• No results found

Conflicterende maskers : verstoorde affectieve priming door het gebruik van maskers

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Conflicterende maskers : verstoorde affectieve priming door het gebruik van maskers"

Copied!
29
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Conflicterende maskers:

Verstoorde affectieve priming door het

gebruik van maskers

Bachelorproject Brein & Cognitie

Door:

Floor Koene

Studentnummer: 10372393

Begeleiders:

dhr. dr. R. H. Phaf & dhr. A. Krepel

Studie:

Psychologie

Specialisatie:

Brein & Cognitie

Aantal woorden: 6544

(2)

2 Inhoudsopgave Inhoudsopgave p. 2 Abstract p. 3 Inleiding p. 3 Methode Deelnemer p. 7 Design p. 7 Materialen p. 9 Procedure p. 11 Resultaten p. 13 Discussie p. 20 Conclusie p. 24 Literatuur p. 24 Appendix p. 27

(3)

3 Abstract

Affectieve priming zorgt voor beïnvloeding van het gedrag zonder dat er bewust affect wordt opgeroepen. De factor bewustzijn leidt volgens Murphy & Zajonc (1993) tot een grotere suboptimale dan optimale affectieve priming, maar wordt in recent onderzoek weerlegd (Barbot & Kouider, 2012; Kovacs, 2014). Volgens Kovacs (2014) is de onbekende factor die leidt tot het klassieke patroon van affectieve priming conflict. Volgens de affectieve

monitoring hypothese van Phaf & Rotteveel (2012) is conflict nodig voor affect. Bij het snel oplossen van het conflict ontstaat positief affect en het voortduren van conflict tot negatief affect. In dit onderzoek zal worden onderzocht of maskers irrelevant conflict oproepen, wat de affectieve primingeffecten hypothetisch doet verstoren. Middels een computertaak werden gefilterde of niet gefilterde blije of boze gezichten als prime vooraf aan een positief of

negatief targetwoord aangeboden, waarbij maskers, bestaande uit een compositie van delen van gezichten, als manipulatie in de helft van de trials werden aangeboden. De reactietijd op het beoordelen van het targetwoord als positief of negatief werd gemeten. Conflicterende maskers zorgen voor het verminderen van affectieve priming en verstoren de gevonden dissociatie (Kovacs, 2014) tussen de globale en lokale focus groep. Door de lage power van 0,21 is de focus gelegd op het interpreteren van patronen in plaats van statistische testen. Daarom is in vervolgonderzoek een groter aantal participanten geïndiceerd.

Inleiding

Alle acties die plaatsvinden in het dagelijks leven die bewust of onbewust

geregistreerd worden sturen ons gedrag aan. Het onbewust plaatsvinden van primingeffecten kan niet tegen worden gegaan. Priming zorgt voor de beïnvloeding van gedrag. Hierbij kan ook affect worden beïnvloed. Priming leidt onder andere tot het sneller reageren op een bepaalde stimulus als deze congruent is aan een eerder waargenomen stimulus. Affectieve priming is van groot belang binnen de marketing sector, waar reclames onbewust zorgen voor priming effecten en het bijsturen van het gedrag.

De impact van affectieve priming wordt onder andere weergegeven in het onderzoek van Winkielman, Berridge, en Wilbarger (2005). Gemaskeerde affectieve stimuli die niet bewust worden waargenomen en geen bewust affect veroorzaken, beïnvloeden het gedrag van een individu. Het consumptiegedrag en de beoordeling van een nieuw drankje nam toe bij dorstige participanten wanneer er vooraf een blij gezicht suboptimaal werd aangeboden.

(4)

4

Suboptimale aanbieding houdt in dat de prime kort, bijvoorbeeld 30ms, wordt aangeboden waardoor de prime niet-bewust of nauwelijks wordt waargenomen.

Murphy & Zajonc (1993), pioniers binnen het onderzoek naar de affectieve priming, vonden grotere primingeffecten bij suboptimale dan optimale aanbieding van de affectieve stimuli. Dit is tegengesteld aan de klassieke primingeffecten waarbij de primingeffecten groter zijn bij optimale dan suboptimale aanbieding van niet-affectieve stimuli. In hun onderzoek werden boze of blije gezichten als primes suboptimaal of optimaal aangeboden, waarna de neutrale stimulus, een Chinees ideogram, beoordeeld moest worden op positiviteit. Deze resultaten geven een indicatie dat affectieve stimuli kwalitatief anders verwerkt worden dan niet-affectieve stimuli. Affect kan dus onbewust tot stand komen. Dit gaat in tegen de algemene gedachte dat bewuste verwerking nodig is om emoties op te wekken.

De factor die leidt tot een grotere affectieve priming bij suboptimale dan optimale aanbieding van affectieve stimuli is volgens Murphy & Zajonc (1993) bewustzijn;

suboptimale stimuli kunnen minder bewust worden verwerkt door de korte aanbiedingstijd, en optimale stimuli wel door de relatief lange aanbiedingstijd.

De aangedragen bewustzijnshypothese van Murphy & Zajonc (1993) wordt echter weerlegd met de bevindingen van Barbot & Kouider (2012). Het onderzoek van Barbot & Kouider (2012) indiceert dat overstimulatie, dat wil zeggen het lang aanbieden van

suboptimale stimuli door deze stimuli meerdere malen suboptimaal aan te bieden, leidt tot incongruente primingeffecten. Door de stimuli juist optimaal aan te bieden worden

congruente primingeffecten gevonden. Dit fenomeen wordt door Barbot & Kouider (2012) beschreven als niet-bewuste overstimulatie kosten. Deze resultaten geven weer dat ook bij suboptimale, dus onbewuste, aanbieding van affectieve stimuli een incongruent affectief primingeffect kan ontstaan. Deze resultaten gaan in tegen de bewustzijnsverklaring van Murphy & Zajonc (1993) en geven weer dat de factor die leidt tot de klassieke affectieve primingeffecten nog onbekend is.

Volgens Kovacs (2014) is de onbekende factor die leidt tot een groter suboptimaal dan optimaal affectief primingeffect conflict. Suboptimale aanbieding van affectieve stimuli zou leiden tot meer conflict dan optimale aanbieding van de stimuli. Volgens de affectieve monitoring hypothese van Phaf en Rotteveel (2012) is conflict, ofwel neurale competitie, nodig om affect op te roepen. Affectieve monitoring zorgt ervoor dat er positief affect

ontstaat als een conflict snel kan worden opgelost. Negatief affect wordt veroorzaakt door een mismatch, bijvoorbeeld bij niet-vloeiende verwerking van de stimuli. Een mismatch kan ook wel gezien worden als een onopgelost conflict. Een suboptimale aanbieding van een

(5)

5

affectieve stimulus zal volgens deze hypothese leiden tot affect door het conflict dat ontstaat. Optimale aanbieding van een affectieve stimulus veroorzaakt geen conflict, en zal daarom geen affect oproepen.

Om deze conflicthypothese te toetsen heeft Kovacs (2014) in haar stageonderzoek laag spatiële frequentie (LSF) en breed spatiële frequentie (BSF), ofwel gefilterde en niet-gefilterde, emotionele gezichten als prime aangeboden bij zowel een suboptimale als

optimale aanbiedingsduur. De verwachting was dat suboptimale aanbieding van de primes en de aanbieding van een LSF prime leiden tot conflict en daardoor tot een groter affectief primingeffect in vergelijking met een optimale aanbieding van de prime en een BSF prime. LSF primes zouden naar verwachting tot conflict leiden door de niet-vloeiende verwerking van de gefilterde gezichten. Het conflict zou leiden tot affect. BSF primes daarentegen zouden door de vloeiende verwerking naar verwachting niet tot conflict leiden en daardoor geen affect oproepen. De prime werd in het experiment van Kovacs (2014) gemaskeerd met behulp van een voorwaarts en achterwaarts masker van een compositie van delen van gezichten.

