• No results found

De invloed van psychopathie op de herkenning van emoties in gezichtsuitdrukkingen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De invloed van psychopathie op de herkenning van emoties in gezichtsuitdrukkingen"

Copied!
28
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bachelor These:

De invloed van psychopathie op de

herkenning van emoties in

gezichtsuitdrukkingen

Naam: Anna de Zwart

Studentnummer: 10205446

Begeleider: Corine Dijk

Universiteit van Amsterdam

Aantal woorden: 5026

(2)

Inhoudsopgave

Inleiding 3

Eerste deelparagraaf: Hebben psychopaten meer moeite met het herkennen van

angstige emotionele gezichtsuitdrukkingen? 6

Tweede deelparagraaf: Of wijken psychopaten ook af wat betreft de herkenning van andere emoties in gezichtsuitdrukkingen en presteren zij soms zelfs beter? 11

Conclusies en Discussie 16

(3)

Inleiding

Door de afschildering van psychopaten in de media heeft iedereen wel een beeld in zijn hoofd van wat hij zich voorstelt bij een psychopaat: koelbloedig, agressief, vrij van schuldgevoelens, misschien ook wel iemand die er plezier aan beleeft anderen pijn te doen. Ook hebben velen het idee dat psychopaten minder goed zouden functioneren op emotioneel gebied. Wat in het gedrag van de psychopaat, maar ook in de klinische literatuur duidelijk naar voren komt, is dat er bij psychopaten sprake is van een vorm van emotioneel gebrek (Hare, 1991, aangehaald in Blair, 2004). Dit blijkt onder andere uit het gebrek aan schuldgevoelens en spijt, wat zich manifesteert in een gebrek aan empathie. Dit kan ook tot maatschappelijke consequenties leiden. Psychopaten zorgen voor veel overlast en onrust in de samenleving, met name wanneer zij met justitie in aanraking komen door hun gebrek aan agressiecontrole (Hare & McPherson, 1984). Wanneer er meer duidelijkheid is over de reden dat psychopaten moeite hebben met de remming van agressie, zou hier in de behandeling op kunnen worden ingespeeld en zouden er eventueel preventieve maatregelen kunnen worden genomen.

Blair (1995) heeft hier in zijn theorie over de remming van agressie bij

psychopaten een mogelijke verklaring voor ontwikkeld. Hij bouwde voort op de theorie van Lorenz (1966, aangehaald in Blair, 1995), een onderzoeker naar etiologie. Lorenz ontwikkelde een theorie over hoe bij sociale dieren agressie wordt gecontroleerd. Hij stelde namelijk dat wanneer het slachtoffer een teken van onderdanigheid vertoont, dit er voor zou zorgen dat de aanvaller zijn aanval staakt. Op deze manier zou agressie bij dieren worden geremd. Blair (1995) veronderstelde dat dit ook geldt voor mensen. Deze tekenen van onderdanigheid van het slachtoffer, zoals bijvoorbeeld het vertonen van een angstige gezichtsuitdrukking, werken afstotend voor de agressor. Hierdoor zal hij

(4)

zich terugtrekken en de aanval staken. Dit mechanisme noemde Blair het Violence

Inhibition Mechanism (VIM). Niet altijd zal ieder teken van onderdanigheid van het

slachtoffer leiden tot de staking van de aanval van de agressor. Wanneer de agressor hier zijn zinnen op gezet heeft is het mogelijk om zijn aanval voort te zetten, maar dit is volgens de theorie wel een automatische neiging die ieder mens ervaart.

Volgens Blair wordt verondersteld dat het verminderde vermogen aan empathie dat wordt gezien bij psychopaten, er voor zorgt dat deze remming van agressief gedrag niet optreedt. Dat wil zeggen dat hij zich niet zal terugtrekken wanneer het slachtoffer zijn teken van onderdanigheid toont. Hiertoe leidt de koelbloedigheid die gezien wordt bij psychopaten.

In de literatuur worden vaak angstige uitdrukkingen gebruikt als een teken van onderdanigheid, om het effect hiervan op de remming van agressie te onderzoeken. Een belangrijke voorspelling die voortkomt uit de theorie van Blair (1995) is dat

psychopaten in mindere mate in staat zijn om angst in een gezichtsuitdrukking te herkennen. Als deze voorspelling op waarheid zou berusten, zou dit het feit dat psychopaten minder gevoelig zijn voor tekenen van onderdanigheid van hun

slachtoffers verklaren. Wanneer de angst in het slachtoffer niet herkend wordt, kunnen zij hun gedrag hier ook niet op aanpassen. De angstige gezichtsuitdrukking maakt als het ware geen indruk op de psychopaat, waardoor dit ook niet afstotend werkt en hij zijn agressieve gedrag zal voortzetten.

Om dit te onderzoeken, moet duidelijk zijn wanneer men kan spreken over

psychopathie. Dit is het geval wanner er aan de definitie uit de DSM5 (Diagnostic Manual

of Mental Disorders) is voldaan, het internationaal meest gebruikte classificatie systeem

voor psychiatrische aandoeningen. Psychopathie wordt hier beschreven als een

(5)

dit type zijn een aantal facetten van eigenschappen verbonden: kilheid, agressie,

manipuleren, vijandigheid, bedriegen, narcisme, onverantwoordelijkheid, roekeloosheid en impulsiviteit. Om psychopathie te meten wordt in de praktijk het meeste gebruik gemaakt van de PCL-R: Psychopathy Check List – Revised, van Hare. (2003) Deze checklist wordt aan de hand van een klinisch interview of een dossier studie door een behandelaar ingevuld.

In dit literatuuroverzicht wordt onderzocht of er ondersteuning is gevonden voor de theorie van Blair (1995), die stelt dat psychopaten moeite hebben met het herkennen van angst in gezichtsuitdrukkingen, of dat het wellicht anders in elkaar zit. Het zou ook kunnen dat psychopaten een algemeen gebrek hebben wat betreft de herkenning van emoties, of dat er helemaal geen gebrek is.

(6)

Hebben psychopaten meer moeite met het herkennen van angstige gezichtsuitdrukkingen?

Wanneer blijkt dat psychopaten moeite hebben met de herkenning van angst in gezichtsuitdrukkingen en niet met andere emoties, zou dit ondersteuning voor de

Violence Inhibition Mechanism theorie kunnen betekenen. Doordat psychopaten angst

niet in een gezichtsuitdrukking herkennen, kan als gevolg hier van de remming van agressie niet optreden. In de literatuur zijn er zowel studies die deze theorie

onderstrepen als ontkrachten. Als we meer weten over de factoren die er voor zorgen dat er wel een gebrek in de herkenning van angstige gezichtsuitdrukkingen gevonden is, vertelt dat ons meer over hoe de herkenning van emotionele gezichtsuitdrukkingen bij psychopaten werkt en wat dit voor eventuele invloed kan hebben op de remming van agressie.

