• No results found

Inventarisatie van diagnostiek en behandelmethoden voor ergotherapeuten die cliënten met zintuiglijke overprikkeling behandelen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Inventarisatie van diagnostiek en behandelmethoden voor ergotherapeuten die cliënten met zintuiglijke overprikkeling behandelen"

Copied!
53
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

I

NVENTARISATIE VAN DIAGNOSTIEK EN

BEHANDELMETHODEN

VOOR ERGOTHERAPEUTEN DIE CLIËNTEN MET ZINTUIGLIJKE

OVERPRIKKELING BEHANDELEN

Bachelor thesis

Anne van der Perk, Melissa Mortel & Donja Komduur

Datum: 13 juni 2017

Aantal woorden: 8944

Coach: Monique Floothuis

Opdrachtgever: José van Haastrecht

Onderzoeksvraagvraag

Welke aanbevelingen zijn te geven aan

ergotherapeuten die cliënten behandelen met niet

aangeboren hersenletsel die problemen ervaren met

zintuiglijke overprikkeling met betrekking tot

(2)

Uitvoeringsgegevens

Beroepsproduct: Onderzoeksverslag

Naam studenten:

Donja Komduur 500685600 donja.komduur@hva.nl

Melissa Mortel 500685145 melissa.mortel@hva.nl

Anne van der Perk 500689537 anne.van.der.perk@hva.nl

Coach: Monique Floothuis

Tweede beoordelaar: Martine Peek

Opdrachtgever: José van Haastrecht

Aantal woorden: 8944

Onderwijsinstelling: Hogeschool van Amsterdam

(3)

Voorwoord

Dit verslag betreft het afstudeeronderzoek van Melissa Mortel, Anne van der Perk en Donja

Komduur, in het verslag genoemd “de studenten”. Het afstudeeronderzoek is uitgevoerd in het kader van de opleiding ergotherapie, aan de Hogeschool van Amsterdam. Uitvoering is in samenwerking met de opdrachtgeefster José van Haastrecht, in de periode van 6 februari tot en met 30 juni 2017.

Dit afstudeeronderzoek gaat over zintuiglijke overprikkeling bij cliënten ten gevolge van niet

aangeboren hersenletsel (NAH). De opdracht voor dit afstudeerproject is tot stand gekomen, omdat de opdrachtgever José van Haastrecht, gepensioneerd bedrijfsarts, al een lange tijd persoonlijk betrokken is bij mensen die problemen ervaren door zintuiglijke overprikkeling ten gevolge van NAH. In gesprekken die de opdrachtgever met patiënten heeft gevoerd, is opgevallen dat eventuele

veranderingen in de zintuiglijke waarneming bij cliënten, na het verkrijgen van hersenletsel veelal niet gesignaleerd worden. Zij vermoedt dat er weinig tot geen aandacht is onder zorgprofessionals voor de klachten en symptomen welke mensen met NAH kunnen ervaren wanneer zij

geconfronteerd worden met zintuiglijke overprikkeling.

Mensen hebben een probleem dat niet zichtbaar is, maar worden hier in het dagelijkse leven wel veel mee geconfronteerd. Ergotherapeuten kunnen hierbij mensen ondersteunen. Met deze reden heeft José van Haastrecht de opleiding ergotherapie benaderd voor dit onderzoek.

Eerst wordt in de inleiding beschreven wat de aanleiding, relevantie, vraagstelling en doelstelling van dit onderzoek is. In hoofdstuk 2 wordt vervolgens toegelicht welke onderzoeksmethoden de

studenten gebruikt hebben. In hoofdstuk 3 volgen de resultaten, in hoofdstuk 4 is de discussie beschreven en in hoofdstuk 5 volgt de conclusie. Ten slotte wordt geëindigd in hoofdstuk 6 met de aanbevelingen.

In bijlage 1 is een verklarende woordenlijst toegevoegd (glossary). Begrippen die toegelicht worden in de glossary zijn aangegeven met een *.

Wij willen de opdrachtgeefster José van Haastrecht bedanken voor de samenwerking. Monique Floothuis willen wij bedanken voor de coaching tijdens het afstudeerproject.

Donja Komduur, Melissa Mortel en Anne van der Perk

(4)

Samenvatting

Aanleiding

Over zintuiglijke overprikkeling is nog weinig bekend. Het is een groot onderschat probleem, waar mensen veel hinder van kunnen ervaren in het dagelijks leven. Ergotherapeuten zien dit vaak in de praktijk. Dit heeft geleid tot onderstaande onderzoeksvraag.

Onderzoeksvraag

Welke aanbevelingen zijn te geven aan ergotherapeuten die cliënten behandelen met NAH die problemen ervaren met zintuiglijke overprikkeling met betrekking tot diagnostiek en

behandelmethodes?

Doel

De studenten hebben van 6 februari tot 12 juni 2017 een inventarisatie gedaan van de verschillende diagnostische en behandelmethoden, gebruikt door ergotherapeuten bij cliënten met zintuiglijke overprikkeling. Er wordt vervolgens een verslag met aanbevelingen geschreven, met als doel het ontwikkelen van een eenduidige richtlijn voor de diagnostiek en behandeling van cliënten die problemen ervaren door de zintuiglijke overprikkeling te ondersteunen.

Methode

Er zijn in totaal 8 ergotherapeuten geïnterviewd die ervaring hebben met de doelgroep NAH. Er is gekozen voor kwalitatief onderzoek, omdat er beperkte literatuur is over het onderwerp. Hiermee zijn ervaringen en gedachtegangen verzameld van ergotherapeuten, om zo een inventarisatie te maken van de mogelijkheden binnen de diagnostiek en behandelmethode bij cliënten die problemen ervaren door zintuiglijke overprikkeling ten gevolge van NAH. Deze interviews zijn getranscribeerd, gecodeerd en gethematiseerd en aan de hand van die thema’s verwerkt in een verslag met

aanbevelingen voor ergotherapeuten.

Resultaten

Enkele ergotherapeuten passen specifieke diagnostiek toe, volgens het ASITT-protocol. Andere ergotherapeuten doen dit aan de hand van losse observaties. Een enkele ergotherapeut gebruikt de AASP om zintuiglijke overprikkeling te diagnosticeren, dit meetinstrument komt ook het meest naar voren in de literatuur.

Een belangrijke interventie is het geven van psycho-educatie. Bij zintuiglijke overprikkeling worden prikkels eerst gedempt of geëlimineerd. Later wordt de hoeveelheid prikkels opgebouwd, zodat cliënten kunnen wennen aan de prikkels. Problemen met belasting/belastbaarheid is vaak een klacht bij zintuiglijke overprikkeling. Dit wordt behandeld met de activiteitenweger of ‘niet rennen maar

(5)

plannen’. Uit onderzoek is gebleken dat veel SI-therapeuten bij volwassenen gebruik maken van het ASITT-protocol. Daarnaast wordt er gebruik gemaakt van ontspanningstechnieken uit de

mindfulness.

Conclusie

Ergotherapeuten hebben geen eenduidige diagnostiek en- behandelmethode, voor cliënten die problemen ervaren door zintuiglijke overprikkeling ten gevolge van NAH.

Naar aanleiding van dit afstudeeronderzoek zijn er verschillende aanbevelingen ten aanzien van diagnostiek, behandeling en samenwerking opgesteld (zie hoofdstuk 6).

(6)

Inhoudsopgave

1 Inleiding ... 7 1.1 Aanleiding ... 8 1.2 Relevantie ... 9 1.3 Vraagstellingen ... 9 1.4 Doelstelling ... 10 2 Methode ... 11 2.1.1 Selectiecriteria ... 11 2.1.2 Werving ... 11 2.2 Dataverzameling ... 13 3 Resultaten ... 16 3.1 Cliënt ... 16 3.1.1 Doelgroep ... 16 3.1.2 Zintuiglijke overprikkeling ... 16 3.1.3 Klachten ... 17 3.2 Diagnostiek ... 18 3.2.1 Intake ... 18 3.2.2 Meetinstrumenten ... 19 3.3 Behandelen ... 20 3.3.1 Interventies ... 20 3.3.2 Houding en benadering ... 23 3.3.3 Therapieruimte ... 24 3.3.4 Advies thuissituatie ... 24 3.3.5 Sociale omgeving ... 25 3.4 Samenwerken ... 25 3.4.1 Multidisciplinaire samenwerking ... 25

3.4.2 Kennis verwerven en scholing ... 27

4 Discussie ... 29

4.1 Interpretatie en verklaring resultaten ... 29

4.1.1 Cliënt ... 29

4.1.2 Diagnostiek ... 30

4.2 Kritische reflectie onderzoek ... 31

5 Conclusie ... 32

5.1 Aanbevelingen ... 33

(7)

5.1.2 Behandeling ... 33

5.1.3 Samenwerking ... 34

Literatuurlijst ... 35

Bijlage 1 Verklarende woordenlijst (glossary) ... 39

Bijlage 2: Wervingsmail ... 43

Bijlage 3 Topiclijst ... 44

Bijlage 4 Creatief proces ... 47

Bijlage 5 Codeboom... 49

Bijlage 6 Informatiebrief ... 50

(8)

1 Inleiding

Het onderzoek gaat over behandelmethode en diagnostiek van zintuiglijke overprikkeling bij cliënten ten gevolge van Niet Aangeboren Hersenletsel (NAH). In de inleiding geven de studenten uitleg van de begrippen, beschrijven zij de aanleiding, waarom het relevant is dit te onderzoeken, welke

vraagstellingen in dit onderzoek worden beantwoord en welk doel de studenten hebben gesteld voor het onderzoek.