Deze verwachte resultaten werden niet gevonden. Een verklaring van Kovacs (2014) is het gebruik van maskers. Het masker, dat bestond uit een compositie van delen van gezichten, zou op zichzelf kunnen leiden tot conflict, doordat de compositie niet tot een geheel gevormd kan worden. De conflicterende maskers zouden de affectieve

primingeffecten kunnen verstoren door het opgeroepen conflict, dat niet afkomstig is van de primes, en het daaraan gepaarde affect.

Verdergaand op de bevindingen van het stageonderzoek heeft Kovacs (2014) in haar masterthese gebruik gemaakt van dezelfde experiment opzet waarbij de maskers uit de trials zijn verwijderd. In dit onderzoek werd wel het verwachte klassieke patroon van affectieve priming gevonden. Dat wil zeggen: een grotere affectieve priming bij een suboptimale dan bij optimale aanbieding van de prime. Ook de LSF aangeboden affectieve primes zorgden voor een grotere affectieve priming in vergelijking met de BSF affectieve primes. Deze resultaten onderbouwen de hypothese dat conflict leidt tot affectieve priming.

Uit de vergelijking van de resultaten van het stageverslag en de masterthese van Kovacs (2014) lijken maskers een cruciale rol te spelen in het plaatsvinden van affectieve priming. In de masterthese, waar geen gebruik gemaakt werd van maskers, werd een grotere affectieve priming gevonden bij een suboptimale dan optimale en LSF dan BSF aanbieding van de primes. De affectieve primingeffecten verdwenen echter in het stageonderzoek, waarbij de primes werden gemaskeerd.

(6)

6

Ook het onderzoek van Andrews, Lipp, Mallan, en König (2011) laat zien dat de klassieke affectieve primingeffecten bij de presentatie van gemaskeerde emotionele gezichten niet gevonden worden, maar wel indien de primes ongemaskeerd aangeboden worden.

Echter, het onderzoek van Rotteveel, de Groot, Geutskens, en Phaf (2001) laat wel het klassieke patroon van affectieve priming, een groter affectief primingeffect bij suboptimale dan bij optimale aanbieding van de emotionele gezichten, zien, wanneer de emotionele gezichten gemaskeerd worden. Dit zou verklaard kunnen worden door het gebruik van onbekende ideogrammen als maskers. In vergelijking met de maskers die gebruikt werden in het onderzoek van Kovacs (2014), waarbij de maskers bestonden uit een compositie van delen van gezichten, zouden de onbekende ideogrammen mogelijk minder conflict hebben opgeroepen. Er ontstond mogelijk geen affect waardoor het klassieke patroon van affectieve priming intact bleef.

Uit de vergelijking van bovenstaande resultaten van de beschreven onderzoeken valt af te leiden dat er nog geen eenduidig resultaat van affectieve priming te onderscheiden is bij het gebruik van maskers.

In dit onderzoek zal de invloed van maskers worden getoetst op het klassieke patroon van affectieve primingeffecten. De hypothese luidt dat conflict leidt tot grotere affectieve priming. Maskers zelf zorgen ook voor conflict door de niet-vloeiende verwerking van de compositie van delen van gezichten. Het opgeroepen conflict zal leiden tot affect, dat niet afkomstig is van de primes. Hierdoor zal het patroon van de klassieke affectieve

primingeffecten minder zichtbaar worden door de verstoring door de conflicterende maskers. Om de rol van maskers op het patroon van affectieve priming bij suboptimale en optimale aanbieding van de primes en de aanbieding van LSF en BSF primes nader te onderzoeken, zal in dit onderzoek het wel of niet gebruiken van maskers worden

gemanipuleerd. Hierbij zal de aanbiedingsduur van de maskers en de tijd tussen aanbieding van de prime en aanbieding van de target (SOA) constant worden gehouden om eventuele verstoringen te voorkomen.

Exploratief onderzoek van Kovacs (2014) geeft een indicatie voor een dissociatie tussen participanten met een verschillende verwerkingsmodus van stimuli. Een

niet-analytische verwerking van stimuli, ofwel een globale focus, leidt tot een groter suboptimaal dan optimaal en een groter LSF dan BSF affectief primingeffect. Bij participanten met een analytische verwerking van stimuli, ofwel lokale focus, was dit patroon omgekeerd; er was een groter optimaal dan suboptimaal en een groter BSF dan LSF affectief primingeffect. Daarom zal in dit onderzoek de focus van de participant worden meegenomen in de analyse.

(7)

7

Aan de hand van de global-local focus scheiding zal naar verwachting de ruis in de data afnemen. De focus van de participanten zal gemeten worden met de Global-Local focus taak.

Een positieve stemming bij de participanten is een indicatie voor het versterken van de affectieve primingeffecten (Rotteveel & Phaf, 2007). Dit wordt waarschijnlijk veroorzaakt door de niet-analytische globale focus die de participanten bij een positieve stemming

aannemen. Daarom is het van belang een positieve stemming bij de participanten te bewerkstelligen.

Naar aanleiding van de resultaten van het stageverslag en de masterthese van Kovacs (2014) zijn de verwachtingen dat er grotere affectieve primingeffecten gevonden worden bij het aanbieden van suboptimale dan optimale affectieve stimuli door het conflict. Daarnaast zal er een grotere affectieve priming ontstaan bij het aanbieden van LSF dan BSF affectieve primes door het conflict dat ontstaat door de niet-vloeiende verwerking van de LSF primes. Echter, bij het gebruik van maskers zullen deze affectieve primingeffecten worden verstoord doordat de maskers zelf ook irrelevant conflict oproepen.

Methode Deelnemers

Voor dit onderzoek werden 46 participanten tussen 18 en 45 jaar geselecteerd. De werving vond plaats door een oproep te plaatsen op het Digitaal Proefpersoonpunten

Management Systeem (DPMS). Elke proefpersoon kreeg als beloning voor deelname aan het experiment een proefpersoonpunt. De moedertaal van elke participant was Nederlands en de participanten hadden een normaal of gecorrigeerd tot normaal gezichtsvermogen. Verder werden de participanten geselecteerd op sterke rechtshandigheid, gemeten met de Vragenlijst voor Handvoorkeur (Van Strien, 2002). De man-vrouw verdeling was 14:32 en de

gemiddelde leeftijd was 23 jaar.

Design

Het experiment bestond uit vier experimentele blokken en een manipulatiecheck van elk 160 trials. In de experimentele blokken, die bestonden uit het beoordelen van de positieve of negatieve targetwoorden na de presentatie van emotionele gezichten als prime, werd gebruik gemaakt van een 2 (positief of negatief targetwoord) x 2 (blij of boos gezicht) x 2 (LSF of BSF prime) x 2 (suboptimale of optimale prime) x 2 (wel of geen gebruik van masker) within-subjects design. De afhankelijke variabele was de reactietijd van de correcte

(8)

8

responsen, dus bijvoorbeeld het positief beoordelen van een positief targetwoord. Het verschil in de reactietijden tussen positieve en negatieve targetwoorden weerspiegelt de affect-index per conditie. Hoe positiever de affect-index hoe sneller er gereageerd wordt op een positief targetwoord, en hoe negatiever de affect-index hoe sneller er gereageerd wordt op een negatief targetwoord. De verschillen in affect-index gaven de priming congruentie-index van blije en boze gezichtsstimuli, zie Tabel 1 voor de berekeningen. Met deze

congruentie-indices kunnen de congruentie effecten tussen condities worden vergeleken. Een positieve waarde van de congruentie-index correspondeert met congruente priming en een negatieve waarde van de congruentie-index correspondeert met incongruente priming. Tabel 1.