Er worden verschillende methoden gebruikt om de herkenning van emoties in gezichtsuitdrukkingen te meten. Dit zou van invloed kunnen zijn op de resultaten, omdat de eigenschappen van een methode bepalen wat er gemeten wordt in het onderzoek. Het gebruik van een goede methode is een voorwaarde voor het vinden van een betrouwbaar resultaat. Eén methode die gebruikt wordt is het aanbieden van

emotionele gezichten van een verschillende intensiteit. Dit kan worden bewerkstelligd door simpelweg meerdere uitdrukkingen van een hoge (een uitdrukking die duidelijk een bepaalde emotie uitdrukt) of lage intensiteit (een emotionele uitdrukking die

lastiger te onderscheiden is en dichter bij een neutraal gezicht ligt) te tonen, of door een neutraal gezicht geleidelijk te laten overgaan in een emotionele uitdrukking. Wanneer een geleidelijke overgang van een neutraal naar een emotioneel gezicht gebruikt werd, is gevonden dat psychopaten meer moeite hadden met de herkenning van angstige

(7)

gezichten dan controles (Blair, 2004; Mitchell, 2006; Montagne, 2005). Zij hadden een duidelijker emotioneel gezicht nodig om een emotie te herkennen in een

gezichtsuitdrukking, en daarnaast maakten zij meer fouten. Wat betreft de herkenning van de andere emoties was er geen verschil gevonden tussen psychopaten en controles. In deze onderzoeken zaten de deelnemers achter een computerscherm waar de

gezichtsuitdrukkingen op getoond werden. Deze uitdrukkingen veranderden geleidelijk in stappen van een neutraal naar een emotioneel gezicht. Zodra zij dachten een emotie in de uitdrukking te herkennen, moesten zij dit aangeven. Hiermee is een resultaat in lijn met de Violence Inhibition Mechanism theorie van Blair gevonden, namelijk dat

psychopaten moeite hebben met de herkenning van angstige uitdrukkingen en niet met de herkenning van andere emoties. Het gebruik van deze methode geeft ook informatie over de sensitiviteit van de deelnemers, namelijk of psychopaten ook bij een lage intensiteit in staat zijn een emotie in het gezicht te detecteren. Dit bleek niet het geval, psychopaten bleken bij een hogere intensiteit van de emotionele uitdrukking pas in staat om een emotie te kunnen detecteren dan controles.

Een tweede methode is het direct aanbieden van een prototypisch emotionele gezichtsuitdrukking, waarna de deelnemers de emotie in het gezicht moeten benoemen. Bij deze methode wordt alleen gemeten of de deelnemers in staat zijn een emotionele uitdrukking in volle intensiteit te herkennen. Deze methode zegt niets over de

sensitiviteit van de deelnemer. Wanneer prototypische emotionele uitdrukkingen aan de deelnemers werden getoond, bleek dat psychopaten meer fouten maakten dan controles bij het herkennen van angstige gezichtsuitdrukkingen. Wat betreft de herkenning van de andere emoties bleek geen verschil te zijn tussen psychopaten en controles (Stevens, 2001, Iria & Barbosa, 2009).

(8)

Uit deze studies blijkt dat zowel bij het aanbieden van een prototypische emotionele gezichtsuitdrukking, als bij uitdrukking van verschillende intensiteit, psychopaten meer moeite hebben met het herkennen van angstige gezichten dan controles. Hier kan uit worden opgemaakt dat psychopaten ook minder sensitief zijn wat betreft de herkenning van een angst, aangezien zij ook bij een lage intensiteit meer moeite hadden met het herkennen van angst in de uitdrukkingen.

Wat wel genoemd moet worden, is dat in deze onderzoeken verschillende soorten deelnemers gebruikt zijn. Deze deelnemers bezitten wellicht verschillende eigenschappen, die er voor zouden kunnen zorgen dat zij verschillen in de mate waarin zij in staat zijn emoties in gezichtsuitdrukkingen te herkennen. In die zin zou dat de resultaten kunnen beïnvloeden. Om deze reden is het van belang te kijken naar de populatie van de deelnemers. Psychopathie wordt vaak geassocieerd met criminaliteit (Hare & McPherson, 1984). Echter zijn dit twee verschillende populaties, niet iedere psychopaat heeft een crimineel verleden en niet iedere crimineel is een psychopaat. Helaas zijn er toch veel psychopaten die met justitie in aanraking komen (Hare & McPherson, 1984). De vraag is of het de antisociale eigenschappen zijn die ook bij criminelen gezien worden, die zorgen voor het gebrek in de herkenning van angst in gezichtsuitdrukkingen of dat het een gebrek is dat specifiek aan psychopathie toe te schrijven is.

Wanneer gebruikt werd gemaakt van een criminele populatie is gevonden dat criminele psychopaten slechter presteerden wat betreft de herkenning van specifiek angstige gezichten, vergeleken met criminele niet-psychopaten. Zij bleken een duidelijkere emotionele gezichtsuitdrukking nodig te hebben om een emotie te

herkennen, en daarnaast gaven zij bij meer gezichtsuitdrukkingen de verkeerde emotie aan (Blair, 2004, Mitchell 2006). Een manier om het probleem van verschillende

(9)

populaties te ondervangen, is door gebruik te maken van 4 vier groepen (Iria & Barbosa, 2006). Deze groepen bestonden uit criminele psychopaten, criminelen zonder

psychopathie, niet-criminele psychopaten, en deelnemers die geen psychopathie vertoonden en ook geen criminele achtergrond hadden. Je zou kunnen stellen dat met deze onderzoeksopzet men het beste het onderscheid kan maken tussen de invloeden van psychopathie en criminaliteit op de herkenning van angst in gezichtsuitdrukkingen, omdat ze allemaal met elkaar vergeleken worden. Uit de resultaten bleek dat zowel de criminele als niet-criminele psychopaten meer moeite hadden met het herkennen van angstige gezichtsuitdrukkingen vergeleken met de niet-psychopaten groepen (Iria & Barbosa, 2009). Hier komt uit naar voren dat de verwerking van emotionele

gezichtsuitdrukkingen zowel bij criminele als niet-criminele psychopaten hetzelfde is, zij laten beiden dit gebrek in de herkenning van specifiek angstige uitdrukkingen zien. Hieruit zou men kunnen opmaken dat de relatie tussen psychopathie en de herkenning van angstige gezichten niet te wijten is aan het feit dat de deelnemers criminelen waren, maar psychopaten.

Een derde aspect wat wellicht van belang zou kunnen zijn voor het vinden van een gebrek in de herkenning van emotionele gezichtsuitdrukkingen, is de tijd die de deelnemers krijgen om de stimulus te bestuderen. Oftewel, hoe lang ze de tijd hebben om te bedenken welke emotie zij zien in het gezicht voordat zij hun reactie moeten geven. Dit is van belang, omdat hoe meer tijd er over heen gaat, hoe meer tijd er is voor de deelnemer om na te denken over zijn reactie. De deelnemer geeft dan niet meer een intuïtieve, emotionele respons, maar heeft de tijd om zijn keuze te beredeneren. Het is de vraag met welk aspect psychopaten moeite hebben; juist het intuïtieve, snelle beslissen, of de langzamere, meer bewuste verwerking van informatie. (Le Doux, 1996,

(10)

aangehaald in Kosson, 2002). Op deze manier zou de factor tijd voor verschillende resultaten kunnen zorgen.