In Nederland lopen naar schatting elk jaar 130.000 mensen hersenletsel op (Hersenletsel, n.d.). Hersenletsel wordt onderverdeeld in aangeboren hersenletsel en Niet Aangeboren Hersenletsel (NAH). NAH* is iedere vorm van schade aan de hersenen (hersenletsel) dat heeft plaatsgevonden tijdens of na de geboorte (Hersenletsel-uitleg, 2013-2017). NAH kan problemen geven op de volgende gebieden: lichamelijk (neurologisch/motorisch), communicatie, cognitief, emotioneel, kennis en gedrag (Hersenletsel-uitleg, 2013-2017). Overprikkeling kan ook een gevolg zijn van hersenletsel (Hersenletsel-uitleg, 2013-2017).

Overprikkeling* houdt in dat er meer prikkels (signalen) door de hersenen worden ontvangen dan de hersenen aankunnen. Het is een situatie die door mensen als vermoeiend ervaren kan worden (Hersenletsel-uitleg, 2013-2017).

Overprikkeling heeft verschillende vormen: zintuiglijke, cognitieve en emotionele overprikkeling. Zintuiglijke overprikkeling* houdt volgens Hersenz (2016) in dat de hersenen de prikkels verkregen van de zintuigen, minder goed kunnen verdragen.

Een prikkel is een signaal dat binnenkomt via onze zintuigen: zien, horen, ruiken, proeven, voelen en proprioceptie. Proprioceptie* is het kunnen bepalen in welke positie ons lichaam is ten opzichte van de wereld om ons heen (Hersenletsel-uitleg, 2013-2017).

Cognitieve overprikkeling* is als iemand overprikkeld raakt door zijn eigen gedachten, doordat er veel gevraagd of gezegd wordt. Mensen met cognitieve overprikkeling hebben vaak moeite met het uitvoeren van dubbeltaken of multitasken (Hersenletsel-uitleg, 2013-2017).

Als iemand al last heeft van zintuiglijke overprikkeling, kan iemand ook sneller last krijgen van cognitieve overprikkeling. Andersom geldt hetzelfde. Als iemand al last heeft van cognitieve overprikkeling, kan iemand al snel overprikkeld raken door zintuiglijke prikkels (Hersenletsel-uitleg, 2013-2017).

Emotionele overprikkeling* is als iemand emotioneel kwetsbaarder is en moeite heeft met het reguleren van de emoties na hersenletsel (Hersenletsel-uitleg, 2013-2017). In dit onderzoek richten

(9)

de studenten zich echter op zintuiglijke overprikkeling.

Zintuiglijke overprikkeling kan verschillende oorzaken en gevolgen hebben.

Eén van de oorzaken bij zintuiglijke overprikkeling is dat er meer prikkels worden ontvangen dan de hersenen aankunnen.

Een tweede oorzaak kan een kapotte filtering van de prikkels zijn. Prikkels worden niet meer gefilterd en belangrijke en onbelangrijke prikkels komen met dezelfde ‘kracht’ binnen.

Een derde oorzaak van zintuiglijke overprikkeling kan ontstaan doordat er een probleem (vertraging) is in de zintuiglijke informatieverwerking (Hersenletsel-uitleg, 2013-2017). Zintuiglijke

informatieverwerking* is de manier waarop het zenuwstelsel zintuiglijke prikkels ontvangt, organiseert en interpreteert (Hochhauser & Engel-Yeger, 2010).

Gevolgen van zintuiglijke overprikkeling kunnen bijvoorbeeld zijn: irritatie, vermoeidheid, stress, misselijkheid en zelfs korte bewusteloosheid (Hersenletsel-uitleg, 2013-2017).

1.1 Aanleiding

Over zintuiglijke overprikkeling is nog te weinig bekend binnen de medische-, wetenschappelijke wereld en binnen de maatschappij (Hersenletsel-uitleg, 2013-2017). Volgens ‘hersenletsel project zintuiglijke overprikkeling (n.d.)’ is zintuiglijke overprikkeling bij mensen een probleem dat ernstig onderschat wordt. Volgens Abernethy (2010) lijkt het probleem te zijn dat zintuiglijke overprikkeling te weinig herkend en behandeld wordt bij zowel kinderen als volwassenen, door een gebrek aan kennis.

Volgens Ben-Sasson, Carter & Briggs-Gowan (2009) kunnen mensen met zintuiglijke overprikkeling hinder ervaren in de uitvoering van dagelijkse activiteiten, schoolvaardigheden en sociale

participatie*. Bij mensen die zintuiglijk overprikkeld zijn veranderd de waarneming van licht, geluid, beeld, geur, smaak en proprioceptie. De mensen kunnen bijvoorbeeld achtergrondgeluiden niet filteren waardoor een gesprek voeren moeizaam kan zijn. Of bij het autorijden op de snelweg kunnen mensen last ervaren door de lichten die langs flitsen (Hersenletsel-uitleg, 2013-2017). ‘Ik kan niet

meer deelnemen aan het verkeer; geen auto, fiets, ov, vliegtuig, etc. Ben zowel auditief, visueel, sensitief, cognitief overprikkeld en verdraag het niet om snelheid te zien laat staan te beleven’

(Hersenletsel-uitleg, 2013-2017). Dit kan ertoe leiden dat zij een verminderde kwaliteit van leven* ervaren (Ben-Sasson et al., 2009).

(10)

1.2 Relevantie

Ergotherapeuten zijn de professionals die cliënten ondersteunen en het handelen mogelijk maken (Van Hartingsveldt, Logister-Proost & Kinébanian, 2010). Het handelen omvat activiteiten.

Ergotherapeuten ondersteunen cliënten om weer zo zelfstandig mogelijk activiteiten uit te kunnen voeren.

Ergotherapeuten zijn onder andere de zorgprofessionals die worden ingezet bij de behandeling van cliënten die problemen ervaren met zintuiglijke overprikkeling ten gevolge van NAH (Hersenletsel-uitleg, 2013-2017).

Uit dit praktijkonderzoek is ook gebleken dat alle ergotherapeuten cliënten met zintuiglijke overprikkeling behandelen. Bij de ene ergotherapeut staat het behandelen van cliënten die problemen ervaren door zintuiglijke overprikkeling meer op de voorgrond dan bij de ander. Zoals hierboven beschreven is, kan zintuiglijke overprikkeling problemen geven aan cliënten, bij het uitvoeren van activiteiten. Daarom zijn ergotherapeuten geschikte paramedische professionals om deze doelgroep te behandelen.

1.3 Vraagstellingen

In de vorige paragraaf is beschreven dat er weinig bekend is over zintuiglijke overprikkeling ten gevolge van NAH. Veel ergotherapeuten ondersteunen cliënten die problemen ervaren door zintuiglijke overprikkeling. Om in kaart te brengen welke diagnostiek en behandelmethodes er nu worden toegepast door ergotherapeuten, voeren de studenten een praktijkonderzoek uit.

Voor het afstudeeronderzoek is de volgende onderzoeksvraag opgesteld:

Welke aanbevelingen zijn te geven aan ergotherapeuten die cliënten behandelen met niet

aangeboren hersenletsel die problemen ervaren met zintuiglijke overprikkeling met betrekking tot diagnostiek en behandelmethodes?

Om de onderzoeksvraag te beantwoorden voeren de studenten een individueel literatuuronderzoek en een gezamenlijk praktijkonderzoek uit.

(11)

De studenten hebben de volgende drie literatuurvragen opgesteld en over deze vragen een literatuurstudie geschreven:

1. Welke behandelmethoden binnen de ergotherapie worden toegepast bij cliënten die problemen ervaren door zintuiglijke overprikkeling?

Door Melissa Mortel

2. Op welke wijze wordt zintuiglijke overprikkeling bij cliënten gediagnosticeerd?

Door Donja Komduur

3. Wat is de invloed van zintuiglijke overprikkeling bij mensen op activiteiten in het dagelijks leven?

Door Anne van der Perk

De studenten hebben er voor gekozen om zich in de literatuurstudie niet specifiek te richten op NAH, maar op alle doelgroepen die problemen kunnen ervaren met zintuiglijk overprikkeling. Tijdens de zoektocht naar literatuur, is gebleken dat er over zintuiglijk overprikkeling ten gevolge van NAH beperkt literatuur te vinden is. Het is bevestigd door de opdrachtgever dat er beperkt

wetenschappelijk onderzoek beschikbaar is. De resultaten van de literatuurstudies zijn verwerkt in de discussie.

Het praktijkonderzoek is wel gericht op zintuiglijke overprikkeling bij cliënten ten gevolge van NAH. Nadat de literatuurvragen zijn beantwoord, hebben de studenten gezamenlijk een praktijkonderzoek uitgevoerd. Door ergotherapeuten te interviewen is er antwoord gegeven op de praktijkvraag. De vraag voor het praktijkgericht onderzoek is:

Hoe diagnosticeren en behandelen ergotherapeuten cliënten met zintuiglijke overprikkeling ten gevolge van niet aangeboren hersenletsel?

1.4 Doelstelling

De studenten hebben van 6 februari tot 12 juni 2017 een inventarisatie gedaan van de verschillende diagnostische en behandelmethoden, gebruikt door ergotherapeuten bij cliënten met zintuiglijke overprikkeling. Er wordt vervolgens een verslag met aanbevelingen geschreven, met als doel het ontwikkelen van een eenduidige richtlijn voor de diagnostiek en behandeling van cliënten die problemen ervaren door de zintuiglijke overprikkeling te ondersteunen.

(12)

2 Methode

Hieronder is beschreven op welke manier het praktijkonderzoek uitgevoerd is. De studenten hebben gekozen voor kwalitatief onderzoek, omdat in de literatuur beschreven is dat kwalitatief onderzoek gedaan wordt als er nog niet veel bekend is over het onderwerp (Wouters, Van Zaalen, Bruijning, 2015). Kwalitatief onderzoek is de methode om de ervaringen, gedachten, beweegredenen en argumenten te verzamelen (Wouters, et al. 2015).