Berekening van afffect- en congruentie-indices

Prime Targetwoord Reactietijd Affect-index (ms) Congruentie-index (ms)  Negatief RTA Positief:

 Positief RTB RTA - RTB Positief - Negatief

 Negatief RTC Negatief:

 Positief RTD RTC - RTD

De manipulatiecheck was hetzelfde opgebouwd als de experimentele blokken, maar in plaats van het beoordelen van de targetwoorden moesten de participanten de gezichtsstimuli beoordelen op geslacht. Het targetwoord werd in de trials in het blok van de

manipulatiecheck vervangen door de instructie: “man/vrouw?”. Dit blok werd ingebouwd om te controleren voor het waarnemen van de primes in elke conditie. Hierin werd de

accuraatheid van detectie, dus het juist beoordelen van bijvoorbeeld een mannengezicht als man, gebruikt als afhankelijke variabele.

Participanten die bij minder dan 90 procent van de targetwoorden een correcte respons gaven werden uitgesloten van het onderzoek, aangezien het beoordelen van de targetwoorden een simpele taak is. Verder werden outliers, de reactietijden die meer dan 1,5 IQR

(interquartile range) van het eerste of derde kwartiel verschilden per conditie, verwijderd uit de analyse met de Boxplot methode in SPSS. Om te corrigeren voor het percentage accurate responsen in de metingen werd er een snelheids-accuraatheid correctie op de data toegepast. De correctie bestond bij elke participant uit de volgende formule: reactietijd / (1 – (aantal fouten / aantal trials)) = Inverse Efficiency Score (IES) (Bruyer & Brysbaert, 2011). Door deze correctie bleven lange reactietijden met weinig fouten hetzelfde, maar korte reactietijden

(9)

9

met veel fouten namen toe.

Om de data te analyseren werden ANOVA’s gebruikt om de gemiddelde reactietijden per conditie met elkaar te vergelijken. Alle reactietijden werden weergegeven in affect- en congruentie-indices om de verschillen tussen condities weer te geven, zoals hierboven staat beschreven. Over deze congruentie-indices werden ook ANOVA’s uitgevoerd. Bij de analyse van de manipulatiecheck werden one sample t-tests gebruikt om te controleren of de

gemiddelden van de detectie accuraatheid significant van 50, kansniveau, verschilden.

Materialen

Computertaaak

De computertaak in het programma Presentation werd gebruikt om de experimentele blokken en de manipulatiecheck te doorlopen. Voor de computertaak werden gezichtsstimuli (60 boze BSF, 60 blije BSF, 60 boze LSF, 60 blije LSF) geselecteerd uit de Karolinska Directed Emotional Faces set (Lundqvist, Flykt, & Öhman, 1998). Deze gezichten werden gefilterd voor de lage spatiele frequentie (LSF) gezichten met een low-pass Gaussian filter (SD = 0.015; minder dan 17 cycli per afbeelding breedte) of niet gefilterd voor de BSF stimuli.

De set targetwoorden bevatte 80 positieve en 80 negatieve emotionele woorden. Deze woorden zijn geselecteerd uit de set woorden die gebruikt zijn bij de experimenten van Kovacs (2014). Kovacs’ set is geselecteerd uit de EmoClar database van Phaf, Van der Leij, Stienen en Bierman (2006) en gematcht op woordlengte en woordfrequentie (Keuleers & Brysbaert, 2010). In de set targetwoorden die gebruikt werd in dit onderzoek zijn door middel van de subjectieve beoordeling van twee experimentatoren de ouderwetse, ambigue, dat wil zeggen de woorden die als positief en negatief beoordeeld kunnen worden, en Engelstalige woorden uit Kovacs’ set verwijderd, waarbij er rekening is gehouden met de woordlengte (zie Tabel 2 en Appendix A en B).

Tabel 2.

Woordlengte en woordfrequentie van de targetwoorden

Positief Negatief Woordlengte (in letters) Variërend tussen 4 - 7 4 – 7

Gemiddelde 5,7 5,7

Woordfrequentie per miljoen woorden Variërend tussen 0,2 - 370,6 4,3 - 477,2 Gemiddelde 56,1 57,5

(10)

10

Zowel de targetwoorden als de emotionele gezichten werden random geselecteerd door de computer, waarbij elk targetwoord per experimenteel blok één keer voorkwam en de gezichten herhaald konden worden in de experimentele sessie.

De participanten zaten op een vaste afstand van 30 cm voor het computerscherm door gebruik te maken van een steun waar te kin op moest rusten. De gezichtsstimuli hadden de afmetingen van 562 (breedte) x 762 (hoogte) in pixels en 15 (breedte) x 20 (hoogte) in centimeters. Alle gezichten werden op hetzelfde oppervlakte van een rechthoek weergeven met een gezichtsveld met visuele hoeken van 15.2° (breedte) x 19.9° (hoogte). Er werd gebruik gemaakt van een knoppendoos waarbij de rechterknop correspondeerde met positief (in de primingtaak) en vrouw (in de manipulatiecheck), en links met negatief (in de priming taak) en man (in de manipulatiecheck).

De participanten werden geïnstrueerd om zo snel mogelijk op de corresponderende knop te drukken bij het beoordelen van de targetwoorden. De prime en het targetwoord werden gepresenteerd op een grijze achtergrond. Het targetwoord bleef zichtbaar op het scherm tot aan de respons van de participant. De participanten werden geïnstrueerd om zo snel mogelijk te antwoorden. Het inter-trial interval werd parametrisch gevarieerd tussen 1000ms en 2000ms bij elke trial, om te voorkomen dat de participanten een gefixeerd klikpatroon konden aannemen. In Figuur 1 staan de tijdlijnen van de trials weergegeven.

(11)

11

Figuur 1. Tijdlijnen van de trials, afhankelijk van de maskerconditie en primeconditie Vragenlijst voor Handvoorkeur. De rechtshandigheid van de participanten werd

gecontroleerd met behulp van de Vragenlijst voor Handvoorkeur (Van Strien, 2002). De vragenlijst bestaat uit tien items die de maat van handvoorkeur voor uni-manuele activiteiten weergeeft. Voor een antwoord van links op een item wordt een score van -1 toegekend, en een antwoord rechts +1, zodat de totaalscore kan variëren van -10, een maat voor extreem linkshandigheid, tot +10, een maat voor extreem rechtshandigheid. Alleen personen die een totaalscore van 10 punten hadden behaald mochten deelnemen aan het experiment. Alleen rechtshandigen mochten deelnemen aan het experiment omdat er indicaties zijn dat lateralisatie verschillen invloed hebben op emotionele processen binnen rechts- en linkshandigen (Casassanto, 2009).

Global-Local focus taak. Met behulp van de Global-Local focus taak wordt de

verwerkingsmodus van de participanten gemeten. De taak bestaat uit 16 items waarvan de keuze van de onderste rechter of linker afbeelding bepaalt of er een globale of lokale focus van de participant wordt aangenomen. De items van de taak staan in Appendix C. De totaalscore van de Global-Local taak is de proportie globaal beoordeelde items.

Procedure

Vooraf aan het experiment werden de participanten verzocht om de Vragenlijst voor Handvoorkeur in te vullen. Alleen bij een score van 10 konden de participanten deelnemen aan het onderzoek.

(12)

12

Het experiment werd geïntroduceerd als een onderzoek naar de snelheid van het beoordelen van woorden na het zien van gezichten, soms nauwelijks zichtbaar, en maskers. Bij aankomst ontvingen de participanten een informatiebrochure die ze moesten lezen en tekenden de informed consent. Vervolgens werden de participanten geplaatst achter het computerscherm en kregen ook mondeling de informatie en instructie overgebracht. De participanten kregen te horen dat ze deelnamen aan een replica van een standaard priming experiment, omdat er nog geen eenduidige resultaten waren gevonden. Om de participanten te motiveren en een gevoel van belang te geven werd hen verteld dat met dit experiment antwoorden konden worden verkregen. Verder werd er expliciet vermeld dat de participanten wel naar de primes en maskers moesten kijken, maar moesten focussen op het beoordelen van de targetwoorden om zo een zo snel mogelijke respons te genereren.

