gevangene in Milaan, waarna hij via Bologna uiteindelijk in Rome eindigde. De kans dat hij op de brandstapel zou eindigen was groot, omdat hij ervan werd beschuldigd dat Christiaan August zijn geloof verloochende dankzij hem en omdat hij mensen zou judaïseren. Door zijn kennis van en geloof in alchemie had hij echter geen angst voor de brandstapel en was hij er van overtuigd dat het vuur goed zou zijn voor zijn onsterfelijke ziel.70 De

gemoedsrust die hij hieruit haalde was zo groot dat hij in de gevangenis, ter afleiding, zijn eerste boek, dat uiteindelijk in 1667 te Amsterdam werd gepubliceerd, schreef, genaamd Een zeer korte Afbeelding van het ware natuurlyke Hebreuwse A.B.C. (…).71 Anderhalf jaar na zijn gevangenneming werd Van Helmont, dankzij Christiaan August, vrijgelaten en vertrok hij uit Rome, terug naar Sulzbach.72 In 1663

introduceerde hij Christiaan Knorr von Rosenroth aan Christiaan August, die uiteindelijk werd aangesteld als kanselier en een grote invloed zou hebben op de studies en gedachtegang van zowel Christiaan August als Van Helmont zelf. Van Helmont en Von Rosenroth hadden elkaar aan het einde van de jaren vijftig van de

68

Coudert, The Impact of the Kabbalah in the Seventeenth Century, 23.

69

Ibidem, 43.

70Ibidem, 45. 71

Ibidem, 45 + 378. De volledige titel van dit eerste boek is: Een zeer korte Afbeelding van het ware

natuurlyke Hebreuwse A.B.C., welke die Doofgeboren syn, sodanig konnen verstaan, maar selfs tot het gebruik van spreken komen. In ‘t light gegeven door den Baron Francis Mercurius van Helmont, met kooper platen verciert also mede een Verhandeling om de Doofgeborene te leeren spreken door Joh. Conrad Amman, Med. Doct.

72

(29)

zeventiende eeuw in Amsterdam voor het eerst ontmoet, waar von Rosenroth toen in dienst was van een Armeense prins die daar in ballingschap verbleef.73 Von

Rosenroth was, net als Van Helmont, een geleerd man. Hij had onder andere

theologie, rechten, filosofie, geschiedenis en natuurwetenschappen gestuurd en sprak tien talen, waaronder vloeiend Hebreeuws.74

In de tijd die Van Helmont na zijn vrijlating doorbracht aan het hof van Christiaan August bleef hij schrijven en in 1685 verscheen in Londen Paradoxal

Discourses of F. M. van Helmont, concerning the macrocosm and microcosm, or the greater and lesser world, and their union set down in writing. Acht jaar later werd het

boek in het Nederlands uitgebracht onder de titel Paradoxale Discoursen ofte

ongemeene meeningen van de groote en kleyne wereld, en desselfs Vereeniging in alle Natuurlijke en Boven natuurlijke saken en speciaal van de wederkeering der

menschelijke zielen, vanaf hier genoemd Paradoxale discoursen. In de tussentijd

waren er nog drie andere boeken van Van Helmont verschenen en toen hij stierf besloeg zijn totale oeuvre twaalf boeken.75

Paradoxale discoursen

Paradoxale discoursen was uniek in vergelijking met de rest van de boeken

die Van Helmont geschreven heeft, aangezien dit boek zich volledig richt op het ontstaan van de wereld en de mensheid en, zoals de titel al aangeeft, de terugkeer van de menselijke ziel, met andere woorden reïncarnatie. De inhoud van het boek is zoals de titel al suggereert tweeledig, waarbij het eerste deel zich richt op het ontstaan van de kosmos en de wereld en het tweede gedeelte verhaalt over de mensheid en de manier waarop de menselijke ziel reïncarneert. Wat opvalt in de literatuur over Van Helmont is dat dit boek door de meeste historici over het hoofd lijkt te worden gezien.

In Paradoxale discoursen wordt niet expliciet benoemd dat het boek over Kabbala gaat, maar dit is wel duidelijk te merken. Hoewel Coudert, zoals hierboven gezegd, erg weinig over dit boek schrijft, merkt ze wel passend op dat in Paradoxale

discoursen goed te merken is dat de voorkeur van Van Helmont uit ging naar de

73Ibidem, 100. 74 Ibidem. 75 Ibidem, 381.