2.1 Participanten

Voor dit onderzoek is er gekozen om de kennis, ervaring en expertise van ergotherapeuten te verzamelen. Er wordt een inventarisatie gemaakt van de diagnostiek en behandelmethoden die ergotherapeuten toepassen bij cliënten die zintuiglijk overprikkeld zijn. Dit wordt gedaan om de kwaliteit van de behandeling van ergotherapeuten te kunnen bevorderen en zo mogelijk de kwaliteit van leven van cliënten te verbeteren.

2.1.1 Selectiecriteria

De volgende criteria zijn opgesteld voor de selectie van ergotherapeuten:

● De ergotherapeuten hebben kennis en ervaring met diagnostiek en behandelmethoden bij volwassen cliënten die problemen ervaren met zintuiglijke overprikkeling ten gevolge van NAH.

● Ergotherapeuten in alle settingen zijn geïncludeerd, om zoveel mogelijk verschillende ervaringen te verzamelen.

2.1.2 Werving

Allereerst werd vanuit het netwerk van de studenten, de praktijkbegeleiders van vorige stages benaderd. Hieruit zijn drie ergotherapeuten geworven. Daarna hebben zij, op advies van Monique Floothuis (projectcoach), contact opgenomen met een ergotherapeut die gespecialiseerd is in sensorische integratie therapie (SI)*. Sensorische integratie is een therapie die zich richt op het verwerken en integreren van zintuiglijke prikkels. De therapeut biedt oefeningen uit een standaard protocol aan om de reactie van de zintuigen te veranderen (Watling & Hauer, 2015). SI wordt toegepast bij cliënten die onder andere problemen ervaren met zintuiglijke overprikkeling, deze therapeutische ervaringen zijn waardevol voor ons onderzoek. Naast het contacteren van de ergotherapeut die kennis heeft van SI, zijn de studenten via het internet op zoek gegaan naar meer

(13)

contactgegevens van ergotherapeuten die binnen de selectiecriteria passen. Zij hebben een combinatie van de termen zintuiglijke overprikkeling, ergotherapie en NAH gebruikt om de ergotherapeuten te kunnen vinden.

In totaal zijn er 46 ergotherapeuten benaderd waarvan een deel alleen via de mail en een deel via telefonisch contact. Zie bijlage 2 voor de verstuurde wervingsmail. Van de 46 ergotherapeuten zijn de eerste twaalf alleen benaderd met een wervingsmail en informatiebrief. Door geen respons en afwijzingen zijn de studenten overgestapt naar het telefonisch benaderen van de ergotherapeuten om het proces van werving te versnellen. Indien de ergotherapeuten na het telefoongesprek geïnteresseerd waren om deel te nemen, werd de informatiebrief nagestuurd. Elf ergotherapeuten waren bereid om deel te nemen. Twee ergotherapeuten hebben niet meer gereageerd op de mail om een afspraak te plannen en zijn daardoor afgevallen. Eén ergotherapeut is uitgesloten, omdat zij niet paste bij de selectiecriteria. De studenten hebben in totaal acht ergotherapeuten ingepland voor een interview. In figuur 1 is het proces van werving weergegeven. In tabel 1 zijn de demografische gegevens van de ergotherapeuten weergeven.

Figuur 1: flowchart ergotherapeuten

(14)

Ergotherapeut Leeftijd Setting Ervaring met NAH Geslacht

1 64 Eerste lijn 42 jaar V

2 48 Eerste lijn 34 jaar V

3 39 Ziekenhuis 16 jaar V 4 39 Ziekenhuis 23 jaar V 5 51 Revalidatiecentrum 27 jaar V 6 37 Revalidatiecentrum 15 jaar V 7 28 Ziekenhuis 6,5 jaar V 8 36 Revalidatiecentrum 6 jaar M

Tabel 1: demografische gegevens

2.2 Dataverzameling

De inventarisatie is gedaan door gebruik te maken van semigestructureerde interviews, zodat de studenten de mogelijkheid hebben om door te vragen en om zo de diepgang op kunnen zoeken (Wouters et al., 2015).

De studenten hebben de mate van structurering van de interviews gebaseerd op vier aspecten:

1. De inhoud van de vragen ligt meer of minder vast;

2. De manier waarop de vragen worden gesteld ligt meer of minder vast; 3. De volgorde waarin de vragen worden gesteld, kan al dan niet variëren;

4. De mogelijke antwoorden zijn vooraf door de onderzoeker bepaald of zijn open.

(Hart, Boeije & Hox, 2005)

Wanneer de vier genoemde aspecten niet of gedeeltelijk van tevoren vastliggen, spreekt men van semi- of half gestructureerde interview (Hart et al., 2005). De laatste 2 typen worden ook wel aangeduid als kwalitatief interview, (Hart et al., 2005) omdat de manier van vragenstellen niet

(15)

vaststaat waardoor er ruimte is om af te wijken en door te vragen om de gewenste informatie te verkrijgen.

De studenten hebben aan de hand van de literatuur en de ervaringen van de opdrachtgever een topiclijst opgesteld, met de onderwerpen die structuur bieden aan het interview en om antwoord te kunnen geven op de praktijkvraag (Wouters et al., 2015). De topiclijst is in bijlage 3 toegevoegd.

De interviews zijn steeds door twee studenten afgenomen. De interviewer voerde het gesprek, de observator vulde zo nodig aan en hield de tijd en geluidsapparatuur in de gaten.

De interviews hebben plaatsgevonden op de gewenste locatie voor de ergotherapeut en varieerden van een half uur tot één uur. De interviews zijn opgenomen met geluidsapparatuur en

getranscribeerd aan de hand van deze geluidsopnames (Boeije, 2014). Dit houdt in dat de interviews letterlijk worden uitgetypt. Hier is voor gekozen, omdat de informatie specifieker uitgewerkt kan worden en zo kunnen citaten van de deelnemers gebruikt worden in het afstudeeronderzoek. Iedere student transcribeert het interview waar zij de vragen van heeft gesteld.

2.3 Data-analyse

Na het transcriberen van de interviews heeft de codering plaatsgevonden. De codering bestaat uit drie stappen.

De eerste stap is open coderen. De uitgewerkte tekst wordt uiteengerafeld in bruikbare fragmenten en niet bruikbare fragmenten. De bruikbare fragmenten worden voorzien van een code, een code houdt in dat er een trefwoord bij wordt geplaatst (Boeije, 2014). In totaal zijn er 348 codes opgesteld.

De tweede stap die plaatsvindt, is axiaal coderen. Axiaal coderen bestaat uit verschillende onderdelen. De studenten hebben de trefwoorden (codes) uitgeprint en uitgeknipt. Zij hebben gekeken naar de codes, of ze gesplitst, samengevoegd, hernoemd of dan wel dat er nieuwe gecreëerd moeten worden. Er werd een verdeling gemaakt in hoofdcodes en subcodes. Ook werd gekeken naar welke codes belangrijk zijn en welke codes minder belangrijk zijn (Boeije, 2014).

Tot slot vindt het selectief coderen plaats. De uitgeknipte codes die bij elkaar pasten zijn in een envelop gestopt. Per envelop met codes is er een subthema opgesteld. Er is gekeken welke

(16)

proces is weergeven in bijlage 4. De zes hoofdthema’s zijn: cliënt, diagnostiek, behandelen, kennis, samenwerking en omgeving. In de codeboom is weergeven welke open codes geleid hebben tot welke axiale codes en welk hoofdthema hieruit is ontstaan. Ter illustratie is in bijlage 5 een thema uitgewerkt aan de hand van een codeboom. Tijdens het verwerken van de resultaten zijn sommige hoofdthema’s veranderd in een subthema, omdat er overlap was met andere hoofdthema's. Uiteindelijk zijn de volgende hoofdthema’s opgesteld: cliënt, diagnostiek, behandelen en samenwerking.

2.4 Ethiek

In het onderzoek wordt rekening gehouden met ethische aspecten. De deelnemers zijn van tevoren geïnformeerd over het onderzoek met een informatiebrief (zie bijlage 6). Hierin is het doel van het onderzoek, de methode van het onderzoek, de tijd dat het interview zal duren en ethische aspecten waarmee rekening gehouden zal worden, toegelicht. Met de deelnemers wordt vooraf aan het interview nogmaals doorgenomen wat deelname aan het onderzoek inhoudt (doel, tijd en verdere procedure). Een toestemmingsformulier (zie bijlage 7) is opgesteld die de deelnemers ondertekenen, voordat het interview begint. Deelnemers zijn vrij om zich op ieder moment en zonder redenen, terug te trekken uit het onderzoek. Er wordt zorgvuldig met de gegevens omgegaan. De persoonlijke gegevens worden in het onderzoeksverslag geanonimiseerd (Wouters et al., 2015). De

(17)

3 Resultaten

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het praktijkonderzoek beschreven. De tekst is

onderbouwd met quotes van de ergotherapeuten, die worden aangeven tussen haakjes met het betreffende nummer van de ergotherapeut (zie tabel 1), bijvoorbeeld: [1].

3.1 Cliënt

Onder dit thema wordt benoemd bij welke doelgroepen zintuiglijke overprikkeling voorkomt en welke doelgroepen ergotherapeuten behandelen. Er wordt benoemd welke klachten cliënten met zintuiglijke overprikkeling ervaren en welke problemen in activiteiten en rollen cliënten ervaren.