Het was van belang om een positieve stemming bij de participanten te bereiken, omdat er indicaties zijn voor het versterken van de affectieve priming effecten bij een

positieve stemming (Rotteveel & Phaf, 2007). Om deze positieve stemming te bereiken werd er actief geprobeerd de participant op zijn gemak te stellen en blij te maken door de

introductie te personaliseren en gedurende de pauzes tussen de blokken een leuk gesprekje te starten, zodat er een open en vriendelijke sfeer werd gecreëerd.

Vooraf aan de computertaak werden de participanten gevraagd om alle targetwoorden die waren gepresenteerd op een papier te beoordelen op positief of negatief om zo bekend te worden met de woorden. Daarna werden er 20 oefentrials aangeboden. Bij meer dan 10 procent fout werden de instructies herhaald en diende de participant nogmaals de oefentrials te doorlopen. Na het oefenblok volgden de vier experimentele blokken van ieder 160 trials. Tussen elk blok was er een pauze waarin de experimentator contact zocht met de participant en hem probeerde te motiveren. Vervolgens werd er een manipulatiecheck van 160 trials aangeboden.

Na het doorlopen van alle blokken werd de Global-Local focus taak afgenomen op de computer waarin de participant een keuze diende te maken tussen de onderste linker of rechter afbeelding wanneer er gevraagd werd welke afbeelding het meest overeenkomt met bovenstaande afbeelding. Hierbij werd expliciet geformuleerd dat er geen goed of fout antwoord mogelijk is en dat er snel gekozen dient te worden. Als laatste werd de BIS/BAS schaal afgenomen op papier. Met de BIS/BAS vragenlijst wordt de mate van welk

motivationeel systeem is geactiveerd gemeten (Gray, 1981). Deze vragenlijst is afgenomen voor een ander onderzoek als exploratie, maar deze zal niet meegenomen worden in dit onderzoek.

(13)

13

Na afloop van het experiment werd er een kort exit-interview afgenomen waarin gevraagd werd naar de ervaringen van de participant en of er nog wat was opgevallen. Verder werd er gevraagd naar de strategie van de participanten. Wanneer er iets opvallends afspeelde of werd gerapporteerd werd dit genoteerd in een logboek. Deze aantekeningen werden

meegenomen tijdens de analyse van de data.

Resultaten

In totaal zijn 39 van de 46 participanten meegenomen in de resultaten analyse. De zeven afgevallen participanten zijn beschouwd als uitbijter. Deze weken in gemiddelde reactietijd over alle condities van de gecorrigeerde reactietijden meer dan twee standaarddeviaties af van de gemiddelde gecorrigeerde reactietijden. Geen enkele participant heeft de

accuraatheidgrens van 90 procent overschreden. De accuraatheid varieerde tussen 91,25 en 99,53 procent. De gemiddelden en standaarddeviaties staan voor alle condities weergegeven in Tabel 3. De power van het experiment na exclusie van de participanten bedroeg slechts 0,21 wanneer er gekeken werd naar de interactie tussen alle variabelen. De power gebaseerd op het verschil in maskers bedroeg 0,36. Dit verkleint de kans op een significant effect, zelfs wanneer het effect er daadwerkelijk is. Dat de effecten uit de ANOVA’s niet significant zijn, wil niet zeggen dat de effecten niet aanwezig zijn. Mogelijk zijn de effecten niet significant door de meetonnauwkeurigheid en de kleine power die daaraan gepaard gaat. Daarom zal in dit onderzoek vooral gefocust worden op patronen die waarneembaar zijn in de resultaten. Tabel 3.

Overzichtstabel met gemiddelde reactietijden (SD) in ms

LSF BSF

Prime Blij Boos Blij Boos

Target positief negatief positief negatief positief negatief Positief negatief Masker 30 643 (100) 614 (93) 643 (98) 624 (85) 647 (97) 620 (90) 636 (94) 613 (73)

900 682 (77) 657 (91) 692 (97) 643 (67) 690 (99) 642 (72) 674 (84) 659 (100) geen masker 30 662 (102) 638 (95) 657 (87) 629 (91) 649 (87) 613 (95) 663 (87) 623 (84)

900 669 (101) 641 (89) 697 (89) 643 (99) 668 (95) 634 (87) 667 (94) 640 (92)

Tijdens het experiment hebben de participanten een aantal punten opgemerkt die eventueel van invloed zijn op de resultaten. Zo zagen een aantal participanten in de maskers

(14)

14

gezichten die als griezelig werden bestempeld. Dit zou kunnen leiden tot een versterkt

negatief conflict. Ook het gebruik van een linkshandige knoppendoos rapporteerde een aantal participanten als ongemakkelijk. Verder rapporteerden de meeste participanten het lastig te vinden gedurende het hele experiment geconcentreerd te blijven.

Wat niet overeenkomt met de verwachtingen is dat er geen interactie-effect is tussen targetwoord en gezichtsvalentie. Het lijkt daardoor alsof er geen affectieve priming

plaatsvindt. Echter worden negatieve woorden algemeen sneller beoordeeld dan positieve woorden, waardoor er een negatieve bias ontstaat. Dit zou kunnen komen doordat de

negatieve woorden werden beoordeeld door het klikken met de wijsvinger op de linker knop van de knoppendoos. Deze reactie is over het algemeen sneller dan de reactie met de

middelvinger.

Het targetwoord (positief of negatief) heeft een significant effect op de reactietijd (F(1, 37) = 25,714, p < 0,05). Bij negatieve woorden is er een snellere reactietijd

(gemiddelde=633ms) dan bij positieve woorden (gemiddelde=665ms) Het interactie-effect tussen het targetwoord (positief of negatief) en de emotionele gezichten (blij of boos) was niet significant (F(1, 37) = 0,000, p = 0,997).

Aan de hand van de resultaten uit de gemiddelde reactietijden kunnen verder geen sterke uitspraken gedaan worden over affectieve priming. Daar is de interpretatie van

congruentie-indices voor van belang. Er zal daarom gefocust worden op de resultaten van de congruentie-indices en daar zal ook de global-local focus scheiding op worden uitgevoerd.

Alle gemiddelde congruentie-indices en bijbehorende standaarddeviaties staan van alle condities, zonder de global-local groep splitsing, weergegeven in Tabel 4 en Figuur 2. Een positieve waarde van de congruentie-index correspondeert met congruente priming en een negatieve waarde van de congruentie-index correspondeert met incongruente priming. Tabel 4.

Gemiddelden en standaarddeviaties van congruentie-indices in ms

Gemiddelde LSF (SD) Gemiddelde BSF (SD) Masker 30ms -10 (128) -4 (112) 900ms 24 (92) -33 (128) Geen masker 30ms 4 (90) 4 (77) 900ms 26 (119) -7 (113)

(15)

15

Figuur 2. Congruentie-indices als een functie van presentatieduur van de prime, de spatiële

frequentie en het gebruik van maskers.

Uit Figuur 2 valt af te leiden dat de primingeffecten afnemen wanneer er gebruik wordt gemaakt van maskers. De congruentie-index zonder het gebruik van maskers is groter (gemiddelde=7ms) dan wanneer er wel maskers worden gebruikt (gemiddelde= -6ms). In de 2 x 2 x 2 ANOVA over de congruentie-indices is dit hoofdeffect van het gebruik van maskers echter niet significant (F(1, 37) = 1,244, p = 0,272).