Eén methode die wordt gezien in de literatuur is het aanbieden van de emotionele gezichtsuitdrukking voor een korte periode, namelijk 2 of 3 seconden. Daarna moesten de deelnemers aangeven welke emotie zij in het gezichten dachten te herkennen. Uit de resultaten bleek wederom dat de psychopaten meer moeite hadden met het herkennen van angst dan controles. Zij hadden namelijk een kleinere kans om angst in een gezichtsuitdrukking te herkennen, en daarnaast was er geen gebrek

gevonden wat betreft de herkenning van de andere emoties (Blair, 2004, Stevens, 2001, Mitchell, 2005). Uit een andere studie waarbij de deelnemers alle de tijd kregen om de gezichtsuitdrukking te bestuderen, werd ook een resultaat in lijn met de Violence

Inhibition Mechanism theorie gevonden (Montagne, 2005). Uit deze studie kwam naar

voren dat psychopaten meer fouten maakten wat betreft de herkenning van angstige gezichtsuitdrukkingen en niet wat betreft andere emoties.

De besproken studies wezen er allen op dat zowel bij criminele als niet-criminele psychopaten een gebrek in de herkenning van angst in een gezichtsuitdrukking

gevonden is. Dit gold zowel wanneer de stimuli kort of voor onbepaalde tijd werden aangeboden, als wanneer dit prototypische uitdrukkingen waren is of uitdrukkingen van een lage intensiteit. De studies die een alternatieve uitkomst als resultaat hebben zijn echter nog niet besproken.

(11)

Of wijken psychopaten ook af wat betreft de herkenning van andere emoties in gezichtsuitdrukkingen en presteren zij soms zelfs beter?

Er zijn ook studies gedaan naar de herkenning van emotionele

gezichtsuitdrukkingen bij psychopaten, waarbij andere resultaten naar voren zijn gekomen. In een aantal van deze studies werd een gebrek in de herkenning van

verdrietige gezichten gevonden. Dit is onder andere onderzocht door de deelnemers een neutraal gezicht te tonen, wat langzaam veranderde in een emotioneel gezicht (Dolan & Fullam, 2006). In deze studie werd een in een criminele populatie onderscheid gemaakt tussen psychopaten en niet-psychopaten, die werden vergeleken met elkaar en een gezonde controlegroep. De deelnemers namen plaats achter een computerscherm, hierop werd een gezicht aangeboden dat in eerste instantie neutraal was. Dit gezicht veranderde geleidelijk in een emotionele uitdrukking met een intensiteit van 25, 50, 75 of 100 procent. Gemeten werd de reactietijd en het aantal fouten dat door de

deelnemers werd gemaakt. Uit de resultaten bleek dat de criminele psychopaten langer de tijd nodig hadden om een emotie in een gezicht te herkennen dan controles. Tevens kwam naar voren dat de criminele psychopaten meer fouten maakten wat betreft de herkenning van verdriet dan controles, deze bevinding werd gevonden bij ieder niveau van intensiteit van de verdrietige gezichtsuitdrukkingen.

Wanneer de emotionele gezichtsuitdrukkingen op een prototypische wijze werden aangeboden, is een soortgelijk resultaat gevonden (Eisenbarth, 2008). In deze studie werd wederom gebruik gemaakt van criminele psychopaten, criminelen zonder psychopathie en een controle groep als deelnemers. Het experiment bestond uit twee condities. In de eerste conditie kregen zij voor minder dan een seconde een duidelijk emotionele gezichtsuitdrukking te zien, waarna zij op een toetsenbord moesten

(12)

aangeven welke emotie zij dachten te hebben herkend. Iedere emotie had zijn eigen toets toegewezen gekregen, die de deelnemers moesten indrukken wanneer zij van mening waren die bepaalde emotie te hebben gezien. Zij konden nadat zij de uitdrukking hadden gezien hun reactie geven, of als ze heel snel waren eventueel al terwijl de

gezichtsuitdrukking in beeld was. Na afloop werd aan de deelnemers gevraagd naar de

arousal die zij ervoeren bij het zien van de gezichtsuitdrukking. Met arousal werd de mate waarin de deelnemers zich emotioneel geraakt voelden door de

gezichtsuitdrukking bedoeld. In de tweede conditie, oftewel het tweede deel van het experiment, werden de gezichtsuitdrukkingen getoond tot de deelnemers hun reactie hadden gegeven. Hier hadden zij dus onbeperkt de tijd om na te denken over hun respons. Deze studie had tot resultaat dat de psychopaten het slechtst gepresteerd hadden wat betreft het categoriseren van de emoties. Er bleek geen verschil te zijn tussen de condities waarbij de stimulus minder dan een seconde werden getoond, en de conditie waarbij zij alle tijd kregen voor hun reactie. Ook kwam naar voren dat de

psychopaten alle emotionele uitdrukkingen als minder arousing hadden ervaren, dat wil zeggen dat zij er minder emotioneel door geraakt waren dan de andere groepen. De voornaamste bevinding bleek dat tussen de criminele psychopaten en de criminelen zonder psychopathie, het enige verschil bleek dat de psychopaten meer fouten maakten wat betreft de herkenning van verdrietige gezichtsuitdrukkingen.

Een andere bevinding waar meerdere onderzoekers op stuitten, was dat

psychopaten ook moeite zouden hebben met de herkenning van walging (Kosson, 2002; Hansen, 2008). Dit is onderzocht bij criminelen psychopaten, vergeleken met criminele niet-psychopaten. Bij deze onderzoeksopzet werden prototypisch emotionele

gezichtsuitdrukkingen gebruikt, die of kort werden aangeboden (Kosson, 2002) of in beeld waren tot dat de deelnemers hun respons gaven (Hansen, 2008). Gevonden was

(13)

dat de criminele psychopaten meer fouten maakten wat betreft de herkenning van walging in de gezichtsuitdrukkingen dan criminelen zonder psychopathie.

Andere onderzoekers probeerden ook een relatie tussen psychopathie en een gebrek in de herkenning van emotionele gezichtsuitdrukkingen aan te tonen, maar zij vonden eerder een tegengesteld resultaat (Pham, 2010). Dit onderzochten zij door gezichtsuitdrukkingen van verschillende intensiteit te gebruiken, namelijk 30, 70 en 100 procent. De deelnemers waren wederom psychopaten met een criminele achtergrond, criminelen zonder psychopathie en een controlegroep. Ook hier werd gebruik gemaakt van een computerscherm waar de uitdrukkingen op werden aangeboden, alleen dit keer waren er na drie seconden ook zeven schalen te zien onder de gezichtsuitdrukking. Iedere schaal stond voor een emotie, namelijk blij, bang, boos, verdrietig, verrast, beschaamd en tevreden. Dit waren zeven-puntse schalen, waarbij de deelnemers

moesten aangeven hoe intens zij deze emotie terugzagen in de gezichtsuitdrukking. Pas nadat alle schalen waren ingevuld, kwam de volgende gezichtsuitdrukking in beeld. Een emotie was correct herkend, wanneer de schaal die de hoogste score had gekregen, correspondeerde met de emotie die door het gezicht werd uitgedrukt. Uit de resultaten bleek dat controles het beter deden dan criminelen en de criminele psychopaten, maar er was geen correlatie gevonden tussen psychopathie en de accuraatheid van de herkenning van emoties in de gezichtsuitdrukkingen (Pham, 2010).

