• No results found

Frederik Dhondt, Op zoek naar glorie in Vlaanderen. De zonnekoning en de Spaanse successie (1707-1708)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Frederik Dhondt, Op zoek naar glorie in Vlaanderen. De zonnekoning en de Spaanse successie (1707-1708)"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

© 2013 Royal Netherlands Historical Society | KNHG

Creative Commons Attribution 3.0 Unported License

URN:NBN:NL:UI:10-1-109988 | www.bmgn-lchr.nl | E-ISSN 2211-2898 | print ISSN 0615-0505

BMGN - Low Countries Historical Review | Volume 128-3 (2013) | review 69

Frederik Dhondt, Op zoek naar glorie in Vlaanderen. De zonnekoning en de Spaanse

successie (1707-1708) (Standen en landen 108; Heule: UGA, 2011, 518 pp., ISBN 978 90 8977 242 8).

Dankzij de (aanstaande) driehonderdjarige herdenkingen van de Vrede van Utrecht (april 2013), de Hannoverse Successie in Engeland (augustus 1714) en de dood van Lodewijk XIV (september 1715) kan de vroege achttiende eeuw momenteel rekenen op grote

belangstelling van historici. De Vlaamse historicus Frederik Dhondt leverde zijn bijdrage met een doorwrochte studie van de politieke en militaire strategie van de Franse koning in de Spaanse Successieoorlog (1702-1713).

De Spaanse Successieoorlog vormde het sluitstuk van een serie oorlogen in

Europa die een generatie had getekend. Inzet was de Spaanse erfenis, die na de dood van Karel II geclaimd werd door zowel een Franse als een Oostenrijkse pretendent. De

afsluiting van de oorlog, de Vrede van Utrecht, veranderde niet alleen de kaart van Europa maar ook het internationale systeem: het streven naar een machtsevenwicht zou in de achttiende eeuw de sturende factor zijn in de internationale betrekkingen. De oorlog verschilde in een aantal opzichten wel van eerdere conflicten. De Spaanse Successieoorlog werd voornamelijk bepaald door veldslagen in plaats van belegeringen en was daarom aanzienlijk dynamischer dan het voorgaande conflict, de Negenjarige Oorlog (1688-1697). Toch slaagde geen van de strijdende partijen erin met een

beslissende veldslag de oorlog te winnen. Bovendien vocht Frankrijk voor het eerst een defensieve oorlog. Hoewel Frankrijk uiteindelijk de oorlog tegen een alliantie van de Republiek, Engeland en Oostenrijk verloor, mocht de Franse prins Filips van Anjou de Spaanse kroon behouden en had Frankrijk zijn territoriale integriteit behouden.

Frederik Dhondt schreef een grondige studie over de veldtochten van het Franse leger in Vlaanderen in de jaren 1707 en 1708. De doelstelling van zijn studie lijkt tweeledig: ten eerste streeft hij naar een herevaluatie van de Franse militaire strategie en de rol van de koning zelf in het proces. Zo meent hij dat de koning voor een belangrijk deel beperkt werd in zijn mogelijkheden door rivaliserende ministers en generaals. De achterflap presenteert met trots dat Dhondt aantoont dat Lodewijk XIV in het geheel niet het ‘prototype van de absolute Ancien Régimevorst’ was. Dat beeld is natuurlijk al lang niet meer courant, al is de gedetailleerde bewijsvoering van Dhondt wel een belangrijke invulling van dit inzicht. Veel interessanter is zijn tweede doel: hij wil doen aan integrale

(2)

geschiedschrijving. Onderzoek naar oorlog en diplomatie, lange tijd door historici verwaarloosd, werd nieuw leven ingeblazen door de New Military History en de New Diplomatic History. Die streefden naar het integreren van oorlog en diplomatie in hun sociale, economische en culturele context. Dhondt zet deze lijn door in een poging een totaalgeschiedenis van de oorlog gedurende twee jaren te schrijven, waarin hij aandacht schenkt aan hofintriges, pamfletoorlogen, militaire strategieën, ruzies tussen ministers en generaals, et cetera.

Zijn boek bestaat uit een grondige introductie waarin niet alleen de situatie in Europa rond 1700 maar ook de bestaande historiografie uitvoerig wordt uiteengezet. Het tweede deel van het boek, bestaande uit vier hoofdstukken, geeft een feitelijke

reconstructie van de veldtochten van 1707 en 1708 en onderzoekt de rol van de koning daarin. Het derde deel concentreert zich voornamelijk op het diplomatieke bedrijf, de rol van de onderhandelingen in het beëindigen van de oorlog. Het boek eindigt met

uitgebreide appendices met persoonslijsten, chronologieën, stambomen en een indrukwekkende goed-ingedeelde bibliografie.