Bij BSF primes lijken er negatieve congruentie-indices te zijn (gemiddelde= -10) en bij LSF primes positieve congruentie indices (gemiddelde=11ms). Het verschil in

primingeffecten tussen de LSF en BSF conditie zit in de optimale prime conditie. In de suboptimale prime conditie zijn de primingeffecten in de LSF en BSF prime conditie nagenoeg gelijk. Dit komt overeen met de verwachting. De optimale BSF conditie zou namelijk naar verwachting geen conflict oproepen en de optimale LSF conditie wel door de niet-vloeiende verwerking van de gefilterde primes. Hierdoor zijn de primingeffecten in de optimale LSF conditie groter dan in de optimale BSF conditie. Uit de 2 x 2 x 2 ANOVA blijkt het hoofdeffect van spatiële frequentie echter niet significant te zijn (F(1, 37) = 2,476,

p = 0,124).

Verder valt uit Figuur 2 af te leiden dat primingeffecten omkeren bij LSF en BSF primes bij suboptimale en optimale primes. In de LSF conditie is er een groter optimaal dan suboptimaal affectief primingeffect en in de BSF conditie een groter suboptimaal dan optimaal affectief primingeffect. Uit de 2 x 2 x 2 ANOVA over de congruentie-indices is dit interactie-effect marginaal significant (F(1, 37) = 3,973, p = 0,054). Bij de suboptimale prime

-40 -30 -20 -10 0 10 20 30 30ms LSF 900 ms LSF 30ms BSF 900msBSF C ongr uent ie -i Index ( m s) Masker Geen Masker

(16)

16

is de gemiddelde congruentie-index groter bij BSF primes (gemiddelde=0ms) dan LSF primes (gemiddelde= -2 ms). Bij de optimale prime is de gemiddelde congruentie-index groter bij LSF primes (gemiddelde=25ms) dan BSF primes (gemiddelde= -21ms).

De gemiddelden en standaarddeviaties van congruentie-indices na het uitvoeren van de global-local groep splitsing (mediaan=0,4375, lokale groep n=20, globale groep n=19) zijn weergegeven in Tabel 5 en Figuur 3.

Tabel 5.

Gemiddelden en standaarddeviaties van congruentie-indices in ms na de global-local groep splitsing

LSF BSF

Local (SD) Global (SD) Local (SD) Global (SD) Masker 30ms -23 (145) 3 (110) 0 (73) -9 (143) 900ms 20 (115) 27 (63) -36 (155) -31 (96) Geen masker 30ms -12 (101) 21 (76) -20 (86) 30 (58) 900ms 32 (99) 19 (139) 23 (110) -40 (110)

Figuur 3. Congruentie-indices als een functie van presentatieduur van de prime, de spatiële

frequentie en het gebruik van maskers na de global-local groep splitsing.

Opvallend is dat uit Tabel 5 af te leiden is dat wanneer er geen gebruik wordt gemaakt van maskers er in de lokale groep een grotere optimale (gemiddelde=28ms) dan suboptimale (gemiddelde= -16ms) affectieve priming plaatsvindt en in de globale groep een grotere

-50 -40 -30 -20 -10 0 10 20 30 40 geen masker 30ms geen masker 900ms masker 30ms masker900ms C ongr uent ie - index ( m s) Global LSF Local LSF Global BSF Local BSF

(17)

17

suboptimale (gemiddelde=25ms) dan optimale (gemiddelde= -10ms) affectieve priming, zie de linker grafiek in Figuur 4. Deze resultaten ondersteunen de gevonden dissociatie tussen de globale en lokale focus groep uit het onderzoek van Kovacs (2014). Het interactie-effect tussen het gebruik van maskers, de aanbiedingsduur van de prime met de global-local groep splitsing was echter niet significant (F(1, 37) = 2,163, p = 0,150).

Figuur 4. Congruentie-indices als functie van aanbiedingsduur van de prime na de

global-local groep splitsing.

De congruentie-indices als functie van aanbiedingsduur van de prime in de masker conditie na global-local groep splitsing staan weergegeven in de rechter grafiek van Figuur 4. Wanneer er wel gebruik wordt gemaakt van maskers is de omkerende interactie tussen presentatieduur van de prime en focus niet meer waarneembaar. Opvallend is dat,

tegengesteld aan wanneer er geen maskers worden gebruikt, bij het gebruik van maskers in de globale groep een grotere optimale dan suboptimale affectieve priming plaatsvindt. Er vindt dus een toename van affectieve priming plaats bij de optimale primes en een sterke afname bij de suboptimale primes. In de lokale groep is er, in vergelijking met wanneer er geen maskers worden gebruikt, een kleine toename van affectieve priming in de suboptimale conditie en een sterke afname in de optimale conditie. In de lokale groep leidt dit echter niet tot een omkering van een grotere optimale dan suboptimale naar een grotere suboptimale dan optimale affectieve priming. Dit betekent dat er een kwalitatief verschil zit in de verwerking van de aanbiedingsduur van de primes en maskers tussen de lokale en globale focus groep.

Ook is er gekeken of er een kwalitatief verschil zit in de verwerking van de spatiële frequentie van de primes en maskers tussen de lokale en globale focus groep. Wanneer er

-20 -10 0 10 20 30 40 geen masker

30ms geen masker900ms masker30ms masker900ms

C ongr uent ie - index ( m s) Global Local

(18)

18

geen maskers worden gebruikt is in de BSF conditie een grotere affectieve priming in de lokale groep (gemiddelde= 2ms) dan in de globale groep (gemiddelde= -5ms), zie de linker grafiek in Figuur 5. In de LSF conditie is een grotere affectieve priming in de globale groep (gemiddelde=20ms) dan in de lokale groep (gemiddelde=10ms). Echter, zowel in de lokale als globale groep is er een grotere LSF dan BSF affectieve priming.

Figuur 5. Congruentie-indices als functie van spatiële frequentie na global-local groep

splitsing.

Wanneer er maskers worden gebruikt nemen de affectieve primingeffecten over het algemeen af. De omkerende interactie tussen LSF en BSF primes tussen de lokale en globale focus groep verdwijnt niet wanneer er maskers worden gebruikt. Zoals hierboven is

beschreven gebeurt dit wel bij de omkerende interactie tussen suboptimale en optimale primes. In de BSF conditie is de congruentie-index bij het gebruik van maskers echter wel nagenoeg gelijk in de lokale (gemiddelde= -18ms) en globale (gemiddelde= -20ms) focus groep. Er zit dus ook een kwalitatief verschil in de verwerking van de spatiële frequentie van de primes en maskers tussen de lokale en globale focus groep. Het effect van maskers op het verschil in kwalitatieve verwerking van de spatiële frequentie van de primes is echter wel kleiner dan van de aanbiedingsduur van de primes.

Bovenstaande beschreven hoofdeffecten zonder het gebruik van maskers

ondersteunen de gevonden dissociatie tussen lokale en globale gefocuste participanten uit het exploratieve onderzoek van Kovacs (2014). Er wordt een grotere suboptimale dan optimale affectieve priming gevonden in de globale focus groep en een grotere optimale dan

suboptimale affectieve priming in de lokale focus groep. Als er gekeken wordt naar de LSF

-25 -20 -15 -10 -5 0 5 10 15 20 25 geen masker

LSF geen maskerBSF masker LSF masker BSF

C ongr uent ie - index ( m s) Global Local

(19)

19

primes is er een grotere affectieve priming in de globale dan lokale focus groep en bij de BSF primes is er een grotere affectieve priming in de lokale dan globale focus groep. Een

kanttekening hierbij is dat er in de lokale groep ook een grotere LSF dan BSF affectieve priming plaatsvindt. Dit effect is in de lokale groep wel kleiner dan in de globale groep. Dit is een indicatie voor een kwalitatief verschil in verwerking van de conflicterende primes tussen de globale en lokale focus groep.