Hier is geen aanwijzing gevonden voor een gebrek in de herkenning van emoties in gezichtsuitdrukkingen bij psychopaten. Uit sommige studies blijkt zelfs dat

psychopaten het even goed, zo niet beter doen dan controles (Glass & Newman, 2006; Del Gaizo, 2001). Dit is onderzocht door aan criminele psychopaten en criminelen zonder psychopathie voor een paar seconden prototypisch emotionele gezichten te tonen op een computerscherm. Uit de resultaten bleek, tegen de verwachtingen in, dat

(14)

psychopaten even goed, zo niet beter deden dan controles wat betreft de herkenning van alle emoties, namelijk blijdschap, woede, angst en verdriet.

Er is nog een aanwijzing dat psychopaten het op bepaalde gebieden beter doen dan controles (Del Gaizo, 2001). In dit onderzoek is een relatie gevonden tussen

psychopathie en de herkenning van angst in gezichtsuitdrukkingen, maar dit keer bleek de relatie positief. Dat wil zeggen dat hoe hoger de score op psychopathie, hoe beter men was in het herkennen van angst in gezichtsuitdrukkingen. In deze studie is een niet-forensische steekproef gebruikt, in tegenstelling tot de meeste studies. Deelnemers waren studenten die meededen voor proefpersoonpunten. Als voordeel hier van, wordt genoemd dat in een niet-klinische populatie er ook minder kans is op andere As-I stoornissen bij de deelnemers (Del Gaizo, 2001). Wanneer er naast psychopathie ook sprake is van een andere stoornis, is het minder duidelijk of het gevonden gedrag toe te schrijven is aan psychopathie of een andere stoornis. In dat opzicht zou het voordelig kunnen zijn om studenten als deelnemers te nemen. Ook zou aangevoerd kunnen worden, dat het onwenselijk is om studenten te gebruiken in plaats van psychopaten met een klinische diagnose. Wanneer studenten een hoge score op psychopathie rapporteren, zou dit een andere populatie kunnen betreffen dan wanneer dit criminele psychopaten zijn. Studenten zijn in eerste instantie een stuk jonger, en er is bij

studenten over het algemeen sprake van minder ernstige problematiek. Dit zou een eventuele verklaring kunnen zijn voor het feit dat er uit deze studie zo’n onverwacht resultaat gevonden is.

Er zijn ook aanwijzingen gevonden voor een algemeen gebrek bij de herkenning van emoties in gezichtsuitdrukkingen bij psychopaten (Hastings, 2008). Dit is

onderzocht bij criminele psychopaten en criminelen zonder psychopathie. Zij kregen gezichtsuitdrukkingen te zien van een intensiteit van 60 of 100 procent. Zij konden

(15)

wederom op een zeven-puntse schaal aangeven hoe intens zij een emotie in het gezicht uitgedrukt zagen. Ditmaal werd gebruik gemaakt van zes emoties waar de deelnemers uit konden kiezen, namelijk blijdschap, woede, verdriet, angst, schaamte en verrassing. De schalen liepen van links “helemaal niet” naar rechts “heel intens”. De deelnemers hadden onbeperkt de tijd om alle schalen in de vullen. Wanneer de emotie die door het getoonde gezicht overeenkwam met de schaal die de hoogste score had gekregen, werd dit als een correcte herkenning gerekend. Uit de resultaten bleek een overall negatieve correlatie tussen de score op psychopathie en correctheid in de herkenning van de gezichtsuitdrukkingen. Wat betreft de specifieke emoties, was er een significante negatieve correlatie gevonden tussen de correctheid in de herkenning van blije en verdrietige gezichten en psychopathie. Wat betreft de herkenning van de andere emoties was de relatie ook negatief, maar niet significant. Dit suggereert een algemeen gebrek in de herkenning van emoties in gezichtsuitdrukkingen (Hastings, 2008).

Uit al deze studies komen zeer verschillende resultaten naar voren. Sommigen komen tot de conclusie dat er bij psychopaten een gebrek is wat betreft de herkenning van verdrietige gezichten (Dolan & Fullam, 2006; Eisenbarth, 2008). Ook is gevonden dat psychopaten meer fouten maken bij de herkenning van de emotie walging (Kosson, 2002; Hansen, 2008), of dat psychopaten een algemeen gebrek hebben in de herkenning van emoties, en niet wat betreft specifieke emoties (Hastings, 2008). Andere

aanwijzingen duiden er weer op er geen relatie gevonden is tussen psychopathie en emotie herkenning (Pham, 2010) of dat psychopaten het net zo goed, zo niet beter doen dan controles (Del Gaizo, 2001; Glass & Newman, 2006).

Bij al deze studies zijn bepaalde factoren in acht genomen, namelijk de populatie deelnemers die zijn gebruikt, de tijd dat de gezichtsuitdrukkingen werden aangeboden, en de intensiteit van de emotie die het gezicht uitdrukte. Deze variabelen blijken niet

(16)

doorslaggevend te zijn voor een bepaald resultaat. Het blijkt niet zo te zijn dat wanneer de populatie, de methode of de duur hetzelfde is, er ook hetzelfde resultaat gevonden wordt. Hetzelfde resultaat kan worden gevonden bij zowel een aanbieding van gezichten van een verschillende intensiteit als bij een prototypische uitdrukking. Dit geldt ook voor een wel of niet klinische populatie, of het feit dat de deelnemers kort of lang de tijd hebben gekregen voor hun respons.

(17)

Conclusies en discussie

Uit dit literatuuroverzicht blijkt dat het onderzoeksveld van de herkenning van emotionele gezichtsuitdrukkingen bij psychopaten nog heel verdeeld is. Er zijn studies en auteurs die de Violence Inhibition Mechanism theorie van Blair aanhangen, maar er zijn ook studies die theorie deze ontkrachten (Glass & Newman, 2006, Montagne, 2005). Het merendeel van de studies, maar niet allen, laat zien dat psychopaten meer moeite hebben met het herkennen van emoties in gezichtsuitdrukkingen, maar dat dit niet altijd angstige gezichtsuitdrukkingen blijken te zijn. Daarmee kan in dit literatuuroverzicht geen volledige ondersteuning voor de Violence Inhibition Mechanism theorie gegeven worden, maar kan deze ook niet worden afgeschreven. Dit omdat uit er wel studies zijn die een gebrek in de herkenning van specifiek angstige uitdrukkingen hebben gevonden, maar er zijn ook veel studies die een alternatieve bevindingen hebben aangetoond.

