• No results found

Het effect van cognitive bias modification op cannabisgebruik

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het effect van cognitive bias modification op cannabisgebruik"

Copied!
30
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Het Effect van Cognitive Bias Modification op Cannabisgebruik

Aimee Entius

Bachelorthese Psychologie Universiteit van Amsterdam studentennummer: 10530258 Begeleider: Hans van der Baan Aantal woorden: 5307

(2)

2 Inhoudsopgave

Abstract 3

Introductie 4

Redenen van Cannabisgebruik en Nadelen aan Gebruik 4

Theorie: Impliciete processen en het Duale Processen Model 5

CBM: Eerder Onderzoek 7

Het Huidige Onderzoek 8

Methode 10 Deelnemers 10 Materialen 11 Procedure 14 Resultaten 15 Discussie 19 Literatuur 23 Bijlage 1 27 Bijlage 2 29

(3)

3 Abstract

Doel: De werkzaamheid van Cognitive Bias Modification (CBM) bij cannabisgebruik werd in deze studie onderzocht. Hierbij werd verwacht dat cannabisgebruikers een aandachtsbias voor cannabis gerelateerde stimuli lieten zien. Dit houdt in dat zij een automatische aandacht naar het verslaafde middel hebben. Door middel van CBM zou deze aandachtsbias verminderd kunnen worden.

Design : Voor de training werd gebruik gemaakt van een aangepaste Visual Probe Task. Hierbij werden de 47 deelnemende studenten verdeeld over een neutrale- en sportconditie. Bij de neutrale conditie (19 deelnemers) werd naast het gebruik van cannabis gerelateerde stimuli, gebruik gemaakt van neutrale plaatjes. Bij de sportconditie (28 deelnemers) werd gebruik gemaakt van een mogelijk beter werkzaam alternatief voor de neutrale plaatjes: sportplaatjes. Metingen: De mate van cannabisgebruik werd gemeten met de Cannabis Use Short (CU-S) en het problematisch cannabisgebruik met de The Cannabis Use Disorders Identification Test-Revised (CUDIT-R). Daarnaast werd sportgedrag gemeten met de Sport Short (SPOR-S). Bevindingen en conclusie: De deelnemers bleken geen aandachtsbias voor cannabis te hebben. Ook werd er geen afname in cannabisgebruik gevonden. Daarnaast werd er geen effect van de sportconditie tegenover de neutrale conditie gevonden. De CBM training bleek niet werkzaam in deze studie.

(4)

4 1. Introductie

Cannabis, ook wel bekend als marihuana, wiet of hasj, is de meest gebruikte drugs

wereldwijd. Cannabis wordt in de wereldwijde populatie gemiddeld 2,5 procent gebruikt in vergelijking met een cocaïne- en opiatengebruik van gemiddeld 0,2 procent (World Health Center, z.j.). In Nederland heeft 24,3 procent van de bevolking ooit wel eens cannabis gebruikt (Trimbos Instituut, 2014). De gemiddelde leeftijd, bij een eerste keer

cannabisgebruik, is 20 jaar. Met 41,9 procent is het ooit-gebruik het hoogst onder de 20 tot 24 jarigen (Cohen, Abraham & Kaal 2002).

Van deze gebruikers is een groot deel een recreationeel gebruiker. Volgens Griffith-Lendering, Huijbregts, Vollebergh & Swaab (2012) wordt hieronder verstaan gebruikers die het afgelopen jaar ten minste één keer per maand cannabis gebruikten. Het is van belang onderzoek naar recreationeel gebruik te doen omdat recreationeel gebruik bij jongeren al snel tot verslaving kan leiden (Nederlands Jeugd Instituut, 2014). Daarnaast wordt een deel van de gebruikers gedefinieerd als zware gebruiker. Hieronder wordt verstaan gebruikers die, in de afgelopen drie jaar, ten minste één keer per week cannabis gebruiken (Solowij et al., 2002). Ten slotte wordt onder cannabisverslaafden verstaan gebruikers die aan de DSM-IV criteria voor verslaving voldoen (APA, 2013).

1.1. Redenen van Cannabisgebruik en Nadelen aan Gebruik

De meest genoemde reden waarom mensen cannabis gebruiken is om het gevoel van ‘high’ te zijn te ervaren. Dit houdt een gevoel van euforie, ontspanning en perceptuele veranderingen in. Deze veranderingen zijn bijvoorbeeld een intensivering van dagelijkse ervaringen zoals eten, een film kijken of naar muziek luisteren. Wanneer cannabis in een sociale context gebruikt wordt, kan het gevoel van ‘high’ zijn ook inhouden dat er aanstekelijk gelachen wordt of dat er sprake is van een verhoogde spraakzaamheid. Deze

(5)

5 effecten beginnen meestal 30 minuten na het roken van de cannabis en houden aan voor ongeveer één tot twee uur (Hall & Degenhardt, 2009).

Naast het gerapporteerde positieve gevoel van ‘high’ zijn, zijn er nadelige gevolgen aan het gebruik van cannabis. Cannabisgebruikers blijken psychisch ongezonder te zijn dan niet-gebruikers. Twintig procent van de mannen die in de afgelopen 30 dagen cannabis gebruikt hadden voelden zich psychisch minder gezond dan niet gebruikers. Van de vrouwen voelden zich 28 procent psychisch minder gezond dan niet gebruikers (CBS, 2010).

Cannabisgebruikers bleken een verminderde gezondheid ten op zichtte van niet-gebruikers te hebben. Zo bleken zij een verminderde ademhalingsfunctie te hebben en een hoger risico op hart- en vaatziekten (Hall & Degenhardt, 2009). Ook is gebleken dat cannabisgebruikers cognitief zwakker presteren dan niet-gebruikers. Cannabisgebruikers hebben een zwakker werkgeheugen, zwakkere executieve functies en een verminderde aandacht (Lundqvist, 2005). Daarnaast bleken gebruikers tijdens de adolescentie meer aanpassingsproblemen te hebben zoals suïcidale gedachten, depressie of ander illegaal drugsgebruik (Fergusson, Horwood & Swain‐Campbell, 2002). Ook is gebleken dat cannabisgebruik een risicofactor is voor zowel psychoses als de ontwikkeling van

psychotische symptomen (Semple, McIntosh & Lawrie 2005). Om deze redenen is het van belang cannabisgebruik te verminderen.