Als er wel maskers worden gebruikt is er zowel bij de lokale als globale groep een grotere suboptimale dan optimale affectieve priming. Hierdoor is er geen directe dissociatie waarneembaar tussen de lokale en globale groep op het gebied van aanbiedingsduur van de prime. Op de dissociatie tussen lokaal en globaal gefocuste participanten in spatiële

frequentie hebben maskers een minder verstorende werking dan op de aanbiedingsduur van de prime. Echter, het effect van de BSF primes op affectieve priming in de masker conditie is voor lokale en globale participanten nagenoeg gelijk. Deze effecten zijn een indicatie voor de verstoring van de dissociatie tussen lokaal en globaal gefocuste participanten bij het gebruik van maskers. Met maskers zijn de affectieve primingeffecten tussen de lokale en globale focus groep meer gelijk op de spatiële frequentie en de aanbiedingsduur van de primes. Dit kan komen doordat maskers conflict oproepen wat de affectieve priming doet verstoren.

Uit de manipulatiecheck komt dat wanneer er geen gebruik gemaakt wordt van maskers de primes bewust worden herkend in alle condities. Alle gemiddelde

accuraatheidspercentages verschillen significant van 50, kansniveau (p < 0,001). Echter, wanneer er wel maskers worden gebruikt verschilt de accuraatheid in de korte prime conditie over zowel de LSF als de BSF conditie niet significant van kansniveau. Een uitzondering is echter de boze gezichten in de korte LSF prime conditie (t(38) = -2,156, p = 0,037). Hierbij geldt echter niet dat de boze gezichten bewust herkend werden door de participanten; het percentage correct ligt namelijk onder de 50 procent. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de emotionele gezichten niet bewust waargenomen worden in de suboptimale prime conditie wanneer er gebruik gemaakt wordt van maskers. De gemiddelde accuraatheid van de

geslachtsdecisietaak met standaarddeviaties van alle condities staat weergegeven in percentages in Tabel 6.

(20)

20

Tabel 6.

Accuraatheid van de geslachtdecisietaak (SD) in percentage

LSF BSF

Blij (SD) Boos (SD) Blij (SD) Boos (SD) Masker 30ms 52 (18) 44 (19) 50 (15) 50 (17) 900ms 95 (7) 85 (16) 96 (7) 94 (8) Geen masker 30ms 86 (11) 78 (13) 92 (10) 86 (13) 900ms 95 (7) 88 (11) 96 (6) 94 (14)

Uit de gemiddelde percentages die weergegeven staan in Tabel 6 valt af te leiden dat wanneer de primes bewust worden herkend de proportie herkenningen hoger ligt in de BSF dan de LSF conditie. Ook ligt het percentage herkenningen bij optimale primes hoger dan bij suboptimale primes en blije gezichten worden beter herkend dan boze gezichten. Uit de analyse kwam een significant effect van het gebruik van maskers (F(1, 38) = 317,602, p < 0.001), de presentatieduur van de prime (F(1, 38) = 795,698, p < 0,001), spatiële frequentie van primes (F(1, 38) = 15,047, p < 0,001) en emotionele valentie van de prime (F(1, 38) = 56,757, p < 0,001).

Discussie

Uit de resultaten is naar voren gekomen dat wanneer er maskers worden gebruikt er naar verwachting minder affectieve priming plaatsvindt. Dit geeft een indicatie voor de verstoring van affectieve priming door het irrelevante conflict dat wordt opgeroepen door maskers. Een conflicterend masker verstoort de affectieve primingeffecten in de zin dat de affectieve priming vermindert; het verdwijnt niet volledig. Mogelijk zou het masker de verwerking van het conflict van de prime kunnen onderbreken, waardoor het primingeffect minder groot is.

Wanneer er gekeken wordt naar verdere patronen die de conflicthypothese ondersteunen, is er een sterkere optimale dan suboptimale affectieve priming in de LSF conditie en een sterkere suboptimale dan optimale affectieve priming in de BSF conditie. Hoewel werd verwacht dat in de suboptimale LSF conditie sterke affectieve priming zou plaatsvinden door het gemanipuleerde conflict van zowel de suboptimale als LSF aanbieding van de prime, is de congruentie-index slechts 4ms. Er is een grotere affectieve priming in de

(21)

21

optimale LSF conditie. Dit indiceert dat er conflict ontstaat bij de LSF primes. Ook is er bij de BSF primes een grotere affectieve priming bij de suboptimale dan optimale primes. Dit indiceert dat er ook bij suboptimale primes conflict wordt opgeroepen. Wel werd het verwachte grotere suboptimale dan optimale primingeffect gevonden in de BSF conditie. Volgens de affectieve monitoring hypothese van Phaf en Rotteveel (2012) ontstaat er namelijk alleen affect indien er conflict wordt gecreëerd, en bij de aanbieding van een optimale BSF prime zou dit niet het geval zijn. Wanneer de BSF prime suboptimaal wordt aangeboden ontstaat er echter wel conflict, door de niet-vloeiende verwerking van de gefilterde prime. Dit leidt tot een groter suboptimaal dan optimaal primingeffect bij de aanbieding van BSF primes.

Het verminderde suboptimale LSF primingeffect zou mogelijk verklaard kunnen worden door het verminderen van affectieve priming door een te veel aan conflict. Een combinatie van suboptimale aanbieding met LSF aanbieding van de primes zou mogelijk leiden tot een overmaat aan conflict waardoor de affectieve priming afneemt. Ook de

verminderde affectieve priming die plaatsvindt bij het gebruik van maskers zou de verklaring ondersteunen van een verminderde affectieve priming bij een overmaat aan conflict. Maskers zouden mogelijk leiden tot extra conflict waardoor een overmaat aan conflict ontstaat. Dit zou ook onderbouwd kunnen worden met de overstimulatie hypothese van Barbot & Kouider (2012). Zij indiceren dat overstimulatie, dat wil zeggen het lang aanbieden van suboptimale stimuli door deze stimuli meerdere malen suboptimaal aan te bieden, leidt tot incongruente primingeffecten. Mogelijk zou overstimulatie door het meermalen aanbieden van suboptimale stimuli herleid kunnen worden tot het aanbieden van meerdere conflicterende stimuli, leidend tot incongruente priming. Overstimulatie zou verklaren waarom een overmaat aan conflict door meerdere conflicterende stimuli aan te bieden leidt tot verminderde affectieve priming. Volgens de affectieve monitoring hypothese van Phaf en Rotteveel (2012) zou een overmaat aan conflict mogelijk kunnen leiden tot negatief affect. Te veel conflict zou er namelijk voor kunnen zorgen dat het conflict niet kan worden opgelost waardoor negatief affect wordt opgeroepen. Het negatieve affect zou mogelijk ook de verminderde affectieve priming kunnen verklaren.

In het onderzoek van Kovacs (2014) werd er echter wel een groter affectief

primingeffect gevonden wanneer de suboptimale LSF primes werden aangeboden. De enige factor waarin de opzet van de experimenten verschilden was de manipulatie met maskers. De conflicterende maskers zouden mogelijk voortdurend conflict opgeleverd kunnen hebben in het gehele experiment. Het beetje conflict dat gedurende het gehele experiment mogelijk

(22)

22

werd opgeroepen door de maskers, zouden in alle condities leiden tot extra conflict. Daarom zou door de stapeling van de opgeroepen conflicten van maskers, suboptimale en LSF primes mogelijk sneller een overmaat aan conflict kunnen ontstaan in vergelijking met het onderzoek van Kovacs (2014), waardoor de primingeffecten in dit onderzoek eerder afnemen.

Dit onderzoek heeft echter niet gecontroleerd in welke condities er conflict werd opgeroepen. Dit wordt afgeleid uit de verschillen in congruentie-indices tussen de condities en de aanname van de affectieve monitoring hypothese van Phaf en Rotteveel (2012). Daarom is het in vervolgonderzoek aan te raden om te controleren voor het oproepen van de mate van conflict, mogelijk via neuro-imaging technieken. Zodoende kan er ook worden getoetst of een overmaat aan conflict leidt tot verminderde affectieve priming.