3.1.1 Doelgroep

Zintuiglijke overprikkeling komt voor bij verschillende doelgroepen binnen NAH. De meeste

ergotherapeuten geven aan cliënten te behandelen na een cerebrovasculair accident (CVA)*, hierbij is er een verstoring in de bloedcirculatie van de hersenen (Hersenstichting, 2017). Bij NAH zijn er verschillende mate van ernst, bestaande uit commotio cerebri en contusio cerebri. Commotio cerebri* is een ander woord voor hersenschudding, dit wordt gezien als lichte vorm van hersenletsel en kan voorkomen na bijvoorbeeld een stoot tegen het hoofd of een val waarbij het hersenweefsel niet beschadigd raakt (Hersenstichting, 2017). Contusio cerebri*, wat een ander woord is voor hersenkneuzing, is een ernstige vorm van hersenletsel. Hierbij is het hersenweefsel wel beschadigd geraakt (Hersenstichting, 2017). Daarnaast behandelen zij cliënten met tumoren* en Multiple Sclerose* (MS). Zintuiglijke overprikkeling bij cliënten met MS komt echter zelden voor. “Ja vooral

CVA en soms ook nog traumatisch hersenletsel…...tumoren niet zo vaak…. Soms ook MS, maar die krijgen we hier niet zo vaak.” [8]

Whiplash* wordt ook meerdere malen benoemd, maar dit valt niet onder NAH. “Die SI-behandeling

pas ik toe bij mensen met een whiplash”. [1]

3.1.2 Zintuiglijke overprikkeling

Bij alle bovenstaande doelgroepen komt een vorm van zintuiglijke overprikkeling voor. De ergotherapeuten zien vooral problemen door visuele of auditieve overprikkeling. Auditieve overprikkeling* is overprikkeling door geluid, waaronder moeite met wegfilteren van achtergrondgeluiden of irritatie bij ritmische geluiden (Hersenletsel-uitleg, 2013-2017).

(18)

Visuele overprikkeling* is overprikkeling door beelden of door licht, onder andere het zien van veelheid van beelden, kleuren en bewegingen bij bepaald soort licht (Hersenletsel-uitleg, 2013-2017). “Ik zie het eigenlijk altijd wel terugkomen bij revalidanten met commotio, dus na een

hersenschudding... En ook natuurlijk bij de andere NAH patiënten zowel visueel als auditief, volgens mij. En ja mijn ervaring daarmee, volgens mij komt het heel vaak voor, meer dan je misschien nog inschat.” [7]

Tactiele overprikkeling komt minder voor in de praktijk. Overprikkeling van reuk en smaak zijn de ergotherapeuten niet tegen gekomen. Overprikkeling van proprioceptie komt ook weleens voor. Tactiele overprikkeling* is als het gevoel overprikkeld is. Dit ontstaat onder andere bij tast, beweging of aanraking. Deze tactiele overprikkeling kan ook als pijn worden ervaren (Hersenletsel-uitleg, 2013-2017). “Tactiel is minder…Reuk en smaak is allebei in veel gevallen aangetast, ik doe daar eigenlijk

niet zoveel mee ik geef altijd aan houd er rekening mee, en het kan zijn dat het bij trekt, maar daar doe ik weinig mee. “[1]

Een aantal ergotherapeuten beschrijven een verschil tussen zintuiglijke en cognitieve overprikkeling.

“Maar als ik kijk naar de tast is het meer het lichamelijke en visueel en auditief daar raak je ook snel door overprikkeld, in de zin van dat je sneller moe wordt, dat je prikkelbaar wordt en hoofdpijn krijgt, dus daar krijg je meer cognitief direct klachten van dan je van de tast zou krijgen.” [3]

Bij cognitieve overprikkeling worden bijna altijd dubbeltaken aangegeven als voornaamste probleem.

“Dubbeltaken ja dat sowieso..., dus praten en lopen tegelijk schrijven en telefoneren, praten met muziek op de achtergrond, al die dubbeltaken die trainen we later, die komen ook later want daar hebben ze last van. “[1]

3.1.3 Klachten

Zintuiglijke overprikkeling is met name een onzichtbaar gevolg van NAH. De klachten die cliënten met zintuiglijke overprikkeling ervaren zijn: “extreme vermoeidheid, misselijk, duizelig, hoofdpijn,

zweetaanvallen.” [5]

Mensen met zintuiglijke overprikkeling kunnen voornamelijk niet tegen drukte, licht en harde

geluiden. Deze klachten hebben gevolgen op het uitvoeren van dagelijks activiteiten en dat kan lijden tot overbelasting. “Nou ja ik denk dat als je overprikkelt raakt, dat het ook een soort van

overbelasting is om het zo te noemen. Als je continu over je eigen grenzen heen gaat wat betreft prikkeling, dan put je jezelf uit.” [6]

De activiteiten waarbij mensen voornamelijk problemen ervaren zijn: werken, deelnemen aan het verkeer, fietsen, huishoudelijke taken, computeren en sociale activiteiten zoals op visite gaan, visite

(19)

ontvangen en verjaardagen. “Nee, het zijn alle dagelijkse dingen die voor hen gewoon zijn, zoals een

verjaardag, boodschappen doen, op visite gaan. Het is meestal wel in een drukke omgeving, of in het gezin als het daar druk is.” [3]

Meerdere ergotherapeuten hebben aangegeven dat cliënten die problemen ervaren door zintuiglijke overprikkeling veel problemen ervaren in het uitvoeren van hun rollen*.

Door de cliënt wordt met name de rol in het gezin aangegeven als belangrijk. Zij kunnen niet meer de vader of moeder zijn die ze voorheen waren. Als de cliënt zintuiglijk overprikkeld is kunnen zij

prikkelbaarder en geïrriteerder reageren dan zij anders zouden doen. “Hun moeder of vader rol,

afhankelijk of het een man of een vrouw is, dat het te druk is aan tafel, of als puberdochters te hard naar de radio luisteren, dat ze daar helemaal gek van worden en dat geïrriteerd en prikkelbaar worden, kort lontje dus dat ze daar zelf ook vaak vinden dat ze niet meer z’n leuke vader of moeder zijn.” [2]

Veel cliënten hebben moeite met het uitvoeren van hun werk en kunnen ook de rol van werknemer niet meer goed uitvoeren. Bij beroepen kunnen problemen door zintuiglijk overprikkeling voorkomen waardoor iemand moeite heeft bij het uitvoeren van het beroep. “Nou, de drukte. Dus als je

secretaresse bent en je krijg 3 telefoontjes tegelijk, dat is natuurlijk een enorme zintuiglijke overprikkeling en hoe ga je dat dan ineens oplossen.“ [8]

3.2 Diagnostiek

In dit thema wordt beschreven op welke manier ergotherapeuten de intake doen en welke meetinstrumenten hier worden toegepast. Ook wordt er beschreven welke meetinstrumenten er specifiek worden gebruik om zintuiglijke overprikkeling bij cliënten te diagnosticeren.

3.2.1 Intake

De intake bij cliënten die last hebben van zintuiglijke overprikkeling wordt op verschillende manieren gedaan. Wat veel gebruikt wordt zijn de COPM en het ASITT-protocol. De Canadian Occupational Performance Measure (COPM)* is een meetinstrument om de participatie problemen in kaart te brengen (Van Hartingsveldt & Piškur, 2012). Het Adult Sensory Integration Timmerman treatment protocol (ASITT-protocol)* is een intake/observatie- en behandelprotocol voor volwassenen gebaseerd op principes van SI (Ergotherapie Gouda, 2015).

De COPM wordt toegepast door vrijwel alle ergotherapeuten op een enkeling na. “Nee, dat haal je

uit de intake, daar heb je het over, we nemen ook de COPM af en dan hoor je ook heel vaak wat wel en niet lukt. En als je dat bij elkaar optelt kom je er wel achter dat het met name overprikkeling is.”[4]

(20)

Vier ergotherapeuten gebruiken voor de intake het ASITT-protocol, zo vragen zij specifiek door op alle gebieden van de zintuigen en er worden verschillende onderwerpen aangekaart, bijvoorbeeld traplopen.

Eén ergotherapeut beschrijft dat zij bij de intake vooral kijkt of zintuiglijke overprikkeling het

hoofdprobleem is of dat er nog andere klachten op de voorgrond staan. Aan de hand van de uitkomst van de Adult Adolescent Sensory Profile beoordeelt de ergotherapeut vooraf of de cliënt baat zal hebben bij de behandelmethode van het ASITT-protocol. De Adult Adolescent Sensory Profile (AASP)* is een gestandaardiseerd meetinstrument dat het effect van zintuiglijke prikkelverwerking meet op basis van de dagelijkse activiteiten (Texas Education Agency, 2015). “Vanuit het protocol

doen we de intake, waarbij wij de anamnese afnemen door te vragen nou vertel eens, en daarbij gebruiken we ook het COPM dus eigenlijk aan de hand een open interview. Dan hoor je wel terug of er dingen zijn of mensen veel dingen zeggen waarbij ik wat rode vlaggetjes hoor, waarvan ik denk ooh het zijn voornamelijk overprikkeling klachten die mensen aankaarten, en dan hebben we bij de intake testitems, oefenitems om de eigen zintuigsystemen te testen.” [2]

3.2.2 Meetinstrumenten

Veel ergotherapeuten geven aan dat ze geen specifieke diagnostiek doen bij mensen met zintuiglijke overprikkeling. De meeste ergotherapeuten beschrijven dat zij diagnosticeren aan de hand van observaties. Een aantal ergotherapeuten gebruiken hierbij losse observaties. “Via de COPM vragen

en doorvragen op dat soort dingen en observaties, mensen iets laten doen en kijken hoe dat gaat “[3].