1.2. Theorie: Impliciete processen en het Duale Processen Model

Voor een behandeling gericht op het verminderen van cannabisgebruik is het van belang dat er gericht wordt op de impliciete processen van deze gebruikers. Dit blijkt uit de review van Wiers & Stacy (2006). Hieruit blijkt dat impliciete processen een rol spelen bij verslaving. Verslaafden bleken een cognitieve bias te hebben, een aandachtsbias. Dit houdt in dat zij een automatische aandacht naar het verslaafde middel hebben. Een voorbeeld hiervan

(6)

6 is dat wanneer een alcoholist in een café zit, zijn aandacht eerder naar een biertje dan naar een frisje getrokken wordt dan de aandacht van een niet-alcoholist. Deze aandachtsbias leidt mogelijk tot gebruik van het middel. Bij verslaving bleken expliciete processen geen rol te spelen (Wiers & Stacy, 2006). Gebruikers hadden geen probleem met begrip van het feit dat er meer nadelen dan voordelen aan gebruik zitten. Desondanks kunnen zij deze automatische neiging tot gebruik niet weerstaan. Om deze reden zijn er interventies gericht op het

verminderen van deze automatische aandacht (aandachtsbias) naar het middel nodig. Wanneer we specifiek naar cannabisgebruik kijken is al uit onderzoek van Field, Eastwood, Bradley & Mogg (2006) gebleken dat cannabisgebruikers een aandachtsbias voor cannabis gerelateerde stimuli hebben. Deze aandachtsbias kan verklaard worden aan de hand van het dual process model (Wiers, Gladwin, Hofmann, Salemink & Ridderinkhof, 2013).

Dit model houdt in dat gedrag wordt bepaald door een combinatie van automatische- en gecontroleerde processen. Vanuit dit perspectief ontstaat cannabisgebruik door een verstoring in balans tussen deze automatische- en controlerende processen. Bij

cannabisgebruik spelen de automatische affectieve processen een sterke rol. Deze processen, zoals de aandachtsbias, kunnen tot cannabisgebruik leiden. Tegelijkertijd worden onder deze omstandigheden de controlerende processen verzwakt. Vanuit dit perspectief wordt het gebruik getriggerd buiten het bewustzijn om en is weinig controle over de reflectieve

processen. Een voorbeeld hiervan is dat een cannabisgebruiker bij het zien van een asbak de neiging heeft te gaan roken. Ondanks dat hij of zij de gevaren van het gebruik kent, de controlerende processen, kan de aandachtsbias op deze manier voor het gebruik van cannabis zorgen.

Er is nog weinig onderzoek naar impliciete processen bij adolescenten gedaan. Wel is er steeds meer bewijs dat dit een rol speelt bij drugs gebruik bij adolescenten (Wiers et al., 2007). Volgens het dual process model zouden jongeren een hoger risico op verslaving

(7)

7 hebben. Dit zou komen doordat jongeren minder goed in staat zijn om hun impulsen te

onderdrukken (Wiers et al., 2007). Hierdoor hebben de automatische affectieve processen, zoals de aandachtsbias, de overhand van de controlerende processen. Dit zou kunnen leiden tot middelengebruik. Om deze reden is het van belang onderzoek te doen naar deze

risicogroep.

1.3. CBM: Eerder Onderzoek

Deze theorie en/of impliciete processen worden in verschillende onderzoeken onderzocht. Een relatief nieuwe behandeling bij verslaving is cognitive bias modification (CBM). CBM is een computertraining die bestaat uit een cognitieve taak. Deze taak richt zich op het herstellen van de balans tussen de impulsieve- en gecontroleerde processen (dual process model). Hierbij worden de impulsieve processen afgezwakt met behulp van trainingen. Op deze manier wordt de aandachtsbias weggetraind.

CBM is al effectief gebleken bij de behandeling van angststoornissen (Hakamata et al., 2010). In deze review worden twaalf studies aangehaald waarin angstsymptomen significant meer afnamen bij de groep die CMB training kreeg dan bij de controlegroep. Niet alleen bij de behandeling van angst is CBM al effectief gebleken, ook bij alcohol verslaving bleek CBM voor een vermindering in alcoholgebruik te zorgen (Wiers, Eberl, Rinck, Becker &

Lindenmeyer, 2011; Schoenmakers et al., 2010).

Bij deze onderzoeken werd de aandachtsbias die de deelnemers hadden door middel van CBM aangepast, waardoor er een verminderde automatische neiging naar bedreigende stimuli of naar de alcohol was. Zoals eerder genoemd hebben ook cannabisgebruikers een aandachtsbias (Wiers & Stacey, 2006; Field, Eastwood, Bradley & Mogg, 2006). Ook uit het onderzoek van Cousijn, Goudriaan en Wiers (2011) is gebleken dat cannabisgebruikers die een sterkere approach bias hebben, een relatief automatische neiging naar cannabis, hun

(8)

8 cannabisgebruik wekelijks verhoogden. Op basis van deze resultaten wordt verwacht dat door middel van een CBM training de aandachtsbias, net zoals bij alcohol, ook bij

cannabisgebruikers aangepast kan worden. De automatische neiging naar cannabis zal hierdoor naar verwachting verminderen. Dit is nog niet eerder onderzocht.

Bij de behandeling van cannabis in een klinische populatie zou de CBM training als aanvullende behandeling kunnen worden gegeven. Uit de review van McRae, Budney & Brady (2003) blijkt cognitieve gedragstherapie (CGT) effect te hebben op een vermindering in cannabisgebruik. Ook wordt hierbij benoemd dat er mogelijk betere effecten kunnen worden gevonden wanneer CGT in combinatie met aanvullende behandelingen wordt

toegepast. Wanneer CBM werkzaam blijkt zou dit een goede aanvulling op CGT kunnen zijn. Het is van belang CBM niet als alleenstaande behandeling maar als een aanvullende

behandeling te geven. De reden hiervoor is dat CBM zich richt op de aanpassing van de aandachtsbias, maar niet direct op een gedragsverandering zoals bij CGT. Een voordeel van CBM is dat er geen therapeutische sessies nodig zijn en er geen scholing voor therapeuten nodig is. Hierdoor is de behandeling kosten-efficiënt. Een ander voordeel is dat CBM, omdat dit een computertraining is, vanuit de thuissituatie zou kunnen worden uitgevoerd. Ook is de behandeling vaak niet emotioneel bezwarend voor patiënten. De reden hiervoor is dat er geen persoonlijke gedachten van de patiënt aan bod komen, er geen sociale interactie nodig is en de patiënt bij de sessies geen zelfinzicht hoeft te hebben (Yiend et al., 2013).