Deze alternatieve bevindingen zijn dat psychopaten moeite hebben met de herkenning van walging en verdriet in gezichtsuitdrukkingen, dat er geen relatie tussen psychopathie en de herkenning van emoties in gezichtsuitdrukkingen is gevonden en dat psychopaten soms even goed of zelfs beter lijken te presteren dan controles. Wat zou kunnen worden gesteld, is dat als er een gebrek bestaat bij psychopaten in de

herkenning van emoties in gezichtsuitdrukkingen, dat dit waarschijnlijk erg klein zal zijn en wellicht van weinig klinische significantie (Pham, 2010). Anderen stellen dat deze afwijking van psychopaten waarschijnlijk erg subtiel zal zijn (Kosson, 2002).

Een kanttekening bij deze conclusies is dat de verschillende steekproeven van deelnemers die gebruikt zijn, wellicht niet met elkaar te vergelijken zijn. In sommige studies is gebruik gemaakt van criminele psychopaten en in andere gevallen studenten met een psychopathische trekken. De vraag is of deze twee populatie hetzelfde beeld

(18)

van psychopathische kenmerken laten zien. Het zou kunnen zijn dat psychopaten in een forensische instelling grotere problematiek vertonen dan studenten, aangezien deze studenten nog wel kunnen functioneren en hun psychopathische trekken er nog niet toe hebben geleid dat zij in een forensische instelling terecht zijn gekomen. Echter is het meetinstrument dat gebruikt is om de psychopathische trekken te meten wel

betrouwbaar en valide gebleken in het meten van psychopathische trekken in non-forensische populaties (Poythress, Edens, & Lilienfeld, 1998; aangehaald in Del Gaizo, 2001).

Een vraag die voortvloeit uit deze resultaten, is hoe het kan worden verklaard dat uit sommige studies blijkt dat psychopaten het even goed doen als controles, maar dat er in de praktijk wel bij psychopaten gezien wordt dat zij moeite hebben met emotionele reacties. Het blijkt bijvoorbeeld dat psychopaten een kleinere autonome, fysiologische respons geven dan controles, wanneer zij met een bange of boze gezichtsuitdrukking worden geconfronteerd (Blair, 1997, aangehaald in Kosson, 2002). Deze kleinere autonome reactie is dus niet het resultaat van het feit dat zij de uitdrukking niet

herkennen, maar heeft er misschien mee te maken dat deze uitdrukkingen niet in staat blijken een autonome reactie in gang te zetten.

Een uitbreiding hiervan biedt de emotion paradox theorie van Lorenz & Newman (2002). Deze theorie stelt dat psychopaten ongevoelig zijn voor de emoties van anderen, maar dat ze wel zien dat die persoon een bepaalde emotie ervaart. De afwijking ligt dus niet in het feit dat ze die emotie niet herkennen, maar dat zij niet meevoelen met de ander. Volgens de emotion paradox theorie zijn psychopaten zich wel cognitief bewust van het feit dat de ander emotioneel is, maar heeft dit geen invloed op hun gedrag. Het vermogen van psychopaten om de emoties van mensen wel te kunnen lezen, geeft ze een groot voordeel in het manipuleren, gebruiken en misleiden. Het onvermogen om met

(19)

anderen mee te voelen verklaart de koelbloedigheid die bij psychopaten gezien wordt. De resultaten van de studie van Book (2007) zouden hier ook in lijn mee kunnen liggen, aangezien hieruit bleek dat psychopaten goed waren in het inschatten van de intensiteit van de emotie die werd uitgedrukt. Dit zou kunnen wijzen op callous empathy,

meedogenloze empathie, namelijk het feit dat zij goed kunnen inschatten wat de ander voelt, zonder er zelf door geraakt te zijn.

Een resultaat dat deze theorie ondersteunt is ook gevonden in het onderzoek van Eisenbarth (2008). In deze studie moesten de deelnemers naast het aangeven van welke emotie zij dachten te herkennen in de uitdrukking, ook rapporteren hoe veel arousal zij ervoeren bij het zien van de gezichtsuitdrukkingen. Arousal wil zeggen in hoeverre de deelnemers zich emotioneel beïnvloed of geraakt voelden door de

gezichtsuitdrukkingen. In lijn met de emotion paradox theorie bleek dat psychopaten minder arousal rapporteerden bij het zien van alle emotionele uitdrukkingen,

vergeleken met gezonde controles. Wat betreft de herkenning van de

gezichtsuitdrukkingen bleken zij meer fouten te maken wat betreft de verdrietige gezichten. Het feit dat zij minder arousal ervoeren kan niet toegeschreven worden aan het feit dat zij de emotie ook niet herkend hebben, omdat zij niet alleen bij de verdrietige gezichten, maar bij alle emoties minder arousal rapporteerden.

Een andere verklaring voor het feit dat er soms wel en soms geen gebrek in de herkenning van emotionele uitdrukkingen bij psychopaten gevonden is, zou kunnen zijn dat er twee typen psychopathie bestaan. Verondersteld wordt dat beiden typen anders reageren op emotionele stimuli, de ene is goed in het herkennen van emotionele uitdrukkingen en de ander juist niet. Uit eerder onderzoek komt de theorie naar voren dat het ene type callous empathy bezit, namelijk meedogenloze empathie (Van Man, Mejia, Dawson, Schell, & Raine, 2003, aangehaald in Del Gaizo, 2002). Deze psychopaten

(20)

zijn meedogenloos, charmant en zeer goed in manipuleren en bedriegen. Om dit voor elkaar te krijgen is het nodig dat zij emotionele gezichtsuitdrukkingen van andere kunnen lezen, om zo op deze emoties in te spelen en anderen voor zich te kunnen winnen en manipuleren. Zij bezitten dus wel een zeker empathisch inlevingsvermogen, maar worden hierdoor zelf niet emotioneel geraakt. Het tweede type psychopaten is erg agressief en interpreteert gedrag snel als vijandig, ook als dit onterecht is. Dit type zou meer fouten in de herkenning van emotionele uitdrukkingen vertonen (Van Man, Mejia, Dawson, Schell, & Raine, 2003, aangehaald in Del Gaizo, 2002). Dit zou kunnen verklaren waarom er niet altijd een afwijking in de herkenning van emotionele

gezichtsuitdrukkingen gevonden is. In sommige onderzoeken zijn wellicht meer deelnemers van het eerste type psychopathie gebruikt en in andere onderzoek

deelnemers van het tweede type. Dit zou te maken kunnen hebben met een selectie bias. Misschien hadden de auteurs een eenduidig beeld in hun hoofd van wat voor type

deelnemers zij wilden opnemen in hun onderzoek, terwijl het beeld van psychopathie dus uiteenlopend en verschillend kan zijn. Wat ook zou kunnen is het toeval dat er in sommige instellingen wellicht meer psychopaten van het ene type dan het andere type opgenomen zouden kunnen zijn.