De verwachte waargenomen dissociatie in het exploratieve onderzoek van Kovacs (2014) tussen de globaal, een grotere suboptimale dan optimale en LSF dan BSF affectieve priming, en lokaal, een grotere optimale dan suboptimale en BSF dan LSF affectieve priming, gefocuste participanten werd in dit onderzoek ook gevonden in de geen masker conditie. In beide groepen vond er echter een grotere LSF dan BSF affectieve priming plaats, maar als er binnen de BSF conditie gekeken werd, was de affectieve priming in de lokale gefocuste groep groter.

Deze dissociatie werd verstoord door het gebruik van maskers. In zowel de lokale als globale groep vond er een grotere optimale dan suboptimale affectieve priming plaats bij het gebruik van maskers. De omkerende interactie die plaatsvond tussen de lokale en globale groep op de aanbiedingsduur van de prime verdween bij het gebruik van maskers. Ook in de BSF conditie waren de affectieve primingeffecten nagenoeg gelijk in de lokale als globale groep. Als gekeken werd naar spatiële frequentie van de primes verdween het omkerende interactie effect echter niet bij het gebruik van maskers.

Deze dissociatie tussen de globale en lokale focus groep indiceert een kwalitatief verschil in verwerking van conflict tussen beide groepen. Lokaal gefocuste participanten zouden mogelijk gevoeliger kunnen zijn voor conflict. Globaal gefocuste participanten hebben meer conflict nodig om affectieve priming op te roepen. Er is namelijk een grotere suboptimale dan optimale en een grotere LSF dan BSF affectieve priming. Ook deze hypothese zal in vervolgonderzoek moeten worden getoetst met behulp van neuro-imaging technieken door de mate van het opgeroepen conflict te meten. Er zal dan ook gekeken kunnen worden door verschillen in patronen van de verwerking van de conflicterende maskers en stimuli.

(23)

23

waarvan slechts 39 participanten zijn meegenomen in de analyse. Dit heeft geleid tot een geringe power van 0,21 wanneer er gekeken werd naar de interactie tussen alle variabelen, resulterend in een grote mate van meetonnauwkeurigheid. Daarom is in dit onderzoek de focus gelegd op het interpreteren van waarneembare patronen in plaats van significantie testen. Om hardere uitspraken te kunnen doen over de resultaten zal allereerst het aantal participanten in vervolgonderzoek moet worden vermeerderd.

Een andere methodologisch verbeterpunt voor vervolgonderzoek is het gebruikmaken van een andere woordenlijst waarin geen ouderwetse en ambigue woorden worden

opgenomen, zodat de meetonnauwkeurigheid afneemt. Verder is het aan te raden gebruik te maken van een rechtshandige knoppendoos om het de participanten zo comfortabel mogelijk te maken. Ook een andere techniek voor het beoordelen van de targetwoorden zal de

meetonnauwkeurigheid verminderen. Een suggestie is om beide responsen op de linker en rechter knop met de wijsvinger te geven, en tussen trials in de wijsvinger terug naar het midden van de knoppendoos te brengen. Nu werden er in het algemeen snellere responsen op negatieve targetwoorden gevonden. Voor de analyse heeft dit geen grote consequenties met zich meegebracht door het gebruik van de congruentie-index als afhankelijke variabele.

Verder rapporteerden participanten gezichten te herkennen in de maskers, die als griezelig werden bestempeld. Dit zou kunnen leiden tot het versterkte conflict dat door maskers wordt veroorzaakt. Er valt nader te onderzoeken of maskers bestaande uit neutrale stimuli, zoals stippen, ook leiden tot een afname in affectieve priming. Indien dit niet het geval is, kan dit de verschillen in onderzoeksresultaten in affectieve priming bij het gebruik van maskers verklaren. Verschillen in de mate van conflict zou dan de mate van affectieve priming kunnen bepalen. Dit zou kunnen verklaren waarom in het onderzoek van Rotteveel, de Groot, Geutskens, en Phaf (2001) wel het klassieke patroon van affectieve priming werd gevonden; het gebruik van onbekende ideogrammen als maskers zou mogelijk tot minder conflict leiden en minder verstoring van de affectieve priming.

Uit de geslachtsdecisie taak voor de manipulatiecheck is gekomen dat de primes in de suboptimale prime conditie wanneer er gebruik gemaakt wordt van maskers niet significant van kansniveau worden gedetecteerd. Dit is wel het geval wanneer de primes niet worden gemaskeerd. Dit geeft een indicatie voor het manipuleren van bewustzijn door gebruik te maken van maskers. Bewustzijn zou daarom als confounding factor in het experiment naar voren kunnen worden geschoven. Voorgaand onderzoek geeft echter aanwijzingen dat bewustzijn niet de factor is die leidt tot affectieve priming (Barbot & Kouider, 2012; Kovacs, 2014). Ook is de vraag of de primes daadwerkelijk niet zijn waargenomen, of dat alleen niet

(24)

24

waarneembaar was wat het geslacht van de primes was. De eventuele manipulatie van bewustzijn wordt daarom niet als confounding beschouwd in dit onderzoek.

Conclusie

Conflicterende maskers leiden tot een verstoring van de affectieve priming. Dit zou de tegenstrijdige resultaten in affectief primingonderzoek kunnen verklaren; de mate van

conflict, die wordt vergroot bij het gebruik van maskers, leidt tot verschillen in affectieve primingeffecten.

Ook de dissociatie tussen de globale en lokale gefocuste participanten wordt verstoord door maskers. Er is een kwalitatief verschil in verwerking van conflict tussen de lokale en globale gefocuste groep. Lokaal gefocuste personen zouden gevoeliger kunnen zijn voor conflict. Daarom is van belang dat de focus van de participanten in het vervolg wordt meegenomen in affectief primingonderzoek.

Er ontstaat inderdaad, zoals gepostuleerd wordt in de affectieve priming hypothese van Phaf & Rotteveel (2012), affect bij de aanbieding van conflict. Verder is waarneembaar dat in de condities met de aanbieding van meerdere conflicterende stimuli verminderde affectieve priming plaatsvindt. Verminderde affectieve priming door een overmaat aan conflict zou mogelijk te verklaren zijn door overstimulatie (Barbot & Kouider, 2012) of door negatief affect, dat volgens de affectieve monitoring hypothese van Phaf & Rotteveel (2012) ontstaat door het niet kunnen oplossen van het conflict. In dit onderzoek is echter niet gecontroleerd in welke mate er conflict is opgeroepen in de verschillende condities. Of een overmaat aan conflict daadwerkelijk leidt tot verminderde affectieve priming zal daarom in vervolgonderzoek moeten worden nagegaan, mogelijk middels neuro-imaging technieken.

Literatuur

Andrews, V., Lipp, O. V., Mallan, K. M., & König, S. (2011). No evidence for subliminal affective priming with emotional facial expression primes.Motivation and Emotion,35(1),

33-43.

Barbot, A. & Kouider, S. (2012). Longer is not better: Nonconscious overstimulation reverses priming influences under interocular suppression. Attention perception and psychophysics,

(25)

25

Bruyer, R., & Brysbaert, M. (2011). Combining speed and accuracy in cognitive psychology: is the inverse efficiency score (IES) a better dependent variable than the mean reaction time (RT) and the percentage of errors (PE)?.Psychologica Belgica, (51), 5-13.

Casasanto, D. (2009). Embodiment of abstract concepts: Good and bad in right- and lefthanders. Journal of Experimental Psychology. 138, 351-367.

Gasper, K., & Clore, G. L. (2002). Attending to the big picture: Mood and global versus local processing of visual information. Psychological science, 13(1), 34-40.

Gray, J. A. (1981). A critique of Eysenck’s theory of personality. In A model for

personality (pp. 246-276). Springer Berlin Heidelberg.

Hermans, D., Spruyt, A., De Houwer, J., & Eelen, P. (2003). Affective priming with subliminally presented pictures.Canadian Journal of Experimental Psychology/Revue canadienne de psychologie expérimentale,57(2), 97.