1.4. Het Huidige Onderzoek

In dit onderzoek zal de vraag of CBM werkzaam is bij cannabisgebruik onderzocht worden. CBM zal zich richten op het verminderen van de aandachtsbias voor cannabisstimuli. Wanneer CBM effectief blijkt in het verminderen van de aandachtsbias voor cannabisstimuli wordt er op basis van eerder onderzoek, door een verminderde aandachtsbias, een afname in

(9)

9 cannabisgebruik verwacht. In de meeste eerdere onderzoeken naar een CBM training wordt bij de taak de stimuli waar een aandachtsbias voor is gekoppeld aan neutrale stimuli. Zo wordt in onderzoek naar het effect van CBM op alcoholgebruik gebruik gemaakt van alcoholplaatjes tegenover frisdrankplaatjes (Schoenmakers, Wiers, Jones, Bruce & Jansen, 2007). De

aandachtsbias wordt hierbij van de alcoholplaatjes afgetraind. Frisdrank is hierbij een relatief gezond alternatief voor alcohol. Hierbij wordt er bijvoorbeeld een flesje van een biertje, Heineken, tegenover een Sprite-frisdrankflesje gezet. Deze lijken op elkaar in het opzicht dat beide stimuli drank zijn en gelijk van vorm en kleur.

Wanneer het effect van CBM op cannabisgebruik onderzocht wordt is het lastiger om neutrale plaatjes te koppelen aan cannabisplaatjes, omdat er niet zoals bij het onderzoek van Schoenmakers et al. (2007) een gezond alternatief voor cannabis is. Om deze reden zijn er geen gemakkelijk te koppelen neutrale plaatjes bij cannabisplaatjes. In eerder onderzoek zijn er pogingen gedaan neutrale plaatjes te vinden die qua vorm en kleur gelijk zouden zijn aan cannabisplaatjes. Zo is er bijvoorbeeld gebruik gemaakt van een plaatje van een joint met een asbak tegenover een plaatje van een rol tape met een pen er in. Dit plaatje van de duct-tape met een pen en vergelijkbare plaatjes, zijn mogelijk meer opvallend omdat deze combinaties van stimuli in het echt leven niet vaak voorkomen. Om deze reden zou dit de resultaten kunnen beïnvloeden. De aandacht van de deelnemers zou naar deze opvallende stimuli getrokken kunnen worden. In dit onderzoek is er voor gekozen om naast het gebruik van neutrale plaatjes, gebruik te maken van sportplaatjes. Dit wordt gedaan omdat

sportplaatjes, in tegenstelling tot de neutrale plaatjes, realistische, veel voorkomende, plaatjes zijn. Deze plaatjes zullen daardoor niet als bizarre of opvallende plaatjes worden ervaren, waardoor de aandacht hier niet om deze reden naar getrokken zal worden.

Een andere reden voor het gebruik van sportplaatjes is dat deze mogelijk positief gedrag aanmoedigen. Wanneer er gebruik wordt gemaakt van neutrale plaatjes wordt er alleen

(10)

10 gericht op het afzwakken van negatief gedrag. Uit het onderzoek van Taylor, Oh & Cullen (2013) blijkt dat een enkele sportsessie voor het uitvoeren van een CBM taak zorgt voor een vermindering in aandachtsbias naar alcohol stimuli toe. Op basis hiervan kan worden verwacht dat het aanmoedigen van gezond gedrag zorgt voor een vermindering van de aandachtsbias naar het middel toe en zou hierdoor mogelijk voor een afname in cannabisgebruik kunnen zorgen. Om deze reden wordt verwacht dat door middel van

sportplaatjes niet alleen negatief gedrag afgezwakt wordt maar ook positief gedrag aangeleerd wordt. Hierdoor wordt er een grotere afname in cannabisgebruik verwacht bij gebruik van sportplaatjes tegenover neutrale plaatjes. Het effect van CBM met zowel neutrale- als sportplaatjes op cannabisgebruik zal onderzocht worden.

2. Methode 2.1. Deelnemers

Aan de studie namen 47 proefpersonen deel (19 mannen en 28 vrouwen). De deelnemers waren tussen de 18 en 26 jaar en hadden een gemiddelde leeftijd van 20.5 (SD=1.77) jaar. De proefpersonen waren studenten aan de Universiteit van Amsterdam (UvA). De criteria waar de proefpersonen aan moesten voldoen waren: een minimale leeftijd van 18 jaar hebben en de deelnemer moesten het afgelopen jaar minstens één keer cannabis gebruikt hebben. Deze proefpersonen werden gerekruteerd via het laboratorium van de UvA waarbij de proefpersonen zich zelf konden inschrijven via www.lab.uva.nl. Vervolgens werden er vier afspraken met de deelnemers gemaakt. De deelnemers werden getest in he laboratorium van de UvA. Het selecteren van de deelnemers was in overeenstemming met de ethische commissie. De proefpersonen kregen een beloning van twee proefpersoonpunten voor hun deelname

(11)

11 (19 deelnemers) en de sportconditie (28 deelnemers). In de neutrale conditie werd de aandacht van de cannabis stimuli naar de neutrale plaatjes getraind. In de sportconditie werd de

aandacht van cannabis stimuli naar sportplaatjes getraind.

Tabel 1: Aantal deelnemers per conditie, gemiddelde leeftijd (standaarddeviatie), verdeling man/vrouw over condities.

Sport conditie Neutrale conditie Totaal Aantal 28 19 47 Leeftijd (SD) 20,50 (1,69) 20,49 (1,77) 20,49 (1,72) Sekse: Man 9 Sekse: Vrouw 19 10 19 9 28 2.2. Materialen Vragenlijsten 2.2.1. Algemene vragenlijst

De algemene vragenlijst bestond uit een aantal algemene vragen. Deze vragen vroegen naar het geslacht, leeftijd, geboorteland, medicatie, gewicht en lengte van de deelnemer.

2.2.2. Sport Short-questionnaire (SPOR-S)

De SPOR-S vraagt het sportgedrag van deelnemer uit, hoe vaak en wanneer zij de laatste twee weken gesport hebben. De vragenlijst is opgesteld door de onderzoekers zelf. Deze is

gebaseerd op de vragen over fysieke activiteit uit het artikel van Janssen et al. (2005). De vragenlijst bestaat uit vier items. Een voorbeeld item hiervan is: “Hoe vaak heb je de laatste twee weken gesport?”. Zie hiervoor Bijlage 1.

(12)

12 2.2.3. Cannabis Use Short-questionnaire (CU-S)

De CU-S vraagt het dagelijks cannabisgebruik uit van de afgelopen twee weken. Daarnaast wordt het familiegebruik uitgevraagd. Ook deze vragenlijst is door de onderzoekers zelf opgesteld. De vragenlijst bestaat uit éénzelfde soort vragen als bij de SPOR-S. De vragenlijst bestaat uit vijf vragen. Een voorbeeld item is: “Hoe veel jointjes heb je de afgelopen week gerookt?” (zie Bijlage 2).