Uit dit literatuuroverzicht komt met name naar voren dat er onder bepaalde omstandigheden ondersteuning gevonden is voor de Violence Inhibition Mechanism theorie van Blair, die stelt dat psychopaten moeite hebben met het herkennen van angst in gezichtsuitdrukkingen. Ook zijn er aanwijzingen dat de emotion paradox van Lorenz een nieuw inzicht zou kunnen werpen op dit gebied, namelijk dat psychopaten wel in staat zijn om emoties te herkennen in anderen, maar dat zij zelf niet geraakt worden hierdoor. In vervolgonderzoek zou hier naar kunnen worden gekeken, door naast het aanbieden van de emotionele gezichtsuitdrukkingen ook aan de deelnemers te vragen

(21)

hoe veel arousal zij ervoeren bij het zien van de uitdrukking. Dit zou ook kunnen worden ondervangen door fysiologische metingen te doen, op deze manier wordt op een

objectieve manier duidelijk of de deelnemers arousal ervaart, in plaats van via zelfrapportage.

Echter is het al met a lastig aan de hand van al deze verschillende resultaten een harde conclusie te trekken over de herkenning van emoties in gezichtsuitdrukkingen door psychopaten. Daarom geeft dit literatuuroverzicht niet een eenduidige conclusie, maar wel een genuanceerd overzicht van de stand van zaken wat betreft dit veld van onderzoek. Het is duidelijk geworden dat psychopathie een complex fenomeen is, waar we door kwalitatief onderzoek in de toekomst hopelijk meer over te weten zullen komen.

(22)

Literatuurlijst

Blair, R. J. R. (1995). A cognitive developmental approach to morality: investigating the psychopath. Cognition, 57, 1-29.

Blair, R. J. R., Mitchell, D. G. V., Peschardt, K. S., Colledge, E., Leonard, R. A., Shine, J. H., Murray, L. K., & Perrett, D. I. (2004). Reduced sensitivity to others’ fearful expressions in psychopathic individuals. Personality and Individual Differences,

37, 1111-1122.

Book, A., Quinsey, V., & Langford, D. (2007). Psychopathy and the perception of affect a and vulnerability. Criminal Justice and Behavior, 34, 531-544.

Del Gaizo, A. L., & Falkenbach, D. M. (2001). Primary and secondary psychopathic-traits and their relationship to perception and experience of emotion. Personality and

Individual Differences, 45, 206-212.

Dolan, M. & Fullam, R. (2006). Face affect recognition deficits in personality-disordered offenders: association with psychopathy. Psychological Medicine, 36, 1563-1569. Eisenbarth, H., Alpers, G.W., Segrè, D., Calogero, A., & Angrilli, A. (2008). Categorization

and evaluation of emotional faces in psychopathic women. Psychiatry Research,

159, 189–195.

Glass, S. J., & Newman, J. P. (2006). Recognition of facial affect in psychopathic offenders.

Journal of Abnormal Psychology, 115(4), 815-820.

Hansen, A. L., Johnsen, B. H., Hart, S., Waage, L., & Thayer, J. F. (2008). Brief

communication: Psychopathy and recognition of facial expressions of emotion.

Journal of Personality Disorders, 22(6), 639-644.

Hastings, M. E., Tangney, J. P., & Stuewig, J. (2008). Psychopathy and identification of facial expressions of emotion. Personality and Individual Differences, 44, 1474-1483.

Hare, R. D. (2003). Manual for the Revised Psychopathy Checklist (2nd ed.). Toronto, ON, Canada: Multi-Health Systems.

Iria, C. & Barbosa, F. (2009). Perception of facial expressions of fear: comparative research with criminal and non-criminal psychopaths. The Journal of Forensic

Psychiatry and Psychology, 20(1), 66-73.

Kosson, D. S., Suchy, Y., Libby, J., & Mayer, A. R. (2002). Facial Affect Recognition in Criminal Psychopaths. Emotion, 2(4), 398-411.

Lorenz, A. R., & Newman, J. P. (2002). Deficient response modulation and emotion processing in low-anxious Caucasian psychopathic offenders: results from a lexical decision task. Emotion, 2(2), 91-104.

(23)

Mitchell, D. G., Avny, S. B., Blair, R. J. R. (2006). Divergent patterns of aggressive and neurocognitive characteristics in acquired versus developmental psychopathy.

Neurocase, 12, 164–178.

Montagne, B., Honk, J. van, Kessels, R.P.C., Frigerio, E., Burt, M., Zandvoort, M.J.E. van, Perrett, D.I., & Haan, E.H.F. de (2005). Reduced efficiency in recognising fear in subjects scoring high on psychopathic personality characteristics. Personality and

Individual Differences, 38, 5–11.

Pham, T. H., & Philippot, P. (2010). Decoding of facial expression of emotion in criminal psychopaths. Journal of Personality Disorders, 24(4), 445-459.

Stevens, D., Charman, T., & Blair, R. J. R. (2001). Recognition of emotion in facial expressions and vocal tones in children with psychopathic tendencies. The

(24)

Onderzoeksvoorstel:

Korte samenvatting

Mijn onderzoeksvoorstel zal gaan over de herkenning van emoties in

gezichtsuitdrukkingen bij psychopaten. De literatuur is erg verdeeld wat betreft dit onderwerp en er zijn meerdere theorieën die hier een antwoord op proberen te geven. In mijn these heb ik een aantal variabelen onderzocht die een rol kunnen spelen bij het wel of geen vinden van resultaat wat betreft een verschil tussen psychopaten en

controles in de herkenning van emotionele gezichtsuitdrukkingen. Naar mijn weten is er nog nooit een onderzoek uitgevoerd wat al deze aspecten in beschouwing neemt en verschillende theorieën combineert. Mijn onderzoeksvraag is Hebben psychopaten

moeite met de herkenning van emotionele gezichtsuitdrukkingen of kunnen zij deze wel herkennen maar niet ervaren?

Afleiden van de onderzoeksvraagstelling

Uit mijn Bachelor these blijkt dat er onder omstandigheden ondersteuning gevonden wordt voor de Violence Inhibition Mechanism theorie van Blair, maar lang niet altijd. In het kort houdt deze theorie in dat tekenen van onderdanigheid van het slachtoffer, zoals het vertonen van een angstige gezichtsuitdrukking, aversief zijn voor de agressor, waardoor hij zich zal terugtrekken en de aanval zal staken. Dit mechanisme noemde hij het Violence Inhibition Mechanism (VIM). Psychopaten zouden een afwijking vertonen wat betreft de herkenning van angst in gezichtsuitdrukkingen, waardoor het VIM bij hen niet wordt geactiveerd, waardoor zij geen empathie vertonen.