Andere ergotherapeuten zijn AMPS* geschoold en gebruiken de kennis die hieruit naar voren komt. Twee ergotherapeuten gebruiken weleens de AASP om de zintuiglijke overprikkeling in kaart te brengen. Verder worden er verschillende meetinstrumenten gebruikt. Een enkele gebruikt de visueel analoge schaal (VAS schaal)*, dit is het meest bekende meetinstrument om pijn te scoren

(Ergonomiesite, 2006-2017), en de cognitieve aandacht scorelijst, die te vinden is in de cursusboeken van de cognitieve revalidatie cursus. Cognitieve revalidatie* is het richten op herwinnen van

cognitieve vaardigheden, die na NAH beperkt, veranderd of verdwenen zijn (Society for Cognitive Rehabilitation Nederland, n.d.) “En ik heb zelf ook een opleiding gedaan ‘cognitieve revalidatie’”. En

daar wordt er ook gebruik gemaakt van de aandacht score lijst…maar dat is meer een ja/nee

vragenlijst, die gebruik ik ook weleens…1 pagina, A4tje ongeveer. En dan met vragen zoals, heb je last van overprikkeling, ja/nee.” [8]

(21)

Eén ergotherapeut gebruikt de CLCE 24 vragenlijst*. Dit is een meetinstrument om de cognitieve en emotionele klachten na een CVA te ontdekken (Rasquin, Van Heugten, Winkens, Beusmans & Verhey, 2006). Het is onderdeel van ‘niet rennen maar plannen’. Niet rennen maar plannen* zijn verschillende trainingsmodules om te leren omgaan met de cognitieve klachten (Geusgens, Baars-Elsinga, Visser-Meily & Van Heugten, 2014).

3.3 Behandelen

In dit thema wordt toegelicht welke behandelmethodes ergotherapeuten toepassen bij cliënten met zintuiglijke overprikkeling. Dit is te lezen in de volgorde van het behandelproces. Eerst worden de verschillende interventies toegelicht. Hierna wordt de houding/benadering van de ergotherapeut beschreven, gevolgd door uitleg over de therapieruimte, advies thuissituatie en de sociale omgeving.

3.3.1 Interventies

Hieronder zijn verschillende interventies beschreven die ergotherapeuten toepassen bij cliënten die zintuiglijk overprikkeld zijn.

Psycho-educatie

De meeste ergotherapeuten beginnen met het geven van psycho-educatie. Psycho-educatie* is begeleiding waarbij kennis wordt aangeboden over de inhoud van een stoornis en hoe dit zich kan uiten in het dagelijks leven (Boelen et al., 2007). Ergotherapeuten geven uitleg over wat zintuiglijke overprikkeling inhoudt, hoe dit veroorzaakt kan worden en welke mogelijke klachten de cliënt hierdoor kan ervaren. “Een stukje psycho-educatie, wat is het, waarom ontstaat het. Wat kun je

verwachten in de thuissituatie en wat kun je er nu al aan doen.... “[6]

Compensatiestrategieën

Een interventie die veel ergotherapeuten uitvoeren is het dempen of elimineren van de prikkels, oftewel het toepassen van compensatiestrategieën*.

Bij visuele overprikkeling doen zij dit door cliënten te adviseren om licht te dempen door een zonnebril te dragen, gordijnen dicht te doen of een petje te dragen. Ook kan bijvoorbeeld een krant kleiner gemaakt worden of afgedekt worden. Eén ergotherapeut adviseert om gekleurde platen te gebruiken, in een kleur die de cliënten met zintuiglijke overprikkeling beter kunnen verdragen, om dingen mee af te dekken of bijvoorbeeld een computerbeeldscherm deze kleur te geven. “Dan gaan

(22)

maar in kleur. Het is persoonlijk welke kleur die persoon het beste aan staat... Daarmee kun je ook je scherm afdekken en sommige computers kun je het scherm sowieso een bepaalde kleur geven dus dat ga je uitzoeken met de cliënt.” [1]

Bij auditieve overprikkeling wordt geadviseerd aan cliënten om een koptelefoon of oordoppen te dragen om harde geluiden te dempen. “Bij geluid overprikkeling kunnen er ook oordoppen worden

geadviseerd. Dat kan zijn een zonnebril, bij de geluiden hebben we ook altijd de oordoppen, maar daar hebben we het dan ook over. Maar het licht is met name eerst de gordijnen en de zonnebril, dan hebben we van nou ga dat oefenen met meer licht in huis en de gordijnen nog meer open. Zonnebril uit als het buiten niet zo zonnig is, dus daar zijn we mee bezig.” [1]

Verschillende ergotherapeuten geven adviezen over de omgeving van de thuissituatie. Eén ergotherapeut beschrijft dat zij advies geeft over de positionering van de cliënt in de (woon)ruimte, om zo min mogelijk last te krijgen van zintuiglijke overprikkeling en het gebruik bepaalde kleuren in het huis. Zij doet dit door indien mogelijk op huisbezoek te gaan.

“Dat ze zelf in huis meer gaan zitten op plekken als ze ergens naar kijken dat het rustig is. Want als je kijkt naar een plek die onrustig is dan krijg je meteen veel prikkels binnen. De positie van de bank en de positie van de stoelen met alle kleuren en dergelijke.” [1]

Prikkels opbouwen

Vervolgens wordt het aantal prikkels in de behandeling opgebouwd. Zo kan de cliënt geleidelijk wennen aan het aantal prikkels en kan de cliënt weerstand voor de prikkels opbouwen.

Eén ergotherapeut geeft bijvoorbeeld een training voor auditieve overprikkeling. Hierbij wordt er geprobeerd inslijping te krijgen. Eerst in een rustige omgeving, zonder prikkels erbij en later met meer prikkels, op een drukke plek. “Als mensen bijvoorbeeld met commotio bij mij binnenkomen en

ze klagen meteen over licht of geluid. Dan wil ik dat in het begin nog wel elimineren: Tl-balken uit of de gordijntjes dicht. En dat wel weer rustig aan weer opbouwen. Dus als je dan activiteiten doet waar je steeds meer prikkels gaat toevoegen om het ook op te bouwen.“ [7]

Zintuiglijke overprikkeling wordt bij sommige ergotherapeuten niet expliciet behandeld, maar verweven in de behandeling. “Je verweeft het een beetje in je behandeling. Ik denk niet dat je het er

echt uit plukt en daar mee bezig bent, maar het zit er vaak een beetje in en ik denk ook niet dat we er expliciet heel veel aandacht aan besteden. Niet zodat we het eruit pikken, meer dat het in de activiteit dan zit.” [7]

(23)

Dit doen ze door de specifieke activiteit aan te pakken waarbij de cliënt problemen ervaart en hierin de prikkels op te bouwen, dit wordt in het interview ook wel een strategietraining genoemd. “Dan ga

je daar een strategietraining op los laten en dat houdt eigenlijk in dat je hem steeds blootstelt aan steeds meer prikkels en dan hoop je dat hij op een geven moment genoeg weerstand heeft tegen de hoeveelheid prikkels.“ [8]

Belasting/belastbaarheid

Een aantal ergotherapeuten geven aan de belasting/belastbaarheid aan te pakken aan de hand van de activiteitenweger* of de modules van niet rennen maar plannen. Bijvoorbeeld de modules: geheugenproblemen, informatieverwerking en grip op planning. “Ja, de activiteitenweger. Die wordt

heel veel gebruikt eigenlijk altijd. En verder alle belasting/belastbaarheid kennis die we hebben. Er zijn ook mensen met overprikkeling die niet zo goed te helpen zijn en dan doen we ook echt wel belasting/ belastbaarheid en niet rennen maar plannen.“ [5]

ASITT-protocol

Een aantal ergotherapeuten hebben de ASITT-cursus gedaan en behandelen cliënten met zintuiglijke overprikkeling volgens het ASITT-protocol. “Oh dat is bijvoorbeeld een body scan doen, met aandacht

lopen. Het diep lopen in het protocol is het met aandacht lopen. Het diep zitten in het ASITT-protocol is niet meer dan ontspannen zitten.” [5] Dit zijn onder andere ontspanningstechnieken en

oefeningen gericht op de specifieke zintuigen die overprikkeld zijn.

Eén ergotherapeut laat cliënten oefeningen in de therapieruimte met een spiegel doen. Het doel is om de cliënt te laten zien hoe het lichaam beweegt in de ruimte tijdens een oefening, zodat de hersenen de koppeling kunnen maken tussen kijken en voelen. “Dat moeten ze voor een spiegel

doen, omdat we die mix willen hebben van kijken en voelen en dat dat ook klopt…kijken ze in de spiegel, ze zien een beweging, ze voelen een beweging en het past bij elkaar.” [2]

Twee ergotherapeuten maken gebruik van borstelen bij tactiele overprikkeling. Eén ergotherapeut gebruikt eerst een chirurgisch borsteltje, hierna soms een baby washandje, daarna een gewone washand en ten slotte een borstel. “Ik werk met een chirurgisch borsteltje, op het laatst maar soms

begin ik met een baby washandje, dan een gewone washand en dan de borstel. En als het kan meteen de borstel, want dat scheelt natuurlijk wel, want dan kun je behoorlijk aan de slag. Dat is natuurlijk ook fijn want je brengt prikkels toe dus je dient prikkels toe om te leren dempen, dat is in ieder geval erg plezierig.“ [2]

(24)

Mindfulness

Enkele ergotherapeuten passen mindfulness* toe in de behandeling, bij de mindfulness leer je iemand bewust te zijn in het moment, door de aandacht te sturen (Aandachtstraining, n.d.). “Bij heel

veel mensen doen we ontspanningstechnieken, daar gebruiken we de mindfulness bij.” [1] Volgens

één ergotherapeut is het belangrijk de mindfulness te gebruiken bij het behandelen van cliënten die problemen ervaren met zintuiglijke overprikkeling. ”Dus vandaar ook dat die mindfulness zo vreselijk

belangrijk is, dat ze hun lijf leren kennen en bewust met aandacht naar gespannen spieren kunnen gaan en als ze merken dat ze hun aandacht in alle vriendelijkheid aanwezig kunnen laten zijn, dat dat spiertje kan ontspannen, en dat bouw je dan heel langzaam op.” [5]