2.2.4. The Cannabis Use Disorders Identification Test-Revised (CUDIT-R)

De CUDIT-R (Anderson et al., 2010) vraagt het problematisch cannabisgebruik van

gedurende zes maanden uit. De CUDIT-R bestaat uit acht items en wordt bij 7 items op een 5-punts likert-schaal gemeten en bij 1 item op een 3-5-punts likert-schaal. De totale scores lopen van 0 tot 32. Scores van 8 of hoger zijn indicatief voor een cannabisprobleem. Scores van 12 of hoger indiceren een mogelijke cannabisverslaving. De CUDIT-R heeft een hoge interne consistentie met een cronbach’s alfa van .914. In het huidige onderzoek was dit een

cronbach’s alfa van .747. Ook heeft de CUDIT-R een hoge test-hertest betrouwbaarheid van .871. De discriminante validiteit is .960 (CUDIT-R, Adamson et al., 2010).

Testen

2.2.5. Visual Probe Task

Voor het meten van de aandachtsbias werd gebruik gemaakt van de Visual Probe Task. Dit is een veel gebruikte taak om een aandachtsbias te meten (Miller & Fillmore, 2010). Om deze reden en omdat de taak gemakkelijk in gebruik en materiaal is, is er voor deze taak gekozen. Bij deze taak krijgen de deelnemers een aantal plaatjes te zien.

De taak begint met een fixatie punt (+) in het midden van het beeldscherm voor 500 milliseconden (ms). Vervolgens wordt er zowel links als rechts een plaatje getoond. De

(13)

13 presentie tijd van deze stimuli is random verdeeld en zal voor 200, 500 of 800 ms getoond worden. Dit wordt gedaan om te voorkomen dat deelnemers ritmisch zullen reageren. In de neutrale conditie was dit steeds een cannabisplaatjes en een neutraal plaatje. Een voorbeeld van een neutraal plaatje is een pen en een post-it. Bij de sportconditie was dit steeds een cannabisplaatje en een sportplaatje. Een voorbeeld van een sportplaatje is een hardlopende vrouw of man. De stimuli die per sessie gebruikt werd wisselde. Dit werd gedaan om leereffecten te voorkomen. De verdeling, of het plaatje aan de linker- of rechterkant van het beeldscherm kwam, was ook willekeurig verdeeld. Wanneer deze plaatjes getoond waren verscheen er vervolgens een pijl die naar onder of boven wijst op de linker- of rechterzijde van het scherm. Deze verdeling, bij welk plaatje de pijl ter voorschijn komt, was weer willekeurig verdeeld. De deelnemers moesten hierbij de pijltjestoets naar boven of beneden indrukken op het toetsenbord om de plaats van de pijl te indiceren. De deelnemers hadden 1000 ms om te reageren voordat de volgende plaatjes werden getoond en de volgende trial begon.

De aandachtsbias werd gemeten door de reactietijd vanaf het moment dat de pijl bij het plaatje getoond werd tot de aangegeven respons met de pijltjestoets. De reactietijd werd gemeten in milliseconden (ms). De aanwezigheid van een aandachtsbias werd vastgesteld door de mediaan reactietijd op een pijl bij een cannabisplaatje af te trekken van de mediaan reactietijd op een pijl bij een neutraal plaatje. Hoe hoger de score, hoe groter de

aandachtsbias. De aandachtsbias werd gemeten als manipulatiecheck zodat er gecontroleerd kon worden of de aandachtsbias, naar verwachting, afneemt door de CBM training.

2.2.6. CBM training

Hierbij wordt weer gebruik gemaakt van een Visual Probe Task, maar dan een aangepaste versie. De verdeling, bij welk plaatje de pijl tevoorschijn kwam was niet willekeurig verdeeld.

(14)

14 De aandacht van de deelnemers werd hierbij van de cannabisplaatjes afgetraind. Bij de

sportconditie werd naast het weg trainen van de aandacht van cannabisplaatjes, ook de aandacht naar sportplaatjes toe getraind. In de neutrale conditie condities verscheen in 100 procent van de gevallen de pijl bij een neutraal plaatje en in geen van de gevallen bij een cannabisplaatje. Bij de sportconditie verscheen in 100 procent van de gevallen de pijl bij een sportplaatje en in geen van de gevallen bij een cannabisplaatje.

2.3 Procedure

De training bestond uit vier sessies. Iedere sessie duurde ongeveer 30 minuten. Voor dit onderzoek waren drie weken ter beschikking. De deelnemers werden binnen deze weken getest. Hierbij moest er tussen twee sessies minstens 24 uur zitten.

Bij de eerste sessie werd de deelnemers geïnformeerd over het onderzoek en

vervolgens gevraagd de informed consent in te vullen. Hierna werd gevraagd de Algemene vragenlijst, CU-S, SPOR-S en CUDIT-R in te vullen. Daaropvolgend werd de taak bij de deelnemers afgenomen. De taak bestond uit een oefenblok, een meetblok en een

trainingsblok. Deze taak werd via een laptop van de UvA aangeboden aan de deelnemers. Van te voren werd aan de deelnemers gevraagd de uitleg, die op het beeldscherm getoond werd, goed door te lezen en bij mogelijke onduidelijkheden hier naar te vragen. De onderzoekers bleven in dezelfde ruimte maar keken niet mee met de deelnemer tijdens de taak. De taak begon met een oefenblok. Deze bestond uit 10 trials en was alleen om te oefenen en zal niet worden geanalyseerd. Hierbij werd geen gebruik gemaakt van cannabisplaatjes, maar van plaatjes van bijvoorbeeld een schoen of een bank. Direct daarna begon het meetblok. Hierin werd de aandachtsbias gemeten. Deze bestond uit 40 trials. Vervolgens begon het

trainingsblok, de CBM training. Deze bestond uit 120 trials.

(15)

15 oefenblok en vervolgde met het trainingsblok. Hierbij was geen meetblok. De derde sessie was gelijk aan de tweede sessie.

Bij de laatste sessie voerden de deelnemers eerst de taak uit. De taak begon weer met een oefenblok. Vervolgens begon het meetblok en direct daarna het trainingsblok. Na de training werd aan de deelnemers gevraagd de CU-S en de SPOR-S nogmaals in te vullen.

3. Resultaten

Alle deelnemers hebben de sessies voltooid. Wegens technische omstandigheden is er op de aandachtsbias meting verlies van data van zes deelnemers. De aandachtsbias meting is om deze reden met 41 deelnemers (26 in sportconditie en 15 in neutrale conditie) geanalyseerd. De data van de CBM trainingsblok was volledig en is met 47 deelnemers geanalyseerd. Er bleken een aantal uitbijters te zijn bij alle analyses. Er werden uitbijters gevonden bij de analyses over leeftijd, sekse, aandachtsbias meting, cannabisgebruik en sportgedrag. Omdat deze uitbijters naar waarschijnlijkheid toe te schrijven zijn aan toeval is er voor gekozen deze niet te verwijderen. Voor de analyses met de SPOR-S en CU-S gebruik gemaakt van vraag 4 van de vragenlijst (zie Bijlage 1 en 2).