Dhondt, die momenteel met een promotie bezig is aan de Universiteit Gent,

schreef deze studie als een Masterscriptie, die werd bekroond met diverse scriptieprijzen, onder andere van de Werkgroep Achttiende Eeuw. Om als Masterstudent een dergelijk erudiet, 500-pagina’s tellend zwaar geannoteerd vernieuwend boek op tafel te leggen is inderdaad een uitmuntende prestatie. Zijn onderzoek is grondig en begeeft zich

gemakkelijk op het gebied van de geschiedenis van het recht, diplomatie, politiek en leger van verschillende landen. Zijn poging tot het schrijven van integrale geschiedenis mag gelden als een oproep aan andere historici.

Maar ondanks waardering voor deze studie is kritiek toch ook noodzakelijk. Een veel strakkere redactie was nodig bij het omzetten van de scriptie in het boek, dat nu een aantal tekortkomingen heeft. Dat betreft ten eerste de stijl waarin het boek geschreven is. Lange zinnen met diverse bijzinnen en tangconstructies maken het lezen van deze studie een moeizame ervaring. Het taalgebruik is pompeus en soms te abstract, en kenmerkt zich door taai feitelijk proza gelardeerd met onhandige metaforen. Voorbeelden: ‘Het lijkt ons evenzeer essentieel niet toe te geven aan de cognitieve neiging om voorliggende situaties in te delen volgens strakke ordeningsprincipes’ (20, betekenis wordt verder niet toegelicht); ‘dit eindbeeld draagt een aantal feitelijkheden in zich’ (23). De hertog van Marlborough ‘is zo het enige lichtpunt in een aanslepende, vervelende worsteling met te veel onverstandige directe aanvallen’ (114).

Ook de argumentatielijn en structuur kunnen beslist beter. In de inleiding van maar liefst zestig pagina’s (inclusief een opsomming van twintig pagina’s van relevante historiografie) zocht ik tevergeefs naar een heldere doelstelling van deze studie en formuleert de auteur wellicht teveel vragen. Juist omdat de auteur een integrale,

panoramische geschiedschrijving voorstaat, is het noodzakelijk een messcherpe centrale vraag te formuleren en die systematisch uit te werken. De onderzoekshoofdstukken zelf zijn grondig maar evenementieel en worden pas in subconclusies weer strakgetrokken. In

(3)

de eindconclusie blijft het ook een beetje zoeken naar wat het boek nu in feite betoogt en mist een adequate terugkoppeling naar de bestaande historiografie en de relevantie van het onderzoek daarin. De auteur belooft veel maar maakt in de conclusie minder waar.

Het eindoordeel is dan ook gemengd; naast de waardering voor de eruditie, de grondigheid van het onderzoek en het getoonde lef van de auteur bleef bij mij de indruk achter dat het boek qua schrijfstijl en structuur onhelder, en qua doelstelling te weinig afgebakend is. Dat neemt niet weg dat het evident is dat deze studie het product is van een getalenteerd historicus die ongetwijfeld in de toekomst meer mooie resultaten zal leveren.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

En este apartado se ha realizado un análisis del porcentaje de ESEs que desarrollan proyectos en cada uno de los sectores y, tal y como se puede ver en la figura 72, un 52% de

[r]

penningmeester van de “De Vlag”, te Mol, geweest is; dat uit de behandeling der zaak niet is gebleken dat hij veel uiterlijke propaganda zou gemaakt hebben noch ook dat de “De

6 Fase 1: de docent verheldert leerdoelen en deelt de criteria voor succes ⇒ bijvoorbeeld door leerlingen aan de hand van voorbeelden van recensies te laten reflecteren op waar

Finaal formuleert het archeologisch vooronderzoek een beargumenteerde inschatting van het potentieel voor kennisvermeerdering van eventueel aanwezige archeologische resten binnen

De metafoor sluit aan op de manier waarop geschiedenis functio- neert binnen de offi ciersopleidingen van de NLDA, de Nederlandse Defensie Academie, die net als het

Voor schepenen van Den Bosch werden gedurende het Twaafjarige Bestand 184 promesses van Tilburgers aan Bossche- naars verleden met een totale waarde van ƒ 45.080." In 1609

Waar Marlborough omzeggens de handen vrij had in de Nederlanden (hij was wel gehouden bij het begin van het jaar een overzicht van zijn plannen voor de zomer voor te leggen aan