Uit de literatuur blijkt dat er soms een afwijking in de herkenning van een andere

emoties dan angst gevonden wordt, en soms wordt er helemaal geen afwijking gevonden (Kosson, 2002; Pham, 2010). De emotion paradox theorie van Lorenz vond ik erg

interessant, die stelt dat psychopaten de emotie wel herkennen, maar niet meeleven met een ander. Dit zou kunnen verklaren waarom er soms wel gevonden wordt dat

psychopaten wel in staat zijn emoties even goed te herkennen als controles. Ook geeft dit een verklaring voor het meedogenloze gedrag dat bij psychopaten gezien wordt, terwijl zij wel in staat zijn om de emoties in anderen te registreren.

Daarom worden in dit onderzoek de beiden theorieën opgenomen. Mijn

onderzoeksvraag is: Hebben psychopaten moeite met de herkenning van emotionele

gezichtsuitdrukkingen of kunnen zij deze wel herkennen maar niet ervaren? Dit wordt

bewerkstelligt door bij verschillende groepen psychopaten en controles een emotionele gezichtsherkeningstaak af te nemen. De deelnemers moeten aangeven welke emotie zij denken te herkennen in de uitdrukking, en daarna moeten zij ook aangeven hoe veel

arousal zij ervaren bij het zien van die uitdrukking.

In mijn these zijn de omstandigheden aan bod gekomen onder welke er wel of geen ondersteuning voor de VIM theorie is gevonden, namelijk het verschil in intensiteit van de uitdrukking die wordt aangeboden, de populatie van deelnemers die gebruikt

worden in het onderzoek en de tijd die deelnemers krijgen om de gezichtsuitdrukking te bestuderen. Al deze factoren worden in dit onderzoek ondervangen.

Onderzoeksmethode Deelnemers

Als deelnemers zou ik zowel psychopaten willen werven zowel uit een justitiële instelling, als psychopaten die nog nooit met justitie in aanraking zijn gekomen, om de

(25)

invloed van criminaliteit en psychopathie goed van elkaar te onderscheiden. Ook wat betreft de controle groep zullen dit zowel criminelen als criminelen zijn. De niet-criminele psychopaten deelnemers zullen worden geworven via andere klinische instellingen, waar zij al gediagnosticeerd zijn met psychopathie. De criminele, niet-psychopaten groep zouden personen moeten zijn die qua leeftijd en intelligentie niveau matchen met de anderen. Ik zou hier dus geen studenten voor gebruiken. Deze

deelnemers zou ik willen werven via advertenties, et cetera. De deelnemers worden verdeeld in vier groepen; een criminele psychopaten-groep, een criminele psychopaten groep, een criminele psychopaten groep en een criminele niet-psychopaten groep.

Materiaal

De afhankelijke variabele ‘herkenning van emoties in gezichtsuitdrukkingen’ zal ik meten door middel van een computertaak. Ik zou gebruik willen maken van

gezichtsuitdrukkingen van een verschillende intensiteit, omdat ik het ook interessant vind hoe psychopaten zullen reageren op een uitdrukking van een lage intensiteit. Zo kan men bekijken hoe goed de deelnemers zijn in het detecteren van emoties, naast alleen de herkenning. Hiervoor zal ik een soortgelijk programma gebruiken als Blair (2004). Dit betreft een programma waarbij gezichten worden getoond die de zes basis emoties uitdrukken, namelijk blijdschap, woede, angst, verdriet, verrassing en walging. De gezichtsuitdrukkingen zullen zowel in een lage (60%) als hoge (100%) intensiteit worden aangeboden. De gezichtsuitdrukkingen werden zowel voor een korte periode – namelijk twee seconden – als voor een langere periode – tien seconden – aangeboden, om te kijken of er verschillen tussen deze resultaten te zien zal zijn. De verschillende gezichtsuitdrukkingen worden in een gerandomiseerde volgorde aangeboden aan de deelnemers, waarbij ook de tijd van de aanbieding van de stimulus verschilt, de helft van de uitdrukkingen wordt twee seconden aangeboden en de andere helft 10 seconden. De mate waarin psychopaten arousal ervaren bij het zien van de emotie van een ander zal gemeten worden door aan de deelnemers de vraag te stellen op het computerscherm ‘ In welke mate voelde jij je emotioneel geraakt door deze gezichtsuitdrukking? ‘ Waarbij de deelnemers op een lijn van 10 centimeter aan moesten geven in hoeverre dit voor hun van toepassing was. Aan de linkerkant van de lijn stond ‘helemaal niet geraakt‘ en aan de rechterkant ‘ zeer geraakt’.

De onafhankelijke variabele psychopathie zal gemeten worden door de Psychopathy Checklist-Revised van Hare. Deze zal worden afgenomen door een getrainde

onderzoeker.

Procedure

Als eerste wordt bij alle deelnemers de Psychopathy Checklist-Revised afgenomen door getrainde onderzoekers. Aan de hand van de score op deze checklist zullen de groepen deelnemers worden gevormd. De deelnemers uit de justitiële instelling die hoog scoren op de PCL-R – namelijk een score hoger dan 26 – zullen worden ingedeeld in de

criminele psychopaten groep, en die met een score onder de 20 zullen worden ingedeeld in de criminele niet-psychopaten groep. De deelnemers uit de niet-criminele

psychopaten groep zijn al eens gediagnosticeerd met psychopathie, maar ook bij hun zal de PCL-R nogmaals afgenomen worden, om te controleren om de diagnose nog steeds geldt. Ook voor de niet-criminele deelnemers waarvan wordt verondersteld dat zij geen

(26)

kenmerken van psychopathie vertonen zal ook de checklist voor de zekerheid worden afgenomen.

Een week later zullen we deelnemers weer worden uitgenodigd naar het lab, dit keer om de emotionele herkenningstaak te doen. Deze zullen zij individueel maken. Voor het starten van het onderzoek zal aan de deelnemers een informed consent worden uitgedeeld die zij mogen tekenen of besluiten af te zien van het onderzoek. Vervolgens wordt aan de deelnemers door de onderzoeksleider ook nog mondeling medegedeeld dat zij meerdere gezichtsuitdrukkingen te zien zullen krijgen. Daarna kunnen zij op het scherm aan klikken welke van de zes emoties zij denken dat het gezicht uitdrukt. Als laatste zullen zij aan moeten geven in welke mate zij arousal ervoeren bij het zien van die uitdrukking. Op het scherm zal de vraag te zien zijn ‘ In welke mate voelde jij je emotioneel geraakt door deze gezichtsuitdrukking? ‘ Waarbij de deelnemers op een lijn van 10 centimeter aan moesten geven in hoeverre dit voor hun van toepassing was. Wanneer zij deze taak hebben voltooid zal er een korte debriefing plaats vinden en mogen de deelnemers naar huis.

Data analyse

Als eerste zullen we er een paar controlerende analyses worden uitgevoerd. Onder andere zal aan de hand van de Kolmogorov-Smirnov toets worden gekeken of de data normaal zijn verdeeld. Ook wordt de Levene’s Test gebruikt om te toetsen of er sprake is van een gelijkheid van varianties.