Bij een aantal uitgevoerde analyses, de factorial mixed ANOVA’s, werd niet voldaan aan de assumpties voor normaliteit: Bij de analyse voor de aandachtbias meting tussen condities werd bij de neutrale conditie op de voormeting (T1) een p-waarde van .042 gevonden. Bij de analyse voor de cannabisgebruik meting werd bij alle condities een

meetmomenten een p-waarde van < .001 gevonden. Als laatste werd ook bij de analyse voor sportgedrag niet voldaan aan de assumptie van normaliteit (T1 Neutraal p=.001; T2 Neutraal p=.003; T1 Sport p=.002; T2 Sport p=.003). Omdat een ANOVA redelijk robuust is tegen afwijkingen op het gebied van normaliteit kan de test alsnog worden uitgevoerd (Field, 2013). Aan de rest van de assumpties werd voldaan.

(16)

16 Aan dit onderzoek namen recreationele cannabisgebruikers deel. Echter bleek uit de resultaten van de CUDIT-R dat een aantal deelnemers hoog op indicatie van een

cannabisprobleem of cannabisverslaving scoorden. Zie Tabel 2.

Tabel 2: CUDIT-R : Aantal deelnemers en gemiddelde (standaarddeviatie).

Groep Aantal Gemiddelde (SD)

Geen cannabisprobleem 36 3,89 (1,80)

Indicatie cannabisprobleem 6 9,83 (0,75) Indicatie cannabisverslaafd 5 15 (2,74)

Totaal 47 5,83 (4,17)

Aandachtsbias

Als eerste werd de manipulatiecheck, de aandachtsbias, geanalyseerd met een Paired Sample T-test. Er werd hierbij getoetst of de deelnemers (van beide condities, sport en neutraal) verschilde op de voor- en nameting op de mate van aandachtsbias. Er werd een afname in de mate van aandachtsbias voor cannabis gerelateerde stimuli verwacht. De aandachtsbias voor cannabis bleek niet significant afgenomen te zijn op de nameting (M=-2.00, SD=27.361) ten op zichtte van de voormeting (M=.21, SD=36.466), t(40)=.316, p=.754. Aan de assumpties werd voldaan.

Vervolgens werd er getoetst of de deelnemers in de sportconditie verschilde van de neutrale conditie in de mate van aandachtsbias op de voor- en nameting. Dit werd getoetst door middel van een Factorial mixed ANOVA. Er werd hierbij verwacht dat de deelnemers in de sportconditie een grotere afname in aandachtsbias voor cannabis hadden dan de neutrale conditie op de nameting. De deelnemers in de neutrale conditie lieten een toename in de mate van aandachtsbias zien en de deelnemers in de sportconditie lieten een afname in de mate van

(17)

17 aandachtsbias zien. Zie hiervoor Tabel 1. Deze relaties tussen conditie en tijd waren echter geen van allen significant. De aandachtsbias verschilde niet significant tussen de

meetmomenten, F(1, 39)=.017, p=.897. Ook waren de verschillen tussen de condities niet significant, F(1, 39)=.899, p=.349. Daarnaast werd er geen interactie effect tussen conditie en meetmoment gevonden, F(1, 39)=.411, p=.525. De resultaten bleken niet naar verwachting.

Tabel 3: De gemiddelde aandachtsbias (standaarddeviaties) voor de sport- en neutrale conditie.

Conditie Voormeting Nameting Effect Neutraal 1,77 (36,34) 5,50 (29,38) 3,73 Sport -0,69 (37,23) -6,33 (25,72) -5,64 Noot. Effect= nameting – voormeting

Cannabisgebruik

Hierna werd er naar het effect van de CBM training gekeken. Met een Factorial mixed ANOVA werd getoetst of de deelnemers van de sportconditie verschilde in de mate van

cannabisgebruik van de neutrale conditie. Hierbij werd een grotere afname in cannabisgebruik bij de sportconditie dan bij de neutrale conditie verwacht. Uit de resultaten bleek echter de mate van cannabisgebruik bij zowel de neutrale- als sport conditie toe te nemen. Zie hiervoor Tabel 2. Deze relaties bleken niet significant te zijn. De mate van cannabisgebruik verschilde niet significant tussen de meetmomenten, F(1, 45)=3.470, p=.069. Ook waren de verschillen tussen de condities niet significant, F(1, 45)=1.811, p=.185. Daarnaast werd er geen interactie effect tussen conditie en meetmoment gevonden, F(1, 45)=.845, p=.363. De resultaten bleken niet naar verwachting.

(18)

18 Tabel 4: Het gemiddelde cannabisgebruik en (standaarddeviaties) voor de sport- en neutrale conditie.

Conditie Voormeting Nameting Effect Sport 1,18 (2,26) 1,43 (2,57) 0,25 Neutraal 2,58 (5,66) 3,32 (6,23) 0.74 Noot. Effect= nameting – voormeting

Sportgedrag

De verwachting dat er een grotere toename in sportgedrag bij de sportconditie dan bij controle conditie zou zijn op de nameting, werd getoetst door middel van factorial mixed ANOVA. Uit de resultaten bleek dat de deelnemers op de nameting minder waren gaan sporten bij zowel de neutrale- als de sportconditie. Zie hiervoor Tabel 3. Deze relaties bleken echter niet

significant te zijn. De mate van sportgedrag verschilde niet significant tussen de

meetmomenten, F(1, 45)=.1.160, p=.287. Ook waren de verschillen tussen de condities niet significant, F(1, 45)=.940, p=.337. Daarnaast werd er geen interactie effect tussen conditie en meetmoment gevonden, F(1, 45)=.585, p=.448. Deze resultaten komen niet overeen met de verwachting.

Tabel 5: Het gemiddelde sportgedrag en standaarddeviaties (tussen haakjes) voor de sport- en neutrale conditie.

Conditie Voormeting Nameting Effect Sport 1,96 (1,93) 1,89 (1,64) -0,07 Neutraal 1,68 (1,83) 1,26 (1,56) -0,42 Noot. Effect= nameting – voormeting

(19)

19 4. Discussie

Het effect van CBM training is in deze studie onderzocht. Er werd verwacht dat

cannabisgebruikers een aandachtsbias voor cannabis gerelateerde stimuli hadden. Deze zou worden aangepast door middel van de CBM training. De resultaten kwamen niet overeen met de gestelde hypotheses. De deelnemers lieten geen aandachtsbias voor cannabis zien en deze werd niet aangepast door de training. Ondanks dat er geen significante verschillen gevonden werden, lijkt er sprake te zijn van een positieve trend. De deelnemers lieten een afname in aandachtsbias voor cannabis zien. En wanneer er specifiek naar de condities gekeken wordt lijken de sportplaatjes een positiever effect dan de neutrale plaatjes te hebben. De deelnemers in de neutrale conditie lieten een toename in de mate van aandachtsbias zien en de deelnemers in de sportconditie een afname in aandachtsbias. Tegen de verwachting in werd er geen afname in cannabisgebruik gevonden. Daarnaast werd het sportgedrag niet aangepast door de training. De vraag is hoe het komt dat deze studie niet de gewenste effecten liet zien.