(30)

Luriaanse doctrine.76 In het vorige hoofdstuk is beschreven wat deze leer inhoudt en wat het belangrijkste onderdeel van deze leer was, namelijk tikkun. Van Helmont was van mening dat het idee van tikkun, en de Kabbala in het algemeen, erg belangrijk zou kunnen zijn voor het Christendom. Deze veronderstelling sluit goed aan bij de

definitie van Christelijke Kabbala, die volgens Joseph Dan als volgt luidt:

“(…) the belief that non-biblical Hebrew traditions, or oral traditions of biblical interpretation preserved by the kabbalists, serve as an independent source

demonstrating the truth of Christianity. (…) It was an expression of dissatisfaction with the accepted sources and a quest for new affirmations of the Christian

message.”77

Komt deze veronderstelling van Van Helmont naar voren in Paradoxale discoursen? En op wat voor manier is de kabbalistische inslag van Van Helmont te herkennen in dit boek? Paradoxale discoursen is grofweg te verdelen in twee gedeeltes, wat ook terug te zien is in de titel. Het eerste deel van het boek gaat over de zogenoemde grote wereld, dat wil zeggen de kosmos en de aarde en het ontstaan hiervan. In het tweede gedeelte schrijft Van Helmont over wat hij de kleine wereld noemt, waarmee hij de menselijke ziel en het menselijk lichaam bedoelt. In deze tweede helft bespreekt hij tevens de terugkeer van de menselijke ziel, met andere woorden, reïncarnatie. Zoals al eerder gezegd is Van Helmont aan het einde van 1661 opgepakt door de Inquisitie.

Paradoxale discoursen werd natuurlijk pas jaren later voor het eerst gepubliceerd,

maar ook in dit boek zijn, vanaf het begin al, elementen te vinden die bij de Inquisitie niet in goede aarde gevallen zullen zijn. Hij begint zijn boek namelijk al met de stelling dat mensen niet door God naar zijn evenbeeld gecreëerd zouden zijn, maar dat men voor de schepping eerst hemels was, omdat men anders niet weer hemels zou kunnen worden.78 Met tikkun in het achterhoofd, waarbij de kosmos uiteindelijk in een complete staat van perfectie zou eindigen, is dit een logische redenering. Vanuit het oogpunt van de Inquisitie was dit echter een ketterse gedachte, aangezien het de Bijbel tegenspreekt.

76

Ibidem, 267.

77

Joseph Dan, The Christian Kabbalah, 14.

78

Franciscus Mercurius van Helmont, Paradoxale discoursen ofte ongemeene meeningen van de

groote en kleyne wereld, en desselfs Vereeniging in alle Natuurlijke en Boven natuurlijke saken en speciaal van de wederkeering der menschelijke zielen (Amsterdam 1693) 9.

(31)

Volgens Van Helmont bestaat de kosmos uit warme en koude elementen. De warme elementen zijn mannelijk en de koude elementen vrouwelijk. Zo is het ook verdeeld met de zon en de maan. De maan is als het ware de vrouw van de zon. Dit leidt er volgens Van Helmont toe dat de maan en de sterren afkomstig zijn van de zon, zoals de vrouw van de man afkomstig is.79 Hij trekt het zelfs zo ver door dat hij zegt dat alle wezenlijke en tastbare lichamen voortkomen uit de zon.80 De zon brengt, door haar natuurlijke verloop, vuur voort in de schepselen en de mens, wat te vergelijken is met het bloed van de mens. Het stijgen en dalen van de maan en de sterren is als water, wat in de kleine wereld met haar eigen omloop circuleert, evenals in de grote wereld. Van Helmont is van mening dat er een constante wisselwerking van de vurige, mannelijke krachten van de zon en van de koele, waterige en vrouwelijke krachten van de maan en de sterren moet zijn. Dit moet eerst van boven naar beneden gaan en dan weer andersom, zonder ophouden, waarna men een volmaakt geestelijk lichaam zou krijgen en “so by gevolge tot hare volkomen volmaaktheid na den aard en eigenschap van een volmaakte werelt geraken”.81 Er zal dan echter wel een derde element moeten zijn, dat als bemiddelaar fungeert om beide wezens te verenigen. Dit derde element wordt door Van Helmont betiteld als de Geest. Het wordt niet helemaal duidelijk wat precies de rol van de Geest is; Van Helmont schrijft dat deze als een moeder over haar kinderen heerst, terwijl hij eerder in zijn boek de maan ook als moeder betiteld.

Van Helmont schrijft in dit eerste gedeelte tevens over de planeten. Deze zullen uiteindelijk hun loop volbrengen en weer eindigen op het punt waarop ze begonnen zijn, tijdens de schepping van de wereld. De aarde zal dan ook zo lang moeten bestaan totdat dit het geval is. Deze samenkomst van de planeten zal er voor zorgen dat alles geheel en volkomen verenigd wordt.82 Hier zijn duidelijk elementen van tikkun in terug te vinden, zoals het feit dat alle planeten uiteindelijk weer op hun startpunt zullen eindigen, waarna alles geheel en volkomen herenigd zal worden. Het derde hoofdstuk van Paradoxale discoursen is volledig gewijd aan wat Van Helmont welzand noemt, wat niet meer is dan drijfzand. Hij is van mening dat het welzand de oorsprong is van alle ondermaanse lichamen. Aangezien er soms goud en

79Van Helmont, Paradoxale discoursen, 10. 80Ibidem, 18.