Vervolgens zal als eerste het hoofdeffect worden geanalyseerd, namelijk het effect van groep op de accuraatheid van de herkenning van de emotionele gezichtsuitdrukkingen. Hiervoor wordt een univariate ANOVA gebruikt, met de vier groepen als onafhankelijke variabele en het aantal correcte antwoorden op de vraag welke emotie zij in het gezicht dachten te herkennen als afhankelijke variabele. Hieruit volgt of de groepen verschilden overall in het herkennen van de emoties in de gezichtsuitdrukkingen.

Vervolgens wordt een 4 (groep; crimineel psychopaat, crimineel psychopaat, niet-crimineel psychopaat, niet-niet-crimineel niet-psychopaat) x 6 (emotie; blijdschap, woede, verdriet, angst, verrassing, walging) MANOVA uitgevoerd om dit eventuele hoofdeffect te specificeren per emotie. Hieruit zal blijken welke groep moeite had met de

herkenning van welke emotie.

Daarna zullen er nog twee 4 (groep) x 6 (emotie) x 2 (intensiteit, hoog versus laag) factoriële MANOVA’s worden uitgevoerd. Hier kan een eventueel verschil tussen de intensiteit worden bekeken.

Daarna zal een 4 (groep) x 6 (emotie) x 2 (tijd; 2 versus 10 seconden) factoriële

MANOVA worden uitgevoerd. De uitkomsten hiervan zullen uitwijzen of er een verschil is gevonden wat betreft de tijd waarin de gezichten worden aangeboden.

Vervolgens zal worden gekeken of er een verschil is in de inschatting van de arousal bij de uitdrukkingen tussen de verschillende groepen. De plaats waar de deelnemers een streep hebben gezet op de lijn van 10 centimeter wat betreft de arousal, zal worden omgezet in een score van 0 tot 100. Vervolgens zal een univariate ANOVA worden uitgevoerd met de groepen als onafhankelijke variabele en de mate van arousal als afhankelijke variabele.

Tot slot zal nog worden bekeken of de inschatting van de arousal verschilt per emotie en per groep. Dit zal worden gedaan door een factoriele 4 (groep) x 6 (emotie) MANOVA met de inschatting van de arousal per emotie als afhankelijke variabele.

(27)

Interpretatie van mogelijke uitkomsten

Het hoofdeffect van de eerste ANOVA zal uitwijzen of er überhaupt een verschil tussen de groepen wat betreft de accuraatheid van de herkenning van emoties in de

uitdrukkingen gevonden is.

De 4 (groep; crimineel psychopaat, crimineel niet-psychopaat, niet-crimineel

psychopaat, niet-crimineel niet-psychopaat) x 6 (emotie; blijdschap, woede, verdriet, angst, verrassing, walging) MANOVA zal uitwijzen of er een verschil is gevonden in de herkenning van specifieke emoties in de verschillende groepen. Wanneer er gevonden wordt dat de twee psychopaten-groepen significant lager scoorden wat betreft de herkenning van angstige uitdrukkingen, is hiermee een resultaat in ondersteuning van de Violence Inhibiton Mechanism theorie gevonden.

De resultaten van de 4 (groep) x 6 (emotie) x 2 (intensiteit, hoog versus laag) factoriële MANOVA zal uitwijzen of er een verschil is tussen de herkenning van de emoties op een lage of hoge intensiteit. De resultaten zullen iets kunnen zeggen over hoe goed de deelnemers zijn in het herkennen van de emoties, en ook hoe goed zij er in zijn deze emoties te detecteren wanneer zij in een lage intensiteit worden aangeboden. Volgens de VIM theorie zal worden verwacht dat wat betreft de herkenning van angst de twee psychopaten groepen significant lager zullen scoren dan de andere twee groepen, zowel bij een lage als hoge intensiteit.

Uit de resultaten van de 4 (groep) x 6 (emotie) x 2 (tijd; 2 versus 10 seconden) factoriële MANOVA zal blijken of er een verschil gevonden is tussen wanneer de gezichten 2 of 10 seconden worden aangeboden. Wanneer blijkt dat psychopaten wel moeite hebben met de herkenning wanneer deze 2 seconden wordt aangeboden en niet wanneer zij hier 10 seconden de tijd voor hebben, wil dit zeggen dat zij met name met de snelle, intuïtieve emotieherkenning moeite hebben. Wanneer het andersom is, wil dit zeggen dat zij juist moeite hebben met de bewuste, cognitieve verwerking van emotionele stimuli.

Als laatste worden de resultaten wat betreft de arousal bekeken. Wanneer uit de ANOVA blijkt dat psychopaten de arousal van een gezichtsuitdrukking significant lager

inschatten dan controles is er een resultaat gevonden die de emotion paradox theorie van Lorenz ondersteunt. In de laatste 4 (groep) x 6 (emotie) factoriële MANOVA wordt bekeken wat de inschattingen van de arousal zijn per emotie en per groep. Wanneer blijkt dat psychopaten minder arousal dan de niet-psychopaten, zou dit in lijn zijn met de emotion paradox theorie.

Literatuur

Blair, R. J. R., Mitchell, D. G. V., Peschardt, K. S., Colledge, E., Leonard, R. A., Shine, J. H., Murray, L. K., & Perrett, D. I. (2004). Reduced sensitivity to others’ fearful expressions in psychopathic individuals. Personality and Individual Differences,

37, 1111-1122.

Kosson, D. S., Suchy, Y., Libby, J., & Mayer, A. R. (2002). Facial Affect Recognition in Criminal Psychopaths. Emotion, 2(4), 398-411.

Pham, T. H., & Philippot, P. (2010). Decoding of facial expression of emotion in criminal psychopaths. Journal of Personality Disorders, 24(4), 445-459.

(28)

Ik heb nog een nieuwe zoektocht gedaan naar literatuur die ik eventueel over het hoofd zou hebben gezien, of stel dat er al een studie was die een dergelijk onderzoek had uitgevoerd. Dit bleek niet het geval, ik kon geen nieuwe studies vinden.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In particular, the access to and manage- ment of land and water needs to improve markedly; the lack of clear and stable land and water rights and the weak regulations and

that adolescents with relatively weak behavioral control at age 11 and high reward sensitivity at age 16 are at the greatest risk for risk behaviors at age 16, such as alcohol

Ending the violence in the Balkans, building on enduring peace, transforming states from socialism to democracy and market economy (exorcising the ghosts of a socialist

BlueSpec SystemVerilog (BSV) [49] is a hardware description language with a syn- tax similar to SystemVerilog [35]. It is a high-level language that features guarded atomic

Dus deze golven van geluid die we de druppels meegeven leiden door de verdere schaalverkleining, de kleinere golven van licht, uiteindelijk tot een iPhone waar niet alleen al

In the first phase we carried out a largely qualitative study among community members and health professionals so as to understand local terms and idioms used to express

This study aims to provide access through translation and historical annotation to an important untranslated medieval legal text, the Tractatus de jluminibus

As Teff is the equivalent soil temperature and the soil moisture retrieved from the zeroth-order incoherent model representing the effective emissivity in Equation 6.1, one may use