Als eerste wordt in gegaan op een verklaring voor het feit dat er geen significant verschil in de mate van aandachtsbias op de nameting ten op zichtte van de voormeting werd gevonden. Een zeer aannemelijke verklaring voor de bevinding dat de deelnemers geen aandachtsbias lieten zien zou kunnen zijn dat cannabisgebruikers geen aandachtsbias voor cannabis gerelateerde stimuli blijken te hebben. Hierdoor kan deze ook niet aangepast

worden. Echter is zoals al genoemd uit eerder onderzoek wel gebleken dat cannabisgebruikers een aandachtsbias hebben (Field, Eastwood, Bradley & Mogg, 2006).

Een andere verklaring voor de bevinding dat de aandachtsbias in deze studie niet aangepast werd, zou kunnen zijn dat er in deze studie gebruik is gemaakt van de

studentenpopulatie. In het onderzoek van Field et al. (2006) werd gebruik gemaakt van cannabisgebruikers die regelmatig, ten minste één keer per week, gebruikten. Dit onderzoek

(20)

20 werd uitgevoerd met studenten die recreationeel cannabis gebruiken. Het is waarschijnlijk dat de studenten die aan dit onderzoek deelnamen deze aandachtsbias niet lieten zien doordat zij geen regelmatige of problematische cannabisgebruikers zijn. Echter bleek uit de CUDIT-R dat er in totaal elf deelnemers aan deze studie deelnamen die mogelijk problematische cannabisgebruikers waren. Er kunnen geen conclusies over deze gegevens getrokken worden omdat deze klinische cut-off scores, net zoals bij alcohol-testen, niet voor de

studentenpopulatie gelden. Dit komt doordat studenten vaker dan de gemiddelde populatie problematisch alcohol drinken (Bergman & Källmén, 2002) of cannabis gebruiken.

Ook zou er sprake kunnen zijn van een selectiebias. Dit houdt in dat door de manier waarop de deelnemers geselecteerd zijn, zij niet representatief zijn voor de populatie die bedoeld werd onderzocht te worden (Groenwold, 2013). De studenten die aan dit onderzoek deelnamen hebben zichzelf aangemeld en zijn hierdoor niet willekeurig geselecteerd. Zo is het waarschijnlijk dat er studenten zijn die wel cannabisgebruikers zijn, maar dit niet publiekelijk willen vertellen en hierdoor niet aan dit onderzoek wilden deelnemen. Ook zou het kunnen zijn dat de studenten die een daadwerkelijk cannabisprobleem hadden, geen motivatie hadden om deel te nemen aan dit onderzoek. Zij zijn niet gemotiveerd hun gedrag te veranderen. Deze problematische cannabisgebruikers zouden op basis van eerder onderzoek (Field et al., 2006) mogelijk wel een aandachtsbias voor cannabis hebben.

Een alternatieve verklaring zou het kunnen zijn dat de onderzochte studentenpopulatie geen aandachtsbias lieten zien doordat cannabisgebruik veel voorkomt onder studenten (Trimbos Instituut, 2015). Studenten zijn vrij bekend met en/of gewend aan cannabis gerelateerde stimuli. Zij vinden deze stimuli mogelijk minder opvallend en laten hierdoor geen aandachtsbias voor cannabis zien.

Een verklaring voor de bevinding dat er geen afname in de mate van cannabisgebruik werd gevonden zou kunnen zijn dat de deelnemers niet gemotiveerd zijn om hun gedrag aan

(21)

21 te passen. Zij zijn niet gemotiveerd hun cannabisgebruik aan te willen passen. CBM is een training die bedoeld is als ondersteuning bij gewenste gedragsverandering. Wanneer de motivatie voor gedragsverandering ontbreekt, kan er naar waarschijnlijkheid worden aangenomen dat de training dan niet werkt.

De ontbrekende motivatie bij de geselecteerde deelnemers zou ook een verklaring kunnen zijn voor de bevinding dat de deelnemers door de training niet meer zijn gaan sporten. De deelnemers zijn niet geselecteerd op of zij meer wilden gaan sporten. Naar

waarschijnlijkheid zijn zij niet gemotiveerd hun sportgedrag aan te passen waardoor de training niet voor de gewenste aanpassing in sportgedrag kan zorgen.

Verder heeft deze studie een aantal methodologische tekortkomingen. Deze zouden van invloed kunnen zijn op de gevonden resultaten. Zo is er in dit onderzoek waarschijnlijk gebruik gemaakt van te weinig trainingssessies. Uit het onderzoek van Eberl et al. (2014) bleek dat gemiddeld genomen het grootste trainingseffect zichtbaar was na zes sessies. Bij een aantal deelnemers werden er zelfs grotere effecten gevonden tot een twaalfde sessie. Op basis hiervan kan er worden gesteld dat om een effect van de training te vinden er in

vervolgonderzoek gebruik gemaakt zou moeten worden van minimaal zes sessies.

Ook is er in deze studie geen follow-up onderzoek gedaan. Er kunnen om deze reden geen conclusies worden getrokken over de mate van de aandachtsbias en het effect van de training op lange termijn.

Een andere tekortkoming is mogelijk het aantal deelnemers. Om een effect te kunnen vinden zou het kunnen zijn dat gebruik zou moeten worden gemaakt van meer deelnemers per conditie (Faul, Erdfelder, Buchner & Lang, 2009). Bij een grotere steekproef is er sprake van een hogere power. De power van een test is de waarschijnlijkheid dat er een effect gevonden wordt gegeven dat er een waar effect is (Field, 2013). Met een hogere power is de kans groter dat er een significant resultaat gevonden wordt.