Overige oefeningen

Eén ergotherapeut traint als laatste het kruisen van de middenlijn met de ogen. Dit is omdat het belastend is en helemaal wordt opgebouwd. Cliënten hebben altijd vermoeide ogen of hebben last van dubbelzien. Oogvolgbewegingen zijn nodig voor het lezen. “Het enige dat misschien goed is om

te weten is dat de oogvolgbewegingen echt op het allerlaatst moeten, omdat dat belastend is en die bouw ik dan ook helemaal op.” [1]

Eén ergotherapeut heeft als oefening de aandacht verleggen. Dit kan door oefeningen zoals, voeten vegen, water drinken of op een snoepje zuigen bij zintuiglijke overprikkeling. Op deze manier wordt de aandacht bij mensen van de zintuiglijke overprikkeling verlegt en kunnen mensen beter

functioneren. “Ja, maar het is wel een hele specifieke want dit prikkelt, wat wij doen prikkelt het

zenuwstelsel. Koud water glijdt langzaam naar beneden, dus dat verlegt de aandacht naar beneden en dat als je merkt dat je focus loslaat, klachten minder worden of even tijdelijk.“ [5]

3.3.2 Houding en benadering

Een aantal ergotherapeuten geven aan rekening te houden met de houding en benadering bij cliënten met zintuiglijke overprikkeling. Een paar ergotherapeuten doen dit door op hun houding te letten: “Ik probeer zo min mogelijk, als ik merk dat ze er last van hebben, te wapperen met handen of

rustig te praten en stil te blijven zitten.” [4]

Enkele ergotherapeuten dragen geen kleding met drukke patronen en één ergotherapeut draagt geen sterk ruikend parfum. “Voorheen had ik altijd streepjes T-shirts en dan hadden we echt een grijs

vest op de afdeling, omdat mensen daar dan helemaal overprikkeld van raakten… zware parfum, zou je daar een voorliefde voor hebben is dat het als therapeut wel handig dat je dat niet op je werk draagt.” [2]

(25)

Met de benadering wordt rekening gehouden, doordat enkele ergotherapeuten rekening houden met het tempo van praten en/of de manier waarop ze informatie aanbieden, erbij tekenen, visueel of verbaal ondersteunen. “Ja, dat is natuurlijk een beetje het cognitieve verhaal waar je rekening mee

houdt. Kijk als iemand moeite heeft met informatieverwerking dan pas je ook je tempo aan qua praten of manier van informatie aanbieden dan maak je het zowel visueel of verbaal, teken je erbij, ja daar pas je je op aan.” [7]

3.3.3 Therapieruimte

Alle ergotherapeuten beschikken over een rustige therapieruimte/ prikkelarme ruimte. “We hebben

een prikkelarme ruimte, die proberen we zo prikkelarm mogelijk te houden. Daar kunnen we ook het licht dempen, we hebben een wat witte muur en daar doen we met name de testen of de

behandeling” [4]. Enkele ergotherapeuten beschreven dat zij de cliënt in de therapie naar een

rustige/witte muur laten kijken. Een enkele ergotherapeut houdt ook rekening met het (TL) licht. Eén ergotherapeut beschrijft de prikkelarme ruimte niet in te zetten in bepaalde fase van het opbouwen van prikkels. “Ja, soms wel dan kiezen we ervoor om een hele prikkelarme ruimte te nemen, of soms

kiezen we ook ervoor om dat juist niet te doen. Dus ja, als iemand dan aan het opbouwen is, dan heeft het niet altijd zin om in een hele rustige ruimte te gaan zitten.” [8]

Deze ergotherapeut beschrijft dat er een rustige wachtruimte beschikbaar is voor zintuiglijk

overprikkelde cliënten. Eén ergotherapeut geeft aan dat de meeste behandelingen op de cliënt hun kamer plaatsvinden, omdat ze in deze omgeving functioneren en deze omgeving al kennen.

3.3.4 Advies thuissituatie

Bij de ergotherapeut wordt er eerst in de eigen omgeving geoefend, daarna in andere omgevingen. “En eerst doen ze dat thuis, in hun eigen omgeving. Maar rijden ze op een gegeven moment auto, dan

kun je ook zeggen nou probeer het ook eens in de auto te doen.” [1]

Eén ergotherapeut geeft adviezen over de inrichting van de omgeving, zoals wel of geen muziek/tv aanzetten of dingen minder uitgebreid ophangen. Adviezen worden gegeven voor zowel de locatie als de thuissituatie. “We geven wel heel regelmatig ook aan, van adviezen over juist wel of geen

gebruik van muziek, of de televisie, die bewust aan en uit zetten, maar dat kan ook zijn dat je de kaarten minder uitgebreid ophangt, zoiets. Dat gebeurt dan in mindere mate, maar daar geven we wel advies over.” [6]

(26)

3.3.5 Sociale omgeving

Alle ergotherapeuten geven aan in de interviews dat zij de sociale omgeving betrekken bij de

therapie. Onder de sociale omgeving* benoemen de ergotherapeuten vooral de partner, het gezin en vrienden. De ergotherapeuten betrekken de sociale omgeving onder andere door uitleg te geven over de situatie, adviezen te geven en de sociale omgeving te betrekken bij een eindgesprek. “En als

wij dan heel veel alleen aan hen uitleggen, we verwachten wel dat het hele gezin mee verandert. En zij krijgen die informatie natuurlijk allemaal niet en mensen kunnen het zelf meestal wat minder goed uitleggen... dus we vragen wel altijd partner en of het gezin een keer mee.” [2]

Bij een ergotherapeut wordt een meeloopdag georganiseerd en de ergotherapeut stimuleert de cliënt om indien mogelijk zelf uitleg te geven aan zijn sociale omgeving. “Als de patiënt goed is, vraag

ik hem of haar om alles aan zijn directe omgeving zelf uit te leggen. Zodat er begrip ontstaat voor waarom sommige dingen wel lukken en sommige dingen niet”. [8]

Enkele ergotherapeuten stimuleren de cliënt om grenzen aan te geven tegenover de partner. “Ja,

regie over te geven, omdat zij het moeten aangeven. En hoe lastig dat ook is, het is wel een probleem wat zij de rest van hun leven met zich mee moeten dragen. Dus waarvan je dan wel hoopt dat die in hun kracht staat om te durven aangeven wat ze nodig hebben.” [6]

3.4 Samenwerken

In dit thema wordt toegelicht hoe de samenwerking is tussen de ergotherapeut en andere disciplines. Daarnaast wordt er toegelicht hoe kennis gedeeld en verkregen wordt.

3.4.1 Multidisciplinaire samenwerking

Een ergotherapeut is vaak de hoofdbehandelaar van cliënten die problemen ervaren in het uitvoeren van activiteiten door zintuiglijke overprikkeling. “Het is verweven in de behandeling die je doet. Het is

wel een multidisciplinaire benadering die we proberen af te spreken. Maar uiteindelijk zit je toch als ergotherapeut meer, doen we het in de praktische zaken.” [6]

Enkele ergotherapeuten geven aan samen te werken met een optometrist. De optometrist* is een oogspecialist die bepaalt of er afwijkingen aan de ogen zijn (Optometristen Vereniging Nederland, 2014). “Voor het lezen en eigenlijk alle klachten werk ik al jaren samen met de optometrist en dat is

een opticien met een gespecialiseerde aantekeningen voor de ogen en de hersenen en het evenwichtsorgaan.” [1]

(27)

echter te maken met de eerste lijn setting, waarin zij werkzaam is. “In de eerste lijn is het matig, want

we zeggen altijd je kan beter niet samenwerken.” [2]

In een revalidatiesetting en ziekenhuizen wordt er multidisciplinair samengewerkt. De meeste ergotherapeuten werken voornamelijk samen met fysiotherapeuten en psychologen. “De

psychologen hier zijn er heel goed in om het te signaleren om de samenwerking te zoeken met de ergotherapeut. En de fysiotherapeut is ook redelijk alert op de overprikkeling.” [8]

Andere ergotherapeuten geven met name advies aan de fysiotherapeuten hoe om te gaan met deze cliënten. “Bij de fysiotherapie niet zo veel aandacht voor, omdat misschien de radio aanstaat of ze in

een groep moeten trainen, dan gaan we altijd wel even in gesprek van wat is eventueel mogelijk, kan de patiënt individueel trainen of misschien op een andere fiets.” [4]

Taakverdeling

Er wordt volgens de meeste ergotherapeuten gezegd dat de samenwerking vooral tussen de

ergotherapeut, psycholoog en fysiotherapeut is. Er zijn ook andere disciplines betrokken bij de cliënt, maar die richten zich niet op zintuiglijke overprikkeling, zoals een maatschappelijk werker.

“Maatschappelijk werk maar die doet daar ook niet zoveel mee.” [7]

Sommige ergotherapeuten geven aan dat de fysiotherapeut alert is op zintuiglijk overprikkeling en hier rekening mee houdt door cliënten tijdens de oefeningen te observeren. “Fysiotherapeuten doen

geen specifieke observaties daarin, meer gewoon vrije observaties en gesprekken voeren en iemand aan het werk zetten en kijken wat er gebeurt.” [7]. Eén ergotherapeut vertelt dat de fysiotherapeut is

betrokken bij het behandelen van cliënten met zintuiglijke overprikkeling door de balans te oefenen.

“Daar doe ik met name de balans mee...Het enige is dat als zij bij de fysiotherapie komen, dan laat ik ze altijd eerst wennen aan de omgeving, want die wachtruimte is natuurlijk altijd vol met mensen.” [1]

Volgens enkele ergotherapeuten wordt benoemd dat de psychologen met name alert zijn op de signalering van zintuiglijke overprikkeling. “De psychologen hier zijn er heel goed in om het te

signaleren om de samenwerking te zoeken met de ergotherapeut. “[8] Psychologen nemen ook

screenings af. “Nou, de psycholoog neemt een screening af. Het wordt ook denk ik wat breder

bekeken dan alleen zintuiglijke informatieverwerking.” [7]

Verschillende ergotherapeuten geven aan dat de psycholoog een rol speelt in de behandeling van cliënten die problemen ervaren door zintuiglijke overprikkeling. Volgens de ergotherapeuten wordt er door de psycholoog rekening gehouden met het maken van keuzes. ”Ja, dat is een beetje een

(28)

combinatie van... want een psycholoog is ook vaak…overprikkeling is niet alleen omgaan met overprikkeling maar het is ook keuzes maken.” [8].