81

Ibidem, 36.

82

(32)

zilver wordt gevonden in zandkorrels, en deze edele metalen volgens hem

voortkomen uit de hemelen en de hemelse lichten, heeft dit voor Van Helmont als logisch gevolg dat het welzand hemelse krachten bezit wat als bewijs dient voor zijn veronderstelling dat alle aardse wezens daar uit voortkomen en daar uit bestaan.83 Hij voert hier als tweede bewijs Gen. 2 v. 7 aan, waar staat ‘En de HEERE God had den

mensch geformeerd uit het stof der aarde, en in zijn neusgaten geblazen den adem des levens: alzoo werd den mensch tot eene levende ziel.’. Volgens van Helmont is hier

uit af te leiden dat Adam ontstaan is uit Aphar min Ha-Adamah. Aphar betekent stof, goud en ook de aarde of zelfs wereld in het Hebreeuws, wat voor Van Helmont deductief leidt tot de aanname dat Adam uit zo een klein gedeelte goud, dat soms in zandkorrels te vinden is, is gevormd.84 De rest van de mensheid is ook gevormd uit het welzand, maar enkel Adam is volledig gemaakt uit een gouden korrel.

Pas in het tweede gedeelte van het boek, vanaf pagina 169, weidt Van Helmont verder uit over de oorsprong en de essentie van de mens en hoe de mens in het totaalbeeld van de wereld past. Het vierde en het vijfde hoofdstuk van het eerste gedeelte van het boek gaan onder andere over alle wateren van de wereld, en

voornamelijk over de zee en de schepselen die hier in leven. Het is een vrij

onsamenhangend geheel, waarin Van Helmont tevens het welzand erbij betrekt, dat zich onder het ‘gewone’ zand in de zee zou bevinden en waarin men het beste zijn anker kan vastleggen.85 Het welzand is volgens hem ook de reden dat de schelpen van onder andere mosselen en oesters zo sterk zijn en dat de gebouwen die gemaakt worden van het kalk dat uit deze schelpen gewonnen wordt, langer blijven staan dan welke andere gebouwen dan ook.86 Zoals hierboven gezegd gaat het tweede gedeelte van het boek over de schepping van de mens en diens plaats in wat Van Helmont ‘de groote Werelt’ noemt (de mens wordt door hem in het gehele boek aangeduid als ‘de kleine Werelt’). Gelijk aan het begin van het eerste hoofdstuk van het tweede gedeelte komt hij met een aantal vrij onorthodoxe opvattingen. Hij voert aan dat Jezus Christus de kracht en de wijsheid van God is, in wie alle schatten en wijsheden der kennis verborgen zijn.87 Volgens hem is het zo dat alle schepselen ‘van eeuwigheid verborgen hebben gelegen’ in Adam, waar hij mee bedoelt dat alle zielen van alle 83 Ibidem, 67. 84Ibidem, 68. 85Ibidem, 78. 86 Ibidem, 101. 87 Ibidem, 169.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ik beschouw het vriend-vijandonderscheid echter niet als de kern van het politieke, want het gaat er in mijn opvatting juist om polarisatie in de samenleving zoveel mogelijk tegen

vul dan geen melding bijzonder voorval maar het formulier “Melding Incident Gevaarlijke Stoffen” in. rangeren in niet centraal bediend gebied). Onterechte passage (open)

Als wij den toestand van land en volk nagaan, dan gevoelen wij het, op zulk een land, op zulk een vulk, dat den God zijner vaderen zoo schandelijk vergeet, door te doen wat kwaad

(Psalm 88 : 16). Menigmaal drukte de donkere wolk van Zijns Vaders gramschap zwaar op Hem, totdat Hij eindelijk op Golgótha de laatste adem uitblies. Niets was er in de

Prevalente patiënten lijken niet te zijn meegenomen in de berekeningen, terwijl deze wel voor deze behandeling in aanmerking zullen komen als het middel voor vergoeding in

De baas kijkt naar zijn werk en zegt zelfs dat Raimon het goed doet?. De jongen is verbaasd, dat is nog

De dichter Paul Haimon droeg Oote onder veel hilariteit voor, begeleid door een jazzbandje, en was waarschijnlijk zo onder de indruk van zijn eigen succes dat hij het

Gerrit Krol, De schrijver, zijn schaamte en zijn spiegels.. Een goede roman is autobiografisch. Niet door de gebeurtenissen die erin beschreven worden, maar als verslag van de