(22)

22 Ondanks dat deze studie niet de gewenste effecten van CBM liet zien waren er een aantal positieve trends te zien. Binnen de weinig beschikbare tijd voor dit onderzoek, weinig sessies en mogelijk niet genoeg deelnemers lijkt de aandachtsbias af te nemen. De

aandachtsbias neemt af wanneer er gebruik wordt gemaakt van sportplaatjes. Er lijken veelbelovende effecten voor het gebruik van sportplaatjes. Wanneer er echter gebruik wordt gemaakt van neutrale plaatjes lijkt er een negatieve trend zichtbaar. De aandachtsbias neemt toe. Het is van belang hier vervolgonderzoek naar te doen. Wanneer er in vervolgonderzoek gebruik wordt gemaakt van een representatieve en grotere steekproef en er daarnaast gebruik wordt gemaakt van meer trainingssessies wordt op basis van deze resultaten een veelbelovend effect van de training met het gebruik van sportplaatjes verwacht. Hierbij zou in

vervolgonderzoek de studentenpopulatie, de recreationele gebruikers, vergeleken kunnen worden met problematische cannabisgebruikers. Hieruit zal blijken of de training, op basis van de gevonden resultaten in dit onderzoek, alleen werkzaam is bij problematische

cannabisgebruikers. Ook is het van belang vervolgonderzoek te doen naar het effect van het gebruik van neutrale plaatjes. Wanneer deze waargenomen negatieve trend ook in

vervolgonderzoek gevonden zou worden, zou dit grote gevolgen kunnen hebben voor de klinische setting. Dit zou namelijk betekenen dat bij het gebruik van neutrale plaatjes de aandachtsbias naar cannabis toe zou nemen en hierdoor mogelijk ook het cannabisgebruik toeneemt.

Kortom, bij het gebruik van een representatieve en grotere steekproef, meer

deelnemers en meer trainingssessies wordt er op basis van eerder onderzoek veelbelovende effecten voor de CBM training verwacht. Er zijn namelijk positieve trends in dit onderzoek zichtbaar. Er lijken ondanks de methodologische tekortkomingen, toch mogelijk ook belovende effecten voor het gebruik van sportplaatjes.

(23)

23 Literatuur

Adamson, S. J., Kay-Lambkin, F. J., Baker, A. L., Lewin, T. J., Thornton, L., Kelly, B. J., & Sellman, J. D. (2010). An improved brief measure of cannabis misuse: the Cannabis Use Disorders Identification Test-Revised (CUDIT-R). Drug and alcohol dependence, 110(1), 137-143.

American Psychiatric Association. (2013). Diagnostic and statistical manual of mental disorders (DSM-5®). American Psychiatric Pub.

Bergman, H., & Källmén, H. (2002). Alcohol use among Swedes and a psychometric evaluation of the alcohol use disorders identification test. Alcohol and Alcoholism, 37(3), 245-251.

CBS (2010). Verkregen op 10-02-2016 van http://www.cbs.nl/nl-nl/menu/themas/gezondheid welzijn/publicaties/artikelen/archief/ 2010/2010-3212-wm.htm.

CBS (2010). Verkregen op 10-02-2016 van

http://jeugdmonitor.cbs.nl/nl-nl/indicatoren/gezondheid-en-welzijn/drugs-gebruik-cannabis-ooit-gebruikt/. Cohen, P. D. A., Abraham, M. D., & Kaal, H. L. (2002). Licit and illicit drug use in the `

Netherlands, 2001. CEDRO.

Cousijn, J., Goudriaan, A. E., & Wiers, R. W. (2011). Reaching out towards cannabis: approach‐bias in heavy cannabis users predicts changes in cannabis use. Addiction, 106(9), 1667-1674.

Eberl, C., Wiers, R. W., Pawelczack, S., Rinck, M., Becker, E. S., & Lindenmeyer, J. (2014). Implementation of Approach Bias Re‐Training in Alcoholism—How Many Sessions are Needed?. Alcoholism: Clinical and experimental research, 38(2), 587-594. Faul, F., Erdfelder, E., Buchner, A., & Lang, A.-G. (2009). Statistical power analyses using

G*Power 3.1: Tests for correlation and regression analyses. Behavior Research Methods, 41, 1149-1160.

(24)

24 Fergusson, D. M., Horwood, L. J., & Swain‐Campbell, N. (2002). Cannabis use and

psychosocial adjustment in adolescence and young adulthood. Addiction,97(9), 1123-1135.

Field, M., Eastwood, B., Bradley, B. P., & Mogg, K. (2006). Selective processing of cannabis cues in regular cannabis users. Drug and alcohol dependence, 85(1), 75-82.

Griffith-Lendering, M. F., Huijbregts, S. C., Vollebergh, W. A., & Swaab, H. (2012).

Motivational and cognitive inhibitory control in recreational cannabis users. Journal of clinical and experimental neuropsychology, 34(7), 688-697.

Groenwold, R. H. (2013). 3 vormen van bias. Ned Tijdschr Geneeskd, 157, A6497.

Hakamata, Y., Lissek, S., Bar-Haim, Y., Britton, J. C., Fox, N. A., Leibenluft, E., ... & Pine, D. S. (2010). Attention bias modification treatment: a meta-analysis toward the establishment of novel treatment for anxiety. Biological psychiatry, 68(11), 982-990. Hall, W., & Degenhardt, L. (2009). Adverse health effects of non-medical cannabis use. The

Lancet, 374(9698), 1383-1391.

Janssen, I., Katzmarzyk, P. T., Boyce, W. F., Vereecken, C., Mulvihill, C., Roberts, C., ... & Pickett, W. (2005). Comparison of overweight and obesity prevalence in school‐aged youth from 34 countries and their relationships with physical activity and dietary patterns. Obesity reviews, 6(2), 123-132.

Jellinek (2015). Verkregen op 10-02-2016 van https://www.jellinek.nl/vraag-antwoord/wat-is-hasj-en-wiet-of-cannabis/.

Lundqvist, T. (2005). Cognitive consequences of cannabis use: comparison with abuse of stimulants and heroin with regard to attention, memory and executive

functions. Pharmacology Biochemistry and Behavior, 81(2), 319-330.

Miller, M. A., & Fillmore, M. T. (2010). The effect of image complexity on attentional bias towards alcohol‐related images in adult drinkers. Addiction, 105(5), 883-890.

(25)

25 Nederlands Jeugd Instituur (2014). Verkregen op 17-02-2016 van http://www.nji.nl/nl/

Factsheet- Alcohol-Cannabis.pdf.

Schoenmakers, T. M., de Bruin, M., Lux, I. F., Goertz, A. G., Van Kerkhof, D. H., & Wiers, R. W. (2010). Clinical effectiveness of attentional bias modification training in abstinent alcoholic patients. Drug and alcohol dependence, 109(1), 30-36.

Schoenmakers, T., Wiers, R. W., Jones, B. T., Bruce, G., & Jansen, A. (2007). Attentional re‐ training decreases attentional bias in heavy drinkers without

generalization. Addiction, 102(3), 399-405.

Semple, D. M., McIntosh, A. M., & Lawrie, S. M. (2005). Cannabis as a risk factor for psychosis: systematic review. Journal of psychopharmacology, 19(2), 187-194. Cannabis as a risk factor for psychosis: systematic review

Solowij, N., Stephens, R. S., Roffman, R. A., Babor, T., Kadden, R., Miller, M. & Vendetti, J. (2002). Cognitive functioning of long-term heavy cannabis users seeking

treatment. Jama, 287(9), 1123-1131.