3.4.2 Kennis verwerven en scholing

De meeste ergotherapeuten baseren de behandeling op de kennis uit de ASITT of de cognitieve revalidatie cursus. Eén ergotherapeut heeft aanvullend informatie bij Tomatis verkregen, over het behandelen van zintuiglijke overprikkeling bij cliënten ten gevolge van NAH. Tomatis* is een praktijk voor luistertherapie, logopedie en sensorische informatieverwerking (Tomatis, 2017). Voor

aanvullende kennis hebben enkele ergotherapeuten zich verdiept in onderwerpen die draagvlak hebben met zintuiglijke overprikkeling, zoals hoogsensitiviteit, psychosomatiek en mindfulness. Hoogsensitiviteit* is een karaktereigenschap van mensen. Mensen met hoogsensitiviteit ervaren prikkels eerder en/of heftiger, waardoor ze juist druk of teruggetrokken gedrag gaan vertonen (Mens en gezondheid, 2009-2017). Psychosomatiek* houdt in dat mensen met psychische problemen, lichamelijke klachten gaan vertonen (Psycho consult, n.d.). Twee ergotherapeuten geven aan geen cursussen te volgen rondom zintuiglijke overprikkeling.

SI geschoolde ergotherapeuten geven aan dat zintuiglijke overprikkeling een ondergeschoven kindje is en dat er meer kennis gegenereerd kan worden. Terwijl ergotherapeuten die cognitief geschoold zijn, vinden dat zintuiglijke overprikkeling een klein onderdeel van NAH is. Zij hebben geen behoefte aan aanvullende informatie. “Nee, ik denk juist dat wij er zoveel mee doen en zoveel jaar ervaring in

hebben. Dan heb ik het niet over mij persoonlijk maar met zijn allen. Dat ik soms juist bepaalde dingen mis, ik probeer dan altijd wel verder te komen met dit onderwerp, maar ik heb het gevoel dat ik niet meer kennis kan krijgen dan wat ik nu weet.” [6]

Kennis delen

Het delen van de verkregen kennis wordt op verschillende manieren gedaan. Zo geeft één van de ergotherapeuten de ASITT-cursus en leidt dus mensen op, om cliënten die last hebben van zintuiglijke overprikkeling te begeleiden en te ondersteunen. Hier schrijft zij ook artikelen over. Ergotherapeuten geven aan vooral kennis te delen met collega’s. Sommige geven interne

presentaties over de verkregen kennis, zoals van cursussen. Eén ergotherapeut deelt kennis via hun systeem ‘het leerhuis NAH’, één ergotherapeut deelt kennis door op hogescholen presentaties te geven en één ergotherapeut deelt kennis door workshops te geven over mindfulness.

Een aantal ergotherapeuten zitten in de ASITT-werkgroep. Hier zitten in totaal 25 ergotherapeuten in, hier worden interne en externe lezingen gegeven. “Heel veel, ongeveer 25 therapeuten, we komen

(29)

neuroloog die het had over een ander manier van benaderen van mensen met NAH klachten, meer vanuit de emotie.” [1]

Eén ergotherapeut deelt kennis via een intervisiewerkgroep van cognitieve revalidatie, waarin ze casussen bespreken. Hier komt zintuiglijke overprikkeling regelmatig aan de orde. Een ander deelt meer met de werkgroep CVA, daar wordt zintuiglijke overprikkeling weleens besproken. “Er is een

CVA-werkgroep daar is het een onderdeel van, wij hebben zelf klinische lessen waarin de NAH besproken wordt en verder is het een speerpuntje van de vakgroep zeg maar. ……En dan is het meer het cognitieve algemeen verhaal, maar daar zit overprikkeling bij.“ [3]

(30)

4 Discussie

In dit hoofdstuk wordt beschreven wat de interpretatie van de resultaten is, waarbij er wordt gekeken naar de overeenkomsten en verschillen tussen de praktijk en het literatuuronderzoek. Daarna wordt er een kritische reflectie van dit onderzoek gegeven.

4.1 Interpretatie en verklaring resultaten

Aan de hand van de thema’s van de resultaten worden de resultaten bediscussieerd.

In het praktijkonderzoek was het mogelijk te specificeren op NAH en ergotherapie. In de

wetenschappelijke literatuur is weinig bekend over zintuiglijke overprikkeling bij cliënten ten gevolge van NAH. Tijdens het zoeken naar literatuur hebben de studenten er voor gekozen om naast NAH ook andere doelgroepen te includeren die problemen ervaren door zintuiglijke overprikkeling. Literatuur die gevonden is over cliënten met zintuiglijke overprikkeling is bijvoorbeeld bij autisme en is met name gericht op kinderen. De resultaten uit de literatuur zijn niet generaliseerbaar naar de doelgroep NAH en hierdoor minder goed te vergelijken met de resultaten uit het praktijkonderzoek.

4.1.1 Cliënt

Uit het praktijkonderzoek is gebleken dat mensen met zintuiglijke overprikkeling veel problemen ervaren in de uitvoering van activiteiten. Voorbeelden van activiteiten die genoemd zijn, zijn: werken, deelnemen aan het verkeer, huishoudelijke taken en sociale activiteiten. Hierbij kunnen mensen een bepaalde rol, zoals de rol van ouder, of rol van werknemer niet meer vervullen. Dit wordt beiden bevestigd vanuit de literatuur. Bar-Shalita, Vatine & Parush (2008), Hochhauser & Engel-Yeger (2010) en White, Mulligan, Merrill & Wright (2007). Abernethy (2010) en Koenig & Rudney (2010) tonen aan dat mensen met zintuiglijke overprikkeling of problemen in de zintuiglijke informatieverwerking een negatief effect ervaren op de uitvoering van algemene dagelijkse

levensbehoefte (ADL)*. Volgens Abernethy (2010), Kinnealey, Koenig & Smith (2011), Koenig & Rudney (2010) en Cosbey, Johnston & Dunn (2010) blijken dat problemen in de zintuiglijke informatieverwerking of zintuiglijke overprikkeling bij cliënten zorgen voor verminderd sociaal functioneren.

(31)

4.1.2 Diagnostiek

Het praktijkonderzoek wijst uit dat er maar één meetinstrument gebruikt wordt voor de diagnostiek van zintuiglijke overprikkeling bij cliënten. Een paar ergotherapeuten kent de AASP en een enkeling geeft aan deze ook te gebruiken. De overige instrumenten zijn niet genoemd in het onderzoek. Het meest voorkomende instrument om problemen in de zintuiglijke informatieverwerking te diagnosticeren is the Sensory Profile (Brown, Tollefson, Dunn, Cromwell, & Filion, 2001). Hier zijn veel variaties op gemaakt waaronder The Adult Sensory Profile.

De Sensory Over-Responsivity Scales* (SensOR) is een meetinstrument dat de overgevoeligheid op zintuiglijke informatie test (Schoen, Miller & Green, 2008). Bij de Sensory Perception Quotiënt* (SPQ) is het doel van dit instrument om de basis zintuiglijke informatieverwerking te onderzoeken, door middel van een vragenlijst (Robles, Ballabriga, Diéguez & Silva, 2011). De SensOR en SPQ zijn echter niet teruggekomen in het praktijkonderzoek.

4.1.3 Behandelen

Uit het praktijkonderzoek is naar voren gekomen dat een aantal ergotherapeuten ASITT geschoold zijn en zich specifiek richten op cliënten met zintuiglijke overprikkeling.

In het literatuuronderzoek is geen wetenschappelijke literatuur over het ASITT-protocol gevonden. In de literatuur wordt voornamelijk de term SI gebruikt, dit heeft overlap met het ASITT-protocol. Vanuit de literatuur is gebleken dat SI een positief effect kan hebben op het handelen bij mensen die problemen ervaren in de zintuiglijke informatieverwerking (May-Benson & Koomar, 2010). Door gebrek aan kwalitatief bewijs, zijn de resultaten niet overtuigend genoeg (Schaaf & Nightlinger, 2007). Andere ergotherapeuten behandelen onder andere op basis van de cursus cognitieve revalidatie, echter wordt hier niet specifiek gericht op zintuiglijke overprikkeling, maar meer op de cognitie in geheel. Cognitieve revalidatie is in de literatuur niet naar voren gekomen.

4.1.4 Samenwerking

Over dit thema hebben de studenten geen literatuuronderzoek gedaan. Vanuit de literatuur kan hier niets over gezegd worden. In het praktijkonderzoek zijn wisselende uitspraken gedaan over de samenwerking. Je kunt stellen dat ergotherapeuten de hoofdbehandelaars zijn bij cliënten met zintuiglijke overprikkeling. Enkele ergotherapeuten geven aan voornamelijk samen te werken met de fysiotherapeut en psycholoog. De taken zijn niet eenduidig verdeeld. Dit onderwerp heeft binnen het afstudeeronderzoek te weinig op de voorgrond gestaan om hier een eenduidige uitspraak over te doen, echter zou dit wel een waardevol aspect van de behandeling kunnen zijn en zou dit in de toekomst uitgezocht kunnen worden.

(32)

4.2 Kritische reflectie onderzoek

Het onderzoek is volgens de studenten goed verlopen. Zo verliep de samenwerking tussen de studenten erg goed, zij zijn vaak samengekomen en hebben alle onderdelen van het onderzoek in samenspraak gedaan.