Keuleers, E. & Brysbaert, M. (2010). SUBTLEX-NL: A new measure for Dutch word frequency based on film subtitles. Behavior Research Methods, 42, 643-650.

Kovacs, E. (2014). Conflict precedes affective priming. Internship Master Psychology,

Univeresiteit van Amsterdam

Kovacs, E. (2014). Conflict precedes affective priming. Master Thesis Psychology,

Universiteit van Amsterdam.

Lundqvist, D., Flykt, A., & Öhman, A. (1998). The Karolinska Directed Emotional Faces.

Psychology section, Department of Clinical Neuroscience, Karolinska Institute, Stockholm, Sweden.

Murphy, S. T., & Zajonc, R. B. (1993). Affect, cognition and awareness: Affective priming with optimal and suboptimal stimulus exposures. Journal of personality and social

psychology, 64, 723-739.

Phaf, R. H. & Rotteveel, M. (2012). Affective monitoring: A generic mechanism for affect elicitation. Frontiers in Psychology, 3: 47

Phaf, R. H., Van der Leij, A. R., Stienen, B. M. & Bierman, D. (2006). Positieve, neutrale en negatieve woorden bij minimale aanbieding: Een ordening door perceptuele clarificatie, Amsterdam, The Netherlands: Technical Report, Universiteit van Amsterdam

(26)

26

Rotteveel, M., de Groot, P., Geutskens, A., & Phaf, R. H. (2001). Stronger suboptimal than optimal affective priming?Emotion,1(4), 348.

Rotteveel, M., & Phaf, R.H. (2007). Mere exposure in reverse: Mood and motion modulate memory bias. Cognition and Emotion, 21, 1323-1346.

Van Strien, J. W. (2002). Vragenlijst voor Handvoorkeur. FSW, Instituut voor Psychologie, Erasmus Universiteit Rotterdam

Winkielman, P., Berridge, K. C., & Wilbarger, J. L. (2005). Unconscious affective reactions to masked happy versus angry faces influence consumption behavior and judgments of value.Personality and Social Psychology Bulletin,31(1), 121-135.

(27)

27 Appendix A

80 positieve targetwoorden (woord, woordlengte, woordfrequentie)

Knus 4 2,36 Prima 5 276,79 Lekker 6 276,15 Pret 4 9,03 Samen 5 370,64 Kleurig 7 0,18 Zoen 4 9,99 Geinig 6 1,62 Jeugdig 7 0,5 Vers 4 17,86 Lollig 6 3,52 Hoopvol 7 1,74 Wijs 4 36,25 Komiek 6 4,07 Verrukt 7 2,01 Lach 4 46,72 Vredig 6 6,86 Melodie 7 3,04 Wens 4 59,39 Jarige 6 7,68 Gunstig 7 4,71 Baby 4 151,8 Warmte 6 10,5 Geestig 7 5,03 Fijn 4 198,06 Zuiver 6 10,63 Elegant 7 5,28 Vrij 4 232,91 Glorie 6 11,21 Stralen 7 5,28 Blij 4 277,3 Nuttig 6 11,96 Welzijn 7 5,83 Aaien 5 2,1 Handig 6 13,81 Ambitie 7 5,85 Party 5 4,96 Zoenen 6 14,73 Rijkdom 7 9,97 Fraai 5 6,4 Passie 6 14,77 Oprecht 7 11,34 Hoera 5 7,62 Mazzel 6 16,08 Vreugde 7 13,56 Zalig 5 9,15 Moedig 6 18,84 Winnaar 7 23,6 Humor 5 19,6 Natuur 6 26,96 Prettig 7 27,37 Bruid 5 21,13 Cadeau 6 29,29 Vrolijk 7 31,51 Winst 5 21,63 Gezond 6 31,83 Energie 7 38,81 Zacht 5 22,85 Geduld 6 34,28 Bloemen 7 46,19 Jeugd 5 27,88 Wonder 6 44,91 Kunst 5 37,09 Schoon 6 49,28 Zomer 5 42,9 Gelukt 6 65,43 Vrede 5 65,01 Zingen 6 65,52 Sterk 5 95,22 Dansen 6 102,91 Feest 5 98,26 Succes 6 103,64 Droom 5 109,42 Muziek 6 107,46 Trots 5 111,46 Winnen 6 116,56 Nieuw 5 119,85 Aardig 6 191,95 Geluk 5 166,02 Liefde 6 208,9

(28)

28 Appendix B

Negatieve targetwoorden (woord, woordlengte, woordfrequentie)

Wond 4 14,02 Kwaad 5 157,83 Slecht 6 267,81 Coma 4 14,09 Doden 5 217,98 Bliksem 7 10,63 Vies 4 19,8 Zeiken 6 4,3 Mislukt 7 11,78 Vals 4 26,6 Rouwen 6 4,78 Schamen 7 15,96 Zwak 4 35,4 Giftig 6 4,99 Aanslag 7 17,06 Boos 4 105,79 Wurgen 6 5,05 Dwingen 7 17,72 Ziek 4 129,2 Akelig 6 5,1 Verraad 7 19,07 Haat 4 151,32 Rotten 6 6,47 Overval 7 21,29 Fout 4 165,27 Somber 6 6,88 Schande 7 23,42 Pijn 4 266,16 Engerd 6 7,66 Leugens 7 26,8 Bang 4 477,21 Crisis 6 11,89 Ellende 7 27,01 Tumor 5 5,79 Stress 6 13,86 Eenzaam 7 31,56 Plaag 5 8,42 Triest 6 17,52 Twijfel 7 34,03 Satan 5 8,8 Klagen 6 19,76 Jaloers 7 42,9 Boete 5 8,83 Kanker 6 21,88 Misdaad 7 43,22 Schok 5 11,66 Smerig 6 24,35 Moorden 7 45,28 Wreed 5 15,18 Zielig 6 24,86 Gevecht 7 48,98 Vloek 5 18,77 Lelijk 6 29,23 Verlies 7 49,07 Woede 5 24,95 Lijden 6 35,88 Ongeluk 7 100,96 Virus 5 28,91 Ziekte 6 37,14 Sterven 7 175,28 Vrees 5 29,43 Paniek 6 39,86 Alarm 5 34,78 Geweld 6 42,17 Straf 5 35,45 Gemeen 6 45,37 Wraak 5 44,02 Aanval 6 47,59 Brand 5 44,39 Huilen 6 54,52 Ruzie 5 64,19 Geweer 6 55,39 Angst 5 69,34 Gewond 6 60,62 Slaan 5 94,51 Vijand 6 60,69 Wapen 5 140,59 Gevaar 6 91,54 Moord 5 141,99 Schuld 6 178,1

(29)

29 Appendix C

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

A possible explanation for the effects in the control condition is that those participants with a low BAS score are less goal-focused on the money earning task and are

Though the relation between working memory and syntactic priming (in production as well as in comprehension) has not been investigated much, the present study set out to

Er zijn geen ligboxen, maar door de ruimte kunnen de koeien zelf bepalen waar ze gaan liggen.. Daarnaast is de stal licht en open en wordt

People interested in the research are advised to contact the author for the final version of the publication, or visit the DOI to the publisher's website.. • The final author

Rondom de stuifkuilen komt veel zand te liggen, en verder weg veel minder, maar we weten nog niet wat daar de effecten van zijn.. We weten wel dat hoe kalkarmer het zand, hoe

Publisher’s PDF, also known as Version of Record (includes final page, issue and volume numbers) Please check the document version of this publication:.. • A submitted manuscript is

Pourtant si l'on considère le plan, on constate que les branches des fossés ne sont pas alignées; que les axes, du fossé extérieur ou intérieur sont décalés de 2,50 m; que

De katchū-men zijn de enige maskers binnen de Japanse maskercultuur die niet in essentie worden gebruikt voor theater, religieuze dansen of processies.. Wellicht worden ze