Taylor, A. H., Oh, H., & Cullen, S. (2013). Acute effect of exercise on alcohol urges and attentional bias towards alcohol related images in high alcohol consumers. Mental Health and Physical Activity, 6(3), 220-226.

Trimbosinstituut (2014). Verkregen op 20-02-2016 van https://assets.trimbos.nl/docs/ 24dd30ba-464f-4dcd-a740-20ac058d310b.pdf.

Trimbosinstituut (2015) Verkregen op 11-04-2016 van https://assets.trimbos.nl/docs/ d628535f-1b3f-4f7c-85d6-70a0e0af0eed.pdf

Wiers, R. W., Bartholow, B. D., van den Wildenberg, E., Thush, C., Engels, R. C., Sher, K. J., ... & Stacy, A. W. (2007). Automatic and controlled processes and the development of

(26)

26 addictive behaviors in adolescents: a review and a model. Pharmacology Biochemistry and Behavior, 86(2), 263-283.

Wiers, R. W., Eberl, C., Rinck, M., Becker, E. S., & Lindenmeyer, J. (2011). Retraining automatic action tendencies changes alcoholic patients’ approach bias for alcohol and improves treatment outcome. Psychological science, 22(4), 490-497.

Wiers, R. W., Gladwin, T. E., Hofmann, W., Salemink, E., & Ridderinkhof, K. R. (2013). Cognitive bias modification and cognitive control training in addiction and related psychopathology mechanisms, clinical perspectives, and ways forward. Clinical Psychological Science, 2167702612466547.

Wiers, R. W., & Stacy, A. W. (2006). Implicit cognition and addiction. Current Directions in Psychological Science, 15(6), 292-296.

World Health Center (z.j.) Verkregen op 12-02-2016 van http://www.who.int/substance_ abuse/facts/cannabis/en/

Yiend, J., Lee, J. S., Tekes, S., Atkins, L., Mathews, A., Vrinten, M., ... & Shergill, S.(2014). Modifying interpretation in a clinically depressed sample using ‘cognitive bias

modification-errors’: A double blind randomised controlled trial. Cognitive Therapy and Research, 38(2), 146-159

(27)

27 Bijlage 1: CU-S

CU-S

1) Hoe vaak heb je in de laatste 2 weken cannabis (wiet of hasj) gebruikt? (we bedoelen het aantal gelegenheden, niet het aantal joints. Als je helemaal geen cannabis gebruikt, kies dan antwoord '0')  0  1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11 - 14  15 - 21  22+

2) Hoe vaak gebruik je normaal gesproken cannabis (wiet of hasj) op de verschillende dagen van de week? (Als je op een bepaalde dag geen cannabis gebruikt, vul dan bij die dag '0' in)

Maandag Dinsdag Woensdag Donderdag Vrijdag Zaterdag Zondag

(28)

28 3) Hoe vaak heb je de laatste 2 weken meerdere keren achter elkaar cannabis (wiet of hasj) gebruikt? (Bijvoorbeeld 2 joints na elkaar roken, of meerdere stukken space-cake gegeten)  Ik gebruik nooit cannabis

 Geen enkele keer  1 of 2 keer  3 of 4 keer  5 of 6 keer  7 keer of vaker

4) Geef hieronder aan hoeveel jointjes je de afgelopen week hebt gerookt. De 1ste dag heeft betrekking op gisteren, de 2de dag op eergisteren, etc. (als het vandaag bijvoorbeeld

woensdag is, dan gaat dag 1 over gisteren [dinsdag], dag 2 over eergisteren [maandag], en is dag 7 dezelfde dag als vandaag [woensdag])

Dag 1 (gisteren) Dag 2 (eergisteren) Dag 3 Dag 4 Dag 5 Dag 6 Dag 7

5) Hoeveel van je eerste en tweede graads familie-leden hebben ooit in hun leven een

cannabis gebruik probleem gehad? (1ste graads: vader, moeder, broer, zus; 2de graads: opa, oma, oom, tante) Beide invullen graag.

Eerste graads Tweede graads

(29)

29 Bijlage 2: SPOR-S

SPOR-S

1) Hoe vaak heb je in de laatste 2 weken gesport geweest? Sporten kan in team verband zijn, met vrienden of bij een sport vereniging, maar ook solo sport activiteiten, fitnessen of een lange wandeling. Als je helemaal niet gesport hebt, kies dan antwoord '0')

 0  1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11 - 14  15 - 21  22+

2) Hoe vaak sport je normaal gesproken op de verschillende dagen van de week? (Als je op een bepaalde dag niet sport, vul dan bij die dag '0' in)

Maandag Dinsdag Woensdag Donderdag Vrijdag Zaterdag Zondag

(30)

30 3) Hoe vaak heb je de laatste 2 weken meerdere keren gesport? (Bijvoorbeeld zowel ’s

ochtends als ’s avonds naar de sportschool)  Ik sport nooit

 Geen enkele keer  1 of 2 keer  3 of 4 keer  5 of 6 keer  7 keer of vaker

4) Geef hieronder aan hoe vaak je de afgelopen week hebt gesport. De 1ste dag heeft betrekking op gisteren, de 2de dag op eergisteren, etc. (als het vandaag bijvoorbeeld

woensdag is, dan gaat dag 1 over gisteren [dinsdag], dag 2 over eergisteren [maandag], en is dag 7 dezelfde dag als vandaag [woensdag])

Dag 1 (gisteren) Dag 2 (eergisteren) Dag 3 Dag 4 Dag 5 Dag 6 Dag 7

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

A scaling analysis shows that under EW, the evolution of the drop size distribution displays self-similar characteristics that significantly deviate from classical breath

To assess the incidence of baseline hydronephrosis in patients who received either 600mg/m2 or 500mg/m2 of LY23 15 14. To assess the correlation between hydronephrosis and

Dus niet praten met je sok, maar elke dag iets oprui- men, ‘al is het maar een oude lippenstift’, der- tig dagen lang, om een nieuwe gewoonte in je hersenen te laten inslijten..

The article ‘Understanding online communities on social networks via the notion of imagined communities: the case of TripΑdvisor’ examines the function of TripAdvisor from the

To validate the functionality of the DCMEAs and the unidirectionality of the channels, we cultured cortical neurons in both chambers, and used visual inspection,

the diagnosis and treatment of aortic diseases; Section 9 Atherosclerotic lesions of the aorta; Chapter 9.2 Mobile aortic thrombosis) consensus is based on experts’ opi- nion (level

Using the observation of the density ρ, we reformulate problem (i) as a linear inverse problem, and we investigate Tikhonov regularization for its stable solution; the identification

gescheiden domeinen die zich in een ‘modale indifferentie’ tot elkaar verhouden. Aangezien de ‘masculiene’ pool van de ‘wil’ verantwoordelijk is gesteld voor de