Terugkijkend naar de methode van het onderzoek zijn er een aantal beperkingen die mogelijk invloed hebben gehad op de uitvoering en de resultaten van het praktijkonderzoek.

De studenten hebben weinig ervaring met het doen van kwalitatief onderzoek, daardoor hebben zij meer tijd nodig gehad om zich te verdiepen in de methode van het onderzoek.

Het werven van ergotherapeuten kostte meer tijd, dan waar de studenten vooraf rekening mee hadden gehouden. Het opstellen van een goede en duidelijke wervingsmail en informatiebrief duurde langer dan gepland. Daarnaast hadden ze beter eerst kunnen beginnen met de ergotherapeuten telefonisch te benaderen. Door te wachten op de mails hebben zij veel tijd verloren.

De studenten hebben beperkt aantal ergotherapeuten geïnterviewd. Dit kan invloed hebben op de resultaten. Met meer interviews zouden er meer ervaringen van ergotherapeuten uitgevraagd kunnen worden, waardoor er meer onderbouwing zou kunnen zijn.

Door tijdens de interviews niet diep genoeg door te vragen op de onderwerpen activiteiten en rollen, is mogelijk informatie gemist over het betekenisvol handelen van cliënten.

Bij enkele interviews is naar voren gekomen dat de definitie van zintuiglijke overprikkeling niet eenduidig was. De studenten hebben gedurende de interviews ontdekt dat door enkele

ergotherapeuten, cognitieve overprikkeling werd verward met zintuiglijke overprikkeling. Door de grote samenhang tussen de begrippen is het lastig deze uit elkaar te houden. In een

vervolgonderzoek kan hier rekening mee worden gehouden, door een duidelijke toelichting van de begrippen van zintuiglijke en cognitieve overprikkeling vooraf aan het onderzoek, aan de

ergotherapeuten te geven.

De studenten bevelen aan om nog meer onderzoek over zintuiglijke overprikkeling bij cliënten te doen. Voor een vervolgonderzoek wordt er aangeraden om cliënten met problemen wegens zintuiglijke overprikkeling ten gevolge van NAH te interviewen en hierbij dieper in te gaan op de invloed op het dagelijks leven met name op het gebied van activiteiten en rollen. Daarnaast zou het zinvol zijn om onderzoek te doen naar de effectiviteit van bovenstaande diagnostiek en

behandelmethode. Met deze informatie kan er een eenduidige richtlijn worden ontwikkeld om de ondersteuning voor deze doelgroep te optimaliseren.

(33)

5 Conclusie

Onderstaand concluderen de studenten wat de belangrijkste bevindingen zijn uit het onderzoek en geven antwoord op de hoofdvraag. De aanbevelingen zijn apart beschreven in hoofdstuk 5.1. Hoofdvraag:

Welke aanbevelingen zijn te geven aan ergotherapeuten die cliënten behandelen met niet

aangeboren hersenletsel die problemen ervaren met zintuiglijke overprikkeling met betrekking tot diagnostiek en behandelmethodes?

Ergotherapeuten hebben voor cliënten die problemen ervaren door zintuiglijke overprikkeling ten gevolge van NAH, geen eenduidige diagnostiek en- behandelmethode.

Uit het onderzoek is gebleken dat veel ergotherapeuten de hoofdbehandelaar zijn van cliënten met problemen in het uitvoeren van activiteiten door zintuiglijke overprikkeling.

Voor het inventariseren van de hulpvraag van de cliënt gebruiken alle ergotherapeuten de COPM. Enkele ergotherapeuten passen specifieke diagnostiek toe, volgens het ASITT-protocol. Andere ergotherapeuten doen dit aan de hand van losse observaties. Een enkele ergotherapeut gebruikt de AASP om zintuiglijke overprikkeling te diagnosticeren, dit meetinstrument komt ook het meest naar voren in de literatuur.

Een belangrijke interventie is het geven van psycho-educatie. Bij zintuiglijke overprikkeling worden prikkels eerst gedempt of geëlimineerd. Later wordt de hoeveelheid prikkels opgebouwd, zodat cliënten kunnen wennen aan de prikkels. Problemen met belasting/belastbaarheid is vaak een klacht bij zintuiglijke overprikkeling. Dit wordt aangepakt met de activiteitenweger of niet rennen maar plannen.

Uit onderzoek is gebleken dat enkele ergotherapeuten geschoold zijn in ASITT. Zij maken gebruik van dit protocol in de behandeling van cliënten met zintuiglijke overprikkeling. Daarnaast wordt er gebruik gemaakt van ontspanningstechnieken uit de mindfulness.

Over de omgeving kan de ergotherapeut adviezen geven. Dit kan zijn de lichamelijke positionering in de (eigen) omgeving of de inrichting van de omgeving. Daarnaast past de ergotherapeut de

therapieruimte zo goed mogelijk aan, aan de cliënt.

Om een effectieve behandelmethode te geven passen ergotherapeuten hun eigen houding aan door handen onder tafel te houden, rustig te praten en stil te blijven zitten. Zij dragen ook geen kleding met drukke patronen of gebruiken geen sterk ruikend parfum.

(34)

5.1 Aanbevelingen

In dit hoofdstuk worden de aanbevelingen gegeven aan ergotherapeuten, hierin zijn de thema’s van het onderzoek aangehouden op het thema de cliënt na.

5.1.1 Diagnostiek

● Het diagnosticeren van specifieke zintuiglijke overprikkeling bij cliënten om te beoordelen/ te bepalen of dit het hoofdprobleem is.

● De Sensory profile, Sensory Over-Responsivity(SensOR) Scales en Sensory Perception Quotiënt (SPQ) kunnen gebruikt worden om zintuiglijke overprikkeling te diagnosticeren. ● Het ASITT-protocol gebruiken bij de intake en diagnostiek.

5.1.2 Behandeling

Interventies

● Het gebruiken van het ASITT-protocol in de behandeling.

● Psycho-educatie aan cliënt geven over zintuiglijke overprikkeling en de gevolgen daarvan. ● In het begin van de behandeling richten op het dempen of elimineren van prikkels

(Bijvoorbeeld: bij visuele overprikkeling het dragen van een zonnebril of bij auditieve overprikkeling het dragen van oordoppen)

● Het langzaam opbouwen van prikkels.

● De belasting/belastbaarheid aanpakken, bij problemen van vermoeidheid. Dit kan met de activiteitenweger of ‘niet rennen maar plannen’.

● Ontspanningstechnieken en oefeningen vanuit de mindfulness toepassen.

Houding/benadering

● Letten op de houding: handen onder tafel, rustig praten en stil blijven zitten. ● Geen kleding dragen met drukke patronen.

● Geen sterk ruikend parfum dragen.

● De manier van informatie aanbieden: visueel of verbaal ondersteunen.

Therapieruimte

● Cliënten behandelen in een rustige therapieruimte/prikkelarme ruimte, als zij veel problemen van zintuiglijke overprikkeling ervaren.

(35)

● Rekening houden met de fysieke positionering van de cliënt in de ruimte (door cliënten bijvoorbeeld tegenover een witte muur te plaatsen).

● Rustige wachtruimte faciliteren.

Advies thuissituatie

● Cliënten adviseren over thuisomgeving (inrichting van het huis, kleurgebruik, wel/geen muziek/tv aan, dingen ophangen etc.)

● Eerst in eigen omgeving van de cliënt oefenen, daarna in andere omgevingen.

Sociale omgeving

● De sociale omgeving betrekken bij de therapie door uitleg te geven over de situatie, adviezen te geven en te betrekken bij een eindgesprek.

● Cliënten stimuleren om grenzen aan te geven tegenover de naasten.

5.1.3 Samenwerking

Multidisciplinaire samenwerking

● Bij het behandelen van cliënten met zintuiglijke overprikkeling, andere disciplines betrekken. ● Een onderlinge taakverdeling zou effectief kunnen zijn, hier moet echter meer onderzoek

naar gedaan worden.

● Geef advies aan de overige disciplines als er geen rekening wordt gehouden met zintuiglijke overprikkeling.

Kennis

● Het volgen van de ASITT-cursus.

● Indien de therapeut niet bekwaam is deze doelgroep te behandelen kan er doorverwezen worden naar een ASITT geschoolde ergotherapeut.

● Samenwerking met de optometrist zoeken als een cliënt problemen ondervindt met visuele overprikkeling.

● Verdiepen in de beschikbare kennis door bijvoorbeeld het volgen van een cognitieve revalidatie cursus en kennis opdoen bij Tomatis.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Door op gezette tijden deze dosis te meten, kan, als de dosis te hoog wordt, de laborant gewaarschuwd worden voorlopig niet meer met radioactief materiaal te

Richtlijn Probleemgedrag bij volwassen met een

1.5 De tolkvoorziening, zoals bedoeld hierboven in lid 1.1 tot en met 1.4, staat open voor personen die een verklaring van de huisarts of behandelend medisch specialist

heeft respect voor het recht van de cliënt om niet of niet langer deel uit te maken van een onderzoek, zonder dat dit negatieve consequenties voor de cliënt heeft.. die de rol

Van betekenis kunnen en mogen zijn, te mogen zorgen voor iemand is van zeer grote meerwaarde voor het psychisch welbevinden van de persoon met dementie.. Daarnaast zorgt het

Het symposium werd georganiseerd door de Stichting Subcommissie Stolling van de CCKL en de Federatie van Nederlandse Trombosediensten op 7 juni 1996 te Apeldoorn.. De geschiedenis

Tevens moet er meer onderzoek gedaan worden naar biomarkers die de respons op bevacizumab kunnen voorspellen aangezien maar een gedeelte van de patiënten een

Erfelijk materiaal uit ene organisme in een ander organisme gebracht die niet tot dezelfde soort behoren. Genetische modificatie = Genetische manipulatie Een veranderd organisme